BIV (2000-2001) Nr. 2
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD
Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen
Commissie voor de economische zaken, belast met het economisch beleid, de energie, het werkgelegenheidsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek
VERGADERING VAN WOENSDAG 25 OKTOBER 2000
Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen - Gewone zitting 2000-2001
2
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
INHOUD
MONDELINGE VRAAG van de heer Alain Daems (F) aan de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende “de uitbreiding van de gedelegeerde opdracht die is verleend aan de GIMB”. (Sprekers: de heer Alain Daems en de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting). INTERPELLATIE van mevrouw Julie de Groote (F) tot de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende “de financiële steun voor Brusselse ondernemingen”. (Sprekers: mevrouw Julie de Groote, mevrouw Evelyne Huytebroeck, de heer Alain Daems en de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting). van mevrouw Anne-Françoise Theunissen (F) tot de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende “het beleid inzake rationeel energiegebruik in het kader van de stijging van de energiekosten”. (Sprekers: mevrouw Anne-Françoise Theunissen en de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting). MONDELINGE VRAAG van mevrouw Julie de Groote (F) aan de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende “de plaatselijke platforms voor werkgelegenheid”. (Sprekers: mevrouw Julie de Groote en de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting).
Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Gewone zitting 2000-2001
VERGADERING VAN WOENSDAG 25 OKTOBER 2000
Voorzitter: mevrouw Evelyne Huytebroeck. - De vergadering wordt om 14.35’ uur geopend. MONDELINGE VRAAG De uitbreiding van de gedelegeerde opdracht die is verleend aan de GIMB De heer Alain Daems (in het Frans) .- De ministerraad heeft een persbericht verspreid over de beslissing om de GIMB ertoe te machtigen leningen toe te kennen aan projectontwikkelaars die geen klassiek krediet kunnen krijgen of geen risicokapitaal kunnen aantrekken, omdat hun projecten niet rendabel genoeg zijn. Hierdoor zullen ze hun eigen project voor economische integratie kunnen opstarten, maar zal ook de ontwikkeling van projecten inzake sociale economie bevorderd worden. Bestaat de kans dan niet dat de problematiek van de sociale economie verward wordt met die van de individuele wederinschakeling van de personen die uitgesloten zijn van de arbeidsmarkt? Beschikt de GIMB over bekwaam en voldoende personeel om de projecten van sociale economie te evalueren en te begeleiden? Wie zal belast worden met de vereiste begeleiding van de projecten voor individuele economische integratie om terugbetalingsproblemen te voorkomen zoals ten tijde van de achtergestelde leningen aan werklozen? De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting (in het Frans) .- In verband met de aan de GIMB opgedragen begeleiding van het proefproject van de inschakelingsbedrijven vond ik het nuttig om de regering voor te stellen dat de GIMB ook leningen kan toestaan aan individuen die als zelfstandige een economische project willen opstarten en dat er daartoe een fonds voor microkredieten wordt opgericht. In zoverre dit fonds bestemd is voor een bevolkingsgroep met een laag inkomen dient het solidaire krediet ook toegestaan te worden aan projectontwikkelaars die geen financiering kunnen krijgen bij de banken en voor kleine bedragen (die lager liggen dan de limiet van de “traditionele” banken). Deze kredieten moeten aangepast worden aan de kredietnemers voor wie ze bestemd zijn en die over weinig terugbetalingsmiddelen beschikken en kleine leningen op relatief korte termijn nodig hebben. Ze wensen een eenvoudige en transparante regeling en de mogelijkheid om na de eerste lening nog bijkomende leningen aan te gaan. Deze aan de GIMB toevertrouwde opdracht moet snel in de praktijk uitgevoerd kunnen worden, zodat vanaf januari 2001 uit dit fonds kan worden geput. Deze maatregel vervangt niet de toekenning van achtergestelde leningen aan de inschakelingsondernemingen, maar vult de financieringsregeling voor de plaatselijke en de sociale
3
economie aan. De twee probleemgebieden mogen niet met elkaar verward worden. Wat de begeleiding van de projectontwikkelaars betreft, zal de GIMB in het kader van de dotatie voor die projecten de noodzakelijke middelen krijgen om die dossiers op gepaste wijze te volgen. Bovendien moet zowel vóór de indiening van die dossiers als erna een aantal andere actoren kunnen optreden om de projectontwikkelaars te begeleiden. De OCMW’s en de plaatselijke opdrachten of de instellingen voor sociaal-economische wederinschakeling en de be-drijvencentra die wij in ons Gewest aan het opzetten zijn, kunnen een zekere know-how inzake strategische en financiële voortgangsbewaking van de projecten aanreiken. Op korte termijn zou het de bedoeling zijn dat alle betrokkenen samenwerken, zodat zij een complementaire diensten kunnen aanbieden aan de projectontwikkelaars en voor efficiënte ondersteuning kunnen zorgen. Het komt erop aan om de problemen die in het verleden met soortgelijke experimenten werden ondervonden, te vermijden en om tevens de lessen te trekken uit soortgelijke Belgische of buitenlandse initiatieven. De heer Alain Daems (in het Frans) .- U heeft het in uw antwoord niet specifiek over de sociale economie. Denkt u dat de begeleidende maatregelen en het ondersteunende netwerk tegen januari 2001 gereed zullen zijn? Anders vrees ik dat het experiment tot niets dient. De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting (in het Frans) .- In verband met uw tweede opmerking tracht ik de zaken positief te bekijken. Wij wijzen de GIMB op het specifieke karakter van deze opdracht en vragen haar dat ze met andere partners samenwerkt, als ze geconfronteerd wordt met problemen die volgens haar onoplosbaar zijn. Wat de sociale economie betreft, had de vorige opdracht waarmee de GIMB werd belast betrekking op de inschakelingsondernemingen. Nu gaat het om individuen. Bij de toepassing en gelet op de reeds ondervonden moeilijkheden zal moeten worden nagegaan hoe de regelingen aangevuld kunnen worden. - Het incident is gesloten.
BIV (2000-2001) Nr. 2
4
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
INTERPELLATIE VAN MEVROUW JULIE de GROOTE TOT DE HEER ERIC TOMAS, MINISTER VAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING, BELAST MET TEWERKSTELLING, ECONOMIE, ENERGIE EN HUISVESTING, betreffende “de financiële steun voor Brusselse ondernemingen”. Mevrouw Julie de Groote (in het Frans) .- Krachtens de ordonnantie van 1 juli 1993 mag de regering financiële steun verlenen aan bepaalde bedrijven om de economische expansie van het Gewest te bevorderen. Zo bestaan er maatregelen om investeringen, onderzoek en ontwikkeling en werkgelegenheid te bevorderen. Deze waaier van steunmaatregelen bestaat, maar er wordt jammer genoeg vaak slecht of te weinig gebruik van gemaakt. Dit is des te zorgwekkender, want de economische ontwikkeling is van groot belang voor ons Gewest. Bij gebrek aan kredieten zijn de premies voor het inschakelen van externe consultants voor het ogenblik geschorst tot 1 december 2000. Nadat men het dossier heeft ingediend, moet men dus voor het ogenblik gemiddeld ander-half jaar wachten op de investeringspremie. Hoe valt dit te verklaren? De indieners van een aanvraag krijgen een brief van de administratie met de mededeling dat het onderzoek van hun aanvraag uitgesteld is omdat er geen begrotingskredieten voorhanden zijn! Hun aanvraag wordt zelfs niet in aanmerking genomen! Men komt dus tot een absurde situatie waarin de bedrijven verzocht worden om af te zien van hun subsidies of om pas later een beroep te doen op externe consultants. Hoe denkt u dit probleem op te lossen? U zou bijvoorbeeld overdrachten tussen basisallocaties of een begrotingsaanpassing kunnen overwegen of een beslissing kunnen nemen die op 1 januari van het volgende jaar wordt uitgevoerd. Anderzijds laat de werking van bepaalde Brusselse instellingen die opgericht zijn om ten dienste van de bedrijven te staan, te wensen over. Dat is onder meer het geval met het Waarborgfonds, waarvan het de taak is om onder bepaalde voorwaarden de waarborgen aan te vullen die de KMO’s en de zelfstandigen stellen bij het uitvoeren van hun projecten. Wegens de omslachtige administratieve procedure die met de toekenning van die steun gepaard gaat, kunnen de bedrijven niet bij de banken terecht. Wat doet uw regering hieraan? Aanvragen om financiële steun voor onderzoek en ontwikkeling moeten onderzocht worden door de administratie van het Brussels Gewest, die ze beoordeelt op basis van een aantal criteria zoals originaliteit en creativiteit. Hoeveel tijd neemt dit onderzoek in beslag? Hoe verloopt de procedure? Bovendien boeken de steunmaatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid blijkbaar niet het verhoopte resultaat. Waarom? Sommige steunmaatregelen zijn geschorst en andere zijn gewijzigd. De economie en de werkgelegenheid moeten in de praktijk op elkaar afgestemd worden. Zouden we een debat kunnen houden over de ordonnantie van 1 juli 1993? We zouden in dit verband verschillende part-
ners die bij de toepassing van de ordonnantie betrokken zijn, kunnen horen en rekening houden met hun adviezen om de ordonnantie eventueel te wijzigen. De Voorzitter .- Vanaf volgende week zouden we het debat in de commissie kunnen houden en de verantwoordelijke partners uitnodigen. De heer Alain Daems (in het Frans) .- Het jaarverslag is weliswaar interessant, maar ook onvolledig, want het bestaat hoofdzakelijk uit cijfers. Het kwalitatieve aspect zou meer aan bod moeten komen. In haar intentieverklaring van 1999 had de regering het over de steun aan de bedrijven en de noodzakelijk kwalitatieve evaluatie ervan. Is die evaluatie uitgevoerd? Zijn de resultaten beschikbaar? Misschien zouden ze binnenkort grondiger door deze commissie besproken kunnen worden? In verband met de aanwervingspremie was er in de regeringsverklaring ook sprake van een kwalitatieve evaluatie. Hoe staat het daar mee? De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofd-stedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting (in het Frans) .- Alvorens de vragen van mevrouw de Groote over de financiële steun aan de bedrijven te beantwoorden, zal ik eerst een klein historisch overzicht schetsen van de Belgische wetten tot bevordering van de economische expansie die nog steeds de rechtsgrond vormen in al onze Gewesten. De eerste grote wet inzake economische expansie was de wet van 30 december 1970, aangezien de wet van 1959 is opgeheven, omdat ze niet in overeenstemming was met het Europees mededingingsrecht. Krachtens de wet van 30 december 1970 mag er onder meer steun worden verleend aan bedrijven van onverschillig welke grootte volgens al dan niet bijzondere doelstellingen en vooral naargelang die bedrijven binnen of buiten de ontwikkelingsgebieden liggen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft weliswaar nog niet zijn eigen ontwikkelingsgebieden, maar grijpt nog terug naar deze wet voor grote industriële dossiers, zoals Airbus, of nog voor de toekenning van steun voor onderzoek en ontwikkeling. Vervolgens is de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering aangenomen die in twee soorten van rechtstreekse steun voorziet voor de algemene investeringen van de KMO’s. Het gaat enerzijds om de rentetoelagen die afgetrokken worden van de rente die het bedrijf betaalt voor het krediet verbonden aan de gesubsidieerde investeringen, en anderzijds om de investeringspremies wanneer het gesteunde bedrijf zijn investeringen gedeeltelijk of volledig met eigen middelen kan financieren. In 1993 heeft de overheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beslist om een nieuwe wetgeving uit te werken om specifieke investeringen van alle bedrijven van onverschillig
BIV (2000-2001) Nr. 2
VERGADERING VAN WOENSDAG 25 OKTOBER 2000
5
welke grootte te ondersteunen en waarbij geen rekening wordt gehouden met de financieringsvormen.
Gewest te herzien, teneinde te bepalen welke documenten nodig zijn voor het opstellen van een volledig dossier.
Specifieke investeringen zijn investeringen die verband houden met rationeel gebruik van energie, van grondstoffen en van water, met de bescherming van het leefmilieu en in het kader van de aanpassing aan de Europese normen.
De problemen in verband met het Waarborgfonds zijn complexer. Alvorens de werking van die instelling te kunnen wijzigen diende er een raad van bestuur te worden opgericht. Men is hier bijna mee klaar.
In 1998 heeft mijn voorganger ook steun verleend voor investeringen om op de Euro over te schakelen en om problemen door de millenniumbug te voorkomen.
Er zullen grote inspanningen geleverd moeten worden, te beginnen met inspanningen op het vlak van de promotie. Het Waarborgfonds moet meer bekendheid krijgen bij de bankkantoren, de cliëntenadviseurs en de kredietadviseurs. Vervolgens moet de procedure vereenvoudigd worden. De kredietinstellingen moeten er zich toe verbinden om automatisch waarborgen toe te kennen. Ten slotte moet er meer gediversifieerd worden. Men moet de deur openzetten voor de banken en de ondernemingen die op zoek zijn naar een financiering.
Voor algemene investeringen staat de Europese Commissie weliswaar een maximumsteun toe van respectievelijk 7,5% bruto voor de middelgrote ondernemingen en van 15% bruto voor de kleine ondernemingen, waarbij de grote ondernemingen niet in aanmerking komen voor deze steunmaatregelen, maar de steun voor de specifieke investeringen bedraagt gemiddeld 20% bruto voor alle ondernemingen. De ordonnantie voorziet eveneens in tegemoetkomingen voor de kosten van opleidingen of van contracten met externe consultants.
Mijn medewerkers onderzoeken of de procedure voor de toekenning van de waarborg kan worden gewijzigd. Het bedrijf zou zijn dossier rechtstreeks bij het Waarborgfonds kunnen indienen. De begunstigde zou de mogelijkheid hebben om de bank met het voordeligste krediettarief te kiezen.
Sedert de inwerkingtreding van de ordonnantie van 1 juli 1993 zijn het aantal dossiers en het totaalbedrag van de toegekende premies constant gestegen.
Ik heb de regeringscommissaris hierover gepolst en heb geen gebreken in de werking van het Waarborgfonds vastgesteld.
In 1995 waren er 17 dossiers behandeld voor een totaalbedrag van ongeveer 6 miljoen frank. In 1999 ging het om 150 dossiers voor een totaalbedrag van 37 miljoen frank. De eerste 8 maanden van dit jaar werden 100 dossiers ingediend voor een begroting van 40 miljoen frank. Het aantal dossiers lijkt niet meer te stijgen, maar de hoogte van de premies blijft stijgen. Dit lag niet binnen de verwachtingen toen de begroting 2000 opgemaakt werd.
Wat de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid betreft, beschikt het Brussels Gewest over twee steunprogramma’s: de aanwervingspremie die in 1999 heeft bijgedragen tot de schepping van 183 banen (in voltijdsequivalenten) en de doorstromingspremie die voor 56 voltijds equivalenten werd uitgekeerd.
Wat de steun voor investeringen betreft, is de voor de premies uitgetrokken begroting opgebruikt sedert juli 2000. De stijging van het aantal premieaanvragen is hoofdzakelijk te wijten aan de overgang naar de euro. Oorspronkelijk was het de bedoeling om tegemoet te komen in investeringen van kleine handelaars onder meer in weegschalen, kassa’s of dubbele prijsnoteringen. Ik ben echter tot de vaststelling gekomen dat de meeste steunmaatregelen ten goede kwamen aan grote bedrijven en aan supermarkten. Om de dringende betalingen te kunnen uitvoeren heb ik een besluit goedgekeurd voor de overdracht van een ordonnanceringskrediet van 20 miljoen frank. Op de vraag waarom mijn bestuur zoveel tijd nodig heeft om de dossiers te behandelen, antwoord ik dat dit hoofdzakelijk te wijten is aan een personeelstekort. Een dossier kan pas afgesloten en uitbetaald worden nadat alle documenten die vereist zijn voor de toekenning van de steun, ingediend zijn. Naast de facturen moet het bedrijf een kopie van de jaarrekening van het vorige jaar, het nummer in het handelsregister, het BTW-nummer enz. bezorgen. Ik heb mijn medewerkers opgedragen om de wetten inzake economische expansie die van toepassing zijn in het Brussels
Met de combinatie van deze premies wordt het verhoopte resultaat niet bereikt. Daarom zullen de aanwervingspremies geschrapt worden ten voordele van maatregelen van het type doorstromingspremie. Twee soorten maatregelen voor de bevordering van onderzoek en ontwikkeling zijn bestemd voor de Brusselse bedrijven: subsidies voor industrieel basisonderzoek en terugvorderbare voorschotten voor het ontwikkelen van prototypes. De procedure verloopt in twee fasen: in oktober-november wordt een mailing aan de Brusselse bedrijven gestuurd. De ontvangen dossiers worden onderzocht en een eerste advies wordt voor eind maart voorgesteld. Vervolgens wordt de geselecteerde projecten onderzocht. De administratieve financieringsprocedure kan zes maanden na 1 december opgestart worden. De bedrijven kunnen aanvullende premies krijgen bij de aankoop van octrooien. Mevrouw Julie de Groote (in het Frans) .- Ik dank u voor uw volledig antwoord, dat interessante debatten in het vooruitzicht stelt, want het is duidelijk dat het niet overal van een leien dakje loopt. Wat de trage behandeling van de dossiers betreft, zou het ook interessant zijn om te weten hoe lang het duurt om een aanvraag te behandelen. Voorts zou ook de behandeling van de
BIV (2000-2001) Nr. 2
6
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
dossiers inzake onderzoek en ontwikkeling vereenvoudigd moeten worden. U hebt gesproken van een vereenvoudiging van de ordonnantie. Maar hebt u een grondige herziening op het oog waarbij de thans uitgesloten bedrijfstakken in overweging worden genomen? In verband met het Waarborgfonds spreekt u van een vereenvoudiging en zelfs van een zeker automatisme, maar volgens welke procedure? In verband met de werkgelegenheid wijs ik erop dat deze commissie uw mening over de intentieverklaringen van de BGDA zou willen kennen. De investeringspremies zijn sedert 1 juli 2000 opgebruikt. Hoe komt het dat de premies voor consultants eveneens opgebruikt zijn, terwijl er daar meestal minder aanvragen voor zijn? De heer Alain Daems (in het Frans) .- Ik ben ontgoocheld door het antwoord van de minister. Volgens de regeringsverklaring zou de steun selectiever toegekend worden en zou niet alleen de administratieve procedure gewijzigd worden. Er moet echter aandacht worden besteed aan een aantal sectoren van de gewestelijke administratie die met een personeelsgebrek te kampen hebben, waardoor de steun veel te laat toegekend wordt. U hebt twee universitaire studies laten uitvoeren. U hebt dat misschien gedaan om een taalkundige en filosofische pluraliteit te eerbiedigen, maar dat is geen antwoord op de vraag om een kwalitatieve evaluatie die in april werd aanvaard en die aanleiding moest geven tot een parlementair debat over deze recurrente problemen. De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting (in het Frans) .- Ik ben zelf verbaasd over de lange termijnen. Ik onderteken nu pas sommige aanvragen van begin 1999. Ik krijg altijd dezelfde uitleg van de administratie: het dossier was niet volledig. Voorts moeten er bij een herziening keuzes worden gemaakt, want men kan niet tegelijk het aantal betrokken bedrijfstakken verhogen en de steun selectiever toekennen. Ik begrijp nog altijd niet waarom het Brussels Gewest een koeltoonbank in een slagerswinkel zou moeten financieren, terwijl de land- en tuinbouwsector niet in aanmerking komt voor deze investeringssubsidies. Zodra de nieuwe raad van bestuur van het Waarborgfonds geïnstalleerd is, zal ik hem vragen om een reeks voorstellen te doen. Wat de investeringspremies betreft, heb ik voor de noodzakelijke begrotingsaanpassingen gezorgd. Pas wanneer de begroting 2001 is vastgesteld, kan er extra geld vrijgemaakt worden. Ik zit met dezelfde vragen als de heer Daems. Een doorlichting van de administratie zou zeer verhelderend zijn. - Het incident is gesloten.
INTERPELLATIE VAN MEVROUW ANNE-FRANCOISE THEUNISSEN TOT DE HEER ERIC TOMAS, MINISTER VAN DE BRUSSELSE HOOFD-STEDELIJKE REGERING, BELAST MET TEWERKSTELLING, ECONOMIE, ENERGIE EN HUISVESTING, betreffende “het beleid inzake rationeel energiegebruik in het kader van de stijging van de energiekosten”. Mevrouw Anne-Françoise Theunissen (in het Frans) .De verbintenissen die België heeft aangegaan inzake duurzame ontwikkeling houden hoofdzakelijk verband met een aanzienlijke vermindering van de CO2-emissies en met een beleid dat erop gericht is het rationele gebruik van energie te bevorderen. De energiebehoeften zijn echter groot. Verwarming is goed voor 29% van het totale energieverbruik. 2,3% gaat naar verlichting, 18,2% naar vervoer van personen en 4,3% naar goederenvervoer. 11% van het totaal wordt voor andere doeleinden dan voor energiegebruik aangewend en het overschot wordt gebruikt om te voldoen aan alle andere consumptiebehoeften. Er zij opgemerkt dat de consumptie sterk verschilt van gewest tot gewest en dat het Planbureau een jaarlijkse stijging van de consumptie met 1% verwacht. Sinds de oliecrisis en de prijsdaling van de jaren ’80 is het onderzoek naar energiebesparing en rationeel energiegebruik geleidelijk op een laag pitje gezet. Mijn collega, mevrouw Meunier, heeft er herhaaldelijk op gewezen dat het energiebeleid niet ambitieus genoeg is en met een gebrek aan middelen kampt. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft nog steeds geen allesomvattende beleidsvisie en geen coherent actieprogramma. De huidige plotselinge stijging van de aardolieprijzen is een kans om het roer om te gooien en de noodzakelijke inhaalmaatregelen te nemen, omdat het Gewest op dit vlak achterblijft: rationeel energiegebruik, ontwikkeling van hernieuwbare energie, uitbreiding van het aanbod van het openbaar vervoer, invoering van bedrijfsvervoerplannen, enz. We hebben recht op een allesomvattend en coherent actieplan. Er bestaat een fonds voor rationeel energiegebruik, het REG-fonds, waarvan de beschikbare bedragen onvoldoende gebruikt worden (slechts 15 van de 80 miljoen frank). Wat de economische expansie betreft, wordt de toekenning van financiële steun aan bedrijven die in rationeel energiegebruik investeren, geregeld bij de ordonnantie van 1 juli 1993. Uit het jaarverslag 1999 over de toepassing van de ordonnantie blijkt dat slechts 2 van de 288 aanvaarde dossiers betrekking hadden op investeringen in rationeel energiegebruik voor een totaalbedrag van 10.700.000 frank, zijnde 0,81% van de specifieke investeringen van de bedrijven. De wijze waarop de bedrijven ingelicht worden moet worden herzien. De overschakeling van verwarming met huisbrandolie naar verwarming met aardgas moet aangemoedigd worden. Er moeten eveneens acties gevoerd worden bij de be-
BIV (2000-2001) Nr. 2
VERGADERING VAN WOENSDAG 25 OKTOBER 2000
drijven en de overheidsbesturen om het gebruik van hernieuwbare energie te bevorderen. U weet dat er geen noemenswaardig project bestaat en dat er bijgevolg slechts een onbeduidende begroting is uitgetrokken voor energiebesparende maatregelen. Aan welke concrete maatregelen denkt u om de bedrijven terdege te informeren? In verband met de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie beveelt het BIM in zijn verslag over de ontwikkeling van een geïntegreerd energiebeleid acties aan ten behoeve van de gezinnen, de economische sectoren en de overheidsbesturen. Het maakt zich zorgen over het onderzoek. Bent u van plan om bij de bespreking van de begroting 2001 een ambitieus energie-actieplan voor te stellen en lessen te trekken uit de huidige opflakkering van de aardolieprijzen? Hebt u het voornemen om voorrang te geven aan premies voor bedrijven die in energiebesparing investeren? Hoe zal u ervoor zorgen dat de beschikbare bedragen van het REG-fonds meer gebruikt worden? Bent u van zin het onderzoek naar hernieuwbare energie en nieuwe technologieën te bevorderen? De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting (in het Frans) .- Sedert mijn ambtsaanvaarding is er een nieuw beleid dat breekt met het verleden, toen er geen beleid werd gevoerd. Er worden onvoldoende middelen en vooral onvoldoende menselijke middelen ingezet voor het energiebeleid. Op mijn verzoek is het team dat in het BIM belast is met energie verdubbeld tot zes medewerkers, wat waarschijnlijk nog te weinig is. De liberalisering van de markten is ook de gelegenheid om de grondslagen te leggen van een geïntegreerd energiebeleid en om het Gewest en de marktspelers te doen samenwerken. Wij zullen dit bespreken ter gelegenheid van de hervorming die binnenkort aan de Raad zal worden voorgesteld. Hoewel de administratie met een personeelstekort kampt, worden er energie-acties ontwikkeld: toepassing van titel V van de GewSV, meer en betere informatie voor de gezinnen, promotie van boilers op zonne-energie… Zolang energie goedkoop is, maken de bedrijven weinig gebruik van steunmaatregelen voor investeringen in energie en hebben ze er weinig belang bij om hierin te investeren. Nu de energieprijzen gestegen zijn, valt te verwachten dat er meer geïnvesteerd zal worden.
7
voorstel aangenomen wordt door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, een minimumquota elektriciteit opgewekt door hernieuwbare energiebronnen kunnen opleggen aan alle leveranciers op de Brusselse markt. Ik heb gevraagd dat de energiebegroting 2001 aanzienlijk verhoogd wordt (31%). Het team belast met energie zal er met zijn acties voor zorgen dat de beschikbare kredieten opgebruikt worden. In dat vooruitzicht zullen er nog meer middelen uitgetrokken moeten worden voor het nieuwe energiebeleid dat ik tracht te ontwikkelen. De REG-fondsen, die voorzien in een heffing van een centiem per geleverde kWh, d.i. een totaal van 180 miljoen, zijn voor 56% opgebruikt voor de promotie van het REG. In de nieuwe geliberaliseerde markt strekt mijn ontwerp ertoe deze heffing te behouden om een sociaal beleid in deze sector en een REG-beleid te kunnen blijven voeren. Dit laatste beleid zal rechtstreeks door het Gewest gecontroleerd worden. Zo zal er een coherent gewestelijk beleid gevoerd kunnen worden, dat verruimd zal worden met aanvullende middelen. De federale regering heeft beslist om de REG-fondsen te verdubbelen. Ten slotte is het onze belangrijkste taak om een optimaal gebruik van de nieuwe technologie te bevorderen. Ik zal alle initiatieven in die zin steunen, maar ik ben daar niet rechtstreeks voor bevoegd. Wij moeten echter bij voorrang de bedrijven en de gezinnen helpen om hun verouderde en al te vervuilende verwarmingsinstallaties te vervangen. Mevrouw Anne-Françoise Theunissen (in het Frans) .- Ik ben het eens met de minister dat de bedrijven te weinig een beroep doen op REG-investeringen. Ik vraag de minister bijgevolg om tegelijk informatieve maatregelen en meer dwingende of stimulerende maatregelen te nemen. Bovendien zou het beheer van het aanbod herzien moeten worden. Ik heb begrepen dat de minister een REG-quota aan de energieleveranciers oplegt. Dit ligt in de lijn van de acties vervat in het plan voor duurzame ontwikkeling. In de acties met betrekking tot het beheer van het aanbod is federale regering immers van plan om tegen 2004 een quota van ministens 3% hernieuwbare energie op te leggen. Het antwoord van de minister ligt dus in deze lijn. - Het incident is gesloten. MONDELINGE VRAAG
Op termijn wordt er een bezinning gehouden om in het kader van de administratieve vergunningen correct rekening te houden met het energie-aspect.
De plaatselijke platforms voor werkgelegenheid
In verband met hernieuwbare energie heeft de boiler op zonne-energie de meeste kans om in een stedelijke omgeving te worden gebruikt. Naast de bestaande premies en de huidige communicatie-inspanningen wordt een slagvaardiger beleid voorbereid.
Mevrouw Julie de Groote (in het Frans) .- De minister heeft te kennen gegeven dat hij in de BGDA plaatselijke platforms voor werkgelegenheid wil oprichten die plaatselijke huizen voor werkgelegenheid of plaatselijke enige werkgelegenheidsloketten willen tot stand brengen.
Bovendien zal het Gewest, in het kader van de hervorming van de gewestelijke markt voor elektriciteitsdistributie, als dat
Kan de minister me zeggen of er al onderhandelingen zijn aangevat tussen de federale overheid en het Gewest, wanneer
BIV (2000-2001) Nr. 2
8
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
het project zal worden opgezet en hoe die platforms in de toekomst zullen werken? Het nieuwe project impliceert dat de verschillende gegevensbanken van de BGDA gereorganiseerd zullen worden. Hoe denkt de minister de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te garanderen wanneer persoonsgegevens worden gebruikt? Deze aangelegenheid houdt verband met twee van uw bevoegdheden: werkgelegenheid voor het Gewest en opleiding voor de Cocof. Hoe denkt u deze twee bevoegdheden te kunnen uitoefenen in deze aangelegenheid? Voor het ogenblik bestaat er een protocolakkoord van 18 november 1997 tussen de BGDA en Bruxelles-Formation, maar blijkbaar zijn niet alle moeilijkheden uit de weg geruimd. Zo krijgt de BGDA soms het verwijt dat hij zijn hoofdtaak verwaarloost en zich bezighoudt met opleidingen die a priori onder de bevoegdheden van de Gemeenschappen zouden vallen. De nieuwe platformen dienen voor het ogenblik om partnerschappen te bevestigen. Welke partnerschappen? En hoe denkt u de kwestie van de respectieve prerogatieven te regelen? De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting (in het Frans) .- In februari 2000 heeft de BGDA zich bezonnen over de oprichting van een Brussels netwerk van plaatselijke platforms voor werkgelegenheid. Bedoeling is een netwerk op te richten om de diensten voor de werkzoekenden en de werkgevers te verbeteren door de gegevensbank van de BGDA open te stellen voor de partners die meewerken aan de socio-professionele inschakeling. Zo zal het werk van de verschillende partners vergemakkelijkt worden. Tevens zal de werkzoekende dezelfde stappen niet meer opnieuw moeten doen. In verband met de PWA’s zijn contacten aangeknoopt met de federale overheid, met name met mevrouw Onkelinx. Wat het delicate probleem van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer betreft, zal de toegang tot de gegevensbank streng gecontroleerd worden via de ondertekening van een individueel contract tussen de partner en de BGDA. Elk misbruik zal vervolgd worden. Alleen de partners die in rechtstreeks contact met de werkzoekende staan zullen toegang tot die gegevensbank hebben. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer is hier dus een prioriteit. Voor het project is het volgende tijdpad opgesteld: ontwerp- en opstartfase van juli 2000 tot april 2001. Vanaf juni 2001 zal het systeem geleidelijk in werking gesteld worden. Wat de opleiding betreft, moeten de partners de werkzoekende gemakkelijk kunnen verwijzen naar de aangepaste opleidingen. Bruxelles-Formation zal haar nieuwe gegevensbank DORIFOR (Données Régionales d’Information sur les Formations) ter beschikking van de BGDA en zijn partners stellen. - Het incident is gesloten. - De vergadering wordt om 16.05’ uur gesloten.
BIV (2000-2001) Nr. 2