TIJDSCHRIFT VOOR
VERLOSKUNDIGEN J A N UA R I 2 0 0 6
31E JAARGANG NUMMER 1
SCREENING OP
HUISELIJK GEWELD SYNTO IN DE EERSTELIJN
DOULA’S MAKEN VERSCHIL
U I T G A V E V A N D E KO N I N K L I J K E N E D E R L A N D S E O R G A N I S A T I E V A N V E R L O S K U N D I G E N
200502 - januari.pdf - pag.1
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
S i b b i n g & Wa t e l e r : financieel adviseurs voor verloskundigen
Sibbing & Wateler is een onafhankelijk financieel
• Praktijkvestigingen
adviesbureau, gespecialiseerd in de praktijkbegeleiding • Maatschapscontracten
van vrije medische beroepsbeoefenaren, waaronder verloskundigen. Wij bieden u een gevarieerd diensten-
• Praktijkfinancieringen
pakket voor al uw financiële zaken, nu en in de • Financiële planning
toekomst.
• Verzekeringen
• Pensioenen
• Hypotheken
&
S I B B I N G W AT E L E R C . S . Storkstraat 33 • 3905 KX Veenendaal • Postbus 915 • 3900 AX Veenendaal Telefoon: (0318) 544 044 • Fax: (0318) 543 843 • E-mail:
[email protected] • Internet: www.sibbing.nl
Zwart Mul Groep adviseurs medische praktijk
Accountancy op uw lijf geschreven Tel: 035 528 01 60 Fax: 035 528 01 61
Eemnesserweg 24 3741 GA BAARN www. zmgroep.nl
200502 - januari.pdf - pag.2
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
Het Tijdschrift voor Verloskundigen wordt uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), opgericht op 22 september 1975. De vereniging is tot stand gekomen uit een fusie van de Bond van Nederlandse vroedvrouwen (opgericht 8 juni 1926) en de Nederlandse R.K. Vereniging van Vroedvrouwen (opgericht 8 juli 1921). De KNOV stelt zich ten doel de bevordering van de verloskundige zorg in zijn geheel in Nederland, de versterking van de positie die de verloskundige daarin inneemt, alsmede de belangenbehartiging van alle verloskundigen in Nederland. Een van de manieren om dit doel te bereiken, is het uitgeven van het Tijdschrift voor Verloskundigen. Het Tijdschrift voor Verloskundigen is in de eerste plaats een vakblad op het gebied van de verloskunde en verwante wetenschappen. Het beoogt verloskundigen op de hoogte te stellen van relevante feiten en ontwikkelingen. Daarnaast is het een forum voor discussie over de verloskunde en verwante disciplines. In het redactionele beleid wordt ernaar gestreefd een zo ruim mogelijke reeks aan onderwerpen te behandelen. In de tweede plaats is het Tijdschrift voor Verloskundigen een verenigingsorgaan en als zodanig een middel voor het hoofdbestuur van de KNOV om in contact te treden met de leden. In dit kader dient het Tijdschrift voor bestuur en leden als forum om van gedachten te wisselen.
FOTO
OMSLAG Trees de Kruijf-Swart woont in het Brabantse Deurne, is kraamverzorgende en in haar vrije tijd beeldhouwster. Bovendien kookt zij graag, getuige haar website: www.treesdekruijfswart.nl. Trees kraamt ook in het buitenland. Zij schrijft: “het kramen in het buitenland is leuk want je doet veel ervaring op. Kraamzorg zoals wij dat in Nederland kennen, is er in het buitenland niet. In het buitenland beval je meestal in het ziekenhuis. Is alles goed gegaan, dan mag je na enkele dagen naar huis en dan sta je er alleen voor. Vooral bij het eerste kindje is dat moeilijk. Als de moeder borstvoeding wil geven, hoe weet ze of de baby voldoende voeding krijgt? Hoe doe ik mijn kindje in bad en hoe moet ik het kleden? Wat moet ik doen als mijn kindje geel ziet? Hoe moet ik de navel verzorgen? Wat doe ik als ik plotseling bloedstolsels verlies? Tal van vragen, voor ons logisch, maar ver weg niet altijd even gemakkelijk. Ik geef tips en uitleg, zodat het gezin daarmee verder kan.”
Colofon
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN
Redactie Elisabeth Beels (secretaresse) Franka Cadee, Truus Doeleman, Brigitte Tebbe, Wil van Veen (hoofd- en eindredactie), Kristel Zeeman Medewerkers januari 2006 Inger Aalhuizen, Jos Becker Hoff, Lotte Beers, Ton van de Coevering, Mariël Croon, Carola Groenen, Chris Heanen-IJsselstijn, Bionda Heeringa, Suze Jans, Els Kiekens, Nathalie Koopman, Dineke Korfker, Alie Kuiterman, Pien Offerhaus, Karin van der Pal, Marlies Reinders, Franka Steeghs, Sjaak Toet, Margriet Weide, Wendela Wentzel, Jolanda Zocchi Redactieadres Tijdschrift voor Verloskundigen Postbus 18 3720 AA Bilthoven E
[email protected] Abonnementen en personeelsannonces Personeelsannonces, adreswijzigingen en abonnementen opgeven aan het secretariaat van de KNOV, Jolanda Zocchi Postbus 18 3720 AA Bilthoven T 030 229 4299 F 030 229 4162 E
[email protected] Personeelsannonces KNOV, Elisabeth Beels
[email protected] Advertentie-exploitatie Ovimex bv, Frank Dijkman T 0570 674240 E
[email protected] Ontwerp en vormgeving Annemiek Voogd, Ovimex bv Druk Ovimex bv, Deventer Abonnementsprijzen Abonnementsprijs voor niet-leden van de KNOV: € 114,- per jaar (11 nummers), buiten Nederland € 127,-. Voor studenten aan buitenlandse opleidingen: € 90,-. Los nummer € 15,-, aan te vragen bij de KNOV. Alle prijzen zijn incl. btw en verzendkosten. © 2006 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Rembrandtlaan 46 3723 BK Bilthoven T 030 229 4299 Voorzitter KNOV Sjaak Toet Foto omslag Henny van Nieuwpoort Foto’s binnenwerk Henny van Nieuwpoort, Hans Oostrum Oplage: 3450 ISSN 0378-1925
Inzenden kopij en advertenties De redactie nodigt de lezers uit om reacties, artikelen en opiniebijdragen in te zenden. Bij voorkeur speciaal voor het Tijdschrift voor Verloskundigen geschreven kopij, maar ook elders aangeboden of gepubliceerde bijdragen zijn welkom; onder vermelding van bladtitel, jaargang en nummer. Kopij aanleveren als platte tekst, dus zonder speciale bekopping, voetnoten, paginacijfers, tabs, tabellen en ontdaan van hyperlinks, in Word via e-mail:
[email protected]. Van tabellen of grafieken daarom alleen de onderzoeksgegevens aanleveren; deze worden door de
vormgever opgemaakt. Referenties in de tekst tussen vierkante haakjes (geen superscript). Beeld apart aanleveren, bij voorkeur digitaal en in hoge resolutie. Bij tekstwijziging pleegt de redactie overleg. Ingezonden brieven worden zo nodig bekort. De KNOV en de redactie zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van geplaatste reacties en opiniebijdragen. Het auteursrecht van artikelen berust bij de individuele auteur. Citeren met bronvermelding is toegestaan, mits binnen de wettelijke regels. Overname van (langere delen van) artikelen is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie en de auteur.
Personeelsadvertenties voor het volgende nummer kunnen worden ingezonden tot 8 februari 2006. Gelieve bij de plaatsingsopdracht het gewenste formaat en het factuuradres te vermelden. Voor commerciële advertenties: zie colofon. Het februarinummer verschijnt op 24 februari 2006.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.3
LET OP !!! Lage resolutie!
3
January 20, 2006
Ziekenhuis Gelderse Vallei
Momenteel bestaat er ter versterking van het multidisciplinaire team op de verloskamers een vacature voor de functie van
een algemeen ziekenhuis op christelijke grondslag met ruim 500 bedden, waar vrijwel alle specialismen aanwezig zijn. In
Klinisch Verloskundige m/v Het gaat om een dienstverband van 28-32 uur per week voor de duur van 1 jaar. Bij gebleken geschiktheid bestaat de mogelijkheid dat het dienstverband omgezet wordt naar onbepaalde tijd. De verloskundige werkt volgens het dienstenpatroon op doordeweekse dagen overdag en ’s avonds.
het moderne gebouw ruim 2400 medewerkers en 130 medisch specialisten.
Kenmerkend voor de werksituatie op de verloskamers is: - uniciteit van de geboorte wordt centraal gesteld; - uitgebreide informatietechnologie ter ondersteuning van de partus (Mosos); - innovatieve aspecten van de zorg komen steeds meer tot uitdrukking; - goede samenwerking met de eerstelijns verloskundigen.
Het ziekenhuis biedt een volledig pakket aan professionele zorg en vervult een belangrijke regionale functie. Ziekenhuis Gelderse Vallei kiest voor een mensgerichte en respectvolle benadering van de patiënt. Medewerkers krijgen volop de gelegenheid zich te
De volgende taken worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de gynaecoloog: - eerste opvang van patiënten op de verloskamer; - begeleiding van de partus; - participatie bij het opleiden en begeleiden van verloskundigen, arts-assistenten, verpleegkundigen en co-assistenten; - administratie; - deelname aan afdelingsgebonden werkgroepen en activiteiten; - Mosos applicatie. De werksfeer op de verloskamers is plezierig en wordt gekenmerkt door een goede multidisciplinaire samenwerking en collegiale betrokkenheid. Functie-eisen: - een voltooide opleiding tot verloskundige; - u bent BIG-geregistreerd; - u heeft organiserende en coördinerende capaciteiten; - u kunt zelfstandig en in een multidisciplinair team functioneren; - minimaal 1 jaar werkervaring is gewenst.
ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan verdergaande professionalisering. Leidinggevenden in het ziekenhuis hebben een coachende stijl. Kenmerkend voor de werksfeer in het ziekenhuis is collegialiteit en intensieve samenwerking.
200502 - januari.pdf - pag.4
Arbeidsvoorwaarden De arbeidsvoorwaarden zijn overeenkomstig de CAO-Ziekenhuizen. De functie wordt gewaardeerd volgens functiegroep 60 (min. € 2.352,--/max. € 3.667,-bruto per maand bij een fulltime dienstverband). Inlichtingen Nadere inlichtingen omtrent deze functie kunt u verkrijgen bij mevrouw M. van Londen-van de Beek, unithoofd, 0318-43 58 45, mevrouw R. Laan, gynaecoloog, 0318-43 51 59 en de klinisch verloskundigen, 0318-43 57 29. Solliciteren Uw schriftelijke sollicitatie kunt u vóór 13 februari 2006 richten aan Ziekenhuis Gelderse Vallei, t.a.v. Sabine van Krieken, medewerker personeels-/salarisadministratie, Postbus 9025, 6710 HN EDE of via email:
[email protected]. De sollicitatiegesprekken zullen plaatsvinden in week 8 en/of 10.
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
■
Tijdschrift voor Verloskundigen Lang leve evidence based midwifery
Inhoud
TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN
7
Redactioneel Wil van Veen
■
KNOV
8
Nieuws voor leden Website KNOV
Soms een stressvol vakgebied
9
Column van de voorzitter Sjaak Toet
Draaiboek pre- en postnatale screening
10
Suze Jans
Gewenst of een moetje?
11
Franka Steeghs
Kwaliteitsontwikkeling rond prenatale screening
15
Margriet Weide, Inger Aalhuizen, Carola Groenen
■
Wetenschap Screening op huiselijk geweld in de zwangerschap
19
Dineke Korfker, Marlies Rijnders, Wendela Wentzel, Pien Offerhaus, Karin van der Pal en Lotte Beers
Preventie van moedersterfte wereldwijd door een actief nageboortetijdperk
25
Kristel Zeeman
27
Synto in de eerste lijn Chris Haenen-IJsselstijn en Alie Kuiterman
■
Praktijk Wat een pasgeboren kind al kan
31
Mariël Croon
Doula’s maken het verschil
35
Kristel Zeeman
37
Een, twee Column van Nyx
■
Berichten FNV informeert vrouwen over werk en zwangerschap Nieuwsblad Congres en cursus Personalia
39 41 43 47
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.5
LET OP !!! Lage resolutie!
5
January 20, 2006
werken in het ziekenhuis als…
Het Groene Hart Ziekenhuis (GHZ) is een algemeen ziekenhuis met 612 erkende bedden, 100 specialisten, 2000 medewerkers en 80 vrijwilligers. Samen met de partners in de regio wordt gestalte gegeven aan continuïteit van hoogwaardige, kwalitatieve zorg. Medisch specialisten en managers geven gezamenlijk leiding aan de organisatie en voeren een actief en zorgvernieuwend beleid. Daarnaast verzorgt het GHZ medisch-specialistische opleidingen. Het ziekenhuis hecht grote waarde aan waardering voor onze medisch-technische prestaties alsmede voor de wijze waarop wij onze patiënten en andere zorgverleners tegemoet treden. Ondernemende mensen bieden wij een gezonde, uitdagende werkomgeving met een stimulerend opleidingsklimaat. Momenteel vindt er grootscheepse nieuwbouw plaats. Het GHZ ligt vlak bij het NS-station en op enkele kilometers van de A12.
Enthousiaste tweedelijnsverloskundige m/v De afdeling Gynaecologie/Verloskunde heeft momenteel acht verloskamers, waarvan een is ingericht als kraamsuite. Dit wordt tijdens de nieuwbouw uitgebreid naar 12 kraamsuites. Tevens is er sinds 2004 een OHC-unit (Obstetric High Care) op de afdeling. Er vinden per jaar ongeveer 1800 bevallingen plaats, waarvan 1350 tweedelijns. De maatschap Gynaecologie bestaat uit zeven gynaecologen met individuele aandachtsgebieden zoals bekkenbodemproblematiek, infertiliteit en prenatale zorg. Zij worden versterkt door acht assistenten (vier agio’s en vier agnio’s), een tweedelijnsverloskundige en een echoscopiste. Daarnaast is er een enthousiaste groep gespecialiseerde verpleegkundigen werkzaam. De functie • dragen van verantwoordelijkheid voor de afdeling zwangeren, kraam en verloskamers; • bewaken van de fysiologische aspecten binnen verhoogde-risicosituaties bij zwangerschap, baring en kraambed; • begeleiden van tweedelijnsbevallingen in de kliniek; • zorg dragen voor een goede, geautomatiseerde verloskundige verslaglegging en administratie; • houden van spreekuren verloskunde, echoscopie en prenatale diagnostiek; • inwerken, opleiden en begeleiden van de jongste agio’s en agnio’s; • participeren in onderwijs voor co-assistenten; • volgen en beoordelen van ontwikkelingen die relevant zijn voor deze functie. U bent verantwoordelijk voor de afdeling zwangeren, kraam en verloskamers. U begeleidt tweedelijnsbevallingen in de kliniek en bewaakt de fysiologische aspecten bij verhoogde-risicosituaties tijdens zwangerschap, baring en kraambed. Daarnaast draagt u zorg voor een goede, geautomatiseerde verloskundige verslaglegging en administratie en houdt u spreekuren verloskunde, echoscopie en prenatale diagnostiek. Ook het inwerken, opleiden en begeleiden van de jongste agio’s en agnio’s en het participeren in onderwijs voor co-assistenten behoren tot uw taken. Wat vragen wij • Nederlands diploma Verloskundige en een geldige BIG-registratie; • ervaring in echoscopie en prenatale diagnostiek is wenselijk; • goede communicatieve en leidinggevende vaardigheden; • enthousiaste en positieve inzet en uitstraling. Wat bieden wij De arbeidsovereenkomst geldt voor onbepaalde tijd. De arbeidsvoorwaarden, afhankelijk van leeftijd en ervaring, zijn geregeld in de CAO Ziekenhuizen. Informatie De heer E. Hallensleben, maatschapscoördinator, of mevrouw H. Houtsmuller, tweedelijnsverloskundige, telefoonnummer (0182) 50 50 50.
Arbeidsvoorwaarden Naast inschaling conform de CAO Ziekenhuizen bieden wij een meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden aan, waarin o.a. een fietsplan en een extra pensioenregeling zijn opgenomen. Belangstelling? Uw schriftelijke sollicitatie met curriculum vitae kunt u binnen veertien dagen richten aan het Groene Hart Ziekenhuis, Personeel & Organisatie, Postbus 1098, 2800 BB Gouda. E-mailadres:
[email protected] Internetadres: www.ghz.nl Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
200502 - januari.pdf - pag.6
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
Redactioneel
LANG LEVE
KNOV
AGENDA 7 februari 2006 Dag 1 van Training toetsgroepbegeleiders Bilthoven
14 maart 2006 Dag 2 van Training toetsgroepbegeleiders Bilthoven
4 april 2006 Dag 3 van Training toetsgroepbegeleiders Bilthoven
6 april 2006 Terugkomdag ITV
28 maart 2006 Dag 1 van Training toetsgroepbegeleiders Groningen of Assen
26 april 2006 Dag 2 van Training toetsgroepbegeleiders Groningen of Assen
23 mei 2006 Dag 3 van Training toetsgroepbegeleiders Groningen of Assen
16 juni 2006 Algemene Ledenvergadering
17 november 2006 Algemene Ledenvergadering Kijk voor meer informatie in de rubriek Congres en Cursus achterin dit tijdschrift of op www.knov.nl
EVIDENCE BASED MIDWIFERY Binnen de KNOV wordt al geruime tijd in verschillende groepen en gremia hard gewerkt om de standaard niet-vorderende ontsluiting in het eerste kwartaal van 2006 bij u op de deurmat te deponeren. Er wordt groot belang gehecht aan deze standaard die dus niet op de mat mag blijven liggen, maar waar u zich – na u verdiept te hebben in de materie – mee aan de slag moet. Waarschijnlijk grist u deze standaard van de deurmat, want u kijkt hier al geruime tijd naar uit. De gedachte achter de standaard is dat hij in de komende jaren in belangrijke mate bij zal kunnen dragen tot het terugdringen van het aantal overdrachten tijdens de baring. In de afgelopen jaren is er binnen geledingen van verloskundigen en gynaecologen veel en vaak heftige discussie geweest over het optimale beleid rondom de ontsluitingfase, waarbij vanuit verschillende ideoligische hoeken en dwars door beide beroepsgroepen heen dit onderwerp werd besproken. Bovenal, er werd vaker stelling genomen vanuit opvattingen dan vanuit evidence based medicine. Sinds ik op deze stoel zit hoor en lees ik uitgesproken meningen in archieven, tijdens bijeenkomsten, in artikelen en in boeken. Ik onderscheid twee kampen. In het ene kamp zie ik professionals met een principieel afwachtend beleid. Zij noemen zichzelf ‘fysiologisch’. In het andere kamp staat men vanaf de start van de baring op ‘controle en interventie’, waarbij de ‘p50standaardbaring’ als enig mogelijke fysiologsiche baring werd genomen. Nederland ten voeten uit: iedereen staat voor een optimale fysiologische baring, alleen de polderweg daar naar toe, daarover vliegen we elkaar in de haren.
Lang leve de evidence based midwifery. Dank zij de nieuwe standaard kunnen eerstelijns verloskundigen hun beleid op dit gebied onderbouwen en de kwaliteit van de verloskundige zorg optimaliseren. Dat dit zal leiden tot het terugdringen van het aantal overdrachten tijdens de baring is volgens de meeste deskundigen evident. Het is u niet onbekend hoe belangrijk partijen in zorgland dat terugdringen vinden. Natuurlijk om het effect dat het heeft op de gezondheid van vrouwen, maar ook om financieel-economische redenen. Het zal u niet ontgaan zijn dat om deze reden Zorgverzekeraars Nederland de minister positief adviseerde om jaarlijks € 1 miljoen aan de KNOV toe te kennen voor haar activiteiten op het gebied van de kwaliteitsontwikkeling in de verloskundige zorg, juist ook met als opdracht om een krachtige daling van het aantal overdrachten te realiseren. Enerzijds hebben we dat miljoen samen bewerkstelligd, anderzijds: voort wat, hoort wat. Naast deze standaard richt de KNOV haar pijlen op het succes van de uitwendige versie. Ik ben geen verloskundige zoals u weet, maar als ik mijn oren in het veld te luisteren leg, dan zijn er nogal wat verloskundigen die twijfels hebben bij het instrument uitwendige versie. Het lukt vaak niet of het gaat spontaan wel goed, het vereist nogal wat handvaardigheid, maar ook spreekvaardigheid in de samenwerkingsverbanden met de tweedelijn. Want, het is lang niet altijd gemakkelijk om ‘werkbare’ afspraken te maken rondom de versie. Wil van Veen
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.7
LET OP !!! Lage resolutie!
7
January 20, 2006
Website KNOV 8
KNOV
NIEUWS VOOR LEDEN
• Tarief voor en nader overleg over: hielprik door verloskundigen in 2006 (23 December 2005) • Aanbod van VVAA voor leden van de KNOV: collectieve zorgverzekering (23 December 2005) • Subsidie kwaliteitsbeleid KNOV definitief toegekend (23 December 2005) • Draaiboek pre- en postnatale screening nog niet op gezondebaby.nl (21 December 2005) • FNV Bondgenoten publiceert beknopte folder en uitgebreide brochure over zwangerschap en werk (14 December 2005) • Nederlandse Vrouwenraad vraagt aandacht voor positie van vrouwen in het nieuwe zorgstelsel (14 December 2005) • Resultaten onderzoek website bekend: leden gebruiken website KNOV vooral om gericht informatie te zoeken (13 December 2005) • Stuurgroep Modernisering van de Opleidingen en Beroepsuitoefening in de Gezondheidszorg (MOBG) pleit voor oprichting nieuw College (8 December 2005) • Hoogervorst ziet liever 'professionele verantwoordelijkheid' in plaats van 'autonomie' (8 December 2005) • KNOV opent register Klinisch verloskundigen (7 December 2005) • VVAA komt binnenkort met aantrekkelijk aanbod collectieve zorgverzekering voor KNOVleden (7 December 2005) • KNOV waardeert initiatief van universiteiten voor bijeenkomsten over de lokale organisatie van prenatale screening, maar betreurt dat over de organisatie ervan geen afstemming heeft plaatsgehad (6 December 2005)
Nieuw op de site • Waarneemtarief zelfstandige (30 December 2005) • Telefonische informatiedienst Rijksvaccinatieprogramma (23 December 2005) • Collectieve zorgverzekering VVAA voor KNOV-leden (23 December 2005) • Declareren verloskundige zorg in 2006 (23 December 2005) • Gebruikersoverleggen Microware en Orfeus (23 December 2005) • Werken met het Indicatieprotocol kraamzorg (21 December 2005) • Proefschriften door verloskundigen (19 December 2005) • Agenda Platform Actuele Zaken (PLAZA) 22 december 2005 (15 December 2005) • CTG-Tarieven verloskundige zorg 2006 (14 December 2005) • Publieksbrochure over nieuwe zorgverzekering nu ook in andere talen beschikbaar (14 December 2005) • Cursus voor buitenlands gediplomeerden start in 2006 (9 December 2005) • Nieuwsbrief Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg, nummer 1, van 25 november 2005 (8 December 2005)
• Tarieven lidmaatschap en producten 2006 (7 December 2005) • Inschrijfformulier Register Klinisch Verloskundige (7 December 2005) • Landelijke Perinatal Audit Studie (7 December 2005) • Brochure over het nieuwe zorgstelsel in eenvoudige taal (6 December 2005) • Thema voor leden Prenatale screening geheel vernieuwd (2 December 2005)
Tips van de maand Wist u dat de KNOV in februari weer gebruikersoverleggen over Orfeus en Micronatal heeft gepland? U vindt de data van deze en andere bijeenkomsten die de KNOV organiseert in de Agenda voor leden. Wist u dat er twee cursussen voor toetsgroepbegeleiders gepland staan waarvan de eerste op 7 februari 2006 begint in Bilthoven? Ook dit kunt u vinden in de Agenda voor leden.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.8
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
KNOV
STRESSVOL VAKGEBIED U kent ze vast ook wel: mensen die een kind nemen. Eerst willen ze nog een nieuwe keuken, een plezierjacht en een wereldreis maken en dan nemen ze een kind. Zich totaal niet realiserend dat het ook wel eens niet zou kunnen lukken om zwanger te worden. Nee, zulke dingen gebeuren alleen bij de buren en per slot van rekening: de dokters van tegenwoordig kunnen alles. We nemen een kind, doen een aantal echo’s waarna het allemaal wel goed zal komen. Zijn dit soort mensen naïef of is het de tendens van deze tijd dat alles maakbaar is? Moeten wij, als zorgverleners, er niet voor waken om met al onze ‘schijnzekerheden’ de indruk te wekken dat alles maakbaar is? Deze week mocht ik zelf voor de derde maal vader worden, ditmaal van een gezonde zoon. Ondanks de vele zwangeren die ik zie en de bevallingen die ik doe, of waar ik bij ben, toch een spannende aangelegenheid. Ik begin al niet meer zo onbevangen dank zij alle ervaring met miskramen. Na de twaalfde week haalde ik opgelucht adem. Ik vertrouwde erop dat het nu goed zou gaan. Bij twintig weken dacht ik: “Als er nu maar niet iets geks met de echo gezien wordt”. Gelukkig alles zag er goed uit. Maar dan, met tweemaal een vacuüm bij de geboorte van mijn dochters in het achterhoofd, ga ik, als het eind van de zwangerschap nadert me toch afvragen hoe deze eruit zal komen. 41 weken nu, en terwijl ik mezelf voor blijf houden dat een fysiologisch verloop het beste is, passeren toch stiekem alle onbegrepen IUVD’s die ik meemaakte, de revue. Eindelijk beginnen dan spontaan de weeën, gelukkig, de zwangerschap is voorbij. Nu alleen nog maar de bevalling. Bij aankomst in het ziekenhuis al
5-6 centimeter, amniotomie, helder vruchtwater, een schedelelektrode, hé niet van die denderende cortonen. Linkerzij, rechterzij, op je rug, nog maar eens links. Het caput staat nog vrij hoog, dus nog maar even reflectore persdrang weg proberen te puffen. Na tweemaal persen zie je de cortonen kelderen: 52, 60, 92, 52, 48; volgende wee: 51, 72, 50. Als al snel daarop de volgende wee komt en de cortonen er niet beter op worden, voel je de spanning. Er wordt besloten om een vacuüm te gaan doen. De cortonen trekken niet meer bij en de cup wil niet op het hoofd, nieuwe cup, nog eens proberen en nog eens. Inmiddels zegt er niemand meer iets. Je hoort dat in de ruimte naast je de reanimatietafel klaar wordt gemaakt. Mijn vrouw vraagt zich hardop af wat ze moet doen en vooral wat wij allemaal aan het doen zijn. Gelukkig, de cup zit. Met vereende krachten werken moeder en gynaecoloog het kind naar buiten. Een naar ademsnakkend snoetje dat meerdere malen omstrengeld is, wordt in vulva
afgenaveld waarna het zijn eerste kreten slaakt. Een jongen, hij doet het gelukkig goed, astrup normaal… Zwangerschap en bevalling, een fysiologisch proces? Natuurlijk, meestal wel! Maar eerlijk is eerlijk, niets is zonder risico’s. Verloskunde is en blijft, ondanks alle nieuwe technologieën, een verantwoordelijk en soms stressvol vakgebied. Als je, zoals ik, dan weer de geboorte van een eigen kind meemaakt, besef je des te meer hoe belangrijk goede en verantwoorde zorg is. Maar hoe goed onze zorg ook is en hoe geavanceerd de techniek waar we op terug vallen, de garantie op een gezond kind en een goede afloop zullen we nooit kunnen geven. Een kind nemen? Nee! Een kind krijg je en je mag dankbaar en blij zijn als het gezond en wel ter wereld komt. ■ Sjaak Toet, Voorzitter
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.9
LET OP !!! Lage resolutie!
De voorzitter
SOMS EEN
9
January 20, 2006
Preventie en screening
KNOV
DRAAIBOEK PRE- EN POSTNATALE SCREENING
Sinds 1998 wordt de preventie en screening van infectieziekten en andere aandoeningen bij zwangeren en pasgeborenen gecoördineerd in een landelijk programma: Pre- en Postnatale Screening of PPS. Tot voor kort was het College van Zorgverzekeringen, CVZ, de landelijke coördinator van het programma PPS. Op 1 januari 2006 is de coördinatie hiervan overgedragen aan het Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu, RIVM. Suze Jans
Op initiatief van de deskundigheidscommissie pre- en postnatale screening (DPPS) van het CVZ is men in 2004 begonnen met de ontwikkeling van het draaiboek PPS. Hiertoe werd een werkgroep samengesteld waarin ook de KNOV actief betrokken was. Doel draaiboek Het doel van het draaiboek is sturing te geven aan het nationaal programma pre- en postnatale preventie. Het lijkt hiermee alsof er nieuwe zaken worden geïntroduceerd. Dit is echter niet het geval. Het draaiboek is een vervolg op het IGZ-bulletin Bloedonderzoek in de zwangerschap uit 1998, waarin de screening op infectieziekten en bloedgroepimmunisaties werd beschreven. Sindsdien zijn er wel een aantal dingen veranderd, zoals de introductie van de HIV-screening en het veranderde beleid ten aanzien van de hepatitis B vaccinatie. Het draaiboek vervangt hier het IGZ-bulletin. Het draaiboek beschrijft de normale (uitvoerings-) situatie in de screeningsketen van zwangere vrouwen op Rhesus-D en andere antistoffen, hepatitis B, HIV en lues. De taken van alle betrokken zorgverleners, laboratoria en entadministraties, de administratieve processen en communicatie worden in detail beschreven. Verloskundige zorg Hoofdstuk 5 van het draaiboek is gewijd aan de verloskundige zorg-
10
verlener. Hier wordt beschreven wat nodig is om het programma effectief te laten zijn en er wordt een set indicatoren gegeven om het goede beloop van het programma te kunnen beoordelen. Wat betekent dit voor u als verloskundige? De inhoud van het screeningspakket verandert niet; u blijft alle zwangeren die zich bij u melden testen op het hele pakket zoals u dat gewend bent. Nieuw is dat in het draaiboek alle stappen van de screening duidelijk worden beschreven, evenals de verschillende taken en rollen van alle betrokkenen. U kunt in het draaiboek vinden wat er van u als hulpverlener wordt verwacht, maar ook wat u van de andere betrokken partners in de keten mag verwachten. U vindt er informatie over welke gegevens moeten worden geregistreerd, en over hoe en wanneer moet worden verwezen bij afwijkende uitslagen. De informatie is stapsgewijs te vinden in de tekst en in stroomdiagrammen. Het draaiboek vormt op deze manier een uitstekend naslagwerk voor in de dagelijkse praktijk. Wanneer zich in uw praktijk een zwangere aandient met een afwijkende uitslag, dan kunt u in het draaiboek precies vinden wat u geacht wordt te doen en wat u hierin van anderen mag verwachten. De commissie verwacht dat de samenwerking door de gestelde gezamenlijke verantwoordelijkheid zal verbeteren met als gevolg een betere screening, opsporing en pro-
fylaxe of behandeling. Een doel van het draaiboek is om op deze manier de kwaliteit te borgen. Toeval Het toeval wil dat, tegelijkertijd met het verschijnen van het draaiboek, het vaccinatieschema voor pasgeborenen met een hepatitis B positieve moeder verandert. Naast de gebruikelijke toediening van immunoglobuline aan het kind binnen twee uur na de geboorte, dient vanaf 1 januari 2006 de eerste vaccinatie tegen hepatitis B binnen 48 uur gegeven te worden. In Amsterdam is er een afwijkend schema voor de Hepatitis B vaccinaties, dit blijft gehandhaafd.[1] Het draaiboek PPS maakt kort melding van het veranderde Hepatitis B vaccinatiebeleid en verwijst naar het aparte draaiboek dat hiervoor is opgesteld.[2] Men hoopt het draaiboek PPS jaarlijks te kunnen actualiseren, vandaar dat er gekozen is voor een digitale verspreiding van het draaiboek. Het draaiboek is in zijn geheel te vinden op de RIVM-site www.gezondebaby.nl of via de website van de KNOV www.knov.nl onder nieuws voor leden en via www.CVZ.nl onder ‘rapporten’. Wat betreft de officiële introductie van het draaiboek PPS zult u nader worden geïnformeerd door het RIVM. Zwangeren worden geïnformeerd via de folder Zwanger! die zal worden aangepast, en ook via de website www.gezondebaby.nl. ■ Verwijzingen [1] Oosten M van. Extra hepatitis B-vaccinatie toegediend door verloskundigen. Tijdschrift voor Verloskundigen, december 2005: 13-14 [2]’Hepatitis B-immunisatie bij zuigelingen van hepatitis B-draagsters’. www.infectieziekten.info onder ‘draaiboeken’ of www.knov.nl.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.10
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
KNOV
Het Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg
Het Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg is klaar en goedgekeurd door de besturen van de koepelorganisaties[1]. Twee pilotprojecten gaan van start. Het materiaal voor de landelijke implementatie is in ontwikkeling. 2006 is het overgangsjaar voor de invoering. Sommige zorgverzekeraars en kraamzorgorganisaties kunnen niet wachten. Van anderen hoeft het niet zo nodig. Voor de één is het gebruik gewenst, voor de ander is het een moetje. Wat betekent dit protocol voor verloskundigen?
Franka Steeghs
Landelijk protocol Kraamzorg helpt moeder en kind bij het maken van een goede start. De toekenning van het aantal uren kraamzorg was niet altijd transparant en eenduidig. Steeds meer zorgverzekeraars hanteerden een eigen toewijzingsystematiek. In dezelfde situatie kreeg het ene kraamgezin bijvoorbeeld 64 uur kraamzorg, het andere 40 uur, een derde gezin kreeg 32 uur. Voor kraamzorgaanbieders was dit onwerkbaar en bijna niet meer uit te leggen aan de cliënt. Daarom hebben de betrokken organisaties[2] een Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg ontwikkeld. Het doel van het protocol is beroepsbeoefenaren te ondersteunen bij het uitvoeren van de (her)indicatie kraamzorg. Met dit protocol kan kraamzorg objectief en beargumenteerd worden toegewezen. Het biedt beroepsbeoefenaren een methodische werkwijze in het proces van vraagverheldering, het vaststellen van de zorgbehoefte
en het op basis daarvan vaststellen van de benodigde kraamzorg. Het protocol gaat over de inzet van kraamzorg tijdens de kraamperiode. De inzet van kraamzorg bij partusassistentie is buiten beschouwing gelaten. Voor de kraamzorguren partusassistentie is een aparte richtlijn in de maak. Indicatie en herindicatie Er zijn drie momenten te onderscheiden waarop - op basis van de vraag van de cliënt - de zorgbehoefte wordt vastgesteld en een beoordeling van de noodzaak tot kraamzorg en de daarbij behorende omvang van de kraamzorg wordt gemaakt. Bij deze beoordeling staat de zorgbehoefte van de kraamvrouw en het kind voorop.
Kraamzorg
GEWENST OF EEN MOETJE?
De momenten waarop de beoordeling in ieder geval plaatsvindt, zijn: • bij de indicatiestelling tijdens de zwangerschap; • kort na de bevalling; • op de derde of vierde dag van de kraamperiode. Treden er op andere momenten veranderingen in de situatie op, dan wordt de benodigde zorg opnieuw geïndiceerd. De (her)indicatie met bijbehorende argumenten wordt vastgelegd in het kraamzorgdossier. Hierdoor is het mogelijk achteraf vast te stellen of op basis van valide argumenten de juiste zorg is ingezet. De verloskundige of verloskundig actieve huisarts heeft een cruciale rol bij de indicatiestelling. Deze is beschreven in een werkproces (zie kader in dit artikel). Kraamzorgpakketten en meer/minder-factoren Het Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg gaat uit van kraamzorgpakketten. Het samenstellen van een kraamzorgpakket is afhankelijk Franka Steeghs is beleidsmedewerker van de KNOV
Het protocol biedt beroepsbeoefenaren een methodische werkwijze in het proces van vraagverheldering, het vaststellen van de zorgbehoefte en het op basis daarvan vaststellen van de benodigde kraamzorg.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.11
LET OP !!! Lage resolutie!
11
January 20, 2006
KNOV
van de situatie en zorgbehoefte van de cliënt; het professionele oordeel van de beroepsbeoefenaar die de indicatie stelt en de grenzen die vanuit het wettelijk kader zijn aangegeven (minimaal 24 uur exclu-
sief partusassistentie en maximaal 80 uur inclusief partusassistentie). Er worden vier kraamzorgpakketten onderscheiden: het Basispakket; het Meerzorgpakket; het Minderzorgpakket en het
Minimumpakket (zie kader). Naast de pakketten beschrijft het protocol welke factoren in de persoonlijke situatie van invloed kunnen zijn op aard en omvang van de kraamzorg. Dit zijn de
HET WERKPROCES: VAN VRAAG NAAR AANBOD Stap 1 De aanmelding/inschrijving De verloskundige/huisarts informeert de aanstaande kraamvrouw over noodzaak en mogelijkheden van kraamzorg. De klant meldt zich - conform de polisvoorwaarden met een vraag om kraamzorg aan bij de kraamzorgaanbieder of de zorgverzekeraar. Afhankelijk van de route naar de kraamzorgaanbieder volgt de inschrijving bij de kraamzorgaanbieder. Stap 2 De indicatie/herindicatie Er zijn drie momenten te onderscheiden waarop op basis van de vraag van de cliënt de zorgbehoefte wordt vastgesteld en een beoordeling van de noodzaak tot kraamzorg en de daarbij behorende omvang van de kraamzorg wordt gemaakt. Tijdens de zwangerschap (de indicatie) De eerste indicatie wordt gesteld tijdens de zwangerschap door een intaker die daartoe bekwaam is. In principe is dit de intaker van de kraamzorgaanbieder. De eerste indicatie wordt bijtijds (bij tijdige aanmelding van de cliënt) doch uiterlijk in de zevende maand van de zwangerschap gesteld. Dit kan zowel telefonisch als door middel van een huisbezoek plaatsvinden.
12
In dit gesprek wordt de indicatie met betrekking tot de aard en de omvang van de kraamzorg gesteld. De gestelde indicatie met de bijbehorende argumentatie wordt vastgelegd in het kraamzorgdossier. De verloskundige/huisarts levert relevante medische informatie die nodig is om de zorgbehoefte vast te stellen. Wanneer de intaker vermoedt dat de situatie om meer dan alleen kraamzorg vraagt, vindt doorverwijzing naar de verloskundige of huisarts plaats. Kort na de bevalling (de herindicatie) De bevalling is een moment waarop veel in de situatie van de moeder kan veranderen. Na de bevalling ontstaat meer zicht op de situatie van het kind en eventuele factoren in de omgeving. De herindicatie vindt kort na de bevalling plaats, in de regel binnen 12 tot 24 uur. De verloskundige of huisarts is medisch verantwoordelijk voor het kraambed. Deze verloskundige/ huisarts verzamelt en ordent de informatie die van belang is om een diagnose te stellen over de situatie van de kraamvrouw en het kind. De verloskundige/huisarts beschrijft de veranderde situatie en legt de diagnose vast in het kraamzorgdossier; zij/hij ondertekent de rapportage. De verloskundige/
huisarts formuleert op basis van haar/zijn bevindingen een advies over de behandeling en over de benodigde inzet van kraamzorg in de veranderde situatie. De kraamzorgaanbieder is verantwoordelijk om op basis van een veranderde zorgbehoefte een passend aanbod te doen voor kraamzorg, waarbij aandacht wordt gegeven aan aard en omvang van de kraamzorg. De herindicatie met de daarbij behorende onderbouwing wordt vastgelegd in het kraamzorgdossier. Wanneer er geen wijzigingen in de situatie zijn die van invloed zijn op de inzet van kraamzorg volstaat een korte aantekening in het kraamzorgdossier. In de kraamperiode (de herindicatie) Tijdens de kraamperiode kunnen zich wijzigingen in de situatie van het kind, de moeder en/of de omgeving voordoen waardoor het noodzakelijk is de aard en de omvang van de kraamzorg bij te stellen. Het meest geëigende moment daarvoor is de derde of vierde dag. Tijdens de kraamperiode evalueert de verloskundige of de huisarts, in overleg met de kraamverzorgende, de situatie van de kraamvrouw, het kind en het gezin. Daarbij wordt de werkwijze gevolgd zoals beschreven bij de herindicatie kort na de bevalling.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.12
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
KNOV
Aard en omvang van het Basispakket
Aard en omvang van het Minimumpakket
Producten
Producten
Verzorging en controle kraamvrouw 2 Verzorging en controle kind 3 Voorlichting en instructie 4 Observeren, signaleren en rapporteren 5 Waarborgen hygiëne 6 Verzorging en opvang huisgenoten 7a Huishoudelijke taken basis 7b Huishoudelijke taken extra Totaal
Tijd per product kraamzorg Basispakket (duur 8 dagen)
1
zogenaamde meer/minder-factoren. Zij zijn ingedeeld in omgevingsfactoren, moederfactoren, kindfactoren en moeder- of kindfactoren (zie kader). Voor al deze factoren is nauwkeurig beschreven hoe ze worden beoordeeld en wat ze betekenen voor het aantal uren kraamzorg dat nodig is. De landelijke implementatie Invoering van het Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg kan vanaf 1 januari 2006. Het jaar 2006 is echter een overgangsjaar. Zorgverzekeraars en kraamzorgorganisaties maken onderling afspraken over het moment en de wijze waarop zij het protocol gaan invoeren. De implementatie op landelijk niveau bestaat uit verschillende trajecten. Er starten twee pilotprojecten om het indicatieprotocol in de praktijk uit te testen en indien nodig bij te stellen. Deze projecten lopen van december 2005 tot en met maart 2006. Een pilotproject vindt plaats in een plattelandsgebied, bij Kraamzorg
Tijd per product kraamzorg Minimumzorgpakket
1 6 6 12 4 8 8 44 excl. partus
Verzorging en controle kraamvrouw 2 Verzorging en controle kind 3 Voorlichting en instructie 4 Observeren, signaleren en rapporteren 5 Waarborgen hygiëne 6 Verzorging en opvang huisgenoten 7a. Huishoudelijke taken basis 7b. Huishoudelijke taken extra Totaal
De Waarden. Het andere in een stedelijk gebied, bij Kraamzorg Rotterdam. In deze laatste pilot is specifieke aandacht voor allochtonen. Voor kraamverzorgenden, intakers, verloskundigen en verloskundig actieve huisartsen ontwikkelen STING en de KNOV informatiemateriaal. Het ontwikkelde materiaal wordt in de pilotprojecten uitgetest en waar nodig aangepast. Daarna kan het landelijk gebruikt worden. Ook voor cliënten wordt eenduidig informatiemateriaal ontwikkeld. Tegelijk met de pilotprojecten start een onderzoek naar de effecten op het zorgproces en de effecten op de bedrijfsvoering van kraamzorgorganisaties. Een goed begin is het halve werk Naar verwachting zijn in april 2006 de pilotprojecten afgerond, is al het bijbehorende materiaal ontwikkeld en zijn alle betrokken beroepsgroepen waaronder verloskundigen goed geïnformeerd. Verschillende zorgverzekeraars en
4 6 10 4 24 excl. partus
kraamzorgorganisaties willen al eerder starten. Veelal betreft dit organisaties die in de toewijzing van het aantal uren gebonden waren aan een lager gemiddelde dan de 44 uur van het basispakket. Daarnaast zijn er zorgverzekeraars en kraamzorgorganisaties die liever (nog) niet met het indicatieprotocol aan de slag gaan. Dit betreft vooral organisaties in gebieden waar cliënten nog standaard kunnen kiezen voor 64 uur kraamzorg. Zoals gezegd maken zorgverzekeraars en kraamzorgorganisaties onderling afspraken over het moment en de wijze waarop zij het protocol gaan invoeren. Hoewel in het landelijke plan van aanpak de startdatum is gesteld op medio 2006, is er in principe geen bezwaar om eerder te beginnen. Een gedegen voorbereiding is hierbij van wezenlijk belang. Afstemming met verloskundigen en verloskundig actieve huisartsen is, gezien hun rol bij de (her)indicatie, noodzakelijk. Dit zal lokaal door zorgverzekeraars en kraamzorgorganisaties moeten worden opgepakt.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.13
LET OP !!! Lage resolutie!
13
January 20, 2006
KNOV
Zorg op maat gewenst Wat hebben verloskundigen aan het protocol? Wat wordt van verloskundigen verwacht? Wat betekent het voor de werkdruk? Ook bij verloskundigen leven gemengde gevoelens over het protocol. In feite verandert er weinig in de werkwijze van de verloskundige. Als eindverantwoordelijke voor het kraambed was de verloskundige altijd al betrokken bij de indicatie en herindicatie van het aantal uren kraamzorg. Het indicatieprotocol
Kraamzorg zal dit proces ondersteunen en de beoordeling vergemakkelijken. Het is een richtinggevend kader dat ruimte laat voor een professionele invulling Het indicatieprotocol zal door voortschrijdend inzicht en gedegen evaluatie na twee jaar worden bijgesteld. Een goede verslaglegging van bijzondere indicaties is daarbij van essentieel belang. Hoe je het ook bekijkt: het primaire doel van het indicatieprotocol is dat het zorg op maat bevordert. Vanuit dit
Moment
Tijdens zwangerschap
Factoren Omgevingsfactoren Niet zelfstandig voeren van een huishouden Instabiele gezinssituatie Communicatiebarrière Mantelzorg onvoorzien niet aanwezig: Eerste kind Aantal kinderen aanwezig < 4 jaar Gezinslid (kind) met een relevante handicap of ziekte Moederfactoren Kunstvoeding geven Niet fysiek zelfredzaam Geestelijk onwelbevinden: Ernstige emotionele onevenwichtigheid Postnatale depressie na eerdere zwangerschap Psychiatrische aandoening (Dreigende) infectie Kindfactoren Meerling Aangeboren afwijking Verminderde conditie van het kind Doodgeboren of overleden kind Ziekenhuisopname Moeder- of kindfactor Problemen met voeden bij moeder of kind
14
perspectief is het voor verloskundigen geen moetje. In het belang van de cliënt en van de verloskundige is zorg op maat altijd gewenst. ■ Verwijzingen [1] Overzicht meer/minder-factoren en indicatiemomenten Indicatiestelling Kraamzorg, vastgesteld door de besturen van BTN, Z-org, KNOV, Sting en ZN. [2] BTN, Z-org, KNOV, STING en ZN. Met financiering van STOOM, projectleiding door Compliance Consult en begeleiding cliëntenpanels door Artemea.
Bevalling
Kraamperiode
X X
X
X X
X X
X
X
X
X
X X X
X
X
X
X X
X
X X X X X
X X X X
X
X
X X
X X
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.14
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
KNOV
ROND PRENATALE SCREENING In het Tijdschrift voor Verloskundigen van december 2005 las u de laatste ontwikkelingen over de organisatie en financiering van de prenatale screening. Niet alleen op het gebied van de organisatie en de financiering, maar ook op het gebied van de kwaliteit van de prenatale screening zijn er ontwikkelingen. In dit artikel geven wij u een overzicht van de verschillende aspecten die een rol spelen bij de kwaliteit van de prenatale screening. Per aspect geven wij de laatste stand van zaken weer. De KNOV heeft in samenwerking met STBN een subsidie bij VWS aangevraagd. Dit hebben zij gedaan om er voor te zorgen dat vanaf 2007 de eerstelijns verloskunde voor een aanzienlijk deel in staat is prenatale screening voor de eigen cliënten in de eerste lijn uit te voeren. Hier gaan we aan het slot van het artikel op in.
Margriet Weide, Inger Aalhuizen en Carola Groenen
Stand van zaken Om de kwaliteit van de prenatale screening te garanderen zijn de volgende aspecten van belang: • eenduidige richtlijnen/protocollen over de inhoud van de zorg; • goed voorlichtingsmateriaal voor de client; • voldoende scholingsmogelijkheden voor de zorgverlener op het gebied van achtergrondkennis, counseling en uitvoering van de echo’s; • kwaliteitseisen voor apparatuur en software voor echografie; • eenduidige registratie van cliëntgegevens; • kwaliteitsborging om goede kwaliteit van zorg te behouden. Deze aspecten zullen we hieronder stuk voor stuk bespreken. Eenduidige richtlijnen/protocollen over de inhoud van de zorg De NVOG heeft in november 2005 de kwaliteitsnorm “Prenatale screening op foetale afwijkingen” gepubliceerd. Deze kwaliteitsnorm is een kaderstuk en beschrijft de zorgvuldigheidseisen voor de
voorlichting en uitvoering van de onderzoeken en tests die toegepast kunnen worden. Hieronder vallen de eerstetrimester echo, het structureel echoscopisch onderzoek (SEO), de nekplooimeting (NT), de eerste- en tweedetrimester serumscreening en alle andere tests en onderzoeken die met dit doel worden aangewend. In de kwaliteitsnorm “Prenatale screening op foetale afwijkingen” verwijst de NVOG naar twee andere NVOGkwaliteitsnormen: de Echoscopie (nr.4) en Geavanceerd ultrageluidonderzoek (nr.2) en naar de modelprotocollen over de NT-meting, de SEO en serumscreening. In deze protocollen vindt u de nadere uitwerking van de inhoudelijke eisen. Al de bovengenoemde kwaliteitsnormen en protocollen zijn te downloaden van www.knov.nl (type hierbij als zoekterm ‘kwaliteitsnorm prenatale screening op foetale afwijkingen’ in). Het bestuur van de KNOV heeft de kwaliteitsnorm ‘Prenatale screening op foetale afwijkingen’ van de NVOG erkend. In deze kwaliteitsnorm wordt geen uitspraak gedaan over het aantal minimaal te ver-
richten NT-metingen en SEO’s. De KNOV is van mening dat in de eerstelijn de NT-meting en het SEO bovenpraktijks aangeboden moet worden, ondermeer om de bekwaamheid op peil te kunnen houden. Daarom geeft het bestuur van de KNOV als indicatie: minimaal 150 metingen per jaar zowel voor de NT-meting als ook voor het SEO. Deze indicatie geldt tot dat nader onderzoek heeft uitgewezen hoeveel metingen normerend zijn. Het bestuur van de KNOV heeft ook de inhoud van de kwaliteitsnorm Echoscopie erkend. Om deze norm echter geschikt te maken voor de eerstelijn zal de KNOV deze nog enigszins aanpassen. De kwaliteitsnorm Geavanceerd ultrageluidonderzoek is alleen bedoeld voor de Klinisch Genetische Centra. De modelprotocollen NT-meting en SEO zijn erkend door het bestuur. Voorlichtingsmateriaal voor de cliënt De inhoud en kwaliteit van het voorlichtingsaanbod verschilt op dit moment per regio. Daarom heeft VWS voor het jaar 2006 subsidie toegekend voor een samenwerkingsproject van alle betrokken partijen voor de ontwikkeling van het voorlichtingsaanbod over (risicoschattende) prenatale testen, screening en onderzoek. De betrokken partners zijn: KNOV, Nederlandse Verening voor Obstretie en Gynaecologie (NVOG), Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN), Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Vereniging Margriet Weide en Inger Aalhuizen zijn beleidsmedewerkers van de KNOV, Carola Groenen is werkzaam bij STBN
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.15
LET OP !!! Lage resolutie!
Prenatale screening
KWALITEITSONTWIKKELING
15
January 20, 2006
KNOV
Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties (VSOP) en het Erfocentrum. In het kader van dit project worden zogenaamde basisteksten, digitale folders en een ‘decision aid’ ontwikkeld. De basisteksten en de digitale folders komen beschikbaar voor de verloskundige hulpverleners, de eerstelijns verloskundige centra, de ziekenhuizen, klinisch genetische centra, gezondheidscentra etc. Basisteksten zijn voorlichtingsteksten die iedereen in eigen (huis)stijl kan aanbieden aan hun eigen doelgroep. Deze basisteksten kunnen rond de zomer 2006 gedownload worden van de website van de KNOV. Op basis van deze basisteksten zullen de projectpartners ook meertalige en cultuurspecifieke digitale folders ontwikkelen. Dit zijn opgemaakte voorlichtingsteksten met illustraties. Deze folders zijn waarschijnlijk in het najaar te downloaden van de KNOV website. Ook wordt een zogenaamde beslisboom/decision aid ontwikkeld die de zwangere zelf op de computer kan invullen. Met behulp van deze beslisboom kan de zwangere keuzes maken. Bij ieder keuzemoment kan zij doorlinken naar achtergrondinformatie. Ook de decision aid wordt in het najaar 2006 verwacht. Scholing: theorie en counseling Onderdeel van bovengenoemd samenwerkingsproject is de ontwikkeling van scholing op het gebied van theoretische achtergrondkennis en counseling. De betrokken organisaties streven naar een breed aanbod van verschillende soorten deskundigheidsbevordering, zodat iedere beroepsbeoefenaar kan kiezen uit die activiteiten die hij/zij op dat moment nodig heeft. 16
Er komt een toetsprogramma voor gynaecologen en een voor verloskundigen. Er is net begonnen met het maken van een programma voor individuele nascholing (PIN) voor huisartsen, verloskundigen en gynaecologen. Een PIN is een individueel, schriftelijk of digitaal in te vullen toetsprogramma waarbij gebruik gemaakt wordt van casuïstiek. Het voordeel is dat u deze vorm van deskundigheidsbevordering thuis op elk gewenst tijdstip kunt uitvoeren. Door het insturen van een bijgeleverd toetsblad kunt u accreditatiepunten krijgen. De betrokken beroepsgroepen zullen nascholingsdagen (blijven) organiseren. Ook zijn sinds eind 2005 de verloskundige opleidingen gestart met de cursus prenatale screening. In deze cursus krijgt u theoretische kennis aangeboden maar heeft u ook de mogelijkheid om uw counselingsvaardigheden te trainen. Doel van het samenwerkingsproject is dat alle scholings- en voorlichtingsactiviteiten op elkaar afgestemd zijn. Scholing: echografie KNOV en STBN hebben in de tweede helft van 2005 bij de Fontys Hogeschool een incompany training screeningsecho’s georganiseerd. Deze scholing voldoet aan de kwaliteitsnorm “Prenatale screening op foetale afwijkingen” en aan de modelprotocollen over de NTmeting en het SEO. De scholing is positief geëvalueerd en zal in 2006 opnieuw worden aangeboden. KNOV zal in de komende jaren de verschillende echo-opleidingen certificeren als zij voldoen aan de sinds december 2005 erkende kwaliteitsnormen. Het echoregister zal in 2006 worden aangepast naar aanleiding van de ontwikkelingen op het gebied van prenatale screening.
Kwaliteit van apparatuur en software voor echografie De door STBN en KNOV ingestelde werkgroep Kwaliteit zal een advies uitbrengen over de kwaliteit van echografische apparatuur en software. In dit advies wordt rekening gehouden met mogelijke toekomstige eisen. Zodra de aanbevelingen zijn vastgesteld zullen ze direct op de KNOV en STBN-site te vinden zijn. Voor de eerstelijns screeningscentra die hun deuren al snel openen, komen deze aanbevelingen waarschijnlijk te laat. De STBN onderzoekt samen met betrokken verloskundigen op dit moment welke echoapparatuur en software het meest geschikt is. Registratie en evaluatie Goede evaluatie vraagt om een eenduidige registratie door de zorgverlener op praktijkniveau vanaf het allereerste begin. Micronatal en Orfeus komen in maart 2006 met een extra module voor prenatale screening op de markt. Hiermee kan men op praktijkniveau de gegevens invoeren. Naast de registratie op praktijkniveau van de counseling met eventuele uitslagen zullen de echografistes ook moeten registreren. Landelijk zal worden bepaald op welke wijze de verslaglegging van de echo zal moeten plaatsvinden. Deze echoregistratie zal gebeuren met landelijk vastgestelde softwarepakketten. Kwaliteitsborging Zoals al in eerdere nummers van het TvV is opgemerkt valt prenataal screeningsonderzoek onder de WBO omdat prenatale screening een vorm van screenen is waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is. Een onderzoek dat onder de WBO valt, mag alleen uitgevoerd worden als er een
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.16
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
KNOV
vergunning is verleend. De vergunning garandeert dat het onderzoek voldoet aan bepaalde eisen met betrekking tot kwaliteit en voorlichting. Inmiddels is duidelijk dat de regionale centra (de huidige klinisch genetische centra/centra voor prenatale diagnostiek) WBO-vergunninghouder worden. Zij zullen toezicht gaan houden op de kwaliteit van de uitvoering in hun regio en dat aan de hand van normen die de betrokken beroepsgroepen gezamenlijk vaststellen. Op basis van deze landelijke normen zullen zij overeenkomsten sluiten met de uitvoerders van de screening in hun regio (verloskundigen, huisartsen, gynaecologen, klinisch genetici). KNOV en STBN vinden het erg belangrijk dat de kwaliteit van de door eerstelijns verloskundigen verrichte screening vanaf het begin hoog is. Het is dan ook belangrijk om bij de start van eerstelijns prenatale screening kwaliteitsaspecten een belangrijke plaats te geven. KNOV en STBN hebben subsidie aangevraagd bij het ministerie van VWS om een aantal zaken te regelen. Uiteraard zullen deze activiteiten passen in het voorstel voor de organisatie van prenatale screening met regionale centra zoals beschreven in het Tijdschrift voor Verloskundigen van december 2005. Het is nog onduidelijk of VWS deze subsidie zal toekennen. Een aantal van de zaken, waarvoor subsidie is aangevraagd, beschrijven wij hieronder.
Overige activiteiten KNOV en STBN willen een landelijk netwerk van screeningsexperts opzetten dat inhoudelijke ondersteuning biedt aan eerstelijnsscreeningscentra. De experts van dit netwerk geven minimaal tweewekelijks feedback en toetsen daarbij de screening inhoudelijk. KNOV en STBN blijven streven naar uitbreiding van de scholingsmogelijkheden voor echoscopie. Een knelpunt bij het organiseren van scholing is dat de oefen-/stagemogelijkheden te beperkt zijn, terwijl prenatale screeningsechoscopie een vaardigheid is die men slechts na veel oefenen verwerft. KNOV en STBN willen dan ook een landelijk coördinatiepunt creëren dat zorgt voor meer stageplaatsen. Een andere belangrijke beperking voor het snel en kwalitatief goed starten met screenen in de eerstelijns verloskunde is de snelle beschikbaarheid van bevoegde en bekwame echoscopisten. Het duurt namelijk enige tijd voordat voldoende echoscopistes zijn opgeleid. KNOV en STBN willen dan ook een systeem opzetten voor het werven van bevoegde en bekwame echoscopistes binnen en buiten de eerstelijns verloskunde. Deze echoscopistes kunnen ingezet worden in de eerstelijns screeningscentra. Om ervoor te zorgen dat verloskundigen de beschikking kunnen hebben over best practices, de te ontwikkelen hulpmiddelen zoals een handboek met organisatie- en
samenwerkingsmodellen, protocollen, kwaliteitscriteria enzovoort, willen KNOV en STBN een Landelijk Expertisecentrum Eerstelijns Screening in het leven roepen. Met dit expertisecentrum kunnen we bovendien blijvend inspelen op nieuwe ontwikkelingen en vragen uit het veld. Er moet op het gebied van de kwaliteit van prenatale screening in de eerstelijn nog veel gebeuren. Het komende jaar kunt u dan ook veel ontwikkelingen verwachten. Over verdere ontwikkelingen op kwaliteitsgebied over bijvoorbeeld kwaliteitsnormen, scholing, voorlichtingsmateriaal, certificering en register echoscopie wordt u op de KNOV-website verder geïnformeerd. Maar ook ontwikkelingen op financieel en organisatorisch gebied, zoals over de verschillende samenwerkings- en organisatiemodellen voor eerstelijns verloskundige centra en over de bevoegdheid en aansprakelijkheid bij uitvoering van prenatale screening, kunt u de komende tijd meer lezen op de KNOV-website. Wij raden u aan deze website goed in de gaten te houden! ■
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.17
LET OP !!! Lage resolutie!
17
January 20, 2006
Gynaecologie/Verloskunde
Binnen de Unit Gynaecologie/Verloskunde zijn onder andere 10 gynaecologen, 11 klinisch verloskundigen en zo’n 10 arts-assistenten en 10 co-assistenten werkzaam. Aan de unit zijn zowel een opleiding tot gynaecoloog als tot verloskundige als een verpleegkundige specialisatie obstetrie/gynaecologie verbonden. Het aantal medische partus bedraagt bijna 1800 per jaar. Karakteristiek voor de unit zijn o.a. een zeer gevarieerd patiëntenbestand, een hoog niveau van verloskundige zorg, een open communicatie met de diverse disciplines, een zeer goede sfeer en een nauwe samenwerking met de afdeling neonatologie.
Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis is één van de 19 Samenwerkende Topklinische opleidings-Ziekenhuizen en is het enige grote
Wij zoeken een algemene ziekenhuis
verloskundige die ons met ingang van 1 mei 2006 voor de duur van één jaar voor gemiddeld 24 uur per week wil komen ondersteunen. Wat ga je doen? Je houdt poliklinisch spreekuur voor 2e lijns zwangeren, je begeleidt 2e lijns partus en loopt visite op de kraamafdeling. De werkzaamheden worden verricht in dag-, avond- en weekenddiensten. De samenwerking met de 1e lijn is georganiseerd in een verloskundig samenwerkingsverband. Wat vragen we je? • Nederlands erkend diploma verloskundige met BIG-registratie. • Ervaring in de 1e lijn en bij voorkeur in de 2e lijn en in het maken van echoscopieën. • Goede communicatieve en sociale vaardigheden. Gevoel voor humor en flexibiliteit komen goed van pas, gezien onze gevarieerde, multiculturele patiëntenpopulatie. Wat bieden we je? Wij bieden een afwisselende, zelfstandige functie in een plezierige werkomgeving. Salaris conform FWG 60. Alle overige arbeidsvoorwaarden zijn conform CAO-Ziekenhuizen.
dat letterlijk en figuurlijk midden in het hectische hoofdstedelijke leven staat. Het OLVG heeft ruim 2.700 medewerkers en alle belangrijke specialismen zijn vertegenwoordigd. Het OLVG is een teaching hospital dat opleidingen hoog in het vaandel heeft staan. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de
Heb je vragen? Neem dan contact op met Tiba Spaapen, telefoon (020) 599 9111, sein 44501 of dr. D. Bekedam, sein 44911. Je schriftelijke sollicitatie kun je binnen 14 dagen na het verschijnen van deze advertentie, onder vermelding van vacaturenummer 06.003, richten aan het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, afdeling HR-Services, mevrouw E. Ketelaars, personeelsfunctionaris, Postbus 95500, 1090 HM Amsterdam. E-mail:
[email protected]
KIJK OOK OP WWW.OLVG.NL
11286_175x277mm.indd
200502 - januari.pdf - pag.18
samenwerking met het AMC.
Telefonische acquisitie wordt niet op prijs gesteld
1
10-01-2006
LET OP !!! Lage resolutie!
15:12:21
January 20, 2006
WETENSCHAP
HUISELIJK GEWELD IN DE ZWANGERSCHAP Dineke Korfker, Marlies Rijnders, Wendela Wentzel, Pien Offerhaus, Karin van der Pal en Lotte Beers
Inleiding Het terugdringen van huiselijk geweld is een speerpunt voor het overheidsbeleid. Ook bij zwangeren komt huiselijk geweld van. Verloskundigen kunnen een rol spelen bij het signaleren van geweld en verwijzen naar hulpverleners. Dit artikel beschrijft een proefproject waarin deze rol van verloskundigen gestalte gaat krijgen. Er worden nog praktijken gezocht voor deelname aan dit project. Verloskundigen uit deze praktijken ontvangen een training in het signaleren en bespreekbaar maken van geweld. Huiselijk geweld en zwangerschap Huiselijk geweld is een groot probleem in onze samenleving. Jaarlijks lijden in Nederland naar schatting 170.000 - 200.000 vrouwen onder huiselijk geweld. Het komt in alle culturen en alle sociale klassen voor. We verstaan onder huiselijk geweld niet alleen lichamelijke mishandeling. Ook psychisch geweld, vernedering, verwaarlozing, seksueel misbruik en financiële uitbuiting zijn vormen van huiselijk geweld. Huiselijk geweld wordt gepleegd door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer. Dat kan de eigen partner zijn, een van de andere gezinsleden, familie, een huisvriend of de ex-partner. Iedereen kan te maken krijgen met huiselijk geweld: vrouwen, mannen, kinderen en ouderen. Het begrip ‘huiselijk’ wijst dus op de relatie tussen dader en slachtoffer en niet op de plek waar het gebeurt (het eigen huis).
De regering heeft de bestrijding van huiselijk geweld tot één van haar belangrijke speerpunten gemaakt[1]. Door verschillende ministeries wordt aandacht aan huiselijk geweld besteed. In het project ‘Bestrijding van geweld achter de voordeur’ werken de ministeries van Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid Welzijn en Sport samen aan de bestrijding van huiselijk geweld. Dat ook veel zwangere vrouwen lijden onder huiselijk geweld en dat huiselijk geweld regelmatig in of vlak na de zwangerschap begint of toeneemt, is minder bekend. Uit onderzoek in Engeland bleek dat 30% van de gevallen van huiselijk geweld begint in de zwangerschap[2]. In andere onderzoeken wordt juist een afname van het geweld geconstateerd tijdens de zwangerschap[3]. Omdat in de onderzoeken naar geweld in de zwangerschap de definities van geweld vaak verschillen, lopen de cijfers sterk uiteen. Campbell[4] vond dat in Engeland 3 -13 % van de zwangere vrouwen onder huiselijk geweld leed en Gazmararian[5] in de VS 0,9 - 20,1 %. Ook in Nederland komt huiselijk geweld tegen zwangeren voor, maar er zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Behalve de fysieke en psychische schade voor de vrouw kan ook het ongeboren kind schade oplopen. Vele onderzoeken hebben aangetoond dat huiselijk geweld kan leiden tot abortus, prematuriteit, intra-uteriene vruchtdood of solutio placentae[6,7,8]. Naast medische gevolgen voor de zwangerschap is de gezinssituatie voor de baby na de geboorte en voor eventuele oudere kinderen zorgwekkend. Wanneer er sprake is
van huiselijk geweld tijdens de zwangerschap is de kans dat er ook geweld tegen het kind wordt gebruikt na de geboorte 40 - 70%[9]. Bovendien kan het getuige zijn (zien, horen en voelen) van huiselijk geweld voor kinderen aangemerkt worden als psychische mishandeling. Geweld in de zwangerschap: een probleem voor de verloskundige? Onder deze titel schreven Pien Offerhaus en Simone Buitendijk in 2003 een artikel in dit tijdschrift[10]. Daarin deden zij verslag van een onderzoek uitgevoerd door TNOPG, in samenwerking met het LUMC, Leids Universitair Medisch Centrum, naar signalering van geweld tegen zwangeren in het Nederlandse verloskunde. Doel van deze studie was te onderzoeken of zorgverleners bereid en in staat waren vrouwen te vragen naar geweldervaringen. In deze pilotstudie is door verloskundigen en gynaecologen een Nederlandse vertaling van een Amerikaanse, Dineke Korfker is verloskundige en medisch antropoloog, Marlies Rijnders is verloskundige en onderzoeker en Karin van der Pal is epidemioloog. Zij zijn werkzaam bij TNO Kwaliteit van Leven, Sector Voortplanting en Perinatologie; Wendela Wentzel is werkzaam bij TransAct, Expertisecentrum in de aanpak van huiselijk en seksueel geweld en kwaliteitsverbetering van de zorg; Pien Offerhaus is beleidsmedewerker richtlijnontwikkeling bij de KNOV; Lotte Beers is werkzaam als tweedelijns verloskundige in Breda en studeert in 2006 af aan de Masteropleiding Verloskunde Beleid en Management in Amsterdam.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.19
LET OP !!! Lage resolutie!
Start pilotstudie
SCREENING OP
19
January 20, 2006
WETENSCHAP
Wanneer er sprake is van huiselijk geweld tijdens de zwangerschap is de kans dat er ook geweld tegen het kind wordt gebruikt na de geboorte 40 - 70 % [9]. Bovendien kan het getuige zijn (zien, horen en voelen) van huiselijk geweld voor kinderen aangemerkt worden als psychische mishandeling.
korte screeningsvragenlijst, de Abuse Assessment Scale (AAS) toegepast tijdens de reguliere prenatale zorg. Er werd onderzocht of verloskundigen en gynaecologen de vragenlijst konden gebruiken, hoe vaak geweld werd gemeld en of patiënten de benadering acceptabel vonden. Uit dit onderzoek bleek dat verloskundigen en gynaecologen over het algemeen zeer goed in staat waren het onderwerp bespreekbaar te maken aan de hand van de gestructureerde vragenlijst. Er werd in de studie onderscheid gemaakt tussen seksueel en fysiek geweld. Een belangrijke uitkomst was dat verloskundige zorgverleners seksueel geweld als een probleem beschouwen wat binnen hun vakgebied ligt. Zij zijn bereid en in staat om seksueel geweldsproblematiek bespreekbaar te maken tijdens de zwangerschapscontroles. 20
Velen doen dit ook al routinematig bij het afnemen van de anamnese waarbij gevraagd wordt naar negatieve seksuele ervaringen. De verloskundigen waren echter ambivalent over het vragen naar fysiek geweld tijdens de zwangerschap, omdat zij het niet als een verloskundig probleem beschouwden. De cliënten reageerden niet terughoudend of afwerend. Diverse verloskundigen hebben dit inmiddels ervaren in de praktijk; als een professional er zelf over praat op een gewone manier en er altijd naar vraagt, ervaren cliënten dit eerder als prettig dan als hinderlijk. Het aantal meldingen van huiselijk geweld was 1%. Zeer waarschijnlijk is dit een onderrapportage, omdat slechts éénmaal, vroeg in de zwangerschap, werd gevraagd naar geweldservaringen en omdat bij een groot aantal van deze gesprek-
ken de partner aanwezig was. Uit internationaal onderzoek blijkt dat er meer gevallen van geweld in de zwangerschap worden gesignaleerd als er standaard naar wordt gevraagd (screening), als er meer dan éénmaal naar geweld wordt gevraagd in de zwangerschap en als er later in de zwangerschap (in het derde trimester) naar wordt gevraagd[11,12,13]. Bacchus[14] vond een toename van 1,8% bij een eerste controle tot 5,8% bij 34 weken. Daarbij is het heel belangrijk dat er naar gevraagd wordt als de vrouw alleen is en dat het wordt gedaan door een getrainde professional. In de nota ‘Privé geweld, publieke zaak’ dringt de regering dan ook aan op scholing van alle groepen professionals die te maken hebben met huiselijk geweld. Dit kan helpen om dit omvangrijke probleem aan te pakken.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.20
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
WETENSCHAP
Signalering huiselijk geweld bij Turkse en Marokkaanse vrouwen In juni 2002 koos Hatice Uz, verloskundige van Turkse afkomst, ervoor om tijdens haar opleiding tot verloskundige haar vrijwillige stage te besteden aan het thema seksueel en fysiek geweld bij Turkse en Marokkaanse zwangeren. Zij kwam tot deze keuze, omdat zij tijdens haar stages in Amsterdamse praktijken herhaalde malen werd geconfronteerd met Turkse vrouwen die haar deelgenoot maakten van gewelddadige ervaringen in huiselijke kring. Zij kreeg de indruk dat vrouwen zich bij haar uitten omdat zij met haar in hun eigen taal konden communiceren. Doel van haar stage was ‘seksueel en fysiek geweld ervaringen bij Turkse en Marokkaanse zwangeren signaleren en bespreekbaar te maken’. Worden signalen door verloskundigen herkend en kunnen ze bespreekbaar worden gemaakt? was haar vraagstelling. Wat doen verloskundigen wanneer zij een dergelijke situatie constateren? Ze interviewde zes verloskundigen in vier verschillende praktijken in Amsterdam. De verloskundigen bleken, net als in het onderzoek van Offerhaus, moeite te hebben met vragen naar fysiek geweld uit angst dat men daar vrouwen mee zou kwetsen. Ze vroegen wel altijd naar seksueel geweld. Ze zien wel signalen van geweld zoals blauwe plekken, stil en teruggetrokken gedrag bij de vrouw, depressiviteit en regelmatig harde buiken. Ze geven te kennen dat ze de signalen wel kunnen bespreken, maar niet weten wat ze er vervolgens mee moeten doen. Door onzekerheid over cultuurverschillen weten ze niet goed hoe ze de juiste vragen kunnen stellen. Daarom doen ze maar niets, behalve in extreme gevallen. Het was duidelijk dat er
grote behoefte was om juist aandacht te besteden aan deze groepen. Uit landelijk onderzoek van Intomart in 2002[15] kwam weliswaar naar voren dat huiselijk geweld bij migrantengroepen minder voorkomt dan bij autochtonen (24% versus 45%), maar het vermoeden bestaat dat dit wordt veroorzaakt door onderrapportage in de groep allochtonen. Onder migrantengroepen wordt geweld vaak anders beoordeeld. Wat in Nederland als vorm van geweld wordt gedefinieerd, is dat soms niet in de ogen van allochtone vrouwen. De onvrijheid om het huis uit te gaan of de verplichting de echtgenoot seksueel ter wille te zijn, zijn daar voorbeelden van[16]. Met subsidie van het Emancipatieprogramma van het ministerie van SZW werd door TNO, in samenwerking met de GGD A’dam en de KNOV, een project gestart waarin aandacht werd besteed aan huiselijk geweld onder Turkse en Marokkaanse vrouwen. In vier Amsterdamse verloskundigenpraktijken gaven voorlichters eigen taal en cultuur (VETC) voorlichting aan Turkse en Marokkaanse zwangeren over huiselijk geweld. Deze voorlichting was geïntegreerd in uitgebreide voorlichting over de zwangerschap. Huiselijk geweld kwam ter sprake bij informatie over een ‘gezonde leefwijze’. Het doel was om Turkse en Marokkaanse vrouwen bewust te maken van het feit dat geweld niet getolereerd kan worden en niet normaal is. In een tweede gesprek brachten de VETC-ers het onderwerp nogmaals ter sprake en vroegen zij naar persoonlijke geweld ervaringen van de zwangere vrouwen. Terwijl de verloskundigen vóór het project gemiddeld slechts éénmaal per jaar een ernstig geval van geweld signaleerden, werden de VETC-ers veel vaker met
geweld geconfronteerd. Van de 96 vrouwen waarmee de VETC-ers over geweld spraken constateerden ze bij 4,2 % actueel fysiek en bij 13,5 % actueel psychisch geweld. Seksueel geweld kwam nooit aan de orde, ze vroegen er niet naar en kregen er ook niet spontaan informatie over. De VETC-ers hadden soms moeite om het onderwerp ter sprake te brengen. Van de 132 vrouwen die zij voorlichting gaven vertelden ze 96 maal over geweld (73%). Bij 27% van de vrouwen konden ze het onderwerp niet ter sprake brengen, meestal omdat er iemand anders bij aanwezig was. De VETC-ers constateerden naast huiselijk geweld ook veel sociale problematiek zoals financiële- en huisvestingsproblemen[16]. Uit een evaluatie van dit project door Lotte Beers, student Masteropleiding Verloskunde, waarbij zij onderzocht hoe Turkse en Marokkaanse vrouwen de vragen over geweld hadden ervaren, bleek dat alle tien geïnterviewde Turkse en Marokkaanse vrouwen dit als positief hadden ervaren en het toejuichten als huiselijk geweld bij iedereen ter sprake gebracht zou worden tijdens de zwangerschap. Zij benadrukten wel dat het belangrijk was om niet in een eerste consult over huiselijk geweld te spreken, maar pas op een moment dat er een vertrouwensband is tussen de zwangere en de hulpverlener. De VETC-er is bij uitstek geschikt om huiselijk geweld te bespreken met zwangeren die de Nederlandse taal niet of beperkt beheersen, terwijl de verloskundige het onderwerp prima kan bespreken met vrouwen die goed Nederlands spreken. Nascholing over huiselijk geweld De slotconclusie van Hatice Uz was dat het dringend nodig was om aandacht te besteden aan training
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.21
LET OP !!! Lage resolutie!
21
January 20, 2006
WETENSCHAP
van verloskundigen op dit gebied. Offerhaus en Buitendijk kwamen in hun onderzoek tot dezelfde conclusie. In reactie op deze signalen nam TNO Kwaliteit van Leven (toen nog Preventie en Gezondheid) in nauwe samenwerking met KNOV en TransAct - Expertisecentrum in de aanpak van huiselijk en seksueel geweld en kwaliteitsverbetering van de zorg - het initiatief om een nascholing te ontwikkelen over het onderwerp met als titel ‘Signaleren en bespreekbaar maken van Huiselijk Geweld’. De eerste nascholing, gegeven in 2003/2004, bestond uit drie dagdelen en werd gevolgd door vijftien verloskundigen. In deze nascholing werd het beeld bevestigd dat er grote behoefte is aan meer kennis op dit gebied en aan instrumenten
om geweld te signaleren. Voor meer informatie hierover zie www.transact.nl. Een belangrijk onderdeel van de nascholing was ook om een sociale kaart samen te stellen van mogelijke hulpverleningsinstanties. Het constateren van huiselijk geweld moet altijd worden gevolgd door een hulpverleningstraject, want de verloskundige kan niet de rol van hulpverlener vervullen. Screening in de verloskundigenpraktijk in Nederland Alle beschreven initiatieven in Nederland en de berichten in internationale vakliteratuur leiden tot het besef dat het noodzakelijk is om in Nederland een methode te ontwikkelen om in de verloskundigenpraktijk huiselijk geweld
tegen zwangeren beter te signaleren en hulpverlening op gang te brengen teneinde geweld tijdens de zwangerschap op te sporen. Tot nu toe staat het probleem in de Nederlandse verloskundige zorgverlening nog maar incidenteel in de belangstelling. Dat staat in schril contrast met andere landen. In Amerika bijvoorbeeld heeft ‘the American College of Obstetricians and Gynaecologists’ al jaren geleden richtlijnen uitgegeven om structureel aandacht te besteden aan huiselijk geweld in de prenatale praktijk en een aantal Europese landen, zoals Engeland, volgden. Vele studies beschrijven de ervaringen van verloskundigen die routinematig naar geweld vragen [17,18,19]. Zwangerschap biedt een unieke gelegenheid om huiselijk geweld
Ook in Nederland komt huiselijk geweld tegen zwangeren voor, maar er zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar.
22
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.22
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
WETENSCHAP
tegen vrouwen bespreekbaar te maken en om een begin te maken met het zoeken naar oplossingen. Via de verloskundigenpraktijk kunnen heel veel vrouwen worden bereikt. In totaal begint de verloskundige zorg voor 85% van alle zwangeren in de eerstelijn. Het aandeel van huisartsen in de verloskundige zorg is daarbij waarschijnlijk 6-7%. Dat betekent dat ongeveer 80% begint bij de verloskundige[20]. Tijdens de zwangerschap zijn er vele contactmomenten met de zwangere. Gemiddeld vinden 12-14 controles per zwangerschap plaats. Er bestaat een grote mate van intimiteit en van wederzijds vertrouwen tussen een verloskundige en haar cliënte. Indien de verloskundige in staat is het probleem te signaleren en te bespreken, biedt dit bij uitstek een gelegenheid om tijdig andere zorgverlening in te schakelen en vroege preventie van problemen in het gezin te bewerkstelligen. Zonder reguliere screening op huiselijk geweld presenteren vrouwen hun problemen niet. Alleen de meest schrijnende gevallen komen naar buiten en slechts het topje van de ijsberg wordt bekend. Met een structurele screening zullen nog steeds veel gevallen onopgemerkt blijven, maar de geconstateerde gevallen nemen wel toe, zeker als er niet alleen aan het begin maar ook later in de zwangerschap aandacht is voor dit probleem. De angst die bij verloskundigen bestaat dat hun cliënten beledigd zouden zijn door de vragen naar geweld blijkt niet gegrond. Een andere zorg van verloskundigen is dat de blijde gebeurtenis van een zwangerschap negatief wordt beïnvloed door het naar boven halen van nare ervaringen. Uit onderzoeken in Engeland en Zweden blijkt dat vrouwen de
Oproep: praktijken gezocht die deel willen nemen Beoogd wordt het project te starten in Almere. De verloskundigenpraktijken daar hebben al toegezegd mee te willen doen. Vervolgens gaan we op korte termijn beginnen in Amsterdam en de regio Leiden. We streven er naar dat eind 2006 minstens 30 praktijken, verspreid over het hele land, meedoen. Dat mogen er ook veel meer zijn! Er zijn een aantal belangrijke voorwaarden om mee te kunnen doen aan deze pilotfase van het project. In de eerste plaats de aanwezigheid van goede opvang en hulpverlening in de regio voor de vrouwen die lijden onder geweld. Een tweede voorwaarde is dat alle verloskundigen uit de deelnemende praktijken er positief tegenover staan en bereid zijn om deel te nemen aan de training. We zoeken praktijken die mee willen doen in het project. Bent u geïnteresseerd of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met de projectleiders. Ook als u slechts informatie wilt over het onderwerp stellen de auteurs het zeer op prijs als u contact opneemt. Dineke Korfker, T: 071 5181761, E:
[email protected] Marlies Rijnders, T: 071 5181889, E:
[email protected]
vragen naar geweld in de zwangerschap positief beoordelen, zowel degenen die geen geweld ervaren als degenen die wel geweld ervaren [21,22]. Een proefproject in de eerstelijns verloskunde start nu! Opnieuw met subsidie van het emancipatieprogramma van het ministerie van SZW kan nu in een aantal pilot regio’s een proef starten met het herhaald vragen naar geweld in de zwangerschap. Het project is in 2005 begonnen en loopt tot eind 2007. Het wordt uitgevoerd door TNO Kwaliteit van Leven in samenwerking met KNOV. Het project biedt samen met TransAct een speciaal op maat gemaakte training aan voor de deelnemende praktijken. In de training is aandacht voor de volgende thema’s: huiselijk geweld in het algemeen en in de zwangerschap in het bijzonder, risicogroepen voor huiselijk geweld, signaleren van geweld en bespreekbaar maken ervan en tot slot het opstellen van een sociale kaart voor doorverwijzing. Een
onmisbaar onderdeel van de training is praktisch oefenen van het vragen naar geweld. De training bestaat uit drie dagdelen. In het project wordt onderzocht of er in Nederland een screening op huiselijk geweld opgezet kan worden in de verloskundigen praktijk. De verloskundigen stellen bij het eerste of tweede consult en in het kraambed een aantal vragen over huiselijk geweld. Ze doen dit ondermeer met behulp van een internationaal geteste en in Nederland eerder gebruikte vragenlijst: de Abuse Assessment Screen (AAS). De praktijken krijgen daarnaast voorlichtingsmaterialen over huiselijk geweld. ■
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.23
LET OP !!! Lage resolutie!
23
January 20, 2006
WETENSCHAP
24
Literatuur
Midwifery 2004, 20, 94-103
Obstetrics and Gynaecology: an
[1] Privé Geweld,Publieke Zaak, Een nota
[13] Shadigian EM. & Bauer ST. Screening
International Journal of Obstetrics and
over de gezamenlijke aanpak van huise-
for partner violence during pregnancy.
Gynaecology; 2002, 109:9-16
lijk geweld; Den Haag: Ministerie van
International Journal of Obstetrics and
[22] Stenson K, Saarinen H, Heimer G,
Justitie; april 2002
Gynaecology; 2004, 84:273-280
Sidenvall B. Women’s attitudes to being
[2] Lewis G (Ed.) Why mothers die; 1997-
[14] Bacchus L, Mezey G, Bewley S &
asked about exposure to violence.
1999, London: RCOG Press 2001
Hawoth S. Prevalence of domestic violen-
Midwifery; 2005, 17:2-10
[3] Campbell J, GarcÌa-Moreno C, Sharps
ce when midwives routinely enquire in
P. Abuse during pregnancy in industriali-
pregnancy. British Journal of Obstetrics
zed and developing countries. Violence
and Gynaecology: an International
Against Women, July 2004; Vol 10 No 7,
Journal of Obstetrics and Gynaecology;
770-789
2004, 111:441-5
[4] Campbell JC. Health consequences of
[15] Dijk T van, Oppenhuis E. Huiselijk
intimate partner violence. The Lancet
geweld onder Surinamers, Antillianen en
2002; 359(931):1331-36
Arubanen, Marokkanen en Turken in
[5] Gazmararian JA, Jazoric S, Spitz A ,
Nederland, Aard, omvang en hulpverle-
Ballard TJ , Saltzman LE & Marks JS.
ning Intomart 2002
Prevalence of violence against pregnant
[16] Korfker DG, Pal vd-de Bruin K,
women: a review of the literature.
Rijnders MEB. Domestic violence during
Journal of the American Medical
pregnancy in Turkish and Moroccan com-
Association 1996; 276:1915-1920
munities, migrant outreach workers give
[6] Berenson AB, Weimann CM,
information. Medische Antropologie;
Wilkinson GS et al. Perinatal morbidity
2005, 17(1),61-71
associated with violence experienced by
[17] Mezey G, Bacchus L, Haworth A &
pregnant women. American Journal of
Bewley S. Midwives’ perceptions and
Obstetrics and Gynaecology 1994;
experiences of routine enquiry for
170:1760-9.
domestic violence. British Journal of
[7] Coker, A.L., M. Sanderson & B. Dong.
Obstetrics and Gynaecology: an
Partner violence during pregnancy and
International Journal of Obstetrics and
risk of adverse pregnancy outcomes.
Gynaecology; 2003, 110:744-752
Paediatric and Perinatal Epidemiology
[18] Stenson K, Sidenvall B, Heimer G.
2004; 18, 260-269
Midwives’ experiences of routine antena-
[8]El Kady D, Gilbert WM, Anderson J,
tal questioning relating to men’s violence
Danielsen B, Powner D, Smith LH. Trauma
against women. Midwifery; 2005, 21:311-
during pregnancy: An analysis of mater-
321
nal and fetal outcomes in a large popula-
[19] Lazenbatt A, Thompson-Cree MEM,
tion. American Journal of Obstetrics and
McMurray F. The use of exploratory fac-
Gynecology (2004) 190, 1661-8
tor analysis in evaluating midwives’ atti-
[9] UNICEF. A league table of child mal-
tudes and stereotypical myths related to
treatment deaths in rich nations.
the identification and management of
2003; Child Innocent report card no 5
domestic violence in practice. Midwifery;
[10]Offerhaus P, Buitendijk SE. Geweld
2005, 21:322-334
en zwangerschap, een probleem voor de
[20] Anthony S, Amelink-Verburg MP,
verloskundige. Tijdschrift voor
Jacobusse GW,Van der Pal-de Bruin KM.
Verloskundigen; 2003, 28(4)186-92
De thuisbevalling in Nederland 1995-
[11] Edin, KE & Hˆgberg U. Violence
2002; Rapportage over de jaren 2001-
against pregnant women will remain
2002. PRN/TNO rapport 2005, nr KvL/JPB
hidden as long as no direct questions are
2005.083
asked. Midwifery; 2002, 18: 268-278
[21] Bacchus L, Mezey G, Bewley S.
[12] Protheroe L, Green J & Spiby H. An
Women’s perceptions and experiences of
interview study of the impact of
routine enquiry for domestic violence in
domestic violence training on midwives.
a maternity service. British Journal of
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.24
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
WERELDWIJD DOOR EEN ACTIEF NAGEBOORTETIJDPERK Kristel Zeeman
Een fluxus is, zeker in de thuissituatie, een enerverende en gevaarlijke complicatie die langdurige gevolgen kan hebben voor de moeder. Het aantal vrouwen dat overlijdt door hemorragie postpartum (HPP) blijft in Nederland gelukkig zeer laag en bedraagt ongeveer 3% van de totale moedersterfte. Bij de lage maternale sterftecijfers in Nederland (MMR=11 vrouwen per 100.000 levend geborenen) komt dit neer op minder dan 1 vrouw per jaar.[1] Wereldwijd is moedersterfte echter een zeer groot probleem. Zo’n 520.000 vrouwen sterven elk jaar tijdens de zwangerschap of binnen zes weken postpartum, 99% van hen woont in ontwikkelingslanden[2]. Gemiddeld overlijdt een kwart van deze moeders als gevolg van bloedverlies rondom de partus. In sommige landen loopt dit op tot meer dan 60%[3]. De Verenigde Naties stelde zich in 2000 tot doel ervoor te zorgen dat in 2015 de moedersterfte in de wereld met driekwart is gedaald ten opzicht van 1990, door de zorg aan zwangere en barende vrouwen te verbeteren. Gezamenlijke verklaring Een van de strategieën om dit doel te bereiken is het terugdringen van HPP. Een haalbare, goedkope en veilige manier is het actief leiden van het nageboortetijdperk. Verschillende Cochrane reviews toonden aan dat actief leiden, door het profylactisch toedienen van een uterustonicum en eventueel controlled cord traction, de
hoeveelheid bloedverlies, het aantal HPP’s en het aantal bloedtransfusies significant vermindert.[4,5] Gezien deze resultaten legden ICM en FIGO eind 2003 een gezamenlijke verklaring af waarin staat dat het actief leiden van het nageboortetijdperk aangeboden zou moeten worden aan alle vrouwen. Een ieder die een baring begeleidt moet beschikken over kennis, vaardigheden en kritisch beoordelingsvermogen om het derde tijdperk actief te leiden, alsmede toegang hebben tot het benodigde instrumentarium en de medicatie. Oxytocine verdient als uterustonium de voorkeur. Waar dat niet beschikbaar is, of waar intramusculaire toediening niet veilig kan worden uitgevoerd, worden ergometrine of misoprostol aanbevolen.[6] Inherent aan deze verklaring (en expliciet geuit door ICM, FIGO en de WHO) is de stelling dat elke vrouw bij iedere geboorte recht heeft op een ‘skilled attendant’, een ervaren zorgverlener. De verklaring en het streven naar het waarmaken ervan is hard nodig. Voor veel vrouwen in de wereld is oxytocine of zelfs een kundige begeleider tijdens de baring niet beschikbaar. Voor ondervoede en anemische vrouwen kan een paar honderd milliliter extra bloedverlies dodelijk zijn. Sommige Nederlandse verloskundigen vinden de verklaring wellicht iets te stellig. Zij zien het standaard actief leiden binnen hun populatie zwangeren, die in de regel gezond en goed gevoed zijn, waarschijnlijk niet als noodzakelijk. Beredeneerd afwijken van de norm is echter
altijd mogelijk. Maar pas wanneer actief leiden de norm is, kan daling van de moedersterfte bewaarheid worden, aldus de ICM. ■ Literatuur [1 Schutte, JM ea. Moedersterfte in Nederland: het topje van de ijsberg. Voordracht. www.nvog.nl [2] www.who.int/reproductivehealth/publications/maternal_mortality_2000/executive_summary.html [3] www.safemotherhood.org [4] Prendiville WJ ea. Active versus expectant managenment in the third stage of labour (Cochrane Review). The Cochrane Library, issue 2, 2004. Chichester, UK:John Wiley&Sons, Ltd. [5] Elbourne DR ea. Prophylactic use of oxytocin in the third stage of labour (Cochrane Review). The Cochrane Library, issue 2, 2004. Chichester, UK:John Wiley&Sons, Ltd. [6] ICM en FIGO. Joint Statement. Management of the third stage of labour to prevent post-partum haemorrhage. www.internationalmidwifes.org
Kristel Zeeman is verloskundige, medisch antropoloog, lid van de redactie en beleidsmedewerker van de KNOV
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.25
LET OP !!! Lage resolutie!
Preventie
WETENSCHAP PREVENTIE VAN MOEDERSTERFTE
25
January 20, 2006
De Stichting Rotterdamse Opleiding tot Verloskundige is een vierjarige opleiding op HBO-niveau, met ongeveer 230 studenten en 35 medewerkers. De opleiding is gehuisvest in het Sint Franciscus Gasthuis, Kleiweg 500 te Rotterdam. Het huidige curriculum is competentiegericht vormgegeven. In het eerste tot en met het derde studiejaar is het competentiegericht onderwijs reeds ingevoerd, het vierde studiejaar wordt dit jaar verder uitgewerkt. Het onderwijs is voortdurend in beweging. Nieuwe ontwikkelingen volgen elkaar razendsnel op, zowel binnen het onderwijs als in het werkveld. Om vakbekwame verloskundigen te blijven opleiden is samenwerking met het werkveld onontbeerlijk. Het veranderende werkveld stelt de eisen waaraan de verloskunde-studenten moeten voldoen. Deze eisen dienen continu vertaald te worden in het onderwijsprogramma om als opleiding up to date te blijven. Om op de hoogte te blijven van deze veranderingen stelt de SROV een werkveldcommissie in. De werkveldcommissie adviseert de opleiding betreffende de inhoud van het curriculum. De commissie zal bestaan uit zes eerstelijns verloskundigen en een gynaecoloog. Voor onze opleiding zijn wij, per 1 maart 2006, op zoek naar:
LEDEN VOOR DE WERKVELDCOMMISSIE voor ongeveer 40 uur per jaar Uw taken: • Kwaliteitsbewaking, door het toetsen en beoordelen van het onderwijsprogramma aan het werkveld en de samenleving • Klankbordfunctie, door input te leveren vanuit de actuele beroepspraktijk Wij zoeken een verloskundige die • een uitdaging ziet in het bijdragen aan verloskundig onderwijs dat zo goed mogelijk aansluit aan de actuele behoeften en ontwikkelingen van het werkveld en de maatschappij • bij voorkeur ervaring heeft met de begeleiding van studenten • werkzaam is in de eerstelijns verloskunde • enthousiast en kritisch is Wij bieden: Een onkostenvergoeding van € 1200,- exclusief reiskosten voor 40 uur op jaarbasis. Voor informatie over en reactie op deze advertentie kunt u binnen twee weken na verschijning terecht bij: Stichting Rotterdamse Opleiding tot Verloskundige Mw. Drs. J.D. Spittje, directeur Postbus 10900 3004 BA Rotterdam tel: 010 - 461 68 23 e-mail:
[email protected]
200502 - januari.pdf - pag.26
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
WETENSCHAP
SYNTO
IN DE EERSTE LIJN Een literatuuronderzoek naar actief versus expectatief management van het nageboortetijdperk
In dit artikel staat de vraag centraal of actief leiden van het nageboortetijdperk bij low risk zwangeren voordelen oplevert in vergelijking met een expectatief beleid. Aanleiding om dit onderwerp te bestuderen is, de discrepantie die er in Nederland bestaat in de werkwijze tussen de verloskundige zorgverleners in de eerste en de tweede lijn[1,2]. Hoewel er voldoende evidence is dat actief management van het nageboortetijdperk de incidentie van post partum hemorragie reduceert, is het onduidelijk of dit ook geldt voor low risk populaties. Ook is er discussie over wat onder actief management moet worden verstaan. Hiervoor bestaat geen eenduidige definitie. In de meeste literatuur wordt onder actief leiden verstaan: het routinematig profylactisch toedienen van oxytocica, snelle afnaveling, controlled cord traction (CCT) en eventueel uterus massage[3,4]. In de eerstelijns situatie in Nederland betekent actief leiden: het direct na de geboorte van het kind intramusculair toedienen van 5 - 10 iE oxytocine. In de praktijk wordt in de eerste lijn het nageboortetijdperk op indicatie actief geleid. Over deze indicaties bestaat onduidelijkheid. De gezamenlijke Nederlandse opleidingen tot verloskundige[5] hebben drie indicaties geformuleerd voor het actief leiden van het nageboortetijdperk in een eerstelijns situatie: HPP of manuele placentaverwijding in de anamnese, weeënzwakte en bewezen anemie (Hb<6,0). Daarnaast worden in de literatuur ook snelle bevallingen, fundus expressie en hoge pariteit, forse uitzetting, meerlingzwangerschap, langdurige ontsluiting en langdurige uitdrijving genoemd als predisponerende factoren voor uterusatonie. Uterusatonie is in 75 - 90% van de gevallen de oorzaak van HPP. Internationaal wordt Haemorrhagia Post Partum (HPP) gedefinieerd als meer dan 500 ml bloedverlies binnen 24 uur post partum[3,6]. In Nederland verstaat men onder HPP bloedverlies van meer dan 1000 ml/24 uur[2,7]. Dit komt voor bij 5% van alle bevallingen. In dit artikel wordt de Nederlandse definitie van HPP gehanteerd.
Chris Haenen-IJsselstijn & Alie Kuiterman
Methode Voor dit artikel werden de LVR-1 gegevens opgevraagd en verwerkt van de afgelopen tien jaar, die betrekking hebben op het onderwerp. Via een literatuursearch in Pubmed zijn relevante artikelen geselecteerd. Als zoektermen zijn hiervoor gebruikt 'postpartum haemorrhage oxytocin' en 'management third stage labour'. Ook is gebruik gemaakt van de ‘related articles’ optie in Pubmed. Er is teruggezocht tot 1993. Als selectie-
criteria zijn o.a. gehanteerd: artikelen in het Engels, artikelen met abstract en artikelen die het gebruik van oxytocine als uterustonicum beschrijven. Artikelen over prostaglandines (als misoprostol) en secale alkaloïden (ergometrines) zijn buiten beschouwing gelaten, evenals artikelen over de intraveneuze toepassing van oxytocine. Naast het literatuuronderzoek is contact gezocht met Mw. K. Herschderfer. Zij heeft samen Chris Haenen-IJsselstijn & Alie Kuiterman studeerden in 2005 af aan de Vroedvrouwenschool Maastricht. Dit artikel
Samenvatting Doel: Een kritische beschouwing van de beschikbare literatuur over het beleid tijdens het nageboortetijdperk. Methode: Gegevensverzameling uit LVR-1 data, Pubmed en de resultaten van het Lenteonderzoek. Resultaten: Actief management van het nageboortetijdperk leidt tot minder hemorragie post partum (HPP) (Cochrane: RR = 0.47 [95% CI 0.27-0.82], Lente-onderzoek: RR = 0.50 [95% CI 0.360.71]), voorkomt vaker een laag Hb-gehalte in de eerste week (RR = 0.29 [95% CI 0.19-0.44]) en beperkt de duur van het nageboortetijdperk (RR = 0.18 [95% CI 0.14-0.23]). Er werden geen significante verschillen aangetoond in het welbevinden of subjectieve klachten van de kraamvrouw. Er werden geen risico’s gevonden van het gebruik van oxytocine. 10 iE oxytocine beperkt de hoeveelheid bloedverlies meer dan 5 iE. Conclusies: Actief management van het nageboortetijdperk leidt tot minder bloedverlies en HPP, ook in low risk populaties. Het voorkomt vaker een laag Hbgehalte en beperkt de duur van het nageboortetijdperk. Bijkomende voordelen zijn een daling van het aantal verwijzingen durante partu en het aantal vrouwen met een belaste obstetrische anamnese. Er kon geen significante relatie worden aangetoond met de klinische relevantie van het bloedverlies en het welbevinden/subjectieve klachten van de kraamvrouw. De toe te dienen voorkeurshoeveelheid is 10 iE intramusculair.
is een bewerking van hun eindscriptie.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.27
LET OP !!! Lage resolutie!
27
January 20, 2006
WETENSCHAP
met collega’s eind jaren negentig het LENTE-onderzoek (LEiding Nageboorte Tijdperk Eerste lijn) uitgevoerd. Via haar is informatie over de opzet en de resultaten van dit ongepubliceerde onderzoek verkregen. Resultaten LVR-data In Nederland in de eerstelijns situatie komt een HPP, waarbij wordt uitgegaan van >1000 ml bloedverlies, bij 2,5% van de vrouwen voor. Dit blijkt uit de gegevens van de LVR-1 over de laatste tien jaar. Het herhalingsrisico is gemiddeld 13,6%. LVR-1 cijfers laten zien dat het toepassen van medicatie na de geboorte van het kind in de eerste lijn de laatste jaren nauwelijks varieert en rond de 60% ligt. Er is een toename van het gebruik van oxytocine waar te nemen en een vermindering van het gebruik van andere middelen, waaronder ergometrines en prostaglandineanaloga. Voor het actief leiden van het nageboortetijdperk is oxytocine het middel van eerste keus[4,7]. Bij intramusculaire toediening van oxytocine werkt dit binnen twee tot vier minuten. De halfwaardetijd is 3 - 17 minuten. De kosten van oxytocine zijn anno 2004 € 0,55 voor 5 iE/ml [8]. Cochrane review Een Cochrane review[9] beschrijft een meta-analyse van vijf randomized controlled trials (RCT’s) over actief versus expectatief beleid in het nageboortetijdperk. Onder actief beleid wordt verstaan: toediening van uterustonica zo snel mogelijk na de geboorte van het kind. In veel gevallen werd ook CCT toegepast. De onderzoeken zijn uitgevoerd tussen 1988 en 1998 in 'maternal hospitals' en 28
Tabel 1: Resultaten uit Cochrane review voor zwangeren met laag risico op HPP.
Uitkomstmaat Bloedverlies (500 - 1000 ml) HPP (≥1000 ml) Anemie post partum (24 - 48 uur) Duur nageboortetijdperk >20 min.
in vier van de vijf studies is specifiek gekeken naar zwangeren met een laag risico op HPP. In totaal hebben 6.500 zwangeren aan de onderzoeken deelgenomen. Zowel oxytocine, syntometrine als ergometrine werden als uterustonicum gebruikt. De resultaten laten een significante daling zien van het totaal bloedverlies, de duur van het nageboortetijdperk en anemie 48 uur postpartum bij een actief beleid (zie tabel 1). Het optreden van misselijkheid, braken, hoofdpijn en hypertensie is duidelijk gerelateerd aan het gebruik van ergometrine en niet aan het gebruik van oxytocine. Er wordt geen significant verhoogd risico op een manuele placentaverwijdering na actief leiden gevonden in de onderzoeken waar oxytocine is gebruikt. De slotconclusie van de meta-analyse is dat actief leiden van het nageboortetijdperk de voorkeur heeft boven expectatief management in ziekenhuissettings. Voor bevallingen in thuissituaties, zowel in de geïndustrialiseerde wereld als in ontwikkelingslanden wordt meer onderzoek aanbevolen. LENTE-onderzoek In Nederland is eind jaren negentig een groot onderzoek uitgevoerd, waarin een actief beleid in het nageboortetijdperk vergeleken is met een expectatief beleid[10]. Deze studie, het LENTE-onderzoek, is speciaal gericht op de Nederlandse eerstelijns populatie. Onder actief leiden wordt in dit onderzoek uit-
Relatieve Risico (95% CI) 0.34 (0.27 - 0.43) 0.47 (0.27 - 0.82) 0.29 (0.19 - 0.44) 0.18 (0.14 - 0.23)
sluitend verstaan het direct na de geboorte van het kind toedienen van 5 iE oxytocine i.m. De hypothese bij aanvang van het onderzoek was, dat het routinematig actief leiden van het nageboortetijdperk bij laagrisico zwangeren de incidentie van HPP en de negatieve korte en lange termijn effecten zou verlagen. In totaal werden ruim 1700 zwangeren gerandomiseerd voor dit onderzoek. De belangrijkste uitkomstmaten waren de hoeveelheid bloedverlies, Hbgehaltes, vermoeidheid en borstvoedingscijfers. De hoeveelheid bloedverlies is volgens protocol nauwkeurig vastgelegd (gewogen) en berust niet op schattingen. Ook dit onderzoek laat zien dat actief management leidt tot een verlaagd risico op zowel bloedverlies >500 ml (RR 0.50 {95% CI 0.36 - 0.71}) als bloedverlies >1000 ml (grafiek 1). Daarnaast worden ook significante verschillen geconstateerd in het risico op anemie op de eerste (RR = 1.5 {CI 1.2 - 2.0}) en vierde tot zesde dag postpartum (RR = 1.7 {CI 1.3 2.3}) en in het risico op gebruik van therapeutisch uterustonica in het nageboortetijdperk (RR = 0.32 [CI 0.25 - 0.47]). De resultaten die betrekking hebben op de borstvoeding en de vermoeidheid na drie maanden laten geen significante verschillen zien (RR = 0.98 {95% CI 0.70 - 1.2} resp. R = 0,96 {95% CI 0.74 - 1.3}). De conclusies van het LENTEonderzoek luiden dat actief management van het nageboortetijdperk
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.28
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
WETENSCHAP
leidt tot verminderd risico op HPP en ernstig HPP bij een groep vrouwen met lage obstetrische risico’s. De resultaten die de onderzoekers hanteren als maat voor de klinische relevantie van het bloedverlies, nl Hb-gehaltes na zes weken, vermoeidheidsklachten en borstvoedingscijfers, vertoonden geen significante verschillen. Hoeveelheid van toediening Over de gewenste hoeveelheid toe te dienen oxytocine is de literatuur niet eenduidig. Uit een meta-analyse van McDonalds et. al.[11] blijkt dat 5 iE oxytocine een hoger risico geeft op bloedverlies van 5001000 ml dan 10 iE. (OR 0.43 {95% CI 0.23 - 0.83} 0.85 {95% CI 0.73 - 0.98}. Voor HPP zijn de verschillen niet significant.
navelvene. Deze laatste groep heeft een significant korter durend nageboortetijdperk (1.48 vs. 3.27 min.) en significant minder daling van het Hb-gehalte (0.74 vs. 1.21 mmol/l). Er werd geen verschil gevonden in de hoeveelheid bloedverlies. Een andere mogelijkheid is de natuurlijke aanmaak van oxytocine door het stimuleren van borstvoeding. In een controlled trial[15] waar meer dan 4000 vrouwen aan meededen, is onderzocht of het stimuleren van de natuurlijke oxytocine het vóórkomen van HPP vermindert door het kind kort na de geboorte aan te leggen. In vergelijking met expectatief beleid is geen significant verschil aangetoond in de hoeveelheid bloedverlies en tijdsduur.
Alternatieven Verschillende studies bestudeerden het gebruik van oxytocine dat toegebracht is via de navelstrengvene. Brucker[14] beschrijft een onderzoek van Dahiya waarin een gerandomiseerde groep van 100 vrouwen onderzocht is. De helft kreeg 10 iE oxytocine in een oplossing intraveneus toegediend en de andere helft kreeg 10 iE toegediend via de
Discussie Op basis van de literatuur kan eenduidig worden gesteld dat actief management tijdens het nageboortetijdperk leidt tot minder HPP. De Cochrane review[9] concludeert dat het nageboortetijdperk actief geleid dient te worden. Het LENTEonderzoek[10] komt tot een andere conclusie, omdat de klinische relevantie van het bloedverlies niet
Grafiek 1: Bloedverlies tussen actief en afwachtend beleid bij een low risk populatie
kan worden aangetoond. Zij bevelen een expectatief beleid aan bij gezonde zwangeren. De klinische relevantie wordt voornamelijk gebaseerd op parameters als Hbgehaltes na zes weken, vermoeidheidsklachten en borstvoedingscijfers. Dit zijn moeilijk te onderzoeken uitkomstmaten, omdat ze door veel factoren beïnvloed worden. Het is moeilijk om causale verbanden te leggen. Grote onderzoekspopulaties zijn hiervoor noodzakelijk. Mogelijk was de onderzoeksgroep in het Lenteonderzoek te klein. Op voorhand is immers te verwachten, dat bij minder bloedverlies ook minder klachten optreden. Bijkomende voordelen van actief leiden van het nageboortetijdperk zijn dat het aantal verwijzingen naar de tweede lijn durante partu zal dalen en dat het aantal vrouwen met een belaste obstetrische anamnese zal afnemen. Dit komt niet of nauwelijks in de literatuur naar voren. Actief leiden verkort ook de duur van het nageboortetijdperk. Hierdoor kan eerder gestart worden met hechten en aanleggen van het kind. Bovendien geldt in het algemeen hoe korter de duur, des te minder het bloedverlies[16]. Mogelijk nadeel van het actief leiden van het nageboortetijdperk is het optreden van sterkere naweeën. In de bestudeerde onderzoeken is het effect van het gebruik van oxytocine op naweeën niet onderzocht. Wij vragen ons af of een expectatief beleid te verantwoorden is naar andere beroepsgroepen en op internationaal niveau als er zoveel evidence is voor het actief leiden. Daarom stellen wij voor om het landelijk verloskundig beleid met betrekking tot het leiden van het nageboortetijdperk opnieuw in beschouwing te nemen. Wij hebben dit inmiddels voorgelegd aan de Verloskundige Adviesraad
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.29
LET OP !!! Lage resolutie!
29
January 20, 2006
WETENSCHAP
Standaarden van de KNOV. Volgens de gegevens van de LVR gebruikt ongeveer 60% van de eerstelijns verloskundigen een uterustonicum en is er de laatste tien jaar een stijgende lijn te zien in het toedienen van oxytocine binnen de eerste lijn en een afname van het gebruik van andere uterustonica. Op basis van de uitkomsten van de meta-analyse van McDonalds, gaat de voorkeur uit naar het toedienen van 10 iE oxytocine. Deze hoeveelheid geeft een significant lager risico op de hoeveelheid bloedverlies dan 5 iE. De International Confederation of Midwives of ICM en de International Federation of Gynecology and Obstetrics of FIGO bevelen in hun gezamenlijke statement eveneens aan om 10 iE oxytocine intramusculair te geven (zie hiervoor ‘Preventie van moedersterfte wereldwijd door een actief nageboortetijdperk’ het artikel op pag. 25). In een klein onderzoek van Dahiya[14] geeft het toedienen van oxytocine via de navelstrengvene een significant korter durend nageboortetijdperk en minder daling van het Hbgehalte. Daarnaast is deze vorm van toediening pijnloos en wordt de werkzame stof snel op de juiste plek gebracht. Deze toedieningsvorm zal verder onderzocht moeten worden in grotere studiegroepen om de voordelen te bekrachtigen. Het stimuleren van de natuurlijke oxytocine door het kind kort na de geboorte aan te leggen geeft geen significant verschil in de hoeveelheid bloedverlies en tijdsduur van
het nageboortetijdperk. Op zich is dit teleurstellend omdat het een ‘natuurlijk’, eenvoudig en goedkoop alternatief is, vooral in gebieden waar exogene oxytocine moeilijk verkrijgbaar is. Conclusies Op basis van het literatuuronderzoek kan geconcludeerd worden dat het actief leiden van het nageboortetijdperk een aantal voordelen kent, ook in low risk populaties. Actief management leidt tot minder bloedverlies en tot minder HPP. Daarnaast wordt bij een actief beleid een laag Hb-gehalte vaker voorkómen en wordt de duur van het nageboortetijdperk beperkt. Op deze punten is de literatuur eenduidig. Bijkomende voordelen van actief leiden zijn een daling van het aantal verwijzingen durante partu en minder vrouwen met een belaste obstetrische anamnese. In een onderzoek kon geen significante klinische relevantie van het bloedverlies en het welbevinden/subjectieve klachten van de kraamvrouw. Klinische relevantie is echter moeilijk te onderzoeken. In de verschillende onderzoeken zijn geen risico’s gevonden van het gebruik van oxytocine. Vermeende complicaties als misselijkheid, braken, hoofdpijn en een verhoogd risico op een manuele placentaverwijdering, zijn duidelijk gerelateerd aan het gebruik van ergometrine en niet aan oxytocine. Bij het actief leiden van het nageboorte tijdperk is de toe te dienen voorkeurshoeveelheid 10 iE intramusculair. ■
Aanbevelingen • Herbeschouwing landelijk verloskundig beleid met betrekking tot het leiden van het nageboortetijdperk • Voorkeurshoeveelheid 10 iE intramusculair • Onderzoek naar alternatieve methoden (bijvoorbeeld het toedienen van oxytocine via de navelstrengvene).
30
Literatuurreferenties [1] de Groot A, van Roosmalen J, van Dongen PW. Survey of the management of third stage of labour in The Netherlands. Eur. J Obstet Gynecol Reprod Biol. 1996 May; 66(1):39-40. [2] NVOG Richtlijn No.10: Haemorraghia post partum, September 1998. In 2005 verschijnt de herziene versie. [3] Rogers J, Wood J, McCandlish R et.al. Active versus expectant management of third stage of labour: the Hinchingbrooke randomised controlled trial. Lancet 1998;351:693-9. [4] International Confederation of Midwives, International Federation of Gynaecologists and Obstetricians. Management of the third stage of labour to prevent Post-partum Haemorrhage. Nov. 2003. www.internationalmidwives.org. [5] Nieuwenhuijze M, Prins M. De begeleiding van de normale baring. De visie van de drie opleidingen tot verloskundige in Nederland. 2001 [6] Festin MR, Lumbiganon P, Tolosa JE, et al. International survey on variations in practice of management of the third stage. Bull World Health Organ 2003;81(4):286-91. [7] Heineman MJ, Bleker OP, Evers JHL, Heintz APM. Obstetrie en gynaecologie. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2001. [8] Farmacotherapeutisch Kompas 2003, uitgave van het College voor Zorgverzekeringen. p.552-4. [9] Prendiville WJ, Elbourne D, McDonald S. Active versus expectant management in the third stage of labour (Cochrane Review). In: The Cochrane Library, Issue 3, 2004. Chichester, UK: John Wiley & Sons, Ltd. [10] Resultaten beschikbaar gesteld door K. Herschderfer: v Diem M, Herschderfer K, Aitink M., Buitendijk S. The effectiveness of routine active management of the third stage of labour in Dutch midwifery practice: The LENTE randomised controlled trial. [11] McDonalds S, Abbott JM, Higgins SP. Prophylactic ergometrine-oxytocin versus oxytocin for the third stage of labour. Cochrane Database Syst Rev. 2004; Issue 1: CD000201. [12] Jackson KW, Allbert JR, Schemmer GK et.al. A randomized controlled trial comparing oxytocin administration before and after placental delivery in the prevention of postpartum hemorrhage. Am J Obstet Gynecol 2001 October:873-7. [13] Huh WK, Chelmow D, Malone FD. A double-blinded, randomized controlled trial of oxytocin at the beginning versus the end of the third stage of labor for prevention of postpartum hemorrhage. Gynecol Obstet Invest 2004;58:72-6. [14] Brucker MC. Management of the third stage of labor: an evidence-based approach. J Midwifery Womens Health. 2001 NovDec;46(6):381-92. [15] Bullough CH, Msuku RS, Karonde L. Early suckling and postpartum haemorrhage: controlled trial in deliveries by traditional birth attendants. Lancet. 1989 Sep 2;2(8662):522-5. [16] Amelink-Verburg M. Een evaluatie die prikkelt tot verder onderzoek. Tijdschrift voor Verloskundigen 2005 februari:21-3.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.30
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
PRAKTIJK
PASGEBOREN KIND AL KAN Pasgeboren baby’s kunnen kort na de geboorte op eigen kracht naar de borst tijgeren en zichzelf aanleggen. En vier uur na de geboorte kunnen ze op video hun moeder herkennen. Dat blijkt uit Je wonderbaarlijke baby van de Amerikaanse neonatoloog Marshall Klaus en zijn vrouw, psycholoog Phyllis Klaus. De auteurs waren begin december 2005 in Nederland voor de presentatie van hun boek. Een selectie uit het werk.
Mariël Croon
In het verleden dachten veel mensen – en velen denken dat nog steeds – dat een pasgeboren kind hulp nodig heeft om de borst te vinden. Dus wordt de baby direct na de geboorte aangelegd. Sommige baby’s gaan dan inderdaad zuigen, maar de meeste likken alleen aan de tepel of kijken op naar hun moeder. Ze lijken meer geïnteresseerd in haar gezicht, vooral in haar ogen, hoewel de tepel vlakbij hun lippen is. Fascinerende observaties Een van de meest fascinerende observaties van deze tijd is de ontdekking dat een pasgeboren baby in staat is op eigen kracht de borst van zijn moeder te vinden. En dat hij zelf kan beslissen wanneer hij zijn eerste voeding neemt. De smaak en de geur van het vruchtwater op zijn handen leiden de baby naar een bepaalde olieachtige substantie op de tepel die lijkt op vruchtwater. De baby begint kort na de geboorte meestal met een poosje rust en stille waakzaamheid, waarin hij zelden huilt en erg graag naar het gezicht van zijn moeder lijkt te kijken. Een halfuur tot veertig minuten na de geboorte begint hij bewegingen met zijn mond te maken, soms met zijn lippen te smakken, en kort daarna druipt er speeksel langs zijn kin. Als baby’s op de borst van hun moeder worden gelegd, kruipen ze
uit eigen beweging naar de tepel. Vaak maken ze opstapbewegingen met hun benen om vooruit te komen. Horizontaal maken ze, om bij de tepel te komen, kleine pushups, opdrukbewegingen, waarbij ze eerst hun ene arm omlaag brengen in de richting waarin ze willen gaan. Van tijd tot tijd onderbreken ze hun pogingen door een korte pauze. Soms verandert de baby halverwege van richting. De foto’s tonen een pasgeborene die met succes navigeert en zijn eigen weg vindt. Als hij tien minuten oud is, gaat hij op weg naar de linkerborst, maar vijf minuten daarna is hij terug in het midden. Let op de mondbewegingen en het zuigen op de handen en vingers dat baby’s zo vaak doen. Dan vindt hij, na een reeks push-ups en rustperioden, helemaal zelf de weg naar de linkerborst en zet zijn lippen op de tepelhof. Daar begint hij te zuigen en houdt hij nauwlettend zijn moeders gezicht in de gaten. Overigens kunnen voldragen kinderen al vier uur na de geboorte het gezicht van hun moeder herkennen. Hiertoe hebben de onderzoekers een ingenieus experiment opgezet. Pasgeboren kinderen werden voor een videoscherm geplaatst waarop een paar vrouwengezichten in Mariël Croon is verloskundige, auteur en uitgever Met dank aan Marshall & Phyllis Klaus
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.31
LET OP !!! Lage resolutie!
Je wonderbaarlijke baby
WAT EEN
31
January 20, 2006
PRAKTIJK
beeld kwamen, waaronder dat van hun moeder. De kinderen kregen een fopspeen die was verbonden met het beeldscherm. Als het kind op een bepaalde manier zoog, verscheen er zomaar een vrouw; als het op een andere manier zoog, verscheen zijn moeder. Na een tijdje kijken en zuigen kregen de kinderen de neiging om zó te gaan zuigen dat het gezicht van hun eigen moeder in beeld kwam. De zes bewustzijnsstadia Een pasgeboren kind zal alleen naar de borst tijgeren wanneer hij zich in de rustig alerte staat van bewustzijn bevindt. Vlak na de geboorte, in het eerste levensuur, maakt een gezond kind een lange periode door van rustige alertheid, van ongeveer veertig minuten. Dat gebeurt echter alleen als de omgeving rustig is, de geboorte zonder complicaties is verlopen, het licht gedempt is en er weinig handelingen plaatsvinden. Het kind begint dan zijn nieuwe wereld in zich op te nemen zoals alleen mensen dat doen. 32
Het begrip van de verschillende bewustzijnstoestanden van de pasgeborene is begonnen met het werk van dr. Peter Wolff, een kinderpsychiater uit Boston, VS, en professor Heinz Prechtl, een ontwikkelingsneuroloog uit Groningen. Deze onderzoekers hebben alle verschillende gedragingen van pasgeboren kinderen vastgelegd. Ze hebben ontdekt dat schijnbaar toevallige, losstaande activiteiten eigenlijk thuishoren in een bepaalde groep gedragingen die verrassend zinvol zijn. Deze patronen hebben ze ingedeeld in zes verschillende staten van bewustzijn, afhankelijk van de toestand van waken of slapen waarin de pasgeborene zich bevindt. Door hun eigen baby te observeren kunnen ouders deze bewustzijnstoestanden snel genoeg leren herkennen: de twee slaaptoestanden – rustige en actieve slaap; en de drie waaktoestanden – rustig alert, actief alert en huilend; en doezeligheid of slaperigheid, de overgang tussen slapen en waken.
In de rustig alerte toestand, die sterk lijkt op de bewuste aandacht die je ziet bij vrienden als ze geconcentreerd naar je luisteren, beweegt het kind nauwelijks. Het heeft zijn ogen wijd open, helder en stralend. In deze staat van zijn is het leuk om met de baby te spelen. Hij kan een rode bal volgen, naar een gezicht staren, zich naar een stem draaien en zelfs het gezicht van de ouders imiteren. Als de baby het eerste uur in nauw contact blijft met de moeder, zal hij langer in de rustig alerte toestand blijven en nauwelijks huilen. De toestand van de baby is dus al afhankelijk van de zorg van de mensen om hem heen. Tijdens de rustig alerte staat worden de bewegingen onderdrukt en lijkt alle energie van de baby zich te bundelen in horen en zien. Zo’n alertheid stelt de baby in staat om een groot deel van zijn omgeving in zich op te nemen, zich aan die omgeving aan te passen en erop te reageren. De eerste levensweek verkeert een gezonde baby ongeveer 10 procent van de dag in deze opwindende, ontvankelijke toestand. Na de eerste anderhalf uur van zijn leven zal hij waarschijnlijk niet meer zo’n lange periode van rustige alertheid doormaken. Dat gebeurt alleen nog in korte periodes, vooral rond de voedingstijden. Tijdens de actief alerte fase is de baby heel anders. Hij beweegt zich veel, zijn ogen kijken in het rond, soms door de kamer, en hij maakt geluidjes. Deze toestand dient zich aan voor het eten of als de baby druk is. Hoewel de baby zich niet voortdurend beweegt, vertonen de bewegingen een speciaal ritme. Ongeveer elke paar minuten beweegt de baby zijn armen, benen, lijfje of gezicht. Soortgelijke uitbarstingen van beweging, die wellicht worden geregeld door een
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.32
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
PRAKTIJK
innerlijke tijdklok in de hersenen van de baby, zijn ook waargenomen bij het ongeboren kind, door gevoelige apparatuur die laat in de zwangerschap op de buik van de moeder is geplaatst. In de actief alerte toestand wordt de aandacht van de baby naar alle hoeken van de kamer getrokken. Hij toont belangstelling voor voorwerpen, maar besteedt weinig aandacht aan gezichten. Als de ouders hun kind willen leren kennen, helpt het om zijn verschillende activiteiten en bewustzijnstoestanden in de waakperiode te leren herkennen. Huilen, doezelen en slapen De huiltoestand, voor de baby een duidelijke manier om te communiceren, treedt op als de baby honger heeft, niet lekker is of zich alleen voelt. Ouders die hun huilende baby oppakken, geven hem niet alleen de kans om rustig wakker te zijn, maar ook om iets over zijn omgeving te leren door de kamer te verkennen. Aanvankelijk meenden de onderzoekers dat het de verticale houding was die het kind troostte. Maar het blijkt de beweging naar die houding toe te zijn, meer dan de positie zelf, die de baby in de rustig alerte toestand brengt. Als de ouder het kind binnen anderhalve minuut na het begin van de huilbui oppakt, zal het direct ophouden met huilen. De doezelige, slaperige toestand komt meestal voor als de baby wakker wordt of in slaap valt. De baby kan zich blijven bewegen, soms glimlachend, fronsend of met getuite lippen. Zijn ogen hebben vaak een vage, glazige bik en zijn meestal nergens op gericht. De oogleden vallen omlaag, en vlak voordat ze dichtvallen kunnen de ogen naar boven rollen. Bij het ontwaken kan de baby zich uitrekken,
eerst aan de ene en daarna aan andere kant. Tijdens de rustige slaap is het gezicht van de baby ontspannen en zijn de oogleden rustig en stil. Er zijn geen lichaamsbewegingen, behalve af en toe een schokje en heel fijne mondbeweginkjes. In deze toestand is de baby volkomen in rust; de ademhaling is heel regelmatig omdat met elke ademhaling dezelfde hoeveelheid lucht wordt ingeademd. Maar hoe dan ook, in elke slaaptoestand slaakt de baby elke paar minuten een diepe zucht om de longen goed gevuld te houden. Tijdens de actieve slaap zijn de ogen van de baby gewoonlijk gesloten, maar ze zullen nu en dan van gesloten naar open fladderen. Je kunt de ogen vaak onder de oogleden zien bewegen. De oogbewegingen of juist de onbeweeglijkheid die met deze twee slaaptoestanden samengaan, zijn zelfs echoscopisch bij de foetus waargenomen. De term rapid eye movement, of remslaap slaat op deze oogbewegingen tijdens dit type onrustige slaap. Tijdens de actieve slaap beweegt de baby, variërend van arm- en beenbewegingen tot beweging van het hele lichaam. De ademhaling is onregelmatig en kan langzamer zijn dan tijdens de rustige slaap. Als een kind in slaap blijft, trekt het vaak gezichten – het grimast, glimlacht, fronst, lijkt te kauwen of te zuigen. Als een baby wakker wordt, komt hij meestal uit een actieve in plaats van een rustige slaap. Een volwassene droomt tijdens de rem-slaap. Niemand weet of een baby daarbij ook droomt. Actief uitreiken en imiteren De ongerichte, reflexmatige arm- en beenbewegingen van een baby in de actief alerte fase hebben veel deskundigen doen geloven dat een
pasgeborene te onrijp is om naar voorwerpen te kunnen grijpen. Deze theorie werd ontkracht toen twee Franse kinderartsen aantoonden dat sommige pasgeborenen wel degelijk naar iets kunnen grijpen. In de rustig alerte staat zullen sommige baby’s, als ze worden ondersteund en er met hen wordt gecommuniceerd, reiken naar wat ze zien. Gezonde pasgeborenen hebben bij de geboorte klaarblijkelijk het vermogen om naar iets te grijpen. Hun zeer sterke nekspieren zijn echter verbonden met hun armen, zodat een lichte beweging met de hals ook de armen doet bewegen. Deze verbinding beschermt het hoofd van de baby tegen het onverwacht voorover of achterover vallen, maar voorkomt tegelijkertijd dat de baby ergens bewust naar reikt, tenzij zijn nekspieren volkomen ontspannen zijn of zijn hoofd goed wordt vastgehouden, zodat
Je wonderbaarlijke baby Wat een pasgeboren kind al kan Auteurs: Marshall Klaus & Phyllis Klaus 132 pagina's Prijs: € 19,95 ISBN: 90-808-113-0-0
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.33
LET OP !!! Lage resolutie!
33
January 20, 2006
PRAKTIJK
het wordt behoed voor plotselinge bewegingen. Het vermogen om naar iets te reiken is de eerste drie tot vier weken aanwezig, en verdwijnt daarna tot de leeftijd van drieëneenhalf à vier maanden, als het opnieuw en dan blijvend terugkomt. Toch vereist deze waarneming de juiste omstandigheden en een geoefend oog. Zelfs in het oorspronkelijke Franse onderzoek werd dit reiken maar bij de helft van de normale, onderzochte baby’s gezien. Pasgeborenen zijn niet alleen in staat om te reageren op wat ze zien, maar ook om bepaalde uitdrukkingen te imiteren. In de actief alerte staat kan een baby imiteren om de tong uit te steken,
mits het kind zich zo’n 25 centimeter en op ooghoogte van de volwassene bevindt. Een paar jaar geleden, toen we gastcolleges gaven in China, zagen we een buitengewoon voorbeeld van dit imitatievermogen. Terwijl we de talenten van een pasgeboren kind demonstreerden, vroeg ik een gerespecteerde oudere hoogleraar het tong-uitsteek-spelletje te spelen met een meisje van acht uur oud. Terwijl de hoogleraar langzaam haar tong uitstak en daarna de voorgeschreven tijd wachtte, begon de baby haar tong uit te steken. Alle twaalf aanwezige artsen en verpleegkundigen waren verrukt. Toen liet ik de baby de kring langs gaan, zodat de stafleden een voor
een met hun gezicht naar het kind kwamen te staan en ik vroeg de artsen en verpleegkundigen om hun tong niet uit te steken. Toen de weer baby oog in oog kwam met de eerste hoogleraar stak ze direct haar tong uit, ook al vertoonde de hoogleraar geen enkele mimiek of beweging. Iedereen stond stomverbaasd! We besloten het nogmaals te proberen, na een pauze. We liepen bij de baby weg om andere kinderen te bestuderen en kwamen daarna bij de eerste baby terug. Ze stak haar tong alleen uit voor de hoogleraar die met het spelletje was begonnen, en zonder enige aanmoediging. De herinnering had zich klaarblijkelijk in het geheugen van het meisje gegrift. ■
”Wij kijken voor u in de toekomst” Kunt u bij ziekte een waarneemster betalen? Wij bieden u een inkomensbegroting aan, zo bent u altijd op maat verzekerd. Wij onderhandelen bij het opstellen van uw praktijkassociatie. Wij bieden 12,5% korting op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Vraag ook naar onze speciale auto- en ziektekosten premies. Voor uw gemak: ál uw particuliere verzekeringen in een overzichtelijk pakket. Wij voorzien in uw financiering of hypotheek. Wij regelen uw ”oude dag”.
[email protected]
34
www.maartensikking.nl
tel 0346 56 76 41
fax 0346 57 22 38
postbus 79
3738 ZM Maartensdijk
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.34
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
PRAKTIJK
MAKEN VERSCHIL Een pleidooi voor continue ondersteuning tijdens de baring.
Doorlopende begeleiding van de baring is geen gebruikelijke zorg in Nederland, waar vrouwen over het algemeen geacht worden een flink deel van ontsluitingsperiode zonder aanwezigheid van een ervaren persoon door te brengen. Marshall Klaus, neonatoloog en gevierd wetenschapper op het gebied van onder andere borstvoeding en moeder-kindbinding, pleit voor continue steun van een doula vanaf het begin van de bevalling. Zijn wetenschappelijk onderzoek bewees onomstotelijk dat dit de uitkomsten van de baring positief beïnvloedt. Hoe kan doulazorg in Nederland gerealiseerd worden?
Kristel Zeeman
“Wees trots op jullie systeem. Blijf trouw aan de verloskundige zorg die jullie hier aan barende vrouwen geven”. Met deze woorden opent Klaus zijn gastcollege in het Leids Universitair Medisch Centrum. Zijn betoog zal gaan over continue steun tijdens de baring en de openingszin maakt duidelijk welk idealistisch beeld er over de Nederlandse verloskundige zorg bestaat in het buitenland. Achteraf confronteer ik hem met de dagelijkse werkelijkheid: Barende vrouwen in Nederland brengen een groot deel van de bevalling door zonder de aanwezigheid van een vroedvrouw, meestal alleen met hun partner, sommigen vragen een vriendin of hun moeder erbij. Maar het is normaal dat zij uren weeën opvangen zonder ondersteuning van een ervaren persoon. Daar kijkt Klaus van op. “Wat jammer”, zegt hij vertwijfeld, om daarna strijdvaardig te roepen: “Hoe kunnen jullie dit oplossen?” Marshall Klaus is overtuigd van de grote meerwaarde van de doula: een ervaren, vrouwelijke metgezel, die de barende en haar partner emotioneel en lichamelijk ondersteunt tijdens de bevalling. Zij is continu aanwezig, mag de baringplaats niet verlaten voordat het kind geboren is. Haar aanwezigheid heeft een positief effect op het
verloop en de uitkomsten van de baring. Vrouwen die durante partu begeleid zijn door een doula zijn over het algemeen ook meer tevreden over de baring. Zij hebben postpartum een betere band met hun kind en hun partner dan vrouwen die het zonder begeleiding moesten stellen. Toevalsbevinding Klaus ontdekte de grote betekenis van doula’s in de jaren ‘70, als toevalsbevinding tijdens een onderzoek in Guatemala naar het effect van ‘rooming-in’ op borstvoeding. Het onderzoek vond plaats in een groot ziekenhuis, waar per dag tientallen vrouwen hun kind kregen. Het betrof voornamelijk arme vrouwen, die meestal alleen bevielen op een volle zaal met andere barenden. De vrouwen in de onderzoeksgroep legden hun kind binnen een uur na de bevalling aan en voedden op verzoek. Ze hadden hun baby continue bij zich. Een controlegroep kreeg de gebruikelijke zorg: de baby werd direct na de geboorte verzorgd en de vrouw kreeg haar kind iedere vier uur twintig minuten bij zich om te voeden. De vrouwen in de onderzoeksgroep gingen langer door met de borstvoeding, hun kinderen kwamen sneller aan in gewicht en kregen minder infecties dan die in de controlegroep. Deze resultaten legden het fundament
Doula ‘Doula’ is een Grieks woord voor de belangrijkste vrouwelijke slaaf of bediende in een Oudgrieks huishouden. Hoogstwaarschijnlijk begeleidde zij ook de vrouw des huizes tijdens haar bevalling[1]. Een doula, zoals ze in wetenschappelijke onderzoeken wordt bedoeld, is een getrainde leek die ononderbroken lichamelijke en emotionele steun geeft aan de barende vrouw. De steun bestaat uit aanmoediging, bevestiging en geruststelling; fysiek contact in de vorm van massage, vasthouden en strelen; zorgen voor comfort zoals een bad of douche, genoeg te drinken, helpen zoeken naar een prettige houding; en uitleg geven over wat er gebeurt tijdens het baringsproces. Ze heeft een positieve houding tegenover de barende vrouw en speelt actief in op haar behoeften en wensen. Zij geeft geen medische zorg[2].
voor het ‘Baby Friendly Initiative’. Eén van de medisch studenten met wie Klaus het onderzoek uitvoerde, Wendy, sprak vloeiend Spaans en was innemend. Zij bleef bij de vrouwen tijdens de baring, sprak hen moed in, zei dat ze het goed deden. Deze vrouwen bevielen sneller dan de anderen, met minder complicaties, en er kwam spontaan melk uit de borsten. Door de uitzonderlijke behandeling van Wendy konden de vrouwen niet meer deelnemen in de studie. Na zijn aanvankelijke boosheid wegens interruptie van het onderzoek, realiseerde Klaus zich dat Kristel Zeeman is verloskundige, medisch antropoloog, lid van de redactie en beleidsmedewerker van de KNOV
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.35
LET OP !!! Lage resolutie!
Doulazorg
DOULA’S
35
January 20, 2006
PRAKTIJK
hier iets bijzonders aan de hand was. Wendy’s aanwezigheid had verschil gemaakt. Niet lang daarna verrichtte hij zijn eerste studie naar het effect van de aanwezigheid van een doula tijdens de bevalling, in het zelfde Guatemalteekse ziekenhuis. Verschillende studies en publicaties volgden. Wetenschappelijk bewijs Dat doula’s verschil maken werd al snel wetenschappelijk onderbouwd. Na Klaus pakten ook anderen het onderwerp op en momenteel zijn er verschillende meta-analyses beschikbaar. Hierin komt naar voren dat één op één begeleiding resulteert in significant minder keizersneden[3,4,5], minder kunstverlossingen[3,4,5], minder gebruik van oxytocine[3,4,5] en pijnbestrijding[3] en een kortere baringsduur[4,5]. Het grootste effect blijkt bij primiparae en vrouwen met een lage sociaaleconomische status. Klaus kan
alleen speculeren over een verklaring van deze effecten. Klaus: “De aanwezigheid van een doula vermindert de angst en de bezorgdheid van de barende vrouw, waardoor haar adrenalinespiegel laag blijft, wat een vlottere bevalling in de hand kan werken. Het lichamelijk contact tussen doula en barende zorgt daarnaast voor een verhoogde oxytocinespiegel. Lichaamseigen oxytocine dat pulserend wordt afgegeven heeft een pijnstillend en slaapverwekkend effect. Het verhoogt de pijndrempel en stimuleert de afgifte van endorfine, waarschijnlijk is hierdoor minder pijnstilling nodig. Ook kan het zo zijn dat louter de aanwezigheid van de doula bij de bevalling leidt tot minder interventies door artsen”. De review van Scott et al[4], waaraan Klaus meewerkte, onderzocht tevens het verschil in effect bij vrouwen die continue of intermit-
terende steun kregen. Intermitterende steun, zoals verloskundigen die in Nederland meestal geven, heeft blijkens deze review geen of een veel minder positief effect. Juist de continue aanwezigheid van een persoon die ervaring heeft met bevallingen is van het grootste belang, zo benadrukt Klaus. Zelfs als zij niets doet en de baring alleen observeert, zijn de baringsuitkomsten positiever dan wanneer er niemand aanwezig is. Gezien zijn mooie onderzoeksresultaten pleit Klaus voor een doula bij iedere bevalling. Maar de populatie en setting van de onderzoeken die hij deed, waren geheel anders dan de gebruikelijke situatie in Nederland. Het effect van een doula in zijn onderzoeken in Guatemala is groot bij vrouwen die anders helemaal geen begeleiding hadden en bovendien in een lawaaiige, onpersoonlijke
Bij de inuit is de aanwezigheid van een doula heel normaal. Van links naar rechts: de verloskundige, de doula, de barende vrouw en de toekomstige vader
36
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.36
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
PRAKTIJK
omgeving bevielen. In Nederland hebben verreweg de meeste vrouwen ondersteuning van een bekende persoon, in een veel vriendelijker omgeving. Heeft de doula in Nederland een even groot effect? Klaus kan daar geen sluitend antwoord op geven, maar verwacht dat vrouwen in Nederland ook veel profijt van een doula kunnen hebben. “De meeste partners en andere familieleden zijn meestal niet erg ervaren met bevallingen. De doula weet beter wanneer en op welke manier ze de vrouw kan ondersteunen. Dit geeft de vrouw vertrouwen in haar eigen kunnen en de andere aanwezigen vertrouwen in een goede afloop. Bovendien kan een partner zelf ook wel wat steun en geruststelling gebruiken. Het is vaak onduidelijk wat zijn rol tijdens de bevalling precies is en het zien van alle veranderingen die zijn vrouw ondergaat, kan heel stressvol zijn”. Een onderzoek van Bertsch et al laat zien dat begeleiding door een partner alleen, niet hetzelfde positieve effect heeft als wanneer er ook een doula aanwezig is[2]. Opvallend is dat de doula de ondersteunende rol van de partner niet overbodig maakt. Integendeel, partners blijken in aanwezigheid van een doula juist meer lichamelijk en emotioneel contact met hun vrouw te hebben. Dat Nederlandse vrouwen gewend zijn aan het idee dat er niet doorlopend een professional aanwezig is en dat ze vaak alleen is met haar partner tijdens de weeën, is volgens Klaus geen argument om continue steun achterwege te laten. Veel vrouwen zijn angstig tijdens de bevalling en voor hen kan uitgebreide begeleiding cruciaal zijn. Marshall’s vrouw, de psychotherapeute Phyllis Klaus die ook aanwezig was in Leiden, zegt daarover: “Een baring kan een vrouw maken
of breken. Een vrouw is zo open tijdens de bevalling, zo kwetsbaar. Er hangt heel veel af van hoe er tijdens de baring met haar omgegaan wordt. Als er niet goed op haar behoeften wordt ingespeeld, als ze zich miskend of in de steek gelaten voelt, kan dit haar ernstig traumatiseren. Anderzijds, als juist goed op haar behoeften wordt ingespeeld, als iemand haar stimuleert en prijst, kan ze door de bevallingservaring opgetild worden. Dan is het juist een bijzondere, versterkende ervaring”. De verloskundige als doula? Verloskundigen in Nederland zijn dan misschien niet doorlopend aanwezig tijdens de bevalling, toch vertoont de zorg die zij geven veel gelijkenis met die in de taakomschrijving van een doula. Moet al die expertise opgegeven worden en overgedragen worden aan nieuw op te leiden doula’s? “Verloskundigen zien de doula vaak als een bedreiging”, zegt Phyllis Klaus. “Onterecht, want een doula is niet medisch geschoold. Zij is er alleen voor de emotionele steun, voor het welzijn van de moeder, voor eventuele uitleg en geruststelling. Sterker nog, een doula móet iemand anders zijn dan de verloskundige. Een verloskundige moet een zekere afstand bewaren om de juiste beslissingen te nemen, om er professioneel in te blijven staan. Dat is een duidelijk andere rol dan die van de doula, die als het ware één wordt met de moeder”. Daarnaast is het ingewikkeld om als verloskundige met een normpraktijk continue begeleiding te garanderen. Volgens Marshall Klaus is de kraamverzorgster de aangewezen persoon om de rol van doula in het Nederlandse systeem op te pakken. “Jullie hebben die ‘zusters’ al, zet ze in!”.
Je kunt je echter ook afvragen of verloskundigen op die manier niet te veel uit handen geven. In veel andere landen is het geven van continue steun de kerntaak van een verloskundige en daarom juist haar meerwaarde. Het is een principiële vraag: willen we in Nederland meer toe naar een verloskundige die begeleidt als een doula of een die meer professionele afstand heeft, zoals bijvoorbeeld een gynaecoloog? Met andere woorden: passen we de zorg aan aan het huidige systeem met de bestaande tarifering en schakelen we deels anderen in voor de begeleiding of proberen we randvoorwaarden te creeren om zelf alle ondersteuning te bieden die een vrouw nodig heeft? De KNOV erkent het belang van continue ondersteuning tijdens de ontsluitingsperiode, vooral bij vrouwen die angstig zijn en/of veel pijn ervaren. In de richtlijn ‘Niet vorderende ontsluiting’ die in februari verschijnt, wordt daar uitgebreid aandacht aan besteed. ■ Met dank aan Mariël Croon Verwijzingen [1] www.charm.net/~totoro/ doula.html [2] Klaus MH en Kennell JH. The doula: an essential ingredient of childbirth rediscovered. Acta Paediatr 1997(86):1034-6, [3] Hodnett ED, Gates S, Hofmeyr GJ, Sakala C. Continuous support for women during childbirth. Cochrane. Database.Syst.Rev. 2003;(3):CD003766 [4] Scott KD, Berkowitz G, Klaus M. A comparison of intermittent and continuous support during labor: a meta-analysis. Am J Obstet Gynaecol 1999;180(5):1054-9 [5] Zhang J, Bernasko JW, Fahs M. Continuous labor support from labor attendant for primiparous women: a meta-analysis. Obstet Gynaecol 1996;88(4):739-44
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.37
LET OP !!! Lage resolutie!
37
January 20, 2006
Column
PRAKTIJK
EEN, TWEE……
Gerardien zit voor me op spreekuur. Ze is net zo oud als ik en 32 weken zwanger van haar derde kindje. Ik mag haar erg graag en ook al hebben we hele verschillende levens: we zitten op één golflengte. Ik was bij haar eerste bevalling én bij haar tweede bevalling. Ze zegt: “Het maakte me in het begin van deze zwangerschap niet zo veel uit wie er bij mijn bevalling zou zijn, maar nu het dichterbij komt, zou ik het toch wel héél leuk vinden als jij me weer komt helpen.” Ik denk aan de andere twee keer in hun gezellige huisje. “Ik ook hoor”, zeg ik. En dat meen ik. Ik vind het sowieso altijd leuk om bevallingen te doen. Gerardien is 40 weken en ze is nog niet bevallen. Ik beloof haar dat ik haar bij 41 weken thuis kom strippen, als ik een weekenddienst heb. Wát een tegenvaller wordt dat! Ze heeft een hele sacrale portio en nog geen vingertop ontsluiting. En dat voor een mult. Het is nog steeds gezellig in hun huis. De oudste twee, Louise en Sam, vinden het ook leuk dat ik er ben. Louise, die nu vijf is, weet dat ik heb geholpen toen zij geboren werd. Ze kan er niet genoeg van krijgen dat ik met mijn handen aangeef hoe klein ze was toen ze nog een baby was.
38
En als ik zeg dat ik haar aan haar oren uit de buik van haar moeder heb getrokken, krijgt ze de slappe lach. Sam van drie wil dat ik ook even aan zijn oren trek. “Ik ben jarig!” roept hij. Dat is niet waar, maar hij vindt het erg leuk als je ‘gefeliciteerd’ tegen hem zegt. Als ik vijf dagen later de dienst ’s avonds weer overneem, meldt mijn collega opgetogen dat Gerardien beginnend in partu is en dat ze blij is dat ik kom helpen. Maar er gebeurt verder weinig tot niets. De volgende dag ga ik maar weer even kijken. Voor de deur staat een grote kist kastanjes. Het toucher is onveranderd en het lijkt erop dat dit
een inleiding gaat worden. Wat jammer, na twee voorspoedige thuisbevallingen! Ik stuur Gerardien door naar de gynaecoloog voor een serotiniteitscontrole, rond mijn dienst af, trek mijn schaatspak alvast aan en op het moment dat ik omgekleed en wel met de pieper, agenda en telefoon naar mijn collega wil rijden om over te dragen, belt Gerardien me. “Het is nu om de vijf minuten en het is nu ECHT!” roept ze. Ik ga kijken en inderdaad: vijf centimeter. Ik twijfel, want ik heb eigenlijk andere plannen, maar mijn twijfel duurt niet lang. “Als jij het niet erg vindt dat ik in mijn schaatspak loop, blijf ik om je te helpen.” Ik krijg een stralende glimlach tussen twee weeën door. Twee uur later ligt Gerardien nóg stralender op bed, met dochter Lieke in haar armen. Als ik later langskom voor de kraamvisite stáát Louise er op dat zij een foto maakt van mij met Lieke in mijn armen. Ik zie aan haar snuitje dat ze op iets aan het broeden is. De volgende dag blijkt waarom. Met een grote grijns drukt ze de foto in mijn handen: “Kijk!” Haar moeder Gerardien zegt: “Wij hadden het niet eens gezien, dat heeft ze helemaal zelf bedacht.” En terwijl Louise alweer met haar poppenhuis aan het spelen is en Sam op mijn schoot is komen zitten, zie ik wat ze bedoelt. Ik sta – met een wat slaperige blik - op de voorgrond. Achter me hangen twee grote foto’s aan de muur: Louise en Sam als baby. “Knap hè”, zegt Gerardien: “alle drie op één foto!” ■ Nyx
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.38
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
INFORMEERT VROUWEN BERICHTEN
WERK EN ZWANGERSCHAP OVER
Veel vrouwen weten niet waar ze aan toe zijn als ze zwanger zijn en werken. Wanneer moeten ze hun werkgever inlichten, waar moeten ze op letten als ze werken met gevaarlijke stoffen, wat zijn hun rechten als het gaat om extra pauzes, hoe zit het met kolven op het werk? Allemaal vragen die beantwoord worden in de folder ‘Werk en Zwangerschap’ van FNV Bondgenoten. Er is veel aandacht voor arbeidsomstandigheden die voor zwangeren van belang zijn, zoals werken met gevaarlijke stoffen, geluid, tillen, stress etc. Deze informatie ontbrak tot nu toe vaak in folders over werk en zwangerschap. FNV Bondgenoten vindt het belangrijk dat zwangere vrouwen weten waar ze in hun werk tegenaan kunnen lopen. Vandaar dat de vakbond nu een overzichtelijke folder heeft geschreven waarin per maand wordt aangegeven waar een zwangere mee te maken kan krijgen. De folder beslaat de maanden van de zwangerschap en de eerste vijf maanden na de bevalling. De folder wordt gratis aangeboden. Alle verloskundigenpraktijken in Nederland kregen eind december per post een set folders opgestuurd met het verzoek die mee te geven
aan zwangere vrouwen. Als er meer folders nodig zijn, kunnen die gratis worden besteld bij FNV Bondgenoten, via 0900-9690. Zoals gezegd is de folder een aanvulling op de bestaande informatie, omdat nu ook zaken rond arbeidsomstandigheden belicht worden. Een voorbeeld is het werken met gevaarlijke stoffen: veel werknemers weten niet of ze er zelf mee werken blijkt uit onderzoek door de FNV (terwijl naar schatting 300 baby's als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen met een afwijking geboren worden). Door in de folder aandacht te vestigen op de risico’s, hoopt de FNV dat vrouwen eerder naar hun werkgever zullen stappen om informatie te vragen. Eigenlijk is de werkgever verplicht om de vrouwen goed voor te lichten, maar dat blijkt in de praktijk lang niet altijd te gebeuren. Daarnaast komen onderwerpen als straling, solliciteren, tillen, ploegendienst, nachtdienst, stress, zwangerschapsverklaring, pauze, zwangerschapsverlof, kraamverlof, kolven op het werk, ouderschapsverlof, calamiteitenverlof en minder werken aan de orde. De folder Werk en Zwangerschap is beknopt en verwijst naar een uitgebreidere brochure Alles over
Voorlichtingsmiddelen
FNV
Werk en Zwangerschap. In deze brochure, die vanaf 1 januari beschikbaar is, staat werkelijk alles over arbeidsomstandigheden, verlofregelingen etc. in verband met zwangerschap en de zorg voor kinderen. Deze brochure is voor leden van FNV Bondgenoten gratis te bestellen. Andere belangstellenden kunnen de tekst downloaden via www.fnvbondgenoten.nl ■ Meer informatie: Nathalie Koopman, voorlichter FNV Bondgenoten; 030-2738389 of 06-51406105 Extra folders zijn te bestellen via het Informatienummer van FNV Bondgenoten: 0900-9690 (€ 0,10 per minuut)
RECTIFICATIE In het decembernummer stond op pag. 51 e.v. een praktijkartikel over de ’Innovatie in de Amsterdamse eerstelijns verloskunde’. Het artikel was van de hand van Anne Annegarn,
werkzaam als adviseur en accountmanager Verloskunde bij de 1stelijn Amsterdam. Anne is bereid om vragen van andere kringen te beantwoorden die bezig zijn om soortgelijke plannen te ontwikkelen
dan wel uit te voeren. Anne Annegarn is bereikbaar via E: a.annegarn@ 1stelijnamsterdam.nl
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.39
LET OP !!! Lage resolutie!
39
January 20, 2006
Cursus theorie en counseling van prenatale screening Docenten: Marlies Rijnder verloskundige-onderzoeker1, Simone Buitendijk arts-epidemiolog1, Peter Schielen, medisch bioloog2, Ger Ceelen trainer communicatieve vaardigheden3 Ko van Wouwe kinderarts1, Elske van den Akker gezondheidseconoom1 In maart/april 2006 geeft TNO Kwaliteit van Leven een tweedaagse cursus over de principes van prenatale screening. De cursus bestaat uit een theoretisch deel (1ste trainingsdag) en praktisch deel (2de trainingsdag). Tijdens de eerste trainingsdag komen basisaspecten van screening aan de orde, zoals testeigenschappen, positief en negatief voorspellende waarden van een testuitslag voor een individuele patiënt. Met deze aspecten wordt op de cursusdag door de cursisten geoefend. Daarnaast wordt de achtergrond en inhoud van de tripletest en combinatietests zoals die nu worden geadviseerd in het Gezondheidsraadadvies van 2001, behandeld evenals de interpretatie van de testuitslagen. Gezien de noodzakelijke juiste informatieverstrekking door verloskundigen aan aanstaande ouders over één van de te screenen aandoeningen, worden de laatste wetenschappelijke inzichten tav herkennen, prognose en behandeling van Down’s syndroom behandeld. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de principes van omgaan met kansen en basisbeginselen van risicoperceptie en de ervaringen van vrouwen met prenatale screening. Tijdens de tweede trainingsdag staat het oefenen van gespreksvaardigheden centraal. Samen met een trainer en een actrice wordt gewerkt aan het versterken en verbeteren van uw communicatieve vaardigheden. Wat is de meest effectieve wijze waarop de verloskundige de zwangere vrouw informeert over prenatale screening? Hoe informeer je iemand over een negatieve uitslag? Welke invloed heeft religie op de communicatie over dit onderwerp? En wat is dan de meest respectvolle en effectieve communicatie? Hoe kan het best worden omgegaan met een dominant aanwezige partner? Deze onderwerpen worden spelenderwijs uitgewerkt waarbij uw visie en deskundigheid over dit onderwerp als vertrekpunt geldt.
Cursusdata: 31 maart (theorie) en 7 of 21 april (gespreksvaardigheden 2 x halve groep) Plaats: TNO Kwaliteit van leven, Wassenaarseweg 56, 2301 CE Leiden Aanmelding: telefonisch via het secretariaat: 071-5181671 of per e-mail:
[email protected] Kosten: € 290,1
TNO KvL, 2 RIVM, 3 Communicatie bureau voor interactieve trainingen
Verloskundigenpraktijk Materna Annemiek Janssen, Femke Pelgrum, Carin Voortman Korenbree 23A, 7271 LH Borculo, 0545 - 272323
van
In verband met het zwangerschapsverlof van een van ons zijn we voor de maanden juni t/m september op zoek naar een :
Hogerop?
Waarneemster Tevens zoeken we een waarneemster voor de zomervakantie, in juli en augustus.
Volg dan de Universitaire Masterstudie Verloskunde
Onze praktijk: * ca. 330 inschrijvingen per jaar * werkgebied Borculo, Neede, Ruurlo e.o. * veel thuispartus * goede samenwerking met 2e lijn * geautomatiseerd met Orfeus * slaapgelegenheid aanwezig
Geen korte cursus, maar een volwaardige en intensieve universitaire masterstudie.
Heb je vragen of lijkt het je wat? Bel of mail ons: 0545 - 272323,
[email protected]
200502 - januari.pdf - pag.40
Interesse?
Onderwijsbureau Masterstudies Bel (020) 566 6944 of mail:
[email protected]
KIJK ook op www.amc.nl/
masterverloskunde
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
NIEUWSBLAD Proefje foliumzuur Eurocat-onderzoekers zien nog steeds maar één oplossing voor de ondermaatse inname van foliumzuur door vrouwen rond de conceptie: foliumzuurverrijking van brood. Dit schrijven zij in een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Met toegevoegd foliumzuur in brood zouden alle lagen van de bevolking bereikt worden. Gerichte voorlichting door verloskundigen en artsen en de reclamecampagne van de overheid over foliumzuur rondom de conceptie hebben gezorgd voor een daling van het aantal neuralebuisdefecten met 22%. Dit vinden de Eurocatonderzoekers volstrekt onvoldoende. Zij wijzen naar landen als de Verenigde Staten en Canada waar foliumzuursuppletie in voedsel de norm is. Hier zakten de percentages NBD met respectievelijk 26% en 48%. Om tot voedselverrijking over te gaan zou Nederland zijn beleid op dat gebied moeten wijzigen. Tot nu toe is dit immers verboden. De Eurocat-onderzoekers raden aan de Europese WHO richtlijnen te volgen. De gezondheidseffecten van deze verrijking zouden wel blijvend onderzocht moeten worden, want of foliumzuur voor de niet-zwangere populatie zoveel gezondheidswinst oplevert? Bron: NTVG 2005,149;46 Cd-rom Zorg voor Borstvoeding Iets voor uw praktijk? Begin 2006 brengt de stichting Zorg voor Borstvoeding een Cd-rom uit met een groot aantal documenten dat is ontwikkeld door kraamzorgorganisaties, ziekenhuizen, thuiszorginstellingen en verloskundige praktijken. ‘Het is van alles wat, van prenatale voorlichting en protocollen tot neutrale folders over flesvoeding en kolfdagboekjes;
maar in ieder geval zijn het documenten waarvan wij vinden dat ze de moeite waard zijn om te verspreiden’, zo meldt ZVB in het laatste nummer van Goed Gevoed. De Cd-rom kost circa 25 euro, inclusief verzending. ZVB verzoekt te laten weten of u interesse heeft, dan kan de oplage daarop afgestemd worden. Ook als u beschikt over een uitgave die voor de Cdrom geschikt is, kunt u contact opnemen met ZVB via de website
[email protected] Short Report Eurocat Eurocat brengt jaarlijks een tabellenboek uit met prevalentiecijfers, tijdtrends en geografische spreiding van aangeboren afwijkingen. Om de onderzoeksgegevens sneller beschikbaar te kunnen stellen, heeft Eurocat ervoor gekozen een short report op de website te zetten van cijfers uit de periode 19812003. Deze verkorte versie van het tabellenboek kunt U downloaden via www.eurocatnederland.nl Bron: Eurocat Nieuwsbrief
VWS onderzoekt kraamzorgveiling Zorgaanbieders hebben tegenover minister Hoogervorst van VWS de kraamzorgveiling bekritiseerd. Het systeem zou onvoldoende transparant zijn en de kwaliteit van zorg in gevaar brengen. De minister zelf staat positief tegenover de veiling, maar heeft wel opdracht gegeven tot een onderzoek aan het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) en de Zorgautoriteit in oprichting (Zaio). Hoogervorst schrijft in een brief aan deze binnenkort fuserende instanties: ‘Nieuwe systemen stellen vaak andere eisen aan de omgeving en dat geldt ook voor de zorgveiling’. Het onderzoek moet volgens Hoogervorst dan ook gericht zijn op de randvoor-
BERICHTEN
waarden en systeemeisen die het instrument zorgveiling nodig heeft. De publieke belangen als toegankelijkheid, doelmatigheid en kwaliteit zouden daarbij het uitgangspunt moeten vormen. Ook wil VWS weten of de huidige praktijk van zorgcontractering voor verbetering vatbaar is. Hoogervorst heeft gevraagd om presentatie van de resultaten voor augustus 2006. Tot die tijd onderzoeken CTG/Zaio tevens de mogelijkheid van vrije tarieven in de kraamzorg. Hoogervorst geeft aan dat deze pas na januari 2007 ingevoerd kunnen worden. Bron: VWS SIDS en zwangerschapscomplicaties Vrouwen. waarvan een baby aan wiegendood (SIDS) is overleden, hebben meer kans op zwangerschapscomplicaties. De kans op prematuriteit of dismaturiteit is in een volgende zwangerschap tweetot driemaal zo hoog. Omgekeerd is ook de kans op wiegendood bijna verdubbeld, wanneer in een eerste zwangerschap pre- of dismaturiteit optrad. Volgens Britse onderzoekers liggen aan het verband tussen SIDS en complicaties in andere zwangerschappen gemeenschappelijke maternale factoren ten grondslag, plus de herhalingskans van obstetrische complicaties als groeivertraging en vroeggeboorte. Ook andere mechanismen zijn van invloed, zoals genetische predispositie en leefstijlfactoren. Intra-uteriene groeivertraging en prematuriteit zijn beide risicofactoren voor wiegendood. De ernst van de groeivertraging of prematuriteit staat niet in verband met de kans op SIDS. De onderzoekers vonden een associatie tussen verhoogde concentratie alfa-foetoproteïne – een marker voor placentaire dis-
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.41
LET OP !!! Lage resolutie!
41
January 20, 2006
BERICHTEN
functie- en het risico van SIDS. Daaruit concluderen zij dat suboptimale intra-uteriene omstandigheden een belangrijke oorzaak kunnen zijn van SIDS, zelfs als duidelijke zwangerschapscomplicaties achterwege blijven. Het verklaart ook waarom SIDS in een gezin soms meer dan een keer optreedt. Als een eerste kind aan wiegendood overlijdt, is de kans op herhaling in hetzelfde gezin ongeveer 6 tot 7 promille. Bron: Lancet 2005, vol 366;17:2107-2111 Entre Nous Het klinkt als een knusse gelegenheid voor de late avond, maar hier betreft het een serieus tijdschrift van de Wereldgezondheidsorganisatie en de United Nations Population Fund op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid. Allerlei onderwerpen passeren in Entre Nous de revue: anticonceptie, veilige zwangerschap, emancipatie, abortus en SOA’s. De informatie in het tijdschrift focust op de bescherming van de gezondheid van kwetsbare groepen zoals migranten en jongvolwassenen. Gratis te bekijken op internet via website euro.who.int/entrenous. Of driemaal per jaar tegen betaling thuis te ontvangen. Abonneren kan via de website. XY zwemt beter dan XX Het aantal cellen met X en Y chromosomen is gelijk verdeeld in menselijk sperma. Mannelijke embryo’s en foetussen hebben een kleinere kans om het baarmoedermilieu te overleven. Hoe kan het dan dat er wereldwijd toch meer jongens dan meisjes geboren worden? Onderzoeker Luc Smits en collega’s bogen zich over deze vraag. Zij analyseerden de data van 5.283 vrouwen die tussen 2001 en 2003 42
van een eenling waren bevallen. Onder de 498 vrouwen die er langer dan een jaar over deden om zwanger te worden, bleek de kans op een jongen 57,6% te zijn. Bij de vrouwen die er minder tijd voor nodig hadden, was dit percentage 51,1%. Smits ea concludeerden hieruit dat er een verband bestaat tussen de tijd die ervoor nodig is om zwanger te worden en de kans op een jongen. Ook leidden de onderzoekers uit de resultaten af dat ieder jaar dat het langer duurt om zwanger te worden, de kans op een jongen met 4% toeneemt. Smits ea zoeken de verklaring in het feit dat de kans op fusie met de eicel groter is voor Y-dragende spermatozoa, omdat deze beter door viscose vloeistoffen heen kunnen zwemmen. Hoe taaier het cervicale slijm, hoe lastiger de conceptie, en hoe meer kans op concepties van mannelijk nageslacht. Toch moet ook met andere factoren rekening worden gehouden. Inferieur cervixslijmvlies gaat vaak gepaard met hormonale stoornissen en verstoorde ontwikkeling van eicellen, wat de kans op spontane abortus vergroot. Ook een betere timing en verhoogde frequentie van de coïtus kan voor meer mannelijke nakomelingen zorgen. Overigens ontbrak het verband tussen de seksratio en de lengte van de periode om zwanger te worden bij stellen die daarbij medische hulp hadden ontvangen. Bron: British Medical Journal 2005; 331:1437-1438
hebben. En een hoger percentage accepteert seks tussen mensen die niet veel voor elkaar voelen. Een Amerikaanse meta-analyse van Twenge en Wells (2005) van 530 studies bevestigt deze tendensen. Ook Amerikaanse jongeren uit de latere geboortecohorten zijn seksueel actiever, starten op jongere leeftijd met seks, hebben liberalere opvattingen over voorhuwelijkse seks en ervaren minder schaamte. De Amerikaanse studie suggereert echter dat die verschuivingen in seksuele attituden en gedrag vooral bij vrouwen heeft plaatsgevonden en in mindere mate bij mannen. Dit zou komen door de grotere ‘erotische plasticiteit’ bij vrouwen. Hun seksualiteit zou meer beïnvloed worden door culturele en sociale invloeden dan die van mannen. Bij vrouwen is het percentage dat voorhuwelijkse seks goedkeurt gestegen van 30% in 1958 tot 91% in 1987. Bij mannen is het in deze periode gestegen van 54% tot 84%. Bij vrouwen hangt het seksuele gedrag samen met heersende attituden in de vijf tot tien jaar ervoor en tevens met de vijf en tien jaar erna. Bij mannen is alleen een samenhang te ontwaren tussen het seksuele gedrag en de heersende attituden tien jaar daarvoor. Bron: Tijdschrift voor Seksuologie, december 2005 ■ Meer actualiteiten op www.knov.nl en de ledensite van de KNOV.
Erotische plasticiteit In tien jaar tijd is de houding van jongeren ten opzichte van seksualiteit veranderd, zo blijkt uit de recent gepubliceerde Nederlandse studie Seks onder je 25e. Zo zijn er tegenwoordig meer jongeren die tongzoenen, vrijen en orale seks
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.42
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
CONGRES EN CURSUS 2 en 23 februari Prenatale screening Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomsten van 10.00-17.00 uur in Maastricht; kosten: € 375,- bij gelijktijdig inschrijving voor cursus Prenatale screening en Preconceptiezorg zijn de totale kosten € 700,-. 3 februari, 10 februari en 10 maart 2006 Evidence-Based Midwifery, module 1, 2 en 3, Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomsten van 10.00 - 17.00 uur in Maastricht; kosten: € 365,- inclusief lunch. 6 februari 2006 Vaardigheidtraining fluxus, schouderdystocie en stuit Meer informatie: www.verloskundigeopleiding.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Groningen; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en bewijs van deelname (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). Opgeven tot 1 maand voor aanvang.
7 februari, 14 maart en 4 april 2006 Training toetsgroepbegeleiders Intercollegiale toetsing Het goede voornemen voor 2006 om in uw kring een toetsgroep te starten in de praktijk brengen? De driedaagse training voor toetsgroepbegeleiders geeft u daar de handvatten voor. Deelname aan methodisch collegiaal overleg wordt in 2006 in het kwaliteitsregister gewaardeerd, het begeleiden van een toetsgroep levert dan extra punten op. Zin om toetsgroepbegeleider te worden? Geef u dan op voor de driedaagse training. Meer informatie: Barbera Blokland, T: 030-2294299 of kijk op onze ledensite: www.knov.nl 8 en 15 februari, 8 en 15 maart 2006 Financieel management en gezondheidseconomie Meer informatie: cursusdagen van 17.00 tot 22.00 uur; kosten: € 1.140,-; cursusplaats: AMC Amsterdam; www.nspoh.nl/bm, tel. 020-5664949,
[email protected].
BERICHTEN
Uitgebreide informatie over de in dit overzicht opgenomen cursussen, congressen en symposia vindt u op de website van de KNOV: www.knov.nl of op de in de tekst aangegeven websites.
9 februari 2006 Alumnidag Verloskunde Academie Amsterdam, afstudeergroep juli/oktober 2005 Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 10.00-16.00 uur in Amsterdam; kosten: € 55,- voor alumni, inclusief reader, lunch en koffie/thee. 13 februari 2006 Reanimatie volgens nieuwe richtlijn Meer informatie: www.verloskundigeopleiding.nl; bijeenkomst van 13.0017.00 uur in Groningen; kosten € 179,- inclusief reader, koffie/thee en certificaat (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-).
Meer dan nodig De Millenniumdoelen werden ondertekend door de regeringsleiders van 189 landen. Zij spreken onder meer over goede gezondheidszorg en sociale zorg voor iedereen in 2015. Om dit doel te behalen, moet natuurlijk nog wel wat gedaan worden! Door het inzetten van vakspecialisten met kennis en werkervaring in de gezondheidszorg en/of sociale dienstverlening zorgt VSO dat lokale collega's uit ontwikkelingslanden de gezondheidszorg in hun land verder helpen groeien. Werken in een ontwikkelingsland iets voor u? Op zaterdag 11 februari 2006 organiseert VSO Nederland een informatiemiddag voor geïnteresseerden werkzaam in de gezondheidszorg. Meer informatie: www.vso.nl of T: 030 2320620.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.43
LET OP !!! Lage resolutie!
43
January 20, 2006
BERICHTEN
14 februari 2006 Hechten Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.0017.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en bewijs van deelname (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). 14 februari en 7 maart 2006 Cursus Preconceptiezorg Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomsten van 10.00 17.00 uur in Maastricht; kosten: € 375 inclusief 2 x een lunch. 15 februari 2006 Samenwerken met een (veel) eisende cliënt(e) Meer informatie: www.opti-mum.nl; bijeenkomsten van 10.00 - 16.00 uur in ’t Harde; ook op 12 april en 13 juni 2006. 16 februari 2006 Nascholing: Zwangerschap & Psychiatrie Meer informatie: www.scem.nl, bijeenkomst van 09.00 - 16.00 uur in Ede; kosten € 165,-. 17 februari 2006 WPOG symposium "goede voorlichting zorgt voor betere keuze!" Meer informatie: www.nvog.nl; bijeenkomst van 12.30 - 18.30 uur in Arnhem 21 februari 2006 Studiedag: Baby in nood; signalen en hulpverlening Meer informatie: rien.verdult@ skynet.be of telefonisch + 32 (0)12 671935; bijeenkomst van 08.45 - 16.15 uur in De landcommanderij 'Alden Biesen' te Bilzen (België); kosten: € 75,-.
44
28 februari 2006 Reanimatie volgens nieuwe richtlijn Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Amsterdam 6 maart 2006 Van stress naar flow-experience Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; drie bijeenkomsten in Amsterdam; kosten: € 195,- inclusief bewijs van deelname (voor stagebiedende verloskundigen en alumni € 175,-). 9 en 10 maart 2006 Caring for birth Meer informatie: Arteveldehogeschool, Mieke Embo, Brusselsepoortstraat 93, 9000 Gent, België, T: +3292659836, E:
[email protected]; www.arteveldehs.be 9 en 30 maart 2006 Preconceptiezorg Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; tweedaagse van 9.3017.00 uur in Amsterdam; kosten: € 375,-- inclusief 2x lunch, koffie/thee en reader, exclusief kosten voor boeken. In combinatie met de cursus prenatale screening ontvangt u een reductie op de cursusprijs van € 50,- (samen kosten de cursussen € 700,-). 9 maart 2006 Reanimatie volgens nieuwe richtlijn Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.0017.00 uur in Amsterdam; kosten € 179,- inclusief reader, koffie/thee en certificaat (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-).
13 maart 2006 Van stress naar flow-experience Meer informatie: Meer informatie: www.verloskunde-academie.nl; drie bijeenkomsten in Amsterdam; kosten: € 195,- inclusief bewijs van deelname (voor stagebiedende verloskundigen en alumni €175). 14 maart 2006 Kennismaking met Haptonomie Meer informatie: www.opti-mum.nl: bijeenkomst van 10.00 - 16.00 in ’t Harde. Kosten: onbekend; ook op 14 juni 2006. 15 maart 2006 Voorlichtingsbijeenkomsten Masterstudie Verloskunde Meer informatie: AMC; bijeenkomst van 16.00 - 18.00 uur in het AMC 16 maart, 30 maart, 13 april, 11 mei 2006 Stage-/werkbegeleiding van leerling verloskundigen Meer informatie: www.verloskundigeopleidingen.nl; bijeenkomst van 9.30-17.00 uur in Groningen. 17 maart 2006 Alumnidag vroedvrouwenschool Maastricht Eerste alumnidag start met 4 jaargroepen: afstudeerjaar 2001 t/m 2004 Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomst van 12.00 17.30 uur in Maastricht; kosten: € 55,-. 17 maart 2006 Symposium “Vetzuren rondom de zwangerschap” Meer informatie: Iduna Healthcare; www.idunahc.com; bijeenkomst van 14.30 uur tot 18.30 uur in Hilversum
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.44
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
BERICHTEN
20 maart 2006 Van stress naar flow-experience Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; drie bijeenkomsten van 15.00 -17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 195,- inclusief bewijs van deelname (voor stagebiedende verloskundigen en alumni € 175,-. 21 maart 2006 Reanimatie volgens nieuwe richtlijn Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.0017.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en certificaat (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,- ). 22 maart 2006 Verloskundigen en nieuwe wetenschap 2 Symposium ter gelegenheid van het afstuderen van de masterstudie verloskunde. Uitnodigingen worden aan alle verloskundigen toegestuurd, tevens kan via de website van het AMC ingeschreven worden. 22 en 29 maart en 19 april 2006 Geïntegreerde zorg Meer informatie: www.nspoh.nl/bm, tel. 020-5664949,
[email protected]; bijeenkomsten van 17.00 tot 22.00 uur; kosten: € 885,-; cursusplaats: AMC Amsterdam. 23 maart 2006 Vaardigheidtraining fluxus, schouderdystocie en stuit Meer informatie: www.verloskundigeopleidingen.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en bewijs van deelname (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-).
27 maart, 3 april en 10 april 2006 Informatiemanagement Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomsten van 15.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 195,- voor drie bijeenkomsten (voor stagebiedende verloskundigen en alumni € 175,- inclusief bewijs van deelname.
28 maart 2006 Achtergronden van de haptonomie en mogelijkheden in de dagelijkse praktijk 7-daagse cursus in twee weken Meer informatie: www.opti-mum.nl; bijeenkomsten van 10.00 - 16.00 uur, ’t Harde; overig data: 28/3, 11/4, 25/4, 9/5, 23/5, 6/6, 20/6; kosten: onbekend.
28 maart, 26 april, 23 mei 2006 Driedaagse voor toetsgroepbegeleiders Deze driedaagse training voor toetsgroepbegeleiders wordt gehouden in het Noorden van het land, Assen of Groningen. Heeft u zin om toetsgroepbegeleider te worden? Schrijf u dan in voor deze training. Meer informatie: Barbera Blokland, 030 2294299; aanmelden bij Carolien Kijzer,
[email protected]
30 maart 2006 Reanimatie volgens nieuwe richtlijn Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en certificaat (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-).
28 maart 2006 Vaardigheidtraining fluxus, schouderdystocie en stuit Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en bewijs van deelname (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). 28 maart 2006 Reanimatie Neonaat en stuit (basis) [cursief] Meer informatie: www.vroedvrouwenschool; bijeenkomst van 9.30 - 15.15 uur in Eindhoven; kosten: € 125,- inclusief lunch
30 maart 2006 Andere tijden, andere zorg: De nieuwe patiënt 4e patiëntencongres van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie Meer informatie: volgt. 31 maart en 21 april 2006 Cursus Preconceptiezorg Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomsten van 10.00 - 17.00 uur te Maastricht; kosten: € 375,- inclusief 2 x een lunch. 31 maart 2006 ABCD-congres Amsterdam Born Children and their Development met speciale aandacht naar het verklaren van de etnische verschillen die worden gezien in de gezondheid van de geboren kinderen. Meer informatie: www.abcd-study.nl; T: 020 555 5036; bijeenkomst van 13.00-17.00 uur in Akantes, Amsterdam; ggoedhart@ ggd.amsterdam.nl
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.45
LET OP !!! Lage resolutie!
45
January 20, 2006
BERICHTEN
6 april 2006 Vaardigheidtraining fluxus, schouderdystocie en stuit Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.0017.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en bewijs van deelname (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). 6 april 2006 Schouderdystocie en Infuus (herhaling) Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomst van 10.00 12.30 in Maastricht; kosten: € 75,-. 6 april 2006 Cursus Intracutaan hechten Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomst van 14.00 - 16.00 uur in Maastricht; kosten: € 75,-. 11 april 2006, Vaardigheidtraining fluxus, schouderdystocie en stuit Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.0017.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en bewijs van deelname (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). 11 april 2006 Reanimatie neonaat en stuit (basis) Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomst van 9.30 - 15.15 uur in Maastricht; kosten € 125,- inclusief lunch. 12 april 2006 Samenwerken met een (veel) eisende cliënt(e) Meer informatie: www.opti-mum.nl; bijeenkomst van 10.00 - 16.00 uur in ’t Harde; Herhaling: 13 juni
46
14 april en 12 mei 2006 Cursus Preconceptiezorg Tweedaagse cursus Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomsten van 10.00 - 17.00 uur in Maastricht kosten: € 375,- inclusief 2 x een lunch. 20 april 2006 Hechten Meer informatie: www.verloskundeacademie.nl; bijeenkomst van 13.0017.00 uur in Amsterdam; kosten: € 179,- inclusief reader, koffie/thee en bewijs van deelname (stagebiedende verloskundigen en alumni € 164,-). 20 april 2006 Voorlichtingsbijeenkomsten Masterstudie Verloskunde De universitaire Masterstudie Verloskunde start opnieuw in september 2006. Wanneer u
interesse heeft in deze unieke 2-jarige parttime studie kunt u nader kennis maken op de informatiebijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten informeren wij u over de inhoud van de studie, de toelatingscriteria en krijgt u voorbeelden van lesmateriaal en boeken te zien. Uiteraard is er volop gelegenheid tot het stellen van vragen. Meer informatie: www.amc.nl; bijeenkomst van 16.00 - 18.00 uur in AMC Amsterdam. 25 april en 16 mei 2006 Evidence-Based Midwifery, module 4 en 5 Meer informatie: www.vroedvrouwenschool.nl; bijeenkomsten van 10.00 - 17.00 uur in Maastricht; kosten: € 270,- inclusief lunch. ■
26 april 2006 (Vroed) vrouwen aan de bakermat van een “gesont volckje” Koning Lodewijk Napoleon heeft veel betekend voor de gezondheidszorg in ons land. Hij schonk aandacht aan vroedvrouwen en was voorstander van borstvoeding. In augustus 2006 is het 200 jaar geleden dat deze eerste koning van Nederland zijn intrek nam in Paleis Het Loo. In de aanloop naar de festiviteiten die in augustus 2006 in Apeldoorn worden gehouden, organiseert ‘Koninklijk Apeldoorn’, in samenwerking met o.a. het verloskundig platform Gelderland, een symposium. Het symposium begint om 14.30 uur en eindigt om 20.15 uur. Er zal een expositie worden geopend over de verloskunde vanuit de tijd van Koning Lodewijk Napoleon tot heden. De verloskundige Mary Swart zal een inleiding verzorgen over de rol van Lodewijk Napoleon in onze geschiedenis. Gido de Wert is ethicus en spreekt over de keuzevrijheid rondom de reproductie. Hoe Nederlandse vrouwen terugkijken op hun bevalling wordt verteld door Marlies Rijnders, verloskundige en onderzoekster verbonden aan TNO. Meer informatie en aanmelding via www.koninklijkapeldoorn.nl; locatie: CODA, Vosselmanstraat 299 te Apeldoorn; toegangsprijs € 75,-; studenten betalen € 45,-.
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.46
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006
PERSONALIA Geboren Hamzah, zoon van Margreet Boeve en Ghaith Hammouri, p.o. Box 3089, Doha, Qatar Willem Bernardus, zoon van Esther Boreel en Martijn Glaudemans, Dennenstraat 126, 6543 JX Nijmegen Lieke Hendrika Frederika Augustina, dochter van Marieke en Carlo Reijs, Andoorn 9, 5374 DE Schaijk Nienke Stephenie, dochter van Renske en Ron Schrevelius-van den Oever, De Maroc 41, 2291 JX Wateringen Gwen, dochter van Elsina en Koen Steenbakkers, Gerstpad 1, 5551 TN Dommelen Stef Johannes Franciscus, Pauline en Robert Wolters-Rooyakkers, Pierre Kempstraat 10, 6074 CP Melick Alexander, zoon van Kathelijne de Vries en Patrick van Damme, Schoolstraat 5, 2910 EssenWildert, België Roemer Jan, zoon van Veron de Zeeuw en Boris de Groot, Danie Theronstraat 30a, 1091 XZ Amsterdam Sector noordoost-Nederland Nieuwe leden (m.i.v. 01-01-2006) Mevrouw A.A. Blankespoor-van Putten, Eperweg 26, 8084 HG ’t Harde - WN Mevrouw G. Reussing-Joustra, Land van Horn 8, 8302 PR Emmeloord – Asp Mevrouw J. Stevense, Oude Deldenerweg 231, 7548 PM Enschede – VV-m Beëindiging lidmaatschap (m.i.v. 01-01-2006) Mevrouw C.M. van Duin, Tartinistraat 9, 1323 AR Almere – Asp Mevrouw M.J. Raaijmakers, Gedempte Vleddermond 9, 9502 EH Stadskanaal – VV-m Mevrouw M. Soederhuizen, Gedempte Vleddermond 9,
9502 EH Stadskanaal – VV-m Mevrouw L. Steenstra, Zwaluw 13, 3435 AA Nieuwegein – VID-zhs Sector noordwest-Nederland Nieuwe leden (m.i.v. 01-01-2006) Mevrouw K. Bakker, Beukenhof 3, 1744 LN St. Maarten, Asp Mevrouw I. Bouman, Zuidwenk 18-5, 3751 CD Spakenburg – VV-m Mevrouw A.W. van der Meij, Klipper 56, 1721 GZ Broek op Langedijk - Asp Mevrouw M. Molendijk, Buenos Airesstraat 13, 1334 HA Almere – Asp Mevrouw M. Oud, Spaarndamseweg 386 flat 73, 2022 EA Haarlem - Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2006) Mevrouw S. Van Sijl, Rembrandt van Rijnhof 31, 1394 EH Nederhorst den Berg - Asp Sector zuid-Nederland Nieuwe leden (m.i.v. 01-01-2006) Mevrouw J.A. Alblas, Spechtstraat 5, 3161 TR Rhoon – Asp Mevrouw J.C. Burbaum, Rembrandtstraat 43, 3331 CN Zwijndrecht – Asp Mevrouw D. Eleveld, Herbenusstraat 93C23, 6211 RB Maastricht – Asp Mevrouw F. Ibrahimi, van Assendelftgaarde 80, 3341 SG Hendrik Ido Ambacht – Asp Mevrouw C.A.H.M. van IrsenJacobs, Pastoor de Klijnlaan 3, 5171 JT Kaatsheuvel – BL Mevrouw C. Jansen, Duivenvoordestraat 5, 5131 CK Alphen – BL Mevrouw L. Klop-Break, Sint Jobskade 692, 3024 EN Rotterdam – Asp Mevrouw I.M. Koekoek, Koning Clovisstraat 2-b, 6224 GW Maastricht – Asp Mevrouw S. Mathijs, Jodenstraat 15, 6166 CG Geleen – Asp
BERICHTEN
Mevrouw F.J.H.J. Verhoeven, Ambyerstraat zuid 69, 6226 AW Maastricht – Asp Mevrouw A. Verleye, Opfergeltstraat 3c, 6363 BW Wijnansrade – VV-m Mevrouw A. Wegen, De Wiek 15, 4261 XP Wijk en Aalburg – Asp Mevrouw J.M.A. Willemsen, Schepenstraat 88b, 3039 NN Rotterdam – BL Mevrouw J. Zwart, Groeneweg 11, 6271 BR Gulpen - Asp Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2006) Mevrouw W. Ernes, Romuluslaan 12, 5631 JW Eindhoven – Asp Mevrouw T. Geeraerts, Brandstraat 171, 2400 Mol, België – VID Art. 1 Leden, die bezwaar hebben tegen de toelating van een kandidaat (aspirant-)lid, moeten hun bezwaar met redenen omkleed schriftelijk binnen één maand na het verschijnen van het officiële verenigingsorgaan bij het Bestuur kenbaar maken. Afkortingen VID verloskundige in dienstverband VID-ep verloskundige in dienstverband in eigen praktijk VID-g verloskundige in dienstverband in gezondheidscentrum VID-zhs verloskundige in dienstverband in ziekenhuis VV vrijgevestigde verloskundige VV-m vrijgevestigde verloskundige in maatschap WN waarneemster Asp Aspirant lid BL buitengewoon lid BTL buitenlands lid SL senior lid EL erelid
T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N • J A N UA R I 2 0 0 6
200502 - januari.pdf - pag.47
LET OP !!! Lage resolutie!
47
January 20, 2006
200502 - januari.pdf - pag.48
LET OP !!! Lage resolutie!
January 20, 2006