BIV (2000-2001) Nr. 33
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD
Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen
Commissie voor de huisvesting en stadsvernieuwing
VERGADERING VAN DINSDAG 20 MAART 2001
Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen - Gewone zitting 2000-2001
2
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
INHOUD
MONDELINGE VRAGEN van de heer Michel Lemaire (F) aan de heer Alain Hutchinson, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Huisvesting, betreffende “de toelagen voor verwarmingskosten”. (Sprekers: de heer Michel Lemaire en de heer Alain Hutchinson, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Huisvesting). van de heer Denis Grimberghs (F) aan de heer Alain Hutchinson, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Huisvesting, betreffende “de nieuwe bestemming van het gebouw aan het Daillyplein”. (Sprekers: de heer Denis Grimberghs en de heer Alain Hutchinson, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Huisvesting).
Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Gewone zitting 2000-2001
VERGADERING VAN DINSDAG 20 MAART 2001
Voorzitter: de heer Yaron PESZTAT. - De vergadering wordt geopend om 9.40’ uur. MONDELINGE VRAGEN De toelagen voor verwarmingskosten. De heer Michel Lemaire (in het Frans) .- We hebben het, in dit halfrond maar ook tijdens debatten in de Verenigde Vergadering, al over de zogenaamde stookoliecheques gehad. Ik wens daarop terug te komen, zowel om de balans op te maken van de regeling die op 31.12.200 is afgesloten als om het te hebben over de nieuwe regeling met de facturen voor aardgas. De aanvragen in het kader van de regeling met de stookoliecheques moesten uiterlijk op 31.12.2000 worden ingediend, zoals ik zoëven heb gezegd. Gelet op het geringe aantal aanvragen dat naar het schijnt is ingediend, kan men zich terecht vragen stellen over de manier waarop de doelgroepen over de maatregel zijn voorgelicht. Het valt inderdaad te vrezen dat een aantal sociale huurders niet op tijd beseft hebben wat de financiële gevolgen zouden zijn van de stijging van de prijs van de huisbrandolie. Immers, de OVM’s passen pas nu de huurlasten aan. Bovendien zou de BGHM de huisvestingsmaatschappijen maar op 18 december een circulaire hebben gestuurd waarin ze ertoe worden aangespoord om al hun huurders die zich met stookolie verwarmen op de hoogte te brengen en hun in voorkomend geval alle nodige attesten en verklaringen ter beschikking te stellen. Gelukkig zijn sommige van die huisvestingsmaatschappijen vooruitziend geweest en hebben ze in september al hun huurders individueel een brief met uitleg gestuurd. Niet alle OVM’s hebben echter op de voormelde circulaire geanticipeerd. In dat geval kan men zich afvragen hoe doeltreffend de informatie verspreid is. Voorts heb ik vernomen dat sommige sociale huurders die weliswaar geen bestaansminimum ontvangen maar die toch voor financiële steun in aanmerking komen, geen contact met hun OCMW hebben opgenomen omdat ze niet wisten dat ze zich tot die instelling moesten wenden of omdat ze, op sociaal vlak, niet gestigmatiseerd wensten te worden. Kortom, ik zou van de staatssecretaris graag de volgende preciseringen ontvangen: hoeveel sociale huurders hebben werkelijk een aanvraag ingediend om een stookoliecheque te ontvangen? Hoeveel plaatselijke huisvestingsmaatschappijen hebben maatregelen getroffen om hun sociale huurders correct en vooral tijdig van die mogelijkheid op de hoogte te brengen? Waarom is die circulaire van de BGHM er zo laat gekomen en waarom heeft de toezichthoudende overheid niet eerder gezorgd voor correcte begeleidende maatregelen bij deze regeling, die gericht is op een doelgroep waarvan men weet dat ze moeilijk te bereiken is en dat ze niet zo snel iets onderneemt
3
van zodra er relatief ingewikkelde administratieve stappen moeten worden gezet? Dit biedt me de gelegenheid om de regeling met de cheques voor aardgas ter sprake te brengen. Wij moeten uit de eerste regeling de nodige conclusies trekken om de tweede doeltreffend te maken, vooral omdat de doelgroep nog groter is. De uiterste datum is ditmaal vastgesteld op 30.04.2001. Zal u ervoor zorgen dat OVM’s de richtlijnen deze keer, via de BGHM, wel tijdig ontvangen? Overweegt u gebruik te maken van andere informatiekanalen dan die welke “intern” door de plaatselijke maatschappijen worden gebruikt (radio, televisie, spreekuren in de sociale wooncomplexen, aanwezigheid van afgevaardigden van de distributie-intercommunales …)? Welke rol kunnen de gemeenten spelen, naast de OVM’s en de OCMW’s? De heer Alain Hutchinson, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Huisvesting (in het Frans) .- Ik wil er in de eerste plaats aan herinneren dat ik, in augustus 2000, als eerste heb gevraagd dat er zou worden gezorgd voor een regeling om de stijging van de prijzen van olieproducten voor de gezinnen met een laag inkomen te compenseren. Vervolgens is, zoals u weet, de bijdrage in de verwarmingskosten voor de gezinnen die stoken met stookolie vastgesteld bij een koninklijk besluit tot invoering van stookoliecheques dat in september 2000 is uitgevaardigd. De BGHM heeft de OVM’s in december 2000 een informatienota gestuurd. Waarom zo laat? De BGHM dacht in eerste instantie dat de federale regering de nodige informatie had verspreid. De media hebben aan die maatregel immers uitvoerige aandacht besteed. De aanvraag tot gedeeltelijke terugbetaling van de stookoliefactuur moest bovendien worden ingediend door elke huurder afzonderlijk die voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een stookoliecheque. De OVM’s hadden geen opdracht ontvangen om bij de OCMW’s aanvragen tot terugbetaling voor rekening van de huurders in te dienen. Volgens de in het koninklijk besluit van september 2000 vastgelegde procedure bestond de opdracht van de OVM’s erin de nodige attesten te bezorgen. Dat kan worden betwist, zoals u terecht heeft onderstreept, rekening houdend met de moeilijkheden waarmee het doelpubliek te kampen kan krijgen. Wat de cheques voor aardgas betreft, wijs ik erop dat die toestand zich niet meer zal voordoen aangezien de OVM’s ertoe gemachtigd zullen zijn om collectieve aanvragen in te dienen. Er zij ook op gewezen dat er in de sector niet zoveel met stookolie wordt verwarmd. Hierop kan weliswaar geen cijfer worden geplakt aangezien er geen technische gegevens over de sociale woningen bestaan.
BIV (2000-2001) Nr. 33
4
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
Pas vanaf november 2000 hebben een aantal OVM’s zich tot de BGHM gewend en hebben zij melding gemaakt van de problemen waarmee de betrokken huurders te kampen hadden. Op dat ogenblik heeft de BGHM beslist om de OVM’s een informatienota te sturen.
complexer is geworden. Ten slotte zij erop gewezen dat de mensen alsmaar minder kranten lezen. Ik betreur dus dat de BGHM geen instructies heeft gekregen om de huurders, die het gevaar lopen aanzienlijke achterstallen te ontvangen, individueel beter te informeren.
Er was ook tijd nodig om de informatie die nodig was voor het opstellen van dat stuk te verzamelen.
Is het mogelijk te zeggen hoeveel huurders deze steunmaatregel genieten?
Het document is vervolgens op 18 december aan de OVM’s verstuurd.
De heer Alain Hutchinson, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Huisvesting (in het Frans) .- Het is niet mogelijk cijfers te geven aangezien de aanvragen individueel worden ingediend en de huisvestingsmaatschappij dus niet noodzakelijkerwijs weten of de huurders bij hun OCMW of bij andere organen zijn gaan aankloppen.
In verband met uw vraag die betrekking heeft op het aantal huurders die een aanvraag tot het verkrijgen van een stookoliecheque hebben ingediend, zal u begrijpen dat, rekening houdend met de gegevens die ik zonet heb opgesomd (individuele aanvragen), de sector niet over dergelijk cijfermateriaal beschikt.
Op het vlak van de aardgascheques, liggen de zaken helemaal anders.
Wat de instructies aan de BGHM betreft, wijs ik erop dat ik niet de gewoonte heb om voortdurend instructies te geven. Het is echter wel een feit dat er nog tal van mankementen zijn in de sociale begeleiding van de huurders. Vandaar dat ik van plan ben om de OVM’s weldra een team van maatschappelijk werkers ter beschikking te stellen, precies om dit soort van toestanden te voorkomen.
Immers, in dat geval kunnen de OVM’s een collectieve aanvraag namens de huurders van een appartementsgebouw indienen.
Ten slotte wijs ik erop dat de mensen die zich met stookolie verwarmen een minderheid zijn in de sector van de sociale huisvesting.
In dat precieze geval is de opdracht van de OVM’s duidelijk vastgesteld.
De heer Michel Lemaire (in het Frans) .- Ik blijf betreuren dat de BGHM die informatie niet sneller bezorgd heeft.
Een mogelijk onderzoek bij de betrokken huurders zou op geen enkele wettekst kunnen steunen.
Er zijn twee uiterste datums vastgesteld voor het indienen van de aanvragen: - 30 april 2001 en - 31 oktober 2001. De BGHM heeft in dat verband een informatienota ten behoeve van de OVM’s opgesteld. Deze nota wordt op dit ogenblik ter goedkeuring voorgelegd aan het controlecomité voor gas en elektriciteit. De BGHM denkt dat de nota uiterlijk op 1 april aan de OVM’s zal worden bezorgd. Uit dit alles blijkt duidelijk dat het nodig is om, ten behoeve van de OVM’s, te beschikken over maatschappelijk werkers. Hierdoor zou men in de toekomst voorkomen dat mensen voor wie dit soort van maatregelen ingewikkeld is, aan hun lot worden overgelaten. De heer Michel Lemaire (in het Frans) .- De procedure is dus duidelijk anders naargelang het soort verwarming. De aanvraag gebeurt immers collectief voor de huurders die aardgas gebruiken. Bestaat dan niet het gevaar dat de mensen een etiket worden opgeplakt naar gelang van het soort verwarming? Immers, ofschoon de aanvraag collectief gebeurt, beter georganiseerd is en dus eenvoudiger is voor de personen die aardgas gebruiken, zou men rekening moeten houden met de meer individuele aard voor de personen die stookolie gebruiken. Bovendien is de informatie die men aan de huurders kan geven, heel belangrijk omdat, enerzijds, ze in alsmaar moeilijkere omstandigheden leven en, anderzijds, omdat de wetgeving
- Het incident is gesloten. De nieuwe bestemming van het gebouw aan het Daillyplein. De heer Denis Grimberghs (in het Frans) .- Ik heb uw voorganger heel geregeld vragen gesteld over de voortgang van het dossier betreffende de herbestemming van het gebouw van de Daillykazerne aan het Daillyplein, het enige dat in het kader van het stedenbouwkundige project tot herbestemming van het terrein van de Daillykazerne moest worden behouden. Ik weet dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tevergeefs gezocht heeft naar een project om dat tegelijk gebouw te gebruiken en dat de renovatie ervan zou financieren. Toen uw voorganger me begin 1996 heeft meegedeeld dat er na raadpleging twee kandidaten overbleven die op die site een cultureel project wilden verwezenlijken, heeft hij reeds toegegeven dat het vooral de financiële kant van de zaak het dossier liet aanslepen. Een jaar later, deelt hij echter in een antwoord op een van mijn schriftelijke vragen mee dat het dossier op dat ogenblik de goede richting uitgaat maar dat het nog te vroeg was om details te geven. Het dossier sleept dus aan omdat het moeilijk is om een partner te vinden die de financiële middelen heeft om het gebouw te renoveren en te kopen (zelfs tegen een bescheiden prijs). Bij mijn weten is de BGHM er door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nog altijd mee belast om terzake voorstel-
BIV (2000-2001) Nr. 33
VERGADERING VAN DINSDAG 20 MAART 2001
5
len te doen. Tot op heden bestaat er geen enkel voldoende geloofwaardig project.
een zware renovatie, waarmee een bedrag gemoeid is van meer dan 100 miljoen.
Rekening houdend met de voortgang van de rest van het dossier, inzonderheid met de eerste woningen die worden opgericht, lijkt het me stilaan tijd om de bestemming vast te stellen en de partners te vinden om dat gebouw te renoveren.
In verband met de herbestemming van het behouden militaire gebouw aan het Daillyplein, herinner ik eraan dat het cultureel project “Cité des Arts”, dat gepland was door mijn voorgangers, niet kon worden verwezenlijkt omdat er geen privé-investeerder is gevonden.
Ik veronderstel dat u, net als ik, zal weigeren om het gebouw aan het Daillyplein in een kantorencomplex te veranderen. We hebben echter geen bezwaar tegen een gemengde functie, te weten accommodatie enerzijds (vergaderzaal, ontmoetingsplaats...) en bedrijfsruimtes anderzijds. Net zoals anderen hadden ook wij liever een culturele bestemming aan het gebouw gegeven. We moeten echter realistisch blijven: zelfs als het gebouw wordt verkocht, dan nog zal de renovatie veel geld kosten. Ik wil u dus enkele vragen stellen over de afgesproken bestemming, het tijdstip voor de verkoop, het bedrag dat het Gewest er wil uithalen, de constructie met de BGHM. Hoever staat het met de projecten voor een culturele bestemming van het gebouw? Wat is er van een verkoop met een bestek dat echt de mogelijkheid zal bieden partners te testen wat hun plannen voor de herbestemming van de lokatie betreft? Is er een aanwijzing betreffende het bedrag dat men redelijkerwijs mag verwachten als het gebouw wordt verkocht, rekening houdend met de eraan verbonden lasten? De heer Alain Hutchinson, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Huisvesting (in het Frans) .- U zal zich herinneren dat, in het kader van de heraanleg van het terrein van de voormalige Prins Boudewijnkazerne, de regering in 1993 beslist heeft om het gebouw aan het Daillyplein in stand te houden in het vooruitzicht van een project dat de overheid niets zou kosten. Er zij aan herinnerd dat het programma van het Gewest voor de site vier aspecten omvatte. Er is, in het kader van de heraanleg van de Prins Boudewijnkazerne, beslist om het achterste gedeelte van de kazerne voor huisvesting te bestemmen. Wat dit aspect van het programma voor de heraanleg betreft, wijs ik erop dat de op die plek geplande voorbereidende infrastructuurwerken voor de verkaveling Dailly bijna voltooid zijn. Ik herinner er ook aan dat er met dit programma 40.000 m² aan woningen komen en enkele handelszaken verspreid over de kavels, waarvan 15% gereserveerd is voor sociale huisvesting (wat neerkomt op 4 kavels). De overige 26 kavels zijn, op één na, allemaal verkocht. Bovendien is het BIM in het project gestapt. Ze heeft, achteraan het gebouw aan het Daillyplein, een openbaar park aangelegd met speelmogelijkheden voor de kinderen. De werken zijn bijna voltooid. In dat project voor de heraanleg is het culturele aspect niet uit het oog verloren. Immers, le Théâtre de la Balsamine, dat paalt aan het gebouw aan het Daillyplein, profiteert mee van
Vervolgens heeft de BGHM beslist het gebouw te koop te stellen en te verkopen aan de hoogste bieder. In dat kader is er heel wat publiciteit gevoerd. Het gebouw is nog altijd niet verkocht omdat er nog onzekerheid is - in het kader van het tweede GBP - over de bestemming ervan. Immers, niemand zal het wagen om een dergelijk gebouw te kopen zonder de bestemming ervan te kennen. Daarom heb dat ik besloten te wachten tot het GBP is afgekondigd alvorens het gebouw aan de meest biedende te laten verkopen. In die nieuwe wijk die er wordt aangelegd, is er dus een park, het Théâtre de la Balsamine, het voorplein dat door het Gewest is gerenoveerd. Alleen die bouwval, die alsmaar meer verloedert blijft, ofschoon de BGHM al aanzienlijke bedragen heeft geïnvesteerd om het in stand te houden. Sommige gedeelten van het gebouw worden trouwens nog gebruikt: OXFAM, Radio-Panique en Infor-jeunes zijn er gehuisvest. Ik ben vast van plan om voor dit gebouw een nieuwe bestemming te vinden. Daarom ben ik, in overleg met de gemeente Schaarbeek, van plan opnieuw de interesse van mogelijke promotoren te wekken. Het is niet de bedoeling het tot een kantorencomplex te verbouwen, maar wel te zorgen voor een gemengde functie, te weten huisvesting - zelfs sociale huisvesting, zoals het Woningfonds doet - horeca, culturele projecten en andere. Ik heb de BGHM opgedragen de algemene voorwaarden op te stellen. Op grond daarvan kan er voor een dergelijke constructie worden gezorgd, maar met verschillende partners. Volgens de cijfers waarover ik op dit ogenblik beschik, zou de renovatie van het gebouw, gelet op de staat waarin het zich bevindt en rekening houdend met zijn bestemming en zijn structuur, verschillende honderden miljoenen vergen. Daarom ben ik, met het oog op een geloofwaardige financiering van dit project, bereid om met de BGHM een bodemprijs voor dit gebouw vast te stellen. Ik zal u op de hoogte houden van de verdere voortgang van dit dossier. De heer Denis Grimberghs (in het Frans) .- Men wou het bestaande gebouw bewaren, als onderdeel van het erfgoed. Volgens mij moeten die voorwaarden zo snel mogelijk worden opgesteld om partners de mogelijkheid te bieden elkaar te vinden. De verkoopprijs mag in geen geval een rem zetten op het project, gelet op de investeringen die moeten worden gedaan. Het is al een mirakel als er geen overheidsgeld in de herbestemming van dit stukje erfgoed moet worden gepompt. - Het incident is gesloten.
BIV (2000-2001) Nr. 33
6
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
- De vergadering wordt gesloten om 10.10’ uur.
BIV (2000-2001) Nr. 33