Notulen van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Barneveld gehouden op 28 januari 2014 Aanwezig zijn de raadsleden: de heer A.G. Appeldoorn de heer A. Barendregt de heer J.W. van den Born de heer H.C. van den Brink de heer R. van den Broek de heer H.K. Buitenhuis de heer A.H. van de Burgwal de heer T.G. Heemskerk de heer A.L. Janse de heer A.D.G. van de Kamp de heer W.A. Knapen de heer L. de Knegt de heer A.W. Korevaar de heer F.J. van der Lubbe
Voorzitter Griffier De collegeleden Gemeentesecretaris Afwezig Verslag
1.
de heer G. Ploeg mevrouw M.H.J. Pluimers-Foeken de heer D.H. van Rheenen mevrouw M. Rosbergen-van Minnen de heer L.J. Scheijgrond de heer H. Schuring de heer H. Smit de heer J. van der Tang de heer J.A. van den Top de heer J.C. van der Veer de heer P.B.J. Vos mevrouw A.S. Wassink-van Bochove de heer B. Wijnne
: de heer dr. J.W.A. van Dijk : de heer H.F.B. van Steden : de heren P.J.T. van Daalen, G.J. van den Hengel, A. de Kruijf en G.W. Tijmensen : de heer drs. D. Bakhuizen : de heren T.N. Bos, H. Brul, K. van der Werf, A.J. : Westerneng : mevrouw M.J. Strijbos-Vermeulen
Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en leest het ambtsgebed voor. De VOORZITTER heet de aanwezigen welkom, in het bijzonder de vele belangstellenden die op de tribune hebben plaatsgenomen. De berichten van afwezigheid worden genoemd. Daarbij staat de voorzitter even stil bij de heer Van der Werf, die een operatie heeft ondergaan maar nu aan de beterende hand is. Voorafgaand aan deze vergadering is “De Stroese Kegel” aan de gemeenteraad aangeboden. Deze lekkernij staat inmiddels op het menu van enkele restaurants. Met de aankoop ervan steunt men de restauratie van “De Zaadeest” in Stroe.
2.
Vaststellen agenda
De VOORZITTER wijst erop dat de commissie de raad adviseert om agendapunt 7. Visie werklandschap Voorthuizen van de agenda af te voeren. De raad stemt hiermee in. Wethouder VAN DEN HENGEL: „Geachte leden van de raad, voorzitter, ik verzoek u agendapunt 11 over het Internationaal Ballonmuseum vanavond niet in bespreking te nemen. Gisteravond is mij in een gesprek met de initiatiefnemers gebleken dat de veronderstelde dekking van de begroting, waarover ik met u van gedachten heb gewisseld in de commissie, nog niet volledig aanwezig is, maar ook dat het draagvlak binnen de Barneveldse ballongemeenschap nog niet optimaal is. Het college wil daarover eerst nader overleg voeren met de initiatiefnemers en een beter zicht krijgen op de haalbaarheid van de plannen. Het college zal u op basis daarvan nader informeren. Dank u wel.‟
2
De VOORZITTER schorst de vergadering op verzoek van de fractie van Burger Initiatief. De VOORZITTER heropent de vergadering. De heer VAN RHEENEN: „Voorzitter, ik heb vanavond een artikel bij me uit Ballonnieuws van 13 november 2012. Daarin is al gecommuniceerd dat Barneveld een ballonmuseum krijgt. De kranten staan er de laatste weken ook van vol. De wethouder komt nu met een verzoek. Wat mij met name aan dat verzoek stoort, is dat hij de bal bij het comité legt en niet bij zichzelf. U zegt: wij kunnen het niet bespreken want de veronderstelde begroting is niet aanwezig. Daar had ú voor moeten zorgen. Het „draagvlak is nog niet optimaal‟: dus de samenleving moet nog even optimaal worden gemaakt? Ik zal uw eigen verkiezingsprogramma citeren: „De VVD is voorstander van de komst van een nationaal ballonmuseum. Dit unieke concept wordt breeduit gedragen en ondersteund door vele betrokkenen.‟ Ik zou dat stukje maar eens veranderen. Daarmee wordt de bal bij het comité gelegd, terwijl het probleem bij de wethouder en het college ligt. Wij mogen vanavond iets vinden van dit voorstel, want dit voorstel is inderdaad te bekritiseren. Het voorstel is gewoon niet compleet, het rammelt aan alle kanten en dat hadden wij ons eerder moeten bedenken. Althans in ieder geval de wethouder, want de raad heeft er in de commissie wat van gevonden, wij vonden het rijp voor besluitvorming. Dit kan vanavond dus niet worden teruggetrokken. Ik heb de indruk dat, als de stemming een beetje moeilijk wordt, wordt gezegd „ach, laten we het dan maar terugtrekken‟. Daarmee wordt de democratie niet gediend. Daarmee wordt de geloofwaardigheid van de Barneveldse politiek schade aangericht. Daar gaan wij niet aan meewerken. En zeker niet in het licht – net voor de verkiezingen.‟ De heer VAN DEN BORN: „De democratie wordt ermee gediend wanneer een voorstel waar het college niet volledig achter staat, wordt teruggetrokken van de agenda. Ik kan mij nog heel veel discussies herinneren waarin u het college verweet stukken erdoor te drukken die niet voldragen waren. Nu wordt u op uw wenken bediend. Als iets niet helemaal klopt, trekt het college het terug. Ik denk dat dit prijzenswaardig is, mijnheer Van Rheenen. Daar is de democratie mee gediend.‟ De heer VAN RHEENEN: „U zegt iets heel merkwaardigs. U begint uw betoog met: het college staat niet achter het eigen voorstel. Ik begin van die democratie niets meer te begrijpen, mijnheer Van den Born.‟ De heer VAN DEN BORN: „Nee, de wethouder heeft heel duidelijk gezegd dat de informatie die hij tijdens de commissievergadering heeft gegeven anders is dan nu in het voorstel staat. Dan siert het dit college als het zegt dat dit van de agenda wordt afgevoerd. Dat is democratie. Zo hoort het. Dat is transparant.‟ De VOORZITTER: „Mijnheer Van Rheenen, u mag uw betoog vervolgen. Aan de orde is de vraag of vanavond agendapunt 11 over het ballonmuseum wel of niet in behandeling moet worden genomen.‟ De heer VAN RHEENEN: „Van onze fractie krijgt u de reactie dat wij daarmee niet akkoord gaan. Het voorstel moet gewoon worden behandeld. Dat is ook niet aan het college, dat is aan de gemeenteraad. Mijn advies aan de raad is om het punt vanavond gewoon af te handelen, in eerste instantie in ieder geval.‟ De VOORZITTER: „Aan de orde is de vraag om agendapunt 11 wel of niet vanavond in bespreking te nemen nadat het college u heeft gevraagd dit niet te doen en daarbij zijn argumentatie heeft gegeven.‟ Mevrouw ROSBERGEN: „Voorzitter, vooropgesteld: wij vinden het rijkelijk laat van het college om daar nu mee te komen, terwijl u blijkbaar gisteravond al bekend was dat de veronderstelde dekking nog niet aanwezig was. Dat is jammer, want dat had vandaag een hoop werk gescheeld. Ik moet u eerlijk zeggen dat mijn fractie dit ook behoorlijk
3 irriteert. Dat durf ik wel namens hen te zeggen. Wij vinden het niet fijn. Ik hoop dat dit geen gewoonte wordt, want dan neemt u ons als raad in die zin niet serieus. U weet dat wij hier heel druk mee zijn, dat er gisteravond fractievergaderingen zijn geweest, dat fracties standpunten innemen, ideeën krijgen voor moties of amendementen, met elkaar overleggen. Een dergelijke overlegsituatie duurt een hele dag. Ik had het liever gisteravond geweten, dat had mij vandaag veel gescheeld. Kritisch zijn is leuk, maar ik moet wel zeggen dat het in lijn is met wat wij vanavond hadden willen voorstellen, namelijk dat wij vinden dat het financieel fundament onder het voorstel op dit moment onvoldoende is. Wij hadden daartoe ook een motie voorbereid met het CDA en de ChristenUnie. Hierin hebben wij wat voorwaarden gesteld waaraan volgens ons een voorstel zou moeten voldoen. Dat zou moeten zijn: een uitgewerkt financieringsvoorstel met onderbouwde exploitatiebegroting om dan te komen tot onderbouwing van het benodigde subsidiebedrag. Ik wil u voorstellen dat wij alsnog namens deze partijen de motie inbrengen op dit punt en de andere partijen de gelegenheid geven om er even naar te kijken en om daarover vanavond onze mening te vormen. Dan kan het college in ieder geval aan het werk met de kaders die de raad op dit punt meegeeft. Dank u wel.‟ De heer SMIT: „Voorzitter, de CDA-fractie is van mening dat wij recht doen aan de initiatiefnemers door dit voorgestelde punt van de agenda af te voeren. Wel vinden wij het vreemd dat de wethouder dit nu pas doet en niet gisteravond. Zoals mevrouw Rosbergen in haar betoog al uiteen heeft gezet, is er ook vandaag door diverse raadsleden hard gewerkt. Er is eerst een amendement in elkaar gedraaid, daar is weer een motie van gemaakt omdat dat toch meer recht deed aan de hele situatie en wij als CDA-fractie toch van mening zijn dat het initiatief van een ballonmuseum voor de Barneveldse samenleving van meerwaarde is. De terugtrekking is in onze ogen jammer en rijkelijk laat. Laten wij maar zeggen: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.‟ De heer KNAPEN: „Ook wij hebben er tijd aan besteed. Maar dat geldt natuurlijk voor iedereen. Dat allerlaatste moment verdient natuurlijk geen schoonheidsprijs, maar als het de kwaliteit van de informatie en de kwaliteit van de besluitvorming straks ten goede komt, dan zullen wij het voorstel van het college steunen. Mevrouw Rosbergen stelt voor een motie in te dienen, maar dat wordt dan een motie vreemd aan de agenda.‟ De VOORZITTER wijst er op dat de raad zelf de agenda vaststelt en dat hij daarover straks een voorstel zal doen. De heer SCHURING: „Voorzitter, de ChristenUnie-fractie vindt deze gang van zaken absoluut niet fraai. Het is een slechte zaak dat een raadsvoorstel op een dergelijk laat moment wordt teruggetrokken, althans dat het voorstel daartoe wordt gedaan. Wij zijn van mening dat raadsvoorstellen moeten kloppen, dat financiële cijfers die worden genoemd in raadsvoorstellen of in bijlagen moeten kloppen en dat het college dit heeft gecheckt. Dat dit nu zo gaat, is wat ons betreft een situatie die wij niet willen laten herhalen. Wij roepen het college ook op om hieruit lessen te trekken. Qua orde wil ik voorstellen om de motie die wij met PRO‟98 en het CDA hebben ingediend te behandelen en om het raadsvoorstel inderdaad op voorstel van het college terug te trekken. De voorzitter weet of dit is toegestaan volgens de orde van de raad. Dat laat ik graag in uw deskundige handen.‟ De heer VAN DEN BORN: „Voorzitter, ook de VVD-fractie is geïrriteerd. Dit is niet de manier waarop wij graag zaken doen en wij zijn niet tevreden over het tijdstip van de mededeling. Maar wij vinden het wel belangrijk dat wij hier stemmen over voorstellen die goed zijn doortimmerd en financieel degelijk zijn. Vandaar dat wij het ordevoorstel, het vóórstel van mijnheer Van Rheenen niet steunen en uitkijken naar een zeer goed voldragen voorstel. Dank u wel, voorzitter.‟
4 De heer VAN RHEENEN: „Nu hebt u het over een ordevoorstel van Burger Initiatief. Maar dat is niet zo. Het college doet een voorstel.‟ De heer VAN DEN BORN: „Neem mij niet kwalijk. Dan moet u niet boos worden.‟ De heer VAN RHEENEN: „Nee, maar ik word een beetje boos.‟ De heer VAN DEN BORN: „Dat moet u helemaal niet doen want ik vergis mij. Uw vraag was om het voorstel te behandelen en het antwoord daarop is dat wij het niet willen.‟ De heer VAN RHEENEN: „U zegt dat ik een ordevoorstel heb gedaan en dat is niet zo.‟ De heer VAN DEN BORN: „Dat heb ik verkeerd gezegd, mijnheer Van Rheenen. Ik zal mijn zin overdoen. De VVD zal het voorstel van Burger Initiatief om het voorstel toch te behandelen, niet steunen. Zo, mijnheer Van Rheenen?‟ De heer VAN RHEENEN: „Dat is correct.‟ De VOORZITTER: „Mag ik u het volgende voorstel doen. Wij nemen vanavond geen besluiten over agendapunt 11. Stichting Internationaal Ballonmuseum Barneveld. Maar wij brengen het agendapunt wel aan de orde met het verzoek aan de raad zich alleen te concentreren op een aantal zaken die u het college wilt meegeven bij de vervolggesprekken met de Stichting. Dat kan in de vorm van een motie of in een andere vorm in de zin van wensen en bedenkingen die u vóór het overleg met de Stichting mee wilt geven. Daartoe beperken wij ons vanavond.‟ De heer VAN RHEENEN: „Voorzitter, ik wil een ander voorstel doen want u gaat ons nu beperken in spreektijd en in wat wij mogen vinden. Ik vind het al merkwaardig dat wij als oppositie naar huis moeten zonder iets te mogen zeggen. Want ons wordt nu gewoon de mond gesnoerd.‟ De VOORZITTER: „Nee, u hebt net als iedereen het woord gehad. Zelfs bij de interrupties. U hebt exact hetzelfde gekregen, zelfs een schorsing. Dus u kunt mij niet verwijten, dat kan ik ook niet accepteren, dat de oppositie de mond wordt gesnoerd op deze manier. Wij zijn verwikkeld in een ordedebat.‟ De heer VAN RHEENEN: „U beperkt wat wij straks zouden mogen zeggen. Dan zou mijn voorstel zijn om gewoon de eerste termijn te doen, zoals wij dat wel vaker doen, en samen tot de conclusie te komen dat wij er mee stoppen. Dan komt er geen besluit. Maar als iedereen zijn zegje heeft gedaan over het voorstel, dan weet de wethouder precies hoe hij straks met een goed voorstel moet terugkomen. Dat lijkt mij niet meer dan redelijk.‟ De VOORZITTER: „Ik denk dat u mij dus zo mag begrijpen dat ik het voorstel straks onder agendapunt 11 aan de orde wil stellen, waarbij alle fracties, oppositie en coalitie, alle fracties in de gelegenheid worden gesteld mee te geven aan het college wat zij nodig achten voor de verdere beraadslagingen met de Stichting. Dat mag in de vorm van een motie.‟ De heer VAN DEN BORN:
5 „Voorzitter, dan heb ik een punt van orde. Het college heeft ons zojuist verzocht om het agendapunt van de agenda af te voeren. Om niet inhoudelijk op het agendapunt in te gaan. Dat is een ander voorstel.‟ De VOORZITTER: „Dat is een ander voorstel. Maar ik luister naar uw raad, wat uw raad heeft ingebracht. Ik dacht met dit voorstel tegemoet te kunnen komen aan de grootste inbreng die naar voren kwam door de raadsleden. Ik wil dus best in de volgorde van verder gaan eerst het verzoek van de wethouder aan uw raad in stemming brengen en vervolgens het voorstel dat ik u heb gedaan. Zullen wij dan zo procedureel handelen? Dan is dat correct. Dan kunnen wij ook zien of de meest vergaande vorm, helemaal niet behandelen, versus „iets meegeven‟ door uw raad wordt geagendeerd.‟ Mevrouw ROSBERGEN: „Ik ga er even vanuit, gehoord de raad, dat het voorstel om het aan te houden wordt gesteund. Ik wil u dan wel verzoeken om de motie die wij zojuist aan de griffier hebben gestuurd alvast te verspreiden onder de leden van de raad zodat zij zich daarop kunnen beraden.‟ De VOORZITTER: „Mevrouw Rosbergen heeft gevraagd de motie die zij heeft voorbereid met het CDA en de ChristenUnie te verspreiden. Dat mag. Als wij verder gaan op dit onderwerp, kan hij worden betrokken bij de beraadslagingen. Dan hebt u hem gezien. De motie genummerd 1 van PRO‟98, CDA en ChristenUnie luidt: Agendapunt: I-11 Voorstel nr. 14-7
Onderwerp: Stimuleringssubsidie Stichting Internationaal Ballonmuseum Barneveld
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 28 januari 2014
Overwegende dat: Ondergetekenden positief zijn over het genomen initiatief van de Stichting Internationaal Ballonmuseum Barneveld om in Barneveld een ballonmuseum te realiseren. Er op dit moment onvoldoende financieel fundament voor de plannen is. Spreekt uit dat: Het pand aan de Nieuwstraat 31 voor een periode van twee jaar beschikbaar blijft voor de initiatiefnemers en niet aan anderen verhuurd zal worden. De initiatiefnemers eerst moeten zorgen voor een beter financieel fundament, te realiseren door crowd funding en sponsoring. Verzoekt: Het college in gesprek te gaan met de Stichting Internationaal Ballonmuseum Barneveld en binnen een jaar met een uitgewerkt financieringsvoorstel en onderbouwde exploitatiebegroting te komen ter onderbouwing van het benodigde subsidiebedrag. en gaat over tot de orde van de dag.
6
Toelichting: Het initiatief om in het pand aan de Nieuwstraat 31 een ballonmuseum te vestigen past bij Barneveld en heeft een toegevoegde waarde. Het pand blijft beschikbaar voor het museum en wordt niet tussentijds aan anderen verhuurd.
Indieners: PRO‟98
CDA
ChristenUnie
A.W. Korevaar M. Rosbergen
H. Smit
J. van den Top
De VOORZITTER: Dan breng ik nu in stemming het verzoek van het college om het voorstel terug te halen van de agenda, het vanavond niet in behandeling te nemen.‟ Het verzoek van het college om het voorstel van de agenda te halen wordt gesteund door de fracties van SGP, CDA, PRO‟98, ChristenUnie en VVD. Het verzoek wordt niet gesteund door de fractie van Burger Initiatief. De VOORZITTER: „Dan is het voorstel aangenomen en wordt agendapunt 11 van de agenda afgevoerd maar verspreiden wij wel de motie zoals die door de drie partijen is ingediend zojuist bij het ordedebat. Het college kan dit dan meenemen. Aldus besloten. Ik zie dat er enige verwarring is.‟ Mevrouw ROSBERGEN: „Voorzitter, tellende zou men kunnen zeggen dat CDA, ChristenUnie en PRO‟98 een meerderheid zouden kunnen hebben voor het voorstel dat wij doen. Dat is volgens mij misschien wel niet eens het geval. Ik ga er toch vanuit dat die motie op zijn minst in stemming wordt gebracht.‟ De VOORZITTER: „Nee, want wij hebben nu geen agendapunt meer. Het spijt me maar ik heb u het meest vergaande voorstel eerst in stemming gebracht en dat is vanavond niet te beraadslagen over agendapunt 11. Dat besluit is zojuist gevallen. Maar uw motie was ingediend.‟ Mevrouw ROSBERGEN: „Dan wil ik de band wel terugluisteren, want in eerste instantie zei u iets anders, namelijk dat wij in bespreking zouden gaan en het college allerlei zaken mee zouden kunnen geven en dan vervolgens de bespreking zouden staken. Dat hebt u in eerste instantie gezegd. Maar dat hebt u niet in stemming gebracht.‟ De VOORZITTER: „Dat heb ik voorgesteld. Vervolgens kwam daar een reactie op, aangevoerd door de heer Van den Born, dat hij een ander voorstel eerst wilde doen. Toen heb ik gezegd: dan brengen wij eerst het meest vergaande voorstel in stemming, namelijk dat wij het helemaal niet behandelen, maar er is wel gelegenheid om de motie in te dienen en het college mee te geven.‟ Mevrouw ROSBERGEN: „Laat ik zeggen dat ik vind, dat zeg ik dan helemaal namens mijzelf, dat u niet erg duidelijk bent geweest.‟ De VOORZITTER:
7 „Ik ben blij dat u dat namens uzelf zegt. Maar ik meen dat ik nadrukkelijk heb gezegd: we brengen eerst het meest vergaande voorstel in stemming. Als dat wordt aanvaard, dan komt het tweede niet meer in stemming. Dat is de orde van de vergadering.‟ De heer SCHURING: „Voorzitter, ik wil u verzoeken om nogmaals agendapunt 11 toe te voegen aan de agenda. Bent u daartoe niet genegen dan wil ik schorsen en dan wil ik een presidiumoverleg.‟ De VOORZITTER: „Wij hebben zojuist een besluit genomen. Wat wij dan kunnen doen is dat de raad het initiatief neemt om de motie zoals die is ingediend vreemd aan de agenda in behandeling te nemen.‟ De heer SCHURING: „Uitstekend. Bij deze akkoord, voorzitter.‟ DE VOORZITTER: „Ik kijk naar de raad en de raad krijgt in elk geval de gelegenheid om daarop te reageren.‟ De heer VAN DEN BORN: „De VVD stemt daarmee in.‟‟ De VOORZITTER constateert dat ook de fracties van SGP, CDA, PRO‟98 en ChristenUnie hiermee instemmen. De heer VAN RHEENEN: „Maar over wat u mij nu vraagt: ik weet niet over welk voostel dit gaat.‟ De VOORZITTER: „Het voorstel dat is gedaan, dat is overgenomen door de raad en waarover ik nu graag uw standpunt zou vernemen is om straks de motie, zoals die door mevrouw Rosbergen zojuist is ingediend, als vreemd aan de agenda in behandeling te nemen.‟ De heer VAN RHEENEN: „Dan wil ik voorstellen wat mijnheer Schuring inbracht. Het lijkt mij verstandig dat wij niet straks gaan schorsen maar nu even gaan schorsen en dat de fractievoorzitters even bij elkaar gaan zitten. Want ik weet niet of wij zo wel goed bezig zijn.‟ De VOORZITTER: „Dat lijkt mij niet nodig, want vijf van de zes fracties hebben zich uitgesproken over het voorstel dat zij de motie, zoals mevrouw Rosbergen die heeft ingediend, graag toegevoegd zien aan de agenda om die vreemd aan de agenda in behandeling te nemen. Ik zou de raad willen voorstellen nu niet te schorsen. Ik heb nog niet uw standpunt gehoord. Vindt u dat de motie vreemd aan de agenda ook namens Burger Initiatief kan worden behandeld? Dus een stemming nu? De heer VAN RHEENEN: „Ik doe wel mee.‟ De VOORZITTER: „Dan is de raad unaniem van mening dat wij die motie vreemd aan de agenda als agendapunt 12 in behandeling nemen. Dit is aldus besloten.‟ Met inbegrip van deze wijzigingen wordt de agenda vastgesteld.
3.
Notulen 12 november 2013
De notulen van deze vergadering worden ongewijzigd vastgesteld.
8 4.
Ingekomen en uitgaande stukken (Voorstel nr. 14-6)
De heer BUITENHUIS: „De fractie van de ChristenUnie wil graag stuk B3, faseren en doseren van de woningmarkt, bespreken vanwege de dramatische daling in de planning van goedkope woningen.‟ Mevrouw ROSBERGEN: „Voor ons geldt hetzelfde bij stuk B3. Wat betreft stuk F2, het raadsvoorstel, willen wij u meegeven dat wij geacht worden tegen dat voorstel te hebben gestemd. Het hoeft van mij niet in stemming gebracht te worden, maar mijn fractie is tegen.‟ De VOORZITTER: „U wilt in de notulen graag aangetekend hebben dat de fractie van PRO‟98 tegen het voorstel onder F2 heeft gestemd. In de agendacommissie is gesproken over de wens rond stuk B3. Het lijkt mogelijk om stuk B3 te 1 agenderen voor de commissievergadering in februari.‟ De raad stemt hiermee in en de stukken worden conform de voorstellen afgehandeld/vastgesteld.
Meningsvormend gedeelte
5.
e
Bestemmingsplan Puurveen (2 fase) (Voorstel nr. 14-2)
De fracties in de eerste termijn De heer VAN DEN BRINK: „Voorzitter, e e het bestemmingsplan Puurveen (2 fase) is een vervolg op de 1 fase welke is vastgesteld in 2007. Ondanks de achterliggende crisisjaren zijn er veel kavels verkocht in Kootwijkerbroek op bedrijventerrein Puurveen. Het bruist er van het ondernemerschap. Er zijn nog enkele kavels te e koop op de 1 fase van Puurveen. De Kootwijkerbroekse gemeenschap is dan ook content dat de gemeente Barneveld verder meedenkt om deze gemeenschap leefbaar te houden voor nu en de toekomst. Het voorliggende voorstel is een definitieve invulling van de eerder opgenomen uitwerkingsvlek. In het plan bij De Standerd was eerder een stukje maatschappelijke doeleinden opgenomen voor een gedeelte van de nieuwbouw van de Rehobothschool. Dit is nu komen te vervallen. Deze vlek wordt nu voorgesteld als gemengd gebied voor bedrijven. De SGP-fractie kan zich hierin prima vinden. Daarnaast, of daarvoor, wordt een gedeelte bedrijventerrein voorgesteld dat op de verbeelding paars is, waar de milieucategorieën A en B1 kunnen en eventueel, met ontheffing, de B2 en de Ccategorie. Meerdere fracties binnen de raad vinden deze locatie, waar rondom woningen zijn of mogelijk later nog komen, niet geschikt om op te schalen naar de categorie B2 en C. Wij dienen met alle andere fracties een amendement in om alleen voor dit gedeelte de mogelijkheid er uit te halen om te kunnen opschalen. Wij stellen voor om dit gedeelte ook als gemengd gebied te bestemmen. De goot- en nokhoogte willen wij op 7 meter voor de goothoogte en 8 meter voor de nokhoogte bestemmen voor beide gemengde bestemmingen. Dus eenzelfde hoogte voor beide gedeelten aan deze zijde van De Standerd. Hiermee wordt meer recht gedaan aan de omgeving , waar het allemaal ruimtelijk wordt ingepast. Met de aangrenzende bestaande woningen dient enigszins rekening te worden gehouden, menen wij. Wij denken hiermee een uitbreiding mogelijk te maken waarmee Kootwijkerbroek weer jaren vooruit kan. Dank u wel.‟ Het amendement genummerd 2 van SGP, CDA, PRO‟98, ChristenUnie, VVD en Burger Initiatief luidt: Agendapunt: I-5 1
Actiepunt van de agendacommissie
9 Voorstel nr. 14-2
Onderwerp: Bestemmingsplan Puurveen 2e fase
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 28 januari 2014
Ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: Het voorgestelde gedeelte aan De Standerd waar bedrijfsbestemming wordt voorgesteld (paarse gedeelte) te wijzigen in bestemming gemengd gebied: De goot- en nokhoogte van de beide bestemmingen aan De Standerd vast te leggen op de voor goothoogte 7 m en nokhoogte 8 m.
Toelichting: Omdat er nogal wat bestaande woningbouw in de omgeving aanwezig is, is het wenselijk om de voorgestelde activiteiten binnen de kaders te houden van categorie A en B1. Door deze wijziging is duidelijk wat er kan plaatsvinden en zijn er geen wijzigingsmogelijkheden voor het college van B&W om dit op te schalen. Vanuit Kootwijkerbroek is hier draagvlak voor.
Indieners: SGP
CDA
PRO‟98
H.C. van den Brink
mw. A.S. Wassink – van Bochove
A. Barendregt
ChristenUnie
VVD
Burger Initiatief
J.A. van den Top
P.B.J. Vos
D.H. van Rheenen
Mevrouw WASSINK: ´Voorzitter, e het college stelt de raad voor om het bestemmingsplan Puurveen (2 fase) vast te stellen. Een plan voortvloeiend uit het bestemmingsplan Kootwijkerbroek-West, dat in 2007 is vastgesteld. Een bestemmingsplan dat onder meer de ontwikkeling van 7,1 hectare be drijventerrein en woningbouw mogelijk maakte. Een deel van het plangebied, nu bestemmingsplan Kootwijkerbroek-StroeKootwijk geheten, moest nog worden uitgewerkt. Mijn oud fractiegenoot Jaco Geurts gaf het destijds bij de behandeling van het bestemmingsplan Kootwijkerbroek-West al aan: Kootwijkerbroek kent zeer actieve inwoners. Dat blijkt ook vandaag de dag. Om te voldoen aan de vraag naar ruimte voor bedrijven is het noodzakelijk om nu ook de uitwerkingsvlekken voor bedrijven te ontwikkelen. Dat is goed om te constateren. Naast bedrijvigheid wordt in dit plan ook woningbouw mogelijk gemaakt. Er zijn op niet al te grote afstanden al woningen gelegen. Dit is een combinatie van twee functies binnen een gebied die mogelijk is, maar waar zorgvuldig mee moet worden omgegaan, zeker daar waar het de leefbaarheid betreft. Dit plan maakt op een afstand van minder dan 30 meter tot woningen de bouw van bedrijven mogelijk. Dat is in de ogen van de CDA-fractie geen optimale situatie. Een afstand van 30 meter was, gelet op de bestemming bedrijf en met name de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheid om zwaardere categorieën bedrijven toe te staan, beter geweest. De andere kant van het verhaal is dat kopers van de te realiseren woningen er van tevoren van op de hoogte zijn in welke omgeving hun woning zal staan. De CDA-fractie ziet in het wijzigen van de
10 bestemming bedrijf aan De Standerd naar de bestemming gemengd een mogelijkheid om én bedrijvigheid toe te staan, maar dan uitsluitend bedrijvigheid tot categorie B en zonder afwijkingsmogelijkheid, én een stabiele woonomgeving te creëren. Door bovendien de goot- en nokhoogte van 9 meter naar 7 en 8 meter te verlagen, wordt er in voldoende mate aan de belangen van omwonenden tegemoet gekomen en kan er in onze ogen worden gesproken van een aanvaardbaar plan. Daarom heeft de CDA-fractie het amendement, dat zojuist door de SGP-fractie is ingediend, mede ondertekend. Voorzitter, ik dank u wel.´ De heer BARENDREGT: ´Mijnheer de voorzitter, e het is mooi dat in Kootwijkerbroek de 2 fase Puurveen gerealiseerd kan gaan worden met dit plan. Omdat onze zwaardere bedrijvigheid op Harselaar-Zuid moet terechtkomen, waren wij de mening toegedaan dat dit daar niet hoorde, tenminste niet de uitzonderingsmogelijkheid die daarvoor zou worden gemaakt. Derhalve zouden wij een amendement steunen, dat hebben wij bij deze gedaan. Ik kan nu de mooie tekst van mijn twee voorgangers herhalen, maar dat doe ik niet. Dank u.‟ De heer VAN DEN TOP: „Bedankt, voorzitter, de ontwikkeling van Puurveen loopt goed. Vele ondernemende Kootwijkerbroekers hebben hun plekje gevonden op Puurveen met hun bedrijf of hun woning. Puurveen moet worden uitgebreid, e daarom ligt Puurveen (2 fase) nu op tafel. Het parkeren en de afwatering zijn wel goed geregeld in dit plan maar zullen toch wel een aandachtspunt blijven in de toekomst. Het punt dat de ChristenUnie wel wil veranderen , is de zwaardere categorie van bedrijven die zich op Puurveen kunnen vestigen. Bedrijven in de A - en B1-categorie kunnen zich vestigen op Puurveen en de bedrijven in de categorie B2 en C kunnen e zich met een ontheffing van het college vestigen. Het bestemmingsplan Puurveen (2 fase) omvat drie gebieden. Twee gebieden rondom De Standerd en De Wiek liggen midden in Puurveen tegen een aantal woningen aan. Hier willen wij als ChristenUnie geen zwaardere categorie toestaan. Daarom willen wij deze twee gebieden beide de bestemming gemengd geven. Dit houdt in dat de categorie B2 en C hier niet zijn toegestaan. Daarom hebben wij met de andere partijen een amendement hiervoor ingediend. In het gebied rondom De Spil, aan de rand van Puurveen, blijft de ontheffingsmogelijkheid van het college bestaan. Maar wij vragen het college wel om hier zeer terughoudend gebruik van te maken. Want Puurveen is een bedrijventerrein en de zware bedrijven kunnen op Harselaar-Zuid terecht. Dank u wel.‟ De heer VOS: „Dank u wel, voorzitter, ook de VVD-fractie is niet zo van het herhalen. Complimenten daar waar ze van toepassing zijn, zou ik zeggen. Wij sluiten ons volledig aan bij het mede door ons ingediende amendement. Daar waar bedrijven en woningen gemengd worden ontwikkeld, op één kavel of naast elkaar, vraagt dit bijna altijd aandacht. Het vraagt trouwens bijna altijd maatwerk. Wat de VVD-fractie betreft kan men daar ook niet voorzichtig genoeg mee zijn. Want men moet niet alleen aan de eerste generatie denken. De eerste generatie koopt een huis, misschien wel naast een bedrijf, misschien wel naast een eigen bedrijf. Dat doet men altijd met een bepaalde gedachte. Maar twintig jaar later is een dergelijk huis een keer verkocht, dan wonen er andere mensen die geen boodschap meer hebben aan wat de vorige bewoners vonden. Dan beginnen de problemen te ontstaan. Dat ziet men in heel Nederland vaak gebeuren, ook in onze gemeente zijn er voorbeelden van. Ik wil graag een beetje inzoomen op dat stukje. Dat heeft ons bewogen om van daag een motie in te dienen die misschien niet eens zo van toepassing is op net dit stukje bestemmingsplan want op dit stukje speelt het even niet. Maar het is wel iets dat vaker voorkomt, ook in onze gemeente. Er moeten in de toekomst vaker bestemmingsplannen komen en daarom is dit een mooie gelegenheid om onze motie eens tegen het licht te houden en te ervaren wat u er als raad en als college van vindt. Hij is niet vreemd aan de agenda. De motie die wij vandaag indienen bestaat er uit dat, daar waar men bedrijven en woningen op één kavel ontwikkelt, de zogenaamde bedrijfswoning, dat men die kavel ook ondeelbaar maakt. Dat zou dan een kettingbeding bij de notaris moeten worden , wat ons betreft. Er wordt dan gesteld dat de notaris er in de toekomst een andere eigenaar mag inschrijven, maar niet mag delen. Niet het halletje links en de woning r echts verkopen zodat er een burger
11 tussen de woningen in gaat wonen, die weer voor heel veel overlast gaat zorgen bij de bedrijven. Het zijn mensen die dan vaak een goedkoper stukje grond kopen, er een mooi villaatje op zetten en niet zo‟n behoefte hebben aan een bedrijfshal. De bedrijfshal wordt dan verkocht aan de buurman en het probleem is geboren. Het is een praktische motie. Ik zou erg graag weten wat de raad en wat het college ervan denkt. Daar waar de motie vandaag niet helemaal van toepassing is, is hij echt een symbool dat wij aan de orde willen stellen. Dank u wel.‟ De motie genummerd 3 van de VVD luidt: Agendapunt: I-5 Voorstel nr. 14-2
Onderwerp: Bestemmingsplan Puurveen 2e fase
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 28 januari 2014
Verzoekt het College: Bij de uitgifte van grond: Daar waar op één kavel gewoond en gewerkt wordt (bedrijfswoning + bedrijfsruimte) dit kavel middels een kettingbeding in de akte van levering ondeelbaar te doen maken.
Toelichting: vaak in Nederland wanneer er op bedrijventerreinen problemen ontstaan in de sfeer van de Milieu vergunning zijn het niet de oorspronkelijke bewoners / bedrijfseigenaren die klagen maar worden deze woningen bewoond door burgers die de goedkopere locatie verkiezen en vervolgens de omringende bedrijven hinderen in de bedrijfsuitoefening. Een bedrijfswoning dient een bedrijfswoning te blijven. en gaat over tot de orde van de dag.
Indieners: VVD P.B.J. Vos J.W. van den Born
De reactie van het college op de eerste termijn Wethouder DE KRUIJF: „Dank u wel, mijnheer de voorzitter, tegen een dermate omvangrijk geweld kan dit collegelid niet op. Dus wat zal ik mij verweren tegen dit amendement. Ik begrijp u wel. Bij het toepassen van ontheffingen, afwijkingen heet dat in termen van het bestemmingsplan, is uiterste zorgvuldigheid noodzakelijk. Ik begrijp heel goed wat
12 mijnheer Van den Top bedoelt als hij zegt dat wij in algemene zin zorgvuldig moeten zijn bij het 2 verlenen van die ontheffingen. Dat wil ik hem bij deze graag toezeggen. Het is overigens wel zo dat de methodiek van ontheffingen flexibiliteit biedt. Die flexibiliteit geeft u nu op. U bepaalt rechtstreeks wat kan en wat niet kan. Dat is een keuze die u maakt. Ik stel mij voor mij daarbij maar neer te leggen. Wat de motie van de VVD betreft die oproept om over te gaan tot het maken van kettingbedingen: dit deden wij in het verleden ook wel. Juridisch heeft dat te maken m et de tweewegenleer. Dan kom ik bij een wat ingewikkeld verhaal. De vorige voorzitter van deze raad besprak dit wel eens met u, misschien kunt u zich dat nog herinneren. Die tweewegenleer betekent dat, wat publiekrechtelijk geregeld kan worden, je privaatrechtelijk niet nog eens dunnetjes over moet doen. Eigenlijk zijn wij daarmee bezig wanneer wij de motie, zoals die voorligt, gaan aannemen. Want publiekrechtelijk is geregeld dat een bedrijfswoning een bedrijfswoning is. Wanneer iemand besluit een bedrijfswoning te gaan bewonen, terwijl diegene niets met het bedrijf te maken heeft, kan hij te maken krijgen met handhaving van de gemeente want hij bewoont een bedrijfswoning voor burgerdoeleinden. Als u de mening bent toegedaan dat wij die bedrijfswoning moeten verschonen van burgers, dan moet u het college oproepen handhavend op te treden tegen een dergelijke activiteit. Daarmee voorkomt u het privaatrechtelijk te moeten regelen.‟ De heer VOS: „Ik kan goed volgen wat u zegt. Maar de praktijk leert ons toch dat er best veel gevallen zijn waarin op bedrijventerreinen, niet alleen in onze gemeente, ook daarbuiten, de situatie zich voordoet dat een bedrijfswoning die al vele jaren in gebruik is, op enig moment wordt vervreemd en dat het onroerend goed van het bedrijf dat erachter is gelegen naar een andere eigenaar gaat, dat de woning een woning blijft en dat dit tot allerlei soorten ongewenste situaties leidt. Dat bestaat echt.‟ Wethouder DE KRUIJF: „Ik beweer ook niet dat niet bestaat. Ik wijs u er alleen op dat er publiekrechtelijke middelen zijn om daar tegen op te treden. Want op het moment dat het zich voordoet, kan het college besluiten handhavend op te treden tegen die bewoning. Het is namelijk gebruik in strijd met de bestemming. Uw motie roept het college op om dan op te treden. Nu, ik heb er geen moeite mee om met u te delen dat, wanneer die situatie zich op bedrijfsterreinen gaat voordoen, wij handhavend optreden tegen een dergelijk gebruik. Dan hebben wij het over alle bedrijfswoningen. Het beperkt zich niet tot Puurveen. Dan beperkt het zich ook niet tot kavels die door de gemeente zelf alleen worden uitgegeven, want dat is hier in Puurveen het geval. Dan heeft het betrekking op alle percelen ongeacht wie de eigenaar is of was. Ik begrijp goed wat u bedoelt, want het geeft een heleboel gedoe. Maar ik zou het liever in die route brengen.‟ De heer VOS: „Dat is inderdaad waar ik naar toe wil. Ik begrijp wat u zegt en ik denk dat er ook veel voor is te zeggen om, daar waar dat van toepassing is, op te treden. Maar de praktijk leert gewoon dat een heleboel situaties dan al helemaal uit de hand zijn gelopen. Als men het regelt zoals het in de motie is bedoeld, dan doe ik u als college ook een plezier, want u hebt dan in het vervolg die toestanden niet meer. Als men bij nieuw uit te geven bedrijfsterreinen deze route zou vo lgen, dan heeft men klip en klaar gemaakt dat die kavels zijn om te wonen en te werken, die combinatie. Dan is er geen discussie meer, het is later niet meer deelbaar. Het geeft een stuk helderheid.‟ Wethouder DE KRUIJF: „Het is zo dat een kettingbeding bij de overgang van eigenaren altijd het risico loopt te verdwijnen. De notaris moet wel heel actief en alert zijn wil hij ervoor zorgen dat het kettingbeding overeind blijft. Dus de effectiviteit ervan moet u niet overschatten. Maar het signaal dat u wilt afgeven begrijp ik helemaal.‟ De fracties in de tweede termijn De heer BARENDREGT: „Voorzitter, wij hebben net een motie te zien gekregen en er is net een discussie over geweest. Het gebeurt niet zo vaak, maar ik sta ongeveer op hetzelfde standpunt als de wethouder. Ik sta er eigenlijk 2
Toezegging door het college
13 achter, maar ik weet niet wat ik ermee aan moet want hij voegt niets toe. Het heet juridisch -politiek een sympathieke motie, maar wat moet ik ermee want hij zet nergens toe aan. Ik denk dat juridisch allang voldoende is uitgezocht, wij hebben net het bestemmingsplan Buitengebied weer gehad, om dit soort zaken te regelen. Het is niet verder te regelen dan dit. Het enige dat men kan doen is goed handhaven. En handhaven betekent dat het college met de ambtenaren de taak hebben om ieder jaar heel goed te controleren of het inderdaad nog zo is zoals het het vorige jaar was. Ik denk dat deze motie in feite een oproep doet om de handhaving wat harder, intensiever te doen. Juridisch kan ik er niet zoveel mee.‟ De VOORZITTER: „Deze motie roept niet op om te handhaven. De wethouder heeft aangegeven dat hij dat graag zal doen en het ook als een uitspraak van de raad zou kunnen zien. Maar deze motie gaat een stap verder, dat heeft de heer Vos duidelijk gezegd. Hij wil aanvullend ook het kettingbeding.‟ De heer VOS: „Dank u, ik kan het niet beter zeggen dan dat u het zojuist verwoordde. Met de aanvulling dat ik denk dat er ook heel veel niet wordt gehandhaafd omdat men het domweg niet in d e gaten heeft. Het voorkomt ook een hoop handhaving want het schept duidelijkheid vooraf.‟ De heer BARENDREGT: „Dan heb ik nog één vraag aan de wethouder. Kan hij ons uitleggen hoe het juridisch zit met een kettingbeding? Volgens mij kan het kettingbeding ineens verdwenen zijn als je één keer een huis, een bedrijf verkoopt. Klopt dat?‟ Wethouder DE KRUIJF: „Je moet een alerte notaris hebben. Die notaris dient het kettingbeding door te zetten naar de volgende eigenaar. Maar daarbij gaat in de praktijk nogal eens wat mis.‟
6.
Bestemmingsplan Hoofdstraat I (Voorstel nr. 14-1)
De fracties in de eerste termijn De heer BARENDREGT: „Dank u, mijnheer de voorzitter, Van Meerveld, noem ik het eigenlijk, en het plan willen op deze locatie bestemming detailhandel verruimd tot detailhandel plus dienstverlening. Het lijkt wel het werklandschap zoals dat hemelsbreed 150 meter verder wordt ontworpen zonder de kaderstelling vanuit de raad. Naar onze inschatting, dan spreek ik als PRO‟98, had op deze locatie een aantal woningen veel beter gepast, als ondersteuning voor het algemeen belang voor de omwonenden. Dat de wethouder in de commissie Grondgebied hier anders over denkt, doet er nu niet toe. Als raad beschouwen we een aanvraag voor verandering van bestemmingsplan ingediend door de eigenaar. Deze aanpassing zal heel weinig verschillen met de mogelijkheden in het huidige bestemmingsplan , zodat wij constateren dat de veranderingen plaatsvinden binnen de mogelijkheden en dat er gee n bezwaar tegen is.‟ Dank u.‟ De heer VAN DEN BRINK: „Dank u wel, het bestemmingsplan Hoofdstraat I in Voorthuizen is in de commissie aan de orde geweest. Mevrouw Van de Veen heeft bij dit onderwerp ingesproken en later heb ik pas van haar begrepen dat zij nogal wat moeite had met een andere maatregel van de gemeente Barneveld die enigszins verband houdt met deze bestemmingswijziging. Langs de Hoofdstraat in Voorthuizen zijn er diverse mogelijkheden om van de parallelweg de hoofdrijbaan heen en terug op te gaan. Soms is het direct voor de inrit van een kleine straat of een uitrit. Eerder dit jaar is er vanuit de gemeente schriftelijk overleg geweest met de aanwonenden: de helft van de doorsteken wordt dichtgemaakt en toevallig ook de doorsteek bij de inrit van de voormalige Van Meerveld. Mevrouw zou bijzonder graag deze doorsteek willen behouden voor het bestemmingsverkeer van het deze avond te
14 bestemmen verzamelgebouw. Onze vraag aan de wethouder is: kan de wethouder toezeggen dat hij zich in zal zetten om de doorsteek van de voormalige hal van Van Meerveld te behouden? Ik dank u wel.‟ De reactie van het college op de eerste termijn Wethouder DE KRUIJF: „Dank u wel, voorzitter, tijdens de commissievergadering kwam dat ook aan de orde door mevrouw Van de Veen. Er is namelijk een correspondentie geweest met de bewoners van de Hoofdstraat om het aantal verbindingen tussen de parallelweg en de hoofdrijbaan te beperken, om ook de 30 km functie die op de parallelweg zou moeten functioneren beter tot zijn recht te laten komen en het aantal uitritten op de Hoofdstraat te beperken. In 2011 en 2012 heeft hierover correspondentie plaatsgevonden. Op de bestemmingsplankaart kunt u de huisnummers zien. Aanvankelijk was het d e bedoeling om de doorsteek bij nummer 90 en 92 weg te halen maar bij nader inzien is na gesprekken, met vertegenwoordigers van onder andere de heer Van Meerveld, besloten om de opening daar te behouden. Wat dat betreft heeft mevrouw Van de Veen het recht aan haar kant, denk ik. Die opening blijft en wordt niet afgesloten zodat er een goede ontsluiting van het terrein op de Hoofdstraat mogelijk blijft.‟ De VOORZTTER: „Dan gaan wij naar agendapunt 8, het beleidskader van de 3 Decentralisaties. Daarvoor hebben alle fracties zich gemeld. Dan beginnen wij met mijnheer De Knegt. Misschien is het goed, ik kijk nog even naar de fracties, om de agendapunten 8 en 9 gezamenlijk te behandelen. Wat vindt u daarvan? Om die samen, als één geheel, te behandelen? Ja, dat is het geval? Nee? PRO‟98 zegt van niet? Het mag met twee sprekers – dat zij dus na elkaar komen als u verschillende sprekers hebt. Nee?‟ Mevrouw ROSBERGEN en de heer VAN DE BURGWAL geven aan de agendapunten apart te willen behandelen. De VOORZITTER: „Dan doen we het niet. Dan doen wij het in twee agendapunten. Zo staan ze geagendeerd.
8.
Beleidskader 3 Decentralisaties (Voorstel nr. 14-3)
De fracties in de eerste termijn De heer DE KNEGT: „Dank u wel voor het woord, voorzitter, de afgelopen tijd konden de kranten niet opengeslagen worden of het stond er wel in: decentralisaties jeugdzorg, AWBZ en Participatiewet. Dan ging het om de taken die naar de gemeente toe komen, of dat allemaal wel kon, of het niet teveel was, te complex was, dan wel over het geld dat ermee gepaard gaat, het budget waarop flink wordt gekort, of dat wel terecht is en of de gemeente daar wel mee uit kan. De gemeente Barneveld is al een aantal maanden geleden voortvarend aan de slag gegaan met het een en ander en heeft dat gedaan in samenwerking met organisaties op het gebied van welzijn en zorg, op het gebied van cliënten, burgers, Wmo-raad en is zodoende gekomen tot een beleidsplan. Onze complimenten daarvoor. Zo moet het gebeuren. Interactief. Want uiteindelijk is het beleid dat moet worden gedragen door die burgers en door de organisaties. Daarmee is het nog niet af, want wij staan pas aan het begin. Dit zijn kaders en die kaders moeten leiden tot verordeningen en moeten uiteindelijk leiden tot uitvoering van beleid. Daarom onze oproep ook aan de wethouder en het college om dit proces voort te zetten en om in contact te blijven staan met de organisaties en met burgers. Het is goed dat wij vanavond hierover spreken want het is 2014 en over 11 maanden is het 2015. Dan is het zover. Dan komen al die taken naar de gemeente toe en moet er uitvoering van beleid plaatsvinden.
15 In het beleidskader wordt melding gemaakt van tien pijlers. Pijlers betekent dat er gefundeerd beleid is en dat is goed. Deze pijlers komen voort uit het Wmo-beleidsplan 2012-2015 en zorgen er zodoende voor dat er continuïteit van beleid is. Daar is de SGP ook erg voor. Als het gaat om die pijlers, dan vallen ons twee dingen op. In de eerste plaats dat lokaal moet worden gedaan wat lokaal kan en regionaal wat moet. Dat „moet‟ is wat ons betreft een heel sterk moeten. Want als het niet zo is, dan moet het vooral lokaal gebeuren. Er moet lokaal beleid worden gemaakt dat wordt ingebed in de Barneveldse samenleving, want dan alleen is het beleid dat de Barneveldse burger ten goede komt. Die andere pijler, identiteit, is wat ons betreft ook een heel belangrijke pijler. Het gaat om zorg, het gaat om mensen die ondersteuning nodig hebben, om zwakkeren in de samenleving. En dan is identiteit van het grootste belang want het moet dicht aansluiten bij de belevingswereld van die burger. Zelf – Samen − Gemeente, dat mag je eigenlijk boven deze kaders schrijven, de rode draad in het beleid. Dat is wat ons betreft de goede rode draad. Wij gaan van rechten naar plichten. Dat is een spannend proces maar het is wel een proces waar de SGP van harte achterstaat. Dat betekent ook, dat moeten wij ook hardop tegen elkaar zeggen, dat er verschillen gaan ontstaan tussen de gemeenten. Dat is niet erg, want wij gaan vooral een lokaal beleid maken. Dat betekent dat wij kijken naar wat goed is voor onze Barneveldse burger, waarbij wij niet direct kijken naar wat er elders gebeurt, ver bij ons vandaan. Van belang is dat die hulp dicht bij de cliënt wordt geboden. Wat dat betreft heeft de SGP wel wat zorgen, wat vraagtekens. Want dat betekent dat duidelijk moet zijn waar die ondersteuning kan worden gehaald, welke organisaties er zijn en welke steun op een bepaald moment kan worden geboden. Dat betekent dat er dus voorlichting moet zijn en dat er duidelijkheid moet zijn richting de burger, alle burgers, over waar en hoe de hulp kan worden geboden. Dat is van belang. Er moet de komende maanden duidelijk over worden nagedacht hoe dit handen en voeten gegeven kan worden. Daarnaast is er een samenhang tussen de decentralisaties. Er ligt nu één beleidskader. Dat is goed. Maar daarin moeten die verbanden nog wel heel duidelijk worden opgezocht. Dat moet niet alleen op papier gebeuren, dat moet met name hier in huis gebeuren en bij de organisaties die uitvoering gaan geven aan het beleid. Dat betekent dus dat men moet verbreden. Dat betekent ook dat men de samenhang moet gaan zien, met name hier intern. Want ondertussen staan wij wel voor een opgave, niet alleen maatschappelijk maar zeker ook financieel. Dat betekent dat er efficiencyvoordelen moeten worden behaald en dat kan alleen als er wordt samengewerkt, dat kan alleen als het ook tussen overheid en burger op een goede manier verloopt. Daar moet wat ons betreft aandacht voor zijn. Het Gesprek is van groot belang. Dat Gesprek moet wat ons betreft worden gevoerd door mensen die kundig zijn, die competent zijn. Daarvoor is al heel veel competentie in het veld, bij de zorgorganisaties. Ons aandachtspunt is dan ook dat daar met name wordt geluisterd naar hoe die gesprekken gevoerd moeten gaan worden. Want dat kun je niet leren met een kunstje, dat kun je niet leren met een cursus, maar dat moet van binnenuit komen, vanuit het hart. Dat moet met bewogenheid gebeuren. Betekent dat dan dat eenieder krijgt wat hij of zij wil? Nee, dat dus niet. Want wij gaan op zoek naar de vraag achter de vraag en dan kan opeens blijken dat er heel wat anders nodig is dan wat de burger in eerste instantie dacht. Dus ook dat vereist tact, ook dat vereist het zicht op het welzijn van de burger. Bij de nieuwe Wmo is van belang dat de vrijwilligers ondersteund gaan worden. Dat moet gebeuren door middel van respijtzorg. Dat moet gebeuren met behulp van begeleiding. Daar moet dus aandacht voor zijn. Want die vrijwilliger is wat ons betreft het cement van de samenleving. Daarbij kijken wij ook breed naar vrijwilligersorganisaties. Dus wij kijken niet alleen naar Welzijn Barneveld, maar wij kijken naar de vele organisaties die er zijn. Daarbij letten wij, wat de SGP betreft, ook op de eigenheid van die organisaties. Of wel: organisaties die worden ingeschakeld werken binnen eigen kaders, hebben eigen activiteiten, dus er wordt samengewerkt tussen die organisaties maar die blijven intussen wel hun eigen ding doen en zullen daar dan ook op eigen wijze mee om gaan. Bij de Participatiewet gaat het om werknemers en om werkgevers. Daarbij is het van groot belang dat de werkgever optimaal wordt ondersteund. Maar daarbij is het ook van groot belang dat er een goede relatie is tussen overheid en bedrijfsleven. Het Ondernemersloket speelt daarbij dus een heel belangrijke rol. Wij kunnen niet genoeg benadrukken, ook richting het college, dat daar gebruik van wordt gemaakt. Ook daar moet goed worden geluisterd naar hetgeen er speelt in het veld, zodat ook werkgevers optimaal worden ondersteund en zodat zij op de juiste wijze mensen aan werk kunnen helpen en kunnen begeleiden. Daarbij zeggen wij dat werkervaring erg belangrijk is en dat mensen dus ook allerlei werkzaamheden moeten gaan doen die zij in de tussentijd kunnen oppakken. Dat betekent dat wij er ook aan gaan denken om mensen die geen werk hebben in te zetten in allerlei organisaties, om daar aan het werk te kunnen gaan.
16 Het Rijksbudget is leidend. Dat kunnen wij begrijpen. Maar om te voorkomen dat er aan het eind van een jaar geen hulp meer is, zullen wij ervoor moeten zorgen dat wij de kaders heel goed neerzetten in de verordeningen en dat wij op die basis verder gaan. Dat betekent dat wij niet halverwege het jaar allerlei zaken moeten gaan wijzigen. De uitgangspunten van de overheid om directe vormen van solidariteit meer te bevorderen sluiten aan bij de visie van de SGP. Er wordt uitgegaan van wat mensen nog wèl kunnen, dus niet van hetgeen zij niet meer kunnen. Als er ondersteuning nodig is, dan wordt eerst naar de omgeving gekeken, naar de burger zelf. En pas daarna, als vangnet, naar de overheid, voor de zwakkeren in de samenleving. De SGP ziet daarbij niet alleen de financiële uitdaging maar ook de maatschappelijke uitdaging. De zorgvragen nemen toe en de solidariteit neemt, door het toenemend individualisme, steeds meer af. De ontwikkeling naar een samenleving waarin de mensen meer zorg voor elkaar hebben heeft daarom ook tijd nodig. Er is een cultuur- en mentaliteitsverandering nodig. Het moet daarbij vanzelfsprekend worden dat mensen voor zichzelf zorgen. Er wordt dus meer verantwoordelijkheid gelegd bij de burger. Dat is een goede zaak. De overheid blijft het vangnet voor de zwakkeren. Ook een goede zaak. Want dat is, wat de SGP betreft, Beter voor elkaar. Ik dank u.‟ De heer VAN DEN BROEK: „Voorzitter, dank u wel, vandaag moeten we een besluit nemen over een wel heel belangrijk onderwerp, nameli jk de uitvoering van de drie decentralisaties, van de Jeugdwet, de nieuwe Wmo en de Participatiewet. Voor ons ligt een beleidskader waarover goed is nagedacht. De CDA-fractie wil de wethouder dan ook complimenteren met dit cruciale document. Wij moeten het beleidsplan vanavond vaststellen om de uitvoering ervan niet te frustreren. Dit heeft alles te maken met de stoom en kokend water methode waarop het huidige kabinet deze taken bij de gemeenten neerlegt. De regering zwabbert met budgetten en wetgeving en wij als gemeenten krijgen het op ons dak als de uitvoering zo meteen hapert. Het beleidskader is gebaseerd op twee belangrijke voorwaarden, namelijk: 1. dat er voldoende bereidheid en potentieel is van burgers om elkaar te helpen en 2. dat er voldoende geld is voor een goede uitvoering van alle zorgtaken die vanaf volgend jaar op het bordje van de gemeente liggen. Met deze twee voorwaarden staat of valt het hele beleidskader. Wij zullen de komende tijd dus strak moeten monitoren of wij als gemeente waar kunnen maken wat wij in dit beleidskader beogen. Wij willen de mate waarin dit beleid succesvol is dan ook als CDA-fractie zorgvuldig blijven volgen, daarbij willen wij ook de ervaringen van de verschillende belangenorganisaties betrekken. Daarom komen wij hierover, met SGP, PRO‟98 en ChristenUnie, met een amendement. Aan de informatieverstrekking van waar wij staan heeft het in de achterliggende tijd niet gelegen, met de regelmaat van de klok zijn wij geïnformeerd in breed verband met de zorgaanbieders, de zorgontvangers en met een extra commissievergadering. Er liggen nog veel onzekerheden aan deze decentralisaties ten grondslag, die wij dankzij het beleid van deze VVD/PVDA-regering op ons bordje hebben gekregen. Het moet allemaal zo snel dat het ten koste gaat van de zorgvuldigheid, zo snel dat de Eerste Kamer de behandeling van de Jeugdwet al heeft moeten uitstellen, omdat de inhoud van het wetsvoorstel rammelt en men er toch meer tijd voor nodig heeft. Tijd die wij als gemeente niet krijgen. De invoering zal toch echt plaatsvinden op 1 januari 2015. De CDA-fractie heeft zorgen over het ontbreken van een goede risicoanalyse in dit beleidsdocument. De vraag naar de precieze omvang van het budget is bijvoorbeeld nog niet beantwoord. De wethouder kan zich slechts op voorlopige cijfers baseren. Wij krijgen echter wel de opdracht mee om zorgtaken te continueren, zonder dat er gaten vallen. Kortom, de mensen die het betreft, zullen niet geconfronteerd mogen worden met hiaten in de meest noodzakelijke zorg die ze ook krijgen. Nieuw is het keukentafelgesprek, waarmee op dit moment binnen de Wmo al wordt gewerkt en dat redelijk succesvol lijkt, uitgaande van de eerste berichten daarover. De ambtenaar die het gesprek gaat voeren moet wel over een fors aantal competenties beschikken om tot een goede analyse te komen van de zorgvraag en het meest passende zorgaanbod op basis van de verschillende wettelijke kaders. Het wordt een 'spin in het web functie' die van groot belang is in de besluitvorming. Om gedurende dit risicovolle invoeringstraject de belangen van de cliënten optimaal te waarborgen, dienen wij met PRO‟98, ChristenUnie en Burger Initiatief een amendement in, waarin wij voorstellen om een ombudsfunctie in te stellen. Dit omdat een beroepsprocedure op een beslissing van de gespreksambtenaar een moeizaam proces kan zijn en een ombudsfunctie laagdrempelig is en eventuele klachten of vragen zo sneller afgehandeld kunnen worden. Primair is dit voorstel
17 ingegeven door de overtuiging dat wij als CDA pal willen staan voor de belangen van de zwakkeren in de samenleving. Afgelopen week is er een discussieavond georganiseerd over de decentralisaties door het SchaffelaarPodium, waarbij met name zorgaanbieders, zorgverleners, ambtenaren en burgers konden discussiëren over de gevolgen van de decentralisaties. Een prachtig platform, waar ook veel praktijkvoorbeelden naar voren kwamen. Een dergelijke discussieavond vormt een basis voor de gedachtevorming, Hoe nu verder? Het tweede punt van zorg van de CDA-fractie is het bedrag aan geld dat wij straks van de overheid krijgen. Is dat wel voldoende om het kwaliteitsniveau te handhaven dat wij tot nu toe kregen? De Rijksbijdrage wordt aan ons overgemaakt minus forse kortingen, met als motivatie dat er efficiencyvoordelen te behalen zijn. Maar aangezien meestal de kosten voor de baten gaan, is het maar de vraag of dat in de eerste invoeringsjaren ook gaat lukken. Kortom, ook hier ligt nog een fors risico, terwijl wij als gemeente maar beperkte mogelijkheden hebben om financieel bij te spijkeren. Tenslotte is er in dit beleidskader nog geen aandacht geschonken aan flankerend beleid, wat nodig is om de doelstellingen van dit beleidskader in de komende jaren te halen. Het CDA doelt dan met name op de huisvesting. Het verminderen van de capaciteit of zelfs sluiting van verzorgingshuizen trekt een zware wissel op ons gemeentelijke huisvestingsbeleid. Wij realiseren ons dat dit nu niet uitgebreid aan de orde kan komen, maar wij zullen hier als CDA-fractie de komende tijd extra aandacht voor vragen. Dank u wel.‟ Het amendement genummerd 4 van CDA, PRO‟98, SGP en ChristenUnie luidt: Agendapunt: I-8 Voorstel nr. 14-3
Onderwerp: Beleidskader 3 Decentralisaties - beleidsevaluatie
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 28 januari 2014
Ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: De beslispunten 9 en 10 toe te voegen: - Iedere twee maanden na vaststelling van het beleidskader een korte voortgangsrapportage samen te stellen en die te agenderen voor de commissie Samenleving. Voor de duur van maximaal twee jaar of eerder al naar gelang de effectiviteit. - Binnen drie maanden na afloop van het eerste jaar een uitgebreide resultaatrapportage te leveren door het college.
Toelichting: - Voortgangsrapportage zou kunnen leiden tot het aanpassen van de beleidskaders indien daar aanleiding voor zal zijn. - de twee maandelijkse rapportage beoogd met name monitoring en is dus geen zware evaluatie. - In het beleid is geen aanwijzing opgenomen hoe met beleidsevaluaties om te gaan. Dit terwijl het volkomen nieuw beleid is waarvan de uitvoering nog zijn beslag moet krijgen. - In het jeugdbeleidsplan wordt een jaarverslag aangekondigd, dit zou ook de terreinen Wmo en arbeidsparticipatie moeten beslaan. In een later stadium na de invoering van de decentralisaties zouden wij daartoe een voorstel willen indienen. - In de resultaatrapportage wordt in ieder geval input verwerkt van maatschappelijke belangenorganisaties en klanttevredenheidsonderzoek over de maatwerkoplossingen.
Indieners:
18
CDA
PRO‟98
SGP
ChristenUnie
R. van den Broek K. van der Werf
A.H. van de Burgwal
L de Knegt W.A. Knapen
L. Scheijgrond H. Buitenhuis
De heer VAN DE BURGWAL: „Dank u wel, voorzitter, als er iets duidelijk werd tijdens de commissievergadering en het SchaffelaarPodium is dit dat het beleid dat hier ter uitvoering ligt, verschillende uitwerkingen kan hebben. Er ligt een ambitieus plan met veel kansen: ontschotten van budgetten, ruimte voor professionals, uitgaan van de echte behoefte van onze inwoners, innovatie. Waarbij wij door maatwerkarrangementen meer recht gaan doen aan welzijn van burgers, waarbij óók een stevig beroep wordt gedaan op de kracht en inzet van diezelfde burgers. Toch kregen wij als raad via de ouderenbonden een keerzijde gepresenteerd. Teleurstelling en schrijnende gevallen door een overheid die het in de ogen van de burger laat afweten. En daarnaast zijn er financiële risico‟s voor bijvoorbeeld de Wajongers die door herkeuring ineens kunnen terugvallen op bijstandsniveau. Het voorliggende beleid biedt geen hard houvast aan regels. En de grote vraag hoe dit nu precies gaat uitwerken blijft in de lucht hangen. De Engelsen hebben hier een mooie uitdrukking voor: the proof of the pudding is in the eating. Dit beleid gaat zich meer dan ander gemeentelijk beleid bewijzen in de uitvoering. En daarom wil ik in mijn bijdrage stilstaan bij drie zaken: De gemeente dicht bij de burger Centraal in de decentralisaties staat het Gesprek of keukentafelgesprek. Hier gaat de magie plaatsvinden. Dit is bij uitstek het middel om als gemeente dicht bij de mensen te komen. Maar dan moet de gemeente dit Gesprek ook altijd aangaan en niet laten stoppen bij het loket. Met gekwalificeerde professionals. En tijdig. Wachttijden moeten geminimaliseerd worden. PRO‟98 vraagt de wethouder om de toezegging deze aspecten mee te nemen bij de verdere organisatie van het Gesprek. Een groot risico van dit beleid is dat overheid en burger tegenover elkaar komen te staan. Communicatie over dit proces is zeer belangrijk. Maar ook vragen wij de wethouder om maatschappelijke organisaties betrokken te houden in dit proces. Onze fractie is dan ook blij met de handreiking van de wethouder om in commissieverband om de maand in gesprek te blijven. Als laatste betekent dichtbij voor onze fractie dat de gemeente zich toetsbaar toont. En dan niet door formele bezwaar- en beroepsprocedures, maar laagdrempelig voor de burger. Zeker moeten we omzien naar de kwetsbaren in onze samenleving, die minder snel voor zichzelf op kunnen komen. PRO‟98 pleit voor de invoering van een gemeentelijke ombudsfunctie die als onpartijdige klachtbehandelaar desgevraagd onderzoek verricht naar en advies geeft over de uitvoering van beleid in het sociaal domein. Hiervoor dienen wij met CDA, Christen Unie en Burger initiatief een amendement in. Overheid als modern manager PRO‟98 denkt niet in termen van een terugtrekkende overheid. Wij zien een anders handelende gemeente, die absoluut meer verwacht van haar inwoners. Maar dan als modern manager. Dus niet meer: u vraagt wij draaien. Maar als regisseur en arrangeur van de sociale infrastructuur. Een gemeente die vraag en aanbod in balans brengt. Die keuzevrijheid garandeert , waarbij naast ruimte voor diversiteit, neutraliteit van hulp en ondersteuning gewaarborgd is. Die maatschappelijke initiatieven aanmoedigt, maar ook zelf initiatief neemt om efficiency en effectiviteit in het systeem te brengen. Een gemeente die bij het zoeken van sociale en maatschappelijke partners eisen stelt aan resultaat, kwaliteit, klanttevredenheid, continuïteit en hun plaats in het grote netwerk van aanbieders. Toen we de wethouder in de commissie vroegen wie de regie had, bleek dat die nog niet belegd was. Wij roepen toch echt de wethouder op om als gemeente een stevige rol te spelen. Al was het maar omdat het om heel veel gemeenschapsgeld gaat dat nu via de gemeente herverdeeld gaat worden. Een belangrijke kwaliteit van moderne managers is dat ze inzetten op de ontplooiing en ontwikkeling van mensen. Voor onze fractie gaat dat verder dan coachen. Het gaat om opleiden , vaardigheden leren en ervaringen opdoen. Niet alleen voor de hulpvrager en werkzoekende, maar juist ook voor de vrijwilligers, mantelzorgers en werkgevers die hulp en ondersteuning willen bieden. Opleiden betekent ook dat re-integratieactiviteiten gericht zijn op het verrichten van zinvolle werkzaamheden. Ook daarvoor dienen wij een amendement in.
19 Het vormen van integraal beleid PRO‟98 kiest voor een gemeente die niet alleen maar minder hulp en ondersteuning gaat bieden, maar ook betere, slimmere en passende oplossingen: iedereen de juiste hulp en ondersteuning. Maatwerk is hierbij het toverwoord en maatwerk gedijt slecht in verkokerd beleid. Een eerste aanzet is gemaakt door de invoering van het Gesprek. Echter hier ligt nog wel wat werk. De raakvlakken tussen de verschillende decentralisaties zijn nog niet uitgebreid uitgewerkt in dit stuk. Ook de raakvlakken tussen het sociale beleid en ander gemeentelijk beleid zijn onderbelicht gebleven. Ik noem als voorbeeld de ruimtelijke ordening in het kader van zelfstandig wonen. Door het slim opzetten van wijken en infrastructuur kunnen wonen, zorg en dagelijkse voorzieningen voor inwoners bereikbaar blijven. Wij zouden willen pleiten voor een sociale toets in bestemmingsplannen. Daarnaast zou de gemeente kunnen aansluiten bij landelijk e initiatieven, zoals Thuishuizen waarbij alleenstaande ouderen weer een gezamenlijk huishouden kunnen voeren. In dit opzicht is dit beleidsstuk een vertrekpunt. Maar er is nog veel werk in uitvoering , wat onze fractie betreft. Tot slot: PRO‟98 ondersteunt de gekozen lijn ten aanzien van de decentralisaties. Het zou wat ons betreft wel meer en eerder gemeente moeten zijn. Wij willen de vinger aan de pols houden en daarom pleit PRO‟98 via het amendement van het CDA voor een jaarlijkse beleidsevaluatie, waarvan de input van belangengroepen maar ook de meting van klanttevredenheid over de maatwerkoplossingen, onderdeel vormen. Laten we niet weglopen voor deze transitie en transformatie, maar laten we elkaar scherp houden, laten we om blijven zien naar de kwetsbaren en mensen die in de knel komen. en laten we met elkaar in gesprek blijven. Dank u wel, voorzitter.‟ Het amendement genummerd 5 van PRO‟98, Burger Initiatief, CDA en ChristenUnie luidt: Agendapunt: I-8 Voorstel nr. 14-3
Onderwerp: Beleidskader 3 Decentralisaties – ombudsfunctie
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 28 januari 2014
Ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: Aan de beslispunten toe te voegen: Een gemeentelijke ombudsfunctie in te stellen die als onpartijdige klachtbehandelaar desgevraagd onderzoek verricht naar en advies geeft over de uitvoering van het beleid van de gemeente in het sociaal domein.
Toelichting: - Het toekennen van zorg en ondersteuning wordt minder afhankelijk van regels en richtlijnen en bepaald door gedrag en interpretaties van (gemeentelijke) professionals. - De gemeente moet zich hierin toetsbaar opstellen. - Bezwaar- en beroepsprocedures zijn vrij formele middelen en staan een open verhouding tussen burger en gemeente in de weg. - Een ombudsfunctie kan door haar advies bemiddelend optreden. - Daarnaast hebben de adviezen een rol in het verhogen van de effectiviteit en efficiëntie van gemeentelijk beleid. - Bij voorkeur wordt aangesloten bij of uitgebreid op bestaande ombudsfuncties zolang het lokaal herkenbaar en laagdrempelig is.
20
Indieners: PRO‟98
Burger Initiatief
CDA
ChristenUnie
A.H. van de Burgwal
J.C. van der Veer
R. van den Broek
L.J. Scheijgrond
Het amendement genummerd 6 van PRO‟98 luidt: Agendapunt: I-8 Voorstel nr. 14-3
Onderwerp: Beleidskader 3 Decentralisaties - opleiding
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 28 januari 2014
Ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: Aan beslispunt 1 toe te voegen: Het aanbieden van opleidingen en (zinvolle) ervaringstrajecten voor de ontplooiing en ontwikkeling van hulpvrager, werkzoekende, mantelzorger, vrijwilliger en werkgever ter verhoging van kennis, kunde en ervaring.
Toelichting: - Mensen hebben niet altijd de mogelijkheden, de kennis, de capaciteiten en het overzicht om volledig op eigen kracht tot oplossingen te komen. - Coaching zoals genoemd in het beleidsstuk is slechts een manier om te investeren in mensen. Het gaat ook om praktische vaardigheden en ervaring. - Bepaalde doelgroepen (bijv. bij autisme) vereisen specifieke benadering die vrijwilligers, mantelzorgers en werkgevers eigen gemaakt moeten worden.
Indieners: PRO‟98 A.H. van de Burgwal
De heer SCHEIJGROND: „Voorzitter, dank u wel, jarenlang is erover gesproken, de drie decentralisaties. In 2011 heeft onze fractie, hier in deze zaal, een debatavond georganiseerd over de Wet werken naar vermogen die ingevoerd zou worden. Kamerlid Cynthia Ortega-Martijn heeft haar visie op deze wet gedeeld en er kwam een mooie discussie op gang. Wij waren voorbereid, maar de wet kwam er niet. Kabinet Rutte I ging, Rutte II kwam, van mevrouw Cynthia Ortega-Martijn hebben we lange tijd niets meer vernomen en de Wet werken naar vermogen werd ingeruild voor de Participatiewet. En die wet moet vanaf 2015 ingaan, tegelijk met de nieuwe Wmo en de nieuwe Jeugdwet. Voorzitter, het heeft redelijk lang geduurd, en toch hebben wij het gevoel dat de wetgeving er doorheen gejakkerd wordt. De Jeugdwet is in oktober door de Tweede Kamer aangenomen, de Participatiewet moet ergens in het voorjaar behandeld worden en wanneer de Wmo aan de beurt komt, is nog niet bekend. Het kabinet heeft in november nog besloten dat de persoonlijke verzorging toch niet de verantwoordelijkheid van
21 gemeenten wordt maar van zorgverzekeraars. Dat zijn acties die maken dat voorbereidingen van de gemeenten steeds aangepast moeten worden. Hoe de wetgeving er precies uit komt te zien is nog niet duidelijk maar alles moet wel in 2015 ingevoerd zijn. Dus wij moeten aan de slag. En het college is allang aan de slag. Daarom kunnen we vandaag de kaders stellen van grote beleidswijzigingen. Maar door de acties van het kabinet zijn het wel kaders onder voorbehoud. Al met al vinden wij dat onzorgvuldig, maar zorgvuldigheid kost het kabinet blijkbaar te veel tijd. De lijn in het voorgestelde beleid is duidelijk: Zelf – Samen − Gemeente. Wat burgers zelf kunnen doen, doen ze zelf. Verder helpen ze elkaar natuurlijk als het nodig is. Maar als de burger ondersteuning nodig heeft die de omgeving niet kan bieden, komt men bij de gemeente. Dit is een prima lijn. Maar onze fractie vindt het wel belangrijk dat mensen die ondersteuning nodig hebben, die ook krijgen. Zorgvuldigheid is daarbij belangrijk. Die zorgvuldigheid zit hem natuurlijk niet alleen in het invoeren van gedegen beleid, maar ook in het controleren of het beleid naar behoren uitwerkt. De heer Van de Burgwal zei al: the proof of the pudding is in the eating. Je moet zien wat er gebeurt. Als het niet goed uitwerkt of op onderdelen niet goed uitwerkt, moeten wij bijsturen. Daarom is een goede evaluatie belangrijk. We hebben daarover al een amendement van het CDA voorbij zien komen over de samenwerking in de evaluatie met de maatschappelijke organisaties. Dat juichen wij natuurlijk van harte toe. Wij zien vele organisaties vertegenwoordigd op de tribune en wij zijn trots op die organisaties. En ik denk niet alleen wij. Onze fractie vindt het ook belangrijk dat de raad de verantwoordelijkheid erin neemt om te onderzoeken hoe dit beleid uitwerkt op de burgers. Daarbij gaat het ons niet zozeer om gemiddelde scores op indicatoren als klanttevredenheid, maar we willen zo snel mogelijk zien waar burgers tegenaan lopen wanneer ze voor ondersteuning aankloppen bij de gemeente of wanneer ze die steun krijgen. Daarom dienen wij een motie in, met SGP, PRO98 en Burger Initiatief, waarin uitgesproken wordt dat de raad de rekenkamer zal verzoeken om een monitorgroep samen te stellen. Deze monitorgroep moet dan bestaan uit mensen met uiteenlopende problemen. De groep geeft feedback aan de rekenkamercommissie en die commissie rapporteert dat aan de raad, waardoor we extra input krijgen als het gaat om eventuele problemen die ontstaan bij de invoering van dit beleid. Hoe een en ander uitgewerkt moet worden, moet worden bepaald in een gesprek van de auditcommissie en de rekenkamercommissie. Daarbij kan ook afgestemd worden hoe de rapportages van de commissie samen besproken kunnen worden met die van het college. De mensen gaan ons aan het hart. Daarbij mogen wij de financiën niet vergeten. Het kan maar zo een hele uitdaging blijken te zijn om de kosten in de hand te houden. De kosten van dit beleid omvatten een groot deel van de totale gemeentelijke begroting. Er wordt nu een keuze gemaakt om het budget van het Rijk als taakstellend te beschouwen, terwijl dat wel gepaard gaat met een open-einderegeling. Ook dat vraagt om een goede monitoring en bijsturing wanneer de kosten uit de hand dreigen te lopen. Ik wil een paar onderdelen aanstippen. Belangrijk onderdeel van het beleid is dat het college wil inzetten op het Samen van Zelf – Samen − Gemeente. Samenhang moet bevorderd worden door: vergroting van onderlinge bekendheid, veel mensen kennen hun eigen buren niet, vergroting van onderling begrip: juist ook tussen verschillende bevolkingsgroepen, het vergroten van onderlinge hulp. Dat is natuurlijk logisch in dit beleidskader. De ChristenUnie vindt dit belangrijke aspecten. In een eerder rapport hebben we bijvoorbeeld kunnen lezen dat er veel eenzaamheid is onder ouderen, met name ouderen die niet aangesloten zijn bij een kerk. Wij vinden het belangrijk dat hier wat tegen gedaan wordt. Maar ook moeten mensen gestimuleerd worden om hulp in te schakelen wanneer er sprake is van mishandeling of dementie of stille armoede. Het niet-pluis gevoel, wat doe je dan. Dat gaat ons na aan het hart. Natuurlijk zijn er meer problemen te benoemen. Wij hebben een document voor ons dat beschrijft hoe de gemeente handen en voeten wil geven aan de ondersteuning van mensen die dat nodig hebben. De leidraad daarbij is Zelf – Samen − Gemeente. Al gaat het gepaard met forse bezuinigingen, toch staan er veel doelen in waarbij wij als ChristenUnie warme gevoelens hebben, omdat ze mensen helpen bij het functioneren in onze samenleving. Met een motie en twee amendementen, ook die van PRO‟98 hebben wij mee getekend, proberen wij dat nog te verbeteren. Het beleid is nog onder voorbehoud, omdat de Tweede Kamer over grote delen ervan nog moet beslissen. Toch denken wij dat wij hier een goede richting ingaan. De ChristenUnie zal, juist vanwege die onzekerheid, de keuzes van het college wel nauwlettend in de gaten houden. Niet omdat wij het college niet vertrouwen, maar omdat de veranderingen ingrijpend zijn. We wensen het college en de ambtenaren die erbij zijn betrokken veel wijsheid bij de voortzetting van het proces, want hier wordt, wat wij noemen, „gewerkt aan welzijn‟. Dank u wel.‟
22
De motie genummerd 7 van ChristenUnie, SGP, PRO‟98 en Burger Initiatief luidt: Agendapunt: I-8 Voorstel nr. 14-3
Onderwerp: Uitwerking van de decentralisaties op burgers
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 28 januari 2014
De raad, gehoord de beraadslaging, - Overwegende dat de decentralisatie een grote beleidswijziging inhoudt met gevolgen voor veel mensen; - Van mening is dat het daarom belangrijk is dat de gevolgen van het beleid voor mensen met uiteenlopende problemen goed in beeld komen; - van mening is dat een monitoronderzoek naar de bevindingen onder een representatieve groep burgers daar aan bij kan dragen;
Spreekt uit: - De rekenkamercommissie te verzoeken om te onderzoeken hoe de transitie van de decentralisaties uitwerkt voor individuele burgers; - Dat de rekenkamercommissie hiertoe een monitorgroep samen stelt; - De raad gedurende 2015, 2016 en de eerste helft van 2017 regelmatig geïnformeerd wordt over de bevindingen van de rekenkamercommissie. en gaat over tot de orde van de dag.
Toelichting: De redenen waarom mensen ondersteuning nodig hebben zijn veelzijdig. Om een goed beeld te krijgen van de moeilijkheden waar mensen tegenaan lopen als zij die ondersteuning vragen en krijgen, hebben wij niet genoeg aan gemiddelde scores op indicatoren uit tevredenheidsonderzoeken. Door een aantal mensen te monitoren die via de rekenkamercommissie regelmatig feedback geven, krijgen wij vroegtijdig extra informatie over de pijnpunten in het beleid en dus ook over de mogelijkheid om bij te sturen. De rekenkamer kan voor de steekproef mensen vinden door samenwerking te zoeken met de Wmoraad en andere maatschappelijke organisaties. De commissie kan daarbij bevindingen anoniem doorgeven. Daarbij kan ook gezocht worden naar afstemming met rapportages van het college. Hoe dit praktisch het beste vorm kan krijgen, wordt bepaald in samenspraak tussen de rekenkamercommissie en de auditcommissie.
Indieners:
23 ChristenUnie
SGP
PRO‟98
Burger Initiatief
L.J. Scheijgrond H. Buitenhuis
L. de Knegt A. Janse
A.H. van de Burgwal M. Rosbergen-van Minnen
J.C. van der Veer D.H. van Rheenen
De heer VOS: „Dank u wel, voorzitter, ook de VVD heeft het beleidskader van de drie decentralisaties gelezen en er vallen ons een paar dingen op. Het valt ons op dat het een enorme klus is geweest om dit beleidskader te schrijven. Wij willen allen die er aan gewerkt hebben dan ook complimenteren, dat geldt natuurlijk voor het ambtelijk apparaat en de wethouder. We vinden het prettig om te constateren dat de raad er veel en vaak in is meegenomen, er was de klankbordgroep, iedereen heeft zijn zegje kunnen doen. Het is dan ook echt, wat toepasselijk is bij Zelf – Samen − Gemeente, samen gemaakt. Ik vind het de moeite om dat te noemen. Verder wil ik een klein stukje historie memoreren. Er zijn hier in de raadszaal ook woorden gesproken over stoom en kokend water. Het moest allemaal vlug, dit kabinet splitst het ons maar even in de maag. Ik wil daar even op ingaan: dit is iets wat een aantal kabinetten geleden al in de steigers is gezet, toen waren er nog andere partijen bij betrokken dan de twee die het nu uitvoeren. Ik vind het belangrijk om dat te memoreren, want je zult zien dat, als ergens wat mis gaat, dezelfden het weer hebben gedaan. Wat ook belangrijk is in dit licht is om te memoreren dat deze hele transitie is geïnstigeerd door de VNG op verzoek van de gemeenten. Het is niet zo dat in Den Haag iemand wakker is geschrokken en heeft gedacht: laten wij dat nu eens aan de gemeenten over dragen. Het zijn de gemeenten geweest, bij monde van de VNG, die hebben gevraagd aan het Rijk of het niet beter was dat zij dit gingen doen. Nu is het zover. Het is bijna januari 2015, de tijd vliegt. Kort en goed: er zijn acht beslispunten. Nummer acht is natuurlijk een cruciale, want wij weten ook dat er inderdaad mensen in de knel kunnen komen en als het budget dan op is… dat mag niet gebeuren. Er zitten natuurlijk nog heel veel open einden in, ondanks dat we ons ten doel stellen om het allemaal met de budgetten te doen die ervoor worden overgemaakt. Het geeft ons echter vertrouwen dat hier ook oor voor is in Den Haag. Er worden niet voor niets extra bedragen gefourneerd om het zacht te laten landen. Wij zijn hier in de raad natuurlijk al vaker mee bezig geweest, wij hebben er als fractie ook een goed gevoel bij dat dit echt alle aandacht zal krijgen die ervoor vrij te maken is. Het is extra leuk om te zien dat dit Barneveldse model voor de jeugdzorg, ik noem het maar zo want het is tenslotte in dit huis gemaakt, zó goed is, dat het in de rest van de regio is overgenomen. Alweer een compliment, dit wil ik echt niet onbenoemd laten. Verder hebben wij nog een oproep aan het college, het gaat om de portefeuillehouders en de zorgverzekeraars. Die moeten misschien straks met elkaar rond de tafel. Misschien is het goed om dat in dit stadium al te initiëren. Wij willen het college ertoe oproepen om hier alvast een aanvang mee te nemen. Want juist met de wijzigingen die er nog zijn gekomen, de laatste wijzigingen zijn dat er nog wat zaken naar de zorgverzekeraars zijn gegaan, weet ik bijna zeker dat straks het nodige te bespreken valt. Wij zijn erg benieuwd naar de reactie van het college op de twee ingediende amendementen. Daar zullen wij in tweede termijn op reageren. Dank u wel, voorzitter.‟ De heer VAN DER VEER: „Dank u wel, voorzitter, onze fractie staat positief tegenover dit raadsvoorstel. Wij spreken onze waardering uit voor de wijze waarop de ambtenaren met deze moeilijke materie zijn omgegaan. We zien in dit voorstel passie en wilskracht om de transitie zo goed mogelijk te laten verlopen. Maar er zijn nog wel onduidelijkheden, met name als het gaat om de financiële consequenties. Dat ligt niet aan dit raadsvoorstel, maar aan het feit dat er van de zijde van het Rijk nog veel opheldering moet komen. Juist omdat er nog zoveel onduidelijk is, wil onze fractie een vinger aan de pols houden. Wij zien dan ook graag dat het college de raad steeds op de hoogte houdt van waar de knelpunten zitten en hoe die opgelost gaan worden. In het vervolgtraject zien wij graag evaluatiemomenten opgenomen. Binnen de samenleving is er onder de doelgroepen die met deze transitie te maken hebben of krijgen, veel onrust over de toekomst. Het beleid in dit voorstel is dat er hulp komt voor diegenen die dat nodig hebben. Dat is een prachtig uitgangspunt, maar wij stellen vragen bij het budget. Dat is immers geen
24 open cheque. Het mag niet zo zijn dat iemand die in oktober hulp nodig heeft, nee krijgt te horen, omdat er geen budget meer is. Hoe wordt daar mee omgegaan? Niet alles kan worden opgelost met inzet van vrijwilligers. Op onze vrijwilligers wordt al een groot beroep gedaan. Tenslotte, in de media verschijnen de laatste tijd berichten over de zorg van Wajongers. Jongeren met een beperking, die na een herkeuring in de bijstand terecht kunnen komen. Deze jongeren moeten geholpen worden bij het vinden van een weg naar het bedrijfsleven. Maar een deel van de Wajongers heeft dermate specifieke problemen, dat dit niet zomaar te realiseren is. Wij zien graag dat het college oog houdt voor deze problematiek, om te voorkomen dat deze jongeren in een uitzichtloze bijstandssituatie komen. Temeer daar zij in de huidige situatie vaak wel een zinvolle dagbesteding met begeleiding hebben. We hebben mede het amendement van PRO‟98, CDA en ChristenUnie ondertekend om een sociale ombudsfunctie in te stellen, een onafhankelijk persoon die kan bemiddelen, voorafgaand aan bezwaar- en beroepsprocedures. En we hebben een motie mede ondertekend van ChristenUnie, SGP en PRO‟98 om de rekenkamer te laten onderzoeken hoe de decentralisaties uitwerken voor de individuele burgers. Dank u wel.‟ De VOORZITTER schorst de vergadering op verzoek van het college. De VOORZITTER heropent de vergadering. De reactie van het college op de eerste termijn Wethouder VAN DAALEN: „Dank u wel, voorzitter, er zijn behartenswaardige dingen gezegd door de zes woordvoerders. Breed werd waardering uitgesproken voor de stukken die er liggen. Vanuit het college kan ik u zeggen dat wij daar erg blij mee zijn. Die complimenten horen thuis bij degenen die de stukken hebben geschreven en bij deze wil ik ze ook doorleiden naar de projectleiders en al hun collega‟s die hier hard aan hebben getrokken, maar ook aan de organisaties die ons van feedback hebben gediend in het proces. Ik denk dat het wel op zijn plaats is om dat even op die manier door te geven. Er is veel gezegd. Ik ga er niet allemaal op in. Ik ben het met de grote lijnen gewoon eens. Waar ik het niet mee eens ben, zal ik namens het college aangeven. Ik merkte ook in uw bijdragen dat er een grote gemene deler in zat. Ik denk dat ik namens het college spreek als ik zeg dat wij daar heel blij mee zijn. Dit traject vraagt om een goede basis, om een goed vertrekpunt en niet om grote discussies in de raad. Dat is niet een goede manier om hier met elkaar mee door te gaan. Het is een belangrijk stuk dat vanavond voorligt en het geeft de kaders voor het verdere proces. Iemand zei ook: het is vanavond niet een eindstreep maar juist een beginpunt. Dat is volstrekt helder, denk ik. Ik loop de bijdragen van de verschillende woordvoerders langs. De heer De Knegt schetste het heel breed en sprak over de pijlers. Een belangrijk punt. Wij hebben geprobeerd om die rode lijnen ook steeds weer door te trekken, om continuïteit in de stukken te brengen. Dat vormt een stuk herkenbaarheid, dat is heel belangrijk. De heer Van den Broek trok die lijn eigenlijk door en hij diende een amendement in. Daar kom ik op terug. De heer Van de Burgwal vroeg nadrukkelijk om nog een toezegging, met name als het gaat om het functioneren van het Gesprek moeten beperkte wachttijden en klantvriendelijkheid hoog in het vaandel staan. Daar zijn wij het volledig mee eens.3 De heer Vos deed de suggestie om toch vooral sneller te starten met de gesprekken met de zorgverzekereraars en de gemeente. Dat nemen wij zeker ter harte. Die gesprekken vinden ook al wel plaats, ook op regionaal niveau. Maar wij zullen daar absoluut mee doorgaan, want u hebt zeker een punt als u zegt dat wij daar ook de samenwerking moeten zoeken. 4 Wat de motie en amendementen betreft: het is een groot onderwerp met grote consequenties en grote financiële aspecten voor de gemeente. Ik snap dat er door uw raad wordt gezocht naar mogelijkheden om daar grip op te hebben of sturing op uit te oefenen. Dat is ook belangrijk. Wij willen meer verantwoordelijkheid leggen bij de samenleving, wij willen dat er dingen veranderen, er wordt ook wel gesproken over een kanteling. De eigen verantwoordelijkheid van mensen staat centraal, van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. Ik zie vanavond ook heel duidelijk in uw bijdragen dat u daaraan echt invulling wilt geven, dat u daarbij betrokken wilt blijven. Verschillende van u geven aan 3 4
Toezegging door het college Toezegging door het college
25 op de hoogte gehouden te willen worden, het amendement genummerd 4 van het CDA is daar helder over. Als college vinden wij dat ook een prima amendement. Sterker nog, u geeft in amendement genummerd 4 aan dat wij één keer in de twee maanden met informatie moeten komen. Ik zou willen voorstellen om dat maandelijks te doen en het bij de maandrapportage te betrekken. Die krijgt u al maandelijks. De zaken die echt van belang zijn, nemen wij mee in de maandrapportage. In de commissie heb ik al aangegeven dat het, wat het college betreft, prima is om het één keer in de twee maanden echt te agenderen in de commissie. Op die manier lijkt het mij goed om de lijntjes kort te houden tussen college en raad. In dat soort bijeenkomsten kunnen natuurlijk ook organisaties hun plek krijgen als dat aan de orde is. Het college staat dus achter amendement genummerd 4.‟ De heer DE KNEGT: „Een korte toelichting van de wethouder: als ik zeg dat de maandrapportage met name financieel is gedreven en dat hier toch ook de maatschappelijke kant van de drie decentralisaties aan de orde mag zijn, wat zegt u daar dan op? Hoe gaat u dat vormgeven in de maandrapportage?‟ Wethouder VAN DAALEN: „Daar zeg ik op dat ik dat helemaal met u eens ben. Dat zou kunnen betekenen dat de maandrapportage wat dat betreft iets anders van kleur gaat worden. Met name dit jaar valt er nog niet zoveel te rapporteren als het gaat om financiën omdat wij de cijfers nog niet eens hebben. Vanaf volgend jaar is dat anders. Maar we kunnen natuurlijk wel rapporteren wat de voortgang is van de verschillende trajecten. Dat zullen dan meer teksten dan cijfers zijn.‟ De VOORZITTER: „Het is wel de ambitie van de raad geweest om van de maandrapportage niet alleen een financieel stuk te maken. Men moet dus goed in de gaten houden dat er ook op inhoudelijke wijze wordt teruggerapporteerd en dat wij dat ook vasthouden met elkaar. De terugrapportage zou zich, ook qua inhoudelijke kant, best via die maandrapportage kunnen afspelen.‟ Mevrouw ROSBERGEN: „Ik zou er richting de wethouder voor willen pleiten om het te houden in de stijl zoals wij die nu met elkaar hebben gevonden. Als blijkt dat wij daar niet mee uitkomen, dan kunnen we daar een andere invulling aan geven. Er moeten geen dingen al op hun kop worden gezet die volgens mij op dit moment erg goed in elkaar zitten.‟ Wethouder VAN DAALEN: „Prima. Dank voor de suggestie. Wat de andere motie en amendementen betreft: zojuist zei ik al dat er bij de raad nadrukkelijk de behoefte is om sturing te geven. Ik lees de amendementen ook zo, dat daar op die manier invulling aan wordt gegeven, via een ombudsfunctie of via de rekenkamer (amendement 5 en motie 7). Ik zou u willen voorstellen om met elkaar in één van de komende commissievergaderingen, waar wij dus tweemaandelijks met elkaar spreken, dit onderwerp te agenderen. Het onderwerp heet dan wat mij betreft sturing, sturing vanuit de raad. Nu is het bijvoorbeeld zo dat in de begroting indicatoren staan als het gaat om effecten die wij willen bereiken. Ik kan mij voorstellen dat wij voor het sociaal domein ook dergelijke indicatoren met elkaar afspreken, bijvoorbeeld het aantal jeugdigen dat in behandeling is en dat wij omlaag willen brengen, het aantal mensen dat aan werk geholpen wordt. Er zijn verschillende soorten indicatoren met elkaar af te spreken. Ik denk dat het goed is met elkaar te spreken over waar wij op willen sturen, want het gaat dan bij uitstek over sturing. Als dat is afgerond kunnen wij met elkaar concluderen wat dit nu betekent voor de controle. Ik denk dat dit de goede volgorde is. Vervolgens kunnen wij dat ook vastleggen, bijvoorbeeld in het najaar als ook de verordeningen worden vastgesteld. Het is de nadrukkelijke wens en het verzoek van het college om amendement 5 en motie 7 aan te houden tot dat moment en met elkaar te concluderen of er op dat moment reden is om het op deze manier te doen. U legt nu wel heel strikt vast hoe u het wilt, terwijl wij de discussie erover met elkaar nog moeten aangaan. Dat is mijn verzoek: laten wij het aanhouden en met elkaar concluderen of het op deze manier ook inderdaad wordt ingevuld of dat het dan wellicht nog moet worden bijgestuurd. Als college hebben wij namelijk ook nog een weg te gaan als het gaat om sturing en controle. Wij hebben een goede partner aan de Wmo-raad. Ik wil heel graag de gesprekken met de Wmo-raad ook over dit soort dingen voeren. Ik vind dat wij dat ook de gelegenheid moeten geven. Als u nu op deze manier besluit, slaan wij voor mijn gevoel een stap over. Het college verzoekt dus om het amendement en de motie aan te houden tot nader gesprek over sturing in de commissie.‟
26
De heer VAN DE BURGWAL: „De intentie van het amendement over de ombudsfunctie is niet zozeer gericht op de controle vanuit de raad, hoewel ik uw initiatief om hier verder invulling aan te geven goed vind omdat dit echt ontbreekt in het stuk. Het idee van de ombudsfunctie is juist gericht op de burger die in een woelige tijd in een andere manier van werken terecht gaat komen, bij een zich anders gedragende, anders opererende overheid terecht komt. Dit is een steun in de rug voor die burger, die dan ook een plek heeft voor onpartijdig, onafhankelijk advies. Het staat los van de controle die wij als raad willen uitoefenen. Dat is de intentie van het amendement.‟ Wethouder VAN DAALEN: „Dat snap ik. Aan de andere kant is het ook zo dat, als men kijkt naar de uitspraken van bijvoorbeeld de Nationale Ombudsman, die wel degelijk ook effect hebben op het beleid van de overheid. Daar zit dus ook wel wisselwerking in. Ik zou toch willen voorstellen om dat wel in die volgorde te bespreken, dan kunnen wij met elkaar ook verder doorspreken over wat een ombudsfunctie nu eigenlijk is. Ik merk ook uit de bijdragen dat de beleving hierbij verschillend is. Ik denk dat het nu niet het moment is om dat helemaal met elkaar te gaan uitdokteren. Ik zou ervoor willen pleiten om dat op een ander moment te doen en er de tijd voor te nemen met elkaar. Ik ben door mijn bijdrage heen. Wethouder Van den Hengel zal reageren op amendement genummerd 6.‟ Wethouder VAN DEN HENGEL: „Voorzitter, dames en heren, voor wat betreft de complimenten sluit ik mij van harte aan bij wat wethouder Van Daalen naar voren heeft gebracht. Wat ik hem niet heb horen zeggen maar waarvan ik zeker weet dat ik dit ook namens hem kan uitspreken, is dat ik u een compliment moet geven vanwege uw vasthoudendheid en de betrokkenheid die u hebt getoond de afgelopen periode in de ontwikkeling van dit kader. Dat mag ook wel eens worden gezegd. Met zijn allen, of u nu in de raad zit of u op de tribune of dat je wethouder bent, hebben wij absoluut zorg en aandacht voor de afstemming als het gaat om de Participatiewet, die vraag en dat aanbod. Dat is heel belangrijk. De heer De Knegt ging nadrukkelijk in op de werkgeversdienstverlening, om dat goed te organiseren, om werkgevers te ontzorgen. Dat is iets waarmee wij in Barneveld een pilot hebben gedraaid. Wij hebben hele goede ervaringen opgedaan. Maar dat is maar een onderdeel van wat straks in het Werkbedrijf moet plaatsvinden. Het Werkbedrijf op regionaal niveau is regisserend, maar als Barneveld zeggen wij vooral: wat lokaal kan, gebeurt lokaal, maar bepaalde dingen zal men toch regionaal moeten afstemmen. Dat is heel belangrijk. In dat Werkbedrijf zitten werkgevers en werknemers, waarbij de overheid toch wel de voortrekkersrol heeft. Dat is een regisserend orgaan en die zullen met uitvoerende organisaties, zoals die vandaag in ons midden zijn, heel goede afspraken moeten maken. Waar wij hen toe oproepen is om ook vooral tot een goede afstemming te komen. De SGP vroeg ook aandacht voor mensen die in een wat moeilijke uitkeringssituatie met weinig uitzicht zitten, om die werkervaring op te laten doen. Dat heeft ook onze aandacht. Wij hebben al wat voorbeelden van plekken waar mensen gewoon vaardigheden van een baan op kunnen doen en waarvan men voordeel heeft bij het vinden van een nieuwe baan. Daar zullen wij ook actief mee verder gaan. Dan heb ik een amendement genummerd 6 van PRO‟98 voor mij liggen, waar ik ook het punt van de heer Van der Veer in terug zie komen, zijn zorg voor de Wajongers die een herkeuring moeten krijgen. Voor wat betreft de werkgeversdienstverlening en de ontwikkeling en ontplooiing van werknemers: wij denken dat dit goed in het stuk is opgenomen. Voor de werknemers op pagina 30, werkgeversdienstverlening is er ook goed in verwerkt. Maar wij zien dit amendement ook wel als een stuk ondersteuning, omdat u ons terecht het advies geeft om ook naar de mantelzorgers te kijken en naar de vrijwilligers die in dit proces een heel belangrijke rol hebben. Als college zien wij dit amendement als een aanmoediging om stevig door te gaan met ons werk. Ik denk dat ik op de vragen ben ingegaan, dank u wel.‟ De heer VAN DE BURGWAL: „Ik zou graag overleggen met de indieners van amendement genummerd 5 en motie genummerd 7.‟ De VOORZITTER schorst de vergadering op verzoek van de fractie van PRO‟98. De VOORZITTER heropent de vergadering.
27
De heer VAN DE BURGWAL: „Wij hebben met de betrokken partijen overlegd naar aanleiding van de toch wel zware handreiking van de wethouder. Het signaal hoe de raad hier in staat is heel duidelijk, dat de raad absoluut betrokken wil worden maar ook zoekt naar controle en naar handreikingen aan de burger. Toch willen we amendement genummerd 5 en motie genummerd 7 aanhouden om het gesprek met de wethouder aan te gaan, dan wel in de commissie van april om het dan tegelijk met voorrang te behandelen. Naar aanleiding daarvan gaan wij kijken hoe wij verder gaan. Wij willen ook de auditcommissie vragen om in gesprek te gaan met de rekenkamer over wat de rol of functie zou kunnen zijn in het kader van de motie van de ChristenUnie.‟ De fracties in de tweede termijn De heer DE KNEGT: „Voorzitter, even kort op de motie en amendementen ingaand: Amendement genummerd 4 hebben wij mede getekend dus daar zijn wij voor. Ook met amendement genummerd 6 stemmen wij in. Wij vinden het een goed voorstel.‟ De heer VAN DEN BROEK: „Voorzitter, even kort over het amendement dat met PRO‟98 is ingediend. De wethouder heeft heel goed begrepen dat wij instrumenten zoeken voor grip, controle en ondersteuning, dat de raad daarbij betrokken wilt worden. Wij zijn er echt voorstander van om het aan te houden voor de eerstvolgende commissievergadering.‟ De heer SCHEIJGROND: „Voorzitter, over amendement genummerd 6: dit ondersteunt mantelzorgers en vrijwilligers. In een tijd waarin er meer, steeds meer wordt gevraagd van vrijwilligers lijkt dit mijn fractie heel goed. Dat steunen wij.‟
9.
Lokaal beleidsplan Positief opvoeden en opgroeien in Barneveld 2015-2018 Regionaal beleidsplan Jeugdhulp FoodValley 2015-2018 (Voorstel nr. 14-4)
De fracties in de eerste termijn De heer SCHEIJGROND: „Voorzitter, het beleidsplan over opvoeden en opgroeien maakt duidelijk dat opvoeden in beginsel een taak is van ouders. Dat vinden wij als ChristenUnie heel belangrijk. Als er problemen ontstaan met een kind of jongere moet eerst worden gekeken naar hoe de sociale omgeving kan helpen en ook hoe die geholpen kan worden om om de jongere heen te staan en deze problemen in goede banen te leiden. Daar staan wij dus achter. Toch kunnen er soms redenen zijn waarom kinderen en jongeren meer ondersteuning nodig hebben. Het CJG krijgt een sleutelrol in de bepaling of de sociale omgeving van de jongere genoeg steun kan geven, of dat er opgeschaald moet worden. Dat lijkt ons een prima organisatie daarvoor. De keuze van de vlaktax is een goede keuze als systematiek om de kosten tussen de gemeenten te verdelen. Daar staan wij achter. Enerzijds wordt het risico van kostenstijgingen gedeeld, anderzijds moet elke gemeente uiteindelijk toch betalen naar gebruik. Dit geeft wel prikkels om de kosten te beheersen. Tot slot wil ik herhalen wat ik ook gezegd heb tijdens de commissievergadering van 14 maart en wat de heer Van der Werf in de afgelopen commissievergadering ook aan de orde stelde. Bij het maken van beleid moeten we niet te veel protocollen opstellen die bepalen hoe professionals aan het werk moeten gaan. Dingen gaan wel eens mis en soms gaan ze heel erg mis. Dat is heel erg. Vooral als je er zelf bij betrokken bent. Maar alles dichtregelen met protocollen heeft in het verleden niet gewerkt en dat gaat het ook in de toekomst niet doen. Het zorgt wel voor een enorme administratieve last, waardoor hulpverleners minder bezig zijn met het geven van hulp en meer met de administratie. Niet doen dus!
28 Dank u wel.‟ De heer VAN DE BURGWAL: „Dank u wel, voorzitter, het lokaal beleidsplan Positief opvoeden en opgroeien in Barneveld blinkt uit in informatie, volledigheid en consistentie, zeker aangevuld met de uitgebreide toelichting die we mochten ontvangen in de commissievergadering. Een pluim voor de wethouder en zijn afdeling. Het is een plan met een heldere blauwdruk voor de jeugdhulp van de toekomst. Onze fractie is erg blij met het ambulante team dat wordt beschreven, een laagdrempelige en daarnaast multidisciplinaire aanpak, zeker toen we in de commissie mochten vernemen dat dit team ook als procesbegeleider betrokken blijft op het moment dat jongeren toch in zwaardere vormen van jeugdzorg terechtkomen. De afgelopen jaren heb ik meerdere verhalen van jongeren mogen horen waarin zij aangaven dat ze in een vorm van hulp vast waren komen te zitten of dat ze van contactpersoon naar begeleider naar voogd, van hand tot hand gingen zonder vast gezicht. Zorgen zijn er natuurlijk ook. We praten hier toch over een adembenemende operatie met als onderwerp jonge mensen in een kwetsbare periode in hun leven, waarin elk jaar keihard telt en dus niet verloren kan en mag gaan. Zorgvuldigheid is op zijn plaats. En dan overzie ik het tijdspad : 1 januari 2015, elf maanden te gaan en de tijd tikt door. We stellen vandaag het beleid vast, het implementatieplan wordt pas in het tweede kwartaal verwacht. En de tijd tikt door. De verordening medio dit jaar. En de tijd tikt door. Gelukkig geldt er een overgangsperiode. Daarvoor stellen we vandaag het transitiedocument vast. Maar daarover oordeelde de landelijke transitiecommissie dat de FoodValley door moest pakken om alle afspraken tijdig gereed te hebben. Kortom: gaan we dit redden? En zo ja, wat hebben we dan gered? Is de transformatie zoals in dit beleid verwoord al een feit? Of is alles nog hetzelfde gebleven, alleen dan door de gemeente gefinancierd met minder budget? Bij deze wil PRO‟98 een aantal zaken meegeven voor de implementatie van dit beleidsplan. Ondanks de druk op het proces zouden we de wethouder willen vragen om toch zoveel mogelijk ouders en jongeren te blijven betrekken bij het implementatieplan. Met voorrang zouden we willen zien dat er voor de implementatie al instituties opgezet zijn als cliëntenraad en vertrouwenspersoon. Juist in die transitie spelen zij een rol. Uitgangspunt moet wel zijn dat wij niet dubbelop functies en overhead creëren, maar dat het juist helder en duidelijk is waar jongeren en hun ouders kunnen aankloppen. Onze fractie zou willen zien dat er serieus en zorgvuldig met het punt van privacy omgegaan wordt. Er worden dossiers overgeheveld, die gaan van hand tot hand . Dat moet wel geborgd zijn. Geen decentralisatie zonder bezuiniging lijkt het wel. En ook hier ontkomen we er niet aan. Ook hier wil ik nog een paar kanttekeningen bij plaatsen: Het beleid dat wij hier vaststellen is met name gericht op het normaliseren van opvoeding en daarmee het terugdringen van de toestroom tot vormen van jeugdhulp. Er zitten echter al jongeren in allerlei trajecten. Het effect van dit beleid en de gewenste besparing zal zich dus pas na enige tijd laten zien. Onze fractie roept op om in deze tijd , de tussentijd, voor een zachte landing van het beleid te gaan. Op aangeven van PRO‟98 en ChristenUnie is niet voor niets een reserve Sociaal Domein gecreëerd. Daarnaast vragen we de wethouder om in de regio te pleiten voor het ruimhartig omgaan met de toepassing van de in het transitiedocument genoemde 70% als budgetgarantie bij instellingen waar jongeren voor langere tijd wonen en waarvan het eigenlijk niet zo eenvoudig is dat ze weer een plaats in de maatschappij kunnen innemen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan jongeren met een licht verstandelijke beperking. Bij hen gaat het niet werken als men hen te vast aan een korting houdt. Als laatste wil PRO‟98 ook rond dit beleid vragen of de wethouder ons wil informeren, dat er duidelijke doelen komen en een indicatorenmeting. En uiteraard wensen we de wethouder veel succes met deze operatie. Dank u wel, voorzitter.‟ De heer VAN DEN BROEK: „Dank u wel, voorzitter, na de kaders van de drie decentralisaties nu het lokaal beleidsplan Positief opvoeden en opgroeien, de kaders voor het jeugdbeleid van onze gemeente. Het beoogde resultaat is ontzorgen, demedicaliseren, effectief en efficiënt jeugdbeleid dat vooral stuurt op preventie. De fractie van het CDA vindt het een doortimmerd stuk werk van de ambtelijke afdeling. Daarvoor onze complimenten.
29 Het gaat echter vooral om visies en intenties. Wij hebben nog geen enkel bewijs dat het beoogde beleid ook de gehoopte resultaten op gaat leveren. Daarom geldt ook hier dat in 2015 nauwgezet de vinger aan de pols wordt gehouden om het beoogde effect van het beleid te kunnen beoordelen. Onze fractie gaat in deze fase niet meer uitgebreid in op de inhoud van het beleidsplan. Laten wij maar snel kijken of het allemaal lukt om het beleidsplan conform uit te voeren. Het CDA wil nog wel een punt van zorg naar voren brengen, namelijk met betrekking tot het PGB. In plaats van geld storten op een eigen bankrekening wordt een budgetbeheerorganisatie in het leven geroepen. Onze fractie begrijpt heel goed dat onder de nieuwe omstandigheden waarbij het gesprek een belangrijke indicator is, de betalingen anders moeten lopen. De budgetbeheerorganisatie loopt echter het risico om uit te groeien tot een bureaucratisch monster met ingewikkelde procedures die moeilijk toegankelijk zijn. Daar hebben wij zorgen over. Wellicht kan de wethouder die zorg bij ons wegnemen. Ik dank u.‟ De heer DE KNEGT: „Voorzitter, dank u wel voor het woord, positief opgroeien in Barneveld, dat gaat in de eerste plaats wat de SGP betreft binnen een gezin. Een positief gezin is heel belangrijk, sterke gezinnen zijn belangrijk, stabiele gezinnen zijn belangrijk. Dus daar zal met name op moeten worden ingezet. Het is ook niet voor niets een Centrum voor Jeugd en Gezin. Dat daarbij identiteit een belangrijke rol speelt is voor de SGP evident. Dat betekent dat identiteitsgebonden organisaties moeten worden betrokken bij inkoop, bij het Centrum Jeugd en Gezin, dat die daar een plaats moeten krijgen. Dat gebeurt nu. Dat zal verder uitgewerkt moeten worden, bijvoorbeeld als het gaat om verordeningen en bijvoorbeeld als het gaat om regionale inkoop van zorg die boven de maat van de gemeente Barneveld uitgaat. Bij de jeugdzorg van Barneveld speelt De Glind een zeer belangrijke rol. Wat de SGP betreft blijft de focus in De Glind op de zorg. Dat betekent dat wij er echt alert op moeten zijn dat dit ook gebeurt en dat bijvoorbeeld een woonplaatsbeginsel, als het gaat om het plaatsen van jongeren, een heel belangrijke rol speelt. De wethouder heeft ons in de commissie toegezegd dat hij ons daarover wil en zal informeren, dat hij daarin ook actief de rol neemt om dat op een goede wijze te regelen. Wij gaan hem daaraan houden. Met name het actieve informeren is daarbij van groot belang. Bij de zorg voor de jeugd is van belang dat er preventief wordt opgetreden, dat betekent dat de problemen in de kiem worden aangepakt op een positieve wijze. Dat daarbij wordt samengewerkt met scholen is voor de SGP van groot belang. Dat betekent dus dat Centrum voor Jeugd en Gezin heel duidelijk contact moet houden met scholen en dat bijvoorbeeld passend onderwijs, de zogenaamde vierde decentralisatie, ook een grote rol moet gaan spelen in dat geheel. Als er nu een crisis optreedt en die crisis heeft een bepaalde omvang, dan moeten we niet allerlei stappen doorgaan voordat wij uiteindelijk komen bij de organisatie of het middel dat de kwaal gaat verhelpen. Dit betekent dat overbodige stappen in het proces dan uitgeschakeld moeten worden. Wij willen aan de wethouder de toezegging vragen dat hij daar ook extra alert op is en blijft. Want het kan niet zo zijn dat wij allerlei stappen moeten doorlopen waardoor de problemen alleen maar verergeren. Daarbij is het uiteraard van belang dat wij geen bureaucratie in het systeem gaan inbakken. Dat is wel een zorg voor de SGP, want er gaan dingen gebeuren waarbij de reflex kan zijn om extra regels en extra procedures te maken. Daar moeten wij toch op een bepaalde manier verstandig mee omgaan. Doen wij dat niet en gaan wij alles dicht reguleren, dan hebben wij waarschijnlijk een nog groter systeem dan dat wij op dit moment hebben. De SGP kan instemmen met de voorliggende beleidsnotitie. Er is veel werk gedaan, er zal nog veel werk moeten worden gedaan. Daarbij willen wij actief betrokken worden en uiteraard ook alle organisaties en alle belanghebbenden. Het gaat om uitgangspunten van beleid en daarbij zeggen wij dat met name het waar mogelijk stimuleren van eigen kracht van belang is. Eén gezin, één plan is echt van belang. Dat moet veel beter dan dat dit is gebeurd. Er moet een focus op zijn dat dit inderdaad zo is. Ondersteuning moet vooral dichtbij plaatsvinden. Nogmaals, er moet nog veel werk worden verzet. Wij blijven kritisch betrokken bij dat proces want het gaat om het welzijn van de jeugd in Barneveld. En de jeugd heeft ons hart, daarom moet het beleid goed voor elkaar zijn, zelfs beter voor elkaar zijn dan het op dit moment is. Bedankt.‟‟ De reactie van het college op de eerste termijn Wethouder VAN DAALEN:
30 „Dank u wel, voorzitter, ook hier zijn weer breed complimenten gemaakt voor de stukken en ook hier wil ik het weer doorleiden naar degenen die ze hebben geschreven. Er is goed werk geleverd. De heren Scheijgrond en Van de Burgwal benoemden de sleutelrol voor het CJG. Wij zijn niet voor niets ook bezig om goed te kijken naar hoe de pilot die nu loopt uitpakt. Wij zullen de positieve effecten daarvan ook zeker vertalen in het vervolg. De heer Van de Burgwal gaf een aantal punten mee met de vraag aan het college om daarop te letten: - Het betrekken van ouders en jongeren bij het implementatieplan: wij gaan door op de ingeslagen weg. Dat hebben wij bij het vorige agendapunt gezegd en dat wil ik nu herhalen. Die ingeslagen weg betekent dus ook dat wij dit in samenspraak blijven doen met degenen die ermee hebben te maken. In dit geval zijn dit zeker ook de ouders, de kinderen of een vertegenwoordiging daarvan. De groep wordt zeker gehoord. - Cliëntenraden en vertrouwenspersonen, maar aan de andere kant moet het ook niet dubbel worden geregeld. Dat is inderdaad een soort spanningsveld. Er moet een achtervang zijn, dat moet worden geregeld. Sterker nog, het staat zelfs als verplicht element in de nieuwe wetteksten. Al zouden wij het niet willen, dan zouden wij het moeten. Maar zo is het niet, ik denk dat het gewoon goed is om het te regelen. Wij gaan dat zeker een plek geven en ook daarover blijven wij met u in gesprek. - Privacy: ook hier moet de goede balans worden gezocht. Dit is overigens niet iets waar Barneveld alleen voor staat, dit speelt ook landelijk. Maar wij zullen dit zeker als aandachtspunt meenemen. - De zachte landing in de tussentijd, jongeren zitten in trajecten en per 1 januari 2015 zitten zij dat voor een belangrijk deel nog steeds. Wij hebben inderdaad gelukkig wel enige financiële ruimte in de begroting om voor die zachte landing te zorgen. Aan de andere kant kan ik mij ook herinneren dat een raadslid zei, volgens mij was het uw partijgenoot, dat de gemeente de kortingen die vanuit Den Haag worden opgelegd niet één op één moet gaan vervangen. Ook dat is dus weer zoeken naar de juiste balans, ook daar bevindt zich een spanningsveld. - Het ruimhartig omgaan met de 70%: daarop zou ik willen zeggen dat er ook nog die 30% is. Die 30% zetten wij in voor knelpunten en vernieuwing, maar die zullen wij zeker ook inzetten op plekken waar het tot resultaten leidt die wij met elkaar niet willen. Overigens is het zo dat de 70% aan groepen en instellingen is toebedeeld, aan doelgroepen en niet aan individuele organisaties. Dat betekent dat er per groep nog enige speelruimte is. De heer Van den Broek vroeg naar de PGB‟s, of eigenlijk het persoonsvolgend budget, zoals het gaat heten. De bedoeling is dat de Sociale Verzekeringsbank dit oppakt voor heel veel gemeenten. Heel veel gemeenten zullen er met ons heel alert op zijn dat dit niet weer een nieuwe bureaucratie wordt. Daar zit natuurlijk helemaal niemand op te wachten. Sterker nog, het is juist de bedoeling om daar vanaf te stappen en naar een heel praktisch systeem te gaan. Wij hebben overigens ook wel in de stukken aangegeven dat wij alleen in die gevallen waar het echt nodig is, waar het als maatwerk de beste oplossing is, nog de PGB‟s van toepassing verklaren. Dat betekent dat het aantal waarschijnlijk een stuk minder zal worden. Maar in gevallen waarin dit echt een goede oplossing is, blijft het mogelijk. De heer De Knegt maakte opmerkingen over het woonplaatsbeginsel in relatie tot De Glind. Daar zullen wij zeker alert op blijven, wij zijn ook één van de gemeenten geweest die hierover flink aan de bel hebben getrokken bij de staatssecretaris. De uitleg ervan is toen ook veranderd. Zoals de cijfers er nu uitzien, lijkt het financiële gat dat daardoor ontstond weer weg te zijn. Ik formuleer het wel voorzichtig, zolang wij de meicirculaire niet hebben, weten wij niet precies waar wij aan toe zijn. Maar het heeft dus wel geholpen dat wij daarover aan de bel hebben getrokken. U geeft aan dat wij niet in een reflex moeten schieten en alles weer dicht regelen. Dat ben ik volstrekt met u eens. Dat is overigens ook de teneur in de gesprekken die wij hebben met de organisaties: wij moeten erop vertrouwen dat wij dit traject met elkaar gaan doorlopen. Dat betekent dat je daar op een positieve manier op in steekt. Dat merk ik gelukkig ook bij de organisaties die wij spreken, die zien dit ook als kans en als mogelijkheid om met elkaar een goed systeem voor Barneveld neer te zetten. Ik zou zeggen: geen flankerend maar een flonkerend beleid. Daar zou ik mee af willen sluiten, mijnheer de voorzitter.‟
11.
Stimuleringssubsidie Stichting Internationaal Ballonmuseum Barneveld. (Voorstel nr. 14-7)
31 Op verzoek van het college is dit agendapunt, bij het vaststellen van de agenda, van deze raadsagenda afgevoerd.
12.
Motie vreemd aan de agenda: Verzoekt college in gesprek te gaan met Stichting Internationaal Ballonmuseum Barneveld en binnen een jaar te komen met onderbouwing van het benodigde subsidiebedrag
De heer KOREVAAR licht de motie vreemd aan de agenda van PRO‟98 toe: „Voorzitter, het gebeurt niet dagelijks dat het college conclusies uit mijn bijdrage al overneemt voordat ik deze heb uitgesproken. Een voorstel dat eigenlijk, zo blijkt vanavond, de raad niet had mogen halen. Op uw verzoek wil ik graag nog enkele punten maken die u kunt meenemen in het verbeterproces. 1. Een door mij gestelde vraag over verkoop van commerciële tickets tijdens de commissievergadering resulteerde gisteren in een schrijven van Ballonvaartcentrum Van Manen, waaruit blijkt dat over dat voornemen ten minste verschillend wordt gedacht in de ballonnensector. PRO'98 is van mening dat waar de overheid subsidies verleent, iedere schijn van concurrentievervalsing moet worden vermeden. Om in aanmerking te komen voor een stimuleringssubsidie verwachten wij dat de Stichting binnen een jaar komt met een verbeterd plan, waarin zij eerst zelf een aanzienlijk deel van de fondsen weet te verwerven en een breed draagvlak creëert voor het initiatief in de samenleving, om vervolgens opnieuw het verzoek tot een bijdrage, liefst van kleinere omvang, aan deze raad voor te leggen, maar dan ondersteund door een volledig uitgewerkt financieringsvoorstel en een onderbouwde exploitatiebegroting. 2. PRO‟98 is van mening dat de vermindering van de huur voor de eerste twee jaren, gemeten vanaf de opening, tot nul euro feitelijk ook als subsidieverlening moet worden bestempeld. Wij vinden dan ook dat dit als beslispunt had moeten worden opgenomen in het eerste raadsvoorstel. Wij vragen u dit nu alsnog te doen. Afsluitend: PRO‟98 vindt het Ballonmuseum een prachtig initiatief, maar vindt het, in het kader van zelf, samen, ballonmuseum, nu zeker niet het moment om dit bedrag zomaar beschikbaar te stellen. Wij zijn blij dat u dit inzicht zo plots voor de vergadering alsnog met ons deelt. De motie hebben wij op verzoek aangepast door de laatste zin „..te realiseren door crowdfunding en sponsoring‟ te schrappen. Het is niet aan ons om te bepalen hoe de gelden worden verkregen. Dank u wel.‟ De gewijzigde motie vreemd aan de agenda genummerd 1 van PRO‟98, CDA en ChristenUnie luidt: Agendapunt: I-12 Motie vreemd aan de agenda (Oorspronkelijk: Agendapunt: I-11, Voorstel nr: 14-7 en ingediend bij agendapunt 2 Vaststellen agenda)
Onderwerp: Stimuleringssubsidie Stichting Internationaal Ballonmuseum Barneveld
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 28 januari 2014
Overwegende dat: Ondergetekenden positief zijn over het genomen initiatief van de Stichting Internationaal Ballonmuseum Barneveld om in Barneveld een ballonmuseum te realiseren. Er op dit moment onvoldoende financieel fundament voor de plannen is. Spreekt uit dat: Het pand aan de Nieuwstraat 31 voor een periode van twee jaar beschikbaar blijft voor de
32 initiatiefnemers en niet aan anderen verhuurd zal worden. De initiatiefnemers eerst moeten zorgen voor een beter financieel fundament. te realiseren door crowd funding en sponsoring. Verzoekt: Het college in gesprek te gaan met de Stichting Internationaal Ballonmuseum Barneveld en binnen een jaar met een uitgewerkt financieringsvoorstel en onderbouwde exploitatiebegroting te komen ter onderbouwing van het benodigde subsidiebedrag. en gaat over tot de orde van de dag.
Toelichting: Het initiatief om in het pand aan de Nieuwstraat 31 een ballonmuseum te vestigen past bij Barneveld en heeft een toegevoegde waarde. Het pand blijft beschikbaar voor het museum en wordt niet tussentijds aan anderen verhuurd.
Indieners: PRO‟98
CDA
ChristenUnie
A.W. Korevaar M. Rosbergen
H. Smit
J. van den Top
De reactie van de fracties op de motie in de eerste termijn De heer SCHURING: „Voorzitter, mijn fractie had vanavond in deze raad graag volmondig ja willen zeggen tegen een voorstel, een initiatief vanuit de samenleving om te komen tot een fantastische nieuwe aanwinst in onze samenleving, namelijk het Internationaal Ballonmuseum. Uniek in de wereld - niet helemaal uniek, want er zijn er nog vier - maar uniek in Nederland. Een uniek concept, een enthousiaste groep mensen die Barneveld op de kaart wil zetten door iets wat aan Barneveld is verbonden, namelijk het ballonvaren. Elk jaar hebben wij het Ballonfiësta en daar zijn wij trots op. Ook op het Ballonmuseum gaan wij trots worden. Maar onder de voorwaarden die wij willen stellen aan een dergelijk ballonvaartmuseum konden wij geen voorstel krijgen van het college. Het college heeft dat ook zelf ingezien, zoals de heer Korevaar aangaf. Wij hadden graag ja gezegd, maar wel onder de juiste voorwaarden: het financiële fundament, een goed vooruitzicht, eerlijke concurrentie. De heer Korevaar gaf het al aan, geen ticketverkoop via het museum van één ballonvaarder maar dan ook vanuit de hele sector. De brief van de heer Van Manen is al genoemd. Wij hopen dat het college met het bestuur van dit prachtige initiatief snel tot een vergelijk gaat komen, dat er een goede basis wordt gelegd, dat het initiatief gesteund kan worden vanuit de samenleving in zijn volle breedte en vanuit de sector in zijn volle breedte . En dat wij als gemeente dan als derde ondersteunen en hulp verlenen. Zelf – Samen − Gemeente: het Ballonmuseum zelf, samen met de sector en dan wil de gemeente tot slot steunen zoals de gemeente ook andere maatschappelijke initiatieven in het verleden met hetzelfde enthousiasme heeft gesteund. Wij kijken uit naar een nieuwe agendering van dit voorstel, waarbij de voorwaarden wel juist zijn gezet. U hebt vanuit de raad al een motie voor u liggen waarin wij een aantal dingen voorstellen. U zult begrijpen dat ook mijn fractie deze motie gaat steunen.‟ De heer KNAPEN: „Voorzitter,
33 ik had hier ook een verhaal willen houden over alle mooie dingen van het Ballonmuseum en ook onze positieve waardering voor alles wat men ging doen willen uiten. Dat zal ik nu niet doen. Wel wil ik nog een paar dingen meegeven, want de wethouder heeft namelijk in de commissie gezegd dat het bedrag van € 80.000 pas beschikbaar wordt gesteld als er daadwerkelijk zicht is op realisatie van het museum met genoemde bedrijven. Ik begrijp dat u dit nu terugneemt en dat er straks een goede financiële basis wordt gelegd, wij hopen althans dat daar naar wordt gekeken. De motie zal dat ondersteunen. De SGP-fractie ondersteunt dit van harte want wij vinden het van belang dat, als men geld uitgeeft, zeker in deze tijd, dit ook verantwoord gebeurt. De discussie ging ook over de ballonvaartcentra en over de te verkopen tickets. E zijn vier ballonvaartbedrijven in Barneveld. Wij stellen voor om die centra te betrekken bij hoe de verkoop wordt ingericht. Wij stellen voor om te kijken naar een soort vouchersysteem waarbij men een voucher koopt die men bij één van de bedrijven kan inleveren. Dan moet natuurlijk wel bekend zijn welke bedrijven er zijn en waar men ze kan vinden. Maar dat is te regelen. Tevens bleek uit de mail die wij gisteren ontvingen dat genoemde bedrijven niet bij het museum en de opzet waren betrokken. Dat vinden wij jammer. De SGP-fractie vraagt zich af of die handen niet ineen geslagen kunnen worden, dat zou wel eens een win-win situatie kunnen opleveren. Wat ons betreft is het dan ook beter voor elkaar.‟ De heer VAN DEN BORN: „Voorzitter, ik moet u wat bekennen. Ik heb één keer in een ballon gevaren. Dat was een paar jaar geleden. U moet weten dat ik enorme hoogtevrees heb. Mijn goede vriend Rinus Luiten nodigde mij uit om een ballonvaart te maken. Ik zal u zeggen: ik ben doodsbang geweest. De afgron d werd steeds groter en ik begon steeds meer te zweten. Ik heb denk ik driekwart van de tijd met mijn ogen dicht gezeten in dat hele kleine mandje. Zo‟n gevoel kreeg ik vanavond niet gelukkig… Ik denk dat de motie bijdraagt tot verheldering en tot een beter voorstel. Daarom steunen wij deze van harte. Dank u wel.‟ De heer SMIT: „Voorzitter, ik heb het al een paar keer gehoord, Zelf – Samen − Gemeente. In ieder geval hebben wij hier een mooie show opgevoerd rond het Ballonmuseum, gratis publiciteit. De CDA-fractie is in ieder geval erg blij en spreekt haar waardering uit naar de burgers en initiatiefnemers die zoveel positieve energie steken in het creëren van toegevoegde waarde voor de Barneveldse samenleving. Maar wij zouden het alleen over de motie hebben. Die hebben we ingediend met PRO‟98 en ChristenUnie. Het enige dat ik daaraan toe wil voegen is het punt van het beschikbaar houden van het pand. Dat is nog niet genoemd door de vorige sprekers. Dat zouden wij in ieder geval graag als punt mee willen geven. Wij kijken uit naar een volgende agendering zodat wij er een echt besluit over kunnen nemen en zodat het museum gewoon van start kan gaan. Dank u.‟ De heer VAN RHEENEN: „Voorzitter, een raadsvoorstel op één A4tje, daar komt altijd trammelant van. Dat geldt ook voor ballonvaarten. Die heb ik ook een keer meegemaakt, mijnheer Van den Born. Wij hebben een noodlanding moeten maken op een nudistenrecreatiepark in de Flevopolder. Dat is geen grap, dat is echt gebeurd. Wij hadden een mooie bijdrage gemaakt vanavond. Ik neem u even mee naar de slotwoorden, het is jammer dat u dan de inleiding mist. De slotwoorden zouden zijn geweest: het zal toch niet zo zijn dat de oppositie de coalitie vanavond moet redden. Misschien had ik dat wel gedaan… maar u zu lt het nooit weten. Ik moet u een advies meegeven. Ik vind het een hele mooie motie. Als het bij de eerste zin was gebleven: wij staan positief tegenover een ballonmuseum. Voor de rest vinden wij dat het ballonmuseum zich vooral zelf moet bedruipen en zichzelf moet financieren. Dat is ons vertrekpunt, in ieder geval.
34 Ik ben het eens met de heer Smit dat het gebouw niet zomaar voor twee jaar leeg kan staan in afwachting van wat misschien ooit een ballonnetje is geweest en nooit wat zal worden. Wat ons betreft zouden er ook andere gebruikers gebruik van mogen maken.‟ De heer SMIT: „Dat is niet helemaal wat ik heb gezegd, mijnheer Van Rheenen! De interpretatie is aardig, maar het is bedoeld als beschikbaar houden voor een toekomstig ballonmuseum.‟ De heer VAN RHEENEN: „Dat snap ik, maar ik ben oppositie.‟ De heer SMIT: „Dat begrijp ik. Vandaar even mijn reactie.‟ De heer VAN RHEENEN: „Aan het begin van deze raadsperiode hebben wij ontzettend veel weggesneden uit deze samenleving, waarderingssubsidies, Sociaal Moluks Cultureel Centrum, biologisch centrum „t Koetshuis, schoolbegeleiding, schoolzwemmen, Oranjefeesten, ik ga het niet allemaal opnoemen. Aan het eind van de rit komen wij dan met dit voorstel. Wij vinden dat niet kunnen en wij vinden dat wij dat ook niet kunnen maken naar de samenleving. Daarom probeer ik toch bij de coalitie terug te komen. Onze vraag zou zijn geweest, die hebben wij ook gesteld in onze schriftelijke vragen, wanneer wij wel of niet een initiatief honoreren. Dan antwoordt het college: „Gelet op de verscheidenheid van eventuele subsidieverzoeken in de toekomst vinden wij het niet wenselijk om hiervoor beleid te ontwikkelen.‟ Dat begrip verscheidenheid is bij onze coalitie blijven hangen. Waar hebben wij dat meer gelezen? Wij hoefden niet eens zo ver te zoeken, het staat gewoon in het vorige coalitieakkoord waarvan de huidige coalitie een voortzetting is: Eenheid in verscheidenheid. Dat geef ik u mee als u verder gaat met dat ballonmuseum . Ik ga het niet meer meemaken.‟ De reactie van het college op de eerste termijn Wethouder VAN DEN HENGEL: „Voorzitter, dames en heren, ik ben u vanavond zeer erkentelijk voor wat u had willen meegeven in de eerste termijn en heeft meegegeven. De motie is volstrekt helder. Die nemen wij als college over en die gaan wij uitvoeren. Ik hoop u binnenkort weer te zien.‟ De VOORZITTER vraagt of er behoefte is aan een schorsing. Dat is niet het geval. De heer VOS: „In de pauze heb ik met andere fracties overlegd over motie genummerd 3. Er was nog veel onduidelijkheid, dat is logisch, het is complex. Mij is door de andere fracties gevraagd om motie genummerd 3 aan te houden en ter bespreking in de commissie aan te bieden zodat wij daar de plussen en minnen nog eens op een rij kunnen zetten. Zou dat mogelijk zijn?‟ De VOORZITTER constateert dat motie genummerd 3 door de heer Vos is teruggenomen en dat de motie wordt doorgeleid naar de commissie.
Besluitvormend gedeelte
5.
e
Bestemmingsplan Puurveen (2 fase) (Voorstel nr. 14-2)
Het amendement genummerd 2 van SGP, CDA, PRO‟98, ChristenUnie, VVD en Burger Initiatief, betreffende wijziging bedrijfsbestemming in bestemming gemengd gebied in voorgestelde gedeelte aan De Standerd en vastleggen goothoogte op 7 m en nokhoogte op 8 m is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
35
Het gewijzigde raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
6.
Bestemmingsplan Hoofdstraat I (Voorstel nr. 14-1)
Het raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
8.
Beleidskader 3 Decentralisaties (Voorstel nr. 14-3)
Het amendement genummerd 4 van CDA, PRO‟98, SGP en ChristenUnie, betreffende de beleidsevaluatie bij de 3 Decentralisaties, is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen. Het amendement genummerd 6 van PRO‟98, betreffende het aanbieden van opleidingen aan hulpvrager, werkzoekende, mantelzorger, vrijwilliger en werkgever bij de 3 Decentralisaties, is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen. Het gewijzigde raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
9.
Lokaal beleidsplan Positief opvoeden en opgroeien in Barneveld 2015-2018 Regionaal beleidsplan Jeugdhulp FoodValley 2015-2018 (Voorstel nr. 14-4)
Het raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
10.
Regionaal transitiearrangement jeugdzorg FoodValley (Voorstel nr. 14-5)
Het raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
12.
Motie vreemd aan de agenda: Verzoekt college in gesprek te gaan met Stichting Internationaal Ballonmuseum Barneveld en binnen een jaar te komen met onderbouwing van het benodigde subsidiebedrag
De gewijzigde motie genummerd 1 van PRO‟98, CDA en ChristenUnie, betreffende de financiële onderbouwing van het benodigde subsidiebedrag voor het Ballonmuseum, is zonder hoofdelijke stemming aangenomen met de aantekening dat de fractie van Burger Initiatief geacht wordt te hebben tegengestemd.
Sluiting De VOORZITTER leest het ambtsgebed voor en sluit de vergadering.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 6 mei 2014. De raad voornoemd, de griffier, de voorzitter,