BIV (1999-2000) Nr. 55
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD
Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen
Commissie voor de economische zaken, belast met het economisch beleid, de energie, het werkgelegenheidsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek
VERGADERING VAN WOENSDAG 5 JULI 2000
Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen - Gewone zitting 1999-2000
2
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
INHOUD
MONDELINGE VRAAG van mevrouw Adelheid Byttebier (N) tot de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende "het standpunt van het Brussels Gewest inzake rationeel energiegebruik en groene stroom". (Sprekers : mevrouw Adelheid Byttebier en de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting)
Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Gewone zitting 1999-2000
VERGADERING VAN WOENSDAG 5 JULI 2000
Voorzitter: de heer Serge de Patoul, eerste ondervoorzitter De vergadering wordt om 15.00’ uur geopend. MONDELINGE VRAAG Standpunt van het Brussels Gewest inzake rationeel energiegebruik en groene stroom Mevr. Adelheid Byttebier .- De electriciteitsmarkt is volop in beweging. De Europese Richtlijn betreffende de liberalisering van de electriciteitsmarkt werd voor België omgezet door de wet van 24 april 1999. Maar ook op gewestelijk niveau moet de Europese Richtlijn worden omgezet. De Vlaamse regering hechtte reeds haar goedkeuring aan het voorontwerp van decreet inzake electriciteit. De discussie in het parlement is volop aan de gang en wordt wellicht eerstdaags afgerond. Wallonië heeft bijna een ontwerpdecreet. Wat het Brussels Gewest betreft, hebben we voorlopig geen nieuws. Ik wil het in deze mondelinge vraag niet hebben over de mogelijke sociale gevolgen van de liberalisering. Deze discussie is uitgebreid aan bod gekomen naar aanleiding van de interpellaties van mevr. Emmery en Meunier begin april. Mijn vraag gaat over maatregelen om op milieubewuste wijze om te gaan met energie, op het niveau van de gebruikers, maar vooral op niveau van de producenten. Wat het energiegebruik betreft heeft het Gewest zich met de ondertekening van het Protocol van Kyoto, ertoe verbonden de CO2-uitstoot met 7,5% te doen dalen tegen 2008-2012. Tussen 1990 en 1996 steeg de uitstoot echter met maar liefst 23%. Welke concrete beleidsplannen rond Rationeel Energie Verbruik heeft u, als minister bevoegd voor energie, voor de nabije toekomst? Is het niet logisch dat de overheid zelf het goede voorbeeld geeft en maatregelen van energie-efficiëntie en besparing neemt in de eigen overheidsgebouwen? Denkt u aan een sensibiliseringscampagne voor de bevolking? Een informatieloket? De omzetting van de Europese Richtlijn is een goede gelegenheid om te werken aan de milieuvriendelijkheid van de energieproductie. Het voorontwerp van Vlaamse decreet bevat een hoofdstuk "bevordering van milieuvriendelijke electriciteitsopwekking". Artikel 14 stelt : "de Vlaamse regering zal ter stimulering van de productie van groene stroom met ingang van 1 januari 2001 een systeem van groene stroomcertificaten instellen". Groene of hernieuwbare energie omvat die energiebronnen andere dan fosiele brandstof of energie die voortkomt uit kernsplijting. Concreet kan het gaan om water-, zonne-, windenergie of biomassa. In Vlaanderen worden vanaf 12 januari 2001 bedrijven die energie verkopen verplicht te bewijzen dat 0,96% van hun energie hernieuwbare energie is. Vanaf 2004 wordt dat 3%. Iedere netbeheerder en iedere houder van
3
een leveringsvergunning voor electriciteit moet jaarlijks dit percentage groene stroomcertificaten kunnen voorleggen. Voor Wallonië staan in het ontwerpdecreet geen concrete streefcijfers, maar wel indicatoren. Men denkt zelfs aan 3% in 2001. Elk jaar zou daar een procent bij komen. En wat met Brussel? Zowel in Wallonië als in Vlaanderen verrichtte men serieus denkwerk rond de vraag of energie die vrijkomt bij afvalverbranding kan worden beschouwd als groene energie. In Wallonië is het antwoord neen. Afvalverbrandingsinstallaties zouden in Vlaanderen voor de organisch biologische fractie die er verbrand wordt eventueel wel groene stroomcertificaten kunnen krijgen (de discussie is nog volop bezig), maar deze tellen in elk geval in Vlaanderen niet mee voor het percentage groene stroom. Het zou immers een verkeerd signaal zijn afvalverbranding te combineren met iets uiterst positief als hernieuwbare energie. Afvalovens kunnen hun groene stroomcertificaten dus niet gebruiken in Vlaanderen, maar mogen ze wel uitvoeren naar het buitenland. Het buitenland in deze, dat zijn ook de andere gewesten. Wallonië laat geen groene stroomcertificaten die afkomstig zijn van afvalverbranding binnen. Enkele concrete vragen. Laten wij in Brussel groene stroomcertificaten van andre gewesten of landen toe? En welke definitie van hernieuwbare energie hanteert Brussel? Telt afvalverbranding mee voor het behalen van het percentage groene stroom? De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting .- Eerst wil ik erop wijzen dat de regering sinds de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet erg veel aandacht heeft besteed aan het energiebeleid van het Gewest en dat er pas in 1999 een vast team van drie medewerkers in het departement Energie van het BIM is opgericht om een echt energiebeleid uit te werken. Op basis van door het bestuur opgestelde nota’s en voorstellen ben ik voor het ogenblik bezig met het opzetten van een echt energiebeleid, want, net als in de andere Belgische Gewesten en in andere lidstaten van de Europese Unie, is er in Brussel een structurele stijging van het energieverbruik, wat niet strookt met de internationale doelstellingen op dat vlak. Thans kan ik u bevestigen dat er een breuk is met het vroegere energiebeleid in Brussel. Met de hulp van mijn bestuur werden verschillende zeer belangrijke acties op touw gezet : - er zijn reeds slagvaardige voorstellen voor een energiebeleid uitgewerkt die in een hoofdstuk van het toekomstig Gewestelijk Ontwikkelingsplan moeten worden opgenomen; - in het kader van de hervorming van de sector voor de energiedistributie in Brussel zijn verschillende relevante maatregelen gepland om een meer geïntegreerd energiebeleid tot stand te brengen in overeenstemming met het gewestelijk
BIV (1999-2000) Nr. 55
4
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
beleid, hoewel het aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad toekomt deze aangelegenheid te bespreken en beslissingen terzake te nemen; - titel 5 van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening betreffende de thermische isolatie van gebouwen is thans van toepassing en mijn bestuur stelt alles in het werk om deze verordening effectief van toepassing te maken (publicatie van administratieve formulieren, opleidingsseminaries voor architecten en ambtenaren van stedenbouw op 26 en 27 juni 2000, brochure met gedetailleerde uitleg over de toepassing van de norm, ontwikkeling van een berekeningsprogramma dat weldra gratis op cd-rom beschikbaar zal zijn, enz.) - in de verwarmingssector is een actie opgezet om de regels voor de uitoefening van het beroep van verwarmingstechnicus volledig te herzien met toepassing van het koninklijk besluit van 6 januari 1978. Verschillende indicatoren tonen immers aan dat de meeste verwarmingsinstallaties verouderd, te groot of niet goed afgesteld zijn en dat er op dit vlak grote besparingen mogelijk zijn. Die regels zouden volgend jaar herzien moeten zijn; - er is ook een soortgelijke actie opgezet voor de airconditioningsystemen (HVAC’s) in de kantoren, die één van de voornaamste redenen van de toename van het elektriciteitsverbruik in de tertiaire sector zijn. Deze actie sluit aan bij het denkwerk dat in Vlaanderen, Nederland of nog in Frankrijk is verricht over de totale energieprestatie van een gebouw, wat een breuk is met de huidige gesegmenteerde benadering (isolatie enerzijds, zonne-energie zonder elektromotorische kracht anderzijds, klimaatregeling, licht, elektronische apparatuur, de vraag naar warmte); - om de burgers zo goed mogelijk in te lichten over energiebesparende maatregelen is er enerzijds het REG-programma van de intercommunales die over een aanzienlijk budget beschikken om deze taak uit te voeren en anderzijds het door Gewest gesubsidieerde ABEA (Agence bruxelloise de l'Energie - Brussels Energie Agentschap), een informatiecentrum dat uitsluitend dient om de burgers te informeren. Het ABEA zal trouwens zeer binnenkort een week van de energie in Brussel organiseren. - ten slotte moedigt mijn bestuur eveneens het gebruik van boilers op zonne-energie in een stedelijke omgeving aan. In dat verband zou volgend jaar een actie, naar het voorbeeld van die welke voor het ogenblik in Wallonië is opgezet, van start moeten gaan. Ik ben mij bewust van wat er op het spel staat en van de hoeveelheid werk die daarmee gemoeid is. Ik heb trouwens pas de toestemming van de regering gekregen om het personeelsbestand van het Energie-team van het BIM te verdubbelen. Dat zal binnen twee of drie maanden klaar zijn. In verband met het debat over hernieuwbare energie wens ik eraan te herinneren dat de omzetting van de desbetreffende Europese richtlijn inderdaad een kans is die we moeten aangrijpen om de milieuprestaties van de sector voor de energiedistributie te verbeteren, onverschillig of het gaat om de productie
van groene stroom op het grondgebied van het Gewest of om de aanvoer van groene stroom. In tegenstelling tot de twee andere Gewesten beschikt Brussel jammer genoeg niet over voldoende mogelijkheden om groene stroom op zijn grondgebied te produceren, onverschillig of het gaat om windmolens, waterkrachtcentrales, verbranding van hout of plantaardig afval. Alleen de variant van de biogasverwerking kwam ter sprake tijdens de voorbereiding van het eerste afvalstoffenplan, maar werd verworpen omdat deze technologie te duur is. Het Gewest zal echter de mogelijkheid hebben om de verdelers van elektriciteit aan klanten op het grondgebied van het Gewest ertoe te verplichten minimumpercentages groene stroom te leveren. Hierbij moet er ook rekening mee worden gehouden of de markt voldoende groene stroom kan leveren om te voldoen aan de vraag. Ingeval er in Brussel een productie-eenheid van groene stroom zou worden gevestigd, zal bij de omzetting van de richtlijn een regeling voor de groene stroomcertificaten worden tot stand gebracht. Ten slotte ben ik van mening dat de door de afvalverbrandingsoven van Neder-over-Heembeek geproduceerde elektriciteit niet als groene stroom zou mogen worden beschouwd. Aangezien deze oven echter een belangrijke bron van elektriciteitsproductie in Brussel is (het equivalent van de behoeften van de MIVB), stel ik voor om, wat trouwens conform de richtlijn is, er een commerciële afzetmarkt voor te garanderen door de verdelers op de lokale markt te verplichten tot 15 % van de productie af te nemen. Aangezien deze elektriciteit in ieder geval geproduceerd wordt, dienen er voor de afvalverbrandingsoven een afzetmarkt en daarbij horende ontvangsten te worden gegarandeerd. Ten slotte voeg ik eraan toe dat de Interministeriële Conferentie voor de Energie, die op 5 april 2000 heeft plaatsgehad, onder meer beslist heeft om een samenwerkingsovereenkomst tussen de federale Staat en de Gewesten voor te bereiden, teneinde een markt voor de groene stroomcertificaten op Belgische schaal en de onderlinge verwisselbaarheid ervan te garanderen. Mevr. Adelheid Byttebier .- Het verheugt me dat de energie die vrijkomt bij afvalverbranding niet als groene stroom, maar als hernieuwbare energie wordt beschouwd. Ik vind het wel jammer dat men niet meer doet dan wachten op de eventuele vestiging van installaties om groene stroom in Brussel te produceren en dat er in Brussel geen echt minimum met betrekking tot de groene stroom is. Ons Gewest dreigt bijgevolg in zekere zin de vuilnisbak van de andere Gewesten te worden, aangezien men er elektriciteit zal verkopen die elders op onverschillig welke manier wordt geproduceerd en waarvoor de producenten geen afzet zouden kunnen vinden. De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting .- Ik herinner er u aan dat alle centrales buiten het Gewest liggen. Het enige dat we zouden kunnen doen is een “kleine” producent binnenhalen, maar voor het ogenblik zijn er geen en niemand dient zich aan. Bovendien zal er binnenkort een minimumpercentage groene stroom verplicht ges-
BIV (1999-2000) Nr. 55
VERGADERING VAN WOENSDAG 5 JULI 2000
5
teld worden, maar het zal niet opgelegd kunnen worden aan producenten die niet in het Gewest gevestigd zijn. - Het incident is gesloten. - De vergadering wordt om 15.18u gesloten.
BIV (1999-2000) Nr. 55