VERSLAG VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD OP DONDERDAG 28 SEPTEMBER 2006 OM 19.30 UUR AGEN DA
1. 2. 3. 4. 5.
Verslag van de raadsvergadering van 24 augustus 2006 Rapport rekenkamercommissie over loonsomonderzoek Derde uitwerking nieuw subsidiebeleid Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Verordening Wmo) Diverse aangelegenheden: a. Jaarstukken en beleidsnotities GGD Gelre-IJssel b. Vervanging Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand c. Vervolgsubsidie Meldpunt uitgeprocedeerden d. Begroting 2006 Stichting Gasthuisfonds e. Vervallen verklaren verordeningen planschadevergoeding f. Convenant jeugdbeleid-jeugdzorgbeleid g. Aanpassing Verordening handhaving Wet werk en bijstand 6. Ingekomen stukken 7. Afscheid burgemeester Dijkstra
231
232
VERSLAG VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD OP DONDERDAG 28 SEPTEMBER 2006 OM 19.30 UUR AANWEZIG CDA
:
M.W.M. Thus, mw. E.O. Berens-van der Pol, B.H.M. Ernst, F.W.M. Ernst, W.H. Gotink, mw. J. Grootjans-Doornbos, V.B.H.M. Heuthorst, L.T.M. Steintjes
VVD
:
mr. M.A.G. Rietbergen, mr. H.M. Mourik, E.M. Osinga, J.E.L. de Rechteren van Hemert, C.F.P.M. van Pul, A.J. Verhoeven
GroenLinks
:
drs. F.M. van Doesum, mw. G. Bouman, mw. B.B.M. Ebben, D.C. Kuipers, F.H.T. Langeveld
DSD
:
H.G.J.M. Wubbels, A.D. Boland, mw. M. Duijn-Visser, mw. M-L. Moonen (vanaf agendapunt 2)
PvdA
:
P.J. Koning, mw. J.H.A. Putman, Th.H.J. Röttger
D66
:
H.L.G. Moïze de Chateleux
Stadspartij Doetinchem drs. D. Bos, W.D. Stoel ChristenUnie-SGP
:
ir. A.C. Heij
Voorzitter
:
burgemeester drs. W.J.A. Dijkstra
Griffier
:
mr. A.C. van der Haar
Afwezig met kennisgeving
:
mw. drs. S.C. Katus, wethouder mr. O.E.T. van Dijk
Wethouders
:
drs. P.C. Drenth, mr. W. Kuiper, mw. drs. L.W.C.M. van der Meijs-van de Laar
Verslag
:
J.F.M. Hagendoorn
1
VERSLAG VAN DE RAADSVERGADERING VAN 24 AUGUSTUS 2006 Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. De heer KUIPERS merkt op naar aanleiding van agendapunt 4 van de vorige raadsvergadering, Extra bijdrage aan Achterhoeks Bureau voor Toerisme (ABT), dat er veertien dagen later een artikel is verschenen over het ABT in een van de weekbladen. Hij citeert daaruit de directeur van het ABT die zegt: ‘Het Achterhoeks Bureau voor Toerisme verkeert niet in financiële problemen en gaat zeker niet failliet. Wij beschikken over een stevig eigen vermogen en een goede liquiditeitspositie. Dat in de gemeenteraad van Doetinchem over een reddingsplan en een mogelijk faillissement wordt gerept, is dan ook absolute humbug’. Dat betekent dat als hij de stukken goed heeft nagelezen, de raad op verkeerde gronden als raad een besluit genomen heeft. Hij stelt voor om in de eerstvolgende commissie beleidsevaluatie dit punt nogmaals te behandelen. De 233
VOORZITTER stelt voor dat de portefeuillehouder in het voortraject nog een goed gesprek heeft met het ABT wat er nu allemaal wel en niet is. Je kunt het niet alleen van de kranten hebben. Dan kan er daarna in de commissie naar gevraagd worden. De heer WUBBELS wijst erop dat de fractie van DSD over deze situatie vragen heeft gesteld, die vandaag beantwoord zijn. Hij neemt aan dat ze die in de eerstvolgende commissievergadering aan de orde zullen stellen. Dat bevestigt de VOORZITTER. 2
RAPPORT REKENKAMERCOMMISSIE OVER LOONSOMONDERZOEK De VOORZITTER meldt dat dit rapport hem recent in de commissie beleidsevaluatie is aangeboden. Er is toen in technische zin vanuit de raad op gereageerd. Van daaruit is het rechtstreeks naar deze raadsvergadering geagendeerd, waar nu over dit rapport gediscussieerd en besloten zal worden. De heer B.ERNST merkt op dat de rekenkamercommissie heeft geconstateerd dat de gemeente vanaf 2002 structureel het loonsombudget overschreden heeft zonder dat daar vervolgens actie tegen ondernomen werd. Dit ondanks herhaaldelijk waarschuwen van de accountant. Ook werd de raad minimaal en pas achteraf geïnformeerd en kon deze vaak niet anders dan achteraf instemmen. Zoals uit de rapportage te lezen is, is de belangrijkste oorzaak van de overschrijdingen het onderschatten en niet of nauwelijks vooraf inboeken van budget voor de kosten van vervangend personeel bij ziekte of tijdelijke inhuur van externen. Bij de ambtelijke organisatie bleek daarnaast geen eenduidig beeld te bestaan van de overschrijding van de kosten, waardoor informatie daarover onduidelijk aan de raad gerapporteerd werd. In een persbericht van 21 september 2006 moesten ze lezen dat de overschrijding van de loonsombudgetten verder is opgelopen. In 2006 verwacht het college een tekort van ca. € 1,4 miljoen en dit tekort kan in 2007 zelfs oplopen tot ca. € 1,8 miljoen. Het blijkt dat het college en de ambtelijke top nog steeds geen grip hebben op de loonkosten. De CDA-fractie wil dan ook zien dat er bij overschrijdingen snel actie wordt ondernomen en dat er dan ook meteen wordt ingegrepen. Dat de directie de organisatie nog niet onder controle heeft, is ook vorig jaar al gebleken bij het onderzoek naar de inkoopfunctie. Een strakkere organisatie had op de inkoop al miljoenen kunnen besparen. De Doetinchemse burgers zullen hun dit niet in dank afnemen. In het bedrijfsleven zal zoiets ook niet getolereerd worden. Ze weten dat er een plan van aanpak is en dat er een projectleider de opdracht heeft de uitvoering van het deltaplan aan te sturen. Het loonsombudget en de loonkosten worden ook hierin genoemd. De CDA-fractie wil het college opdragen de aanbevelingen van de rekenkamer onverkort uit te voeren. Ook wil hij, om de controlerende taak goed uit te kunnen voeren, eens per drie maanden gerapporteerd worden of de uitwerking van de begroting volgens plan verloopt en in hoeverre dat binnen de beschikbare budgetten gebeurt. Misschien moet de raad het college oproepen om bijvoorbeeld de MARAP (managementrapportage) eerder ter beschikking te stellen, zodat deze kort na afloop van de periode waarop deze betrekking heeft in de gemeenteraad behandeld kan worden. Het is volgens hen een realistische en uitvoerbare wens om de gewenste versnelling aan te brengen mits er periodiek wordt afgesloten. Het moet dan mogelijk zijn om rekening houdend met proceduretijden ca. een maand na afloop van de behandelde periode de rapportage te publiceren. Zo hebben ze als raad direct een mogelijkheid tot bijsturing, want dan is de informatie nog actueel. Ook willen ze bij acute en ingrijpende wijzigingen direct geïnformeerd worden. Via een voortgangsbericht, zoals die van de projectleider Deltaplan, willen ze er maandelijks van op de hoogte gehouden worden of ze doen wat ze hebben afgesproken, of ze op de goede weg zitten of dat ze vertragingen oplopen et cetera. De CDA-fractie heeft er vertrouwen in dat het college snel spijkers met koppen zal slaan en dat zij de gemeentelijke organisatie – hoewel ze weten dat het niet van vandaag op morgen kan – weer gezond zullen maken. De heer MOURIK citeert uit het dictum: ‘de raad besluit een reactie te vragen van het college op het rapport en het college gerichte opdrachten te geven, binnen een te stellen termijn uit te voeren’. De aanleiding tot het onderzoek is herhaalde overschrijding van de 234
beschikbare loonsom, de onduidelijkheden in het ontstaan hiervan en de oorzaak. Wat blijkt nu gaande te zijn geweest? Een kanteling in de bestuursorganisatie waarvoor ambtelijk, wederom, veel respijt wordt gevraagd. Gevolg van deze kanteling is een veranderde opbouw van de ambtelijke organisatie, opsplitsing in eenheden, waarbij het budgetbeheer inclusief de invulling van vacatures tot taak van de hoofden gerekend werd. Deze bevoegdheden waren omschreven en nader beperkt bij onder- en overschrijding door regelgeving vastgesteld in zogenaamde spelregels, dan wel mandaten. De praktijk: naar blijkt is de feitelijke personele bezetting hoger dan die in het formatieplan opgesteld door de verantwoordelijke eenheidshoofden. Er is niet of nauwelijks door het mt (managementteam) ingegrepen of gestuurd. Met name blijkt de discussie te zijn gevoerd over de hoogte van de budgetten, de juistheid van de door de afdeling concern aan de eenheidshoofden aangereikte cijfers en zijn de werkelijke budgettaken niet of nauwelijks uitgevoerd. Het gevolg is een overschrijding van de loonsom met onaanvaardbare hoogte. Uiteraard heeft ook de raad hierin een verantwoordelijkheid. In het verleden is wellicht te gemakkelijk ingestemd met overschrijdingen van de personele begrotingen. Hier ligt ook een oorzaak, gevoed door verhullend taalgebruik op financieel en persoonlijk gebied, kennelijk tot standaard verheven. Het is ook de raad geweest die de rekenkamer heeft verzocht het onderhavige onderzoek naar de loonsomoverschrijdingen te doen. De VVDfractie is evenwel van mening dat het geen zin heeft de zwarte piet in hoofdzaak aan de ambtelijke organisatie toe te spelen. Er zal vooruit moeten worden gekeken en er dient binnen de organisatie een ander beleid te worden gevoerd met personele consequenties als afdelingen of personeel mochten weigeren die uit te voeren. De VVD-fractie ziet niets in een reactie van het mt op de afdelingshoofden zoals aangegeven in het rapport deze te mandateren indien dat enkel leidt tot de consequentie dat een nieuwe bestuurslaag wordt ingevoerd. Ofwel de hoofden van eenheden blijven integraal bevoegd, dan wel deze bevoegdheid komt aan de afdelingshoofden. Een nieuwe ambtelijke laag toevoegen waarbij de regie over de afdelingshoofden bij de hoofden van eenheden komt te liggen leidt naar zijn mening louter tot verhoging van de bureaucratie, een verstoring van de slagvaardigheid door matige aanpak. De VVD-fractie heeft kennis genomen van de maatregelen die het college op korte termijn naar aanleiding van het rapport heeft genomen. Er is een vacaturestop ingevoerd en er zal intern de broekriem worden aangetrokken (inhuur derden). Dit is echter niet voldoende. De fractie vraagt het college volledige uitvoering van de aanbevelingen van de rekenkamercommissie opdat aan het rapport ook werkelijk haar functionaliteit kan worden toegerekend, namelijk grip op de loonsom. Ze geven het college opdracht om met een plan van aanpak te komen op basis van het rapport van de rekenkamercommissie uiterlijk drie maanden na nu en de raad hierover onomwonden duidelijk te informeren. De heer VAN DOESUM stelt dat zowel het rapport van de rekenkamercommissie als het in juni door de raad positief beoordeelde deltaplan laten zien dat Doetinchem nog veel te leren heeft op het gebied van managementinformatie en van integraal management. Uit alles blijkt dat de nieuwe manier van werken nog lang niet is geïmplementeerd. Iedere laag van de organisatie, inclusief die van de raad zelf moet zich dat aantrekken. Het rekenkamerrapport is op verzoek van de raad gemaakt en het deltaplan op verzoek van het (weliswaar vorige) college. Het deltaplan constateerde dat de managementinformatie ook toen al tekort schoot. Beide rapportages laten zien dat sturing niet goed mogelijk is als de cijfers er achter niet kloppen. Ook wordt er in aangetoond dat de verantwoordelijken zich niet mogen verschuilen. Integraal management wil zeggen dat de manager verantwoordelijk is voor alles, dus ook voor de personele zaken inclusief de financiën daarvoor. In verschillende spelregels zijn en waren de bevoegdheden van de hoofden van eenheden vastgelegd. Er gelden en golden met name beperkingen in die bevoegdheid als het om personele uitgaven ging die niet voorzien waren in de begroting. De GroenLinksfractie vraagt zich af of men zich steeds aan die beperkingen heeft gehouden. Integraal management zoals in het deltaplan naar voren komt legt de verantwoordelijkheid bij de afdelingshoofden. Dat roept de vraag op wat volgens het college de rol van de hoofden van eenheid moet zijn. Ze zijn benieuwd naar de visie die het college en het mt daarop 235
hebben. Alles draait om het begrip verantwoordelijkheid. Dat betekent dat je je te verantwoorden hebt, als je verantwoordelijkheid draagt. Je moet rekenschap geven van je handelen. Als je verantwoordelijkheid hebt sta je in de volle wind. Niet alleen de lusten maar ook de lasten van een verantwoordelijke positie behoren bij je. Ieder speelt zo zijn eigen rol in die keten van verantwoordelijkheid. Dat betekent dat je je niet kunt verschuilen achter anderen. Het college niet achter de managers of de raad, de managers niet achter degenen die slechte cijfers aanleveren of het college, de afdelingen P&O en financiën niet achter degenen die slecht of laat informatie aanleveren of achter de managers die onmogelijke dingen vragen. Als raad moeten ze zich ook zeker niet achter het college verschuilen omdat het college uiteindelijk het uitvoerende orgaan is. Neen, zij allen hebben gefaald. Nu dit zo is, is het zaak om nieuwe afspraken te maken om ontsporingen in elk geval voor de toekomst te voorkomen. Vertrouwen is goed maar controle is beter. Dat is ook hun taak als gemeenteraad. De fractie van GroenLinks wil dat daarbij de aanbevelingen van de rekenkamercommissie worden overgenomen en geïmplementeerd en dat de maatregelen uit het deltaplan zo snel mogelijk worden uitgevoerd. Ze vragen zich af hoe het college een en ander denkt te gaan doen nu er nog geen nieuwe algemeen directeur is. Hij vraagt hoe het staat met de selectieprocedure voor die functie. Wat gebeurt er tussen nu en het aantreden van de nieuwe algemeen directeur? Een en ander zal moeten leiden tot een betere sturing van het proces rond de personele bezetting van deze gemeente. Ook tot een betere communicatie over betere gegevens, tot een systematische versobering van het functiehuis. Ze willen dat mensen met verantwoordelijkheid die verantwoordelijkheid ook nemen. Mocht aangetoond worden dat in de top van de organisatie in bestuur en ambtenaren tussen 1 januari 2003 en nu verwijtbare fouten zijn gemaakt, dan moet dat ook consequenties hebben. Dat geldt zowel voor het tomeloos inhuren van derden als voor andere inbreuken op de regels betreffende mandatering en vastgelegde spelregels. Mocht de mandatering voor personele verantwoordelijkheid zijn doorgeschoten, dan moet het college ook niet schromen de regie weer aan zich te trekken. Aanbeveling 12 van het rapport van de rekenkamercommissie spreekt erover welke gegeven aangeleverd moeten worden in een duidelijk en helder format. Een maandelijkse rapportage over personeelsbudgetten en de loonsom per afdeling lijkt hem een goed plan. De commissie beleidsevaluatie lijkt hem de juiste plek voor zo’n maandelijkse rapportage. In het dictum staat dat de raad om een reactie gaat vragen van het college. Naar zijn mening is dat wat mosterd na de maaltijd. Wel zijn ze heel benieuwd hoe het college in deze vergadering reageert. De heer WUBBELS geeft te kennen dat in de afgelopen dagen hem veel vragen hebben bereikt met betrekking tot de organisatorische en financiële situatie van de gemeente Doetinchem. Tot zijn spijt kon hij die vragen in een groot aantal opzichten niet voldoende beantwoorden. Hij had niet meer dan de perspublicaties en het persbericht tot zijn beschikking. Mede op die gronden zal de DSD-fractie vandaag niet ingaan op allerlei voornemens van het college. Het debat met de raad daarover moet immers nog plaatsvinden. Wel doen ze een dringend verzoek aan het college om de raad in een positie te brengen dat hij zijn verantwoordelijkheid waar kan maken. Dat is echt iets anders dan dat ze nu nog steeds niet weten hoe ze ermee om moeten gaan. Hij betreurt dat. Daardoor zijn ze vandaag in staat om slechts over een deel van de problemen waarmee ze worstelen te kunnen praten. Dat is het deel dat onderzocht is in het rapport van de rekenkamercommissie. In december 2004 heeft de raad geconcludeerd dat er een einde was aan zijn geduld en dat hij ook geen zin meer had in de kwaliteit van de beantwoording die men toen kreeg en dat - zoals toen is geformuleerd - duidelijk moet worden: ‘er is steeds sprake van een overschrijding, we hebben onvoldoende duidelijk hoe die ontstaat en nog minder zicht hoe die voorkomen kan worden’. Dat resultaat ligt er nu en dat liegt er ook niet om. Met en uit respect voor de rekenkamercommissie veroorlooft hij zich wel een paar opmerkingen bij het rapport die duidelijk maken dat ze sommige zaken betreuren. Allereerst noemt hij de lange duur van het onderzoek. Ze hebben het in december 2004 gevraagd en daar een half jaar voor gegeven. Dat het dan meer dan anderhalf jaar duurt vinden ze spijtig. Het verbreden van de vraag is weliswaar een 236
bevoegdheid van de rekenkamercommissie. Ze heeft ook gekeken naar de periode na 2004. Op zichzelf is dat te waarderen en te respecteren, maar in de presentatie had de DSD-fractie erg graag gezien dat die twee zaken gescheiden waren gebleven en dat de raad ook op zijn specifieke vragen niet had hoeven zoeken in het rapport. Bovendien is duidelijk geworden, ook in de behandeling in de commissie, dat een aantal zaken niet onderzocht is. Zo hebben ze gevraagd op welke wijze al of niet aan het college gerapporteerd was over de bevindingen genoemd onder 1, 5, 6 en 7. Het maakt een beoordeling van de bestuurlijke situatie lastiger. De resultaten van de interviews die de basis vormen van vijf van de achttien bevindingen en ook aan de grond liggen van de aanbevelingen, zijn niet beschikbaar voor de gemeenteraad. Desalniettemin moet de gemeenteraad op basis daarvan iets vinden. Zijn fractie vindt dat niet hanteerbaar. Het lijkt hun een aandachtspunt om met de rekenkamercommissie te bespreken, juist uit respect voor die rekenkamer. De inhoud van het rapport kort samengevat hadden een betere organisatie en sturing heel veel geld kunnen besparen. Het is het tweede rapport van deze strekking. Ook bij de inkoopfunctie gold hetzelfde verhaal. Tegen de achtergrond van hetgeen het college al heeft laten weten over de noodzaak tot bezuinigen is dat buitengewoon wrang. Men had er geen grip op, is de conclusie, vandaar ook de titel van het rapport. Het spijt hem buitengewoon dat hij met zijn toenmalige collega niet van gedachte kan wisselen over haar kernverantwoordelijkheden. Dat kan hij echter wel doen met het huidige college, de rechtsopvolger, over deze ontwikkeling. Ze hebben te maken met een organisatieontwikkeling die maar niet uitontwikkeld raakt. Hij noemt het wel eens ‘van niets naar nergens’. En dan ook nog in een recente vergadering € 300.000 extra in dat verhaal. Ze hebben al zoveel bochten gemaakt in dat verhaal dat je als leek denkt weer terug te zijn bij het uitgangspunt. Als je drie keer rechtsom of linksom gaat ben je er alweer. De financiële huishouding is niet in orde en er is sprake van falend management. Daarnaast is er inadequate bestuurlijke besluitvorming. Hij vraagt zich af wat daarmee te doen. Natuurlijk het college om een reactie vragen. Maar ze zitten wel met een dilemma in dat geheel. Ook na de vragen van vandaag blijkt er nog steeds geen erkenning te zijn van de situatie. Ze hebben gevraagd naar de bestuurlijke besluitvorming die ligt onder het gegeven, door de rekenkamercommissie geconstateerd, dat door de het uitvoeren van enige rek- en strekoefeningen met de functiewaardering voordat de organisatieontwikkeling startte, de organisatie veel duurder is geworden. Ook nu nog, in de reactie van het mt, maar ook vandaag wordt ontkend dat dat gegeven er ligt. De DSDfractie gelooft de rekenkamercommissie. De heer STOEL onderbreekt hem met een vraag ter verduidelijking waar de heer Wubbels spreekt over de periode 2003-2004 en verwijst naar zijn collega die hij nog graag eens had willen spreken. De heer Wubbels maakte toen onderdeel uit van het college, dus ook hij heeft de mt-verslagen kunnen lezen waar te lezen was dat het niet goed ging. De collectieve verantwoordelijkheid van het college maakt dat hij ook zelf, weliswaar vanuit zijn andere portefeuille, maatregelen had kunnen treffen. De heer WUBBELS antwoordt dat hij zich zeer bewust is van die collegiale verantwoordelijkheid. Vandaar ook dat hij sprak over zijn toenmalige collega, daarmee aanduidend hoe die verantwoordelijkheden lagen. Hij heeft echter ook gezegd dat niet duidelijk is geworden, ook niet uit die dikke stapel stukken, op welke wijze college en raad geïnformeerd zijn over datgene wat zich hier heeft afgespeeld. Met alle beperkingen is sprake van inadequate bestuurlijke besluitvorming. Hij ontloopt de verantwoordelijkheid daarvoor geen moment en heeft die zelfs expliciet benoemd. De heer STOEL vraagt hem dan uit te leggen hoe hij is omgegaan met de mt-verslagen die hij toch als eerste heeft gelezen. Hij heeft het ook in de commissie expliciet gevraagd en ook aan de rekenkamercommissie wat die ermee gedaan heeft en ervan heeft gevonden. Men vond dat het niet haar taak was en dus een verantwoordelijkheid destijds van het college. Dus kunnen ze nu als raad vragen wat er destijds met die verslagen is gebeurd. De heer WUBBELS vraagt hem of hij nu gaat vragen wat hij niet heeft kunnen lezen. De heer STOEL antwoordt dat hij het niet heeft kunnen lezen. Hij heeft er expliciet naar gevraagd en het antwoord gekregen dat het niet goed ging. De heer WUBBELS herhaalt dat hij geen moment de bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft ontkend en ook heeft aangegeven nog graag eens in discussie te zijn gegaan over die kerntaken. Ook heeft hij opgemerkt dat een 237
aantal zaken niet onderzocht is, respectievelijk niet duidelijk is. Hij kan weliswaar een idee hebben over het verleden, maar hij kan feiten en omstandigheden uit het verleden niet veranderen. Hij herneemt zijn betoog met te stellen dat er op dit moment nog ontkend wordt dat er een loonsomverhoging heeft plaatsgevonden zonder dat er – voor zover hij weet – duidelijkheid over is welk bestuursbesluit daaraan ten grondslag ligt. Dat is er niet. Wie heeft dit dan voor het zeggen? Wat zegt dat dan? Hij leest in de stukken dat een gezaghebbend persoon dit allemaal heeft geweten maar dat diezelfde gezaghebbend persoon er niets mee heeft gedaan. Er wordt gevraagd om een reactie van het college en gerichte opdrachten binnen een bepaalde termijn. Die reactie willen ze graag hebben en hebben die voor een deel al. Daarover had hij graag met het college van gedachte gewisseld dus het had op de agenda moeten staan en niet alleen in de krant. De DSDfractie heeft echter geen enkele behoefte aan extra papier en extra controles, want ook uit het rapport van de rekenkamercommissie en uit de stukken waarnaar verwezen wordt, bijvoorbeeld van januari 2005, blijkt dat er buitengewoon heldere goede afspraken zijn – een lijst van 21 punten waarin ze voorkomen – waaraan het college moet voldoen. Zelfs de termijnen liggen vast. Hij gaat er vanuit dat de bestuursrapportage die ze nu hebben gekregen hen volledig uitsluitsel zal geven over datgene wat hier in deze loonsomdiscussie aan de hand is. De spelregels zijn goed, de afspraken zijn goed, het enige wat ze aan het college vragen is: ‘houd u aan uw afspraak’. Dan komen ze ongetwijfeld binnen korte tijd over de resultaten ervan te spreken. De heer KONING geeft te kennen dat het rapport van de rekenkamercommissie past in een reeks van zorgelijke berichten over het functioneren van delen van het ambtelijk apparaat en over gebrek aan sturing ook vanuit het college van burgemeester en wethouders. Uit de rapportages - weliswaar in verschillende en soms wat verhullende bewoordingen – kwam een beeld naar voren van een organisatie waarbinnen niet alles op orde is. In de wandelgangen deden geruchten de ronde over tekorten. Het rapport V an overschrijding naar grip bevestigt heel duidelijk het beeld. Ook de beantwoording van de vragen tijdens de commissievergadering nam hun zorgen niet weg, integendeel. De politiek verantwoordelijken past het boetekleed. Ze mogen niet in de verleiding komen gemakkelijk de ontstane problemen af te wentelen op de burgers. De reactie van het college in het persbericht gaat over een vacaturestop. Het zal noodzakelijk zijn maar is beslist onvoldoende. Kijken naar hoe de taken worden uitgevoerd is in overeenstemming met wat de rekenkamercommissie aanbeveelt. Het eventueel afstoten van taken is voor de PvdA-fractie niet bij voorbaat onbespreekbaar. Maar het blijft dweilen met de kraan open. De oorzaak wordt niet weggenomen. Wanneer de werkwijze in eigen huis niet op orde is, dan zullen problemen blijven bestaan. De PvdA-fractie pleit dan ook voor het onverkort uitvoeren van de aanbevelingen van de rekenkamercommissie. Met name wat betreft de sturing en het op orde brengen van de basisadministratie. De raad zal hiervan zorgvuldig en tijdig op de hoogte gehouden moeten worden. Ze dienen daarom de volgende motie in, ondertekend door de fracties van PvdA, CDA, GroenLinks, Stadspartij, D66 en DSD.
MOT IE De raad van de gemeente Doetinchem, in vergadering bijeen op 28 september 2006; gelezen het rapport van de rekenkamer V an overschrijding naar grip; overwegende dat de raad, het college en de organisatie moeten kunnen beschikken over financiële en personele gegevens die niet voor meerdere interpretaties vatbaar zijn; dat het zeer ernstig is dat de rechtmatigheid van de uitgaven in twijfel getrokken kan worden;
238
d r a a g t h e t c o l l e g e o p: 1. de aanbevelingen van de rekenkamer onverkort uit te voeren en de registratie van de afdelingen personeelszaken en financiën op elkaar af te stemmen; 2. ervoor te waken dat integraal management niet ten koste gaat van noodzakelijke sturing en controle op de budgetten; 3. duidelijk te maken wie voor welk budget verantwoordelijk is; 4. vanaf 1 oktober 2006 de raad gedurende minstens een jaar maandelijks via de commissie beleidsevaluatie, volgens steeds een identieke opzet en in duidelijke en begrijpelijke taal, te rapporteren over personele gegevens (fte) en financiële gegevens (loonsom-loonlosten), maandelijks (of tweemaandelijks) gecontroleerd op rechtmatigheid door de huisaccountant Deloitte; en gaat over tot de orde van de dag. Namens de fracties van de PvdA, CDA, GroenLinks, D66, Stadspartij en DSD De heer VERHOEVEN laat weten dat de VVD-fractie kan instemmen met alle punten zoals voorgelezen. Dat ze de motie op dit moment niet ondertekend hebben, heeft te maken met het laatste punt, de controle van Deloitte. Dat is hen niet helemaal helder. Volgens hen is er eens in het kwartaal een controle door Deloitte. Als je die daaraan koppelt steunt de VVD-fractie de motie van harte. De heer KONING denkt dat er met de raad over gesproken kan worden hoe om te gaan met de rapportage van Deloitte. De VOORZITTER stelt vast dat de motie voldoende is ondertekend en verspreid kan worden. De heer MOÏZE DE CHATELEUX stelt dat de raad in december 2004 unaniem heeft besloten tot onderzoek door de rekenkamercommissie naar de overschrijdingen op de loonsom waar het managementteam en het college kennelijk geen zicht of grip op konden krijgen. Het resultaat van het onderzoek ligt nu voor en de fractie van D66 spreekt haar waardering uit voor het werk van de rekenkamercommissie. De feiten vinden ze bijzonder schokkend. Op dit moment staat alleen het voorstel op de agenda om het college om een reactie te vragen. Daarom zullen ze er ook niet inhoudelijk op in gaan. Afgelopen week mochten ze kennis maken met een persbericht met maatregelen waarin werd verwezen naar het rapport. Het lijkt een voorschot op de reactie. Er zou een vacaturestop zijn. Klopt dat of hebben intussen zoveel ambtenaren uit eigen beweging de gemeente verlaten dat er een argument nodig was om dat te verklaren? Ze vragen zich af waarom zo’n draconische maatregel getroffen wordt zonder eerst de raad te raadplegen. Hij vraagt in de reactie ook het antwoord op te nemen op een aantal vragen van hen. Kan het college verklaren waarom geaccepteerd wordt dat er twee grote overschrijders zijn, stadszaken en publiekszaken, waar sprake is van zeer grote tekorten? Waar zijn de maatregelen om hier iets aan te doen? De rekenkamercommissie heeft ook uitgesproken dat de maatregelen, in gang gezet door het vorige college, voldoende zouden moeten zijn mits de spelregels zouden worden uitgevoerd. De maatregelen voor 2005 zouden sluitend zijn. Het deltaplan, de spelregels, is eveneens in gang gezet door het college. Hij vraagt hoe het college voor voortgang gaat zorgen. Hij denkt dat daarvoor een krachtige directeur nodig is. Die was er ook. Hoe denkt het college het op te lossen nu de heer Schrik er niet meer is? Kennelijk had het college niet de kracht met de heer Schrik. Hoe zou dat nu zonder moeten? De managers die het eerder niet voor elkaar kregen mogen het nu opnieuw proberen. De fractie van D66 vraagt zich af waar het tekort is ontstaan waarover in het persbericht gesproken wordt en wanneer. De doelstellingen zijn niet gehaald. Waarom is er dan niet gestuurd? Is dit een vooraankondiging van een niet sluitende begroting die er komt? De fractie van D66 gaat ervan uit dat er wel een sluitende begroting wordt aangeboden. De raad zal in ieder geval kaders moeten stellen die periodiek goed te controleren zijn. De
239
fractie zal dit ook zeer nauwlettend gaan volgen. Per dienst zullen afwijkingen, formatie en gemiddeld, gemeld moeten worden. Concreet zijn en als dat het geval is dan aangeven waar onder- of overschrijdingen aan de orde zijn. Ze willen niet langer verrast worden maar een overzicht hebben van de afwijkingen met daarbij precies aangegeven wat het college er aan gaat doen. De heer BOS geeft te kennen dat de fractie van de Stadspartij geschrokken is over dit rapport. Het rapport van de rekenkamercommissie waarvoor hij dank en waardering uitspreekt, schets een onthutsend beeld van de financiële positie en de financiële organisatie. Na wat ook door vorige sprekers is opgemerkt stelt hij vast dat de aansturing van het ambtelijk apparaat door het mt tekort heeft geschoten. Ook komt het hen voor dat de afstemming tussen college en mt zeer te wensen heeft overgelaten. Hij vraagt het college aan te geven op welke wijze het meent die afstemming te kunnen gaan verbeteren. Reagerend op wat eerdere sprekers gezegd hebben, zegt hij dat hij zich de reactie van de heer Van Doesum kan voorstellen die om maandelijkse rapportage vroeg. Hij vraagt echter of ze er een idee van hebben wat het kost om de raad maandelijks uitgebreid te informeren over de financiële positie op dat moment. De heer VAN DOESUM wijst hem erop dat de motie die de heer Bos zelf mede ondertekend heeft om zo’n zelfde maandelijkse rapportage vraagt. De heer BOS betreurt deze vergissing. Maar hij geeft aan dat het hen er niet om gaat om voortdurend de inhoud te controleren. Het gaat vooral om het volgen van het proces dat moet leiden tot verbetering. Hij kan zich niet voorstellen dat de gemeenteraad de controlefunctie van deze gemeente moet gaan overnemen. In dat verband vraagt hij het college aan te geven hoe in de gemeente die controlefunctie geïmplementeerd is. Daar zou het toch moeten zitten dat je dit soort problemen kunt voorkomen. Aanvullend op de interpellatie van de heer Stoel wil hij nog reageren op de heer Wubbels. De opmerking van de heer Wubbels over zijn collega die destijds verantwoordelijk was voor de financiële huishouding betreuren ze. De heer Stoel heeft terecht enkele vragen gesteld en de reactie daarop stelde hen teleur. De heer Wubbels ontkent de collegiale verantwoordelijkheid niet, maar hij lijkt die verantwoordelijkheid vooral bij een ander te leggen. Dat past niet in de ogen van de fractie van de Stadspartij. De heer WUBBELS adviseert hem in het vervolg beter te luisteren. In de richting van de fractie van D66 stelt de heer BOS voor om inhoudelijke vragen te stellen in de commissies. De fractie heeft een aantal zakelijke vragen over de inhoud van het rapport hier op tafel gelegd, terwijl hij meent dat ze hier een bestuurlijke discussie moeten voeren over het rapport. Hij wil vooral scheiden wat in commissie en in de raad besproken moet worden. De heer MOÏZE DE CHATELEUX reageert dat er is gevraagd om bij de reactie die het college gaat geven dat mee te nemen. Dat kan dus ook de volgende keer. De heer BOS memoreert dat de fractie van D66 een vraag stelde over de opvolging van de gemeentesecretaris waarin zij de twijfels uitte over de vraag of het college wel van plan was om een krachtige nieuwe gemeentesecretaris aan te stellen. Neen, zegt hij, er komt een gemeentesecretaris die vermoedelijk de gehele dag zijn nagels zit te poetsen. Hij vindt het van geen niveau om een dergelijke rare vraag neer te leggen in deze raad. De heer HEIJ laat weten ook van verschillende kanten te zijn aangesproken over de acceptatie van wat er hier in dit huis gebeurd is. Hij kan daarop slechts zeggen dat de motie al oud is, van december 2004. Al langer maakt hij zich zorgen. De conclusies van het voorliggende rapport maken hem somber. Wie in dit huis weet nu hoe het zit? Regelmatig is er discussie geweest over de gang van zaken en is de vinger op de zere plek gelegd. Gezien de inhoud van het rapport is hij van mening dat ze het als raad harder hadden moeten spelen. In zoverre schaamt hij zich om daar te staan, want hoe heeft het zover kunnen komen? Hij zal zeker onderzoeken wat te doen en welke wettelijke instrumenten ter beschikking staan om meer grip te krijgen op het proces en de uitkomsten. Het rapport heeft veel dingen bevestigd die ze vooraf wisten of vermoedden. De belangrijkste conclusie is dat de zaken niet onder controle zijn. Het heeft de fractie van ChristenUnieSGP zeer gestoord dat gebruikte begrippen niet eenduidig zijn. Dat is absoluut onacceptabel. Eenduidigheid van begrippen en eenduidige toerekening van bedragen die 240
een heldere inhoud hebben, is absolute noodzaak. Waar zit nu inhoudelijk het probleem? Het probleem zit in wat hij aanduidt als ‘van inspanning naar resultaat’. Je hebt een proces en daaruit komt een product of een dienst. Een goed proces geeft een goed product. Een proces is een aantal opeenvolgende activiteiten die je uitvoert om een product of dienst tot stand te brengen. Doe je die activiteiten goed en zijn ze goed op elkaar afgestemd, dan zijn de producten of diensten ook goed. En dat binnen de aangegeven grenzen, middelen en mensen. Dat is de enige nuance die in dit verband past. Uitgaven moeten in verhouding staan tot prestaties. Die prestaties kunnen niet aangetoond worden. Daar ligt dan ook het probleem. De prestaties zijn er niet, maar de kosten zijn er in overvloedige mate. Had dat niet te maken met een planning- en controlcyclus? Deelprestaties in kaart brengen en de daarvoor benodigde middelen, zodat het apparaat kan volgen wat de voortgang is. Een oplossing op korte termijn in deze crisis is het gat dichten. De geldkraan dichtdraaien, dat draagt zijn warme goedkeuring, maar is op langere termijn geen oplossing. Die moet komen van resultaatgericht werken. 1. Wat is het product en wat is de dienst? 2. Welke processen zijn daarvoor nodig? 3. Welke mensen en middelen zijn daarvoor nodig? Daarmee is direct de planning- en controlcyclus ingericht waar ze al zo lang op zitten te wachten. Nu moet het rapport een vervolg krijgen. De snelheid zit erin en moet er in blijven. De fractie van ChristenUnie-SGP verwacht van het college op zeer korte termijn een tussentijds overzicht van de drie punten die hij zojuist genoemd heeft. Toen de burgemeester het rapport in de commissie beleidsevaluatie ontvangen had, gaf hij aan dat ze het woordje ‘nu’ moeten definiëren. In Van Dale wordt de betekenis ervan weergegeven als ‘het tegenwoordige ogenblijk’, ‘op dit ogenblik’ of ‘op een bepaald ogenblik’. Maar het wordt ook gebruikt als aansporing om aan te dringen. Hoe daarmee om te gaan? Het volgende woord in het woordenboek van Van Dale is ‘nuance’. Dat betekent ‘weinig afwijkend verschil’ of ‘een fijn onderscheid’. Dat is echter wat ze niet meer willen. Ze zijn het hartgrondig eens met de voorzitter van de rekenkamercommissie die verzuchtte dat hij hoopte dat het rapport niet dezelfde weg zou gaan als het vorige rapport. Snelheid is geboden. Hij vraagt of ze vertrouwen hebben in deze organisatie. Dat wel, mits de aanwezige mensen in dit huis gebruikt worden. In de stukken bij dit agendapunt hebben ze enkele stukken gezien uit 2001 die hen buitengewoon hebben aangesproken. Walter vertelt en Willie tekent. Als dat de krachten zijn in dit huis dan heeft hij nog hoop dat het goed komt. Maar dan moeten ze deze krachten wel gebruiken. Zo komen ze verder: organiseren, mensen die het verschil maken bij elkaar brengen. Het is al door velen gezegd: er is een nieuw college, er zijn heidagen geweest, er is een deltaplan, er is tijdelijke ondersteuning waar ze mee akkoord zijn gegaan enzovoort. Maar hoe gaat het verder en wat zullen ze er verder van zeggen? Er waren verzachtende omstandigheden. Het commentaar van de interim-secretaris bood ook perspectief, maar hij is er iet meer. Er is nog vervolgonderzoek nodig. Is het een understatement dat het persbericht stelt dat de organisatie de situatie nog niet helemaal onder controle heeft? Of is het alleen een voorzichtige formulering? Samenvattend vindt de fractie van ChristenUnie-SGP dat alle aanbevelingen onverkort moeten worden uitgevoerd. Ze vragen het college om binnen drie weken een reactie te geven op alle bevindingen en aanbevelingen van de rekenkamercommissie. Dus een actieplan op maximaal 2 keer A4. Ook voor het college is dit alles niet nieuw en het heeft ongetwijfeld reeds na kunnen denken. Dit actieplan dient dan kentallen te bevatten aan de hand waarvan de raad dan eenvoudig kan volgen hoe de te nemen acties verlopen. Met betrekking tot de reeds ingediende motie laat hij weten hierover binnen de fractie nog niet te hebben kunnen overleggen. Dat hebben ze inmiddels wel gedaan. Anders hadden ze de motie mede ondertekend. Wethouder KUIPER stelt dat door alle fracties geschrokken gereageerd is over het beeld dat naar voren komt in het rapport van de rekenkamercommissie V an overschrijding naar grip. Het spitst zich toe op het financiële gebouw van de gemeente Doetinchem, over de organisatie, de resultaten van de organisatieontwikkeling. Dat alles heeft gecumuleerd in tekorten. Dit gaat de wereld in als het loonsomdebat. Het nieuwe college heeft kennis genomen van zowel dit rapport als de actualiteit op het gebied van de financiële geldstromen. Het is van mening dat het later dan 5 voor twaalf is. Je zit nu in de situatie 241
dat de wal het schip keert en dat betekent ‘alle hens aan dek’. Ook bij de raad bespeurt hij dat ze zich niet kunnen veroorloven voort te gaan op de wegen die ze vroeger bewandeld hebben en met de systemen die ze gehanteerd hebben op dezelfde wijze door te gaan. Je hebt geen nieuwe systemen nodig wat betreft controleregels en begeleiding van dit soort processen, maar je moet de bestaande regels goed uitvoeren en toepassen. In het verleden is dit ook in deze raad zo gecommuniceerd. Toen is ook altijd gezegd om het zus of zo te doen. Maar het papier is geduldig en hij heeft de indruk dat, willen ze hier de slag maken die nodig is en op korte termijn ook successen kunnen boeken, ze inderdaad datgene wat ze afspreken maandelijks en soms wekelijks moeten volgen of datgene gehaald wordt wat ze hebben afgesproken. Dat heeft te maken met terugblikken in het verleden. Ze hebben heidagen georganiseerd voor een brainstorm tussen college en management. Dat ging erover hoe ze die bewegingen kunnen realiseren en hoe ze de organisatie zodanig kunnen aanpassen in het proces dat ze uiteindelijk toekomen bij een situatie waarbij de structuur beter is voor het bereiken van de doelen die ze zich hebben gesteld. Dat heeft met name betrekking op het weer gezond maken van alles wat hier vanavond over de tafel is gegaan. De raad mag ervan verzekerd zijn dat het college heel alert de problematiek onderkent en ook van plan is de raad voorstellen te doen die echt oplossingen in zich dragen. Het zal niet volgende maand alles geregeld hebben en ook misschien volgend jaar nog niet, maar de beweging moet er heel duidelijk in zitten dat ze de weg omhoog terug vinden. Het kan niet zo zijn dat het financiële huis zo blijft. Het moet anders, het moet beter. Ook over de organisatieontwikkeling hebben ze discussie gevoerd. Ze gaan ook daarin aanpassingen plegen. Er is vanavond gesproken over een zware man op bedrijfsvoering. De heer STOEL onderbreekt hem met de opmerking dat het hem irriteert dat hij zegt een jaar nodig te hebben om de zaak op orde te brengen. Hij herhaalt en heeft de voorzitter erin geprezen toen hij het rapport in ontvangst nam, dat ze het hebben over ‘nu’ en over heel eenvoudig het vaststellen van de loonsom. Hij vraagt of ze als organisatie dan niet in staat zijn om een loonsom vast te stellen. Formatie-eenheden maal hetgeen iemand verdient. Hij vindt het schande dat ze niet in staat zijn dan wel maandelijks er over moeten rapporteren, dan wel er een jaar over moeten doen om dat te kunnen vaststellen. Hij gaat ervan uit dat als straks de begroting 2007 hier in concept wordt neergelegd, dat dan daarin feilloos de aansluiting wordt opgenomen. Wethouder KUIPERS reageert dat het vaststellen van de loonsom een aspect is, het constateren dat je er een tekort op hebt is twee en het implementeren van het proces dat op termijn leidt tot het voorkomen van dit soort problemen is drie. Alle drie aspecten hebben de aandacht. De heer VAN DOESUM interrumpeert naar aanleiding van de uitspaak van de wethouder dat het college komt met voorstellen. Daar was hij wat verbaasd over. Plannen hebben ze immers al. Er is een deltaplan en hij zou graag willen weten wat de stellingname van de wethouder is ten aanzien van dat deltaplan. Dat bevat al heel krachtige voorstellen. Samen met de gebruikelijke routines die er zijn om cijfermateriaal naar voren te krijgen, de mangementrapportages die goed worden in de toekomst denkt hij dat ze al een heel eind zijn. Hij wil niet dat het college zich er vanaf maakt met nog weer nieuwe voorstellen die hun pas over weken of maanden bereiken. Wethouder KUIPER vraagt of hij de discussie moet herhalen die hij met de raad gevoerd heeft op het gebied van het deltaplan, de ambities die daarin zijn verwoord en de lijnen die daarin zijn uitgezet. Daar hebben ze de vorige keer uitvoerig over gesproken. Dat is ook een heel heilig boekwerk geworden voor het college. Daar hebben ze geen verschil van inzicht over. De heer WUBBELS zegt dat een van de punten die vanavond ter discussie staan in het verlengde van het rapport van de rekenkamercommissie ook de omgangsvormen tussen raad en college is, de manier waarop je je verantwoordelijkheid waar kunt maken. Hij heeft al in zijn betoog aangegeven dat hij er moeite mee heeft dat ze wel in de krant en persberichten van alles kunnen lezen, maar er niet toe in staat worden gesteld om met de verantwoordelijke wethouder en het college te discussiëren over de dingen die hij nu aan de orde stelt. Het is oneigenlijk om nu weer die dingen te herhalen die daar verteld worden zonder dat de raad beschikt over adequate informatie en zonder dat hij met de raad praat over het spoorboekje dat het college van de raad meekrijgt om deze ontwikkelingen te stoppen. Hij verzoekt nogmaals om de raad in de gelegenheid te stellen zijn verantwoordelijkheid waar te maken, niet in te 242
gaan op datgene wat het als college heeft besloten naar aanleiding van van alles en nog wat, maar zich te houden aan het rapport van de rekenkamercommissie. Het lijkt kunstmatig, maar in de verhouding tussen raad en college is het buitengewoon belangrijk dat er een zuivere en goede discussie gevoerd kan worden op grond van feitelijke informatie waar de raad nu niet over beschikt. Wethouder KUIPER antwoordt hem dat het voorstel over dit onderwerp resulteert in een opdracht aan het college om daar commentaar op te leveren. Dus dat kan de raad tegemoet zien. Dat is toegezegd en onderdeel van het voorstel. Wat hij inkleurt en waar hij op reageert is de teneur van alle reacties en wat ze als college graag willen doen in de richting van de raad. Er is best behoefte aan de uitwisseling van gegevens. De heer Wubbels spreekt steeds over persberichten, maar er is ook gecommuniceerd in de commissie beleidsevaluatie. Jeroen van den Berg, de externe adviseur, en hijzelf hebben daar ook informatie gegeven over actualiteit en over financiën en ook toegezegd dat ze over de details, het financiële handwerk, in de komende informele raadsvergadering met de raad van gedachten willen wisselen. Door de senioren is aangegeven dat men ter voorbereiding van die discussie graag gegevens op papier wil zien. Daar wordt nu aan gewerkt en dat krijgt de raad maandag. Donderdag zal er dus een discussie zijn met de raad over een aantal financiële uitgangspunten, over hoe ze ermee om willen gaan. Ze hebben als raad en college een collectief probleem dat ze samen aan moeten pakken. Daar wil hij graag volop over communiceren in alle openheid met alles wat er aan materiaal en cijfers beschikbaar is. Reagerend op de CDA-fractie merkt hij op dat deze de trieste constatering heeft gedaan over de loonsomoverschrijding, plaats het in het kader van het deltaplan en dringt er ook bij het college op aan om in de marap eerder de gegevens beschikbaar te stellen na afsluiting van de periode. Hij zegt toe dat het college het maximale op dat punt wil bereiken en zal later terugkomen op de inkleuring betreffende de rapportage naar de raad in een hogere frequentie. De VVD-fractie had het over de kanteling in de organisatie, de positie van de hoofden van eenheden die verantwoordelijk waren als managementteam ook op basis van formele regels. Dat is juist en de constatering van de heer Van Mourik is dat het management daarin niet goed heeft gestuurd. Het college is aan het kijken hoe de organisatie efficiënter kan. Ze gaan toe naar een proces van integraal management op afdelingsniveau. Dat betekent op termijn een doorontwikkeling van het huidige systeem van eenheden en het weglaten van die laag in de hiërarchie. Je krijgt dan een een- of tweehoofdige leiding, de gemeentesecretaris en waarschijnlijk een hoofd bedrijfsvoering. Die stuurt dan rechtstreeks de afdelingshoofden aan die verantwoordelijk zijn voor het integraal management, dus ook de personele en financiële kant en planning en control op dat niveau. Dat zijn processen waar het college uiteraard over praat in de organisatie samen met de ondernemingsraad, niet nu al naar een eindplaatje maar wel in het proces van hoe ze in het kader van de problematiek die vanavond besproken wordt de organisatie daarop zoveel mogelijk kunnen enten, opdat de toekomst minder problemen zal kennen dan nu. De term ‘verhullend taalgebruik’ zal het college zich aantrekken en ervoor zorgen dat in de toekomst zowel de cijfers als de daarbij behorende taal inzichtelijk zullen zijn. Over ‘geen nieuwe laag in de organisatie’ zegt hij te proberen er een uit te halen. GroenLinks heeft opgemerkt dat de managementinformatie als systeem tekort schiet. Dat is een constatering tegen de achtergrond dat als je geen inzicht hebt in de gegevens waarmee je moet werken, dus in het managementinformatiesysteem, je ook niet goed kunt besturen. In die zin gaan ze op dat punt ook een slag maken en is in het verleden men op een aantal terreinen tekort geschoten. Over breed integraal management heeft hij al aangegeven welke kant het college op wil. Volgens de heer Van Doesum hebben de hoofden van eenheden niet in alle opzichten aan de beperkingen voldaan. Dat klopt in die zin dat er afspraken waren over registratie en het werken met loonsombudgetten. Er was ook een periodiek volgsysteem aan gekoppeld. In de praktijk bleek echter dat de koppeling naar de personeelsformatie en de projecten, de registratie ervan ook van tijdelijk ingehuurde krachten waaraan onderweg de behoefte ontstond, dat de administratie ervan in totaliteit onvoldoende inzicht gaf en uiteindelijk in de finale fase liet zien dat er overschrijdingen hebben plaatsgevonden. Op dat punt moeten ze andere processen gaan entameren. Tegen die achtergrond heeft hij nog deze week uitvoerig gesproken met Deloitte, de huisaccountant, en ook in het kader van 243
de constatering dat de organisatie nog niet voldoet aan de eisen die gesteld worden om voor een rechtmatigheidsverklaring in aanmerking te komen, heeft het college gezegd dat het niet meer zo moet zijn dat deze raad in de toekomst nog geconfronteerd wordt met het ontbreken van een dergelijke rechtmatigheidsverklaring. Ze gaan hard aan de slag met datgene wat nodig is om daaraan te voldoen. Een element daaruit is ook de registratie van de loonsommen en de administratie daarbij naar de projecten, gebaseerd op een helder format. De heer VAN DOESUM vraagt de wethouder of hij ook het inzicht heeft dat integraal management ook de verantwoordelijkheid voor de cijfers inhoudt. Dat beaamt wethouder KUIPER. De bedoeling is in het gewenste plaatje dat integraal management zowel inhoudelijk betrekking heeft op het takenpakket als ook de financiële geldstromen en het planning- en controlsysteem. De heer STOEL merkt op dat niet meer de term ‘naar de toekomst’ gebruikt moet worden, maar dat concreet gezegd moet worden wanneer iets zal gebeuren. Hij vraagt of de jaarrekening 2006 zal voldoen aan de rechtmatigheidstoets of niet. Wethouder KUIPER zegt dat deze daaraan niet zal voldoen. De heer STOEL zegt ten aanzien van wat ze afgesproken hebben dat ze ervan uit zouden moeten gaan dat de jaarrekening 2006 zou worden voorzien van een rechtmatigheidsverklaring. Dat betekent nu al dat ze er bij de jaarrekening 2006 niet aan zullen kunnen voldoen en 2007 misschien ook niet? Ze willen nu concrete termijnen horen en hij vraagt de wethouder nu tegen de raad te zeggen dat hij er voor 2007 naartoe zal werken dat er een rechtmatigheidsverklaring aan de jaarrekening gekoppeld is. Wethouder KUIPER antwoordt dat dit hetgeen is wat hij gezegd heeft. De heer OSINGA wijst op de commissievergadering waarin aan de projectleider gevraagd is hoe deze zijn planning denkt rond te krijgen omdat hij nogal krap gepland had. Dat vond deze eigenlijk ook. Hij wil nu graag weten van de wethouder hoe het daarna gaat en hoe diens optiek daarover is. Dus hoe gaat de wethouder om met de planning die hoogstwaarschijnlijk niet gehaald wordt? Eind december gaat de projectleider weg. Dan zijn de processen nog niet geïmplementeerd, is de administratieve organisatie nog niet beschreven en geïmplementeerd; het is allemaal halverwege. Hoe gaat de wethouder daarna ermee aan de slag? Wethouder KUIPER antwoordt hem dat het feit dat hij deze week het gesprek heeft gehad met de externe accountant en ook hun inzet daarbij heeft afgesproken, omdat hij vindt dat ook de accountant in het verleden in de rapportage te mild heeft gereageerd over de voortgang in de afspraken die er lagen met het ambtelijk management. Tegen die achtergrond heeft hij met hen gesproken en hun gemaand om vanuit hun verantwoordelijkheid als gemeentelijke huisaccountant heel stringent in die dossiers er in te gaan. Er is nu een missie gaande binnen het ambtelijk apparaat met behulp van de externe accountant, met behulp van adviseurs, om datgene waar hij het nu over heeft zo snel mogelijk op te tuigen en te implementeren. De heer OSINGA vraagt of de wethouder daarmee bedoelt te zeggen dat hij eind december klaar is met het beschrijven ervan en de budgetverantwoordelijkheden leggen. Wethouder KUIPER noemt het een missie die misschien wel in deelsuccesjes uiteen zal vallen. Het beschrijven van werkprocessen op de goede manier is een hele klus. Dat loopt wellicht langer door dan het inzicht geven in de financiële stromen richting loonsom en hoe je het in de organisatie ook administratief begeleidt. Dat kan sneller. In die zin kan hij moeilijk toezeggen dat 1 januari 2007 alles rond is. Ze doen hun uiterste best. Hij heeft van de fractie van de DSD de dringende uitnodiging begrepen om vanuit het college de raad beter te faciliteren op een wijze waarop hij zijn taken kan vervullen. Dat betekent informatie tijdig aanleveren enzovoort. Mede tegen die achtergrond heeft hij gezegd dat het college informatie over de financiële actualiteit gaat verzamelen, dat gaat bespreken in de informele raad, daar lijnen naar de toekomst gaat uitzetten tegen de achtergrond van dat het de raad zoveel mogelijk wil betrekken in het proces, periodiek informeren, zodat als er een verantwoordelijkheid is, die zo mogelijk een gedeelde kan zijn. De heer WUBBELS vindt het heel mooi klinken, maar waar het om gaat is dat ze werkelijk in staat gesteld moeten worden om dat allemaal ook te doen. Als wethouder Kuiper vandaag bijna letterlijk citeert uit de besloten besluitenlijst die recent gepubliceerd is, dan voelt de fractie van de DSD zich niet gerechtigd om op basis van die vertrouwelijke informatie er op in te gaan. Een seniorenconvent is niet bedoeld om dit soort informatie te geven. De informele raad is ook niet bedoeld voor het geven van dat soort informatie. Het college behoort de raad te 244
faciliteren in de openbaar toegankelijke besluitvorming en discussie. Hij kan zich voorstellen dat de wethouder, gegeven de situatie denkt waar te beginnen en hoe hij dit allemaal zo snel mogelijk aan de vork kan steken. Hij moet de opmerking van de heer WUBBELS vooral zien als hoe ze gezamenlijk dat traject gaan bewandelen, want ze hebben immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Maar het college moet er dan wel voor zorgen dat ze niet nu al dingen bediscussiëren zonder dat de raad daarin goed ondersteund en verzorgd wordt qua informatie. Wethouder KUIPER zegt toe dat het college zijn uiterste best zal doen om de raad te faciliteren en in de hectiek om snelheid te houden komen dingen misschien wel eens iets eerder naar buiten dan in dat kader mogelijk wenselijk is, maar dat is dan ook de verklaring. De heer Wubbels miste, sprekend over het aspect functiewaardering (fuwa), inzicht in de bestuurlijke besluitvorming die heeft geresulteerd in de hoge functieschalen, althans de effecten in de functiewaardering. In de officiële reactie van het college op het rapport zal er nog op teruggekomen worden. De fuwa is een systeem dat je hanteert. Om een functie te beschrijven, te waarderen en her te waarderen behoef je niet iedere keer een bestuurlijk besluit te vragen. Dat zal in het verleden ook niet altijd zijn gebeurd. De systemen zijn gehanteerd tegen de achtergrond van het organisatieontwikkelingtraject. De functiemutaties hebben daarin plaatsgevonden en het resultaat is al dan niet een periodiek erbij. ‘Houd je aan de afspraken’ heeft de heer Wubbels opgemerkt. Dat zegt de wethouder toe. Ook de PvdA-fractie stelt zorgelijk en somber te zijn over het resultaat en markeert het gebrek aan sturing in de organisatie. Dat element is ook voor het college aanleiding om daar heel kritisch naar te kijken en met name tegen die achtergrond het sturende element beter te positioneren. Het boetekleed past de raad, het college, het management, maar hij spoort allen aan vooruit te blikken en te constateren dat ze het nu qua problematiek helder in beeld hebben en van daaruit ook snel willen opereren. Foute oorzaken wil het college ook in beeld brengen en oplossen. De PvdA-fractie spreekt van een discussie die verder gaat dan marginale aanpassingen, stofkammen, maar je moet ook heel basaal kijken naar je huidige takenpakket. Het is ook de mening van het college dat ze heel kritisch moeten kijken wat ze allemaal met hun geld doen, hoe ze dat hebben gestructureerd, of dat het meest optimale is van wat burgers van de gemeente wensen op het niveau van dienstverlening, operationele taken die de gemeente zelf doet. In dat kader wordt het allemaal bekeken, al vrij snel. Op het niveau van de jaarplannen waar nu aan wordt gewerkt moet al gekeken worden waar ze in kunnen gaan schuiven. Daar zal de raad tijdig van op de hoogte worden gesteld. Zonder schorsing kan hij namens het college meedelen dat het de ingediende motie loyaal zal uitvoeren omdat daar een aantal elementen in staat die ook het college heel nuttig en nodig vindt. De heer VERHOEVEN vraagt de wethouder aan te geven of wat betreft de controle op de rechtmatigheid de huisaccountant middels deze motie vaker moet komen en of er extra kosten aan verbonden zijn of dat het past in het betoog dat hij voerde en dat die afspraak eigenlijk al gemaakt is. Wethouder KUIPER licht toe dat de huisaccountant een contract heeft met de gemeente voor wat betreft het reguliere werk en daarnaast ook een adviseur is. Als je tegen die achtergrond een accountant extra opdrachten gaat geven en dat zou kunnen uit de interactie tussen raad, commissie, b&w en die accountant, dan zijn daar kosten mee gemoeid. Ze moeten dat zuiver in balans proberen te brengen. Ook op dit punt moet naar nut en noodzaak gekeken worden. De heer VERHOEVEN verklaart dat de VVD-fractie de motie niet heeft gesteund omdat ze van mening was dat de accountant eens per kwartaal zonder meer al de toets doet. Dus is dat de verbindende factor zonder extra kosten te maken. Hij doet niets af aan de belangrijkheid van dit alles, maar of je de rechtmatigheid eens in de twee of eens in de drie maanden controleert, het moet op zich in het gehele proces zitten. Dat beaamt hij. In die zin, ook praktisch gereageerd, heeft het college bij de afspraken rondom de uitvoering van het deltaplan ook toegezegd – en dat gaat ook gebeuren – dat het de commissie maandelijks zal bijpraten over de ontwikkelingen en daar kan ook het element waar ze het nu over hebben bij betrokken worden. De fractie van D66 heeft ook kritiek over de informatieontvangst, deels via de pers en niet vooraf aan de raadsvergadering. Ze heeft het gehad over verantwoordelijkheden, een beetje toegespitst op deelsectoren. Wethouder KUIPER meent dat de discussie over de verantwoordelijkheid over mensen en 245
organisatieonderdelen moet liggen bij het college. Wel komt het college met de raad in discussie over eventuele aanpassingen in de structuur. Hij is het eens met de uitspraak dat de bestaande spelregels goed uitgevoerd moeten worden. Dan ben je al een heel eind op streek. De behoefte aan een directeur bedrijfsvoering wordt ook gedeeld door het college. Ook de Stadspartij is geschrokken van de diagnose uit het rapport van de rekenkamercommissie. Die heeft ook ontdekt dat de afstemming tussen het college en het mt waar het gaat om bewaking van de afspraken en in de financiële geldstromen niet goed gewerkt hebben. In het kader van het deltaplan en wat hij reeds gezegd heeft over aanpassingen in de organisatie zal dat in de toekomst beter kunnen gaan. De heer Heij schetste eveneens een somber beeld en vroeg zich af of ze het harder moeten spelen, minder vrijblijvend. De wethouder denkt dat raad en b&w alert moeten zijn over hoe het in de toekomst gaat, ook met betrekking tot informatie-uitwisseling. Het moet intensiever, eerder signaleren en in de organisatie voor wat betreft de financiële begeleiding en afspraken op gebied van planning en control, budgettering en de bewaking ervan zal het minder vrijblijvend moeten dan voorheen om de doelen te kunnen halen die ze vanavond hebben afgesproken. De heer BOS mist in de reactie van de wethouder dat wat hij in zijn bijdrage gezegd heeft over de functie van de controller, namelijk diens positionering en op welke manier de controller zodanig gefaciliteerd kan worden dat de raad vooral het proces kan controleren en niet als een boekhouder moet gaan opereren. Wethouder KUIPER verklaart dat het nu via het concern is geregeld qua dienstverlening aan mensen en organisatieonderdelen en dat daar ook de basale verantwoordelijkheid ligt. Daarmee is er ook een cultuur ontstaan dat men op afdelingsniveau zit te werken aan projecten. Vanuit het concern wordt het financieel bewaakt en in de praktijk lossen ze de problemen samen wel op. De geest moet zijn dat de integraal manager, in dit plaatje zal dat het afdelingshoofd zijn, de integrale verantwoordelijkheid ook voor wat betreft de zojuist genoemde elementen in zijn portefeuille heeft en daarin op afdelingsniveau wordt ondersteund door mensen die budgetbewaking doen, inzicht hebben in de financiën, de p&o en f-functies. Op afdelingsniveau, integraal als onderdeel van de werkprocessen. De heer BOS vraagt of dat betekent dat er in de praktijk niet zoiets is als een interne controller die onafhankelijk opererend rechtstreeks rapporteert aan het college. Wethouder KUIPER heeft ook met de accountant hierover gesproken. Voor de interne controller komen ook voorstellen om dat beter te structureren. De heer BOS vraagt de wethouder of deze dan ook rechtstreeks rapporteert aan mt en college. Wethouder KUIPER bevestigt dat omdat het ook moet op basis van de spelregels die er zijn om in aanmerking te komen voor de rechtmatigheidsverklaring. Er zijn bepaalde formele afspraken over de positie van de interne controller. Hij zegt de heer Bos toe binnenkort te zullen komen met voorstellen om die functie te implementeren. Dat is een van de elementen die ze op moeten tuigen om in aanmerking te kunnen komen voor de rechtmatigheidsverklaring. Vervolgens zegt hij toe Walter en Willie nog te zullen lezen. Wat betreft de vraag van de heer Heij aan het college om op korte termijn, binnen drie weken, te reageren op het rapport op maximaal twee A4-tjes stelt hij dat in de notulen zal worden opgenomen dat het college dit zal doen. De heer VAN DOESUM refereert aan de woorden van de heer B. Ernst dat bij acute en ingrijpende wijzigingen de raad direct geïnformeerd moet worden. Hij vraagt hem wat hij onder acuut en ingrijpend verstaat. Hij vindt dat daar eerder concrete afspraken over gemaakt moeten worden. Gaat het dan over overschrijdingen of over het niet in de hand houden van de vastgelegde spelregels? De heer Mourik van de VVD-fractie heeft gezegd binnen drie maanden een plan van aanpak te willen hebben. Hij vraagt hem of het deltaplan al niet een plan van aanpak is. Dat hebben ze samen vastgesteld en daar heeft wethouder Kuiper zich al aan verbonden; dat is voor hem een heilig boek, zei hij. Ook zei de heer Mourik niets te voelen voor een nieuwe laag in het ambtelijk apparaat. Hij deelt dat gevoel met hem en vraagt hem of hij het ermee eens is dat het platter maken van de organisatie daarentegen juist wel nastrevenswaardig is, zoals de wethouder naar hij meent ook in zijn betoog bedoeld heeft. Hij heeft in de wollige omschrijvingen die de wethouder gebruikte niet kunnen ontdekken of deze bereid is personele maatregelen te nemen, ofwel de teugels strakker aan te trekken. Hij vraagt hem dat nog eens heel helder te formuleren. 246
De VOORZITTER vraagt degenen in de raad die door de heer Van Doesum zijn aangesproken zich gereed te houden om ook de antwoorden te geven. De heer WUBBELS merkt op dat in het uitvoerige betoog van wethouder Kuiper dat ongetwijfeld meer dan twee A4-tjes omvatte, je bijna zou uit het oog verliezen dat er één centrale vraag was en hij gaat ervan uit dat hij ook zonder meer bedoeld heeft daar ja op te zeggen. Hij verwacht dat de afspraken die er zijn uitgevoerd worden inclusief datgene wat de rekenkamercommissie daarover gezegd heeft. De heer KONING vraagt zich na het lange betoog van de wethouder af wanneer zij kunnen weten wie er in dit huis waarvoor verantwoordelijk is, met name waar het de budgetten betreft. De VOORZITTER zegt dat in dit huis het college verantwoordelijk is om hierover verantwoording af te leggen. De heer KONING zou graag weten hoe die verantwoordelijkheid hier in huis gedragen wordt. De heer BOS maakt een korte opmerking die wellicht flauw overkomt, maar die een kern heeft die hij graag het college wil meegeven. Hij vond de reactie van wethouder Kuiper op het verzoek van de heer Heij waarbij hij zegt dat het in de notulen komt, een vorm van verhullend taalgebruik. Hij verzoek dat niet meer te doen. De heer HEIJ zegt dat ze heel veel aandacht voor de externen gehad hebben en de heer Kuiper heeft dat zelf in het verleden ook altijd gedaan. Er staat ook in eerdere verhalen die ze hebben gekregen de nodige informatie over. Wellicht is het als voorbereiding voor 5 oktober een opgave om te onderzoeken wat er omvalt als alle externen op zo kort mogelijke termijn niet meer werkzaam zullen zijn voor deze gemeentelijke organisatie. De wethouder maakte een opmerking met betrekking tot de planning- en controlcyclus. Hij zelf gaat nu bijna vijf jaar mee in dit huis en gedurende die periode loopt planning en control als een rode draad door alles heen. Dat het belangrijk is en noodzakelijk, daar is iedereen al die jaren al van overtuigd geweest, alleen moet hij na vijf jaar constateren dat het nog steeds niet voor elkaar is. Hij is blij met de opmerking van de wethouder dat het moet, maar wil wel graag weten op welke wijze hij dat voor elkaar gaat krijgen. De heer B. ERNST laat weten dat zijn fractie bedoelt met dat bij overschrijding snel actie wordt ondernomen en meteen wordt ingegrepen, dat sowieso de raad daar sneller over geïnformeerd wordt, dat er intern ook direct actie ondernomen wordt en dat, zoals ze nu in de krant moesten lezen dat er een vacaturestop komt, dit al veel eerder gebeurt en niet als het al veel en veel te laat is. De heer MOURIK geeft de heer Van Doesum te kennen dat met de ondersteuning van de motie door de VVD-fractie hij al voldoende antwoord heeft gehad op zijn vragen met betrekking tot de platte organisatie en met betrekking tot het deltaplan. Hij adviseert hem naar de motie te kijken die dan alle helderheid verschaft. Wethouder KUIPER zegt, verwijzend naar de woorden van de heer Van Doesum over personele maatregelen en de teugels aantrekken, dat dit te maken heeft met het bevorderen dat niet alleen bestuurders maar ook ambtelijke medewerkers, interne en externe, het besef hebben dat er problemen zijn. Dus teugels aantrekken zit ook in de sfeer van de communicatie en dat doen ze volop met afdelingschefs, met de ondernemingsraad over waar ze staan, waar ze naartoe willen en waar de accenten moeten liggen. Impliciet is dan ook dat je de teugels aantrekt en de mensen zegt waakzaam te zijn op datgene. Hij appelleert ook bij iedereen die hij ontmoet, dat hij bij de gemeente werkt en in een bepaald taakgebied zit, maar ook creatief moet zijn en zo mogelijk een bijdrage moet leveren aan hoe het beter en efficiënter kan voor de burgers waarvoor ze hier allemaal zijn, zowel in de politiek als in de ambtelijke sfeer. In die zin kan hij het eens zijn met teugels aantrekken als resultante van dit proces. Personele maatregelen vloeien voort uit wat je met je 247
takenpakket en met je organisatieontwikkeling doet. Ze hebben niet het hoogste doel om mensen te ontslaan, maar ze moeten zorgen dat de juiste man op de juiste plaats zit in een zetting waarin hij het meest effectief kan bijdragen in waar ze hem voor benoemd hebben. De heer VAN DOESUM onderbreekt hem met de mededeling dat hij zijn opmerking in eerste instantie had gemaakt in samenhang met het begrip verantwoordelijkheid. Dat heeft hij de wethouder nog niet horen uitleggen. Degene die verantwoordelijk is en die faalt behoort daar ook de consequenties van te dragen. Wethouder KUIPER antwoordt hem dat hij dat constateert, ook richting college en dat het college verantwoordelijk is voor de organisatie, voor de bemensing en voor de wijze waarop de mensen daarin functioneren. Ze hebben op dat punt nog best wat te doen. In het kader van wat hij in de pers noemde de ‘reshuffeling van personen en taken’ om het optimum te bereiken zijn er natuurlijk een aantal dingen mogelijk. Hij wil de raad meegeven dat het een basale verantwoordelijkheid is van het dagelijks bestuur van de gemeente, anderzijds hebben ze de meeste ambtenaren in navolging van de regio Achterhoek die daarmee is gestart, in algemene dienst benoemd. Men weet dus dat men niet zit vastgebakken aan een bepaalde stoel, maar dat je kunt worden ingezet op de plekken waar dat het meest nuttig is. Dat gaat niet zomaar; daar horen allerlei regels bij en die passen ze ook toe. Tegen die achtergrond ontstaat een stuk flexibiliteit. De heer VAN DOESUM vraagt voor zijn duidelijkheid of het antwoord op zijn vraag ook luidt ‘ja ik ben bereid personele maatregelen te nemen’. Wethouder KUIPER bevestigt dat het antwoord als resultante van een proces ‘ja’ is. Hij refereert vervolgens aan de woorden van de heer Wubbels die sprak over het uitvoeren van afspraken inclusief de aanbevelingen van de rekenkamercommissie. Hij zegt geprobeerd te hebben in zijn eerste instantie aan te geven dat het college daartoe zeker bereid is. Op de vraag van de heer Koning wanneer ze weten wie waarvoor verantwoordelijk is in dit huis stelt hij dat het college verantwoordelijk is voor de ambtelijke organisatie en dat ze in de raad niet gaan praten over welk poppetje uiteindelijk verantwoordelijk is. Hij meent al iets gezegd te hebben over bedrijfsvoering als fenomeen en het accent dat ze ook op directieniveau willen geven aan dat aspect van de organisatie. Dat komt tegemoet aan datgene wat in deze raad en het college op dat punt aan belangen is ontdekt: een stevige directiefunctie voor bedrijfsvoering. Aan de heer Bos zegt hij toe zijn leven te beteren en te willen voorkomen dat er sprake is van verhullend taalgebruik. De heer Heij doet de suggestie om daadkrachtig het aantal externen terug te brengen. Dat is uiteraard een onderdeel van de missie, want een externe medewerker is twee à drie keer zo duur als een interne. Doorgaans worden ze ingeroepen voor bepaalde taken en opdrachten. En van een deel van de externen worden de kosten gedragen op projecten waarvan ze de uitvoering mede ter hand moeten nemen. Hij zegt toe dat het college zal proberen het aantal externen terug te brengen tot datgene wat echt noodzakelijk is. De heer HEIJ stelt dat daar zijn vraag ook voor bedoeld was. Tegenover elke prestatie staat een bepaalde uitgave, dus ze zitten niet zonder reden bij de gemeentelijke organisatie. Daarom ook zijn vraag van stel dat je ze allemaal niet meer zou hebben, wat valt er dan om? Gewoon als oefening. Wethouder KUIPER zal gaan oefenen. Hij heeft een gesprek gehad met een ervaren interim-manager die in den lande echt zijn sporen heeft verdiend bij zowel overheid als bedrijfsleven in topfuncties. Die blikt inmiddels ook vanwege zijn leeftijd terug op een rijke carrière en wisselt met hem de conclusie des levens dat hij geen moeilijker organisatie heeft meegemaakt dan een gemeentelijke organisatie. Dat heeft deels te maken met de dynamiek van alle dag die je niet in projecten en niet gelijk in ambtelijke uren kunt verdisconteren. Vandaag was er een probleem met mensen die het asielzoekerscentrum moesten verlaten; daar zijn twee ambtenaren bijna de gehele dag mee bezig geweest. Dat zat niet in hun planning. De heer HEIJ heeft er altijd moeite mee als iemand roept dat hij zelf zo uniek is. Er zijn een heleboel gemeentelijke organisaties in dit land en een heleboel andere. Zo uniek is het niet. Als je geen overzicht hebt en diep in de put zit, dan is het moeilijk. Wethouder KUIPERS zegt even een voorbeeld te hebben willen noemen van de dynamiek van alledag. De heer Heij wilde ook nog informatie hebben over hoe het college het fenomeen planning- en controlcycli in de organisatie heeft gesetteld. Omdat er al heel vaak over gesproken is, lijkt het hem goed als ze daar met wat ambtelijke ondersteuning binnenkort in de informele raad nog eens over doorpraten hoe ze dat doen en of dat 248
voldoende succesvol is. Hij weet als wethouder ook niet alles en legt het terug naar een breder gremium. De VOORZITTER constateert dat ze toe zijn aan besluitvorming. Hij merkt op dat een motie door het college terzijde gelegd kan worden, ook al wordt hij aangenomen. Hij interpreteert de motie zo dat hij eigenlijk al invulling geeft aan dat deel van het dictum van het besluit dat zegt het college gerichte opdrachten te geven. Als de motie wordt aangenomen en daar ziet het gezien de ondertekening naar uit en als het dictum van het besluit wordt aangenomen zou hij willen voorstellen om het zo te lezen dat de raad besluit een reactie te vragen (dat gaat allemaal komen, zoals de raad gehoord heeft) en het college gerichte opdrachten te geven en dat de motie eigenlijk al een aantal gerichte opdrachten nu geeft, zodat ze dat helder hebben. Normaal staan een motie en besluitvorming verder van elkaar af en geef je dat als amendement. Hij brengt de motie als eerste in stemming. De heer VERHOEVEN wenst hierover een stemverklaring af te leggen. Gezien het antwoord van de wethouder ten aanzien van de rechtmatigheidstoets door de huisaccountant zal de VVD-fractie instemmen met de motie. De VOORZITTER brengt de motie in stemming. Deze wordt met algemene stemmen aanvaard. Vervolgens stelt de VOORZITTER het dictum van het besluit aan de orde. Ook dit wordt met algemene stemmen aanvaard. 3
DERDE UITWERKING NIE UW SUBSIDIEBELEID De heer BOLAND stelt dat voor ligt de derde tranche van subsidiebeleid. Ze hebben de meedoeregeling gehad en de deelnamesubsidie. Waar ze net over getallen gesproken hebben gaat het hier weer over mensen. Namens de fractie van de DSD wil hij er drie dingen over zeggen waarvan hij er twee heeft verwoord in een amendement dat is toebedeeld aan de fracties. Het eerste wat hij wil zeggen gaat over de belangenbehartiging. Hij komt dan terug op wat is ingesproken door het CSO (centraal senioren overleg). Daar werd op dat moment adequaat beantwoord naar de inspreker, de heer Schrik. Wel stellen ze hier aan de orde dat het belangrijk is dat de halvering van de subsidie voor het CSO wel goed gemonitord wordt zodat het CSO de belangenbehartiging, datgene waar het voor is, kan blijven doen. Ze zullen bepaalde taken niet meer behoeven te doen, maar het is wel van belang dat het CSO als organisatie binnen het hele speelveld van senioren en ouderenbonden wel de rol kan blijven spelen die ze dan met minder ondersteuning vanuit subsidie zou moeten kunnen doen. Er zijn twee amendementen rondgedeeld en eigenlijk hebben die twee amendementen een verbindende schakel. Op verzoek van de VOORZITTER worden deze amendementen formeel ingediend. De heer BOLAND leest de amendementen voor.
AMEN DEMEN T De raad van de gemeente Doetinchem, in vergadering bijeen op 28 september 2006, gelezen de voorstellen van het college met betrekking tot de derde uitwerking van het nieuwe subsidiebeleid op het onderdeel levensbeschouwelijk onderwijs op openbare basisscholen, overwegende dat : --de gemeente het openbare en pluriforme karakter van dit onderwijs dient te waarborgen; --het juist in deze tijd van groeiende tegenstellingen op levensbeschouwelijk gebied van belang is dat men kennis kan nemen van levensbeschouwelijke en godsdienstige uitgangspunten;
249
besluit dit onderdeel van het raadsvoorstel niet over te nemen. Namens de fractie van: DSD Het tweede amendement luidt:
AMEN DEMEN T De raad van de gemeente Doetinchem, in vergadering bijeen op 28 september 2006, gelezen de voorstellen van het college met betrekking tot de derde uitwerking van het nieuwe subsidiebeleid op het onderdeel racisme- en discriminatiebestrijding, overwegende dat : racisme en discriminatie een ernstige bedreiging voor de samenleving vormen; de (plaatselijke) overheid in de bestrijding daarvan een grote verantwoordelijkheid heeft; besluit het subsidiebedrag voor dit onderdeel in stand te laten en draagt het college op om bij dit onderwerp een activerende rol te spelen. Namens de fractie van: DSD De heer BOLAND licht ze als volgt toe. De strekking van deze amendementen heeft een gezamenlijke rode draad. Er is in deze samenleving veel te doen rondom burgerschap, rondom samenleven, rondom het voorkomen van verbrokkeling en het opkrikken van de samenhang. Dat is in diverse delen van het land misschien wat actueler realiteit dan in deze woonomgeving, maar het speelt wel. Ook in wijken, dorpen en buurten is het van belang dat mensen kennis nemen van elkaars opvattingen, van elkaars levensbeschouwingen en leren hoe je met elkaar om moet gaan. Een kader om een gezonde levenskrachtige vitale samenleving ook in Doetinchem te realiseren. De taak van individuen en ook de taak van lokale overheden is om onze samenleving een menselijk gezicht te geven. En dan gaat het niet alleen om papieren en om procedures maar het gaat om mensen. Het doel van deze amendementen – dat zit zowel in de vormgeving van het humanistisch en levensbeschouwelijk onderwijs in openbaar onderwijs als ook in het stimuleren en proactief reageren op het voorkomen van discriminatie en het versterken van het respect voor elkaars opvattingen – is toch het versterken van de maatschappelijke samenhang in onze mooie stad. Het voorkomen van uitsluiting van groepen mensen en mensen leren omgaan met verschillen. Dat is een zeer wezenlijk fundament voor een gezonde, levenskrachtige, vitale samenleving. Respect en inzicht in anderen en respect en inzicht in eigen gedrag. Deze twee amendementen, toegespitst op wellicht wat kleinschalige onderdelen zijn volgens de fractie van DSD van wezenlijk belang om daar ook vanuit de lokale overheid van de gemeente Doetinchem aandacht voor te hebben. Dat is de reden waarom ze deze amendementen indienen. De heer RIETBERGEN vraagt of hij dit betoog ook zo moet lezen dat als ze geen subsidie geven voor levensbeschouwelijk onderwijs, dat het dan ook niet meer wordt gegeven op scholen. De heer BOLAND antwoordt geen bevoegd gezag van scholen te zijn, maar volgens hem is het zo dat scholen ook wel de gelegenheid hebben om binnen hun lessenpakket de vorming en levensbeschouwelijke vorming aan te geven. Alleen is het van belang, zoals hij betoogt, dat je het als lokale overheid stimuleert, pro-actief reageert en ondersteunt dat het gebeurt. De heer STOEL zegt over het 250
onderdeel racisme en discriminatiebestrijding dat ze daar in de commissie ook uitgebreid over gesproken hebben. De wethouder heeft het in die zin uitgelegd dat die instelling niet uitgesloten wordt van subsidie. Zij kan gewoon jaarlijks een subsidie aanvragen. Dus ziet hij het probleem niet. Ook hier geldt volgens de heer BOLAND hetzelfde: je behoeft een instelling niet uit te sluiten van subsidie. Het gaat er ook om dat je middelen inzet en een activerende overheid nodig hebt om het fenomeen discriminatie of het fenomeen samenhang te versterken. Dat behoeft niet gekoppeld te zijn aan een bepaalde institutie of instelling maar het gaat om een generieke benadering van het fenomeen bestrijding discriminatie. Mevrouw GROOTJANS reageert nog op zijn betoog over antiracisme. Als ze de stukken goed gelezen heeft kan men zelf zijn eigen activiteiten aanvragen. Daar heeft men in de afgelopen jaren weinig, althans niet volledig gebruik van gemaakt. Men kan gewoon over de plafondsubsidie van € 800 beschikken terwijl het bedrag nu ruim € 1.150 is. In feite blijft het wel bestaan, alleen kan het op termijn een verlaging inhouden wanneer men maximaal het budget zou aanvragen en dat is in de afgelopen jaren niet gebeurd. De heer BOLAND antwoordt dat dit allemaal wel zo kan zijn, maar dat het de DSD-fractie er om gaat dat het bedrag wat staat in de regeling bedrag beschikbaar is voor de domeinen die ze hier schetsen, omdat het van groot belang is – en dat is de politieke en inhoudelijke benadering van de standpunten – om deze twee terreinen voldoende aandacht te geven en ook te stimuleren dat er aandacht voor blijft bestaan vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid. De heer BOS geeft te kennen bij eerste lezing van de amendementen wel een zekere sympathie voor het voorstel te hebben, maar als hij vervolgens naar de argumentatie luistert zegt hij dat wat hij beoogt te bereiken uitsluitend gaat om een bepaalde symbolische werking. De heer Boland zegt dat de plaatselijke overheid heel veel kan doen in het kader van bestrijding van racisme. Dat behoeft niet per se te gebeuren door structureel een subsidie ter beschikking te stellen van een organisatie, als bovendien die organisatie in de gelegenheid gesteld wordt om subsidies aan te vragen op het moment dat ze een bepaald project hebben. Op de tweede plaats zegt de heer Boland dat op zich het geven van informatie over levensbeschouwelijke aspecten een taak is van het openbaar onderwijs. Vervolgens zegt hij toch te vinden dat er een subsidie gegeven moet worden om dat een keer te gaan stimuleren. En dat ontgaat ze heer BOS. Met wat voor oogmerk moeten ze dat extra gaan stimuleren waar het al een taak is van het openbaar onderwijs? De heer BOLAND antwoordt hem dat het zeker geen symbolische waarde heeft. Daarvoor zijn de onderwerpen toch te zwaarwichtig en teveel van vitaal belang voor het gehele Doetinchemse bestel en de gehele samenleving. Waar het om gaat is dat je als overheid laat zien ook middels die uitspraak, als het gaat over wat stimuleren en pro-actieve beleidvoering voor deze twee onderwerpen, dat je er zeer veel belang aan hecht dat je actief een bijdrage levert middels deze kleinschalige ondersteuning van het stimuleren van de sociale samenhang en het opwekken van respect voor elkaar door deze twee aspecten met name te benadrukken. De heer MOÏZE DE CHATELEUX heeft ook al in de commissie aangegeven dat de fractie van D66 hele grote problemen heeft met de beleidsregels die gesteld zijn en met name de voorwaarde dat aanvragen worden behandeld volgens datum van binnenkomst; anders gezegd betekent dit dat het afhangt van waar je op de stapel komt te liggen of je geld krijgt. Ze beginnen bovenaan en als het geld op is, dan is het jammer, maar de rest krijgt niets. Het resultaat zal zijn dat organisaties met mensen die daar veel zicht op hebben, bovenaan komen te liggen en de anderen niet aan bod komen omdat er mensen met bredere schouders vóór waren. Ze vinden een dergelijke benadering niet acceptabel en pleiten voor toewijzing op grond van objectieve criteria. Wethouder VAN DER MEIJS stelt vast dat de DSD-fractie hecht aan een bepaald gevoel waarmee de fractie deze twee amendementen indient. Deze derde uitwerking van het subsidiebeleid is op basis van het coach-plusmodel waarvan een van hun fractieleden ook de ondertekenaar was. En juist in dat coach-plusmodel werd een verbinding gemaakt en werden ook de waarden die zij noemen door de gehele raad van belang geacht en in die zin 251
zijn die ook basis geweest voor de uitwerking in deze derde uitwerking. Dat de fractie dat op twee punten wat minder vindt en daarvoor amendementen indient is hun goed recht. Wel wil ze daarop ingaan. Waar de fractie het heeft over racisme en discriminatie is het haar niet helemaal helder. Ze begrijpt dat de fractie daar het totale bedrag voor wil handhaven, maar binnen dat totale bedrag zegt niet dat plafond van € 980 maar de € 1156 te handhaven voor racisme en discriminatie. Dus geen extra budget ervoor. Ze wil hierover aansluiten bij de woorden van mevrouw Grootjans. Als ze kijkt naar de afgelopen jaren is er één instantie die niet of nauwelijks gebruik gemaakt heeft van de mogelijkheid om de subsidie die er voor stond te gebruiken. Dit kan nog steeds gebeuren binnen de regels die de raad nu vaststelt, zij het voor iets minder geld. Maar er is in de afgelopen jaren nooit voor dat totaalbedrag een subsidie gevraagd. De DSD-fractie kan het amendement indienen. Omdat het geen financiële consequenties heeft, behoeft de fractie daar ook geen dekking voor aan te geven en is het aan de raad om te beslissen daarin wel of niet mee te gaan. Ze acht het niet nodig gezien de ontwikkeling van de afgelopen jaren. Het amendement over godsdienst- en vormingsonderwijs ontraadt ze om twee redenen. Ten eerste is de gemeente geen schoolbestuur van het openbaar onderwijs. De plicht die de gemeente heeft is dat het openbaar onderwijs blijft bestaan in onze gemeente. Als dat in gevaar komt moeten ze ingrijpen. Waar de DSD-fractie het over heeft is een schoolbestuurlijke taak. Dat kan je ook zien aan de geschiedenis van deze subsidie. Die stamt namelijk uit de tijd dat ze als schoolbestuur van mening waren dat dit een mogelijkheid moest zijn. Daar zijn toen deze gelden voor bestemd. In het licht van dat de gemeente geen schoolbestuur meer is, raadt ze af om dit amendement aan te nemen. Als de raad desondanks meent de redenering van de DSD-fractie te moeten volgen, betekent dat een ophoging van het budget en gezien in het licht van de zojuist gevoerde discussie vraagt ze om dan ook met een dekking te komen. Waar de fractie van D66 grote problemen heeft met de behandeling in de volgorde van datum van binnenkomst licht ze toe dat dit geen wijziging van beleid is. Het is al zo. Dat is in de commissie ook besproken. Ze kan er niet meer aan toevoegen dan wat de portefeuillehouder erover in de commissie heeft gezegd. De heer STEINTJES zegt dat ze wel dekking vraagt voor de kosten die verbonden zijn aan het amendement over levensbeschouwelijk onderwijs, maar dat die over de antidiscriminatie geen consequenties heeft voor de kosten. Wethouder VAN DER MEIJS verklaart dat het gaat om een totaalbedrag van ruim € 5.000 waarvan het college zegt dat het voor belangenbehartiging beschikbaar blijft. Daar kan een antidiscriminatieinstelling aanspraak op maken alleen voor € 980. De heer STEINTJES stelt dat ze dan het budget uit de plafondsubsidie haalt en de plafondsubsidie verlaagt ten faveure van de antidiscriminatie. Dat ontkent wethouder VAN DER MEIJS. De DSD-fractie zegt volgens haar dat het bedrag van ruim € 5.000 gehandhaafd blijft, alleen voor de antidiscriminatie maakt men een uitzondering. Die mogen daar € 1.156 uit halen en voor de rest moet het verdeeld worden. Ze gaan niet sleutelen aan het totaalbedrag. Inderdaad wordt de plafondsubsidie verlaagd ten faveure van de antidiscriminatie als de raad het amendement aanneemt. Mevrouw PUTMAN merkt op dat de wethouder zegt niet op de stoel van de school te gaan zitten, maar ze stimuleren toch ook het muziekonderwijs op school. Ze vraagt naar het verschil daartussen. Wethouder VAN DER MEIJS legt uit dat het verschil is dat je een aparte budgetafspraak hebt met de muziekschool en dan overeenkomt dat de muziekschool dan met schoolbesturen daar afspraken over maakt. Daar zit de gemeente via de muziekschool dan wel in. Als je het hier echter hebt over de inhoud van het lespakket, dan is dat een taak van het schoolbestuur. Daar waar een muziekschool afspraken maakt met scholen om muzieklessen te geven, is dat een verantwoordelijkheid van het schoolbestuur en de muziekschool. Mevrouw PUTMAN kan zich nog herinneren dat het muziekproject dat in Wehl aan de orde was echt gesteund werd vanuit de gemeente. Dat was ook het stimuleren van iets. Het project loopt nog steeds. Wethouder VAN DER MEIJS zegt dat het toen de gemeente Wehl betrof, maar dat ze daar misschien ook nog eens naar moeten kijken. Ze denkt dat het subsidietechnisch iets anders in elkaar zit. Mevrouw GROOTJANS wil nog even ingaan op de stimulering van het godsdienstonderwijs bij het openbaar onderwijs. Er was ook in het verleden een stimuleringsregeling. Daar is die subsidie ooit uit ontstaan. Diezelfde 252
vraag ligt er nu ook en de DSD-fractie gaat daar op in. Dat is voor haar reden om toch te vragen, ondanks dit onderwerp, om daarvoor te schorsen. Wethouder VAN DER MEIJS vindt dat prima. Ze heeft ook gezegd dat de raad hierover moet beslissen. Wel wil ze dan graag weten waar de raad de dekking uit wil halen. Het is aan de raad om daarover te beslissen. De VOORZITTER schorst de vergadering voor zeven minuten. Mevrouw GROOTJANS laat weten dat het resultaat over de twee amendementen in de CDA-fractie als volgt luidt. Wat het anti-racisme betreft zit dat naar de mening van haar fractie in het budget. Dus daaruit kan men de activiteiten aanvragen. Wat het levensbeschouwelijk onderwijs betreft zegt ze dat met het op afstand nemen van het schoolbestuur de CDA-fractie denkt dat het op de eerste plaats een taak is binnen het schoolbestuur. Ze vinden het primair de taak van het openbaar onderwijs. Daarin mag je best wel verwachtingen van ze hebben. Daarnaast is voor ouders die ervoor kiezen om hun kinderen op een school te zetten waar wel een eigen identiteit aan gebonden is, de spreiding in het Doetinchemse zodanig dat dit volledig is afgedekt. Op deze gronden zal de CDA-fractie niet instemmen met de beide amendementen. De VOORZITTER geeft nog een korte toelichting over amendementen en moties. Een amendement verandert het dictum van het besluit en daarmee het besluit zelf. Als ze met de raad afspreken dat deze amendementen beogen het besluit en ook de bijlage die bij het besluit behoort te veranderen in de zin zoals door de heer Boland is aangegeven, dan heeft hij er geen bezwaar tegen om het amendement te blijven noemen. Dan weten ze dat het besluit inclusief de bijlage op deze wijze veranderd zal worden als de amendementen of een van beide aangenomen wordt. Als hij er een motie van zou maken dan wordt het ingewikkelder qua besluitvorming. Het college neemt kennis van een motie en legt hem vervolgens naast zich neer. Bij een amendement gaat het om besluitvorming van de raad waaraan het college gehouden is tot uitvoering. De heer BOLAND stelt dat het neigt naar een principiële discussie met de CDA-fractie. Volgens de fractie van de DSD is het een taak is van de lokale overheid om behalve het fysiek instandhouden van het openbaar onderwijs ook het karakter van het openbaar onderwijs in stand te houden. Het karakter betekent dat het openbaar onderwijs de mogelijkheid moet hebben om levensbeschouwelijk en religieus onderwijs aan te bieden. Dat is de achterliggende strekking van dat ze vinden dat die subsidie overeind moet blijven. Het kan niet zo zijn dat als een ouder moet kiezen voor levensbeschouwelijk of religieus onderwijs dat hij dan moet kiezen voor confessioneel onderwijs. Dat kan nooit de bedoeling zijn van ons onderwijsbestel. Mevrouw GROOTJANS herhaalt dat ze gezegd heeft dat het de eerste verantwoordelijkheid is van het schoolbestuur zelf en dat ze wat dat betreft ook best vragen kunnen stellen aan het openbaar onderwijs. Die hebben daarin ook hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. De heer BOLAND ontkent die verantwoordelijkheid van het openbaar onderwijs ook niet. Hij vindt dat het schoolbestuur verantwoordelijk is nu de scholen zelfstandig zijn. Het gaat hem erom dat je als lokale overheid een verdergaande verantwoordelijkheid hebt in het instandhouden van het karakter van het openbaar onderwijs. De heer MOÏZE DE CHATELEUX zegt in de commissie hetzelfde te hebben aangegeven. Voor de fractie van D66 is en blijft dat punt onacceptabel. Ze zullen hun goedkeuring onthouden. De heer RIETBERGEN geeft aan dat in twee beleidsregels, nr. 3 en 4, de plaatsnaam Doetinchem wordt genoemd. Hij weet dat hier de gemeente Doetinchem wordt bedoeld maar wil dit toch onder de aandacht brengen. Bij punt 3 wordt er geen budget genoemd in het beslispunt. Hij begreep voor deze vergadering wel dat er in andere stukken een bedrag van € 18.000,- wordt genoemd als plafondsubsidie. Het betreft hier dus geen open 253
einderegeling. Wat de amendementen betreft sluit hij aan bij de woorden van mevrouw Grootjans. Als je het hebt over discriminatie, dan zit dat in het budget. Die kunnen gewoon meedoen door daarvoor subsidie aan te vragen en wat betreft levensbeschouwelijk onderwijs kunnen ze de argumenten van de wethouder volgen. Wethouder VAN DER MEIJS is blij dat er ambtenaren haar tijdens de schorsing even bijpraten. Naar de DSD-fractie geeft ze te kennen dat deze subsidie gegeven wordt aan een speciale stichting, dus niet aan de scholen. Die stichting verzorgt op verzoek van schoolbesturen humanitair en godsdienstonderwijs. Het schoolbestuur heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op deze stichting. Ze menen dat ze het heel goed zelf te kunnen. Anderzijds is het zo dat als deze subsidie afgekoppeld wordt, dat dan te maken heeft met nog een aantal andere afspraken en dan zal de verordening die hieraan ten grondslag ligt veranderd moeten worden. Dat moet dan nog door de raad vastgesteld worden. Dus dan kan de raad er alsnog iets van vinden, als hij dat zou willen. Het zit hier in de bijlagen en het is vanuit het onderwijsveld zelf aangegeven dat zij het niet meer nodig achten en formeel moet daarvoor een verordening veranderen waar de raad nog iets over kan zeggen. De VOORZITTER stelt de amendementen voor besluitvorming aan de orde. De heer HEIJ legt de volgende stemverklaring af. Met betrekking tot het levensbeschouwelijk onderwijs heeft hij ook even fractieberaad gehad en hoewel ze principieel het voorstel een zeer warm hart toedragen, zullen ze er toch niet in meegaan om twee redenen. De ene reden heeft de wethouder in eerste instantie al aangegeven. De tweede is dat ze het niet juist vinden om na zo’n brede uitwerking van een breed terrein als het subsidiebeleid op dit punt een uitzondering te maken. De VOORZITTER brengt het amendement met betrekking tot het levensbeschouwelijk onderwijs in stemming. Alleen de leden van de DSD-fractie stemmen vóór. Daarmee is het amendement verworpen. De VOORZITTER brengt het amendement met betrekking tot racisme en discriminatie in stemming. Alleen de leden van de DSD-fractie stemmen vóór. Daarmee is het amendement verworpen. De VOORZITTER brengt het raadsvoorstel in stemming. De heer WUBBELS verklaart dat duidelijk moge zijn dat ze zozeer hechten aan de zojuist besproken onderwerpen dat ze instemmen met het voorstel met uitzondering van die elementen die ze in hun amendementen hebben aangegeven. De heer MOÏZE DE CHATELEUX vraagt aantekening dat ze geacht worden te hebben tegengestemd. De VOORZITTER stelt voor dat het voorstel met algemene stemmen wordt aanvaard met uitzondering van de fractie van D66 en met aantekening van de DSD-fractie dat men geacht wordt in te stemmen met uitzondering van de twee punten waarover ze een amendement hebben ingediend. 4
VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING (VERORDENING WMO) De heer LANGEVELD noemt het een belangrijk argument om met het voorstel akkoord te gaan dat ze anders met de termijn in de problemen kwamen. Een belangrijk punt is in de commissie wel aan de orde geweest, maar vindt hij nu niet meer terug en dat is dat ze deze verordening voor een jaar vast zouden stellen zodat ze volgend jaar kunnen gebruiken om de aanpassingen te plegen die wellicht nog noodzakelijk zijn. Hij vraagt het college om een reactie daarop. De heer VERHOEVEN laat weten dat de VVD-fractie kan instemmen met het voorstel 254
maar vraagt speciale aandacht voor het feit dat ze na een jaar evalueren, maar dat ook in de stukken staat dat ze tussentijds bijsturing zullen plegen. De speciale aandacht is vooral bedoeld met betrekking tot de Tijdelijk Sociale Raad, dat daar zorgvuldig mee omgegaan wordt ten aanzien van hun advisering. Mevrouw BERENS dankt de Tijdelijk Sociale Raad voor de versnelling die ze hebben moeten aanbrengen. Er is erg veel moeite gedaan om de stukken tegen het licht te houden. Ze zullen bij de evaluatie het advies van de Tijdelijk Sociale Raad goed betrekken. Mocht op korte termijn blijken dat er toch nog eerder een evaluatie nodig is dan na een jaar, dan is toegezegd dat dit eventueel zou kunnen plaatsvinden. De CDA-fractie hoopt dat er voldoende rechtszekerheid ontstaat bij het vaststellen van deze verordening en vertrouwt op een goede WMO-uitvoering. Mevrouw DUIJN brengt namens de DSD-fractie nog even de belangrijkste punten naar voren. Het belangrijkste voor hen is dat de gevolgen voor de mensen waar het om gaat voortdurend in de gaten worden gehouden. Ze moeten daar als raad goed zicht op krijgen. Daarnaast mogen er geen mensen tussen wal en schip vallen. Ze moeten de Tijdelijk Sociale Raad heel serieus nemen en tijdig in positie brengen om hun inbreng beter te kunnen geven dan tot nu toe het geval is geweest. Eigenlijk beschouwen ze deze verordening als een voorlopige opzet en ze vragen niet pas na een jaar te evalueren maar liever nog halverwege het jaar met de evaluatie te beginnen. Wethouder VAN DER MEIJS stelt dat de gemaakte opmerkingen ook al in de commissie uitgebreid door wethouder Van Dijk beantwoord zijn. De raad stelt hier de verordening WMO vast. Er wordt na een jaar gekeken of deze verordening – en daar is de rol van de Tijdelijke Sociale Raad een grote in, zoals de wethouder al toezegde – de uitwerking heeft die allen voor ogen staat. Zo niet dan wordt hij aangepast. Zijn er tussentijds grote problemen waar ze tegenaan lopen, dan wordt dat tussentijds gemeld en kan de raad tussentijds de verordening veranderen. Dat is ook al in de commissie toegezegd. Ze wenst allen veel succes en wijsheid. 1 januari 2007 gaat hij van start. De heer LANGEVELD merkt op dat de beleidsregels nog vastgesteld moeten worden. Deze beleidsregels geven invulling aan een aantal elementen uit de verordening. Ze hebben afgesproken met betrekking tot de voorwaarden dat ze daar over een jaar over kunnen praten. Dus niet een evaluatie na een jaar, want dan hebben ze dus een verordening voor twee jaar. Hij vindt dat ze daar eerder over moeten kunnen praten. Hij beluistert dat de raad daarvoor dan het initiatief moet nemen. Zoals in de commissie is besproken, bespreken ze binnen een jaar de verordening en kan die dus ook aangepast worden en is dit een verordening voor een jaar. Wethouder VAN DER MEIJS antwoordt dat dit ook is toegezegd. Mevrouw DUIJN geeft te kennen met betrekking tot de beleidsregels dat ze nu de verordening vaststellen; de beleidsregels komen later. Die moeten voor 1 januari 2007 vastgesteld worden. Maar ze heeft uit beantwoording van vragen die ze gesteld hadden begrepen dat de tijd er te kort voor is om die nog naar de raad toe te brengen en daar als raad naar te kijken. De DSD-fractie vindt het een hele vervelende zaak dat dit zo loopt, want waar is dan nog de verantwoordelijkheid van de raad? Wethouder VAN DER MEIJS zegt dat de heer Langeveld geheel gelijk heeft met zijn interpretatie. Zo had ze het ook bedoeld. Het klopt ook dat de beleidsregels waarschijnlijk pas in januari of februari 2007 aan de raad worden voorgelegd. Waar dan nog fricties zitten wordt dat op dat moment nog aangepast. Ze wil daar echter meer helderheid over verkrijgen. De vraag heeft haar pas vandaag bereikt met een kort antwoord van de ambtenaar. Ze hebben hier in huis met de noodsituatie gezeten dat ze op een ander gebied heel druk waren. Ze vraagt de raad om akkoord te gaan dat ze het volgende week even opneemt om precies uit te diepen hoe het zit. Dit om te voorkomen dat ze dingen gaat 255
zeggen die niet kloppen. Mevrouw DUIJN laat weten daarmee akkoord te gaan. De VOORZITTER stelt vast dat het voorstel met algemene stemmen wordt aanvaard. 5
DIVERSE AANGELEGENHEDE N: a. Jaarstukken en beleidsnotities GGD Gelre-IJssel b. Vervanging Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand c. Vervolgsubsidie Meldpunt uitgeprocedeerden De heer RIETBERGEN laat weten dat de VVD-fractie tegen dit voorstel stemt. Ze zijn er principieel altijd tegen geweest en hebben in de afgelopen jaren consequent tegen gestemd. De vorige keer hebben bij dit punt de helft minder gegeven en een aantal maanden later komt er een voorstel waarbij er alsnog de helft weer bijgezet wordt. Daar stemmen ze wederom niet mee in. d. e. f. g.
Begroting 2006 Stichting Gasthuisfonds Vervallen verklaren verordeningen planschadevergoeding Convenant jeugdbeleid-jeugdzorgbeleid Aanpassing Verordening handhaving Wet werk en bijstand
Met uitzondering van agendapunt 5c, waarbij de fractie van de VVD tegen stemt, worden alle punten met algemene stemmen aangenomen. 6
INGEKOMEN STUKKEN 1. Rechtbank Zutphen, 29 augustus 2006, verzoek om informatie in verband met beroep H. Houwers. 2. G. Simonetti namens bewoners Frielinkstraat en Ds. Van Dijkweg, 5 september 2006, bezorgdheid over plannen voor 3e Loolaan. 3. Historische vereniging Deutekom, 12 september 2006, bezorgdheid over gemeentelijk monumentenbeleid. De heer WUBBELS verzoekt op de hoogte gesteld te worden van de wijze waarop de brieven onder 2 en 3 worden afgewikkeld. Daaraan koppelt hij de vraag dat ze de vorige keer verzocht hadden om op de hoogte gesteld te worden van de afwikkeling van de brieven van o.a. de Wijnbergseweg. Dat is intussen gebeurd. In de overvolle leesmap heeft hij dat aangetroffen. Hij vraagt op welke wijze ze daaraan een vervolg kunnen geven. Komt dat op de agenda van de commissie of moeten ze dat er zelf op laten zetten? De VOORZITTER laat weten dat het goed is als hij het er op laat zetten. De antwoorden op de brieven onder 2 en 3 zullen in de commissie aan de orde gesteld worden. De raad besluit deze brieven door het college te laten afdoen. 4. 5. 6. 7.
Stichting Platform Vluchtelingen en Stichting Noodopvang, 5 september 2006, verzoek een asielzoeker thuis uit te nodigen of bij een asielzoeker te gast te zijn. Minister van binnenlandse zaken, 19 september 2006, visie op het ambtsgebed in openbare vergaderingen. Gemeenteraad Arnhem, 19 september 2006, motie om regering en parlement te bewegen een regeling te treffen voor asielzoekers die onder de oude Vreemdelingenwet vallen. Commissaris van de koningin, 20 september 2006, mededeling dat de Kroon drs. H.J. Kaiser heeft benoemd tot burgemeester van Doetinchem.
De raad besluit deze brieven voor kennisgeving aan te nemen. 256
8.
Recreatieschap Achterhoek-Liemers, 20 september 2006, voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling.
De raad besluit deze brief voor advies aan het college voor te leggen. 7
AFSCHEID BURGEMEESTER DIJKSTRA De heer THUS spreekt tot de burgemeester de volgende afscheidswoorden: ’Het is in ons land zeer gebruikelijk dat bij een tijdelijke burgemeestersvacature in een gemeente de loco-burgemeester een paar maanden als burgemeester optreedt. Hij weet het niet zeker, maar denkt toch dat deze optie in het provinciehuis geen lang leven heeft gehad. Doetinchem was de laatste jaren in tegenstelling tot een lange periode daarvoor een politiek zeer onrustige gemeente. De commissaris van de koningin heeft waarschijnlijk niet lang geaarzeld. Hier moest een waarnemer, dus iemand van buiten maar eens een poosje aan het roer gaan staan. Hoe gaat zoiets? Er vallen een paar namen, de fractievoorzitters komen bijeen en er wordt gepolst. En opeens kwam er begin dit jaar ene heer Dijkstra om de hoek kijken. Meteen al was duidelijk dat het iemand was met een goede staat van dienst, loyaal, aanspreekbaar, kortom een zwaargewicht. Iemand die een bijdrage kon leveren aan het herstel van de bestuurskracht van deze gemeente. We hadden dus grote verwachtingen en die zijn ook uitgekomen. Wim, raadsvergaderingen leidde je helder en krachtig, ondersteund met ferme hamerslagen. Wanneer jij van mening bent dat een onderwerp voldoende besproken is in een eerder stadium, kom je direct met de woorden ‘Aldus besloten’, wederom gevolgd door een ferme klap met de hamer. Het was even schrikken voor ons, maar het werd wel door de raad geaccepteerd en ook wel gewaardeerd. Ik kan me nog herinneren dat wethouder Kuiper, toen nog raadslid, zei ‘We krijgen toch wel voldoende tijd om de koffie op te drinken?’. Maar ook bij zware onderwerpen, zoals bijvoorbeeld de locatiekeuze Amphion of de aanpak van het mobiliteitsvraagstuk wist je de vergadering precies zo te leiden dat de inhoud leidend bleef en ieder raadslid in zijn waarde bleef. De ene keer deed je dat door voorafgaande aan de bespreking een humoristische opmerking te maken waardoor geen enkel raadslid het nog in zijn hoofd haalde om meteen al met scherp te gaan schieten. Bij een ander onderwerp nam je als eerste het woord en gaf de mogelijkheden en zeer zeker de onmogelijkheden van tevoren al aan hetgeen een enorme tijdsbesparing opleverde bij de verdere bespreking van het onderwerp. Wim, burgemeester, de combinatie van kracht en humor heeft ook je verdere optreden gekenmerkt. In het college, in de ambtelijke organisatie, waarin je ook uitgesproken populair bent, maar ook onder de bevolking waarvan velen ons vroegen of je hier niet definitief kon blijven. Onder de inwoners heb je je erg geliefd gemaakt. Je kwam als er maar even aanleiding was bij de mensen thuis. In de grote diversiteit van gebeurtenissen waar jij als burgemeester mee te maken hebt gehad, kan je uitstekend gevoelens vertolken. In al je optreden straal je uit het plezier dat je in je functie hebt. Dat werkt aanstekelijk op je omgeving en zeker naar de raad. De bestuurlijke moeilijkheden zijn je in die acht maanden ook niet bespaard gebleven. Ondanks grote inspanningen van jouw kant bleek dit jaar een politieke crisis onvermijdelijk. Ook in die kritieke periode ben je voor ons een leidsman geweest, een steun, iemand die ook weer nieuw perspectief wist te bevorderen. Doetinchem heeft in goede en kwade dagen veel aan je gehad. Burgemeester, je hebt ons als raad met grote inzet begeleid. Je kracht en je humor en je hamerslag zullen we niet vergeten. Bedankt en het ga je goed’. Deze toespraak wordt met ruim applaus vanuit de raad en de publieke tribune ondersteund. Burgemeester DIJKSTRA dankt de vice-voorzitter van de raad voor die warme woorden. Hij vervolgt: ‘ Nou past het mij toch wel dat het een wonder mag heten dat de vicevoorzitter en de voorzitter deze duo-voorstelling kunnen geven. Want een paar dagen geleden, maandag, zaten wij op de boot van de IG&D, want je moet als raadsleden, burgemeester, wethouders enzovoort ook goed met de ondernemers accorderen. Maar we moesten ook naar het algemeen bestuur van de regio, dus de afspraak was: in Doesburg 257
gaan wij van de boot en dan staat daar een taxi klaar en die brengt ons naar Doetinchem terug. De volgende dag is ons gebleken dat die taxi in Ulft stond te wachten. En ik was het nummer van die taxicentrale vergeten. Wat doet Martin? Die begint te bellen en ik dacht nog naar een taxicentrale, maar dat telefoontje had effect. Want heel kort daarna kwam er zo’n oude afgeragde Renault Kangoo, zo’n bedrijfswagentje, aanrijden, stopt voor ons en ik erin. Ik ga zitten en wou de chauffeur goede dag zeggen en daar zit Martin al naast me. Dat was me een tempo… De chauffeur was meteen achterin gedoken, Martin naast mij, zet er een noodgang in, rijdt een doodlopende weg in, blijkt die jongen daar te wonen. Rijdt vervolgens langs wegen naar Doetinchem waar ik nog nooit geweest was – wel over hobbels dus – grijpt zijn papieren op het voorplein van het stadhuis en je zult het geloven of niet, we gingen daar om 5 over zeven weg en om drie minuten over half acht zaten wij in het algemeen bestuur van de Regio. Maar ik heb ondertussen wel een schietgebedje gedaan. Daarom mag het eigenlijk een wonder heten, Martin, dat we hier nog staan. Dat herinnerde mij ook aan de eerste rit die we gemaakt hebben. Toen heb jij gezegd: we zullen eens door het hele gebied Land van Wehl en het GIOS-gebied rijden. Je moet gewoon eens zien hoe het er hier allemaal uit ziet. Ik ben toen in jouw iets comfortabeler auto gaan zitten. Jij bent ook misschien wel het enige raadslid waar ik echt aan de keukentafel koffie heb gedronken met je vrouw en heel veel informatie heb gekregen, toen. Vanaf dat moment en dat is alweer een hele tijd geleden, was die relatie goed en dan doet het me ook goed dat jij nu als vice-voorzitter van de raad een paar woorden tot mij richt die eigenlijk mij het hele goede gevoel geven van ‘het zit wel oké’ en dat, beste leden van de raad en college en ambtenaren en mensen op de publieke tribune, dat alles, zoals Martin dat verwoordt geeft mij ook het gevoel van ‘Doetinchem was voor mij een weldaad, een warm bad’. Ik wist absoluut niet wat mij te wachten stond. Ik had geen idee. Voor het eerst waagde ik mij boven de grote rivieren en ik vond dat heel spannend. Ik had een hele spannende tijd in Sittard-Geleen gehad en ik heb wel eens gezegd: mijn therapeut zei me ‘zoek een warm bad’ en ik kreeg het. Dat alles is heel plezierig geweest. En ik denk dat als ik nu op acht maanden terug kijk, we kunnen zeggen dat de politieke situatie wat gestabiliseerd is, een breed college, een breed draagvlak. Natuurlijk deed het heel veel pijn wat er rond het vorige college gebeurd is, maar ik heb ook altijd tegen die oud-wethouders gezegd ‘Denk er wel om. Ik heb nog nooit meegemaakt dat toen Rob de Redelijkheid hier gestaan heeft in die bewust raadsvergadering, dat van de hele raad, oppositie en coalitie, een college een applaus krijgt’. ‘En dat herhaald is gezegd dat het niet om die persoon gaat, niet om dat beleid, want dat wordt in grote lijnen voortgezet, zij het met andere accenten, zij het met andere sfeer, maar dat is ook logisch als je andere politieke partijen hebt. Maar het gaat om het feit dat je niet een college kunt voortzetten als dat op nog maar zo weinig raadsleden steunt. Maar denk om de waardering die je gehad hebt’. Dat heeft niet iedereen helemaal kunnen verwerken. Ik vond dat jammer, ondanks vele gesprekken. Het is wel zo dat hier en daar nog wel wat onder de oppervlakte zit. En dat mag allemaal best. Maar dan zeg ik: kom het bij mij op de kamer uitpraten; praat bij mij, de burgemeester op de kamer en sla elkaar daar voorlopig de koppen in, maar ga naar buiten en zeg oké, het is weer goed. Maar ga in godsnaam naar die burgers van Doetinchem en zeg ‘wij hebben onze plek hervonden hier in deze raadszaal om naar jullie toe naar buiten te zeggen: We gaan voor jullie, we gaan voor de stad Doetinchem en we gaan voor de hele regio en voor het feit dat we onze verantwoordelijkheid kennen en goede besluiten moeten nemen en daar uitvoering aan moeten geven. Voor die uitvoering gaan we’. Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat je heel sterk probeert om dat beeld echt naar buiten te krijgen van ‘we hebben onze lesjes geleerd en met alle begrip dat je kunt hebben voor wat er de afgelopen jaren gebeurd is, maar nu pakken we die positieve instelling’. En ik heb echt het gevoel dat ieder van ons afzonderlijk maar ook collectief we dat echt zo pakken. Bij alles wat er nog kan gebeuren. En versta me niet verkeerd: blijf als oppositie ook buitengewoon kritisch op wat er gebeurt en kijk ook goed naar wat wel en niet kan. Ik ben heel blij dat het toch is gelukt en dat is met name in de laatste heidagen van het college gebeurd, dat er heel veel boven tafel is gekomen wat met die financiën en de bedrijfsvoering te maken heeft. Ik denk dat het echt zo is dat je straks heel precies moet zijn, wat deltaplan betreft, wat loonsom betreft, wat allemaal hier in het openbaar gepresenteerd is en wat is aangekaart, 258
maar ook met de zaken die in de heidagen zijn aangekaart, terwijl er in het seniorenconvent al iets over gezegd is, dat dat wel in de volle lengte en breedte besproken moet worden. In de pauze werd me dat door een van jullie nog eens gezegd: kan dat nou wel dat een wethouder citeert uit stukken die eigenlijk nog niet openbaar zijn of dat je het niet in de volle lengte en breedte kunt doen. Het gaat mij er om dat je heel precies moet blijven. Je ziet ook bij amendementen dat ik altijd zit op ‘houd het nou precies, want dat is je redding in het collectief’. Michel Rietbergen zegt het niet onterecht: ook een jurist moet er goed naar kijken, want het is je redding als je de zaken precies doet en netjes doet, zodat als je over vijf jaar weer iets tegen komt, kunt zeggen ‘zo hebben we het gedaan met open ogen en het ziet er keurig uit en is keurig besloten’ En dat je niet zegt ‘ach, laat maar gaan en het komt wel’. Want dat heb je nodig in het democratisch bestel, hoe vervelend dat soort bureaucratie ook is. Dat betekent dat je als raad dadelijk in staat moet zijn in de volle lengte en breedte van het deltaplan, tot de loonsomdiscussie, tot de heidagen en de verwerking daarvan van het college en alles wat nou naar boven komt, te zeggen – in de hoop dat er niet nog lijken uit de kast gaan vallen – ‘we hebben nu echt in de volle lengte en breedte op tafel waar het over moet gaan en we gaan dat toekomstgericht verwerken’. Dan heb je echt 2007 als een heel moeilijk jaar voor de boeg. Ik heb altijd gezegd, ik solliciteer niet omdat ik niet tot mijn 65e wil blijven. Dan krijg ik daarna een hartaanval en dat is zonde van de tijd die ik nog te gaan heb, of een burn out. Ik wil ook nog wat leuke dingen doen natuurlijk. Maar de werkelijke reden is natuurlijk dat ik al vanaf het begin heb zien aankomen dat 2007 zo’n zwaar jaar is dat ik denk dat alleen Herman Kaiser dat aan kan. Want Herman wens ik buitengewoon veel succes in deze heerlijke functie. Martin, je hebt ook iets gezegd van de relatie naar de burger. Ik heb al eerder gezegd, ook in de media laten weten, dat een van mijn makkes altijd was dat ik overal een mening over heb en dat ik overal meen iets te moeten zeggen. Ik heb met name geprobeerd om naar de wethouders en het college toe, het vorige en het huidige, te zeggen: de grote dossiers is jullie pakkie-an. Laat mij nou wat kleinere dingen doen. Toen heb ik dat zogenaamde tienpuntenplan gepakt. Men had al gauw door dat ik helemaal geen tienpuntenplan had. Ik geloof dat jij, Nol Verhoeven er nog eens naar gevraagd hebt. Wat is nou dat tienpuntenplan? Dat had ik dus helemaal niet. Maar ik had iets van ‘je moet toch tien puntjes kunnen afvinken van goh, Dijkstra, dat heb je toch leuk gedaan, zodat ik thuis kom en tegen Anita kan zeggen ‘Ik heb toch niet voor niets daar gewerkt’. Ik heb gedacht, later als ik klaar ben schrijf ik wel op welke die tien punten waren. Die krijgen jullie nog. Ik was vanmiddag aan het tellen en ik kwam maar tot acht. Dus het lukte me niet helemaal. Maar ik heb het beloofd aan de commissaris van de koningin en aan de opvolger Herman Kaiser en aan het college en dat beloof ik ook aan de raad: er komt een verslag van deze periode en dat verslag kan iedereen eens inkijken en ermee doen wat hij wil. Of meteen in het ronde archief gooien, of denken er zit nog een leuke aanbeveling aan, of wat je er ook mee wilt doen. Ik vind het een nette afronding als je ook van een bepaalde periode een keurig verslag maakt zodat je laat zien: ik heb dat wat mij als opdracht werd meegegeven op deze manier proberen waar te maken. En mijn taak lag dus, daar begon ik mee toen ik dat naar Martin zei, in de relatie naar de burger en wat kleine dingen doen voor burgers. Ik heb een aantal burgers die al jaren met de gemeente in de clinch lagen en die dan worden gezien als ‘het is een querulant en met die man kom je nooit verder’, ik heb ze allemaal aan het bureau gehad en heb met allemaal geprobeerd om finaal te kwijten en te kijken hoe we er met elkaar uitkomen. Dat lukte niet altijd, maar het is bij een aantal mensen wel gelukt. En soms is het al heel wat waard dat iemand zegt ‘eindelijk heeft de burgemeester eens geluisterd naar wat ik had’. En dan was het alsof ze een emmer leeggooiden. Laat ze maar leeggooien, want dat kan heel belangrijk zijn. Probeer dan een beetje daarmee te akkeren. Elke burger van jullie, van ons is er één. Zo had ik een heel vreemd gevoel bij het feit dat toen ik binnenkwam, ik geconfronteerd werd met het feit dat net twee dagen daarvoor het onbekende babylijkje was gevonden en dat nu ik wegga Imro van Besouw is overleden en we die maandag begraven hebben. Dat geeft een heel vreemd gevoel. Imro van Besouw was de jongen die eigenlijk ongeneselijk ziek was en met een zeer geringe levensverwachting. Hij heeft een kinderlintje met zijn hele klas gehad en Loes (van der Meijs) en ik waren in die dienst. En daar zit dan die hele klas met het kinderlintje om. Ik 259
vond het heel bijzonder. Maar het geeft ook aan dat ik heb mogen meeleven met lief en leed, nooit zoveel 60-jarige bruiloften heb gehad (want in 1946 zei iedereen: kom we gaan er weer aan) en dan zei ik dat tegen die mensen: goh, jullie durfden weer en toekomstgericht. En dan was het heel leuk als ze dan zeiden ‘Maar burgemeester, je weet toch wel dat je dan extra bonnen kreeg’. Dus heb ik bij een aantal toespraken gezegd ‘Het was niet uit liefde maar om de bonnen’. Maar ook daar hoor je heel veel en krijg je terug over heel veel mensen die dan vaak al jarenlang in Doetinchem wonen en die je dan veel over die stad kunnen vertellen. Ik heb het nooit als straf gezien, heb altijd er wat aan kunnen doen. Zo hebben de veteranen hun monumentje gekregen. Die waren er heel gelukkig mee omdat ze het gevoel hadden dat ze al dertig jaar daarvoor vochten en dat staat er nu. Het was ook naar de ambtenaren toe: kom op jongens, als je wilt kan dat. Het zijn kleine dingen, maar voor mensen zo belangrijk. Het is niet het grote werk van de Schil en het mobiliteitsplan, neen, het zijn de kleine dingen die voor mensen heel erg belangrijk zijn. Niemand ligt er op dit moment wakker van de vraag of die schouwburg nu wel of niet gebouwd zal worden. Ik wil ontzettend graag naar de eerste voorstelling komen. Ik wil hem nog wel geven ook en dan gratis, omdat je dan geen geld meer hebt voor de exploitatie. Maar daar ligt geen burger wakker van. Ik vind het wel leuk en interessant allemaal, maar die burger ligt wakker van hele kleine dingen die gebeuren in zijn straat. Daarom heb ik ook veel aan veiligheid gedaan in De Veentjes. Ik heb met Bert Striek als teamchef ontzettend goed kunnen werken, met Wim van de Rost en Elever Driest als brandweermensen. Ik heb geprobeerd dat lief en leed zo bij elkaar brengen, mij daar op in te zetten. En ik moet heel eerlijk zeggen, natuurlijk zie je wel dat je veel terug krijgt van veel mensen en dat ze zeggen ‘goh, blijf’ en ‘het is leuk’ en ‘goede burgemeester’ en zo, maar ik weet zeker dat het vooral ook voor mij heel goed is geweest. Het is nu precies een jaar geleden dat ik in Sittard-Geleen mijn aftreden aankondigde op termijn en dat was een buitengewoon zware dag. En als ik kijk hoe licht ik mij weer voel, dan heb ik dat allemaal aan jullie te danken. En dat is dus een heel wederzijds gevoel. Ik hoop dat jullie dat heel goed beseffen. Ook de warme woorden van Martin geven dat aan. Alle mensen van de griffie, Bert en Marlies en Henriëtte, Willie en Annie en al die mensen en al die koffiedames waarvan ik de namen het eerste geleerd heb omdat ze het belangrijkste voor mij zijn, maar ook de secretaresses, dat weten ze allemaal hartstikke goed. Je moet gewoon proberen naar de gewone kant van alle dag het een beetje goed te hebben met elkaar. Het is al ingewikkeld genoeg. Maar probeer het een beetje goed met elkaar te hebben door plezierig te communiceren. Heel veel blijft dan ongezegd. Heel veel mensen die ik nog zou willen bedanken en waarvan ik iets zou willen zeggen. Misschien dat ik morgen op de receptie nog een kleine gelegenheid krijg. Maar hier naar jullie toe wil ik uitdrukkelijk zeggen dat in de contacten met jullie als raadsleden, maar ook met het college een hele goede sfeer zit. Otwin die ik heb mogen trouwen en dat soort dingen. Het gaf een heel erg over en weer gevoel waardoor ik met name de laatste weken wat chagrijnig ben gaan worden, omdat ik denk, ‘verhip, het is dadelijk over’ en dan zit ik maandagochtend in Sittard en dan zeg ik ‘En nu?’ Anita zegt dan ook altijd na een dag ‘Mijn hemel, heb je nog geen andere baan? Niks erger dan dat je thuis om me heen hangt’. Dus heb ik gezegd in het seniorenconvent: ik begin dinsdag alweer in de Achterhoek. Ik heb alleen op dinsdagavond in Winterswijk een avond te leiden. Dus dat is nog wat weinig. Ik ga eerst maar eens even rustig op vakantie. Maar ik hoop echt nog een keer in deze sfeer terecht te komen. En in het Gelderse zou me heel lief zijn, omdat ik ook wel een beetje van deze provincie ben gaan houden. Dus Gelderland, Brabant dat zijn dan toch mijn provincies en voor een klein deel dan ook nog Limburg. Ik zeg wel eens de bekende spreuk ‘vertrouwen komt te voet en gaat te paard’. Dat is zo belangrijk om je te realiseren. Als je nu aan het opbouwen bent, houd het vast. Want als er weer iets fout gaat en burgers zeggen ‘Jé, daar beginnen ze weer!’, dan duurt het eindeloos lang voordat je dat vertrouwen hebt gewonnen. Ik voel wel dat burgers zeggen en daar gaat het allemaal om ‘Het komt wel goed met Doetinchem. Doetinchem is zeer de moeite waard’. Er is echt wel een gevoel van herstel van vertrouwen in elkaar en van die burger naar ons als raad en wat hier allemaal gebeurt. Maar je moet er ontzettend je best voor blijven doen. Maar voordat ik nu ga preken, sluit ik maar af. Ik dank jullie ontzettend voor alles wat je voor mij betekend 260
hebt. Ik heb een kleine bijdrage mogen leveren aan Doetinchem en dat geeft mij een buitengewoon goed gevoel. Het ga jullie goed! Dank je wel.’ Deze toespraak wordt met applaus vanuit de zaal en de publieke tribune onderstreept. De BURGEMEESTER vraagt de heer Thus (vice-voorzitter van de raad) en wethouder Kuiper (loco-burgemeester) naar voren te komen. Onder het monistische systeem was het heel helder: je mocht de hamer en de ambtsketen aan de loco-burgemeester overhandigen. Er is in het seniorenconvent over overlegd. De VNG heeft er geen vaste richtlijnen voor. Daarom overhandigt hij de voorzittershamer aan Martin Thus en wenst hem er mooi gebruik van te maken, maar Herman Kaiser is heel snel hier om hem over te nemen. Hetzelfde zegt hij tegen Koos Kuiper. Als hij nog zaterdag naar een 60-jarige bruiloft wil gaan, kan hij dat als loco-burgemeester met de ambtsketen doen. Hij wenst hun heel veel succes. De VOORZITTER sluit om 22.30 uur de vergadering.
261
VERSLAG VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD OP VRIJDAG 6 OKTOBER 2006 OM 16.00 UUR
AGEN DA Installatie burgemeester drs. H.J. Kaiser
262
263
VERSLAG VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD OP VRIJDAG 6 OKTOBER 2006 OM 16.00 UUR AANWEZIG CDA
:
mw. E.O. Berens-van der Pol, B.H.M. Ernst, F.W.M. Ernst, W.H. Gotink, mw. J. Grootjans-Doornbos, V.B.H.M. Heuthorst, L.T.M. Steintjes
VVD
:
mr. H.M. Mourik, J.E.L. de Rechteren van Hemert, C.F.P.M. van Pul, A.J. Verhoeven
GroenLinks
:
drs. F.M. van Doesum, mw. G. Bouman, mw. B.B.M. Ebben, D.C. Kuipers, F.H.T. Langeveld
DSD
:
H.G.J.M. Wubbels, A.D. Boland, mw. M. Duijn-Visser, mw. M-L. Moonen
PvdA
:
P.J. Koning, mw. J.H.A. Putman, Th.H.J. Röttger
D66
:
mw. drs. S.C. Katus, H.L.G. Moïze de Chateleux
Stadspartij Doetinchem drs. D. Bos, W.D. Stoel ChristenUnie-SGP
:
ir. A.C. Heij
Voorzitter
:
M.W.M. Thus (CDA, vice-voorzitter), resp. burgemeester drs. H.J. Kaiser
Griffier
:
mr. A.C. van der Haar
Afwezig met kennisgeving
:
E.M. Osinga, mr. M.A.G. Rietbergen, wethouder mr. O.E.T. van Dijk
Wethouders
:
drs. P.C. Drenth, mr. W. Kuiper, mw. drs. L.W.C.M. van der Meijs-van de Laar
Verslag
:
J.F.M. Hagendoorn
De heer THUS heet als vice-voorzitter allen van harte welkom op deze bijzondere raadsvergadering. Een installatie van een burgemeester maak je immers niet vaak mee. Hij richt een bijzonder woord van welkom tot de heer en mevrouw Kaiser en hun dochter Marieke, de ouders van de heer en mevrouw Kaiser en de verdere familie, de burgemeesters van de omliggende gemeentes, de oud-burgemeesters en de ex-wethouders, en uiteraard de overige belangstellenden. Hij geeft het woord aan de griffier die het koninklijk besluit voorleest: Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, prinses van Oranje Nassau, enz. enz. enz. Op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 augustus 2006, nr. BK06/54796, directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur, afdeling Kabinetszaken; Gelet op artikel 61, eerste lid, van de Gemeentewet;
264
Hebben goedgevonden en verstaan: met ingang van 1 oktober 2006 te benoemen tot burgemeester der gemeente Doetinchem: de heer drs. H.J. Kaiser te Roermond. Ondertekend door koningin Beatrix en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De VICE-VOORZITTER begint zijn toespraak tot burgemeester Kaiser met te memoreren dat ze twee jaar geleden aan de vooravond stonden van de gemeentelijke herindeling. ‘Wehl en Doetinchem werden samengevoegd. Er ontstond een nieuwe gemeente. Vanuit de ervaringen rondom de herindeling, die in januari 2005 een feit was, leek het ons als raad zeer zinvol om eens dieper na te gaan denken over zaken als bestuurlijke verhoudingen, samenwerking, samenspel. Het zijn bepaald geen thema’s om even snel op een halve avond af te werken. Wij ontdekten toen het boekje ‘De deugdelijke gemeente’ geschreven door ene Herman Kaiser. Een buitengewoon helder stuk; weinig theorie, sterk op de praktijk gericht. De onbevangen lezer voelde het aan: hier is iemand aan het woord met ervaring en gezag. Het ging om samenspel. Dat was toen voor ons een zeer belangrijk thema en dat is het nog steeds. Zo is het gekomen dat we in maart 2005, de nieuwe gemeente was nog geen drie maanden oud, een raadsconferentie hadden onder uw leiding. Het was een leerzame en inspirerende bijeenkomst. We leerden over deugden en over samenspel. We vernamen hoe belangrijk wederzijdse vindbaarheid in de gemeente is. Tussen de middag maakten we een Socratische wandeling, een wandeling in koppels met als doel te leren luisteren en door vragen elkaar beter te begrijpen. Vermoedelijk is toen al de vonk overgesprongen, ook van uw kant. Want later hoorden wij dat u onder de indruk was van de Achterhoekse manier van doen welke wellicht ook kenmerken bevat, herkenbaar vanuit uw eerdere functies. Maar zijn eigen specifieke karaktertrekjes zult u vanzelf leren kennen. De manier van doen, de cultuur spreken u persoonlijk aan. Dat geldt ook voor ons. De raad heeft zich unaniem voor u uitgesproken en dat is toch uniek. Wij zien in u een sterke persoonlijkheid en een ervaren bestuurder die ook in de keuken van andere organisaties heeft gekeken. Bij die conferentie van maart 2005 kwam u al gemeentelijke knelpunten te weten. En ik kan u vertellen dat die knelpunten sinds die tijd in aantal alleen maar toegenomen zijn. De afgelopen jaren is in ons midden veel gebeurd. Ik durf hier namens de voltallige raad uit te spreken dat wat er hier allemaal gebeurd is zeker niet de schoonheidsprijs verdient. Maar we zijn er inmiddels ook allemaal van overtuigd, dat we de politieke stabiliteit en het onderlinge vertrouwen terug willen. De eerste goede stappen zijn gezet en we willen dit graag met u als voorzitter uitbouwen. We rekenen op u als coach en we kunnen uw expertise goed gebruiken. Ons op de toekomst richtend is het thema integriteit van groot belang. Dat is van toepassing op de totale cultuur en structuur van de gemeentelijke verantwoordelijkheden. In oorsprong is Doetinchem een mooie stabiele gemeente en die willen we graag terug. De goede krachten zijn daartoe gelukkig nog aanwezig. U kunt zich wat dit betreft gelukkig prijzen burgemeester te zijn van zo’n mooie gemeente. Het is ook fijn dat de voormalig adviseur nu burgemeester is, want dat maakt andere adviseurs overbodig. En dat komt zeer goed uit, gelet op het rapport van de rekenkamer. Knelpunt nummer 1 is hierbij opgelost. U wordt burgemeester van een stad, maar ook van twee levendige vitale dorpen, Gaanderen en Wehl, die u graag bij al hun activiteiten zullen verwelkomen. In dit verband vraag ik uw aandacht voor de menselijke maat. We groeien en verstedelijken. Wij hopen dat u er voor de mensen zult zijn en zich voor de effecten van de verstedelijking wilt inzetten, voor veiligheid, aandacht voor de zwakkeren en het tegengaan van uitsluiting. De menselijke maat is daarbij richtsnoer. Graag wil ik ook de regio Achterhoek noemen. Burgemeester van Doetinchem zijn betekent ook voorzitter zijn van de regio. Een regio waar 300.000 mensen wonen in de aangesloten gemeentes. Op veel terreinen is door samenwerking en afstemming groot voordeel te behalen. Denk hierbij onder andere aan de infrastructuur, het plattelandsbeleid of het regionale voorzieningenniveau, bijvoorbeeld de realisatie van een nieuw Amphion en ga zo maar door. Alle 300.000 inwoners hebben recht op een stabiel en constructief beleid. Wat een uitdaging! Wij wensen u succes en zien de toekomst met vertrouwen tegemoet. Een week lang is de voorzittershamer aan mij toevertrouwd geweest. Hierbij draag ik hem weer aan u over. Namens de raad wens ik u en uiteraard ook uw vrouw een goede tijd toe in onze mooie gemeente’. Hij verzoekt hem naast hem te komen staan zodat hij hem de hamer kan overhandigen. Een en ander wordt onderstreept met applaus vanuit de raad en de publieke 265
tribune. Loco-burgemeester KUIPER stelt vast dat het werkinstrument hem inmiddels is overhandigd, de voorzittershamer, maar daarnaast is er ook nog de ambtsketen. Een van de gebieden waar de heer Kaiser op terug kan zien als expert is het dualisme. Hij heeft daar veel over geschreven. Misschien dat hij zich ook nog een keer waagt, ook vanuit het gegeven dat een burgemeester ook een deel van zijn functie in een spagaat moet uitoefenen te gaan schrijven over de relatie tussen de ambtsketen en de hamer in dat kader. Hij heeft zelf als loco-burgemeester het genoegen gehad om een keer officieel de ambtsketen te mogen gebruiken en dat was bij de opening van de eerste Metzo-regatta, een wedstrijd tussen scholen van het voortgezet onderwijs op de Oude IJssel waarin men met kano’s en andersoortige voertuigen de strijd heeft aangegaan om de scholenprijs. Dat is een geweldig succes geworden en dat smaakt naar meer. Of dat succes nu afhangt van de ambtsketen die hij toen droeg, weet hij niet, maar het gaf hem een bijzonder goed en bijzonder gevoel. Hij wil de nieuwe burgemeester toewensen dat hij die ambtsketen tijdens vele mooie momenten in Doetinchem mag dragen. Vervolgens hangt hij de nieuwe burgemeester de ambtsketen om. Ook dit wordt met applaus onderstreept. Daarna nodigt hij de vrouw van de burgemeester uit naar voren te komen en overhandigt hij haar een fraai boeket bloemen. Burgemeester H.J. KAISER richt zich vervolgens tot de aanwezigen met de volgende woorden: ‘Geachte leden van de raad, dames en heren, In dankbaarheid sta ik hier om het ambt van burgemeester van Doetinchem te aanvaarden. In die dank betrek ik op de eerst plaats Hare Majesteit de Koningin, uw raad, de vertrouwenscommissie. Ik heb zeer grote waardering en bewondering voor de gedegen wijze waarop de vertrouwenscommissie haar werk heeft gedaan. Het werk is, zoals de naam al zegt, vertrouwelijk maar ik was onder de indruk van de gedegen wijze waarop u mij aan de tand hebt gevoeld. Ik dank iedereen die mij deze week vanaf zondagavond een warm welkom heeft toebereid in deze stad. We kennen Doetinchem van een zeer warme periode in de vakantieperiode van 30+ °, 35+ °. Het voelde aan als een warm bad, behalve die ene dag dat wethouder Van der Meijs mij meende nog een paar mooie woningen te laten zien en niet in de gaten had dat er zeer sombere regenwolken boven ons hingen en mijn andere pak dat ik voor deze installatie gekocht had drijfnat is geworden en nog steeds niet droog is. Ze vroegen me wel eens ‘hoe lang blijf je in Doetinchem?’, in ieder geval tot mijn pak droog is en dat duurt nog even. Ik wil bij die dank ook betrekken zij die mij tot hier vandaag gebracht hebben. Dat zijn mijn ouders, maar dat zijn vooral ook Miep en Marieke. Ik ben gisterenavond na de Hartshow om tien uur teruggereden naar Roermond (Hoor mij nu zeggen ‘teruggereden’), maar om hier terug te komen. Dat gaf een heel dubbel gevoel van thuis zijn. Want thuis is voor mij de Terborgseweg 24 en de Zwanenzetel 4 daar zit mijn familie. Ik vond het echt heel bijzonder en het voelde ook goed om vanmorgen weer om 10.00 uur klokslag, want dat hadden we afgesproken, richting Doetinchem te gaan. En het was echt heel dierbaar. We hebben de autoradio niet aan gehad. Ik heb gewoon zoveel te vertellen gehad wat mij in die vijf dagen was overkomen, dat ik dacht ‘dat zit goed’ en ik ben ervan overtuigd dat ook Miep en in zekere zin ook onze Marieke zich hier thuis zullen voelen. Woorden van dank. Het was vroeger gebruikelijk dat de burgemeesters bij hun ambtsaanvaarding – en dat waren dan geen adviseurs geweest – buitengewoon lange toespraken hielden en ik ben nog even teruggegaan naar 1974 naar Ad Havermans z’n installatie; die overigens laat groeten. Hij zit op dit moment in Rome, anders was hij vandaag hier geweest. Zijn toespraak omvat meer dan veertien kantjes en dat zal ik u besparen. Daar heeft hij zeker vijf tot zes kwartier voor nodig gehad om dat uit te spreken. Maar ik zal u wel een passage willen voorhouden. Ad Havermans zegt op 2 september 1974: ‘De tijd van de burgemeester van de oude stempel is definitief voorbij. Inhoud van en vormgeving aan het ambt zijn veranderd en veranderen nog steeds. Hij zal waar moeten maken, dat hij (hij sprak over ‘hij’ in die tijd) met gezag over bepaalde zaken weet te oordelen. Ook dat gezag moet ontstaan. Dat is er niet meer automatisch, tegelijk met de aanvaarding van het ambt en dat is ook juist. U zult van mij niet verwachten, dat ik nu konkrete plannen zal gaan ontvouwen voor de nabije toekomst. Dat zou in strijd zijn met hetgeen ik zojuist heb betoogd en niet passen in het kollegiale beleid, zoals dit in een gemeente als Doetinchem wordt gevoerd. Ik heb alleen getracht u te vertellen – niet wát ik denk te gaan doen – maar wel op welke wijze en vanuit welke instelling ik vind, dat de burgemeester moet 266
functioneren binnen het geheel van het gemeentebestuur en de gehele gemeenschap. Dat kan alleen als er een basis voor het noodzakelijke vertrouwen en samenwerking aanwezig is’. Tot zover Havermans. Ik zou ook graag iets willen vertellen over mijn beweegredenen en mijn instelling waarom ik hier sta en hoe ik hier sta. Ik ga geen grote plannen ontvouwen. Er zijn al genoeg plannen en u zit niet te wachten op weer een nieuw verhaal van iemand die net uit de advieswereld komt. Ik wil u voorhouden wie hier vandaag voor u staat. Waarom Doetinchem? De heer Thus heeft straks al een tipje van de sluier opgelicht. Ik ben hier ooit eerder geweest anderhalf jaar geleden. En tijdens dat verblijf van een aantal momenten op enkele dagen begon zich bij mij iets te ontwikkelen van een Doetinchem-gevoel. Op een gegeven moment liep ik door de stad en ik dacht ‘hé, het heeft een bepaalde charme en die zie je niet onmiddellijk’. Want niet op alle plekken van Doetinchem krijg ik dat Doetinchem-gevoel. Maar dat Doetinchemgevoel van charme, van kwaliteit, van iets van degelijkheid, hartelijkheid, dat kan je wel degelijk ontdekken en daar behoef je niet eens vreselijk je best voor te doen want het overkomt je gewoon. Bij Doetinchem heb ik een bepaald gevoel gekregen. En dat gevoel is deze week alleen maar toegenomen. Doetinchem associeer ik met de menselijke schaal. Doetinchem is een stad, niet een hele grote stad, maar het is een stad met gemeenschappen en van de gemeente Doetinchem maken ook enkele vitale dorpen deel uit. Die menselijke schaal maakt het mogelijk om als bestuurder het overzicht te houden en vooral het contact met de mensen te bewaren en te bewaken. Het sociale karakter van Doetinchem is iets wat mij is opgevallen, niet in de zin van ‘goh, wat zijn die mensen hier sociaal’, maar dat er in de manier van elkaar bejegenen iets zit van respect voor elkaar, maar ook rekening houdend met elkaar. Ze zeggen wel eens ‘de Achterhoeker is stug’, dat is hij zeker niet. Maar er zit wel een zekere nuchterheid in, maar achter die nuchterheid van eerst even de kat uit de boom kijken, daar zit een heleboel hartelijkheid. En met die hartelijkheid loopt de Achterhoeker niet te koop. En dat siert de Achterhoeker als mens dat die met zijn hartelijkheid niet te koop loopt. Je moet het eerst zien en ontdekken en dan voelt het, denk ik, gelijk goed. Ik heb dat in ieder geval ook deze week weer ervaren. In het begrip ‘noaberschap’ wat natuurlijk een heel oud woord is, ligt eigenlijk dat sociale karakter van de Achterhoek verankerd. Een oud woord wil niet zeggen dat het een ouderwets woord is, maar het is wel een begrip dat we moeten gaan ijken en moeten updaten voor deze eeuw en deze streek. Doetinchem-gevoel heeft ook te maken met de schoonheid van de Achterhoek. Toen ik hier anderhalf jaar geleden op een vrijdagavond wegreed, op een van de eerste wat lenteachtige dagen van dat jaar, toen had ik eigenlijk het gevoel van ‘als ik ooit nog eens een keer burgemeester zou willen worden, wat overigens op dat moment zeker niet aan de orde was, waarom dan niet hier?’ Want de rijkdom en de schoonheid van de Achterhoek, daar mag de Achterhoek zich mee laten zien. Niet alleen in het land maar veel breder. Waarom Doetinchem? Het heeft ook te maken met het feit dat als je vier jaar lang zo’n drie- à vijfhonderd kilometer per dag aflegt en van hot naar haar gaat, van die driehoekjes van Roermond naar Zwolle en Rotterdam en weer terug, of andere driehoekjes, maar zelden was het minder, dat je op een gegeven moment behoefte krijgt aan de ‘stabilitas loci’, het gevoel met de aarde weer contact te krijgen. ‘Stabilitas loci’ is een begrip uit de regel van Benedictus, die de benedictijnen op de Slangenburg ook hanteren, dat is toeval. Maar dat begrip ‘weer vast grond onder de voeten’ was wel een behoefte die ik in toenemende mate ben gaan voelen. Waarom Doetinchem? Ik heb gemerkt, ook deze week, dat het Doetinchemgevoel ook iets te maken heeft met niet alleen die hartelijkheid, maar ook met werklust. Ik ben afgelopen maandag om 7.30 uur op de Havenstraat geweest om met de collega’s van de buitendienst kennis te maken. Had dat ook op een later tijdstip gekund? Dat had misschien wel georganiseerd kunnen worden, maar dat wilde ik niet. Ik wilde een statement afgeven, niet voor de show maar voor de echt: ‘ik kom hier om te werken’, samen met de collega’s, de medewerkers binnen dit huis en de dependances. Maar ik wil met Doetinchem de match maken, een match van nuchterheid en ingetogenheid, van werklust en van hartelijkheid. Mensen die mij goed kennen en die de Achterhoek goed kennen, althans dat zeggen ze dan en dat geloof ik ook, zeggen ‘ja, dat zou een hele goede match kunnen zijn, jij met Doetinchem’ en dat geloof ik zelf ook. En dat geeft me ook ontzettend veel zin om hier aan de slag te zijn. Van de week heb ik met de medewerkers het logo gD van Doetinchem omgekeerd naar Dg, Doetinchem-gevoel. En waar ik mensen hier in huis op wil gaan aanspreken is dat Doetinchem-gevoel. Ik weet niet precies wat het is, maar het is er wel. Maar het heeft te maken met aanpakken, met hartelijkheid, met ‘we zijn er voor elkaar’, met verantwoordelijkheid nemen voor elkaar. Ik ben waar u van bent: aanpakken, 267
vooral op maandagochtend, durven te leren. In elke organisatie worden fouten gemaakt, ook in de politiek, ook in de ambtenarij, en we moeten durven te leren. Slimme organisaties zijn lerende organisaties. We moeten daarom ook durven elkaar te vertrouwen. Waar ik ook van ben – en de heer Thus heeft dat straks ook gezegd naar aanleiding van dat boekje – ik ben een man van de samenwerking tussen alle spelers in het veld. En mijn rol is er op toe te zien dat alle spelers in het veld aan hun trekken kunnen komen op een waardige en parlementaire manier. Ik ben met u van de binnenkant en van de buitenkant. Het gaat niet alleen om wat onder deze koepel gebeurt, het mag geen kaasstolp zijn. Wij denken van binnen hier naar buiten en van buiten naar binnen. En u mag mij erop aanspreken dat ik als raadsvoorzitter ook in die zin - een soort modieus consultantbegrip – procescoördinator ben om daarop toe te zien. Wat wil ik in Doetinchem proberen waar te maken? Ik zeg dat in alle bescheidenheid, maar ik wil dat doen aan de hand van zeven punten. Op de eerste plaats wil ik de bestuurlijke cohesie in onze gemeente bevorderen. Het democratisch debat zal de basis moeten zijn voor een heldere en duurzame bestuurlijke lijn. Het gaat om het vinden van balans tussen stabiliteit en dynamiek. Alleen maar stabiliteit is niet goed. Een fietser die stil staat valt om. Je zult moeten bewegen en stabiel moeten zijn. Die balans is voor Doetinchem van belang. Een tweede punt waar ik voor wil gaan is het soepel samenspel tussen de raad en het college, gericht op aanwijsbare resultaten en transparante verantwoording. Alle debatten die hier plaatsvinden, hoe spannend ook, uiteindelijk moeten ze ergens over gaan. Dat zijn resultaten die u als raad moet kunnen laten zien aan de burgers. En burgers moeten snappen waar het over gaat. Dat hoort zo in een moderne locale democratie. Een derde punt dat samenhangt met het zojuist genoemde is dat er een bestuurlijke en ambtelijke cultuur is die hoort bij die lerende organisatie waar ik het net over had. Een cultuur waarin mensen gedreven zijn door dat gezamenlijke Dg (Doetinchem-gevoel). De publieke taak voor Doetinchem en zijn mensen dat is onze bestaansgrond zoals wij hier zitten. Die publieke opdracht en de daarbij behorende integriteit moeten elke seconde van ons handelen bepalen, moeten dus helemaal in ons zitten. Dus niet zo’n beetje integer; je bent het of je bent het niet. Je bent het met elkaar of je bent het niet. Daar gaan we samen voor. Het vierde punt in mijn rijtje van zeven: Het samen met vele partners realiseren van de kwaliteit die past bij het nieuwe Doetinchem aan het begin van een nieuwe eeuw. Dat is een zin die ik even moet toelichten. Kwaliteit hoort bij Doetinchem en Doetinchem is zich bewust – ik heb met veel mensen gesproken – dat er aan die kwaliteit gewerkt moet worden. Doetinchem is een stad uit de dertiende eeuw, slechts vier jaar jonger dan de vorige gemeente waar ik vandaan kwam, ook een Gelderse stad. En dat betekent dat zo’n stad een ziel heeft. Daar zit kwaliteit in. Maar ook in deze nieuwe eeuw zullen wij werken aan de kwaliteit die hoort bij het Doetinchem van nu. Dat kan de gemeente Doetinchem niet alleen. Daar heeft Doetinchem anderen bij nodig. En de trefwoorden waar we voor moeten knokken dat zijn: het bouwen aan een solide infrastructuur, zowel voor het fysieke, het sociale, het culturele en het economische. Het gaat om een moderne invulling wat ik zojuist ook al aanduidde, van het noaberschap. Wat mij betreft het handelsmerk van de Achterhoek en van Doetinchem. Het gaat om een gezonde economische ontwikkeling en een duurzame schoonheid. U hoort mij het begrip ‘schoonheid’ gebruiken. Ik kom daar in de komende jaren meermalen op terug. Kwaliteit en schoonheid heeft met elkaar te maken, heeft met Doetinchem te maken. De Achterhoek heeft unieke kwaliteiten. Zowel het woord Achter als het woord hoek kan onjuiste associaties oproepen. Graag wil ik met alle collega's van de term Achterhoek een geuzennaam maken. Als vertegenwoordiger van de centrale stad in onze regio wil ik graag met alle partners in de Achterhoek de Achterhoek een sterk merk maken: in Arnhem bij de provincie, in Den Haag, in de Euregio, in Brussel en bij iedereen waar wij het van moeten hebben en bij iedereen die houdt van degelijke, sociale mensen in een vriendelijk coulissenlandschap, de Achterhoek. Het voorlaatste punt dat ik wil noemen gaat over de verbinding met de burger. De verbinding met de burger vraagt in deze tijd om een vernieuwende aanpak. Zowel bij de inzet van nieuwe technieken als bij het gebruik van methodes van interactieve participatie. Maar verbinding vraagt ook om een ouderwetse deugd. Zo straks is het door de heer Thus ook al genoemd. Die ouderwetse deugd is: gewoon goed naar elkaar willen luisteren. In de contacten tussen gemeente en burgers moet ook diezelfde leercyclus zijn. 268
Het zevende punt ten slotte, maar in mijn hart op de allereerste plaats. Ik wil graag voor u allen een zorgzame burgervader zijn. Hartelijk maar ook consequent als het moet. Ik wil met een open mind iedereen tegemoet treden. Ik wil luisteren en ik wil mij verantwoorden. Ik wil waken en vechten voor uw veiligheid, samen met onze brandweer en politie. Alle dagen van het jaar. Alle dagen rond. Ik wil met u vieren. Ik wil u troosten en nabij zijn in moeilijke dagen. Ik wil met u zijn: Doetinchemmer onder de Doetinchemmers. En hoe word je een Doetinchemmer? Ik heb daarvoor een plannetje bedacht en dat heb ik van de week bij een aantal mensen even gesondeerd. Het is een beetje onbescheiden om aan u een cadeautje te vragen, maar toch doe ik het. Want als een burgemeester niet eens aan zijn eigen raad een cadeautje durft te vragen, hoe kan je die dan op pad sturen om in Den Haag ook boodschappen te gaan doen? Ik wil u met z’n eenendertigen vragen om me eenendertig keer een cadeautje te geven. Een inburgeringscursus. Elk op uw manier. U bent volksvertegenwoordiger. Wie zou mij beter kunnen helpen met het ontdekken van wat de Doetinchemmer is dan de volksvertegenwoordigers? Dus ik wil u uitnodigen en u krijgt daar maandag al een briefje over van de griffie, om na te denken over personen, groepen, het kan ook een individueel persoon zijn, op plekken in de gemeente Doetinchem waarvan u als raadslid vindt ‘daar moet jij binnen een jaar geweest zijn’. En ik vraag u, niet omdat ik verlegen ben, maar vanwege de verbinding, om met mij mee te gaan. Dus dat betekent dat ik eenendertig keer met u op stap ga. Ik heb al hier en daar gehoord van ‘ Noa, misschien vinden ze dat wel wat, alleen je moet het geen inburgeringscursus noemen, maar een inboeringscursus’. Het maakt mij niet uit. Ik wil graag een zijn onder de uwen. Leden van de raad, dames en heren. Op 24 september heb ik tegenover de Commissaris van de Koningin in aanwezigheid van mijn echtgenote de eed afgelegd. Toen, maar ook nu ben ik mij bewust dat ik mijn kracht niet uit mij zelf haal. Ik vertrouw op Hem die mij ten diepste beweegt. Ik vraag Hem om de kracht om mij met hart en ziel te kunnen blijven inzetten voor het welzijn en heil van de gemeente Doetinchem en alle mensen die hier leven. Ik reken op een constructieve samenwerking met u allen. Dank u wel’. Hierna sluit burgemeester KAISER als VOORZITTER van de raad deze vergadering en volgt gelegenheid hem en zijn vrouw te feliciteren.
269