BIV (1994-1995) nr. l
VERENIGDE VERGADEMNG VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Bulletin van de interpellaties en mondelinge en dringende vragen
Commissie voor de Sociale Zaken
OPENBARE VERGADERING WOENSDAG 29 MAART 1995
Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie - Bulletin van de interpellaties en mondelinge en dringende vragen - Gewone zitting 1994-1995
2
VERENIGDE VERGADERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE BULLETIN VAN DE INTERPELLATES EN MONDELINGE EN DRINGENDE VRAGEN
INHOUD
INTERPELLATIE van de heer Paul Galand tot de heren Didier Gosuin en Rufîn Grijp, leden van het Verenigd College, betreffende "het probleem van de verwijzingsadressen en de keuze van woonplaats van de daklozen, in verband met het algemene verslag en de voortgang van het Bmssels verslag over de armoede". (Sprekers : de heer Paul Galand, mevr. Magdeleine Willame-Boonen, mevr. Andrée Guillaume-Vanderroost, de heer Didier Gosuin, lid van het Verenigd College en mevr. Sylvie Foucart, Voorzitter).
Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie - Gewone zitting 1994-1995
OPENBARE VERGADERING VAN WOENSDAG 29 MAART 1995
Voorzitter : mevrouw Sylvie Foucart De openba-e vergadering wordt geopend om 10.20uur INTERPELLATIE VAN DE HEER PAUL GALAND TOT DE HEREN DIDIER GOSÜIN EN RUFIN GRIJP, LEDEN VAN HET VERENIGD COLLEGE, betreffende "het probleem van de verwijzingsadressen en de keuze van woonplaats van de daklozen, in verband met het algemene verslag en de voortgang van het Brussels verslag over de armoede" De h. Paul Galand (in het Frans).- Ik zou het willen hebben over het verband tussen de woonplaats en het in aanmerking komen voor het bestaansminimum. De Ministers Gosuin en Grijp hebben zoals u weet het idee geopperd van een gewestelijk daklozenregister. De personen zonder vaste woonplaats hebben zichzelf echter ook reeds georganiseerd. Overweegt de Brusselse overheid een dergelijke actie te steunen en zo ja, hoe ? In het vervolg van haar werkzaamheden gaat de Commissie de belangrijkste elementen bespreken van het verslag over de staat van de armoede in het Brussels Gewest voor 1994.
De daklozen die erom vragen, moet echter dringend een verwijsadres, een administratieve woonplaats worden toegekend. In die optiek en om misbruiken te voorkomen, hebben de hh. Grijp en Gosuin het idee van een nationaal register geopperd en voorgesteld contact te nemen met hun Waalse en Vlaamse collega's. Dit probleem stond ook op de agenda van de interministeriële conferentie van 22 maart jl. over de sociale integratie. Hoe ver staat men hiermee ? In plaats van een gewestelijk register, is Ecolo voorstander van de administratieve woonplaats, die uit juridisch oogpunt te vergelijken is met een woonplaats en die leidt tot inschrijving in het register van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Dit zou een bestand van de daklozen, wat hen trouwens nog meer kan stigmatiseren, overbodig maken. Er zou een daadwerkelijk verbod moeten bestaan dat uitsluit dat men personen uitdrijft zonder voor een nieuw onderkomen te zorgen. Bovendien zou er een verbod moeten komen om personen ambtshalve van het bevolkingsregister van een gemeente af te voeren zonder hen de waarborg te geven dat ze in een andere gemeente worden ingeschreven. Daarnaast zouden de OCMW's meer middelen moeten krijgen om de kansarmen beter te kunnen opvangen. De OCMW's moeten immers hun ultieme reddingsboei vormen.
We hebben zopas het tussentijds verslag over de armoede ontvangen. De hoop dat we over dit probleem een ernstig debat te gronde zullen kunnen voeren, zonder te vervallen in politieke bekrompenheid.
Men kan zich afvragen of het niet nodig zou zijn dat de OCMW's van de 19 gemeenten samen een wachtdienst opzetten.
De gegevens van het verslag wijzen op een stijging van de armoede in ons Gewest, vooral bij de jongeren. Bovendien worden sommige personen die zijn uitgesloten al niet meer meegeteld.
De conferentie van de voorzitters van de OCMW's van de 19 Brusselse gemeenten heeft twee doelstellingen benadrukt : de uitgesloten personen hun sociale rechten teruggeven en de diensten deze personen erbij laten helpen om opnieuw in het sociale zekerheidsstelsel te worden opgenomen. Het idee waarop deze keuze stoelt, bestaat erin de uitgestotenen opnieuw hun waardigheid te laten terugvinden. Vandaar dat op deze conferentie werd voorgesteld waardigheidscontracten op te stellen.
Tijdens het debat over het algemeen verslag over de armoede in de Raad van de Franse Gemeenschap, heeft Ecolosenator Germain Duföur het met kennis van zaken gehad over de typische aspecten van de weg die de daklozen afleggen: afhaken, weerstand, terugplooien in zichzelf, gaan leven in een andere tijd en wereld : leven van dag tot dag, wat tot regelmaat in de onregelmatigheid leidt, en een reeks zaken die voor de meesten onder ons eenvoudig lijken maar die, wanneer men dakloos is, heel ingewikkeld worden. Dit soort toestanden vergt eennieuw soort organisatie. Bij de OCMW's aankloppen is een stap die ze willen zetten, maar die de uitgestotenen angst inboezemt. Socialisatie en reïntegratie na uitsluiting vergen veel energie. De getuigenissen in het verslag herinneren ons eraan dat wij onze maatschappij humaner moeten maken. De strijd tegen de armoede komt immers iedereen ten goede. Te oordelen naar de cijfers in het tussentijds verslag voor het Brussels Gewest en gelet op de middelen en de bevoegdheden van het Gewest, is het duidelijk dat Bmssel de strijd tegen de armoede, die niet als een noodlot zonder einde mag worden beschouwd, kan winnen. In de strijd tegen de armoede, is het probleem van de woonplaats is een niet onbelangrijke factor. In de eerste plaats moet ervoor gezorgd worden dat de dakloze een woning kan krijgen.
Uzelf, mijnheer de Minister, en uw collega, de h. Grijp, lijken het erover eens te zijn dat iets moet worden gedaan voor de personen met een bestaansminimum en dat de federale steun ten gunste van de OCMW's moet worden verhoogd. Ter zake had ik graag ook bijkomende informatie over de voorstellen die op de vermelde interministeriële conferentie werden gedaan. Wat de bespreking van het algemeen verslag betreft, verheug ik me erover dat zowel de mterministeriële conferentie als het door de assemblees opgerichte comité Vierde Wereld, zich aansluiten bij de algemene aanpak van de armoede die wij in Brussel hebben voorgesteld. Wat in het oog springt bij de jongste acties van de daklozen is het feit dat de daklozen zelf het woord nemen en zich als gemeenschap organiseren. Op een van hun gespreksavonden, heb ik kunnen vaststellen hoezeer dit gemeenschapsleven de integratie in de maatschappij bevordert.
BIV (1994-1995) nr. l
VERENIGDE VERGADERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE BULLETIN VAN DE INTERPELLATES EN MONDELINGE EN DRINGENDE VRAGEN Welke steun kunnen wij aan deze acties geven zonder hun zelforganisatie te breken, maar deze te versterken en de integratie van de uitgesloten burgers bespreekbaar te maken ? Mevrouw Magdeleine WilIame-Boonen (in het Frans).Ik bevind mij in een moeilijk parket. Ik heb de documenten, die mij een antwoord hadden moeten verschaffen op de vragen die ik wilde stellen, gisteren ontvangen. Ik heb niet voldoende tijd gehad om deze documenten in te kijken, maar zal mijn vragen toch stellen. Kan het lid van het Verenigd College ons verklaren waarom dit verslag zo laat is uitgebracht ? Wij hebben het verslag over de eerste in augustus 1994 gesloten overeenkomst en het tussentijds verslag over de armoede ontvangen. Het spijt mij dat ik het algemeen verslag niet voor 31 mei zal hebben. Heeft men wel degelijk rekening gehouden met de eisen die we in onze resolutie van 16 maart 1994 geformuleerd hebben ? In het federaal verslag dat door minister Santkin aan de Koning Boudewijnstichting werd gevraagd, wordt onderstreept dat de armoede en het aantal personen dat met het bestaansminimum leeft in het Brussels Gewest toegenomen is. De daklozen zijn op straat gekomen en de ministers hebben gereageerd, maar het probleem ligt zo gevoelig dat ik mij bij de interpellatie van de heer Galand aansluit. Mevrouw Andrée Guillaume-Vanderroost (in het Frans).- Ook ik betreur dat het verslag zo laat werd ingediend. Het is een feit dat, wat de acties betreft, de daklozen zelf het woord hebben genomen en zichzelf hebben georganiseerd. We moeten dit toejuichen maar ik wil toch de aandacht vestigen op een aantal ernstige problemen. Het gebeurt dat jongeren die zodra ze 18 jaar zijn, uit het gezin worden gesloten en het dan maar zelf moeten zien te redden, met het bestaansminimum. Er worden steeds meer vrouwen met kinderen uitgesloten, en ze vennen eveneens een specifieke groep. De Socialistische vrouwen vragen reeds geruime tijd dat er een fonds voor vorderingen inzake uitkeringen tot onderhoud zou worden opgericht. Een aantal personen worden tijdelijk uitgesloten omdat een eigenaar bijvoorbeeld de sloten wil veranderen, waardoor deze huurders verplicht zijn bij opvangtehuizen te gaan aankloppen om op zijn minst een verwijzingsadres te hebben. Zouden wij de oorzaken niet kunnen aanpakken en een specifiek beleid voeren om deze kritieke situaties het hoofd te bieden ? De heer Didier Gosuin, lid van het Verenigd College (in het Frans).- Wat de staat van de armoede in Brussel betreft, beschik ik over twee documenten. Het eerste bestaat in feite uit steekkaarten met twee onderscheiden soorten informatie : enerzijds de activiteiten van de OCMW's en anderzijds hun rekeningen. Met deze steekkaarten worden drie doelstellingen nagestreefd : het opstellen van een gestandardiseerd jaarverslag, een duidelijke verdeling van de sociale hulp en, ten slotte,
een geactualiseerd verslag over de armoede. Uiteraard moet het opstellen van een dergelijk kaartenbestand nog worden verfijnd om de gegevens meer samenhang te verlenen. Er moest trouwens een gemeenschappelijk systeem voor de behandeling van de gegevens worden uitgedokterd, wat verklaart waarom de informatie dit jaar zo laat is meegedeeld, maar wat zulks voor de volgende jaren voorkomt. In april jongstleden hebben er vier plenaire vergaderingen plaatsgehad voor alle OCMW's, die trouwens infomiaticamaterieel hebben ontvangen en een document dat hen moet toelaten de bestaande programma's te verbeteren. Intussen werd de Universiteit van Antwerpen ermee belast thematische seminaries op het getouw te zetten. ui december heeft het begeleidingscomité de bij de OCMW's verzamelde gegevens ontleed, wat aanleiding heeft gegeven tot een nieuwe plenaire vergadering en, later, tot individuele ontmoetingen met de onderzoekers. De cijfers werden goedgekeurd en uit de eerste gegevens blijkt dat er in bijna alle gemeenten een constante toename is van het aantal personen dat sociale steun geniet. Statistisch beschouwd ontvangt 3,1% van de Brusselse bevolking sociale steun. Bovendien stijgt het aantal steuntrekkers tussen 18 en 34 jaar, alsmede het aantal alleenstaanden met kinderen en bejaarden die niet over het gewaarborgd inkomen beschikken. Het tweede document is een sociologisch werkstuk en strekt ertoe te laten zien welke weg de personen die van de sociale steun leven bewandelen, waarbij de verslagen van de sociale werkers als uitgangspunt worden gebmikt. Ik wens echter dat deze gegevens en de besluiten die eruit werden getrokken de door de OCMW's gevoerde acties niet ondermijnen. Integendeel, deze studies zouden de politici hun verantwoordelijkheid moeten doen nemen. Wij moeten dus overgaan van de fase van de verslagen naar de fase van de politieke keuzen, uiteraard rekening houdend met de begrotingsbeperkingen. Wij moeten ons trouwens zorgen maken wanneer wij vaststellen dat er voor een van de begeleidingsmaatregelen waartoe de federale regering heeft besloten op de begroting slechts 100 miljoen wordt uitgetrokken, wat niets betekent in vergelijking met de omvang van het probleem. Sommige mechanismen zijn duidelijk aan een grondige herziening toe. De heer Grijp en ikzelf hebben op 15 februari jl. de ministers Santkin, Taminiaux, Demeester en Lambertz aangeschreven en hen voorgesteld een voorlopige lijst op te maken van de daklozen die sociale steun wensen, maar die niet over een vaste woonplaats of over een verwijzingsadres beschikken. Er moet inderdaad een ondubbelzinnig gewestelijk of communautair solidariteitsstelsel komen indien de federale staat niet doeltreffend reageert. Eind 1994 heeft de conferentie van de voorzitters en secretarissen van de OCMW's de wens geuit dat er een federaal register zou worden opgesteld met de aanvragen om sociale steun voor de daklozen. Daar de betrokken ministers van
BIV (1994-1995) nr. l
OPENBARE VERGADERING VAN WOENSDAG 29 MAART 1995
sociale zaken hierop niet hebben geantwoord, hebben wij voorgesteld dat de bevoegde administratieve diensten een regionaal of communautair register zouden bijhouden. Tot op heden heeft alleen de heer Lambertz, namens de Duitse Gemeenschap, geantwoord dat hij het probleem zou onderzoeken, alsmede de heer Taniiniaux, die zich zorgen maakt over het probleem van dubbele of veelvuldige betalingen van sociale steun. Dit of deze register(s) zou/zouden uiteraard voorlopig zijn, in afwachting van een federaal register, ook al omdat de federale minister bevoegd is wat de toekenning van het bestaansminimum betreft. De federale Staat moet dus zo snel mogelijk een dergelijk register opstellen en de OCMW's een circulaire zenden waarin wordt herinnerd aan de huidige wetgeving ten gunste van de daklozen. Wij hebben aan al deze voorstellen herinnerd naar aanleiding van de operüngsvergadering van de uitgebreide interministeriële conferentie over de follow-up van het algemeen verslag over de armoede, die heeft plaatsgehad op 22 maart jl. en die door de Eerste Minister werd bijgewoond. We hebben de betrokken Ministers ook herinnerd aan de noodzaak om registers per gewest en per gemeenschap te maken. Aldus zullen de OCMW's over een erg hanteerbaar instrument beschikken en over een onontbeerlijk solidariteitsmechanisme.
sociale steun te verkrijgen - vertaald wordt in de vorm van een waardigheidscontract. We kunnen met deze benaming alleen maar instemmen. Zij is immers het bewijs dat de Brusselse OCMW's hun opdrachten correct willen uitvoeren. Deze bereidheid heeft echter grenzen. Het is immers een feit dat 27 % van de personen die in België van sociale steun leven, in Brussel leeft en dat het totale bedrag van de sociale steun die de Brusselse OCMW's tussen 1992 en 1994 toegekend hebben van 2,1 tot 3,4 miljard is gestegen, dat de sociale werkers in Brussel elk meer dan 180 dossiers beheren en dat van de 20 personen die in het Kasteel "La Solitude" leven er slechts twee niet uit een gemeente van ons Gewest afkomstig zijn. De druk op Bmssel wordt onhoudbaar. Hoe lang zullen we dit beleid nog kunnen financieren indien men zich op federaal vlak niet bewust wordt van deze toestand ? Een maand geleden heb ik Minister Santkin voorgesteld van de sociale steun een echt vervangmgsmkomen te maken door de steun volledig ten laste van de federale Staat te laten vallen. Als tegenprestatie zouden de OCMW's zich ertoe verbinden de aldus vrijgekomen financiële middelen aan te wenden om bijkomend personeel in dienst te nemen. Aldus zouden de OCMWs beter hun taken kunnen uitvoeren, o.a. door te zorgen voor steun- en dienstverlening die leiden tot wederinschakeling. Voor ons Gewest zou de financiële last ongeveer 180 miljoen bedragen waardoor op plaatselijk niveau ongeveer 450 nieuwe banen zouden kurmen worden geschapen.
We mogen niet vergeten dat het Bmssels Hoofdstedelijk Gewest aantrekkelijk is voor personen die in nood verkeren. Sommige plekken in Brussel, de stations bijvoorbeeld, trekken deze personen aan.
Ziedaar de voorstellen die de federale overheid werden gedaan. We hopen dat u ons zal helpen een resultaat te bereiken dat, in het kader van de acties van de Bmsselse OCMW's, voldoening zal schenken.
We hebben de ULB gevraagd een onderzoek te doen, dat ons een idee zou moeten geven van het profiel van de daklozen en dat zou moeten bevestigen of tegenspreken dat de stations hun geliefkoosde verblijfplaatsen zijn.
Bouwen aan een meer solidaire sociale zekerheid, die feilloos kan werken en die niet langer tot uitsluiting leidt, dat is de uitdaging voor de volgende jaren. In die optiek moeten we absoluut voorkomen dat er mechanismen tot stand komen die van de sociale steun een gewestelijke aangelegenheid zouden maken. De armoede dwingt ons te zorgen voor samenwerkings- en deelnemingsmechanismen tussen de federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de gemeenten en de OCMWs.
Uit het tweede verslag over de staat van de armoede in het Bmssels Hoofdstedelijk Gewest blijkt dat de drempel van 4 % aan personen die van het bestaansminimum leven of van het equivalent ervan, in 7 Bmsselse gemeenten is overschreden : Bmssel-Stad, Etterbeek, Eisene, Jette, Molenbeek, St-Gillis en St-Joost. In de mate dat de sociale steun gedeeltelijk door de federale Staat wordt temgbetaald, hebben we voorgesteld het Bmssels Hoofdstedelijk Gewest deze steun via de OCMW's te laten betalen aan de personen zonder vaste woonplaats noch verwijzingsadres. Het toegekende bedrag zou het verschil dekken tussen de kostprijs van de sociale steun en de subsidie van het Ministerie van Volksgezondheid. Dit bedrag zou worden geput uit het Bijzonder fonds voor maatschappelijk welzijn, dat bestaat uit 5% van het Gemeentefonds en dat door het Verenigd College op basis van de signalementskaarten onder de OCMW's wordt verdeeld. De conferentie van de voorzitters en secretarissen van de OCMW's heeft zijn tevredenheid geuit door voor te stellen dat de noodzakelijke sociale begeleiding - een voorwaarde om
De h. Paul Galand (in het Frans).- Ik ben het met de Minister eens wanneer hij zegt dat de federale overheid onvoldoende financiële middelen vrijmaakt. We stellen ons tot doel de sociale steun zo spoedig mogelijk terug in te voegen binnen het stelsel van de sociale zekerheid, zodat hij niet in een stelsel van parallelle steun blijft staan. Ik heb uw antwoord betreffende de administratieve domiciliering echter niet goed begrepen. Indien ik me niet vergis, houdt deze een automatische inschrijving in bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De h. Didier Gosuin, lid van het Verenigd College (in het Frans).- De wet laat geen administratieve domiciliering toe. Men heeft een verwijzingsadres bij een privé-persoon nodig.
BIV (1994-1995) nr. l
VERENIGDE VERGADERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE EN DRINGENDE VRAGEN De Voorzitter.- Er zijn nochtans 250 domicilieringen bij het Klein Kasteeltje en het Commissariaat voor de Vluchtelingen. De h. Paul Galand (in het Frans).- Een OCMW mag er dus niet mee instemmen dat een dakloze zich bij haar domicilieert. De h. Didier Gosuin, lid van het Verenigd College (in het Frans).- In Franladjk bijvoorbeeld kan men zich bij een postkantoor domiciliëren. In België kan dat niet. De h. Paul Galand (in het Frans).- Hierdoor verliezen de daklozen veel rechten. De h. Didier Gosuin, lid van het Verenigd College (in het Frans).- Het verwijzingsadres moet het adres van een andere persoon zijn en staat gelijk met een werkelijk adres. De Voorzitter.- Ik herhaal dat het OCMW van BrusselStad - en ik meen dat dit ook zo is voor het OCMW van Schaarbeek - van meer dan 250 personen een aanvraag ontvangen heeft om zich in het Klein Kasteeltje of bij het Commissariaat voor de Vluchtelingen te domiciliëren. Dit is een feitelijke toestand die zal blijven voortduren zo lang men dit probleem niet heeft opgelost. De h. Didier Gosuin, lid van het Verenigd College (in het Frans).- Deze inschrijving blijft beperkt tot de kandidaatvluchtelingen, voor wie bijzondere voorwaarden gelden. Er bestaat voor hen een federaal register en het is dus mogelijk dat de federale Staat hen tegen 100 % ten laste neemt. Dus niet de OCMW's.
-gehoord de interpellatie van de heer Paul Galand tot de heren Didier Gosuin en Rufin Grijp, leden van het Verenigd College, betreffende "het probleem van de verwijzingsadressen en de keuze van de woonplaats van de daklozen, in verband met het algemeen verslag en de voortgang van het Bmssels verslag over de armoede " : -gehoord het betoog van Mevr. Magdeleine Willame en Mevr. Andrée Guillaume en de antwoorden van het lid van et Verenigd College ; -stelt vast dat de sociale indicatoren steeds beter verzameld worden en steeds betrouwbaarder zijn ; -beveelt de voortzetting en de afwerking van het verslag aan dat wordt opgesteld over de staat van de armoede in het Bmssels Hoofdstedelijk Gewest, alsmede de organisatie van de ronde tafel met de verenigingen te velde ; -dringt erop aan dat de volgende Vergadering over het volledige verslag zou beschikken voor 30 september 1995 zoals bepaald in de ordonnantie ; -vraagt het College alle nodige politieke stappen te ondernemen om te zorgen voor een administratieve domiciliering van de personen zonder vaste woonplaats die daar om vragen." De Verenigde Vergadering zal zich later over deze motie uitspreken. - De openbare vergadering wordt om 11.25 uur gesloten.
De Voorzitter.- Men kan zich toch niet voorstellen dat het gebrek aan een federale register de wet kan dwarsbomen. Men moet rekening houden met de feitelijke toestand. De h. Paul Galand (in het Frans).- Ik stel voor dat we dit aspect tijdens onze werkzaamheden in de Commissie opnieuw behandelen. Wat de bijdrage van de federale Staat betreft, is het duidelijk dat we meer moeten verkrijgen. En werden er, wat de mterministeriële conferentie betreft en gelet op de verkiezingen, data naar voor geschoven ? De h. Didier Gosuin, lid van het Verenigd College (in het Frans).- Er werd een tijdschema opgesteld en de eerste besluiten worden eind juni verwacht. De h. Paul Galand (in het Frans).- Mogen we hopen dat het Brussels verslag over de armoede in ons bezit zal zijn vooraleer de begroting in de Verenigde Vergadering wordt besproken, met andere woorden voor 30 september 1995? En kunnen we beschikken over de volledige cijfers voor 1994, waardoor we beter ingelicht zouden zijn ? De Voorzitter.- De bespreking is gesloten. Ik ontvang een gemotiveerde motie, ondertekend door mevr. Magdeleine Willame en de hh. Mare Hermans, Michel Hecq en Paul Galand, die luidt : "De Verenigde Vergadering,
BIV (1994-1995) nr. l