Notulen van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Barneveld gehouden op 4 maart 2015 Aanwezig zijn de raadsleden: de heer A.G. Appeldoorn de heer A. Barendregt de heer J.W. van den Born de heer H.C. van den Brink de heer H. Brul de heer H.K. Buitenhuis de heer P.D. van den Bunt de heer A.H. van de Burgwal de heer T.G. Heemskerk mevrouw W. Heijkoop-van Maanen de heer A.D.G. van de Kamp de heer W.A. Knapen de heer L. de Knegt de heer A.W. Korevaar de heer S.J. Lasscher
Voorzitter Griffier De collegeleden Gemeentesecretaris Afwezig Verslag
1.
de heer F.J. van der Lubbe de heer G. Ploeg mevrouw M.H.J. Pluimers-Foeken mevrouw M. Rosbergen-van Minnen de heer L.J. Scheijgrond de heer H. Schuring de heer H. Smit de heer P.W. Spruijt de heer J. van der Tang de heer J.A. van den Top de heer P.B.J. Vos de heer D.G. de Vries de heer A.J. Westerneng de heer B. Wijnne mevrouw J.A.G.M. van den Wildenberg
: de heer dr. J.W.A. van Dijk : de heer H.F.B. van Steden : de heren P.J.T. van Daalen, E. Fokkema, G.J. van den Hengel en A. de Kruijf : de heer drs. D. Bakhuizen : de heer R. van den Broek : mevrouw M.J. Strijbos-Vermeulen
Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en leest het ambtsgebed voor. De VOORZITTER heet de aanwezigen welkom, in het bijzonder de gasten op de publieke tribune.
2.
Vaststellen agenda
De VOORZITTER memoreert het memo dat de raadsleden van het college hebben ontvangen. In dit memo verzoekt het college om agendapunt 12. Eenmalige bijdrage Internationale School Gelderland nog niet te betrekken in de besluitvorming. Hij vraagt of de raad hiermee kan instemmen. De heer VAN DE BURGWAL: ‘Wat de fractie van Pro’98 betreft: wij vinden dat het verzoek vrij laat kwam. In principe hebben wij allerlei informatie bij elkaar weten te sprokkelen en wij hebben een afweging gemaakt. Wat ons betreft zouden wij door kunnen gaan. Maar ik kan mij voorstellen dat wij het vooralsnog op de agenda laten staan, een eerste termijn houden, de reactie van de wethouder afwachten en dan alsnog besluiten of wij doorgaan met de besluitvorming.‘ Mevrouw PLUIMERS: ‘Ik hoor u zeggen dat het college voorstelt om het niet in de besluitvorming te nemen. Bedoelt het college om het dan wel meningsvormend te behandelen, zoals mijnheer Van de Burgwal ook aangeeft: een eerste termijn?’ De VOORZITTER: ‘Dat is de bedoeling van het college.’
2 Mevrouw PLUIMERS: ‘Dus wij stellen voor om een eerste termijn te houden, de reactie van het college af te wachten en vervolgens te bekijken of wij verder gaan.’ De VOORZITTER: ‘Ja. En het niet in de besluitvorming te betrekken.’ Mevrouw PLUIMERS: ‘Maar kunnen wij na de reactie van het college niet even schorsen, zodat wij met elkaar kunnen overleggen? Daarna besluiten wij dan of wij doorgaan of niet.’ De heer VAN DER TANG: ‘Ik denk dat wij het erover eens zijn met elkaar dat raadsleden volledig geïnformeerd dienen te zijn voordat een onderwerp goed kan worden besproken. Ik begrijp uit de memo van vandaag dat wij nog niet volledig zijn geïnformeerd, derhalve zou ik het vanavond dan ook niet willen behandelen. Ik zou graag de gelegenheid hebben om in een volgende commissievergadering ook mijn vragen weer te kunnen stellen over de informatie die wij alsnog zullen verkrijgen en dan volgt een normale behandeling. Anders lopen wij het risico dat wij vanavond al een halve besluitvorming hebben en dat lijkt mij niet gewenst voor het onderwerp.’ De heer SCHURING: ‘Inderdaad, als de informatie nog niet volledig is, dan sluit ik mij aan bij collega Van der Tang. Dan moeten wij terug naar de informatieronde. Dan volgen daarna de meningsvorming en besluitvorming, zoals wij dat met zijn allen hebben afgesproken.’ Mevrouw VAN DEN WILDENBERG: ‘In principe denken wij dat wij het voorstel zoals het nu voorligt kunnen behandelen. Waarom wil het college eigenlijk dat wij wel eerst meningsvorming doen en niet een besluit nemen?’ Wethouder FOKKEMA: ‘Wij vragen uitstel om de komende weken in overleg te treden met Provinciale Staten en het Regiobestuur, om andere antwoorden te krijgen en het voorstel te verbeteren. Het is eigenlijk aan de raad om te zeggen of de raad wel of niet wil laten inventariseren. Maar wij kunnen ons voorstellen dat u van de gelegenheid gebruikt maakt om opmerkingen te inventariseren die wij vervolgens ook kunnen meenemen.’ De heer VAN DE BURGWAL: ‘Het zou ook mijn pleidooi zijn om het wel in het meningsvormend gedeelte te behandelen. Ook in de commissie zijn wat kritische noten genoemd. Het lijkt mij goed om die te inventariseren en mee te geven.’ De heer SMIT: ’Ik sluit mij aan bij de heer Van de Burgwal. Als het geen meningsvormende ronde is maar enkel en alleen om te inventariseren, dan gaan wij daarmee akkoord.’ De VOORZITTER: ‘Als ik goed naar de raad luister, lijkt er een meerderheid voor te zijn om dan in elk geval een eerste ronde te doen en mogelijkerwijs daaraan een schorsing te koppelen, om dan te kijken of wij wel of niet tot besluitvorming overgaan. Mag ik dat concluderen?’ De raad stemt hiermee in. De heer VAN DER LUBBE: ‘Wij willen graag samen met Burger Initiatief een motie vreemd aan de agenda aankondigen over het starten van een pilot om de openingstijden van de horeca naar 03.00 uur te laten gaan. Wij willen dit wel in de commissie bespreken. Ons voorstel is dus om het aan te houden tot de aankomende raadsvergadering.’ De VOORZITTER: ‘Een motie vreemd aan de agenda wordt aangekondigd en ingediend, niet vanavond ter behandeling
3 maar ter doorgeleiding nu naar de commissie om daar de discussie eerst met elkaar te voeren en dan daar te beslissen of en hoe het naar de raad zal komen. De motie vreemd aan de agenda wordt in handen gesteld van de agendacommissie.’ De agenda wordt vooralsnog ongewijzigd vastgesteld.
3.
Notulen 16 december 2014
De notulen van deze vergadering worden ongewijzigd vastgesteld.
4.
Ingekomen en uitgaande stukken (Voorstel nr. 15-13)
De heer LASSCHER: ‘Wij zouden graag stuk B11 willen agenderen. Een onderdeel van B11 is de toeleiding naar het gedwongen kader. Daarover willen wij graag wat verdieping. Daarnaast hebben wij gezien dat stuk B17 op de agenda staat. Wij willen het bestuur daarover een compliment geven gezien het feit dat vorige week in De Telegraaf werd vermeld door de heer Van Rijn dat Barneveld als goed voorbeeld voor de huishoudelijke thuiszorg werd genoemd.’ De VOORZITTER: ‘Daarop mogen wij allemaal trots zijn. Dat is een verdienste van het college en ambtelijk, maar ook van uw raad omdat dit in zo’n goed overleg met de raad gebeurt.’ De heer SMIT: ‘Wij zouden graag stuk A8 agenderen, de motie gemeente Ede inzake stroomlijning besluitvorming gemeenschappelijke regelingen. Dit willen wij doen naar aanleiding van de bijeenkomst met de griffies in de regio. Wij willen de motie die Ede heeft ingediend graag met de andere partijen bespreken, als een eerste stap om te komen tot een betere grip op de verbonden partijen. Daarnaast hebben wij stuk B6, besluit B&W inzake voorstel verbetering fietsveiligheid Burgemeester Kuntzelaan. Dit beoogt veranderingen van de weg in het centrum. Zeker met het oog op het hele Centrumplan vinden wij dit een uitgelezen onderwerp om met elkaar in de commissie te bespreken.’ De heer SPRUIJT: ‘De ChristenUnie zou graag stuk B2 willen bespreken in de commissie, dit betreft een afspraak over het sorteren en vermarkten van verpakkingsmateriaal. Wij willen daarbij graag bespreken welke mogelijkheden er ontstaan voor het gescheiden inzamelen van verpakkingsafval met deze nieuwe afspraken.’ De heer VAN DE BURGWAL: ‘De fractie van Pro’98 wil graag stuk B15 agenderen. Dit is een adviesrapportage over de Civil Society van Welzijn Barneveld. Het is een lijvig rapport met belangwekkende zaken als het gaat om Zelf, Samen in de gemeente. Genoeg stof om daarover door te praten. Wat ons in eerste instantie daarbij opviel, was de positionering van de wijkplatforms. Wij hadden wat vragen rondom Barnevelders die niet een heel hecht netwerk hebben en over hoe zij daarin hun weg kunnen vinden.’ De VOORZITTER: ‘Stuk B15, zoals ik het begrijp het advies over de Civil Society en de rol van Welzijn Barneveld daarin en ook de rol van de wijkplatforms daarbij en de mogelijk witte vlekken die er ook in die sociale infrastructuur zitten.’ Mevrouw PLUIMERS: ‘Excuus dat ik het niet heb aangemeld. Ik denk dat ik abuis ben. Als het gaat over stuk B6 over de Burgemeester Kuntzelaan: ik heb via de mail twee weken geleden laten weten dat de VVD dit graag zou willen agenderen. Ik denk dat ik dit, formeel gezien, nu had moeten aankondigen. Bij deze: de fractie van de VVD wil, aansluitend bij het CDA, dit stuk agenderen om het hoe en waarom met het GVVP en de Burgemeester Kuntzelaan te bespreken.’
4
De VOORZITTER: ‘De stukken B11, A8, B6, B2 en B15 zullen in de commissie worden besproken als de raad daarmee 1 instemt.’ De raad stemt hiermee in en de stukken worden conform de voorstellen afgehandeld/vastgesteld.
Meningsvormend gedeelte
6.
Bestemmingsplan Garderbroekerweg-Kerkweg (Voorstel nr. 15-14)
De fracties in de eerste termijn De heer BARENDREGT: ‘Dank u, mijnheer de voorzitter, de gemeenteraad heeft ruimtelijk beleid bepaald via structuurvisie en bestemmingsplan en wij worden geacht dat beleid te volgen. Tevens mocht het bedrijventerrein Puurveen pas ontstaan op voorwaarde dat de Harskamperweg geen bedrijventerrein ging worden. De grote vraag voor ons is dus nu waarom wij bedrijven naar de Harskamperweg gaan verplaatsen. Tot 2010 had de gemeente diverse handhavingszaken aan de Harskamperweg. Hierna niet meer. Vanaf 2010 hebben wij jaarlijks één of meerdere stukjes functieverandering, waarbij activiteiten en bouwmeters vanuit het buitengebied naar de Harskamperweg worden verplaatst. Het is een sluipend proces, waarover Pro’98 meerdere keren vragen heeft gesteld dan wel kritisch reageerde. Opeens nemen wij dan een serieuze verandering waar: een groot bedrijf met veel transportbewegingen wil prominent aan de Garderbroekerweg gaan zitten en tegelijkertijd zijn er reeds tekeningen van hoe de Oude Essenerweg wordt omgevormd naar bedrijventerrein. Juist door deze signalen komen nu de overige eigenaren uit het gebied in actie. Die willen ook allemaal functieverandering met een bedrijfje, zie wat er gebeurde tijdens de laatste commissievergadering. Het gebied Harskamperweg blijft wel de overgangszone naar de Veluwe met multifunctioneel gebruik. Het multifunctionele wordt bij het college misschien gemeten aan de diversiteit aan bedrijven, maar niet aan het open houden van het landschap en het beperken van de overlast op de Veluwe, die letterlijk op een steenworp afstand ligt. De invulling die Pro’98 wil geven ziet er anders uit, zeker niet als een bedrijventerrein. Wij zijn niet tegen de verandering van het huidige terrein aan de Kerkweg naar de bouw van 58 woningen. Echter, het vastgestelde beleid geeft volgens ons geen mogelijkheid om een bedrijventerrein aan de Harskamperweg te starten. Grotere bedrijven met veel transport en opslag dienen op de plek te zitten die wij als gemeenteraad hebben besloten, dat is een bedrijventerrein zoals Harselaar-Zuid. Dat ligt ook vlak bij Kootwijkerbroek. Dank u, mijnheer de voorzitter.’ De heer VAN DEN TOP: ‘Dank u, voorzitter het bestemmingsplan Garderbroekerweg-Kerkweg bevat voor de ChristenUnie vier aandachtspunten: de woningbouw in Kootwijkerbroek, de verhuizing van het bedrijf H. Verhoef, de sanering van een gigantische asbestberg en de afhandeling van de zienswijzen. De woningbouw: in Kootwijkerbroek is behoefte aan woningen. Wij denken dan ook dat deze 58 woningen aan de rand van het dorp wel verkocht zullen worden, ook al zijn zij wel aan de dure kant. De 26% goedkope woningen vinden wij aan de magere kant. Kijk dan naar Stroe, het agendapunt dat straks langs zal komen, daar wordt een percentage van 36% aan goedkope woningen gebouwd. De verhuizing van het bedrijf Verhoef: Verhoef is bezig met onder andere zandhandel en gladheidbestrijding en kent dus veel transportbewegingen. Een dergelijk bedrijf past niet in de bebouwde kom van een dorp. Gezien het grote benodigde grondoppervlak voor de zand- en 1
Actiepunten voor de agendacommissie
5 grindopslag past dit bedrijf ook niet op een industrieterrein. Maar de locatie aan de Garderbroekerweg is hiervoor wel geschikt, vooral gezien de ontsluiting via provinciale weg 310. Laat het wel duidelijk zijn: voor de ChristenUnie past grootschalige bedrijvigheid niet in het buitengebied maar op een industrieterrein. Een zand- en grindhandel past wel in een landelijke omgeving. Maar het is maatwerk en onder maatwerk verstaan wij ook overleg met de omwonenden. Hierop kom ik later in mijn bijdrage nog even terug.’ De heer BARENDREGT: ‘Mag ik een toelichting en vragen waarom grootschalige zandopslag niet op het industrieterrein past? Als wij daar allemaal hele grote bedrijventerreinen hebben waar autootjes staan geparkeerd en al dat soort zaken, dan kan men daar toch ook zand opslaan?’ De heer VAN DEN TOP: ‘Ik nam als voorbeeld het bestemmingsplan dat wij een aantal jaren geleden bespraken over de opslag van hout dat uit het bos komt. Dat vonden wij ook niet geschikt voor een industrieterrein. Maar houtopslag en zandopslag zijn producten vanuit een landelijke omgeving en daardoor passen zij wel in een landelijke omgeving.’ De heer BARENDREGT: ‘Mag ik zeggen dat ik mij houtopslag in het bos of naast het bos kan voorstellen. Maar zandopslag voor de handel is gewoon handel en moet volgens mij op het industrieterrein. Dat is mijn mening.’ De heer VAN DEN TOP: ‘De keuze om het hier te doen ligt aan het functieveranderingsbeleid en niet aan het feit dat het hier een industrieterrein is. In wezen had dit ook op een andere plek gekund omdat dit met functieverandering heeft te maken. Daarom ligt het anders als dat men zegt dat het op een industrieterrein moet.’ De heer BARENDREGT: ‘Ik meen waar te nemen dat het argument ongeveer vervallen is bij deze.’ De heer VAN DEN TOP: ‘De gigantische asbestberg als derde punt. Op de locatie Oude Essenerweg 13 stonden vier schuren van ongeveer 350 meter lang, die grotendeels waren gebouwd met asbesthoudend materiaal. Op zich is het goed dat deze locatie wordt gesaneerd. Toch is dit voor Barneveld wel een karakteristieke plek. Even een klein stukje geschiedenis: dit bedrijf is gebouwd in de zestiger jaren, denk ik. Voor die tijd was het echt een gigantische megastal. Een bedrijf van ongeveer 18.000m² en het had de naam BSI, dat betekende: de Barneveldse Slachtkuiken Industrie van de Barneveldse familie Bekebrede. Veel mensen in de omgeving vonden daar werk in het verzorgen van de kuikens, het laden om de acht weken en het schoonmaken van de stal. Zo verdwijnt er ook weer een stukje historie van Barneveld. Het is niet zo dat ik er een gemeentelijk monument van zou willen maken, maar toch, het gaat wel weg.’ De heer VAN DER TANG: ‘Ik wil een kleine correctie aanbrengen als het gaat over de historie. Bekebrede was geen Barneveldse familie maar was een Oostzaanse familie. Daar kom ik ook vandaan.’ De heer VAN DEN TOP: ‘Twee stallen zijn dus al gesaneerd, maar er staan er nog twee. Daarvoor zijn ook plannen voor functieverandering. De ChristenUnie vindt het jammer dat het niet als één plan wordt gepresenteerd maar dat het uit elkaar wordt getrokken. Beide partijen zijn wel afhankelijk van elkaar. Op de locatie van de Oude Essenerweg moet een goede verdeling van bouwvlakken plaatsvinden zodat beide partijen elkaar wel nodig hebben. Wij hopen dan ook dat het plan dat er ligt voor beide partijen acceptabel zal zijn en dat het ook op korte termijn zal worden uitgevoerd. De afhandeling van de zienswijzen: dit plan is best ingrijpend voor de omwonenden van de Kerkweg en de Garderbroekerweg. De bezwaren van de buurt moeten serieus worden genomen. Als het even kan, moet er ook aan tegemoet worden gekomen. De firma Verhoef heeft zich in de laatste vijf jaren heel constructief opgesteld. Het plan is verschillende keren aangepast. Toch waren er in de commissievergadering van twee weken geleden twee
6 insprekers die nog problemen hadden met het plan. Er is toen afgesproken om een compromis of een overeenkomst met hen af te sluiten. Tot slot is de ChristenUnie benieuwd of dit is gelukt en vraagt aan de wethouder wat de laatste stand van zaken van deze gesprekken is geweest. Dank u wel.’ De heer WESTERNENG: ‘Dank u wel, voorzitter, ‘vroeger stond ‘r bij Hoef alleen een vrachtwagen bie ’t huus’. Goed ondernemerschap, veel inzet. Een natuurkundige wet: waar je energie insteekt, dat gaat groeien. Dat geldt ook voor dit bedrijf. Maar dat geldt ook voor de gemeenschap van Kootwijkerbroek. Kootwijkerbroek groeit en bloeit en de woningbouw is nodig om deze groei op te vangen. Op een moment dat beide ontwikkelingen groeien, komt er een punt dat zij niet meer bij elkaar passen, dat zij elkaar in de weg zitten. En dan moet je bewegen en de boel uit elkaar trekken zodat beide ontwikkelingen weer ruimte krijgen om verder te groeien. Dat is hier gebeurd, met inzet van de betrokken partijen. Wij vinden het een hele goede zaak dat dit bedrijf uit het centrum verdwijnt. Heel fijn dat er woningen worden gebouwd, het is een goede locatie voor woningbouw, het sluit aan bij het bestaande woongebied, het ligt centraal ten opzichte van voorzieningen dus het is voor veel doelgroepen een prima locatie. Gelet op het gedifferentieerde programma ziet het ernaar uit dat het aansluit bij de vraag in Kootwijkerbroek. Het Hoevedorp, zoals dit stukje Kootwijkerbroek al heel lang bekend staat, gaat een grote verandering doormaken. ’Hoef d’r ut, woningen d’r bie’. De Harskamperweg is wat ons betreft een prima locatie voor dit bedrijf: goed ontsloten in het buitengebied met een cluster met meer bedrijven. Een inrit aan de Harskamperweg in plaats van de Garderbroekerweg is belangrijk, daar wordt aan gewerkt. Een oproep aan de wethouder om goede afspraken te maken over de aanrijdroute en dit zoveel mogelijk over de Harskamperweg. Nog iets over het proces. Wij vinden het heel positief dat er een aantal problemen aan de keukentafel zijn opgelost. Een compliment voor de wethouder dat hij dit moeizame en langlopende dossier op deze manier heeft weten af te ronden. Een goede zaak dat het vooraf aan de keukentafel gebeurt, want daar valt meer te winnen dan achteraf in een rechtszaal. Tenslotte: het CDA wenst de firma Verhoef alle succes bij deze expeditie, maar dat zal ongetwijfeld goed komen. Dank u wel.’ De heer VAN DE KAMP: ‘Voorzitter, vanavond vraagt u onze goedkeuring voor bestemmingsplan Garderbroekerweg-Kerkweg. Wij hebben een beetje moeite met deze move. Waarom? Wij hebben in Kootwijkerbroek een industrieterrein ontwikkeld en wij zijn bezig met de ontwikkeling van Harselaar-Zuid. Daar hoort een dergelijk bedrijf in feite thuis. In de stukken lezen wij dat er 8.830m² aan oude schuren zijn opgekocht, welke moeten worden gesaneerd. De firma Verhoef heeft aan de Garderbroekerweg reeds landbouwgrond liggen die in feite goedkoop is. Als wij een eenvoudig optelsommetje maken, dan komen wij uit op ongeveer 110 Euro per m², terwijl op het industrieterrein ongeveer 180 Euro per m² moet worden betaald. Dit werkt oneerlijke concurrentie in de hand en dat willen wij toch niet? Wij begrijpen van het college dat men content is dat het bedrijf Verhoef uit het dorp verdwijnt en er weer een inbreidingslocatie is gevonden. Wat de familie Dekker betreft, gaan wij ervan uit dat het college zijn best ervoor doet dat het bedrijf zich ook in de toekomst kan blijven uitbreiden. Er is al het nodige besproken op de commissievergadering en wij zouden het zeer waarderen als de wethouder zijn best doet om ook dit bedrijf goed te helpen. Dank voor uw aandacht.’ De heer VAN DEN BRINK: ‘Dank u wel, voorzitter, vanavond is het bestemmingsplan Garderbroekerweg-Kerkweg aan de orde voor besluitvorming in de gemeenteraad. Dit voorliggende bestemmingsplan heeft een behoorlijke impact op diverse omwonenden. Het bedrijf van Verhoef woont en werkt al enkele generaties lang aan de Kerkweg. Voor zover mij bekend zijn hier nooit problemen geweest met de omwonenden. Ondertussen is het bedrijf gegroeid en wil het het perceel grond aan de Garderbroekerweg richting Kootwijk, dat in eigendom is, bestemmen als nieuwe locatie voor een transportbedrijf. De oude locatie wordt ontwikkeld en er worden dan woningen gebouwd. Hiermee komt een nieuwe bestemming op de
7 bestaande bedrijvenlocaties. Deze, zeg maar grote, functiewisseling geeft weinig problemen in de buurt. Wij hebben wel een vraag aan de wethouder. In het nieuwe woongebied zullen misschien nog enkele straten worden benoemd. Onze vraag is of we er een ‘Hoevedorplaan’ van kunnen maken of iets dergelijks, om zo de familie Verhoef in Kootwijkerbroek niet helemaal te vergeten. In de omgeving van het perceel aan de Garderbroekerweg, waar het bedrijf zich opnieuw wil vestigen, is wat meer beroering. Ten eerste is daar het agrarische bedrijf van de familie Dekker, dat zich mogelijk beperkt voelt in zijn ontwikkelingsmogelijkheden. Met enkele gesprekken en afspraken tussen de familie Verhoef en de familie Dekker is er nu draagvlak ontstaan bij de familie Dekker om mee te werken aan deze bedrijfsverplaatsing van Verhoef. Er is mogelijk nog een probleem. De familie Dekker weet nog niet zeker of zij aan de achterzijde van het bestemmingsvlak nog kan uitbreiden. Wij vragen de wethouder dan ook nogmaals of hij wil toezeggen zich maximaal in te spannen voor uitbreiding van het bestemmingsvlak van de familie Dekker. Wij rekenen dan dat er hiermee een win-winsituatie is ontstaan voor beide partijen. Dan is er nog de familie Van Essen die voor het perceel van de moeder aan de Harskamperweg en het perceel van de zoon naast het toekomstige bedrijf aan de Garderbroekerweg een bestemmingswijziging wil aanvragen. Zoals in de commissie is aangegeven, is de wethouder hiermee positief in gesprek. Het geheel is behoorlijk complex, maar het lijkt voor alle partijen haalbaar en aanvaardbaar te worden. Als laatste willen wij toch nog even vragen om voor het resterende van de opstallen aan de Oude Essenerweg-Harskamperweg met Promid BV en Verhoef het in gang zetten van een bestemmingsplanprocedure voor deze locatie snel te regelen. Dank u wel.’ De reactie van het college op de eerste termijn Wethouder DE KRUIJF: ‘Voorzitter, dank u wel, ik beluister in de raad een brede instemming met het bestemmingsplan dat wordt gekenmerkt door vele koppen koffie en keukentafelgesprekken, zoals u dat ook hebt gesignaleerd. Toen ik hier aantrad, nu bijna tien jaar geleden, spraken wij erover en vanavond komt het gelukkig tot een ontknoping, althans voor een groot deel van het perceel. De keukentafelgesprekken hebben in ieder geval ook opgeleverd dat ik vanavond twee intrekkingsverzoeken van de zienswijzen van de familie Van Essen - Van Leeuwen aan de Harskamperweg en de familie Van Essen aan de Garderbroekerweg overhandigd heb gekregen. Die intrekkingen heb ik hier bij de hand, dus die kunt u als ingetrokken beschouwen bij uw oordeelsvorming over dit bestemmingsplan. De heer Barendregt sprak over de overgangszone rondom de Harskamperweg. Ik ben een beetje bezorgd dat wij het niet helemaal eens worden vanavond, maar het college gaat toch uit van de filosofie dat het wegnemen van 18.000m² asbesthoudende stallen met een ammoniakuitstoot die ertoe doet (om het maar even zo te zeggen) en een tweetal veel kleinere bedrijven die een stuk openheid langs de Harskamperweg veroorzaken een goede ontwikkeling is die past binnen de filosofie van het functieveranderingsbeleid.’ De heer BARENDREGT: ‘Wij praten hier over een verplaatsing van een bedrijf naar één locatie. Maar de sanering, de stallen waarover u spreekt, liggen weer op een andere plek en dat wordt later ontwikkeld. Met als gevolg dat we twee ontwikkelingen tegelijkertijd hebben in het gebied van de Harskamperweg. Tegelijkertijd heb ik aangeduid dat wij hebben afgesproken dat wij daar geen industrieterrein zouden maken. Mijn vraag die heel prominent is, is: iedere keer verplaatst u een stukje van het buitengebied naar dat gebied van de Harskamperweg. Wat blijft er uiteindelijk over van de gemengde functie? Want er blijft alleen industrie over, volgens mij.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Er is ongeveer de volgende keuze. Er is een agrarisch bedrijf aanwezig met 18.000m² stallen, dat gewoon kan blijven hoor, laten wij daarover helder zijn, want op een agrarisch bouwperceel zitten stevige milieuvergunningen. Wat wij nu realiseren is een afname van de bebouwing van 400%, factor 4 minder, in een positie die tegelijkertijd mogelijkheden biedt voor een bedrijf dat elders op een industrieterrein moeilijk kan worden ingeplaatst, vanwege het ruimtebeslag dat het bedrijf heeft in
8 relatie tot de vierkante meterprijs die daarbij hoort. Het college is in elk geval van oordeel dat dit een behoorlijke win-winsituatie oplevert, een situatie die wij zouden moeten willen omarmen.’ De heer BARENDREGT: ‘Mag ik nog één ding zeggen? Wij spreken over een planologisch verhaal. En het planologisch verhaal is dat wij daar aan de Harskamperweg niets willen aan extra industrie. Daarop gaat de wethouder niet in, hij begint over milieuwetgeving. De laatste vijftien jaar is daar geen bedrijf geweest en de vraag is of dat ooit terugkomt daar.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘U krijgt niets extra’s mijnheer Barendregt, u krijgt 400% minder. U krijgt niets extra’s. Aanwezig is 18.000m² asbest. Wat u terugkrijgt is een kwart van die oppervlakte met twee heel aardig functionerende bedrijven, dat is voor Kootwijkerbroek van grote betekenis. Mijnheer Van den Top sprak over de overeenstemming met de familie Van Essen. Ik heb u zojuist gezegd dat die overeenstemming gelukkig is bereikt. Er zitten overeenkomsten onder en de zienswijzen zijn ingetrokken. U sprak terecht over het introduceren van dit bedrijf in het landelijk gebied. Als u opslag zoals die daar plaatsvindt op een industrieterrein moet zetten, dan wordt het een hele ingewikkelde situatie. Bovendien doet het bedrijf in een behoorlijke omvang aan gladheidbestrijding op de A1 en het overige provinciale netwerk en daarvoor ligt het bedrijf op een prima positie. Mijnheer Westerneng vroeg aandacht voor de aanrijdroute voor de grondopslag. Ik denk dat u daar een punt hebt. De grondopslag moet nog worden geregeld. Wij streven ernaar, dat ziet u ook aan het 2 kaartje dat in het plan is opgenomen, om die uitweg ook op de Harskamperweg te realiseren.’ De heer VAN DEN TOP:’ ‘De wethouder gaat wel in op de zienswijze van mijnheer Van Essen maar niet op de zienswijze van de heer Dekker. Kunt u daarop ingaan?’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Daar kom ik zo bij, want er zijn nog twee andere liefhebbers die dit graag weten. Mijnheer Van de Kamp en mijnheer Van den Brink hebben gevraagd naar hoe het nu verder gaat met de familie Dekker. Wij zijn ook met de familie Dekker in goed gesprek. Daar speelt wel de problematiek dat de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf de grenzen van de uitbreidingsmogelijkheden van het bestemmingsplan raken. Maar wij zullen onze uiterste best doen, dat moet dan vooral worden gezocht in de hardheidsclausule die in het bestemmingsplan is opgenomen met betrekking tot dierenwelzijn. Wanneer er gebouwen moeten worden toegevoegd vanwege het kunnen voldoen aan de eisen van het dierenwelzijn en uitgaande van hetzelfde aantal dieren, dan zou de schuur moeten kunnen worden vergroot. In die routes zoeken wij naar een oplossing van het vraagstuk bij de familie Dekker. Zoals ik er nu tegenaan kijk en met de informatie 3 die wij bij de provincie hebben ingewonnen, zie ik daar hoopvol naar uit. Mijnheer Van de Kamp maakte ook nog een klein rekensommetje en wees erop dat het wel een goedkoop terreintje is. Ik denk dat u maar de helft van de rekensom kent. Als ik achterop een sigarendoos uitreken wat daar voor investering moet worden gedaan, dan zal het om een veelvoud gaan van de bedragen die u noemde. Maar het is voor de discussie van nu niet meer zo heel relevant. Het college is blij dat wij er uit zijn en wij hopen van harte dat u dit plan ondersteunt en dat de familie en de firma Verhoef verder kunnen.’ De heer VAN DE KAMP: ‘Inderdaad, u gaat nieuwbouw plegen. Dat kost natuurlijk altijd geld. Maar als men naar de grondprijs kijkt, ik had ook informatie ingewonnen, dan klopt het wel een beetje. Dan denk ik toch: 70 Euro verschil, dat is toch een winsituatie geweest voor de familie.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Het zou aardig zijn als u de originele grondprijs eens wist van het perceel waarover het hier gaat. Als u daar vervolgens alle kosten bij optelt die in de loop van de tijd zijn gemaakt, dan zult u schrikken, waarschuw ik u. Blijft dat het een prima plan is dat ik u van harte aanbeveel.’
2 3
Toezegging door het college Toezegging door het college
9 De VOORZITTER: ‘Het gaat dus om twee zienswijzen. Zienswijze nummer 4 van de familie J. van Essen - Van Leeuwen. De andere zienswijze is van?’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Dat klopt, de familie J. van Essen - Van Leeuwen aan de Harskamperweg. De andere zienswijze is van mijnheer Van Essen aan de Garderbroekerweg.’ De VOORZITTER: ‘U maakt dus aan de raad kenbaar dat de beide zienswijzen zijn ingetrokken. Onder 1 luidt het besluit dat wij de Nota Zienswijzen vaststellen. Als wij straks het besluit nemen, dan maken deze twee daarvan geen onderdeel meer uit – dat de raad zich dit realiseert.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Dat klopt. Ik heb die intrekkingen twee minuten voor aanvang van de vergadering gekregen en ik kon ze dus niet uitreiken.’ De VOORZITTER: ‘Wenst de raad een kopie van de brief of neemt de raad genoegen met de mededeling van de wethouder hierover?’ De raad neemt genoegen met de mededeling van de wethouder hierover. De fracties in de tweede termijn De heer BARENDREGT: ‘Heel kort. Ik heb waargenomen dat de wethouder vele koppen koffie heeft gedronken, dat hij een oplossing heeft gevonden voor een groot probleem. Dat is mooi. Naderhand moeten er argumenten bij worden verzonnen. Ik heb het idee dat de beredenering omgekeerd is, dat een probleem moet worden opgelost. Wij hebben afspraken gemaakt over de Harskamperweg. Zoals ik al aanduidde: er zijn nog veel meer mensen in datzelfde stukje die nu ook willen veranderen. Binnenkort is daar dus een industrieterreintje.’
9.
Resultaten en herwaardering grondposities 2014 (Voorstel nr. 15-15)
De fracties in de eerste termijn De heer WIJNNE: ‘Dank u wel, voorzitter, de voorziening op de grondexploitaties verhogen met 3,6 miljoen Euro, 2 locaties afwaarderen met 4,6 miljoen Euro, dat zijn niet direct vreugdevolle onderwerpen voor een raadslid om te behandelen en ik denk ook niet voor het college. Dat gronden in het verleden te duur zijn aangekocht kan met de wetenschap van nu natuurlijk gemakkelijk worden gezegd. Zoals zoveel burgers die de laatste tien jaar een woning hebben gekocht ook nu moeten constateren dat zij feitelijk moeten afboeken. Wij hebben nu eenmaal te maken met een andere realiteit dan in de jaren 2006 en 2007. Dat is zuur om te constateren, maar het is wel de werkelijkheid. Wij vinden het van realisme bij het college getuigen dat men dit niet voor zich uit schuift maar overgaat tot afwaardering. In de commissievergadering is toegezegd dat met betrekking tot het Columbiz Park de raad bijgepraat wordt zodra dit kan. Wij gunnen het college wel de tijd om dit goed te doen. Wij begrijpen dat daar een tijdsbestek mee is gemoeid. Wij zijn ervan overtuigd dat het college doordrongen is van de urgentie. Ik hecht er aan om ook hier nog eens te zeggen dat er met die locatie natuurlijk niets mis is. Wij hebben daar een financieel probleem, in die zin is het een hoofdpijndossier. Maar het is wel maar één locatie. Gelukkig zijn er ook positieve ontwikkelingen, waardoor er tegenover de verliezen ook winsten staan. Wij hebben met waardering kennis genomen van het feit dat er een positief resultaat binnen het grondbedrijf is van 4,5 miljoen Euro in 2014. Er konden zeven projecten met winst worden afgesloten. De grondexploitatie blijft gewoon een belangrijk punt in de gemeente Barneveld, vanwege de
10 hoeveelheid grond die wij bezitten. Maar wij hebben ook kunnen lezen in het stuk dat de voorraad grond wel afneemt. Ook de rentetoerekening is daarbij een belangrijk punt. Samenvattend: zuur dat wij moeten afboeken, maar wij zijn blij dat er nu ook positieve ontwikkelingen zijn en wij spreken de verwachting uit dat het college dit beleid voortzet. Dank u wel.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Voorzitter, de fractie van Pro’98 vindt dat dit voorstel op deze wijze nooit naar de raad gezonden had mogen worden. In dit raadsvoorstel wordt gegoocheld met boekhoudkundige begrippen en het lijkt haast wel alleen te gaan om een soort boekhoudkundige exercitie. En dat is juist niet het geval. Het zijn geen boekhoudkundige trucs. Het gaat hier wel om echt geld, geld dat nu niet meer aan bijvoorbeeld zorgtaken, jeugdhulp, ondersteuning bij het vinden van werk, onderwijs of infrastructuur kan worden uitgegeven. De fractie van Pro’98 vindt het voorstel onduidelijk, gebrekkig en op sommige p unten zelfs onjuist. Het valt alleen goed te beoordelen en te begrijpen als je alle oude stukken , zoals de kwartaalrapportages, het PurpleBlue-rapport, de notitie Herwaardering processen grondexploitaties en de Jaarrekening 2013 weer eens goed doorneemt. Nu kunt u zich afvragen waarom wij dit voorstel dan toch rijp voor besluitvorming hebben geacht. Heel eerlijk: om dit maar gewoon eens in de openbaarheid te kunnen zeggen. Laat ik beginnen met u aan te geven waarom wij dit voorstel onduidelijk vinden: het is onduidelijk, omdat er sprake is van verhullend en suggestief taalgebruik. Een citaat uit dit raadsvoorstel over de getroffen verliesvoorziening: ‘Bij de vaststelling van de Jaarrekening 2013 is de stand van deze voorziening bepaald op 26 miljoen en nog wat Euro.’ Dat hier sprake was van verhullend taalgebruik bleek al tijdens de commissievergadering. De woordvoerder van de fractie van de SGP, de heer Wijnne, die wij overigens zeer hoog achten, ging ervan uit dat de voorziening vorig jaar naar beneden was bijgesteld omdat er toen sprake was van een minder groot verwacht verlies dan oorspronkelijk gedacht. En dat hij dat dacht, begrijp ik volkomen. Dat komt namelijk door de in het voorstel gekozen formulering en het valt hem dus niet te verwijten. Onduidelijkheid in het voorstel leidde tot een onjuiste conclusie door de heer Wijnne. Want uit de Jaarrekening 2013 blijkt hoe het wel zit: eind 2013 steeg deze voorziening naar 31,5 miljoen Euro en werd er 5 miljoen Euro aan onttrokken vanwege verliezen op de grondexploitatie. Daarom werd de voorziening bepaald op 26 miljoen Euro en dus niet omdat het te verwachten verlies minder groot was geworden. Dat zijn feiten en die hadden gewoon in normaal te begrijpen Nederlands in dit voorstel moeten staan. Nog een dergelijk voorbeeld: ‘De bestaande verliesvoorziening zou kunnen worden afgebouwd met 7,1 miljoen Euro wanneer geen rekening zou worden gehouden met de extra verliesvoorziening voor het Columbiz Park.’ Dat is ongeveer net zoiets als zeggen dat je geen schulden hebt, tenminste als je je hypotheek niet meerekent die ver onder water staat. Het persbericht dat het college deed uitgaan, deed daar nog een schepje bovenop. De titel boven het persbericht over dit onderwerp luidde: ‘Positieve resultaten zorgen voor een lagere verliesvoorziening.’ Maar wat zijn de feiten? Onze spaarpot, de verliesvoorziening, oftewel de opbrengst van de eerder verkochte Nuon-aandelen, die vorig jaar was geslonken tot 26 miljoen Euro omdat we er 5 miljoen Euro uit hebben gehaald en dus als daadwerkelijk verlies hebben genomen, moet worden aangevuld met bijna 4 miljoen Euro om toekomstige verliezen weer op vangen. Dat zijn de feiten. De titel van het persbericht, ‘Een lagere verliesvoorziening’, is dus onjuist en suggestief. Het dekt allesbehalve de lading. Pro’98 vindt dat men op deze manier onze inwoners niet op een correcte wijze voorlicht. Dan kom ik op de gebrekkige en op sommige punten zelfs onjuiste informatie in dit voorstel. Het meest in het oog springende voorbeeld vindt mijn fractie toch wel dat u blijft volharden in het niet benoemen van een in 2012 getroffen voorziening van 5,7 miljoen Euro voor Columbiz Park. U past het raadsvoorstel - op ons verzoek op dit punt - niet aan, maar stuurt alleen een memo naar de raad, waarin u de bedragen noemt, maar ook nu de optelsom niet maakt. Die is toch betrekkelijk eenvoudig, namelijk 2,85 miljoen Euro van Heijlijgers, 2,85 miljoen Euro van de gemeente, dit is samen 5,7 miljoen Euro plus de huidige 14,3 miljoen Euro. Dit is een verwacht verlies van 20 miljoen Euro. Mijn fractie wil een toezegging van het college dat dit vanaf nu in alle informatie over het Columbiz Park wordt opgenomen. Wellicht is het ook de moeite waard om aan te geven hoe hoog de boekwaarde van het terrein ooit was, namelijk zo’n 14,5 miljoen Euro volgens de kwartaalrapportage van december 2007. Nog een voorbeeld van gebrekkige en onjuiste informatie: bij punt 4 in het raadsvoorstel wordt de
11 indruk gewekt dat Niet In Exploitatie Genomen Gronden alleen maar afgewaardeerd kunnen worden en er geen verliesvoorzieningen op kunnen worden getroffen. Als dat waar zou zijn, hoe kan het dan dat wij verliesvoorzieningen hebben getroffen op Niet In Exploitatie Genomen Gronden, zoals in dit voorstel de locatie Edelweis aan de Scherpenzeelseweg? Wat is nu juist? Hebt u voorzieningen getroffen die volgens de regels niet getroffen mochten worden of is datgene wat u in dit raadsvoorstel stelt niet juist? Nu zie ik u denken: dit zijn technische vragen die u ook gewoon schriftelijk had kunnen stellen. Dat zou hebben gekund, ware het niet dat deze vragen opkomen omdat hier een gebrekkig en onduidelijk raadsvoorstel ligt. Dat mag en kan een voorstel aan de raad niet zijn. Ik kan nu nog een heel verhaal houden over de locatie Edelweis en de wijze waarop de wethouder zich er met een kattebelletje vanaf heeft gemaakt in het memo dat wij maandag ontvingen, maar dat ga ik niet doen. In het PurpleBlue-rapport werd al melding gemaakt van deze locatie en het was misschien beter geweest om dit terrein al in 2012 af te waarderen. Maar dat is niet ge daan en de vraag is waarom niet. Gaat de raad de komende jaren voortdurend geconfronteerd worden met dergelijke v errassingen door afwaarderingen van Niet In Exploitatie Genomen Gronden? Volgens de Jaarrekening 2013 is de boekwaarde van de NIEGG 58,5 miljoen Euro, waarvan bijna 28 miljoen Euro voor BarneveldNoord. Ieder jaar komt er als gevolg van de veel te ruime rentetoerekening nog een paar miljoen Euro extra bij. Wij treffen echter voor de NIEGG een voorziening van slechts 5,5 miljoen Euro. Is dat wel wijs? Is ‘het slechte nieuws’ inderdaad ‘minder slecht’ zoals de heer Van den Born dat in de commissie stelde? Of wordt er alleen tijd gekocht en worden toekomstige colleges en gemeenteraden straks geconfronteerd met afwaarderingen en verliesnemingen terwijl de spaarpot van de Nuon-aandelen dan al lang op is? Is hier sprake van een tijdbom? Doet u er niet verstandiger aan om de rekenrente, zeker op de NIEGG, veel sneller naar beneden te brengen dan u in uw akkoord met elkaar hebt afgesproken? Wij verzoeken het college de volgende informatie voor ons in kaart te brengen en hierover met een inzichtelijk en helder memo te komen dat, samen met de Jaarrekening 2014, aan de raad wordt aangeboden: 1. Een beeld van de gevolgen als wij de rentetoerekening met ingang van 1 januari 2016 naar een realistisch percentage zouden brengen. Mogelijk is dat de in het coalitieakkoord opgenomen 3,5%, maar die zou pas ingaan op 1 januari 2019. Wij vragen om een realistisch percentage, maar dat laten wij aan uw beoordeling over. 2. Een onderscheid in dit overzicht te maken tussen IEGG en NIEGG. 3. Meer inzicht te verstrekken in de boekwaarde van de NIEGG. Zeker die van de bijna 28 miljoen Euro voor Barneveld-Noord. Wat ons betreft moet in het memo de vraag worden beantwoord of deze boekwaarde reëel is, het liefst in relatie met een potentiële marktwaarde, een realistisch verwacht jaar van in exploitatiename en een verwachte einddatum. Wij begrijpen dat vooral dit laatste punt lastig is, omdat er nog geen grexen voor zijn op te stellen. Maar wij willen desalniettemin het college vragen ons ervan te overtuigen dat wij de komende jaren niet weer met dergelijke onverwachte afwaarderingen te maken krijgen. Wij verwachten hierover een toezegging van de wethouder. Verder verzoekt mijn fractie het college om in het vervolg niet meer op deze wijze met voorstellen naar de raad te komen. Een raadslid heeft behoefte aan een helder en duidelijk raadsvoorstel, waarin opgenomen de historie, eventuele rekenkundige overzichten, gedegen argumenten, duidelijke verklaringen en een goede onderbouwing. Met een stuk zoals dit vanavond voorligt, stuurt u een raadslid eigenlijk het bos in.’ De heer WIJNNE: ‘Ik wil mevrouw Rosbergen als eerste bedanken voor het compliment dat zij mij hoog acht. Op dat punt had u gelijk. Ik moet het mijzelf echter kwalijk nemen want ik had het in de Jaarrekening kunnen zien. U verwijt het college dat het een onduidelijk raadsvoorstel is omdat er van alles moet worden bijgesleept: dat móéten wij ook als raadslid en ik heb dat onvoldoende gedaan toen ik die opmerking maakte.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Dat ben ik met u oneens. Ik vind niet dat wij alle oude stukken, zelfs uit 2007 en uit 2012, erbij moeten halen. Een raadsvoorstel moet zo zijn geformuleerd dat een raadslid alle s overzichtelijk heeft, de historie duidelijk in beeld heeft, weet wat er in bepaalde projecten speelt en dan daarop een besluit moet kunnen nemen. Het lijkt mij heel eenvoudig.’
12 De heer WIJNNE: ‘Het was juist mevrouw Rosbergen die aangaf, ik dacht bij de Begrotingsbehandeling of ergens rond dat tijdstip, dat er bij de Jaarrekening wel een afwaardering van de gronden zou moeten komen - daarmee zal de accountant straks wel komen. Toen heeft de wethouder aangegeven dat hierover zou worden gesproken met de accountant. Ik ga ervan uit dat het uitvloeisel daarvan dit raadsvoorstel is. Ik wil over een ander punt iets vragen aan mevrouw Rosbergen. Ik hoorde haar zeggen: verrassingen als Edelweis. Maar dat stond in het PurpleBlue rapport. Daarin staat een uitgebreid verhaal over die locatie.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Dat heb ik ook zo gezegd, toch?’ De heer WIJNNE: ‘Ik begrijp niet goed dat u daarin een verrassing ziet. Ik vind ook dat u in uw betoog heel vaak de woorden afwaardering en bedreigingen gebruikt. U schetst een volstrekt eenzijdig verhaal, want u ziet ook dat er zeven locaties zi jn afgesloten met winst, dat buiten ons hoofdpijndossier Columbiz Park (ik erken dat - dat zijn wij allemaal met elkaar eens, maar daar zijn wij ook allemaal bij geweest) de voorzieningen terug konden. Dat zegt het college terecht in het voorstel. Ik begrijp uw probleem dus niet.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Ik heb in mijn bijdrage nadrukkelijk gezegd dat ik niets over Edelweis ga zeggen omdat het al in het PurpleBlue rapport stond, dus dat ik dat had kunnen weten. Daarin stond overigens een voorziening van 2,1 miljoen Euro (het kan ook 2,6 miljoen Euro zijn, dat weet ik niet meer precies) en wij praten hier over een afwaardering van 4 miljoen Euro. Dat is toch beduidend meer. Maar dan nog. Ik zeg ook niet dat ik niet kon verwachten dat er afwaarderingen kwamen. Mijn probleem is dat dit gaat over NIEGG en het grootste deel van de voorziening die wij hebben getroffen gaat over IEGG, slechts een beperkt deel van de 30 miljoen Euro, namelijk 5,5 miljoen Euro, is voor de NIEGG. Mijn betoog is nu juist: dan gaan het om 54 miljoen Euro die wij daar in NIEGG hebben. Dan vind ik een dergelijke voorziening heel klein en mijn vraag is: maak mij nu duidelijk dat die voorziening voldoende is. Dat is mijn betoog. Wat u eruit hebt gehaald, weet ik niet , dat was in ieder geval niet mijn betoog. Het tweede deel daarvan is, dat ik vind dat een raadsvoorstel helder moet zijn, duidelijk moet zijn, niet tot meerdere of verkeerde conclusies moet kunnen leiden. Dat was in uw geval het geval. Het moet niet zo zijn dat ik daarbij allerlei stukken van vroeger van het internet moet afplukken om maar te begrijpen wat er precies staat. Het moet voor iedereen duidelijk zijn.’ De heer BUITENHUIS: ‘Voorzitter, het volgen van de bedragen van de grondexploitatie lijkt op het volgen van de wisselkoersen. En daarop hebben wij geen invloed. Er zijn altijd koersen die dalen en andere die stijgen en er zijn tijden dat alle koersen dalen en tijden dat andere weer stijgen. Maar bij d e grondexploitatie is dat een probleem, want waar men bij wisselkoersen blij is met stijgende getall en, is men dat bij de grondexploitatie vaak niet, want daar gaat het om kosten. Die kosten komen op de rekening v an de gemeente in de hoop dat de kosten voor de baat uit gaan. In de laatste jaren, met name Columbiz Park is daarvan een goed voorbeeld, hebben veel gronden lang in de boeken van de gemeente gestaan. Dit betekent dat op het eind van Columbiz Park in de boeken een verwacht verlies aan rente, want men betaalt rente op rente op rente, van 10 miljoen Euro staat. En dat op gronden die duur zijn gesaneerd en zijn gekocht vóór de crisis. Het is begrijpelijk dat daarop een enorm verlies zit, maar het is wel een verlies van onze belastingcenten die wij niet op een andere manier kunnen inzetten. In het voorstel zagen wij ook een afwaardering van de gronden op de Scherpenzeelseweg en die afwaardering heeft onze fractie verbaasd. Temeer daar die gronden zijn gekocht om ook een grote stankcirkel af te kopen. Wat onze fractie betreft, hadden die kosten dus niet alleen ten laste van de gemeente moeten komen maar van iedereen die profijt heeft van het wegnemen van deze cirkel. Dat is niet gebeurd. Met de nieuwe Nota Bovenwijkse Voorzieningen kan dat in de toekomst veel beter wel gebeuren. Wij willen de wethouder dan ook vragen om in de toekomst veel nadrukkelijker die Nota te gebruiken om kosten die ook aan anderen toebedeeld kunnen worden, via die Nota toe te delen. Zo blijven wij als gemeenschap niet met die kosten zitten, maar degenen die er profijt van
13 hebben. De wethouder deed in de commissie een toezegging dat de 4,4 miljoen Euro afwaardering op de Scherpenzeelseweg tot het eind van dit project, dus zolang dit project nog niet is opgeleverd, in de boeken en in de projectrapportage zichtbaar is en dat hij dat ook zal doen bij alle projecten waarop afwaarderingen plaatsvinden. Wij willen graag hier in deze raad een herhaling van de toezegging dat in projectenrapportage zichtbaar is wat de afwaarderingen zijn geweest op de oorspronkelijk gekochte gronden, zodat een raadslid dat ook regelmatig kan zien. Het was niet alleen maar ellende in dit raadsvoorstel, want gelukkig heeft 2014 ook een opleving laten zien van de markt: er is een meeropbrengst. Er is voor 4,5 miljoen Euro meerwaarde aan gronden geweest en dat lichtpunt moet men met elkaar ook zien en benoemen. Toch blijft het geheel een negatief beeld, want in 2014 is de voorziening die wij hebben getroffen voor alle gronden die wij hebben gestegen van 26 miljoen Euro naar 29,7 miljoen Euro. Dat is nog steeds een behoorlijke afname van het geheel. Wij hopen dat de opleving van de markt er niet toe leidt, dat wij als gemeenschap al deze miljoenen die wij nu als voorziening in de boeken hebben gezet, kwijtraken. Wij hopen dat het college er met wijs beleid veel aan doet om ervoor te zorgen dat die 29,7 miljoen Euro geen verliespost wordt, maar dat een groot deel daarvan wordt weggewerkt in een goede verkoop van de gronden die wij met elkaar hebben. Daarbij wensen wij het college wijsheid toe. Dank u wel.’ De heer WESTERNENG: ‘Dank u wel, voorzitter, vroeger, in de Middeleeuwen, hadden wij een landbouwmaatschappij. In die tijd lag de macht bij de mensen die de grond bezaten, edelen, grootgrondbezitters. Later kwam de industrialisatie en toen verschoof het zwaartepunt van de macht naar de mensen met kapitaal. Edelen me t veel grond raakten aan de bedelstaf. De geschiedenis herhaalt zich, veel gemeenten zullen eind jaren negentig en begin deze eeuw, in de tijd dat de woningmarkt ongekende hoogten bereikte, gedacht hebben: grond is macht, invloed in ontwikkelingen en het levert geld op om maatschappelijke voorzieningen te betalen. En Barneveld dacht: veel grond is veel macht en veel geld. Toen kwam de crisis en het perspectief veranderde. Het zwaartepunt van de macht ligt weer bij het kapitaal, ‘Cash is king’. En grond is een ware last geworden.’ De heer VAN DEN BORN: ‘Hoe komt u daar nu bij, dat de gemeente Barneveld dacht: veel grond is macht? Nee, de gemeente Barneveld had het probleem dat projectontwikkelaars de grond voor hun neus wegkaapten. Dat heeft niets met macht te maken. Barneveld wilde investeren in woningen.’ De heer WESTERNENG: ‘Het is net hoe je het woord macht interpreteert. Macht is invloed. Macht is zeggenschap. Dat wilde de gemeente hebben.’ De heer VAN DEN BORN: ‘Het kwam wat negatief over, het was gelukkig niet zo bedoeld, begrijp ik.’ De heer WESTERNENG: ‘Nee. Laten wij hopen dat Barneveld niet het lot treft dat de edelen in het tijdperk van de industrialisatie trof. Twee weken geleden hebben wij gehoord dat er in de wereld van de vaak lang lopende grondexploitaties meerdere factoren zijn die grote risico’s met zich meebrengen. De kosten kunnen hoger uitpakken, de opbrengsten kunnen lager uitvallen en ook het tempo van uitgifte kan vertragen. Als alles tegelijk gebeurt, hebben wij een megaprobleem. PurpleBlue heeft in 2012 inzicht gegeven in de risico’s en heeft daarvoor een paar scenario’s gemaakt. Daarvoor hebben wij een voorziening getroffen van 31 miljoen Euro. Die is bijgesteld naar 26 miljoen Euro. En nu, met een aantal plussen en minnen, zitten wij weer tegen de 30 miljoen Euro aan. Gelukkig zijn er ook een aantal dingen die een positief beeld kunnen geven van dit verhaal. Er zijn de laatste tijd veel woningen gebouwd, minder dan gepland maar nog steeds erg veel woningen. Hierdoor is het toekomstplaatje wat gunstiger (of moet ik zeggen: minder negatief?). Een aantal projecten is positief afgesloten. Het grondbedrijf heeft winst gemaakt. De woningmarkt lijkt aan te trekken en dat geeft wat opluchting juist omdat de gronden die wij hebben zijn bes temd voor woningbouw. Wij hopen dat de ontwikkeling van Harselaar de komende jaren ook opbrengsten
14 gaat genereren. Alles bij elkaar zien wij weer licht aan de horizon. Maar er zijn heel veel risico’s en het is en het blijft precair. Tegen deze achtergonden, ik ga het nu niet herhalen, sluit ik aan bij het verhaal van de heer Buitenhuis over de Lunterseweg. Ik had ongeveer hetzelfde verhaal. Dat sla ik nu over. Columbiz Park is een heel ander verhaal. Er staat heel veel leeg in onze gemeente en ook in de regio. Als men ziet wat er aan vierkante meters leeg staat in Barneveld en wat er staat gepland op het Barneveldse paradepaardje Columbiz Park, dan slaat ons, de CDA-fractie, de schrik om het hart: 25.000m² leeg en dan nog 65.000m² erbij bouwen. Dat zijn hele stevige cijfers. In dat project zit in onze optiek ook een groot risico. Dat besef leeft gelukkig ook bij het college en er wo rdt heel hard aan gewerkt om er in goed overleg met alle betrokken partijen samen wat van te maken. Het proces dat men volgt, ontslakken op de gebiedsontwikkeling, is goed. Maar het resultaat van deze inspanningen is nog erg onzeker. Zo af en toe zien wij wat blaadjes voorbij komen en het aantal vierkante meter kantoren wordt gehalveerd - dat is in onze optiek ook onontkoombaar. Laten wij hopen dat het hotel op meer bezoekers kan rekenen dan de kantoren die 200 meter verder staan . Een succesvolle herontwikkeling van Columbiz Park is erg belangrijk voor ons als gemeente . Zodra er wat meer over is te zeggen, horen wij als raad dit graag. Tenslotte: wij moeten nu heel hard slikken, maar eigenlijk zit er niets anders op dan een voorziening te treffen die aansluit bij het te verwachten negatieve resultaat. Het blijft een heel pijnlijk punt dat wij een dergelijk groot bedrag aan gemeenschapsgeld moeten vastzetten om die mogelijke risico’s op te vangen. Wat het Columbiz Park betreft: wij hopen dat het college er met de huidige voortvarende inzet toch iets moois van weet te maken. Na alle onaangename verrassingen in dit dossier zijn wij to e aan een positieve verrassing. Misschien weet het college er samen met de ondernemers wel een dergelijk daverend succes van te maken, dat zelfs de NS tot het volgende besef komt: dáár moeten wij een trein laten stoppen.’ Dank u wel.’ Mevrouw VAN DEN WILDENBERG: ‘Voorzitter, dank u wel, Barneveld lijkt een rijke en welvarende gemeente. Een prachtig buitengebied, ruimte en groen in de verschillende kernen, een actieve bevolking en een voorzichtig zich herstellend economisch klimaat. Een gemeente waar het heel goed toeven is. Toch hangt er wel een zwaard van Damocles boven ons hoofd. In het verleden, om precies te zijn vanaf 2004, is met veel enthousiasme grond aangekocht, al dan niet strategisch, want de bomen groeiden tot in de hemel en wij wilden vooral zelf de regie houden wat betreft uitbreidingen. Als wij dat niet deden, dan zouden diezelfde projectontwikkelaars waar het zojuist over ging hun gang maar gaan en het is maar de vraag of dat zo goed zou zijn geweest voor deze gemeente. Die vrijheid hadden zij toen nog maar nu niet meer. De grondaankopen gingen net iets te lang door, voor prijzen waarvan wij nu achterover slaan. De bank Lehman Brothers was al gevallen in september 2008 toen een maand later in oktober met een grote glimlach Columbiz Park we rd gepresenteerd. Wie kon zich toen voorstellen dat de prijzen, met name ook de kantorenmarkt, zo zouden instorten? De betrokkenen bij Columbiz Park in ieder geval niet. Nu zitten wij met de gebakken peren en niet alleen met Columbiz Park. Weliswaar zijn er hapjes grond verkocht, zeven, en is er een lichte winst in het grote verlies te zien. Maar het zijn nog steeds stevige knelpunten. Het college stelt twee afwaarderingen voor, drie nieuwe verliesvoorzieningen en b ijstellingen van de reeds getroffen verliesvoorzieningen. Ik ben bang dat wij niet anders kunnen dan hiermee instemmen, al voelt het niet helemaal goed. Waarom voelt het niet goed? Op het gevaar af dat ik een beetje Pro’98 napraat: wij hebben als voorbeeld dat er staat dat de bestaande voorziening zou kunnen worden afgebouwd met een bedrag van 7,1 miljoen Euro wanneer wij geen rekening houden met Columbiz Park. Maar volgens ons is er eigenlijk geen leven zonder Columbiz Park. Wij vinden dit een verhullende zin. Waarom staat deze zin er eigenlijk en wat bedoelt de wethouder hiermee precies? Iets anders wat ons opvalt in dit stuk is dat waarschijnlijk de rioler ing moet worden verlegd. Dat is nu echt spijtig. Had dat niet voorkomen kunnen worden? Misschien niet. De afwaardering van de gronden bij de Scherpenzeelseweg, dit is ook eerder genoemd, vinden wij erg aan de optimistische kant. Het is een ingewikkeld verhaal, maar ik begrijp dat het 75 Euro per m² wordt, dat is dan de grondprijs. Maar die ligt toch een stuk hoger dan de verdere grond in De Burgt. Onze angst is dat er over een jaar of twee jaar weer een afwaardering komt, want wie wil zich hier vestigen voor die prijs? Wat zijn eigenlijk de mogelijkheden op deze plek? Want wij zien eigenlijk alleen maar een mogelijkheid bij hoogbouw.
15 Over het afwaarderen in het algemeen: wij zouden erg graag willen dat het duidelijk per project staat opgeschreven, zodat het transparant is en blijft. Ook vorige sprekers hebben al gezegd dat het is toegezegd in de commissie, maar wij vragen de wethouder toch of hij een manier kan bedenken die ook helder is voor een gemiddeld raadslid, dat geen financieel deskundige is. Het moet niet alleen bij de eindafrekening, maar ook tussendoor steeds staan vermeld, zodat het een helder beeld geeft en zodat wij niet vergeten dat er een verlies is genomen, dat er een historisch besef blijft. Wij zouden dat ook graag bij alle projecten als een puntsgewijze toelichting zien, gesplitst naar afwaarderingen en getroffen voorzieningen en ook als totaal. Wij hebben wel een suggestie: is het bijvoorbeeld mogelijk om op de pagina Projecten van de gemeentelijke website een financieel overzicht te geven, dit staat nu bij het project Puurveen maar niet bij Columbiz Park of bij het tunnelproject. Tot slot: wij vinden dat de grondvoorraad echt te groot is. Dat heeft het risico in zich dat Barneveld een faillissement tegemoet zou kunnen gaan. In vakjargon: dat wij een artikel 12-gemeente worden. De Nota Grondbeleid wordt geactualiseerd tegen het einde van dit jaar. In 2010 is besloten om actief doch behoedzaam beleid te gaan voeren. Wij zouden graag zien dat het nog behoedzamer wordt. Wij hoeven ook niet meer zo bang te zijn voor losgeslagen projectontwikkelaars want via bestemmingsplannen kunnen wij tegenwoordig wel degelijk de regie houden. Wij zouden graag de toezegging willen hebben dat elke aankoop die bedoeld is voor gebiedsontwikkeling via wensen en bedenkingen via de raad zal gaan. Voorzitter, dank u wel.’ De heer VAN DEN BORN: ‘Voorzitter, ‘Hoe ziet Barneveld er uit in 2030?’ Net voordat ik naar het gemeentehuis vertrok, zag ik deze chocoladeletters op pagina 3 van de Barneveldse Krant staan. Als wij Bernard Schermers moeten geloven, dan is er in ieder geval geen winkelcentrum meer in Barneveld. Ik ben het niet zo met hem eens wat dat betreft, ik voel mij bij heel veel winkels heel erg gelukkig. Maar wat heeft dit te maken met het onderwerp, zult u zeggen. Nou, wat wij in 2030 wel hebben, is heel veel grond. Met het behoedzame scenario naar de behoefte van woningbouw in de gemeente Barnev eld betekent het dat onze huidige voorraad grond de behoefte kan dekken tot het jaar 2032. Is dat geen geruststellende maar hele dure gedachte? De reden van deze enorme voorraden kent u: een actief grondbeleid, ingezet vanaf 2004. Er werd grond gekocht en niet zo heel weinig. Op het hoogtepunt, eind 2012 stond een waarde van deze investering op de balans van 163 miljoen Euro. Vandaag is dat bedrag rond de 150 miljoen Euro, waarvoor wij ongeveer 4% rente betalen. Dat is om en nabij 6 miljoen Euro rente per jaar. Miljoenen Euro’s rente in combinatie met een economische crisis die grondprijzen zwaar onder druk zet en ziedaar, een giftige cocktail en wij hebben afboekingen en verliesvoorzieningen. Nederlandse gemeenten hebben 4 miljard Euro van 2010 tot 2014 verloren aan grondbezit. Volgens het rapport Financiële positie gemeentelijke grondbedrijven van het Ministerie van Financiën komen daar de komende jaren nog 2 miljard Euro bij. Ook onze gemeente ontspringt de dans niet. Vandaag vraagt het college de raad om de verliesvoorziening op bijna 30 miljoen Euro vast te stellen en gronden af te waarderen met 4,6 miljoen Euro in totaal. Pijnlijk. Met betrekking tot het raadsvoorstel waren er twee genoemde uitzonderingen, herontwikkeling Scherpenzeelseweg en Schoutenstraat. Onaangenaam. En met betrekking tot het hoofdpijndossier Columbiz Park wachten wij met spanning op de komende ontwikkelingen. In de commissievergadering heeft de VVD de wens geuit om adequaat en uitgebreid geïnformeerd te worden indien er zich daar belangrijke ontwikkelingen voordoen. Het college gaat uiteraard aan dit verzoek voldoen. Is er alleen kommer en kwel? Nee. Ik ga toch een poging wagen om een positieve wending te geven aan dit tranendal. De verkopen nemen toe, daardoor neemt ook de grondvoorraad af. Er is sprake van een substantieel positief resultaat van het grondbedrijf, 4,5 miljoen Euro. En het belangrijke goede nieuws is dat de economie weer aantrekt. Een aantrekkende econom ie gaat altijd gepaard met een stijging van grondprijzen, zoals wij ons dat nog herinneren van de periode 2000 - 2008. Tot die tijd is uiterste voorzichtigheid geboden, houden wij de vinger strak aan de pols en moet alle energie worden ingezet om de enorme schuldenlast waaronder onze gemeente gebukt gaat, te verminderen. Dat laatste is geen wens maar een eis aan ons college en aan onszelf als raad. De VVD stemt in met het voorliggende raadsvoorstel. Dank u wel.’
16 De reactie van het college op de eerste termijn Wethouder DE KRUIJF: ‘Dank u wel, mijnheer de voorzitter, vanavond blijkt maar weer hoe complex grondexploitaties zijn. Dat is misschien ook de reden dat ze het complexen noemen. Want als men kijkt naar de rekenexercities die wij vanavond hier op tafel hebben en die wij in de afgelopen jaren hebben gemaakt, dan is er natuurlijk ook alle reden om hier heel serieus naar deze cijfers te kijken. Dat is ook de reden dat wij groot belang hechten aan een goede rapportage in de maandrapportages. Daarin vindt u heel veel informatie. Dat is natuurlijk de reden geweest dat wij hebben geprobeerd het zo eenvoudig mogelijk te schilderen. Dat kan men ook anders uitleggen, namelijk dat het tot onduidelijkheid leidt, maar zo hebben wij het in ieder geval niet bedoeld. Ook niet versluierd, ik wijs er echt op, mevrouw Rosbergen, dat achter die 26 miljoen Euro op pagina 1 direct wordt verklaard waardoor het verschil wordt veroorzaakt. Het wordt namelijk veroorzaakt door de afsluiting van een aantal projecten.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Dat klinkt heel prachtig. Er staat ook niets in dat onjuist is. Maar het is veel handiger als men zegt dat de voorziening is geslonken tot 26 miljoen Euro, omdat men 5 miljoen Euro als verlies heeft moeten onttrekken. Dan had iedereen het begrepen. Daarover ging mijn hele betoog. U goochelt met boekhoudkundige begrippen. Ik zeg niet dat u dat bewust doet. Maar er wo rdt gesproken over afwaardering. Voorzieningen en afwaarderingen worden door elkaar gebruikt. Er wordt iets gezegd over NIEGG waar wel wordt afgewaardeerd, maar waar niet een voorziening wordt getroffen en dat blijkt dan weer niet helemaal juist te zijn. Het moet niet zo ingewikkeld zijn, volgens mij, als men gewoon de woorden probeert te zoeken die iedereen begrijpt. Dat is niet gebeu rd in dit raadsvoorstel. Dat stoort mij, want het kost ontzettend veel tijd om na te zoeken wat hier precies wordt bedoeld. Mijnheer Wijnne liep daar dus ook tegenaan, want hij trok een onjuiste conclusie uit dat wat er in het voorstel stond.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Ik begon mijn betoog met het feit dat het een complexe materie is. Het is al heel ingewikkeld om uitgelegd te krijgen wat een afwaardering en wat een voorziening is. Dat brengt het college er in ieder geval toe om u toe te zeggen, bij deze, met een notitie te komen om eens helder aan te geven wat het is, wanneer wij het doen (wanneer treffen wij nu een voorziening en wanneer t reffen wij nu een afwaardering) om zo te proberen af te komen van de onduidelijkheid die bestaat over dit onderwerp. Dat is in ieder geval één toezegging die u binnen hebt, mevrouw Rosbergen.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Ik vroeg vooral om heldere voorstellen. Die notitie klinkt wel aardig , maar die hebben wij eigenlijk al min of meer want die processen staan al beschreven in een notitie die ter informatie naar de raad is gestuurd een aantal maanden geleden. Als het goed is moet m en die kennen. Waar het om gaat, is dat u dat nog eens helder en kort verwoordt in het voorstel. Het moet niet zo zijn dat men als raadslid vijf andere nota’s erbij moet halen om te begrijpen wat er staat. Dat is het punt dat ik wil maken. Dat hoort u gewoon in het voorstel te doen.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Nogmaals, ik begon mijn verhaal met te zeggen dat het een complexe materie is. Het is zelfs complex om het op te schrijven. Dat is ook de reden dat u een vrij uitgebreide tabel aantreft bij het raadsvoorstel waarin een poging wordt ondernomen om de cijfers met elkaar in verband te brengen. Niet om de boel te versluieren, maar om zichtbaar te maken wat er nu gebeurt binnen het totaal hebben wij expres een kolom opgenomen over wat er zou zijn gebeurd als wij Columbiz Park niet hadden. Zo wordt meer beeld verschaft van wat er daadwerkelijk aan de hand is over de volle breedte van onze complexen, het zijn er een dikke 50. Als men die allemaal individueel langs gaat, bevordert dit de onleesbaarheid van het raadsvoorstel. Vandaar dat wij hebben geprobeerd het eenvoudig weer te geven. Om het voor iedereen helder te houden: als men Columbiz Park even daarnaast plaatst, wat is er dan aan de hand? Dan neemt de post Voorzieningen met 7 miljoen Euro af. Dat is niet allemaal winst, want dit is ook een gevolg van het feit dat er 2,7 miljoen Euro in een afwaardering terechtkomt. Dat betekent wel dat de post Voorzieningen buiten Columbiz Park met 4,3 miljoen Euro wordt verbeterd. Naast het bedrijfsresultaat van 4,5 miljoen Euro dat erbij staat. Hoe u het bekijkt, bekijkt u het. Hoe u het optelt, telt u het op. Maar dit is wel de realiteit die aan de orde is.
17 Daarnaast hebben wij het hoofdpijndossier Columbiz Park. Dat is de feitelijke werkelijkheid waarvoor wij vandaag in de voorziening een plaats inruimen.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘De feitelijke werkelijkheid is dat wij hebben te maken met Columbiz Park binnen de grondexploitatie. Dat mag men er niet naast zetten. Dat is gewoon inclusief. Dan kunt u het misschien fijn vinden om het ernaast te zetten, maar het is gewoon onderdeel van hetgeen wij met elkaar te verhapstukken hebben. Daarover moet u gewoon helder en duidelijk zijn. Het persbericht dat u hebt doen uitgaan over een lagere verliesvoorziening is dus echt pertinent onjuist en kan dus ook niet.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Dan leest u het persbericht echt selectief, want de kop van het persbericht had niet die titel. De kop van het besluit zoals het hier ligt begint met ‘Wij besluiten de verliesvoorziening op de grondexploitaties vast te stellen tot een bedrag van € 29,7 miljoen. Daar draait het om.’ Mevrouw ROSBERGEN ‘Ik weet niet hoe u de krant leest, maar de meeste mensen lezen toch eerst snel de koppen. De titel van het persbericht is: ‘De resultaten en herwaardering van grondposities in Barneveld: positieve resultaten zorgen voor een lagere verliesvoorziening.’ Dit was het persbericht. Dat is dus niet juist, want de verliesvoorziening is hoger.’ De VOORZITTER: ‘U vraagt aan de wethouder en u citeert uit het persbericht en u zegt dat iets niet klopt. Wat klopt er precies niet?’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Dat er sprake is van een lagere verliesvoorziening. Hij is bijna 4 miljoen Euro hoger dan vorig jaar.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Wij raken het er niet over eens hoe wij de positie van Columbiz Park in onze totale exploitatie een plaats moeten geven. Vandaar dat wij u oprecht het besluit voorleggen om de verliesvoorziening zoals die zit in beslispunt 1 vast te stellen op 29,7 miljoen Euro. Kijkt u naar het totaal van de verliesvoorzieningen die in Barneveld aan de orde zijn, dan is er een daling van 26 naar 19 en een ophoging van 19 naar 29 miljoen Euro. Dat is de feitelijke situatie die aan de orde is.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Die feitelijke situatie klopt. Het gaat erom wat u naar buiten toe communiceert en naar buiten toe communiceert u iets anders dan wat daadwerkelijk het geval is. Daar gaat het mij om.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Maar als u de totale zwarte letters voorleest, die daar staan, dan ziet u het totaal staan waarom het hier draait.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘U mag ze zelf voorlezen.’ De VOORZITTER: ‘Ik denk niet dat u het eens wordt over de interpretatie van de tekst. U hebt uw beider werkelijkheden gewisseld, denk ik.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Ik stel voor dat ik reageer op de vragen die voor het overige zijn gesteld. Een aantal van u heeft gevraagd om in de grexen zichtbaar te houden waar is afgewaardeerd en waar voorzieningen zijn getroffen. In de commissie hebben wij dat ook aan u toegezegd. Ik zeg u in de raadszaal toe, dat wij dat in de rapportages tot uitdrukking zullen brengen, zodat u het totaal 4 historisch overzicht over wat er in het project aan de hand is geweest beschikb aar hebt. 4
Toezegging door het college
18 Mevrouw Rosbergen heeft gevraagd om een beeld van de gevolgen van de rentetoerekening, om het even zo te zeggen. Ik stel u voor dat wij daar uitgebreid aandacht aan besteden en er inzicht in verschaffen. Dat lijkt mij ook het moment om met elkaar van gedachten te wisselen over wat 5 daarvan de gevolgen zouden moeten zijn voor de komende jaren.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Dank voor de toezegging. Zou dit niet bij de Jaarrekening kunnen, dat is het moment waarop wij het totale inzicht krijgen (dat krijgen wij namelijk niet in die maandrapportages) van alle NIEGG en alle IEGG. Dat lijkt mij een meer geëigend moment dan de Kadernota, want daar staat het eigenlijk helemaal niet in.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Ik kijk even naar de minister van financiën en ik zie hem schudden. Ik stel u toch voor dat wij daarover inzicht verschaffen bij de Kadernota, want dat is denk ik ook de plaats om de discussie te voeren over wat men ermee doet. Bij de Jaarrekening is het een vaststelling van het gegeven dat wij aantreffen.’ De VOORZITTER: ‘Het college is niet in staat om het al bij de Jaarrekening….’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Als het college daartoe niet in staat is, dan is het prima. Mijn vraag is waarmee het wordt gecombineerd en het is handig om het te combineren met het stuk waarin ook alle informatie staat. Die staat in de Jaarrekening. Daar gaat het mij om.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Wij persisteren in het voorstel om het bij de Kadernota bij u aan te bieden. Vervolgens hebben een aantal van u gevraagd of het college inzicht wil bieden in de boekwaardes en of de boekwaardes op een aantal plekken niet te hoog worden. Mevrouw Rosbergen noemde onder andere het project Barneveld-Noord als een concreet project. U kunt ervan uitgaan, het staat ook expliciet in het raadsvoorstel weergegeven, dat wij voortdurend de grondexploitaties actualiseren en bijhouden, ook de boekwaardeontwikkeling van de nog NIEGG. Want als men niet goed oplet, huizen er natuurlijk risico’s. De boekwaardes zijn zichtbaar in de maandrapportage en in de rapportage van de projecten en die zichtbaarheid zullen wij blijven bevorderen. Ik stel u voor dat wij ook die rapportages benutten om de zichtbaarheid naar buiten te brengen. Dat lijkt mij ook de geëigende plek omdat u dan een totaalbeeld hebt van het betreffende project of de betreffende 6 locatie.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Ze staan niet allemaal in de maandrapportages, alleen degene waar een verliesvoorziening op is genomen. Dus als u dit wilt doen, dan moet u ze ook allemaal benoemen. Ze staan er nu niet in .’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Ik stel voor dat wij dan kijken naar de nog NIEGG - want daar gaat het dan over, hoe wij daarvoor een oplossing vinden. Het college is van mening dat u daarin inzicht dient te hebben, daarover verschillen wij niet van mening. 6 De heer Buitenhuis heeft gevraagd om, nog meer dan nu, gebruik te maken van de Nota Bovenwijkse voorzieningen. Zo vertaal ik het maar even. Wij hebben niet voor niets die Nota een jaar geleden aan u gepresenteerd om de nuttigheid en rendementen ervan te kunn en oogsten. Volgens mij heeft collega Troost dit nog gedaan. U duidt correct een onderwerp aan waarbij die oogst aanwezig zou zijn geweest wanneer wij eerder daartoe waren overgegaan. Over de zichtbaarheid van de afwaardering heb ik gesproken. Mijnheer Westerneng spreekt over grote inspanningen bij Columbiz Park, hij heeft een hotelbenadering. Laat helder zijn dat wij ons tot het uiterste inspannen op dit moment om Columbiz Park tot een succes te maken. Ik moet eerlijk zeggen dat, als ik kijk naar hoe de we reld om ons heen verandert, wij optimistischer zijn dan een halfjaar of een jaar geleden. Daarmee hebben wij
5 6
Toezegging door het college Toezegging door het college
19 ook wel enige hoop dat wij de verliesvoorziening, wat toch een heel groot bedrag is, misschien voor een deel weer kunnen inverdienen in de komende periode. Mevrouw Van den Wildenberg voelt zich niet zo fijn bij het Columbiz Park . Er is volgens mij ook leven na Columbiz Park, mevrouw Van den Wildenberg. Laat u zich ervan overtuigen dat wij er alles aan willen doen om de schade te beperken, dat onze inzet daarop is gericht. Laat ik het dan maar wat negatief benaderen. Maar wij zijn minder pessimistisch dan dat wij waren. Vervolgens spreekt mevrouw Van den Wildenberg over een nog behoedzamer aankoopbeleid. Ik wijs u erop dat wij al een zeer behoedzaam beleid voeren, wij hebben nauwelijks grond meer gekocht in de afgelopen drie jaar, alleen wat overhoekjes die wij echt nodig hadden om andere zaken te kunnen realiseren. Uw voorstel om iedere aankoop voor wensen en bedenkingen hier aan de raad voor te leggen, gaat volgens mij veel te ver. Dat zou denk ik ook een stuk inflexibiliteit met betrekking tot onze grondaankopen veroorzaken en prijsopdrijvende effecten met zich meebrengen vanwege het tempo dat wij dan verliezen. Dus dat ontraad ik u ten zeerste en het college is eigenlijk niet van zins om die route in te slaan. Ik zou het hierbij willen laten, mijnheer de voorzitter.’ De VOORZITTER: ‘De wethouder deed een toezegging over een memo over hoe men de gronden waardeert, wanneer men afwaardeert, wanneer men een voorziening treft. Mevrouw Rosbergen zei hierop dat die notitie al in bezit was. Ik noteer dat de raad die toezegging niet nodig heeft omdat die eerder aan de raad is verstrekt. Is dit correct?’ De raad bevestigt dit. De VOORZITTER: ‘Er zijn een drietal andere toezeggingen gedaan. Over het cumulatieve effect en het historisch besef, waarover is gesproken. Dat bij de gronden in elk geval goed inzichtelijk wordt wat er in het verleden al aan afwaarderingen is genomen en wat de reserveposities zijn. Dat moet in elk geval worden vastgehouden.4 Op het punt van een goed overzicht bij de Kadernota daar waar het IEGG en NIEGG betreft: de hoogte van de voorzieningen die daarvoor zijn getroffen en de vraag of dat voldoende is in relatie tot de omvang van de gronden en de risico’s die daarbij zijn betrokken.’6 Mevrouw ROSBERGEN: ‘En met name de rentetoewijzing.’ De VOORZITTER: ‘En de rentetoewijzing die daarbij hoort - waar kapitaliseert men tegen.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Ik zou graag inzichtelijk willen hebben wat het effect zou zijn als per 1 januari 2016 de rente naar beneden zou worden gebracht naar een realistisch rentepercentage. Die toezegging heb ik als het goed is gehoord.’5 De VOORZITTER: ‘Die toezegging hebt u gehoord van de wethouder.5 Een derde was dat er rond de maandrapportage in elk geval ook een aantal projecten die betrekking hebben op de NIEGG worden gemonitord.6 Deze toezeggingen van het college zijn op deze manier vastgezet.’
10.
Op weg naar een Strategische Agenda FoodValley 2015-2019 (Voorstel nr. 15-9)
De fracties in de eerste termijn De heer SMIT: ‘Voorzitter, ambitie, daarover gaat het vanavond. Vanavond is ons gevraagd om kaders vast te stellen waarlangs de Strategische Agenda voor FoodValley voor de komende vier jaar wordt vormgegeven. In de
20 afgelopen week waren wij als CDA op werkbezoek bij Denkavit en bij de BIK. Wij hebben ons daar door de directie van Denkavit en de voorzitter van de BIK laten informeren over de toegevoegde waarde voor ondernemers die door dit FoodValley-verband wordt gerealiseerd. Als CDA-fractie zien wij het belang in van een sterk regionaal samenwerkingsverband. FoodValley is hiervan een invulling en is in de afgelopen periode uitgegroeid tot een aantrekkelijke, sterke regio met een internationale uitstraling. Hoewel er veel is gerealiseerd, is de CDA-fractie van mening dat dit niet altijd op de meest gestructureerde wijze tot stand is gekomen en dat van een echte ambitie geen sprake was. Wij zullen maar zeggen: alle begin is moeilijk. Wij zijn als CDA-fractie dan ook enthousiast over het document dat nu voorligt. Het toont de ambitie waar wij naar op zoek waren. Zo valt te lezen dat in 2020 Regio FoodValley de economische topregio in Nederland is met voeding als specialisme, dat wereldwijd gerenommeerde kennisinstellingen en bedrijven de basis vormen voor een breed netwerk en dat toonaangevende innovatie en vakkennis op het gebied van agrofood de onderscheidende factor zullen zijn. Hoewel dit document het startpunt is, zal de uiteindelijke invulling van deze strategie bepalen of de ambitie kan worden gerealiseerd. Wil dit een succes worden, dan is het in de ogen van de CDA-fractie noodzakelijk dat er over de volgende vier aandachtsgebieden tussen de partners onderling nadere afspraken worden gemaakt: bereikbaarheid, regionale kennis en interactie, de organisatie en de rapportagestructuur en meetbare indicatoren: 1. Bereikbaarheid is voor FoodValley van levensbelang. Het gebied wordt goed ontsloten, zowel over de weg als ook via het spoor en de waterwegen. Echter, er zijn op dit moment ook vele knelpunten of toekomstige knelpunten te onderkennen. Het oplossen van deze knelpunten kost veel geld. Het is van het grootste belang om hierover als FoodValley-deelnemers enigszins te communiceren en een gemeenschappelijke agenda en prioritering op te stellen. 2. Het creëren en ontwikkelen van innovatiekracht en kennis is één van de sterke punten van FoodValley. Kennisuitwisseling is een speerpunt. Ontwikkel een meerjarige visie op brancheniveau van de behoefte op de arbeidsmarkt en het bedrijfsleven, zodat onderwijspartners doorlopende leerlijnen kunnen ontwikkelen die goed aansluiten bij de toekomstige behoeften. Daarnaast is het van belang dat kennisdeling naar en tussen mkbbedrijven wordt gefaciliteerd. 3. In de ogen van het CDA vormt het ontbreken van een goede organisatiestructuur rondom FoodValley de grootste bedreiging voor het niet behalen van de doelstellingen. Dat wordt onderschreven door het onderzoeksbureau Alterra. Zij concluderen dat de betroken partijen losstaande organisaties zijn die zelfstandig, zonder overleg, acties ondernemen. Zie als voorbeeld het voorstel voor de internationale school, later op deze agenda. Zij concluderen dat er geen hybride organisatie is die het gehele palet van overheid, bedrijfsleven en kennis als één organisatie bestrijkt en dat de meerwaarde van deze hybride organisatie ligt in het ontwikkelen van synergie en het met één geluid naar buiten treden, met name dat is belangrijk. Dit punt wordt gelukkig onderkend in dit document en aan het eind wordt er kort bij stilgestaan. 4. Dan de rapportage en de meetbare indicatoren: meten is weten. Met verbazing hebben wij gelezen dat er op dit moment geen methode is geselecteerd die het mogelijk maakt om objectief de ontwikkeling binnen FoodValley te monitoren en hierover te rapporteren. Het CDA vindt een solide rapportagestructuur tezamen met het hebben van een professionele organisatie-inrichting essentieel voor een succesvolle implementatie en roept de wethouder op om binnen het bestuur van FoodValley dit punt met prioriteit en voortvarendheid op te pakken.’ De heer KOREVAAR: ‘Ik hoor dat de heer Smit ambities heeft. Dat is mooi. Is de heer Smit dan ook bereid om daarvoor meer geld uit te gaan trekken? Daar ben ik even benieuwd naar.’ De heer SMIT: ‘Als wij ambitie hebben en die ambitie kan op een goede manier op papier worden gezet en is te monitoren, dan zijn wij bereid om daarover na te denken. Ja. Ik ga afronden. FoodValley is in de ogen van de CDA-fractie een goede ontwikkeling voor de regio en voor Barneveld. Het is in onze ogen een samenwerkingsverband dat aarzelend van start is gegaan, maar wij zien nu duidelijk dat FoodValley ambitie toont en de professionaliseringsslag heeft ingezet. Wij zien met belangstelling de uitwerking van de Strategische Agenda tegemoet. Dank u wel.’
21
Mevrouw VAN DEN WILDENBERG: ‘Dank u wel, voorzitter, ik heb in de commissievergadering al een presentatie mogen houden over FoodValley. Daaruit is denk ik duidelijk geworden dat Burger Initiatief in ieder geval positief en enthousiast is over het concept FoodValley. Wij denken dat daar grote mogelijkheden liggen, ook voor het bedrijfsleven in Barneveld, meer zelfs dan tot nu toe het geval is. Wat de Strategische Agenda betreft, zijn wij heel blij dat er een focus is gekomen op vijf onderwerpen en niet meer een heleboel zoals in het begin. Dat lijkt ons veel beter. Ook wij denken dat meten weten is. Wij weten dat Rhenen een amendement heeft ingediend om met name te monitoren wat de ondernemerstevredenheid is en dat te splitsen in het grootbedrijf en het mkb. Wij zouden daaraan graag de agrarische sector toevoegen en wij zouden de portefeuillehouder willen vragen toe te zeggen dat hij dit zal meenemen. Want met name in onze gemeente zijn de agrarische ondernemers een essentieel onderdeel van FoodValley en van de gemeente. Eén van de problemen die wij nog wel zien heeft niet zozeer met de Strategische Agenda te maken maar wel met de positie van FoodValley in de gemeente Barneveld. In gesprekken met diverse ondernemers merken wij dat toch nog heel veel onbekend is. Wat wij heel graag zouden willen, ook hiervoor vragen wij om een toezegging, is een pagina op onze gemeentelijke website. De gemeente Wageningen heeft een dergelijke pagina FoodValley, de gemeente Ede heeft het. Daarvan kan men het zich nog voorstellen, want dat zijn toch een beetje de grotere spelers. Maar ook de gemeente Nijkerk heeft een hele leuke pagina op de eigen gemeentelijke website waarop zij met een zekere trots hun betrokkenheid bij FoodValley laten zien. Omdat ik bij heel veel ondernemers merk dat het juist bij het onderdeel innovatie, dat zo verschrikkelijk belangrijk is in FoodValley, heel moeilijk is voor mensen om hier grip op te krijgen, denk ik dat als wij op een dergelijke pagina alle lopende projecten zouden zetten, wij daar zowel agrariërs als grote en kleine ondernemers mee zouden kunnen inspireren. Dank u wel.’ De heer VAN DEN BORN: ‘Voorzitter, zolang FoodValley zich bezighoudt met datgene waarvoor het destijds is opgericht, namelijk het stimuleren van economie, infrastructuur en onderwijs, hoort u de VVD niet klagen. Dat deden wij wel bij de vorige Strategische Agenda van 2011-2015. Waarschijnlijk onder invloed van het toch wat linkse Wageningen stonden plotseling allerlei zaken op de agenda die niets te maken hadden met de kerntaken, zoals daar bijvoorbeeld stonden: beter benutten van afval, delen van sportfaciliteiten en een totaalaanpak van goede, gezonde voeding op scholen. Heel nobel altijd, maar voor ons was dat geen onderdeel van de Strategische Agenda. Er kwam niet alleen kritiek uit Barneveld, ook Ede en Nijkerk plaatsten kritische kanttekeningen. Het resultaat van vandaag is stukken beter. Topprioriteit zijn economie, onderwijs en versterken van innovatiekracht en infrastructuur. Zo horen wij het graag. De zorg die wij in de commissie, en ook vaker, hebben geuit, herhaal ik nog maar een keer: FoodValley mag geen nieuwe bestuurslaag worden met alle bureaucratie die bestuurslagen met zich mee brengen. Het ambitieniveau is hoog, daarmee is niets mis mijnheer Smit, zolang de kosten niet de pan uit rijzen. Voorzitter, daar wil ik het graag bij houden.’ De heer HEEMSKERK: ‘Voorzitter, dank u wel, wat wij als SGP vinden, is dat FoodValley op waarde moet worden geschat. In de eerste plaats kijken wij dan natuurlijk even naar de kosten, 1,78 Euro per inwoner, ongeveer bijna 100.000 Euro per jaar. Daarnaast: wat krijgen wij daarvoor terug als Barneveld? Ik heb wat nagekeken wat FoodValley de afgelopen tijd heeft gegeven aan onze gemeente Barneveld, dan noem ik maar even de revitalisering van Harselaar-West, de bijdrage aan ontsluiting Harselaar-West-West, het regionale jeugdbeleid, klompen- en ruiterpaden, fietsroutes, Poultry Expertise Centre, allerhande investeringen in agrarisch gebied, de ontwikkeling van FrisValley, de ontwikkeling van een regionale woningmarktstrategie et cetera. Belangrijke ontwikkelingen voor onze gemeente waar ontzettend veel geld mee gepaard gaat. Dan hebben wij het dus over miljoenen Euro’s die Barneveld uit FoodValley heeft gekregen. Dan de toekomst: de Strategische Agenda die vanavond voor ligt. Er zijn allerlei ambities genoemd op het gebied van economie, werkgelegenheid, wonen, duurzaamheid en mobiliteit. Als het gaat om onze gemeente Barneveld, dan gaat het om de aanpak van knooppunt A1/A30, de railterminal, de randweg
22 Barneveld-Oost, de verdere verduurzaming van Harselaar-Zuid, investeringen in het Centrumplan, het upgraden van het voorzieningenniveau De Glind, enzovoort. Wij volgen de ontwikkelingen en verwachten in deze steeds weer geïnformeerd te worden. Want communicatie blijft belangrijk, naar volksvertegenwoordiging en ook naar onze bevolking. Er wordt gesproken over doorontwikkeling, die is van wezenlijk belang. Ook als het gaat om het meetbaar maken, dat wij weten wat er aan doorontwikkeling plaatsvindt, dat wij dat kunnen meten en dat wij dat ook kunnen communiceren. Wij wensen een ieder daarin heel veel succes ten goede van de regio en onze gemeente. Wat betreft de rendementen van het verleden hebben wij veel verwachting van de realisatie van de Strategische Agenda. Dank u wel.’ De heer KOREVAAR: ‘Kent u het verhaal van de marathonloper die ondanks het vliegwieleffect een pot goud misliep die hem al vijf jaar lang beloofd was door een almaar terugkerende regenboog?" Voorzitter, ik wil graag vier opmerkingen maken over dit voorliggende stuk. Daarbij wil i k opmerken dat dit stuk een opzet betreft van een nog te schrijven definitieve versie, die, zo neem ik aan, ook aan deze raad zal worden voorgelegd. Graag hoor ik de wethouder dit nog even bevestigen. De volgende opmerkingen zien wij graag meegenomen worden in de uiteindelijke versie. 1. Om deze bijdrage vooral positief te beginnen willen wij als fractie stellen tevreden te zijn over de bestuurlijke samenwerking die in de afgelopen jaren is gegroeid tussen colleges onderling maar ook, door toegenomen interactie, tussen gemeenteraden, onder andere door diverse bijeenkomsten en gedeelde actieprogramma's. Dit wordt door Pro'98 zeer gewaardeerd. 2. Ten tweede moeten wij concluderen dat de democratische legitimatie van dit verband een blijvend punt van zorg is voor Pro'98. Door bestuurlijke drukte rondom deze regionale samenwerking zien wij dat ook in dit voorstel vooral op terughoudendheid van de raad wordt aangedrongen, waarschijnlijk omdat dit het proces vertraagt. Wij willen als fractie zicht blijven houden op de ontwikkelingen, om deze te kunnen controleren, maar om ook sturend te kunnen zijn als het gaat om de kaders. Wij zijn blij met de toezegging van wethouder De Kruijf in de commissie de raad actiever te willen informeren over actuele ontwikkelingen in dit samenwerkingsverband. 3. Ten derde wil ik even stilstaan bij de economische ambities die leven in de FoodValleyregio, het uiteindelijke doel van deze conceptagenda. Misschien vindt u mij iets te pessimistisch, maar dit concept vraagt om enige relativering en reflectievermogen. Onze FoodValley-regio is geen Randstad, geen Eindhoven en zeker geen Silicon Valley. Dat is geen onwil, maar een schaalprobleem, het ontbreekt simpelweg in deze regio aan massa. Er is nu eenmaal veel geld nodig om kennis te kunnen verzilveren, maar er is ook tijd nodig om innovatie relevant en toepasbaar te maken voor het midden- en kleinbedrijf, een economische bedrijfsomvang die de FoodValley-regio domineert. Grote, dominante en internationaal opererende concerns ontbreken. Van de spin-off die de WUR zou kunnen creëren profiteert onze regio dan ook nauwelijks. Er bestaat niet alleen een gat tussen kennis en kassa, maar zeker ook tussen kennis en kunde. Het effect van de WUR buiten Wageningen op de FoodValley-regio lijkt dan ook zeer gering. Daarbij beschikken wij nog steeds niet, het is al meerdere malen gezegd vanavond, over indicatoren en cijfers om de effectiviteit van deze FoodValley-ambities überhaupt te kunnen duiden. 4. Ten slotte. Wat Pro'98 betreft zetten wij de samenwerking als regionale overheden vooral door in FoodValley-verband. Samenwerking zorgt voor grotere effectiviteit en meer efficiency. Daarbij vormde deze basis tot nu toe het uitgangspunt voor het sluiten van regiocontracten met de provincie Gelderland. Maar wat Pro'98 betreft mag de topregiosaus er wel een beetje van af. Een sporter met een trainingsachterstand van vijf jaar zal de marathon niet winnen en moet zijn ambities bijstellen. Dank u wel.’ De reactie van het college op de eerste termijn Wethouder DE KRUIJF: ‘Dank u wel, mijnheer de voorzitter,
23 ik constateer dat er een grote mate van enthousiasme is voor de ambitie die FoodValley vertegenwoordigt en uitstraalt. Ik zeg mijnheer Korevaar direct toe dat de Strategische Agenda in 7 definitieve vorm hier zal worden vastgesteld. Dat zal echt onderwerp van gesprek zijn in dit huis. Mevrouw Van den Wildenberg sprak over de focus die is aangebracht. Dat is een discussie die wij de afgelopen jaren met succes hebben gevoerd om nog meer rendement uit onze regio te halen. Het college is, met u, van mening dat het een prima zaak is om die focus er in te houden. Ja, mijnheer Van den Born, wij komen dus helemaal aan onze trekken met onze economie in FoodValley. Maakt u zich geen zorgen over de bestuurslaag die er extra zou kunnen komen, want u hebt ook in het stuk gezien dat er niet wordt gezocht naar een aanvullende bestuurlijke structuur. Wij willen het doen met wat er is. Ik kom op de vraag die een aantal van u heeft gesteld, namelijk: hoe monitoren we, hoe meten we dit geheel. De motie die in de gemeenteraad van Rhenen is aangenomen, duidt daar ook op. Ik ga er ook vanuit dat wij hieraan in het vervolg aandacht zullen schenken om daar wat invulling aan te geven. Ik ben blij te horen dat u die kwalitatieve verbetering van belang vindt. Ik wijs u er wel op dat dit een lastige aangelegenheid wordt zonder enige financiën, dus ik geef alvast een kleine winstwaarschuwing voor degenen die zich zorgen maken over wat het allemaal financieel gaat betekenen. Maar kwaliteit heeft natuurlijk ook zijn prijs in het geheel. Dat wij trots moeten zijn op FoodValley ben ik van harte met u eens.’ De heer KOREVAAR: ‘Ik begrijp niet zo goed waarom er extra kosten zouden moeten worden gemaakt als er geen extra investeringen in de organisatie moeten gaan plaatsvinden.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Als u daadwerkelijk wilt monitoren en als u daadwerkelijke meetbare indicatoren tot een succes wilt brengen, dan zult u energie in moeten zetten. Dan denk ik dat er ergens een organisatie moet zijn die dat voor zijn rekening neemt.’ De heer KOREVAAR: ‘Dus die samenwerking in de nieuwe vorm van de WGR gaat dan toch groeien.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘Nee. Nogmaals, ik heb ook in de commissie gezegd dat wij moeten blijven streven naar ‘lean and mean’. Wij moeten hier niet een organisatie à la Brainport Eindhoven willen organiseren, maar het moet wel succesvol kunnen zijn, ook in de kwaliteit die u nastreeft. U wilt h et woord topregio wel gebruiken maar u vindt dat wij achterstand hebben: die achterstand willen wij inlopen. Daarom moeten wij ook trots zijn op FoodValley. Ik ben het van harte eens met degene die vindt dat wij dat nog steviger tot uitdrukking kunnen brengen op onze website. Overigens staat het er al wel op, 8 maar misschien zouden wij aan enige upgrading kunnen doen, dat het wat meer zichtbaar wordt. Even in detail: één van onze ondernemers in Barneveld heeft mij benaderd met de vraag of hij op zijn vrachtwagens, die wit van kleur zijn met een klein blauw logo - uit de kern Stroe, niet een groot logo mag plaatsen met ‘Dit komt uit de FoodValley’. Wij zijn in overleg met het regiobureau om dit daadwerkelijk te gaan doen. Wij moeten trotser zijn op wat wij hier in de aanbieding hebben. Ons bedrijfsleven heeft dat als eerste begrepen.’ De heer KOREVAAR: ‘Niet om flauw te doen, maar ik heb de debatten in de gemeenteraden van Ede en Veenendaal teruggekeken en daarin kwam onder andere ter sprake dat de ambitie in Veenendaal ook leeft om de naam FoodValley te gebruiken en dat die bestreden werd door FoodValley NV.’ Wethouder DE KRUIJF: ‘U weet, zonder strijd geen overwinning en wrijving geeft glans. Wij gaan hier dus gewoon mee door. Volgens mij heb ik de meeste vragen beantwoord. Ik deel met u het enthousiasme over de ambitie. Ik vergeet één ding: mevrouw Van den Wildenberg sprak over de agrariërs. Wij nemen natuurlijk 9 graag de agrariërs op in de indicator.’ 7
Toezegging door het college Toezegging door het college 9 Toezegging door het college 8
24
De VOORZITTER: ‘De wethouder heeft toegezegd dat er in elk geval wordt gewerkt aan een rapportagestructuur waarbij het voorstel van mevrouw Van den Wildenberg ook aandacht krijgt in het verlengde van de motie in Rhenen. Het college wil kijken naar de pagina op de website, of wij op die manier ook verder met elkaar kunnen uitstralen wat er gebeurt en ook het belang van onze eigen gemeente daarin.’8 De fracties in de tweede termijn De heer SMIT: ‘Voorzitter, ik had een toezegging gevraagd aan de wethouder en daarop is hij niet ingegaan in de eerste termijn.’ De VOORZITTER: ‘Over de monitor en de effectrapportage? Daarover heeft de wethouder gezegd dat dit komt en dat daarbij ook aandacht wordt besteed aan het verschil mkb, grootbedrijf en agrarisch in lijn met het amendement dat in Rhenen is ingediend.’ De heer SMIT: ‘Dat is juist. Maar het ging er ook om dat in het bestuur dit punt met prioriteit en voortvarendheid wordt opgepakt.’ De VOORZITTER: ‘Dat neemt de wethouder mee, dat heeft hij gezegd.’ De heer SMIT: ‘Dat heb ik eigenlijk niet zo gehoord.’ Wethouder DE KRUIJF: 10 ‘Bij deze.’ De heer KOREVAAR: ‘Voorzitter, ik ben blij met de opmerking van de wethouder dat hij ook ziet dat er een achterstand is. Dat wij die gaan inlopen - dat hoop ik van harte. Ik hoorde het CDA zeggen dat alle begin moeilijk is. Het is een begin van vijf jaar… daar zit een beetje mijn probleem. Ik heb het CDA horen spreken over een hybride organisatiestructuur en daaraan gekoppeld de conclusies van onderzoeksbureau Alterra, onderdeel van Wageningen Universiteit. Ik ben benieuwd of u dat overeind houdt, dat er een hybride organisatie moet ontstaan.’ De heer SMIT: ‘Vijf jaar, vindt u dat lang voor een dergelijke complexe onderneming waarbij drie verschillende partijen tot samenwerking moeten overgaan, dit uit moeten zoeken, het moeten implementeren en dan ook nog tot wasdom moeten komen? Ik vind het niet veel.’ De heer KOREVAAR: ‘In deze triple helix, zoals het zo mooi wordt genoemd, is het één van die drie pijlers geweest die vooral heeft geïnvesteerd en dat is voor de gemeente Barneveld al een half miljoen Euro geweest. Dan vind ik vijf jaar en een half miljoen Euro verder best veel geld, ja.’ De heer SMIT: ‘Uiteraard, een half miljoen Euro is veel geld. Maar ik denk dat men dit in het geheel moet zien en ook naar de opbrengsten moet kijken. Mevrouw Van den Wildenberg en de SGP schetsten het al in hun bijdragen. Wij hebben heel veel gekregen in die vijf jaar. Wij hebben dus niet alleen betaald, wij hebben ook ontvangen.’ 10
Toezegging door het college
25
De heer KOREVAAR: ‘Het klopt dat wij dingen hebben gekregen. Maar die hebben wij uiteindelijk natuurlijk gewoon zelf betaald.’
11.
Startnotitie Energievisie (Voorstel nr. 15-12)
De fracties in de eerste termijn De heer SPRUIJT: ‘Dank u wel, voorzitter, de missie en visie van de ChristenUnie is te streven naar een samenleving die meer en meer functioneert naar de wil van God. De aarde en alles wat daarop leeft is van God. Hij heeft gekozen om de mens rentmeester te maken over Zijn schepping. Het raakt de ChristenUnie dat de aarde wordt overbelast en wij voelen ons verantwoordelijk voor de gevolgen. De maatschappelijke gevolgen van overbelasting zien wij in de onrechtvaardige verdeling van rijkdom. Ontwikkelingslanden zijn onderbedeeld, armen worden uitgebuit, schaarste leidt tot oorlog en toekomstige generaties worden opgezadeld met de gevolgen. De ecologische impact van ons energieverbruik begint zichtbaar te worden in klimaatverandering. Planten en dieren worden bedreigd, omdat zij zich niet tijdig aan kunnen passen aan nieuwe omstandigheden. We zouden het toch over de Startnotitie Energievisie hebben, denkt u wellicht. Dit is waar de Energievisie over gaat, wat de ChristenUnie betreft. De genoemde wereldproblemen vinden hun oorsprong in lokale gemeenschappen. Daar waar de consumptie plaatsvindt, daar waar wij een keuze hebben. De oplossingen worden daarom ook gevonden in lokale gemeenschappen. De vraag is: wat gaat Barneveld doen om de overbelasting van de schepping te verminderen? Wij lossen daarbij het wereldprobleem niet in ons eentje op, maar wij doen wat in onze macht ligt om te doen. Dat is rentmeesterschap. De Startnotitie stelt de kaders voor het opstellen van de Energievisie. Wat het eerste kader betreft: de ChristenUnie is van mening dat energiebesparing centraal dient te staan in de Energievisie. Alles wat je bespaart, hoef je ook niet op te wekken. De voorgestelde 1,5% energiebesparing per jaar vinden wij te laag en die willen wij daarom ophogen naar 2%. Van het resterende energieverbruik wil de ChristenUnie zo veel mogelijk duurzaam opwekken. In het landelijk energieakkoord is de doelstelling onlangs naar beneden bijgesteld. Voor Barneveld kiezen wij voor een hoger ambitieniveau van 20% duurzame energieopwekking in 2020. Wij verwachten van het college de volledige inzet voor deze doelstellingen en wij vragen de inwoners, bedrijven, coöperaties, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen zich hieraan te committeren. Dit hogere ambitieniveau betreft het eerste kader, zoals ik aangaf. De overige kaders zijn wat ons betreft onvoldoende concreet en geven onvoldoende weer wat wij kunnen verwachten in de uiteindelijke visie. Wij hebben behoefte aan concrete kaders over rollen, verantwoordelijkheden, participatie, het toekomstperspectief, samenwerkingsmogelijkheden, economische ontwikkeling, de kosten en de dekking daarvan. De ChristenUnie dient daarom samen met Pro'98, CDA en Burger Initiatief een amendement in, waarin de kaders zijn bijgesteld en uitgebreid op al de zojuist genoemde punten. De Energievisie biedt kansen voor een duurzame economie. Als wij in staat zijn om de doelstellingen te behalen, geven wij daarmee een impuls aan de lokale economie. Graag benadruk ik de kans om met de Energievisie aan te sluiten bij de economische pijlers van Barneveld, bijvoorbeeld transport of de agrarische sector. Vergeet niet dat ook de ICT-sector zal floreren bij het vormgeven van deze duurzame economie. Energie en ICT horen bij elkaar en dat is waar Barneveldse bedrijven sterk in zijn en sterker in zullen worden. De Energievisie zorgt voor een goed belegde boterham voor hen die op duurzame wijze weten te ondernemen. Dat geeft mij nog maar eens de kans om te benadrukken: duurzame keuzes betekenen voordeel voor het milieu en voordeel voor de portemonnee. Dank u wel.’ Het amendement genummerd 1 van ChristenUnie, Pro’98, CDA en Burger Initiatief luidt: Agendapunt: II-11 Voorstel nr. 15-12
26
Onderwerp: Startnotitie Energievisie
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 4 maart 2015
Ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: Beslispunt 1 te wijzigen in: - De geamendeerde kaders (4.1 t/m 4.10) uit de Startnotitie Energievisie als uitgangspunt te nemen voor het opstellen van de Energievisie.
Geamendeerde kaders: 4.1 Doelen energiebesparing en duurzame energieproductie De gemeente wil in de energievisie onderzoeken op welke wijze zij actief kan bijdragen aan het bereiken van minimaal de doelstellingen uit het Energieakkoord. Onze ambities gaan echter verder dan het landelijke energieakkoord en daarom stelt de gemeente 2% energiebesparing per jaar en 20% duurzame opwekking in 2020 als doelen. Het uiteindelijke doel is om energieneutraliteit te bereiken in 2050. De nota Grip op Energie blijft onverminderd van kracht. 4.2 Lokaal draagvlak Het realiseren van de energiedoelen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente en andere partijen uit de samenleving, zoals bedrijven, inwoners, coöperaties, maatschappelijke organisaties, woningstichting Barneveld en onderwijsinstellingen. De gemeente faciliteert de interactie tussen en samenwerking met deze partijen en spant zich in om, in cocreatie, te komen tot (uitvoering van) de Energievisie. 4.3 Gemeentelijke rol De gemeente kan activeren, faciliteren, participeren, ondersteunen, subsidiëren en een voorbeeldfunctie vervullen. 4.4 Mixed strategy De gemeente onderzoekt in de Energievisie een ‘mixed strategy’ van energiebesparing en duurzame energieproductie. We onderkennen hiermee dat de doelstellingen beter haalbaar zijn met het gebruik van meerdere vormen van duurzame energieproductie. In de visie onderzoeken wij in ieder geval de mogelijkheden voor wind- en zonne-energie en energie uit biomassa, bodem en water. 4.5 De Energievisie bevat maatregelen voor de komende vijf jaar De energiemarkt ontwikkelt zich razendsnel. Heel ver vooruit kijken, is dan ook lastig. De gemeente beperkt zich hierom, voor wat betreft uitwerken van activiteiten en maatregelen, tot de komende vijf jaren (tot 2020) en geeft een globale vooruitblik voor de daarop volgende jaren. 4.6 Lokale participatie is van groot belang Draagvlak en acceptatie bij de lokale bevolking zijn van groot belang in het kader van haalbaarheid. Om baat te hebben van opbrengsten, heeft het de voorkeur dat projecten voor een belangrijk deel door en voor de eigen Barneveldse bevolking, coöperaties en bedrijven geïnitieerd, ontwikkeld en geëxploiteerd worden. 4.7 Aansluiten bij andere initiatieven In het kader van duurzaamheid zijn er vele initiatieven op regionaal, provinciaal, landelijke en Europees niveau. Daar waar dit meerwaarde oplevert wordt aansluiting gezocht om daarmee kennis, ervaring en/of financiële middelen te genereren. 4.8 Revenuen zoveel mogelijk binnen Barneveld Energiebesparing en duurzame energieproductie kunnen een impuls opleveren voor de lokale economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Bedrijven binnen de gemeente Barneveld worden uitgedaagd om mee te doen. Bij gelijke geschiktheid, genieten projecten die door lokale bedrijven en organisaties geïnitieerd worden, de voorkeur. Ontwikkelaars van projecten wordt gevraagd mogelijkheden te bieden aan lokale leveranciers van producten en diensten. Binnen de gemeente Barneveld zijn er tenminste 15 bedrijven die actief zijn op het gebied van energiebesparing en duurzame energieproductie. Daarnaast zijn er nog de vele bouw- en installatiebedrijven die kunnen profiteren van een groeiende markt voor energiemaatregelen.
27 Energiebesparings- en duurzame energieprojecten zijn daarom ook belangrijk voor de lokale en regionale economische ontwikkeling en werkgelegenheid. 4.9 Extra focus aanbrengen t.b.v. economische ontwikkeling De gemeente gaat de mogelijkheden na om als extra binnen de energievisie specifieke aandacht te geven aan 1 van de 3 economische pijlers binnen de gemeente Barneveld (transport & logistiek, toerisme en agrarische sector). 4.10 Financieel kader De energievisie krijgt een financiële paragraaf met daarin een indicatie van de kosten van uitvoering van de maatregelen en de financiële dekking daarvan.
Toelichting: - Zie bijlage ‘Tabel met verschillen inhoudelijke kaders voor het opstellen van de Energievisie’
Indieners PRO’98
CDA
Burger Initiatief
ChristenUnie
H. Brul
A.J. Westerneng
S.J. Lasscher
P.W. Spruijt
De heer BRUL: ‘Voorzitter, lang gewacht en uiteindelijk dan toch gekomen. Het college stelt het geduld van de raad wel op de proef. Er ligt nu, na een aantal losse energiemaatregelen, eindelijk de aanzet voor een integrale aanpak voor vermindering van het energieverbruik en verduurzaming van de energieproductie. Althans, het gaat om een startnotitie. De visie zelf volgt hopen wij over enkele maanden. De verleiding is groot om nog eens kritisch door te praten over het waarom van die, in onze ogen, te lange aanloop. Maar dat doen wij toch maar niet, want het is volgens ons beter om de blik op de toekomst te richten, om aan de slag te gaan. Dat wil de raad ook, zo bleek in de commissievergadering van twee weken geleden. Sterker nog, de raad wil in meerderheid meer dan het college voorstelt. Want de reacties in de commissie spraken voor zich. Ik noem er toch maar een paar. Ik hoorde geluiden als ‘teleurstellend’, ‘het schiet niet erg op’, ‘wat wordt uw ambitieniveau?’ en ‘een magere notitie’. Onze conclusie is dan ook dat deze Startnotitie niet biedt wat de raad verwacht. De wethouder meende in de commissie de bal terug te kunnen kaatsen. Zijn reactie was er één van: gemeenteraad, zegt u het maar, geeft u maar aan wat u wilt, simpelweg de doelen van het Energieakkoord volgen of een stapje meer of minder zetten. Maar zo werkt het toch niet? Dat weet de wethouder toch ook? Het is immers aan het college om, uiteraard in lijn met ideeën en wensen van de raad, zelf met voldragen voorstellen te komen. Dat is in onze ogen met deze Startnotitie onvoldoende het geval. Daarom vragen wij ons ook af hoe dit zo kon gebeuren. Was dit magere resultaat dan toch het maximaal bereikbare compromis binnen het college? Want hiermee zadelde het college ons ook met een probleem op. Want wat doet men nu in een dergelijk geval als oppositiepartij? Simpelweg tegen stemmen omdat men hiermee niet uit de voeten kan? Of toch de verantwoordelijkheid nemen en een inspanning leveren om tot verbetering van het stuk te komen? Pro’98 heeft gekozen voor het laatste. Het amendement dat zojuist door collega Spruijt van de ChristenUnie is ingediend, getuigt daarvan: ChristenUnie, CDA, Pro’98, zeg maar: de groene coalitie in deze raad, en mede ondertekend door Burger Initiatief. Die partijen stellen daarin voor om de kaders in de Startnotitie aanzienlijk aan te scherpen, aan te scherpen op het gebied van de doelen, het draagvlak, de lange termijnvisie en de financiering. Uitwerking van die kaders moet leiden tot een echte ambitieuze energievisie. Een visie op basis waarvan de gemeente, uiteraard in nauwe samenwerking met bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, burgers en anderen, de komende jaren haar aandeel in de aanpak van het energievraagstuk gaat leveren. Voorzitter, dank u wel.’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Voorzitter,
28 de SGP heeft al meerdere keren aan het college om een energievisie gevraagd. Met deze Startnotitie wordt de eerste stap gezet. Dat is een goede zaak, vinden wij. De tijd van ad hoc voorstellen op het gebied van duurzaamheid wordt daarmee achter ons gelaten, nemen wij aan. Volgens de Startnotitie zijn de energiedoelen voor de Energievisie de uitgangspunten van het in 2013 vastgestelde Energieakkoord. De uitgangspunten zijn dan ook: 1,5% energiebesparing per jaar, in 2020 14% van het totale energieverbruik duurzaam opgewekt. De SGP-fractie vindt dit behoorlijk ambitieus, mede omdat nu nog maar 3,5% energie duurzaam wordt opgewekt. De SGP vindt het een goed uitgangspunt om als gemeente Barneveld in 2020 energie voor het genoemde percentage van 14% duurzaam op te wekken. Dat draagt bij aan het Bijbelse begrip rentmeesterschap: het bouwen en bewaren van de schepping. Wel hebben wij over de haalbaarheid nog onze twijfels. Dat in de Energievisie een gemixte strategie van energiebesparing en duurzame energieproductie wordt onderzocht, vinden wij een zeer goede zaak. De SGP is echter tegenstander van energiewinning door biomassa als dit ten koste gaat van de voedselketen. Te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan het stoken van maïs in biogasinstallaties. Het uitgangspunt ‘Zelf, Samen, Gemeente’, en dan ook in deze volgorde, delen wij volledig met het college. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij de burger, bij de samenleving. De overheid is faciliterend en ondersteunend. Zij kan als initiator optreden, maar uiteindelijk moeten de initiatieven gedragen worden door de samenleving. De knop naar duurzaam denken moet om in de samenleving als geheel en niet alleen bij de overheid. De SGP heeft de volgende vragen: Verwacht het college dat er door lokale bedrijven en organisaties op korte termijn plannen zijn die het mede mogelijk maken om de uitgangspunten te realiseren? Hoe denkt het college bij de samenleving (burgers en bedrijven) draagvlak te creëren om hen erbij te betrekken zodat zij hun bijdrage leveren aan het realiseren van de uitgangspunten? Ook dat is participatie c.q. samenleving. Heeft het college in zijn begroting voldoende ruimte om deze uitgangspunten te verwezenlijken?’ De heer WESTERNENG: ‘Wil de heer Van den Bunt de vraag die hij stelt nu beantwoord hebben of wil hij het antwoord in de visie hebben?’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Die wil ik in de visie hebben.’ De heer WESTERNENG: ‘Ik begreep dat hij ze nu wilde hebben, maar dan heb ik het waarschijnlijk verkeerd. Als het in de visie is, dan is het goed, dan ben ik het helemaal met u eens.’ De heer VAN DEN BUNT: ‘De vierde vraag is: Kunnen wij onze burgers door middel van eenmalige subsidies nog stimuleren? Of met provinciaal geld of met Rijksgeld? Daarbij gaat het, wat de SGP betreft, met name om de stimuleringssubsidies, dus geen subsidies van structurele aard. Nu de reactie op het amendement. Het zal zeker niet eenvoudig zijn, zoals ik zojuist al heb verwoord, de in de Startnotitie genoemde uitgangspunten te realiseren. Het dalen van de energieprijzen speelt daarin zeker mee. Maar het is een goede zaak dat het college zich inzet om dit te bereiken. Een paar punten in reactie op het amendement. De doelen: De in het amendement genoemde doelstellingen komen niet overeen met de doelen in het vastgestelde Milieubeleidsplan 2009-2013, die wij al vrij fors vinden. Hierin wordt namelijk gesproken over: Besparing of verduurzaming brandstoffen met 2% per jaar. In 2013: 5% van de energie binnen de gemeentegrenzen wordt duurzaam opgewekt en/of collectief geleverd. We hebben in 2015 nog maar 3,5% gehaald. In het Milieubeleidsplan wordt gesproken over óf besparing óf verduurzaming en in het amendement over en/en. Dat is dubbel op, vinden wij. Hebben wij het wel over hetzelfde document? Lokaal draagvlak en gemeentelijke rol: de SGP vraagt zich af er lokaal draagvlak zal zijn als alle partijen verantwoordelijk worden gemaakt. Wij zijn van mening dat de gemeente kan
29 stimuleren, faciliteren, mogelijk subsidiëren, maar dat zij hierin niet de verantwoordelijkheid naar zich toe moet trekken. Uitgangspunt moet zijn ‘Zelf, Samen, Gemeente’ en dan ook in deze volgorde.’ De heer BRUL: ‘Wij spreken, ik verwijs ook even naar de toelichting bij punt 4.2 in ons amendement, over het realiseren van energiedoelen als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Wij zeggen niet dat het enkel en alleen bij de gemeente ligt, wij spreken over een gezamenlijke verantwoordelijkheid. In mijn ogen sluit dat precies aan bij datgene wat u even eerder zelf betoogde.’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Wij zijn van mening dat het geen gezamenlijke verantwoordelijkheid moet zijn, de gemeente moet hierin geen verantwoordelijkheid krijgen, denken wij. Wel moet de gemeente stimuleren en faciliteren.’ De heer BRUL: ‘U zegt dat de gemeente geen verantwoordelijkheid moet nemen in het realiseren van lokaal draagvlak? Heb ik het goed begrepen?’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Wij denken dat de gemeente er niet verantwoordelijk voor moet zijn, wel stimuleren en faciliteren. Want anders kunnen wij straks met de kosten hiervoor worden opgezadeld.’ De heer SPRUIJT: ‘Ik word bij het tweede punt getriggerd door het woordje ‘verantwoordelijkheid’. Ik merk ook bij het eerste kader dat men schrikt van de ambitie. Ik vraag mij af wat voor u de noodzaak is van het verduurzamen van de energievoorziening. Wat is voor u de urgentie?’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Kunt u mij uitleggen wat u bedoelt?’ De heer SPRUIJT: ‘Is het voor u urgent om de energievoorziening te verduurzamen?’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Uiteraard vinden wij als SGP dat wij de energie moeten verduurzamen. Ik sta er volledig achter. Maar wij twijfelen aan de haalbaarheid van het door u gewenste. U stelt het zelfs als doel. Wij zeggen dat het geen doel moet zijn maar een uitgangspunt. Wij staan er volledig achter dat wij ons er wel voor inzetten, maar wij willen daarvoor geen garanties moeten afgeven. Lokale participatie: de SGP denkt dat het zinvol is om te onderzoeken hoe het draagvlak en de acceptatie onder de lokale bevolking wordt vergroot. Een mogelijkheid zou kunnen zijn door hen baat bij de opbrengsten te laten krijgen. De visie van de SGP op dit amendement: de indieners willen verder gaan dan de uitgangspunten als genoemd in de Startnotitie en willen deze zelfs tot doelstellingen verheffen. Dit komt ons over als onrealistisch. De SGP-fractie vraagt zich af of de indieners zich realiseren dat het aannemen van dit amendement als uitwerking kan hebben dat onze burgers opgezadeld kunnen worden met een verhoging van de OZB-belastingen. Dat kan volgens de SGP niet de bedoeling zijn. U zult begrijpen dat de SGP tegen dit amendement zal stemmen.’ De heer BRUL: ‘Ik wil mijnheer Van den Bunt vragen om mij uit te leggen waarom hieruit een verhoging van de OZBbelasting zou voortvloeien, want dat begrijp ik niet.’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Wij zijn van mening dat, als de gemeente verantwoordelijk wordt gesteld en wij deze doelen dus móéten halen, dit niet zonder kosten zal kunnen. Deze kosten zullen, denken wij, niet in de begroting zijn opgenomen. Ik dank u.’ Mevrouw PLUIMERS: ‘Dank u wel, voorzitter,
30 wij zijn tevreden over het feit dat het college op verzoek van de raad met een startnotitie is gekomen. Dank daarvoor. Wij zien ook uit naar een volledig uitgewerkte Energievisie, welke wij naar verwachting in de zomer zullen behandelen. Het doel hiervan nu is om het college kaders mee te geven. Dat gaan wij ook doen. Twee zaken: Wij zijn geschrokken van de zinsnede dat ‘Voor de uitvoering van de Energievisie is de inschatting dat het jaarlijks benodigd budget, qua ordegrootte, evenveel zal zijn als het budget dat de afgelopen vier jaren is besteed aan duurzaamheid.’ Dat vinden wij nogal een zin. Wij lezen hier eigenlijk een verviervoudiging van de kosten per jaar. U kent de VVD met haar uitgangspunt over financieel degelijk beleid. Wij vragen dan ook om een sober en doelmatig beleid met een solide begroting en dus een heldere financiële paragraaf met toelichting in de uiteindelijke Energievisie. Graag een toezegging van het college. Ook hier gaat het natuurlijk om belastinggeld. In de commissie heb ik al gesproken over punt d, over de mate van overlast, en punt e ten aanzien van draagvlak. Wie bepaalt eigenlijk wat overlast is, wie stelt die grens? Wij willen nadrukkelijk aandacht vragen voor de concrete invulling van deze twee onderwerpen. Zeggen dat je oog hebt voor overlast en draagvlak, maar daar geen concreet en meetbaar verhaal bij hebben, kunnen wij niet maken naar onze inwoners. Je zult er maar vlak naast wonen, naast een windmolen van 150 meter hoog. Daarvoor dienen wij dan ook een motie in. De motie behelst dat daar dus concreet meetbaar aandacht voor is in de uiteindelijke Energievisie. Ten slotte wensen wij het college veel wijsheid en weloverwogen keuzes toe bij het schrijven van de definitieve Energievisie.’ De heer BRUL: ‘Ik vind het heel fijn om te horen dat de VVD draagvlak zo belangrijk vindt. Het is een heel goed geluid. Mijn vraag is wel waarom u hiervoor bij dit onderwerp zo specifiek aandacht vraagt. Ik hoor de VVD daar niet over als het gaat om bijvoorbeeld onderwerpen als de railterminal, de Harselaartunnel, Harselaar-Zuid. Zomaar een paar willekeurige voorbeelden. Waarom daar niet die aandacht voor draagvlak en in combinatie daarmee, begrijp ik van u, overlast en waarom wel specifiek bij een onderwerp als duurzaamheid, een onderwerp dat ons allemaal zo aan het hart gaat?’ Mevrouw PLUIMERS: ‘Als u het goed vindt, voorzitter, dan beperk ik mij tot deze Energievisie. Ik ga echt niet verantwoording afleggen over een railterminal en andere zaken. Het zijn mijn portefeuilles trouwens niet. Wij hebben het over dit onderwerp en daar wil ik mij graag bij houden. Wij willen het kader draagvlak in dit deel van de Energievisie meegeven. Wij willen een concreet en meetbaar verhaal. Want er wordt gezegd dat daar aandacht voor moet zijn. Dan willen wij ook kunnen meten hoe het zit.’ De heer BRUL: ‘Ik constateer dat ik geen antwoord op mijn vraag heb gekregen.’ Mevrouw PLUIMERS: ‘U gaat over uw eigen vragen, maar ik ga over mijn eigen antwoorden. Dank u wel, dit was het einde van mijn betoog.’ De motie genummerd 2 van de VVD luidt: Agendapunt: II-11 Voorstel nr. 15-12: Startnotitie Energievisie
Onderwerp: Startnotitie Energievisie
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 4 maart 2015
Constaterende dat: In de notitie op bladzijde 3 gesproken wordt over punt d “Overlast voor de omgeving wordt zoveel mogelijk geminimaliseerd” en punt e “Lokaal draagvlak en participatie zijn van groot belang” .
31 De feitelijke uitwerking van de Energievisie een grote impact zou kunnen hebben op de omgeving en de lokale bevolking. Het voor de VVD van uitdrukkelijk belang is dat - Beleidsmaatregelen voor zo min mogelijk overlast voor de lokale bevolking zorgen; - Er een breed draagvlak onder de lokale bevolking is voor een beleidsmaatregel.
Verzoekt het college: Om in de uiteindelijke Energievisie welke in juli 2015, of op een ander tijdstip, aan de raad zal worden voorgelegd, nadrukkelijk en duidelijk aandacht te schenken aan de formuleringen over: De wijze waarop het college concreet uitvoer wil gaan geven aan het meten van draagvlak onder de lokale bevolking. De wijze waarop het college concreet en meetbaar uitvoer wil gaan geven aan het realiseren van draagvlak onder de lokale bevolking. De wijze waarop er door het college zal worden omgegaan met situaties waaruit blijkt dat er onvoldoende draagvlak is vanuit de lokale bevolking en gaat over tot de orde van de dag.
Indieners
VVD M.H.J. Pluimers-Foeken
De heer LASSCHER: ‘Voorzitter, dank u wel, in de raadscommissie heeft de fractie van Burger Initiatief al laten weten dat zij de voorliggende notitie als visie heel mager vindt. Er worden wel forse doelen in gesteld, er wordt gevraagd om de doelen op te hogen door middel van het amendement. Wij hopen dan ook dat de doelen ook leiden tot een visie op hele korte termijn met daarin plannen die op hele korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Want de tijd naar 2020 is kort en er moet veel gebeuren. Dank u wel, voorzitter.’ De heer WESTERNENG: ‘Dank u wel, voorzitter, duurzaamheid is voor het CDA menens. Het is een belangrijk thema dat op veel manieren terug moet komen in het gemeentelijk beleid en in de gemeentelijke gedragingen. Daarmee gaan wij zeker niet voorbij aan de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners van onze gemeente, want daar begint het. De gemeente kan visie overdragen, kan faciliteren, kan werken aan bewustwording, het proces op gang helpen, een beetje subsidie en het goede voorbeeld geven, maar op enig moment houdt de gemeentelijke invloed op. Het moet uiteindelijk voor een belangrijk deel van onderaf komen. Wat kun je zelf als mens, gezin of bedrijf in je eigen cirkel van invloed bereiken? Denk aan het energieneutraal maken van je woning of van je bedrijf. In de tweede cirkel gaat het erom wat je met anderen samen kunt bereiken, denk aan coöperaties om gezamenlijke doelen te bereiken. Dat kan op het gebied van energie zijn, maar ook op andere gebieden want duurzaamheid is een heel breed begrip. In de derde cirkel gaat het om de maatschappij en daarin acteert ook de gemeente. Wij verwachten een inspirerende energievisie die anderen uitdaagt en verleidt om ook in actie te komen. De Startnotitie straalt visie, ambitie en lef nog niet echt uit. Wij krijgen er nog geen energie van tenminste. In de commissie heeft de wethouder onze raad dan ook uitgedaagd om met gedachten en kaders te komen. Welnu, dat hebben wij gedaan. Dit is zojuist verwoord door de andere indieners. Ik wil er een punt aan toevoegen: normaal gesproken geeft een startnotitie ook enig inzicht over wat je van de visie waar het om gaat, dus de startnotitie, kunt verwachten. Een soort verwachtingenmanagement. Ook dat ontbreekt in de Startnotitie. Wij hebben nog helemaal geen beeld van wat wij kunnen verwachten van die visie, vandaar ook dat er veel vragen zijn als ‘wilt u hier aan denken’, ik merk het bij de
32 collega’s. Wij hebben ook een paar vragen en aandachtspunten waarvan wij vragen of u daaraan aandacht wilt besteden. Het zijn er vijf: Een heldere plaatsbepaling van de Energievisie in het totale duurzaamheidsbeleid. Dus de plaats in het totaal. Een overzicht van ontwikkelingen, beleidsmatige ontwikkelingen, inspanningen op Rijks- en provinciaal niveau en andere relevante technische innovaties die mogelijkheden bieden om daarop aan te sluiten, op in te spelen. Wat speelt er in ons land? Dan kunnen we trechteren en kijken wat wij ermee kunnen in Barneveld. Dat zou ik graag in de visie terug willen zien. Een evaluatie van het bestaande beleid: wat hebben wij tot nu toe bereikt? Visie voor de periode 2015-2019: vrij concreet, maar ook een doorkijk voor daarna, want het is een doorgaand proces. Dat ontbreekt ook. Wat wij ook heel belangrijk vinden, is dat er een helder inzicht komt in het wat, in het hoe en het met wie (welke betroken partijen zijn er). Dit is in eerste instantie onze bijdrage.’ De reactie van het college op de eerste termijn Wethouder FOKKEMA: ‘Voorzitter, ik dank de partijen voor de bijdragen. Wat wij in ieder geval kunnen concluderen is dat energie en de Energievisie leven, dat er bij alle partijen veel ambitie is, dat zij ook het waarom van een energievisie ondersteunen, dat er haast moet worden gemaakt, dat een zekere mate van urgentie absoluut aanwezig is en ook wordt genoemd door alle partijen. Als college hebben wij een voorzet gedaan. Die voorzet heet dan start, maar dat wil niet zeggen dat men vanaf nul begint, want ook in 2009 was er al een Milieubeleidsplan, waarin ook een aantal zaken staan genoemd. Er is ook de notitie Grip over de gemeentelijke organisatie en het vastgoed et cetera. Wat wij kunnen constateren, is dat de voortgang op het terrein van het halen van de doelstellingen 3,5% is als het gaat om duurzame energie. Dan kan men vervolgens gaan praten over wat nu het meeste is: 14%, 20% duurzame energie en wat is nu een goede maat. Dat is best wel lastig, want het lijkt in feite gewoon alsof men over een sloot wil springen waarover men nog nooit gesprongen is. En dan moet men uitkijken, wordt hier zo ingefluisterd. Dat maakt niet uit. Ik begrijp dat er absoluut ambitie is, 14%, 20%, en dat u uzelf daarover straks gaat uitspreken dan wel verder debat gaat voeren over die ambitie. Positief is het en wij zullen in de Energievisie de ambitie ook uitwerken, kijken of het haalbaar is. Helder is wel, dat in onze voorzet het college heeft gezegd dat 14% een hele grote sprong is. Dat doen wij niet op basis hiervan, maar ook op basis van goede studie, van literatuur, ervaringen, et cetera. Als de raad zich uitspreekt, dan spreekt de raad zich uit. Maar wij zullen kijken hoever wij kunnen gaan. U vraagt vervolgens wat dit gaat kosten; onderdeel van de Energievisie. Dat was eerder benoemd, dus uw vraag om dat helder te maken zullen wij absoluut meenemen. Er zijn meerdere vragen gesteld over de uitwerking van de Energienotitie, vragen over bedrijven, over hoe het college draagvlak gaat creëren, over of er voldoende ruimte in de begroting is, over hoe burgers door het college gestimuleerd gaan worden et cetera. De genoemde vragen zullen wij 11 allemaal meenemen. Dat kan ik u verzekeren. De motie van de VVD gaat over draagvlak, het meten en realiseren van draagvlak. Hoe wil het college dit gaan doen? U vraagt in feite aan het college om dit in de Energievisie verder uit te werken. De inzet van het college bij de kaders is ook inderdaad lokaal draagvlak. Wat dat betreft zou ik zeggen dat u een uitwerking ervan kunt verwachten in de Energievisie. Dat is eigenlijk wat ik erover wil zeggen.’ De fracties in de tweede termijn De heer SPRUIJT: ‘Voorzitter, ik zou graag nog even willen reageren op eerdere inbreng en op de motie van mevrouw Pluimers. Ingaande op het standpunt van mijnheer Van den Bunt: hij spreekt over doelstellingen, in het amendement wordt het woord doel gebruikt. Ik denk dat het debat vanavond niet hoeft te gaan over een doelstelling, maar meer over een visie voor onze gemeente en daarom ook de interruptie daarop. Want het gaat om de noodzakelijkheid van het verduurzamen van onze energievoorziening. De vraag 11
Toezegging door het college
33 is waar wij heen willen met onze gemeente en wat ons ambitieniveau is. Ik mis bij u de urgentiezin en dat valt mij tegen. Dan de eerdere afspraken. U gaat in op het Milieubeleidsplan. Ik denk dat de visie niet gaat over wat wij in het verleden hebben afgesproken, een energievisie gaat over wat wij in de toekomst willen bereiken. De motie van de VVD zouden wij niet willen steunen. Wij vragen ons eigenlijk af wat ertoe leidt dat u zo plots draagvlak wenst te meten. Draagvlak oké, maar het meten… Wat ons betreft: wij willen veel liever draagvlak creëren, er is bewustwording gewenst over het maatschappelijke, ecologische en economische van de Energievisie. Wat wel een goede vraag is in de motie is de vraag hoe wij draagvlak realiseren. Ik denk dat in kader 4.6 al is verwoord dat wij daarop antwoord willen. Hoe wordt ermee omgegaan als er onvoldoende draagvlak blijkt te zijn? Dat is een goede vraag. Wat de impact betreft: elk plan heeft impact en elk plan dient daarom aan de bestaande wet- en regelgeving te voldoen. Ik geloof dat het niet uitvoeren van een energievisie of met een lage ambitie een nog grotere impact zal hebben op de omgeving en de lokale bevolking.’ De VOORZITTER: ‘Een vraag aan de eerste indiener van het amendement: mijnheer Spruijt. In reactie op mijnheer Van den Bunt geeft u aan dat de 20% niet zozeer gaat om doelstellingen als wel om ambities. In uw amendement staat bij 4.1 ‘gemeente 2% energiebesparing per jaar en 20% duurzame opwekking in 2020 als doelen’. Ik denk dat er helderheid moet zijn als wij straks het amendement in stemming nemen of u de tekst van uw amendement of uw uitleg als uitgangspunt neemt. Is het ambitie of is het doel?’ De heer SPRUIJT: ‘Het is zoals het daar staat. Waar het mij in dit geval om ging was de noodzaak. Als ChristenUnie zien wij een noodzaak om dit als doelen te stellen.’ De VOORZITTER: ‘Uitstekend. Als wij het maar helder hebben. Het is geen wijziging op uw eerder ingediend amendement.’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Voorzitter, ik wil even ingaan op wat geachte collega Spruijt naar voren heeft gebracht. Hij denkt dat de SGP geen ambitie heeft op dit vlak, maar dit is wel degelijk zo. Maar wij willen er ook wel geld aan uitgeven, maar wij willen wel een reëel iets. Wij zijn bang dat de 14% en de 1,5% energiebesparing die nu naar voren worden gebracht al een doel op zich is en dat dit heel moeilijk te halen zal zijn. Ik breng nog even in herinnering dat in de nota Grip op energie staat, dat er in 2013 al 3,5% duurzaam opgewekte energie zou moeten zijn. In de tijd van een jaar wilde men naar 3,5% gaan. Wat zien wij? Het is op dit moment nóg niet gehaald. Ik snap dat mijnheer Spruijt, zo denken wij er ook over, heel graag naar die 20% wil gaan. Wij willen ook wel meer. Maar laten wij ons daar niet op vastpinnen.’ De heer SPRUIJT: ‘Als wij de ambitie hebben, de noodzaak en de urgentie zien om onze energievoorziening te verduurzamen, dan kunnen wij dat bereiken. Maar ik constateer dat u bang bent om die ambitieuze doelen te stellen en daarmee, corrigeer mij als ik het verkeerd zeg, de urgentie en noodzaak niet ziet van wat ik mijn bijdrage heb geschetst. Kunt u daarop reageren?’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Wij zien wel degelijk de ambitie, die steunen wij. Maar wij willen wel in de Energievisie duidelijk hebben gemaakt wat het ons gaat kosten als het 14% of als het 20% gaat worden. Dan hebben wij daar de keuze. Maar wij willen ons niet op voorhand hebben vastgelegd op 20%. Dat mag zeker geen doel zijn, een ambitie vind ik wat anders.’ De heer SPRUIJT: ‘Ik vraag aan u: klopt het dat de noodzaak – sorry, ik ben het even kwijt.’
34 De heer VAN DEN BUNT: ‘U wilde zeggen de noodzaak om 20% duurzaam op te wekken? Wij vinden dat het veel meer moet zijn. Maar wij willen ons er op dit moment alleen niet op vastpinnen.’ De VOORZITTER: ‘Als ik goed luister naar mijnheer Spruijt, dan wil hij van de fractie van de SGP weten of er op dit moment in de fractie geen urgentiebesef is dat wij naar de 20% toe moeten.’ De heer SPRUIJT: ‘Daar gaat het mij om: urgentie gaat boven kosten.’ De heer VAN DER TANG: ‘Ik heb dan toch wel deze vraag: wij kunnen bijvoorbeeld in een privésituatie denken dat wij het nodig hebben om naar de Malediven op vakantie te gaan, maar wij moeten dat ook kunnen betalen. Als wij dat niet kunnen betalen, gaan wij misschien naar Texel. Met andere woorden: wij moeten wel een realistische doelstelling hebben. Ik vraag mijnheer Spruijt in dit geval hoe hij denkt dat die 20% te verdedigen valt als een realistische doelstelling, gezien het antwoord van de wethouder. Het is dus niet zo, als ik het goed heb begrepen – dat is dan misschien tevens de vraag aan de wethouder, dat wij die percentages uit de lucht hebben gegrepen, maar dat daarnaar onderzoek is gedaan. Hoe komt mijnheer Spruijt dan aan 20%?’ De heer SPRUIJT: ‘U vraagt of het een realistische doelstelling is en ik geef aan, dat probeer ik ook aan de heer Van den Bunt te vragen, wat de noodzaak is. Voor mij geldt dat de noodzaak er is om deze doelstelling te stellen en de haalbaarheid en het draagvalk en dergelijke moeten wij terugzien in de Energievisie. Daar moeten wij voor gaan.’ De heer VAN DER TANG: ‘Dan heb ik de volgende vraag aan mijnheer Spruijt, ik heb hem zojuist ook gesteld: waar komt die 20% vandaan? Het zou best zo kunnen zijn dat het noodzakelijk is om naar 50% te gaan in dat jaar of naar 30%. Willen wij ambitie tonen, dan kunnen wij nog een hoger percentage noemen. Maar hoe realistisch is het? Wij kunnen wel B&W op pad sturen, maar het moet wel duidelijk zijn hoe wij daaraan komen.’ De heer SPRUIJT: ‘U hebt gelijk. Ambitie. Men kan oneindig doorgaan. De bedoeling is energieneutraliteit in 2050, ik denk dat dit ook in de stukken staat. Op weg daar naar toe is 20% in 2020 een doelstelling die van origine komt uit het kabinetsplan Schoon en Zuinig. Wij zien geen reden om dit naar beneden bij te stellen. Wij zouden er graag aan vasthouden voor de Barneveldse situatie.’ De heer VAN DER TANG: ‘Bent u het dan met mij eens dat van nu naar 2020 met uw ambitie ten opzichte van 2050 relatief gezien wel een heel hoge ambitie is.’ De heer SPRUIJT: ‘Ja, dat is juist. Ik zou zeggen: de eerste stappen zijn gezet.’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Ik heb nog de vraag aan de wethouder hoe hij tegen het amendement van Pro’98 en ChristenUnie aan kijkt. Wij hebben nog niet van hem vernomen of hij het ontraadt.’ Mevrouw PLUIMERS: ‘Voorzitter, ik heb twee praktische vragen. Ik heb de wethouder positieve dingen horen zeggen over de motie. Betekent dit dat hij hem ondersteunt? Ik heb hem geen advies vanuit het college horen geven over het amendement. Graag een antwoord van de wethouder op deze twee vragen.’ De reactie van het college op de tweede termijn
35
Wethouder FOKKEMA: ‘Voorzitter, ik heb een inhoudelijke reactie gegeven op de motie. Of ik hem ondersteun? De vraag is aan u, of ú hem ondersteunt. Het is aan de raad. Mag ik een advies geven? Mijn reactie was positief. Dat kon u duidelijk horen. Dan kom ik bij het amendement, wel of niet ontraden. Ik denk dat ik duidelijk heb aangegeven dat het college gaat voor de doelstellingen zoals die zijn aangegeven in de Startnotitie. Daarmee steunen wij dat deel van het amendement ook niet. Andere delen van het amendement, ik heb ze niet allemaal langs willen gaan gezien het tijdstip, zijn meer een verduidelijking, een concretisering et cetera. Dat zijn andere punten. Maar als het gaat om essentiële onderdelen van het amendement, dan heb ik duidelijk aangegeven hoe wij aankijken tegen die doelstelling.’ De VOORZITTER: ‘Maar er is maar één amendement en dat is het amendement zoals het is ingediend. Daar maakt het eerste onderdeel integraal onderdeel van uit en dat betekent dat, als u zegt dat het eerste onderdeel in strijd is met dat wat het college haalbaar of mogelijk acht, u het dus afraadt?’ Wethouder FOKKEMA: ‘Ja, ik raad het af.’
12.
Eenmalige bijdrage Internationale School Gelderland. Tijdens de behandeling in de raadsvergadering is dit voorstel van deze agenda afgevoerd. (Voorstel nr. 15-11)
De fracties in de eerste termijn Mevrouw VAN DEN WILDENBERG: ‘Dank u wel, voorzitter, de Internationale School, het viel mij wat rauw op mijn dak vanmorgen dat het voorstel werd teruggetrokken. Ik hoop dat ik hier ook even mag zeggen dat ik daarover wat ontstemd ben, om het maar zacht te zeggen. In de memo die later werd toegestuurd stond dat dit gebeurde naar aanleiding van de commissie en ik neem aan na schriftelijke vragen die nog zijn ingediend. Ik kan mij niet voorstellen dat die vragen maandag nog zijn ingediend. Ik had het dus graag vóór maandagavond geweten, toen hadden wij fractievergadering en daar is dit punt uitgebreid aan de orde geweest. Wat een beetje moeilijk is in ons geval, is dat wij een fel voorstander zijn van FoodValley. Maar men kan dan niet blindelings alle voorstellen over FoodValley of vanuit FoodValley volgen. Dit punt is ook gebracht als iets van het onderwijs, wij denken eigenlijk dat het iets is van economie. Als het onderwijs is, dan kunnen wij absoluut niet verkopen aan onze achterban dat wij zoveel geld gaan uitgeven aan een school in Arnhem, ook al zie ik best dat een internationale school ooit belangrijk zou kunnen worden voor de gemeente Barneveld. De wethouder heeft in de commissievergadering ook aangegeven dat het gaat om solidariteit. Maar dan is het punt dat maar een deel van de gemeenten binnen FoodValley, en zelfs maar een deel van de gemeenten binnen Gelderland, zijn gevraagd om een bijdrage te leveren. Dus die solidariteit voelen wij niet helemaal, of eigenlijk voelen wij die helemaal niet. Het is toch een behoorlijk bedrag. Het lijkt niet veel, 1 Euro per inwoner, maar al met al is het 54.000 Euro. Daarvan hadden wij liever gezien dat bijvoorbeeld het Biologisch Centrum nog drie jaar had gedraaid. Ik denk ook dat het voor onze achterban dan duidelijker was geweest waar het geld naar toe gaat. Maar goed. Wij denken eigenlijk dat het niet om onderwijs gaat, maar om economie en wel om onze positie in de provincie Gelderland. Wij hadden dan ook graag die onderbouwing gezien vanuit het college. Is het inderdaad zo, zoals in de commissie wel werd gezegd: wij doen wat voor de provincie, daar krijgen wij dan ook wat voor terug, de provincie heeft ook al veel gedaan voor ons of voor FoodValley (dat blijft dan ook even in het midden)? Ik heb niet helemaal begrepen of het hele voorstel nu wordt teruggetrokken of dat het zo blijft. Maar als er goede argumenten zijn om te zeggen dat wij op economisch gebied hiermee door zouden moeten gaan, dan zou het kunnen zijn dat wij daarmee alsnog instemmen. Maar met het voorstel zoals het er nu ligt, kunnen wij niet akkoord gaan. Dank u wel.’
36
Mevrouw PLUIMERS: ‘Voorzitter, dank u wel. het hebben van een internationale school als aantrekkelijke voorziening voor mogelijke expats is in principe een goed iets. Wij kennen in Nederland heel wat van deze scholen. Gelukkig maar, want direct of indirect zorgen de aanwezige expatgezinnen voor een bijdrage aan onze economie. Tot zover het principe. Tot zover het principiële gebeuren. Dat Barneveld wordt gevraagd om een bijdrage te leveren aan de nieuwbouw van de internationale school is op zich nogal begrijpelijk, want, wordt er gesteld, de school is van provinciaal belang en Barneveld ligt in de provincie Gelderland. Het bevreemdt ons daarom des te meer, dat er van de totaal 54 gemeenten in Gelderland slechts 21 gemeenten gaan bijdragen of misschien gaan bijdragen. Dat zijn dus 33 gemeenten die niet bijdragen. Waarom wel een provinciaal belang, maar geen bijdragen van alle gemeenten in diezelfde provincie? Als het dan toch over solidariteit gaat, wat mevrouw Van den Wildenberg zegt, dan vinden wij dit raar. Verder constateren wij ook dat er tot op heden geen sluitende begroting is, ook al zouden de gemeenten die in het raadsvoorstel staan die bijdrage gaan leveren. Vooralsnog is er bij het benodigde bedrag, namelijk 9,2 miljoen Euro, een tekort van bijna 1,5 miljoen Euro. Hoe gaat dat opgelost worden? Dit is in onze ogen ook niet financieel degelijk beleid. Wij constateren ook dat wij via de provinciale belastingen eigenlijk al bijdragen aan deze Internationale School. Waarom dan nog een extra bijdrage? Daarvoor ook graag aandacht als er straks wordt teruggegaan naar de provincie. Maar goed, er ligt nu een vraag of wij het wel of niet gaan aanhouden. Wij zijn erg benieuwd naar het waarom van het aanhouden, wij zijn ook wat verrast. Ik kan aansluiten bij mevrouw Van den Wildenberg, het voorstel wordt ons maar zo kort van tevoren gedaan. Wij zijn dus benieuwd naar het waarom en op basis van de antwoorden gaan wij ons besluit nemen.’ De heer VAN DEN BUNT: ‘Dank u, voorzitter, ons wordt gevraagd in te stemmen met een eenmalige bijdrage van ruim 54.000 Euro voor de opstart van de Internationale School Gelderland te Arnhem. De op te starten school richt zich voornamelijk op de kinderen van internationale kenniswerkers in de regio. Uit de stukken blijkt dat slechts enkele leerlingen uit Barneveld en een beperkt aantal leerlingen uit de regio gebruik wil gaan maken van deze school in Arnhem. Mensen die van buiten Nederland naar Nederland komen, vinden reisafstanden veelal van ondergeschikt belang en zullen het niet als een belemmering zien om zich als kenniswerkers in de regio te vestigen. Wij verwachten dat de betrokkenheid van onze burgers bij deze school minimaal zal zijn en wij vragen ons af of deze in de nabije toekomst vergroot zal worden. Als wij de kosten die deze school met zich meebrengt bezien, denken wij dat er wel een optimalisatie mogelijk is, waardoor onze bijdrage niet meer nodig is. Wij hebben nog een aantal vragen aan het college. Is het de verwachting dat na de ingebruikname van deze school aanzienlijk meer leerlingen uit Barneveld of de regio naar deze school zullen gaan? Is het college van mening dat de kenniswerkers er problemen mee hebben om zelf, of hun kinderen, verder te reizen en gebruik te maken van de internationale school in bijvoorbeeld Utrecht? Die school is voor Barneveld overigens zeker zo goed bereikbaar. Is het in een tijd van bezuiniging wel uit te leggen aan onze burgers dat wij aan een school in Arnhem, dat buiten de FoodValley ligt, een bijdrage leveren? Wij sluiten ons aan bij wat mevrouw Van den Wildenberg heeft gezegd: wij zijn teleurgesteld dat wij, na alles wat er in de commissie is gezegd, pas vandaag een memo kregen van het college over het uitstellen van de besluitvorming. Wij wachten af wat de verdere informatie wordt om onze stelling definitief te bepalen. Ik dank u, voorzitter.’ De heer VAN DE BURGWAL: ‘Dank u wel, voorzitter, in de commissievergadering draaide het gesprek om het grote waarom van een bijdrage aan een internationale school. Dat merkt men ook weer aan de sprekers voor mij. De vestigingsplaats in Arnhem-Zuid ligt namelijk niet echt om de hoek. Daarbij, waarom zou Barneveld wel en andere Gelderse gemeenten niet hoeven te betalen? Het antwoord van de wethouder was feitelijk dat het een compliment is dat wij mogen meebetalen en dus als kennisintensief worden beschouwd. Dit is
37 best een naïeve redenatie, het is natuurlijk logisch dat je een aai over je bol krijgt als ze voor je geld komen. De vraag is of Barneveld ook als kennisintensief beschouwd wordt als er uit te delen valt. Vandaar maar eens even verder gekeken in de FoodValley. Daar trof onze fractie een zeer helder raadsvoorstel aan uit Wageningen over hetzelfde onderwerp. Daaruit bleek voor ons ook het manco: Wageningen is volstrekt duidelijk over haar ambities als City of Life Sciences. De v estiging van een internationale school is in lijn met de beleidsdoelstellingen voor een kennisintensieve sector en een aantrekkelijk ondernemersklimaat in Wageningen. Pro’98 mist een dergelijke visie en het daarbij horende beleid in onze gemeente. In de laatste begroting wordt enkel melding gemaakt van de inzet voor het Poultry Expertise Centrum. Op zich is dit een prachtig initiatief, maar het staat wel op zichzelf. Als het om ondernemingsklimaat gaat, komt het college niet verder dan graven en bouwen, graven van kabels en het bouwen van terreinen en railterminals. Weinig internationaal, niet kennisintensief. In dit economisch beleid past geen investering voor een internationale school. Dat vinden wij als fractie wel jammer, want wij zien wel positieve kanten. Onze fractie is op zich vóór het versterken van het ondernemersklimaat voor kennisgedreven ondernemingen en zou hiervoor dan ook graag beleid zien. Daar zou bijvoorbeeld een investering in een internationale school wel een plaats in kunnen hebben. Wij dagen het college dus uit om met een startnotitie op dit punt te komen. Als laatste nog een tweetal kritische punten ten aanzien van de financiën in dit voorstel. Wageningen is een bijdrage gevraagd van slechts 37.000 Euro en wij zouden 54.000 Euro moeten gaan betalen. Wageningen heeft internationale en kennisintensieve ambities, heeft veel meer expats en ligt ook nog eens dichter bij Arnhem. Heeft de wethouder hier niet slecht onderhandeld door in te stemmen met een Euro per inwoner? Was een verdeelsleutel naar het aantal inwonende expats met kinderen geen handigere geweest? De wethouder wil voor deze bijdrage vanuit Barneveld oneigenlijk gebruik maken van de reserve cofinanciering FoodValley. Deze reserve is door de raad ingesteld en bedoeld voor regioprojecten die onderdeel vormen van het uitvoeringsprogramma van FoodValley. Daar valt dit niet onder. Wat onze fractie betreft, had de wethouder een voorstel gedaan dit uit het reeds ruime economische budget te financieren. Kortom, wij zien voldoende redenen om op dit moment niet in te stemmen met het voorstel. Wij zijn heel benieuwd naar de reactie van de wethouder. Ik wil ook aansluiten bij de voorgaande sprekers: ook wij betreuren het erg dat wij op het laatste moment de melding krijgen dat het voorstel wordt teruggenomen. Het voelt een beetje als een leerling die zijn proefwerk inlevert en bij de leraar terugkomt met de vraag of hij het nog even mag hebben. Sorry.’ Mevrouw HEIJKOOP: ‘Dank u voor het woord, geld kun je maar één keer uitgeven en dan wil je graag dat het wat oplevert. Het verzoek om een eenmalige subsidie voor een internationale school in Arnhem kwam eigenlijk als een verrassing uit de lucht vallen. Er gaan maar enkele leerlingen uit onze gemeente naar toe. Tweederde van de leerlingen komt uit de regio Arnhem en een derde van elders. Vanavond wordt gevraagd om een eenmalige subsidie van ongeveer 50.000 Euro voor deze school. Een lagere en een middelbare school worden samengevoegd en hopen een nieuw gebouw op een nieuwe locatie bij het station te betrekken. Wordt Regio FoodValley door de komst van een vernieuwde internationale school in Arnhem echt aantrekkelijker voor buitenlandse expats met hun kinderen? Dat zal de tijd leren. Aan een paar gemeenten is gevraagd door middel van een subsidie bij te dragen. Wij vragen ons af waarom niet alle gemeenten rond Arnhem of uit de provincie Gelderland gevraagd zijn om mee te doen. Momenteel zien wij weinig toegevoegde waarde in deze school voor onze Barneveldse samenleving. Dank u.’ De heer SMIT: ‘Voorzitter, bedankt, de CDA-fractie zal zich altijd constructief opstellen daar waar het gaat om het verbeteren en/of uitbreiden van onderwijsfaciliteiten binnen onze eigen gemeentegrenzen. Onderwijs is belangrijk en wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Voor het CDA kan dit bovenstaande uitgangspunt ook gelden voor onderwijsinstellingen waarbij wij als gemeente een direct aanmerkelijk belang hebben of als er sprake is van een solidariteitsbeginsel. In dit geval de Internationale School. In onze directe omgeving zijn inmiddels twee internationale scholen gevestigd, in Utrecht en in Arnhem. Beide zijn vanuit Barneveld goed te bereizen en leveren kwalitatief goed onderwijs. Uit de
38 aangeleverde stukken blijkt dat de totale investering wordt geraamd op 9,2 miljoen Euro. Dat is in onze ogen een investering die niet in verhouding staat tot de opbrengsten. Het gaat immers om een verhuizing van de school en niet om het stichten van een nieuwe school. Maar goed, daarover gaan wij als gemeenteraad nu niet en ik laat dat voor wat het is. Daarnaast is het ons als CDA-fractie niet duidelijk geworden wat het belang voor de gemeente Barneveld en onze Barneveldse ondernemers nu echt is. Voor onze gemeente gaat het volgens wethouder Fokkema tot op heden slechts om enkele leerlingen. Over een mogelijke groei is niets bekend en er wordt ook geen nader onderzoek gedaan. Dat verbaast ons. In de commissie sprak wethouder Van den Hengel ook over het solidariteitsprincipe . Het is in de ogen van de CDA-fractie een goed uitgangspunt dat iedere inwoner betaalt voor het niveau van de algemene voorzieningen. In onze ogen gebeurt dat dan ook in ruime mate, immers de provincie Gelderland draagt voor een groot gedeelte bij aan de realisatie van deze school. Om daarnaast FoodValley te bestempelen als inkomstenbron getuigt van boerenslimheid aan de kant van de ontwikkelende partij. Het zou echter van solidariteit getuigen als alle FoodValley-gemeenten hieraan zouden bijdragen, dus ongeacht hun afwegingen en eventuele belangen. Als wij alles op een rij zetten, komen wij als CDA-fractie maar tot één conclusie en dat is dat de nieuwbouw van deze school geen toegevoegde waarde heeft voor Barneveld en dat wij als Barneveldse gemeenschap al een ruime bijdrage leveren via de subsidie die door de provincie Gelderland ter beschikking wordt gesteld. Wil de CDA-fractie vóór dit voorstel stemmen, dan zullen voor ons de volgende vragen nader moeten worden beantwoord: Er dient verdere duidelijkheid te worden gegeven over het belang van de verhuizing van deze school voor Barneveld en de Barneveldse ondernemers. Wij zouden heel graag inzicht willen hebben in hoeveel Barneveldse ondernemersexpats gebruik maken van deze school en wat de prognose is voor de toekomst, ook ge zien ons ambitieniveau waarover wij het straks hebben gehad. Wij zouden heel graag verdere invulling van het solidariteitsprincipe binnen FoodValley willen zien, dus niet alleen Barneveld, niet alleen de vier andere gemeenten maar gewoon alle gemeenten binnen FoodValley. Dat was het voorzitter, bedankt.’ De reactie van het college op de eerste termijn Wethouder FOKKEMA: ‘Allereerst, het is natuurlijk heel vervelend, mijn excuses namens het college dat wij dit inderdaad op een dergelijk laat moment aan u voorleggen. Het is niet zonder reden dat wij dit op een laat moment doen. Wij vinden het namelijk belangrijk, belangrijk gezien de strategische ambiti e die ook in de ambitie van de Strategienota van FoodValley aan de orde is geweest, belangrijk ook om in feite vorm te geven aan de aantrekkelijkheid van FoodValley als een internationaal economisch goed punt. U hebt vragen gesteld en u geeft aan dat de onderbouwing niet voldoende is. Er zijn ook redenen om te kijken of wij deze onderbouwing kunnen verbeteren en daarover is contact geweest met Arnhem, met Provinciale Staten, met de gedeputeerde. Dat contact heeft geleid tot een nader gesprek en ik vraag u de ruimte om in dat nadere gesprek te verkennen hoe de onderbouwing en het voorstel kunnen worden verbeterd. Het tweede punt is dat wij in het contact met het bestuur van FoodValley dat wat de raad aangeeft nader willen verkennen, u hebt vragen over het solidariteitsprincipe, wij willen nader bezien wat daarin de mogelijkheden zijn. Wij vragen u om ruimte om dit voorstel hiermee te verbeteren tot een beter voorstel.’ De heer VAN DE BURGWAL: ‘Wij hebben eigenlijk als fracties, ik hoop dat ik een beetje voor iedereen spreek, aangedrongen op een eerste termijn omdat wij allemaal bedenkingen en vragen hadden. Er leefde van alles. Hoe gaat u dat wat wij zojuist hebben ingebracht meenemen als u meer tijd gaat krijgen?’ Wethouder FOKKEMA: ‘Uiteraard nemen wij dat mee.’ De VOORZITTER: ‘En verwerken in een nieuw voorstel.’
39 Wethouder FOKKEMA: ‘En een betere onderbouwing. Ja.’ De heer VAN DE BURGWAL: ‘Er zijn behoorlijk wat concrete zaken genoemd. Ik zou het wel prettig vinden om te kijken op welke manier u dat zou willen inbrengen bij de provincie dan wel bij FoodValley.’ Wethouder FOKKEMA: ‘Wij gaan werken aan een betere onderbouwing. Wij gaan in gesprek met de gedeputeerde over het karakter van het voorstel en wij gaan in gesprek met het bestuur van FoodValley over het karakter van het voorstel. Daarin zullen wij uw wensen ook meenemen.’ De VOORZITTER: ‘Wij hadden bij het vaststellen van de agenda gezegd dat wij aan het einde van de eerste termijn even zouden schorsen om te bezien of het nodig is dit wel of niet in de besluitvorming te brengen. Mag ik dit nu aan de raad voorleggen?’ De VOORZITTER schorst de vergadering op verzoek van de raad. De VOORZITTER heropent de vergadering. Mevrouw PLUIMERS: ‘Wij hebben met alle partijen overlegd. Ik zal het standpunt aan het college overbrengen namens de hele raad. Zoals het college wellicht heeft gehoord en gevoeld gaat het huidige voorstel het, zoals het er nu ligt, niet halen. Maar wij willen het college de tijd geven om naar de provincie toe te gaan en daar in overleg te treden. Wij wensen het college veel succes met de onderhandelingen in Arnhem.’ De VOORZITTER concludeert dat agendapunt 12. Eenmalige bijdrage Internationale School Gelderland van de agenda wordt afgevoerd om het college de gelegenheid te geven om met een beter voorstel te komen.
13.
Integraal Gemeentelijk Veiligheidsplan Barneveld 2015-2018 (Voorstel nr. 15-8)
Burgemeester VAN DIJK draagt het voorzitterschap over aan de heer Ploeg omdat hij portefeuillehouder bij dit agendapunt is. De fracties in de eerste termijn Mevrouw PLUIMERS: ‘Dank u wel, voorzitter, wij zijn tevreden over het Veiligheidsplan dat nu voor ons ligt. Niet alle cijfers zijn weliswaar positief, maar wij lezen wel een nadrukkelijk bewustzijn van de veiligheidsproblemen die voorliggen. Wij kunnen ons dan ook vinden in de gestelde prioriteiten, zeker op het gebied van High Impact Crimes. Mensen kunnen voor het leven getekend raken. Vandaar dat veiligheid een topprioriteit is. Wij hopen dan ook dat de aangekondigde maatregelen hun vruchten gaan afwerpen en dat de cijfers in de volgende veiligheidsmonitor beter zijn. Wij waren echter wel verrast door de woorden van het college, uitgesproken door de portefeuillehouder in de commissie, dat er niet voor is gekozen om binnen het bestaande takenpakket te schuiven met de verdeling van de taken van de BOA’s, want dan zou de gemeente het risico lopen dat de parkeerinkomsten dalen. Ook in de krant zijn woorden van gelijke strekking opgenomen. Wij hopen toch niet dat de veiligheid van de inwoners in hun woon- en leefomgeving ondergeschikt wordt gemaakt aan de parkeerinkomsten. Veiligheid is bij uitstek een kerntaak van de gemeente. Daarom dienen wij een motie in waarin wij de raad om een uitspraak vragen om bij afwegingen ten aanzien van de inzet van BOA’s of nachtBOA’s, niet de parkeerinkomsten maar de veiligheid altijd leidend te laten zijn. Dank u wel voorzitter.’ De motie genummerd 3 van de VVD luidt:
40
Agendapunt: II-13 Voorstel nr. 15-8
Onderwerp: Integraal Gemeentelijk Veiligheidsplan Barneveld 2015-2018
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 4 maart 2015
Constaterende dat: Veiligheid op straat en woonomgeving topprioriteit is. Het college bij monde van de portefeuillehouder gesproken heeft over “het niet gekozen hebben voor scenario 2; dit zou leiden tot een lager nalevingsgedrag. De parkeerinkomsten zullen dalen en we willen dit risico niet lopen” Dat het uitschrijven van parkeerboetes, zgn. ‘parkeerinkomsten’ beslist geen prioriteit is. De veiligheid altijd boven parkeerinkomsten gaat; veiligheid is leidend.
Verzoekt het college: Veiligheid altijd leidend te laten zijn bij afwegingen ten aanzien van de inzet van (nacht) boa’s; ook indien dit leidt tot daling van parkeerinkomsten. en gaat over tot de orde van de dag.
Indieners
VVD M.H.J. Pluimers-Foeken
De heer VAN DER LUBBE: ‘Wij hadden de motie eerder vandaag ontvangen dus ik had er al naar gekeken. Maar ik snap hem niet helemaal. Wij hebben het er in de commissie inderdaad even over gehad omdat er drie scenario’s waren geschetst dor het college. Maar het college kiest nu voor scenario 3, namelijk de parkeerinkomsten houden zoals ze zijn maar extra fte vrijmaken voor de nachtBOA. Wilt u dan voor een ander scenario kiezen of zegt u in deze motie gewoon dat u het eigenlijk met het college eens bent?’ Mevrouw PLUIMERS: ‘Nee, wij zeggen dat wij graag duidelijkheid willen over het inzetten van BOA’s en nachtBOA’s aan de hand van de opmerking in de commissie (die staat in de notulen), de opmerking is ook in de krant terechtgekomen. Wij willen zeker weten dat veiligheid altijd leidend is en dat parkeerinkomsten dat niet zijn. Wij willen gewoon een uitspraak dat dit altijd het geval is. Dus hoe het takenpakket is zoals het is, er is een bepaalde verdeling in. Er is door een collega-commissielid de vraag gesteld of wij in het pakket zelf wat kunnen schuiven, bijvoorbeeld wat meer aandacht ergens voor. Daar stonden wij wel achter. Echter, de portefeuillehouder gaf op dat moment aan dat het college dat niet wil, dat het college dat als een risico ziet omdat dan de parkeerinkomsten dalen. Het gaat specifiek over dat onderdeeltje en niet eens zozeer over het scenario, maar dat was de aanleiding om de opmerking te maken. De opmerking dat parkeerinkomsten gaan dalen: wij vinden dat veiligheid altijd leidend moet zijn bij de afweging van inzet van BOA’s, ’ De heer VAN DER LUBBE: ‘Maar daarmee zegt u dus niet dat uw fractie voor scenario 2 gaat, waarbij de parkeerinkomsten dalen, maar het wordt verschoven naar de veiligheid.’
41 Mevrouw PLUIMERS: ‘Het is een motie, een wens. Wij willen niet amenderen om voor een ander scenario te kiezen. Wij vragen een uitspraak van de raad over het uitgangspunt bij afwegingen.’ De heer VAN DER LUBBE: ‘Maar ik neem toch aan dat bij iedereen het uitgangspunt is dat veiligheid altijd…’ Mevrouw PLUIMERS: ‘Dat mag ik wel hopen. Vandaar dat wij ook zo verrast waren door de uitspraak in de commissie plus de verslaglegging in de notulen en in de krant.’ De heer HEEMSKERK: ‘Volgens mij is er sprake van een misverstand, mevrouw Pluimers. U haalt een uitspraak aan die inderdaad in de raad is gedaan, ook in stuk B11. Maar dan gaat het over scenario 2. Het college zegt juist in B11: wij doen niet scenario 2, wij gaan voor scenario 3: een uitbreiding van het BOA-pakket waardoor men dus én de parkeerinkomsten én de veiligheid kan garanderen.’ Mevrouw PLUIMERS: ‘Maar er is ook een vraag gesteld door mijnheer De Vries van het CDA of er een verschuiving van taken kan plaatsvinden als het gaat om veiligheid voor de inwoners in de woon- en leefomgeving. Toen zei de portefeuillehouder: dan lopen wij het risico dat de parkeerinkomsten naar beneden gaan. Dat willen wij niet.’ De heer HEEMSKERK: ‘Volgens mij is dat dus als wij voor scenario 2 zouden gaan. Dat is de strekking van B11 en het college heeft gezegd dat het niet voor scenario 2 gaat, want dat betekent dat parkeerinkomsten dalen of dat er te weinig aan veiligheid wordt gedaan. Daarom is die uitbreiding er gekomen, dat was scenario 3. Voorzitter, 'never change a winning plan’ of winning concept. Wij werken inmiddels vele jaren met het Veiligheidsplan en met tevredenheid. Vanwege de prioriteiten: De woninginbraken dalen, wel zeker door de vele inspanningen, wij denken aan de bijeenkomsten, wij denken aan WhatsAppgroepen, wij denken aan witte voetenacties, wij denken aan cameratoezicht en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het vele werken gaat zijn vruchten afwerpen lijkt het. Maar wij zijn er nog lang niet: 195 inbraken in 2014. De tweede prioriteit is overlast in woon- en leefomgeving. Denk aan het te hard rijden, parkeerproblemen, overlast van rondhangende jongeren en horecaoverlast. Het gaat om vele honderden meldingen, sommige zijn dalend maar andere stijgend. De derde prioriteit is de aanpak van drank- en drugsgebruik en -overlast. De prioritering spreekt ons zeer aan, maar ook de flexibiliteit in het plan. Want er wordt niet alleen maar gewerkt aan deze prioriteiten, maar ook aan bijvoorbeeld de terugkeer van gedetineerden, aan het bestrijden van mensenhandel en huiselijk geweld, kindermishandeling en middels het voorstel maken wij ook geld vrij voor onderzoek om het inzichtelijk te krijgen en er eventueel ook actie op te ondernemen. Deze flexibiliteit is ook een kracht van dit Integrale Veiligheidsplan. Wij zijn, tot slot, blij met wat de politie ons meldde in de commissievergadering. De reorganisatie, en de daarmee gepaard gaande sluiting van landelijk ruim 200 politiebureaus, gaat de gemeente Barneveld (zowel de kern Barneveld als Voorthuizen) voorbij. Er was even wat onduidelijkheid, maar die is inmiddels opgehelderd. De posten blijven open in de gemeente Barneveld. De politie zei in de commissievergadering ook dat er meer mensen beschikbaar komen. Daarmee zijn wij heel erg blij. Wij denken ook dat er dan verder kan worden gewerkt aan de zichtbaarheid van de politie, want als wij kijken naar de cijfers, dan is daar nog wel wat te winnen: 29% tevredenheid. Wij gaan van harte akkoord en verwachten dat het plan ten goede komt aan een nog veiliger en prettiger gemeente Barneveld. Dank u wel.’ De heer SCHURING: ‘Voorzitter, dank u wel, veiligheid, een belangrijk onderwerp. Wij willen allemaal wonen, werken en recreëren in een omgeving waar het veilig is. Als je je niet veilig voelt of niet zeker weet dat je kinderen veilig over straat kunnen,
42 dan voel je je niet gelukkig. Veiligheid beïnvloedt dus je welzijn. Werken aan veiligheid is daarom werken aan welzijn. Zo u weet is de ChristenUnie gek op Werken aan Welzijn. In de commissie heeft ons burgercommissielid, zo noemen wij het officieel, het al eens genoemd: wij zijn tevreden over het gevoerde beleid in de afgelopen jaren. De inwoners worden betrokken via sociale media, het aantal inbraken is gedaald en wij hebben gewerkt aan de juiste prioriteiten. Onze complimenten daarvoor. Het Integraal Gemeentelijk Veiligheidsplan ziet er goed uit. Ook voor de komende jaren zijn de juiste prioriteiten gesteld. De heer Heemskerk noemde ze al: High Impact Crimes (met name woninginbraken), overlast in de woonomgeving en aanpak van drank- en drugsmisbruik en daarmee samenhangende overlast. Dit zijn thema’s die onze inwoners raken en die de veiligheid of het gevoel van veiligheid sterk beïnvloeden. In dat kader is het ook goed dat wij in Barneveld voldoende wijkagenten krijgen. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat er voldoende blauw op straat is, vooral in de wijken. Dat gaat lukken in Barneveld. Dat is prima. In de commissie hebben wij met de portefeuillehouder gesproken over de taken van de BOA’s. Het is prima dat er een uitbreiding komt voor het toezicht in de nachtelijke uren. Op onze suggestie om een jeugdBOA te benoemen, gaf de portefeuillehouder aan hiernaar te willen kijken, maar ook de flexibiliteit in de inzet belangrijk te vinden. Logisch, maar toch wil ik hier nog een keer een pleidooi houden om juist onze BOA’s in te zetten bij onze jeugd en jongeren. Dat kan prima in combinatie met de nachtBOA, het gaat immers voor een deel over dezelfde jongeren die hij dan ook ‘s nachts tegen komt. Als hij de jongeren overdag al tegen komt en kent, dan is het ’s nachts gemakkelijker schakelen. De ChristenUnie ziet het idee van een jeugdBOA graag concreet uitgewerkt. Kan de portefeuillehouder toezeggen dat hij met een concrete uitwerking komt? Maak bij de uitwerking vooral ook gebruik van de ervaringen die andere gemeenten hebben opgedaan met jeugdBOA’s. Er zijn plekken, ook hier in de regio, waar het al prima functioneert. Mijn tweede punt is het blijven betrekken van bewoners bij veiligheid. De burger is een integrale veiligheidspartner, dus niet alleen via sociale media, maar ook bij veiligheid in de wijk via bijvoorbeeld wijkschouwen, waarbij wordt gekeken naar hoe het staat met de straat, de verlichting en het groen: is het schoon en vooral, is het veilig? Wij weten dat het gebeurt, maar in het plan wordt het niet genoemd. Vandaar dat wij dat hier even noemen. Ga daar vooral mee door en betrek onze inwoners bij hun eigen veiligheid. Ik dank u wel.’ De heer DE VRIES: ‘Voorzitter, niemand is tegen veiligheid of beter gezegd: iedereen is voor veiligheid. Met het plan dat nu voorligt, is er in de ogen van het CDA reden voor toename van het veiligheidsgevoel voor de Barneveldse inwoners. Een gedegen rapport met duidelijke situatieschets, prioriteiten en aanpakken. Complimenten dus voor de betrokkenen. En dat een paar dagen na complimentendag. In de commissie is er al uitgebreid over gesproken, dus ik ga niet teveel herhalen. Er zijn toch twee zaken uit het veiligheidsplan die ik kort wil aanstippen. Ten eerste de nachtBOA. Los van het feit, het werd zojuist al even aangegeven, dat wij dit liever hadden gezien binnen de bestaande formatie, staat voor ons buiten kijf dat een nachtBOA een stap in de goede richting is. Meer toezicht in de nachtelijke uren is een wens die al geruime tijd door meerdere partijen vanuit de raad naar voren is gebracht. Wij hopen dat de inzet van de nachtBOA positieve effecten genereert voor het veiligheidsgevoel van de omgeving. Ik ben dan ook benieuwd als het gaat om de motie van de VVD, houdt u hem in stand met de nieuwe inzichten?’ Mevrouw PLUIMERS: ‘Ik zou graag een reactie van de portefeuillehouder hebben voordat ik daarover oordeel.’ De heer DE VRIES: ‘Het verhaal van scenario 3 naar 2, dat is dus een beetje de discussie. In de commissievergadering was het CDA immers de partij die dit agendeerde. Wij zijn blij dat, nu wij dit hebben geagendeerd, de VVD op deze gedachte is gekomen. Daarnaast is er in de commissievergadering gesproken over de vele WhatsAppgroepen die zo’n beetje uit de grond schieten. Vroeger belde je en kwam de politie, nu WhatsApp je en komen de buren. Hier is op zich niets mis mee, wel is het goed om hieraan als gemeente aandacht te schenken en in goede banen te leiden. Een WhatsAppgroep is immers geen politiekorps. Wij zijn dus wel benieuwd naar hoe de portefeuillehouder denkt grip te houden op deze groepen en op welke manier hij hen duidelijkheid verschaft over hun verantwoordelijkheden en taken. Wij hebben een suggestie:
43 misschien is een WhatsAppgroep hiervoor een goed middel, die communiceert lekker snel en lekker direct. Dit heeft de praktijk bewezen. Het CDA is, zoals u hebt begrepen, tevreden met het Veiligheidsplan en wenst de verantwoordelijken binnen de gemeente, de politie en ook de betrokken inwoners succes en wijsheid toe in hun belangrijke taak. Dank u wel.’ De reactie van het college op de eerste termijn Burgemeester VAN DIJK: ‘Dank u wel, voorzitter, dank ook voor de complimenten die zijn uitgebracht aan alle betrokkenen. Ik geef die ook graag door. Het maken van een plan is één, maar ook de resultaten die er in de afgelopen tijd zijn behaald, gewoon op straat, en die wij dan in de statistiek teruggeven, dat is natuurlijk niet niks. Ook de politie heeft hier echt de schouders onder gezet en dan bedoel ik dat breed, van wijkagent tot reguliere politie en surveillance en onze eigen BOA’s. Omdat het niet alleen politiewerk is en vooral werkveiligheid van ons allen, sociale veiligheid is iets wat wij met elkaar moeten maken, is het ook steeds meer inderdaad: je belt niet de politie maar je appt met je burgers, met de buren. Maar ook altijd met de politie, zeg ik erbij. Dit is één van de dingen die wij altijd zeggen tegen de mensen als wij de WhatsAppgroepen gaan opzetten: ook 112 bellen, want het is ‘signaleren en doorgeven aan de politie’. Zo in een cocreatie of coproductie, dat woord is vanavond ook gevallen, als burgers en politie samen werken aan de sociale veiligheid, je ook verantwoordelijk weten daarvoor en dus een rol daarin willen spelen. Een paar concrete vragen die aan ons zijn gesteld: Zouden wij kunnen bekijken of er met de jeugdBOA, ook vanuit de ervaringen elders, een aanvang kan worden gemaakt? De heer Schuring vraagt daar om. Nu wij kunnen uitgaan van enige uitbreiding voor de nachtelijke uren op de horecataak die daarbij hoort, heb ik dat in de commissie toegezegd en ik zeg opnieuw toe dat wij gaan bekijken op welke manier wij het vraagstuk van de jeugdBOA en 12 horecatoezicht kunnen combineren met de totale formatie van het aantal BOA’s.’ De heer SCHURING: ‘Hoe denkt de portefeuillehouder daarop terug te komen bij de raad?’ Burgemeester VAN DIJK: ‘Ik zal u daarover informeren. Op het moment dat het budget beschikbaar is voor de uitbreiding en de invulling aanstaande is. Dan zal ik u daarover laten weten.’ De heer SCHURING: ‘Heel goed, dank u wel.’ Burgemeester VAN DIJK: ‘Mijnheer Heemskerk vroeg het volgende: de drie prioriteiten zijn belangrijk, maar blijft er daarnaast voldoende ruimte om de andere dingen te doen? Ja, daarover hebben wij ook in de commissie gesproken. Ik herhaal dat niet, wij moeten prioriteiten stellen wat dat betreft, maar natuurlijk gaan wij ook met kindermishandeling aan het werk en natuurlijk gaan wij ook met al die andere delicten aan het werk. Het blijven reguliere taken. Maar wij hebben die drie speerpunten er uitgehaald. Dat heeft de politie ook overgenomen, dat doen wij ook in samenwerking. Hoe houdt men grip op de WhatsAppgroepen? Elke WhatsAppgroep heeft een coördinator. Die coördinatoren halen wij bij elkaar, tenminste één maal per jaar hebben wij afgesproken, ook om ervaringen terug te geven. De politie geeft dus ook ervaringen aan de WhatsAppgroep terug als er een melding is geweest: wat is ermee gebeurd? Dan probeert men zoveel mogelijk te zeggen hoe het is afgelopen. Tegelijkertijd: alle lessen die wij met elkaar trekken, delen wij tenminste één keer per jaar ook tussen alle trekkers en coördinatoren van die WhatsAppgroepen. Daarin is dus voorzien. Als dat niet voldoende is, dan doen wij dat vaker. Maar wij gaan dat in elk geval binnenkort doen. Over de motie van de VVD zou ik het volgende willen zeggen. De gemeente heeft een aantal taken als het om veiligheid en handhaving gaat. Een aantal van de handhavingstaken, zoals het toezicht op het parkeren en het betaalgedrag, is ook bij BOA’s belegd. Dus daarvoor moeten wij in de formatie ruimte houden. Daar is niet de eerste vraag ‘veiligheid’ aan de orde, maar handhaving van het 12
Toezegging door het college
44 parkeerregime en dat is bij de gemeenten neergelegd. Maar u zult heel goed begrijpen dat wij, als wij in coördinatie met al onze BOA’s zitten en onze prioriteiten bepalen, altijd veiligheid aan de orde hebben: waar zijn veiligheidsvraagstukken en wat kunnen onze BOA’s eraan bijdragen om die te reduceren? Aan de andere kant blijft er ook een taak bij het toezicht op het parkeren. Daarbij is niet de doelstelling het maximaliseren van de opbrengst van de boetes. Eigenlijk zou men moeten zeggen dat het mooiste zou zijn als men nul Euro aan boetes binnen zou krijgen en dat iedereen zijn kaartje zou betalen. Omdat er een relatie is tussen het betalen van dat kaartje en de kans van een boete, moeten wij daarin een afweging in maken. Dat doen wij binnen die 1,5 fte die wij daarvoor hebben geoormerkt. De rest zetten wij echt in voor veiligheid. Het advies over de motie zou zijn: ja, in de geest van de motie blijven wij handelen, dat veiligheid voorop staat naast die handhavingstaak.’ De heer PLOEG draagt het voorzitterschap over aan burgemeester Van Dijk. De VOORZITTER schorst de vergadering. De VOORZITTER heropent de vergadering.
Meningsvormend gedeelte
5.
Bestemmingsplan Esvelderbeekzone I (Voorstel nr. 15-16)
Het raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
6.
Bestemmingsplan Garderbroekerweg-Kerkweg (Voorstel nr. 15-14)
De VOORZITTER wijst erop dat dit besluit nummer 1 betreft, zonder de zienswijzen 2 en 4. Het raadsvoorstel wordt gesteund door de fracties van SGP, ChristenUnie, CDA en VVD. Het raadsvoorstel wordt niet gesteund door de fracties van Pro’98 en Burger Initiatief. Het raadsvoorstel is aangenomen met 21 stemmen voor en 9 stemmen tegen.
7.
Bestemmingsplan Nieuwe Kampstraat I (Voorstel nr. 15-10)
Het raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
8.
Bestemmingsplan Stroe VI (Voorstel nr. 15-5)
Het raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
9.
Resultaten en herwaardering grondposities 2014 (Voorstel nr. 15-15)
Stemverklaring: Mevrouw ROSBERGEN: ‘De door ons vanavond geuite kritiek richtte zich vooral op de vorm van het voorstel en op de beeldvorming naar buiten. Als wij kijken naar de inhoud die staat beschreven in de beslispunten, dan kunnen wij niet tegen de inhoud van die beslispunten zijn. Daarom zullen wij vóór het voorstel stemmen, maar zijn wij inhoudelijk tegen de hele beschrijving ervan, tegen de vorm.’ Het raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
45
10.
Op weg naar een Strategische Agenda FoodValley 2015-2019 (Voorstel nr. 15-9)
Het raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
11.
Startnotitie Energievisie (Voorstel nr. 15-12)
De motie genummerd 2 van de VVD, betreffende concrete formuleringen (3) van draagvlak onder de lokale bevolking in de uiteindelijke Energievisie, wordt niet gesteund door de fracties van Pro’98, ChristenUnie, CDA en Burger Initiatief. De motie wordt gesteund door de fracties van SGP en VVD. De motie is verworpen met 19 stemmen tegen en 11 stemmen voor. Stemverklaring over het amendement: De heer VAN DEN BUNT: ‘Wij zijn vóór de Startnotitie maar wij zijn tegen de in het amendement gestelde doelen.’ Mevrouw ROSBERGEN: ‘Wij hebben het nu alleen over het amendement en de vraag is: gaat de SGP tegen het amendement stemmen? Dat mag ik hieruit concluderen, denk ik. Maar dan komt daarna het voorstel. Dan moet u nog een keer stemmen.’ De VOORZITTER: ‘Dat moeten wij even afwachten. Alles op zijn tijd.’ Het amendement genummerd 1 van ChristenUnie, Pro’98, CDA en Burger Initiatief, betreffende het wijzigen van de kaders in de Startnotitie Energievisie, wordt gesteund door de fracties van Pro’98, ChristenUnie, CDA en Burger Initiatief. Het amendement wordt niet gesteund door de fracties van SGP en VVD. Het amendement is aangenomen met 19 stemmen voor en 11 tegen. Stemverklaring over het raadsvoorstel: De heer VAN DEN BUNT: ‘Wij zijn vóór het uitvoeren van de Startnotitie maar tegen de in het amendement aanvaarde doelen.’ Het gewijzigde raadsvoorstel wordt gesteund door de fracties van SGP, Pro’98, ChristenUnie, CDA, Burger Initiatief en VVD. Het raadsvoorstel is aangenomen met 30 stemmen voor.
13.
Integraal Gemeentelijk Veiligheidsplan Barneveld 2015-2018 (Voorstel nr. 15-8)
Mevrouw PLUIMERS: ‘Wij zijn blij met uw woorden, wij zijn gerustgesteld dat veiligheid altijd prioriteit heeft. Wij trekken de motie genummerd 3 dus in.’ Het raadsvoorstel is met algemene stemmen, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen.
Sluiting De VOORZITTER leest het ambtsgebed voor en sluit de vergadering.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 13 mei 2015. De raad voornoemd, de griffier, de voorzitter,