mary heilmann Baca-laureaat 2012 bonnefantenmuseum maastricht
bijlage bij Z u i d e r l u c h t | oktober 2012
3 5 8 11
1
Palazzo, hink-stap-sprong naar renaissance Joost Zwagerman over exile on main st. Nieuw licht op schilderijen Jacob Jordaens De naakte waarheid omtrent de Diana tapijten
www.zuiderlucht.eu
oktober 2012
mary heilmann: “Schoonheid en vreugde putten uit de schoonheid van het handwerk. Daar heb ik mijn zinnen op gezet. Juist in de kunstwereld van nu, waarin zo veel gaat over luxe en het vertoon van rijkdom.” Mary Heilmann in een interview met Tom Butter, Whitehot Magazine, New York, september 2007. door Mariette Haveman
Home Sweet Home; a Sweet American Song It’s Always Summer on the Inside The Indiscipline of Painting Some Pretty Colors Saturday Night Kiss Heaven & Hell All Tomorrow’s Parties The All Night Movie Good Vibrations Home To Be Someone To Be Someone To Be Someone
P
opsongs, zou je denken, uit het klassieke repertoire. Bij sommige komt de bijbehorende melodie en sfeer meteen te voorschijn uit de woorden. Feitelijk is het een kleine compilatie van solotentoonstellingen van de kunstenares Mary Heilmann sinds 1999 tot en met haar eerste grote retrospectief in de Orange County Museum of Art in Californië, in 2007. “Elk van mijn schilderijen kan gezien worden als een autobiografische plaatsbepaling, een hint waarin ik een moment uit mijn verleden oproep, of mijn beoogde toekomst”, aldus het begin van haar autobiografie The All Night Movie uit 1999. Net als met de titels geeft zij hier meteen een handreiking over hoe haar werk bekeken mag worden, wat zij van ons wil, en wat zij ons wil geven. Mary Heilmann (San Francisco, 1940) was tot voor kort geen internationale ster, haar naam is in Nederland nauwelijks bekend. Zeker niet vergeleken bij de vrienden en tijdgenoten met wie ze ruimtes, ateliers en maaltijden deelde: Robert Smithson, Carl Andre, Dennis Oppenheim, Dan Flavin, John Baldessari, Gordon Matta-Clark, enzovoorts. Ze dropt de namen van internationale sterren als kiezelsteentjes door haar autobiografie, niet om op te scheppen maar omdat dit simpelweg de entourage
Ghost Chair 1989 137.2 x 91.4 cm
2
www.zuiderlucht.eu
oktober 2012
een leven in verf Een verkeerd woord boven je abstracte schilderij kon het einde van je loopbaan inluiden. was waarin ze leefde. Het werkt als een soort tijdlijn: de conceptuelen, de minimalisten, later de postmodernisten - ze kende ze allemaal. “Koken, geweldig, uitgebreid koken was een centraal onderdeel van het sociale leven in New York in de jaren zeventig. Die festijnen namen hele dagen in beslag, waarbij we liters marguerita, pure tequila, Tsingtao bier, Buffalo grass wodka en wijn achteroversloegen.” The All Night Movie is een relaas van vrienden, feesten, leven op de top van de wereld, een film zonder eind, met grote ups en downs. Het is een kunstenaarsleven zoals dat overal kan worden geleid, ook in Amsterdam en in Enschede, alleen was dit de Olympus en betrof het hier de namen die wij gewone stervelingen alleen kennen uit boeken en museumzalen. Dat heeft af en toe iets onwerkelijks, en Heilmann beschrijft ook haar eigen gecompliceerde relatie tot die godenwereld. Die relatie, de manier waarop ze zich tot het klimaat om haar heen verhield, met enthousiasme en humor en een beetje distantie, is van groot belang voor het begrijpen van haar oeuvre. Moet een oeuvre worden ’begrepen’? Ten dele. In haar geval voegt het boek zeker iets wezenlijks toe aan haar werk. Zoals ook haar titels dat doen. Good Vibratons, Pink Mirage, Road Trip, Green Wave, Surfer’s Dream. Een biografie in observaties, klanken en kleuren, opgeslagen als herinneringen, teruggegeven als schilderijen. Titels zijn een bescheiden maar informatierijk onderdeel van de geschiedenis van de moderne kunst. Ze hebben hun eigen psychopathologie en je kunt er veel uit opmaken: over kunstenaarspersoonlijkheden, over de mate waarin een kunstenaar bereid is zich bloot te geven, wat hij of zij wil laten zien, en ook, als je er een hele hoop chronologisch achter elkaar zet, over het verloop van de kunst: het hele kronkelpad van do’s en don’ts, musts en nono’s. De vroege kubisten gebruikten sobere beschrijvende titels die vaak juist door
3
Good Vibrations Diptych, Remembering David 2012 101.6 x 152.4 cm
hun kortheid meer suggereerden: Meisje met mandoline, Ma Jolie. Picasso was, dwars door alle stijlen en periodes heen, uiterst klassiek in zijn titelgebruik, en hetzelfde gold voor Matisse: Zittende bader, Odalisque, La repose. Strategisch of niet, daarmee plaatsten zij zichzelf meteen in de traditie van de kunst; niet de moderne, maar de tijdloze. De surrealisten waren meesters van het woord, en tussen hen is Magritte, met zijn Middernachtelijk huwelijk, Verdwaalde jockey en Le viol de meest consistente. Zoals Mary Heilmanns titels meteen een wereld oproepen van ruisende gitaren en golven op het strand en landschappen met lange rechte lijnen, zo kun je bij hem het gevoel hebben dat er een naamsverwisseling heeft plaatsgevonden: deze titels zijn niet van Magritte maar van Maigret! Titels geven niet alleen informatie over een kunstwerk of de tijd waarin het gemaakt is, ze maken er ook deel van uit: ze sturen de
www.zuiderlucht.eu
waarneming, voegen een kleur toe of een sfeer, en soms zijn het kleine colleges. Het sterkste voorbeeld daarvan is, alweer, Magritte, in zijn befaamde La trahison des images: een schilderij van een pijp, met daaronder geschilderd de woorden: ‘Ceci n’est pas une pipe’.
I
nderdaad, beelden bedriegen. Bedrog is een inherent onderdeel van de kunst, oud of modern, en titels doen vaak in dat spel mee. Neem Jean Arps collage uit 1916, van rechthoekjes wit en blauw papier op een grijs vlak. De suggestie en het verhaal erbij zijn dat Arp de gescheurde stukjes papier op het vlak liet vallen en daarna vastlijmde waar ze toevalligerwijs neerkwamen. Het kan zijn dat hij dat heeft gedaan. Maar wat er nooit bij wordt vermeld is hoe vaak hij de stukjes papier op het vel liet vallen, net zo lang tot het arrangement precies het juiste ritme had. Het is
>>
oktober 2012
Surprise 2012 95.9 x 120.7 cm (diptych)
dezelfde toevalligheid die kunstenaars als Jackson Pollock later begonnen te gebruiken: Nr. 1(Lavender Mist), Green Silver, Blue Poles. Het lijkt makkelijk maar is in feite een moeilijke en omslachtige strategie, zoals Mary Heilmann ontdekte toen zij in de jaren tachtig een tijdlang abstract expressionistische schilderijen pasticheerde (”ik heb er niet zo veel gemaakt; het was gewoon te veel gedoe”). Met Pollock zitten we alweer middenin de periode van het echte gestaalde Amerikaanse modernisme, tussen ruwweg 1940 en 1980, toen kunstenaars gingen piekeren over het manipulatieve aspect van titels, en trouwens ook van voorstellingen. Een abstract schilderij dat vagelijk iets voorstelde gold als mislukt of artistiek onzuiver. Het liep gevaar in de ban te worden gedaan door de kunstpausen Clement Greenberg en Harold Rosenberg die een ongelooflijke invloed hadden. Als Greenberg in de Partisan Review schreef dat een kunstenaar de verkeerde weg was ingeslagen, dan zag het
4
er slecht voor hem of haar uit. En de verkeerde weg, die liep in de diepte: elke hint van de derde dimensie gold als een waagstuk. Kunstenaars vernietigden werk uit een eerdere periode met figuratieve elementen, en verketterden elkaar als bourgeois bij het minste vermoeden van een achterliggend ‘verhaal’: zo werd Rothko door (andere) critici veroordeeld vanwege zijn mythomorphic abstractionism. Schilderijen met namen als Antigone, Oedipus, Iphigenia, Leda, The Furies: dat rook naar literaire besmetting, de ergste die er was. Geen wonder dat kunstenaars in die periode erg preuts en terughoudend werden in het benoemen van hun werk. Untitled werd favoriet, soms gevolgd door een cijfer (Untitled 49) of een kleur: Untitled (black on grey). Een verkeerd woord boven je abstracte schilderij kon het einde van je loopbaan inluiden. Robert Mangold, de man van de shaped canvases zei dat een schilderij zonder titel het minste gevaar liep om te worden misverstaan, maar feitelijk school er iets anders
www.zuiderlucht.eu
in de titelhuiver die kunstenaars in die periode beving, namelijk een angst om ontmaskerd te worden als anekdotist; verhaaltjesverteller in plaats van tovenaar met verf en textuur. Dat hooggestemde ontoegankelijke kleeft de moderne kunst nog steeds aan, lang nadat Jeff Koons de banaliteit het museum inloodste. Nog steeds toont elke cartoon over moderne kunst een maagdelijk museumzaaltje met een paar rare amoebevormige objecten ‘zonder titel’.
M
aar hoe strenger het voorschrift, des te heviger de tegenbeweging. Op het witgewassen minimalisme (dat overigens prachtige kunst heeft opgeleverd) volgde de schrilgekleurde pop art, met de meest uitbundige, uitdagende titels die de kunstgeschiedenis heeft voortgebracht: Goldfinger, Whaam, Kiss, Campbell Soup. Daarna kwam de conceptuele kunst met zuinige, beschrijvende titels die meer achterhouden dan ze prijsgeven: Four Colors, Four Words.
oktober 2012
Oog in oog met de dood zie je... niets.
Vandaag de dag zijn het vaak hele zinnen, en soms echt onthullende: Everyone I Have Ever Slept With (1963-1995) van Tracy Emin proclameert, net als Jeff Koons Ushering in Banality, dat alles kunst kan worden. Bij Koons is het banaliteit, bij Emin het meest intieme leven dat eerst flink wordt uitvergroot en vervolgens met huid en haar het domein van de kunst in wordt gekiept. Kunstenaars van anno nu, vooral de sterren, claimen een domein, en bouwen daar hun oeuvre op, met de titels als afrastering. Voor Damien Hirst is het de dood. Zijn The Impossibility of Death in the Mind of Someone Living is in wezen een directe beschrijving van wat er omgaat in iedereen die zo’n dode haai of koe van hem staat te bekijken: een wonderlijke leegte, midden tussen alle waarnemingen van kleur en vorm en massa. Oog in oog met de dood zien wij… niets. Het bijzondere, en de aanleiding tot deze overweging van stromingen en hun omgang met het woord, is dat al deze ontwikkelingen, ergens, hun beslag hebben gevonden in het oeuvre van Mary Heilmann, de BACA-2012 laureaat. Zij maakt volkomen deel uit van deze ontwikkeling, en tegelijk is het haar werkterrein. Als kunstenaars op dit moment een patent leggen op een thema, een terrein (‘banaliteit’, ‘leven’, ‘dood’), dan is haar thema, altijd al, dat van de moderne kunstgeschiedenis zelf. De wereld die ze zelf van zo dichtbij kent. Alleen valt het niet zo op, door de impliciete, vriendelijke, speelse manier waarop zij keer op keer haar terrein verkent en exploreert. Ten dele is deze benadering een direct gevolg van haar biografie: iemand die zich altijd op het juiste moment op de juiste plaats bevond, en tegelijk in de zijlijn. “Van alle kunstenaarsgemeenschappen die voorbijkwamen in New York maakte ik deel uit, en tegelijkertijd was ik ook een buitenstaander.” Altijd erbij en altijd een stapje buiten de schijnwerpers: voor een kunstenaar die de moderne kunst tot haar werkterrein en speeltuin heeft verklaard is er geen betere positie denkbaar. Maar het is ook een positie en een houding die je aan moet kunnen. Hier ligt het bijzondere van haar artistieke persoonlijkheid: in de laconieke soevereiniteit die zij onder elke wisseling van weersgesteldheid, inclusief de meest dwingende, heeft weten te behouden. Haar oeuvre, of het nu is in de jaren zeventig of anno 2004 is niet alleen heel kleurrijk en speels en rijk aan verwijzingen naar de wereld om haar heen in beeld en geluid, maar ook opmerkelijk consistent.
5
Night Swimmer 1998 127.3 x 101.9 cm
Niet dat zij immuun was voor wisselingen van smaak en inzicht, of voor de modes die elke nieuwe stroming met zich meebracht. In de jaren zeventig waren ook veel van haar titels over het algemeen sober. In verschillende vraaggesprekken spreekt zij de toen algemeen geldige hang naar een muzikale directheid uit, en dezelfde belangstelling voor oosterse filosofie die je ontmoet bij de oudere minimalisten. Bij Agnes Martin bij voorbeeld, nog een vrouw die in de schaduw werkte van de grote minimalisten, en daar de meest onwaarschijnlijk mooie schilderijen maakte. Martin (“ik heb geen ideeën, alleen inspiratie”) was haar leven lang een overtuigd anti-anekdotist. Bij Mary Heilmann hebben vorm en inhoud eigenlijk nooit ruzie gehad. Een sprekend voorbeeld is het werk Ghost Chair, waarin een stoelvorm verborgen is in een wit op wit raster
tussen twee opvallende kleurvlakken, helgeel en felrood, de kleuren van De Stijl. Alleen was voor een stijlkunstenaar een stoel een stoel, en een kunstwerk een kunstwerk; die dingen mogen naast elkaar bestaan maar ze horen niet in elkaar over te lopen. Heilmann zit niet met dat soort afgrenzingen. Bij haar zijn stoelen en kunstwerken verwisselbaar en vermengbaar, ze bevinden zich graag in elkaars nabijheid. Haar oeuvre bevat ook een groot aantal kleurrijke stoelen, altijd dezelfde herkenbare basisvorm, een soort grappige basisvorm ‘stoel’, een beetje Rietveldachtig maar toch weer anders. “Ik leun graag achterover en kijk dan rond naar de schilderijen om me heen, en laat ze tot me spreken. En daarom ben ik stoelen gaan maken.” Gemak, plezier, dat zijn voorwaarden. Af en toe, om het de kijker nog wat makkelijker te maken, heeft ze er zelfs wieltjes onder gezet! Dit
>>
www.zuiderlucht.eu
oktober 2012
roept onmiddellijk de herinnering op aan Matisse, die kunst wilde maken als een leunstoel om in uit te rusten. Voor een modernist is er geen grotere gruwel denkbaar – en toch is Mary Heilmann, in alles behalve haar grote vermogen om de geest te laten waaien en dan weer terug te brengen in een mooie rustige vorm: een modernist. Alle uitgangspunten van het modernisme: muziek, directe expressie, kleur, vorm en associatie, heeft zij omarmd. Het mocht er bij haar altijd allemaal in, op voorwaarde dat het werkte, dat er visueel genoeg aan te beleven was. Verder hoefde het niets te bewijzen. Typerend is haar eigen beschrijving van haar relatie tot het vrolijkste, meest muzikale schilderij van Mondriaan: “Ik ben dol op Broadway Boogie Woogie omdat het zo helder is. Het punt met muziek is dat het volkomen abstract is en het heeft een enorme emotionele power. En dit is een goede metafoor voor de praktijk van het schilderen.”
A
ls maakster van van Pacific Ocean(triptych), Night Swimmer, Stevie’s Rip, Fire and Ice Remix en Twist of Fate is Mary Heilmann de meest verbindende moderne kunstenaar die ik ken. De manier waarop zij speelt met haar titels is volkomen synchroon met haar omgang met het materiaal: verf, klei, glazuur, wat het ook is. Je ziet verwantschappen, met Matisse, Vuillard, Hockney, ook Mondriaan, Daan van Golden, J.C.J. van der Heijden, en met Ellsworth Kelly, Robert Mangold, en Aziatische kunst. Sommige van die verwantschappen zijn gekozen, andere puur toevallig. Een moderne eclecticus van het kleurrijkste water is zij. Vandaag wordt dat niet meer gezien als een tegenstrijdigheid. Maar ooit, nog niet zo lang geleden, was dat anders.
Moonlight Sea 1970 211.5 x 186.7 cm
Rietveld-Remix #1 2004-08 50.8 x 49.5 cm
6
www.zuiderlucht.eu
oktober 2012
Maya Hayuk aan het werk in het Bonnefanten. foto Perry Schrijvers
Strepen, druppels, kleuren D
e ochtend, de middag en de avond. Misschien wel de vier jaargetijden. In elk geval een plek die je even doet vergeten waar je bent. Zegt de New Yorkse kunstenares Maya Hayuk over haar abstracte mega-schildering in het Bonnefanten die vooraf al de titel Heavy Lights had meegekregen. Van wand tot wand deinende golven van kleuren, met daaroverheen strakke diagonalen, eindigend in het zwart. Het oogt als een enorm wandtapijt, zo ziet ze het zelf ook, met in elkaar grijpende draden van kleur. De exposities van en rondom BACA-laureaat Mary Heilmann veranderen de Bonnefanten-zalen in een zee van kleuren. Het meest exuberant daarin het vier enorme wanden vullende Heavy Lights van Hayuk. Op één wand hing ze veertien al bestaande ruitvormige doeken van elk een vierkante meter, de overige drie wanden beschilderde ze in de tweede helft van september ter plekke. Hayuk is een fan van Mary Heilmann. Nou en of. Vooral sinds ze dat kleurrijke oeuvre bij elkaar zag in het retrospectief To Be Someone in het New Museum in New York, eind 2008. “She’s fucking amazing”, zegt ze. “Haar schilderijen hebben elk hun eigen poëzie, en samen vormen ze een concert. Ze is op een spiritueel niveau met kleur bezig. Het is transcendent, gevuld met licht en lucht, op een ogenschijnlijk simpele manier.” Of Heilmann haar ook beïnvloed heeft? “Jazeker. Vooral de werken die ze maakte tussen 1968 en 1975 hebben me verder
7
gebracht. Voor die tijd was ze zó innovatief...” Hoe dan? “Ik werkte ook met strepen en druppels, abstracte landschappen die ik steeds gecompliceerder maakte. Maar Mary is zo’n geweldige editor, een echte minimalist. Ik heb geleerd het te laten bij strepen, druppels en kleuren.” Vóór de BACA-uitreiking spraken ze elkaar één keer, in Maine, in de Skowhegan School of Painting and Sculpture. Heilmann kreeg er een oeuvreprijs, Hayuk volgde er een cursus. Een minuut duurde het gesprek, niet langer. Mensen hadden een schilderij van Hayuk aangezien voor een van Heilmann. “Ze zei dat ze het als een compliment beschouwde. Dat gold ook voor mij natuurlijk. Het voelde als wederzijdse waardering. That was really cool”. Of ze tijdens haar twee weken in het Bonnefanten nog iets bijzonders heeft gezien? Ze wijst op een triptiek van Jan Dibbets en de ‘schuifschilderijen’ van Rob van Koningsbruggen - twee generatiegenoten van Heilmann. “Ik voel me zo nederig in deze omgeving... Wie ben ik dat ik mag werken in een omgeving als deze?” WIDO SMEETS Maya Hayuk - Heavy Lights. Van 2 oktober t/m 27 januari in het Bonnefanten.
www.zuiderlucht.eu
oktober 2012
in het theater van het In Theatre of Thought tonen zes kunstenaars van de Jan van Eyck Academie het resultaat van hun artistieke onderzoek. Een duidelijke relatie met het werk van Mary Heilmann is er niet. Het gaat vooral om hun kijk op de werkelijkheid, met het theater als metafoor. door Adrienne Peters
Christophe Lemaitre, Répétition dans l’épilogue. 2012
Nathania Rubin, Still from the animation. 2012
8
Clifford Borress, Ambiguous description of green. 2012
www.zuiderlucht.eu
oktober 2012
denken is alles mogelijk I
n de jaren 70 van de vorige eeuw, de tijd dat de schilderkunst dood was verklaard, bleef Mary Heilmann haar abstract-expressionistische schilderijen maken. Ze was bevriend met collega-kunstenaars Richard Serra en Bruce Nauman. Opgegroeid in Californië, aan de stranden van Los Angeles, werd ze geïnspireerd door muziek van onder andere de Beach Boys. Deze invloeden zijn in haar werk terug te vinden. Heilmann is de BACA-laureaat 2012, de Biennial Award for Contemporary Art, waarmee het Bonnefantenmuseum sinds 2006 kunstenaars lauwert die een grote invloed hebben op generaties na hen. Bethan Huws, John Baldessari en Francis Alÿs gingen haar voor. De relatie met de jonge garde legt het Bonnefanten in een samenwerking met de plaatselijke Jan van Eyck Academie. In de BACAparalleltentoonstelling Theatre of Thought, tonen zes jonge kunstenaars hun kunnen. De jonge curator Kris Dittel laat in dit theater van het denken verschillende kunstvormen samenkomen. Geheel naar de multimedia-traditie van de JVE waar in diverse disciplines wordt gewerkt, vaak andere dan de schilderkunst - waar Mary Heilmann zich altijd zo strikt aan heeft gehouden. Vandaar dat deze presentatie slechts lichtjes gebaseerd is op haar werk. Dat komt ook omdat het idee van de BACA-masterclass door tijdgebrek bij de laureaten tot nu toe niet uit de verf kwam. Wel hield Heilmann twee dagen voor de uitreiking een lezing was er een informele ontmoeting met de JVE-kunstenaars. Als er geen directe relatie met Heilmanns oeuvre was, hoe werden de zes kunstenaars dan geselecteerd? Zonder een vastomlijnd thema in haar hoofd maar wel met het idee van theater als uitgangspunt, keek Kris Dittel naar hun werk en werkwijze. Wat is hun perceptie van de realiteit? En hoe kan kunst op haar beurt onze kijk op de realiteit veranderen? Vanuit verschillende zienswijzen en invalshoeken gingen de zes een confrontatie aan met de werkelijkheid. Met film, performance, tekening of sculpturen waarin kleur, vorm, dans en dichtkunst zijn verwerkt. “Dit theater is geen uitvoering van een stuk
9
of een voorstelling”, licht Dittel toe, “maar een zelfonderzoek naar het eigen wezen. Kortom, het theater als metafoor. Zoals de bühne en de coulissen, twee essentiële onderdelen van het theater, een metafoor zijn voor het bewuste en het onbewuste. Voor werken vanuit een theorie, en werken vanuit je intuïtie.” Vandaar dat de expositie ook te zien is in twee geschakelde zalen van het museum, de ene staat voor het podium, de andere voor de coulissen. De titel van de tentoonstelling is gebaseerd op het werk van Snejanka Mihaylova, een van de deelnemende kunstenaars. Deze Bulgaarse met een graad in taalfilosofie en een master in theater combineert filosofie met performance art. Een doorlopend project dat landde in het boek Theatre of Thought, waarin ze vormen van taal onderzoekt en zelfs een eigen schriftsysteem bedacht, aangevuld met live performances. Met haar werk bevindt Mihaylova zich op het snijvlak van theorievorming en beeldende praktijk, op de grens van podium en coulissen, van schijnwerpers en schemer. Clifford Borress is een van de kunstenaars voor het voetlicht. De vraag of de interpretatie van een voorwerp zelf een kunstvorm kan zijn, geeft alle ruimte voor theoretische beschouwingen. Door er taal, structuur en vorm bij te betrekken gaat hij verder dan alleen conceptuele kunst. Tegelijkertijd stelt hij daarmee de exactheid van onze waarneming op de proef. Want wat is bijvoorbeeld de invloed van taal in het waarnemen van kleur? Denk maar aan: hoe schrijf je groen met een rode potlood. Hij presenteert sculpturale objecten die voortkomen uit kleuronderzoek. Platte geometrische vormen in effen kleuren - zo is er toch nog een relatie met het werk van Heilmann - met daaronder een zelfgeschreven verhaal. In de vormen, de verschillende lagen in zijn werk en zijn gevoel voor compositie herken je de hand van de fotograaf die Borress eigenlijk is. Christophe Lemaître beziet de realiteit met een knipoog. Hij geeft nieuwe betekenissen aan beelden door ze in een andere context te plaatsen, te ontleden, te verknippen, opnieuw
www.zuiderlucht.eu
samen te stellen of ze op een andere manier te presenteren. Is een tentoonstellingsaffiche nog een affiche als je het op een schildersdoek spant? En wat gebeurt er met het concept van een tentoonstelling als je het ene werk door een vergelijkbaar ander werk vervangt? In december zullen we het weten. Dan verwisselt Lemaître in Theatre of Thought een beeld van Walead Beshty door een van Eric Baudelaire. Het werk van de twee komt onbedoeld met elkaar overeen. Overigens kan de naam Christophe Lemaître ook tot verwisseling leiden. Hij heeft een naamgenoot die atleet is van professie, hij legde als eerste blanke de 100 meter af binnen de historische tijd van 10 seconden.
A
chter de schermen onderzoekt Nathania Rubin hoe tragedie de identiteit en artistieke expressie van twee iconen uit de kunstwereld heeft beïnvloed: zangeres Nina Simone en dichteres Sylvia Plath. Daarbij mengt ze traditionele materialen met moderne technieken. In een muurtekening van houtskool brengt ze beweging door haar tekeningen steeds uit te wissen en opnieuw te beginnen waardoor een handgetekende animatie ontstaat. Esmé Valk en Adrian Alecu tenslotte werken beiden met film. Valk op het podium, Alecu daarachter. Valk door de hedendaagse danser Fabián Barba te interviewen over zijn interpretatie van een dansvorm uit de jaren twintig, Alecu door beelden van zijn reis naar Libanon af te wisselen met grote zeefdrukken waarmee er een poëtische beeldtaal ontstaat. Twee films, twee makers, twee totaal andere benaderingswijzen. “In het theater is alles mogelijk, terwijl exposities vaak heel statisch zijn”, licht Kris Dittel haar aanpak toe. Aan de toeschouwer om de realiteit van dit Theatre of Thought in een ander perspectief te plaatsen. Theatre of Thought. Met: Adrian Alecu, Clifford Borress, Christophe Lemaître, Snejanka Mihaylova, Nathania Rubin en Esmé Valk. Van 30 september t/m 27 januari in het Bonnefanten.
oktober 2012
wat je al niet ziet op een heldere dag
Franz West, Panta Rhei. 1996
Kleur is het vertrekpunt van de collectiepresentatie in het Bonnefanten die gelijk oploopt met de BACA 2012. Daarnaast gaat On a Clear Day over een nieuw collectiebeleid, een sigarenrokende verzamelaar, een weggemetseld schilderij, de herwaardering van de schilderkunst en de verschillen in artistiek temperament tussen de oude en de nieuwe directeur. door Wido Smeets
E
r zijn schilders, ja, ze bestaan, die hun dagen doorbrengen in met kunstlicht verlichte kelders. De meesten van hun vakbroeders daarentegen zijn gehecht aan daglicht. Met dank aan de zon die vanwege een permanent veranderende positie steeds een ander licht op de werkelijkheid werpt.
Halverwege de 19e eeuw introduceerden de coloristen van de Barbizongroep, schilders rondom Corot en Rousseau, het schilderen ‘en plein air’. Ze lieten zich meevoeren door de kleurveranderingen die de zon teweegbracht. Als
10
vissers trokken ze er voor dag en dauw op uit, schildersezel op de rug, andere attributen in de tas, om het schouwspel vast te leggen. “Zonder licht zie je geen kleur”, zegt Paula van den Bosch, de Bonnefanten-conservator die On a Clear Day samenstelde. Omdat BACA-laureaat Mary Heilmann een colorist is, ze houdt zelfs van de felle gele en roze kleuren uit de tv-serie The Simpsons, werd de parallel-expositie On a Clear Day een ode aan de kleur. Een oogverblindend schouwspel is het echter niet geworden - dat zou ook te makkelijk zijn.
www.zuiderlucht.eu
Zo stuit de bezoeker al vroeg in de tentoonstelling op twee witte stoelen voor een witte wand met een wit schilderij: een kleurloos werk dus van de afgelopen zomer overleden Oostenrijkse kunstenaar Franz West. Een zaal eerder was een opstelling van de bekende witte chaises longues van dezelfde kunstenaar: stalen frames en stugge kussens, alles in het wit. Alsof de winterschilder per abuis ook de meubels in huis onder handen heeft genomen. Eromheen schilderijen van René Daniëls, de deels verlamde meester uit Brabant wiens
oktober 2012
overzichtsexpositie Een tentoonstelling is ook altijd een deel van een groter geheel afgelopen jaar furore maakte in Madrid en zijn geboortestad Eindhoven. Bij Daniëls volop kleur uiteraard, het hier wit-zwarte meubilair van West dient vooral als contrast. Misschien dat bezoekers er wel op gaan zitten, of liggen, om de doeken van Daniëls, het Bonnefanten heeft een aardige doorsnee van zijn oeuvre, in stille concentratie tot zich te nemen. De Daniëls-zaal in het begin van de expositie mag gezien worden als een klein eerbetoon aan de kunstenaar die na een beroerte in 1987 twintig jaar niet meer kon schilderen, maar geldt ook als entree voor een hernieuwde kennismaking met de Bonnefanten-collectie – met (opvattingen over) kleur als verbindende schakel. De opstelling is niet zonder ironie. Tegenover de twee witgekalkte West-stoelen spat een ensemble van Lily van der Stokker in de van haar bekende bleke pastelkleuren evenmin de zaal in. Hier komt het contrast van twee flankerende doeken van Paul Drissen. De titels zeggen ons dat ze reageren op werk van respectievelijk Piet Mondriaan en de Braziliaanse Lygia Clark. De afwisseling van coloriet met kleurloze of witte kunstwerken is een constante in On a Clear Day. “Het ontbreken van kleur”, zo legt Paula van den Bosch uit, “verhoogt de intensiteit van het kijken.” Een van de interessantste zalen is die met blauwgrijze doeken van, opnieuw, René Daniëls, Marlene Dumas, Luc Tuymans en Peter Doig. Échte schilders, en gevierde namen inmiddels, die de in de jaren tachtig dood verklaarde schilderkunst weer tot leven wekten. Dat gebeurde vaak schoorvoetend, met gedempte kleuren en met enige angst voor echte figuratie. Saillant detail: achter de muur waar Snowwhite in the Wrong Story van Dumas hangt, gaat het
Marlene Dumas, Snowwhite in the Wrong Story. 1988
reusachtige Dough van Luc Tuymans schuil. Een doek van ruim 26 vierkante meter oprollen en conserveren is veel ingewikkelder dan er voor de duur van de expositie een muur voor plaatsen. Hierna verdwijnt de kleur weer even uit beeld met vier geometrische zwart-wit tekeningen van Agnes Martin (aan de titel On a Clear Day Like This is de naam van de tentoonstelling ontleend), een wit paneel van Robert Ryman en een licht vergeeld reliëf van Jan Schoonhoven, de vlijtige postbeambte die eind vorige eeuw ’s avonds aan de keukentafel een wereldberoemd oeuvre bij elkaar boetseerde. Vergeeld? Het ooit witte reliëf is verkleurd door nicotineaanslag. Eigenaar Jo Eyck is behalve kunstverzamelaar ook een verklaard liefhebber van sigaren. De collectiepresentatie On a Clear Day heeft dankbaar geput uit schenkingen en bruiklenen van verzamelaars als Jo en Marlies Eyck, Charles Vandenhove en Martin Visser. Aanbiedingen die dankbaar in ontvangst worden genomen omdat het Maastrichtse museum moet woekeren met zijn aankoopbudget, en de ondersteunende kunstfondsen door Haagse ingrepen minder te makken hebben. Tegelijkertijd stijgen de prijzen op de kunstmarkt naar wanstaltige hoogten, musea kunnen al lang niet meer opbieden tegen de nouveau riche uit vooral Rusland en China. Met de trend in Nederlandse musea om verzamelaars steeds meer in de watten te leggen, wordt van die nood een deugd gemaakt. Na het gecontroleerde werk van Ryman en Schoonhoven keert het temperament
terug met de ‘schuifschilderijen’ van Rob van Koningsbruggen, het op het lijnenspel van De Stijl voortbordurende werk van Bob Bonies en doeken uit de jaren zestig van Jan Dibbets, later groot geworden met fotografische perspectiefvertekeningen. Ook in dit vroege schilderwerk laat Dibbets zich kennen als de deconstructivist van de werkelijkheid zoals we die waarnemen.
A
lles overziend legt On a Clear Day de artistieke verschillen van smaak bloot tussen de vorige Bonnefantendirecteur en de huidige. In deze collectiepresentatie is de naar conceptuele en minimalistische kunst neigende verzamelhand van Alexander van Grevenstein duidelijk zichtbaar, terwijl even verderop het pas aangekochte, uitbundige doek Thingly Character VIII van Helen Verhoeven laat raden welke richting het met de dit voorjaar aangetreden opvolger Stijn Huijts opgaat. Waar de meeste werken van On a Clear Day reageren op de (positie van de) beeldende kunst in het algemeen en bepaalde kunstenaars in het bijzonder, zal die naar binnen gekeerde houding de komende jaren plaatsmaken voor een nadrukkelijke blik naar buiten. Wat je al niet ziet, op zo’n heldere dag in het Bonnefanten waar de deuren en ramen steeds verder open zullen gaan.
Helen Verhoeven, Thingly Character VIII. 2012
11
www.zuiderlucht.eu
oktober 2012
Colofon Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door het Bonnefantenmuseum. De inhoud valt onder redactionele verantwoordelijkheid van Zuiderlucht. / Concept en coördinatie: Wido Smeets Cover: Mary Heilmanns studio, juni 2012.Eindredactie: Emile Hollman / Fotografie: Bonnefantenmuseum, Philip Mauro (cover), Perry Schrijvers / Teksten: Mariette Haveman, Adrienne Peters, Wido Smeets / Vormgeving: Obidesign/Annebeth Nies
12
www.zuiderlucht.eu
oktober 2012