NOTULEN van de openbare vergadering van de raad der gemeente Waalwijk, gehouden op 2 april 2015 Voorzitter:
de heer A.M.P. Kleijngeld, burgemeester
Griffier: Plv. griffier:
de heer G.H. Kocken mevrouw J.W.M. Louer
Aanwezig zijn de leden:
de heer J.M. van Baardwijk de heer R.A.H.M. van Bavel de heer F.A.Th. den Braven de heer J.M.J.G. Brekelmans (tot agendapunt 0.7) de heer J.F. Broeders mevrouw F.I.H.M. de Bruijn de heer J.H.G.C.M. van Buul de heer G.A. Damen de heer J.G. van Dinther de heer M. van Dongen de heer A.A. van Hamond de heer L. van Helden de heer A.J.G. Hooijmaijers mevrouw E.Y. IJpelaar-Alias de heer E.A. de Jongste-van Heijst de heer C.M.A. Kuijten de heer W.C.P.B. Lodenstijn de heer P.W.E. Monsieurs (vanaf 21.45 uur) mevrouw R. Odabasi-Seker de heer L. Ottens mevrouw C.J.P. Paulides mevrouw C.C.J. Ruygt-Gerritsen de heer G.M.J. Slaats de heer R.A.A. Tiemstra de heer J.M.M. van Tuyl de heer W. van Veelen de heer R.L.H. van der Vleuten de heer J.A.J. van Well
Afwezig zijn de leden: de heer T.F.J.H. Spierings Tevens aanwezig:
de heer R. Bakker, wethouder de heer J.M.J.G. Brekelmans, wethouder (vanaf agendapunt 0.7) de heer J. van Groos, wethouder mevrouw J. Keijzers, wethouder
Voorts afwezig:
de heer J.H.H. Heuverling, wethouder tot agendapunt 0.7
Notulen:
mevrouw I.C. Wendt-Kok
Opening 0.1 Opening op de gebruikelijke wijze De vergadering wordt geopend om 19.30 uur. De voorzitter: Laten wij ons vanuit onze eigen visie of geloofsovertuiging bij het begin van deze raadsvergadering bezinnen op onze gemeenschappelijke opdracht en verantwoordelijkheid om deze gemeente te besturen. Welkom aan u allen in de zaal op de publieke tribune. Het is een bijzondere raadsvergadering, vanwege de benoeming van een wethouder. 0.2
Mededelingen
De voorzitter: De presentielijst is getekend. Ik heb bericht van verhindering ontvangen van de heren Spiering en Monsieurs. Omdat ik zeker weet dat er vanavond schriftelijk wordt gestemd, hebben we een commissie van stemopneming nodig. Ik stel voor dat ik de heren Van Helden en Van Buul hiervoor benoem. Aldus besloten. In geval van hoofdelijke stemming zal nr. 3, de heer Van Bavel, als eerste zijn stem uitbrengen. 0.3 Vaststellen agenda De voorzitter: Na commissiebehandeling wil de fractie van de ChristenUnie de Voorjaarsnota van de GGD behandelen als een A-stuk. Ik heb begrepen dat een aantal mensen een motie vreemd aan de orde willen indienen. Ik begrijp dat de heer Tiemstra een van hen is. De heer Tiemstra: Voorzitter. De SGP zou graag een motie vreemd aan de orde willen indienen over het onderwerp huishoudelijke hulp. Daarbij vraag ik verruiming van de spreektijd tot tien minuten. De voorzitter: Dat is prima. De heer Van Dongen: Voorzitter. Het CDA zal over hetzelfde onderwerp een motie vreemd aan de orde indienen. Mevrouw Ruygt: D66 dient graag een motie vreemd aan de orde in over de herziening gemeenschappelijke regelingen. De voorzitter: We hebben dus drie moties vreemd aan de orde, waarvan twee over hetzelfde onderwerp. Ik stel voor dat we beginnen met huishoudelijke hulp, waarbij we de twee moties vervlechten tot één debat. De heer Tiemstra is de eerste spreker en de heer Van Dongen de tweede. Daarna volgen we de normale procedure. Aldus besloten. De voorzitter. Het tweede onderwerp betreft de gemeenschappelijke regelingen. Dat kan in vijf minuten, lijkt mij. Mevrouw Ruygt: Dat weet ik nog niet. Notulen raadsvergadering 2 april 2015
2
De voorzitter: Ik weet zeker dat het gaat lukken. De agenda wordt op deze wijze vastgesteld. 0.4
Vragenronde op grond van artikel 14 van het reglement van orde
Mevrouw IJpelaar: Voorzitter. Eigenlijk had ik mij voorgenomen om hier vanavond niet te staan. Ik had al schriftelijke vragen gesteld over de sluiting van Dukdalf en de Tweede Kamerfractie van de SP heeft vragen gesteld aan minister Schippers. In de tussentijd heb ik namens de PvdA in Waalwijk contact opgenomen met de leden van de Tweede Kamer om te kijken of het mogelijk is om de sluiting van de nachtapotheek te voorkomen. De PvdA-woordvoerders keken uit naar beide beantwoordingen, met name die van de minister. Die laat echter nog even op zich wachten. Vandaag heb ik, na het bericht in het Brabantsch Dagblad en de beantwoording van de vragen door het college, nogmaals telefonisch contact gehad met een beleidsmedewerker van de landelijke PvdA. Het antwoord luidt dat de zorgverzekeraars moeten voldoen aan de zorgplicht. Dat houdt in dat er te allen tijde binnen een redelijke afstand een apotheek beschikbaar moet zijn. Mijn vraag aan het college is of dit in Waalwijk het geval is. Omdat de voorgenomen sluiting vandaag de gemoederen in Waalwijk behoorlijk heeft beziggehouden, stel ik nog twee vervolgvragen. Is het college bereid om zijn verantwoordelijkheid te nemen, samen met de colleges van de andere Langstraatgemeenten, om met de minister in gesprek te gaan over dit voorgenomen besluit? Dit is in het belang van alle 90.000 inwoners. Is het college bereid om de raad op de hoogte te stellen van de gesprekken? Wethouder Bakker: Voorzitter. Het is een heel actueel onderwerp. De beantwoording lag klaar voor het college toen wij op 27 maart 2015 door een afschrift van een brief aan de huisartsen op de hoogte werden gesteld dat per 1 januari 2016 de nachtapotheek gesloten zal worden. Dat is althans een voornemen van de zorgverzekeraars. Op basis daarvan hebben wij de beantwoording aangepast. Die heeft de raad inmiddels ontvangen, begrijp ik. De eerste vraag is of de situatie voldoet aan het criterium dat de faciliteit op adequate wijze beschikbaar is. Ik vind niet dat ik hier op dit moment een uitspraak over kan doen. Ik ben geen rechter. Wat adequaat is en hoe de weging hierbij is, daar heb ik geen idee van. Wel deel ik de zorgen van de huisartsen, als dit beleid zou betekenen dat een steeds verdere uitholling van de medische zorg ontstaat. Ik kan me voorstellen dat de positie van de huisartsenposten in dit kader ook nog aan de orde komt. Ik ben met mevrouw IJpelaar eens dat we daarvoor moeten waken, hoewel de gemeente hierin geen formele partij is. Desalniettemin hebben wij in de beantwoording gesteld dat wij bereid zijn om een bemiddelende en wat sturende rol te nemen in het overleg dat plaatsvindt. We zijn er al mee bezig om afspraken tot stand te brengen. We zullen naast de zorgverzekeraars en artsen gaan staan. De tweede vraag luidde of het college bereid is om in Langstraatverband bestuurlijk in gesprek te gaan met het ministerie. Voor zover dat enig effect zal sorteren, zijn wij daartoe bereid. We zullen ons oriënteren op de mogelijkheden en ons afvragen of het zoden aan de dijk zet. We zijn sowieso op Langstraatniveau bezig met synchroniseren. Ik kan mij voorstellen dat wij zullen meewerken door toe te zeggen dat wij ons best zullen doen om het zorgniveau op peil te houden. Mevrouw IJpelaar: Bedankt voor de toezegging. Wanneer kan ik een antwoord verwachten? De wethouder zegt dat hij bereid is om in gesprek te gaan, maar dat kan morgen zijn of overmorgen. Ik wil graag weten hoe lang dit gaat duren.
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
3
Wethouder Bakker: Dat is wat lastig. De vraag is wat mevrouw IJpelaar ervan verwacht. We kunnen contact opnemen en de raad op de hoogte houden van de zaken die spelen, en van de substantiële stappen die gezet worden in het proces. Mevrouw IJpelaar weet dat ik tijdelijk waarnemer ben op deze post. Als het goed is heb ik vanaf morgen een nieuwe collega. We moeten dus nog even afstemmen wanneer het contact kan plaatsvinden. 0.5
Instellen commissie van onderzoek voor benoembaarheid kandidaatwethouder
De voorzitter: De commissie dient te bestaan uit drie raadsleden. Ik stel voor dat de heren Van Vleuten, Den Braven en mevrouw Paulides deel uitmaken van de commissie. In de vorige raadsvergadering heeft de fractie van LokaalBelang de heer Brekelmans voorgesteld als kandidaat. Op het raadsnet hebt u zijn cv kunnen vinden, waarop ook de nevenfuncties vermeld worden. De commissie gaat bekijken wat de eisen van benoembaarheid zijn en legt die naast de kennis die zij hebben van de heer Brekelmans. Daarnaast hebben wij intern eerder de afspraak gemaakt dat wij met een integriteitstoets werken. Het resultaat daarvan is inmiddels bekend. Ik heb hierover schriftelijk mijn mening gegeven. Conform afspraak leg ik die voor aan de commissie. Op die manier beschikt de raad over alle stukken. Zijn er op dit moment mensen die vragen willen stellen aan de heer Brekelmans, alvorens wij de verdere procedure starten? Ik constateer dat dit niet het geval is. Wij beginnen met het onderzoek. Ik schors de vergadering voor vijftien minuten. De vergadering wordt geschorst van 19.45 tot 20.00 uur. Mevrouw Paulides: Aan mij de schone taak om verslag te doen van de commissie. De commissie, belast met het onderzoek naar de benoembaarheid van de kandidaatwethouder heeft de ter beschikking gestelde stukken onderzocht en getoetst aan de eisen die de Gemeentewet stelt aan de benoeming van wethouders. De commissie heeft kunnen vaststellen dat kandidaat J.M.J.G. Brekelmans voldoet aan deze eisen. De voorzitter: Ik geef de raad nu de gelegenheid om vragen te stellen aan de kandidaat-wethouder. De heer Tiemstra: Voorzitter. Geachte aanwezigen en in het bijzonder geachte heer Brekelmans. Met genoegen heeft de SGP-fractie kennisgenomen van uw voordracht en aanstaande benoeming tot wethouder. Sta mij toe hier kort iets over te zeggen. Hoewel we elkaar al wat langer kennen, heb ik de heer Brekelmans het afgelopen jaar dat we samen in de raad hebben gezeten, beter leren kennen. Hij heeft zich zeer betrokken getoond, uitstekend ingevoerd en zeer goed ingelezen in de dossiers. De ambtelijke ervaring in dit huis, de contacten met de organisatie en het feit dat hij middenin de samenleving staat, hebben hem tot een zeer gewaardeerd raadslid gemaakt. Als ik mij niet vergis, is hij zowel binnen als buiten de coalitie zeer gewaardeerd. Hij heeft zich met name laten horen bij onderwerpen met sterk sociale aspecten en zaken die de samenleving raken. Dat is niet onlogisch, gezien zijn cv. Ik herinner mij zijn betrokkenheid bij het dossier Baanbrekers, bij dossiers die gaan over de omgang tussen overheid en burger, bij de transities en bij het dossier huishoudelijke hulp. Mogelijk geeft dat aanleiding om eens na te denken over een herschikking van portefeuilles binnen het college. Het zou zo maar kunnen dat de portefeuilles met een uitgesproken sociale en maatschappelijke inhoud hem op het lijf geschreven zijn. Denk aan de Participatiewet, de Wmo en de AWBZ. Zo zijn er ook portefeuilles die wethouder Bakker op het lijf zijn geschreven. Ik denk aan de laatste ontwikkelingen op de bedrijventerreinen. Ieder zijn pluim, wat ons betreft.
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
4
Wij realiseren ons terdege dat de raad niet over deze verdeling gaat. Het staat het college vrij om hierin te handelen zoals het wil. Het staat ons echter ook vrij om de suggestie te doen om hierover na te denken met de nieuwe samenstelling in het college. Tot slot wens ik de heer Brekelmans alle nodige toe om zijn taak als wethouder te vervullen binnen het college van de gemeente Waalwijk. Zo waarlijk helpe u God Almachtig. De voorzitter: En uw vraag is of het college het met u eens is? De heer Tiemstra: U mag het afmaken, burgemeester, maar u begrijpt het wel. De heer Brekelmans: Voorzitter. Bedankt voor de mooie, constructieve en welgemeende woorden. Zoals ik de heer Tiemstra ken, is alles gemeend, dus ook dit komt recht uit zijn hart. Ik kan bevestigen dat wij in de korte tijd dat wij hebben samengewerkt, dit heel constructief hebben gedaan vanuit een gezamenlijke optiek. Volgens mijn filosofie kom je verder als je je concentreert op het gemeenschappelijke en niet op elkaars tegenstellingen. Dat laatste levert vaak veel discussie op en weinig resultaat. Nogmaals bedankt. De woorden van de heer Tiemstra scheppen ook verplichtingen. Ik zal morgen geen andere Brekelmans zijn dan vandaag of gisteren. Daar mag eenieder mij op aanspreken. De voorzitter: Wij gaan nu over op stemming. Voor de goede orde wijs ik erop dat het volgens artikel 28.4 van de Gemeentewet een vrije stemming betreft, waarbij de kandidaat om wie het gaat, zelf mag meestemmen. Herinnert u zich De Gaulle in Frankrijk. Hij zei: er is er maar eentje die goed is, dus stem ik op mezelf. Ik weet niet of de heer Brekelmans dat op dezelfde manier zal zeggen, maar het is uitdagend. De commissie van stemopneming vraag ik zo dadelijk om deze kant op te komen na afronding van de stemming. We gaan nu over tot schriftelijke stemming. 0.6
Benoeming wethouder
De voorzitter: De uitslag van de stemming is als volgt. Van de 27 uitgebrachte stemmen zijn er 25 uitgebracht op de heer Brekelmans. 1 stem is blanco uitgebracht en 1 stem is ongeldig. Dit leidt ertoe dat ik de heer Brekelmans vraag of hij zijn benoeming aanvaardt. De heer Brekelmans: Ik aanvaard de benoeming. De voorzitter neemt de eed van de heer Brekelmans af. “Ik zweer dat ik, om tot wethouder benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als wethouder naar eer en geweten zal vervullen”. De heer Brekelmans: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! De voorzitter: Ik schors de vergadering enkele minuten om de heer Brekelmans te feliciteren, maar eerst krijgt hij nog het woord. De heer Brekelmans: Voorzitter, ex-collega’s van de gemeenteraad. Het is voor mij persoonlijk een historisch hoogtepunt. Mijn vader heeft veertig jaar in de gemeenteraad van Berkel-Enschot gezeten. Zelf heb ik het niet verder gebracht dan één jaar, dus wat dat Notulen raadsvergadering 2 april 2015
5
betreft heb ik een behoorlijke achterstand. De goede man is ook nog tien minuten burgemeester geweest, omdat hij de oudste was in de gemeenteraad en de burgemeester vervangen moest worden. Ik treed dus een beetje in zijn voetsporen, maar niet helemaal. Danken doe je aan het einde van een periode, maar ik doe het aan het begin. Ik dank met name het thuisfront. Wij hebben thuis een flinke beraadslaging gehad over de vraag of het wel of niet past in de levensweg die we zijn gegaan. Voorlopig past het erin, dus met steun van thuis moet het lukken. De raad dank ik voor het vertrouwen dat hij in mij heeft gesteld. Ik hoop het niet te beschamen. Verder hoop ik dat de twee raadsleden die blanco of ongeldig hebben gestemd, over drie jaar denken dat ze het anders hadden moeten doen. Ik dank ook de Waalwijkse gemeenschap. Ik heb verschillende keren de vraag gehoord waar ik toch aan begin. Er werd gerefereerd aan het feit dat er in Nederland 1483 wethouders zijn, waarvan er in de vorige bestuursperiode 660 zijn verdwenen. Het grootste deel is in Brabant verdwenen, dus als wethouder zit ik in een risicogroep. De voorzitter: Dat zit u ook qua leeftijd … De heer Brekelmans: Qua leeftijd? Ja, iemand zei tegen me dat het college nu nog ouder wordt, maar mijn eerste bijdrage aan het gemeentebestuur is dat de gemiddelde leeftijd van het college met een jaar omlaaggaat. Henk Heuverling is 69 jaar en ik ben pas 65. Verdeeld over 4 wethouders daalt de gemiddelde leeftijd dus met 1 jaar. Dat is de eerste impuls die ik gegeven heb. Ik dank verder de mensen die mij praktische tips gegeven hebben, vooral over colbertjes. Het werkt, hoewel ik niet garandeer dat ik er elke dag eentje draag. Ik heb ook strategische tips gekregen, zoals de tip dat je als wethouder nooit moet beginnen met het doen van beloftes. Je kunt beter met niks beginnen, zodat de mensen nooit met minder weggaan dan waarmee ze beginnen. Toekomstige gesprekspartners kunnen daar vast rekening mee houden. Verder moet ik niet in de valkuil stappen door op elke vraag antwoord te willen geven. Soms moet je jezelf de tijd geven om de vraag te analyseren en de achtergrond te leren kennen. Ik hoop geen voetballer te worden die een standaardverhaal vertelt, ik hoop op een goede manier met de media te communiceren. Ik dank de raad voor de samenwerking tot nu toe. Ik hoop dat ik de samenwerking in de toekomst op een andere manier gestalte kan geven. Ik heb me met hart en ziel ingezet voor het project “dichter bij de burger”. Hoewel het een moeilijk traject is, denk ik dat er mogelijkheden zijn om als raad en als college de burger beter in beeld te brengen dan tot nu toe gebruikelijk is. De heer Tiemstra en ik hebben deze kar gezamenlijk getrokken. Verder dank ik de ondersteuning bij de griffie en de raadsleden. Ik hoop natuurlijk ook op een heel goede samenwerking met mijn nieuwe collega’s, het ambtelijk apparaat. Ik ken ze nog niet allemaal, want in drie, vier jaar tijd verandert er veel. Ik hoop dat ik mijn bijdrage kan leveren. Nogmaals, hartelijk bedankt. Ik hoop op een constructieve samenwerking met de oppositie en de coalitie in de gemeenteraad. De vergadering wordt vijf minuten geschorst. 0.7
Verlenging ontheffing woonplaatsvereiste Verschelling met één jaar
wethouder
J.
Keijzers-
De heer Van Hamond: Voorzitter en overige aanwezigen. LokaalBelang vindt dat de wethouder in principe in de gemeente Waalwijk hoort te wonen. In het verleden hebben we het al eens meegemaakt met een wethouder van buitenaf. Hij woonde op slechts 7 km afstand van Waalwijk. Toen hadden we dezelfde motivatie. Kilometers spelen bij ons geen rol. De kwaliteit van de wethouder is belangrijk en de wijze waarop deze zich het Notulen raadsvergadering 2 april 2015
6
afgelopen jaar gemanifesteerd heeft. Ik denk dat wethouder Keijzers meer in Waalwijk is geweest dan in haar woonplaats Son en Breugel. Als je ’s avonds Facebook volgt, zie je waar ze allemaal geweest is. Daarom hebben wij begrip voor het principe dat zij nastreeft: pas op de plaats en afwachten. Haar grondhouding is goed: als het mogelijk is komt ze naar Waalwijk toe, maar ze weet niet of dat over twee of over elf maanden is. Wij hebben er geen bezwaar tegen dat ze nog een jaar ontheffing krijgt. De heer Ottens: Voorzitter. Vanavond liggen er veel belangrijker zaken voor dan het verlenen van de ontheffing van de woonplaatsvereiste van wethouder Keijzers. Bovendien is de zaak al beklonken. Ik kan me tenminste niet voorstellen dat een van de coalitiepartijen tegen het verlengen van de ontheffing zal stemmen. Toch wil ik van onze kant enige opmerkingen maken. Bij de benoeming van het college heb ik namens de PvdA-fractie aangegeven eenmalig te kunnen instemmen met de ontheffing van de woonplaatsvereiste. Ik heb daarbij gezegd dat wie wethouder in Waalwijk wil zijn, in Waalwijk moet willen wonen. Laat ik vooropstellen dat onze fractie het afgelopen jaar aangenaam verrast is door het verfrissende en energieke optreden van wethouder Keijzers. Zij geeft kleur aan het college van grijze en kale mannen. Los daarvan heeft ze zich snel de dossiers eigengemaakt en wekt ze bij ons de indruk dat ze weet waarover ze praat. Of dat aan haar kwaliteiten ligt of aan de onze, laat ik in het midden. Het staat voor ons echter los van het principiële standpunt dat de Waalwijkse bestuurder in Waalwijk moet willen wonen. Een collegelid bestuurt de raad vanuit het algemeen belang. Er moeten, zeker in deze tijd, lastige besluiten genomen worden. Daarvoor is visie en verstand nodig, maar evenzeer hart voor de gemeente. Je moet besluiten kunnen nemen waar je zelf last of nadeel van ondervindt. Daarom is de woonplaatsvereiste voor ons zo belangrijk. Artikel 36a van de Gemeentewet biedt de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden de ontheffing met een jaar te verlengen. In het raadsvoorstel staan volgens ons echter geen andere omstandigheden dan vorig jaar aan de orde waren. We hebben alle begrip en respect voor de omstandigheden van wethouder Keijzers en nog meer waardering voor haar inzet, al zijn we het niet altijd met elkaar eens. De PvdA is een brede volkspartij, al hebben we maar twee zetels, dus daar leven verschillende gedachten. Onze fractie zal daarom verdeeld stemmen over het voorstel. De heer Tiemstra: Voorzitter. Bijna een jaar geleden mochten wij wethouder Keijzers welkom heten in het college van B en W van onze mooie gemeente Waalwijk. Ook toen kwam de vraag aan de orde rond de ontheffing van de woonplaatsvereiste. Bij die gelegenheid heeft de SGP-fractie gezegd dat ze de benoeming niet zou blokkeren vanwege het niet voldoen aan de woonplaatsvereiste, maar dat we de discussie een jaar later niet opnieuw wensten te voeren. Toch is dat wat vanavond aan de orde is. Reden dus om na te denken hoe wij hier in staan. Aan het voorliggende verzoek zitten immers een paar kanten. Wij hechten zeer aan een wethouder uit onze eigen gemeente. Mede vanwege de maatschappelijke vervlochtenheid en bekendheid met de plaatselijke verhoudingen en cultuur. Evenzeer hechten wij aan bestuurlijke kwaliteit. Wie als wethouder van buiten naar een gemeente komt, moet zich inburgeren in de gemeente. Wonen in de gemeente is in zo’n geval sterk aan te bevelen. We gaan er daarom van uit dat het niet uitsluiten van een verhuizing naar Waalwijk, zoals het voorstel het formuleert, inhoudt dat er een voornemen is om naar Waalwijk te verhuizen. Het eerste jaar zou als een overgangs- of gewenningsjaar beschouwd kunnen worden en ik denk dat wethouder Keijzers en Waalwijk al aardig aan elkaar beginnen te wennen. Ik sluit me wat dat betreft graag bij de voorgaande sprekers aan. We hoeven niet alles te weten, maar we gaan ervan uit dat er geen afspraak ligt, formeel of informeel, dat er voor de volledige bestuursperiode van vier jaar dispensatie wordt verleend. De wet maakt uitstel van een jaar mogelijk, met een eventuele verlenging in bijzondere gevallen. In het voorstel worden de bijzondere Notulen raadsvergadering 2 april 2015
7
omstandigheden omschreven. Menselijk en herkenbaar. Echter, wethouder worden is een keuze en die keuze brengt normaliter het ingezetenschap van de gemeente met zich mee. Er zit in de huidige regeling nog een element: als de raad met een wethouder van buiten niet bijzonder ingenomen is, kan het niet verlenen van de ontheffing als politieke afrekening worden ingezet. Die kant moeten we nooit op willen. Deze insteek is ook niet de onze. Ik hecht eraan om deze kanttekening bij het voorliggend voorstel te maken. Een wethouder van buiten voordragen en benoemen, is een besluit dat in de geledingen van het CDA is genomen. Een wethouder van buiten blijven, is een besluit waarover wethouder Keijzers zich moet buigen. Wat ons betreft mag zij zich hierover het komende jaar buigen. We kunnen daarbij uit ondervinding melden dat het in de kern van SprangCapelle heel aardig wonen is. Wethouder Keijzers: Voorzitter. Ik zou nog iets willen toevoegen aan de bijdragen. Zoals u in het voorstel hebt kunnen lezen, heb ik vorig jaar aangegeven dat het wethouderschap voor mij vrij nieuw was. Kort van tevoren werd ik gevraagd om in deze gemeente wethouder te worden. Ik heb er toen ja op gezegd. Ik heb er meteen bij gezegd dat verhuizen op dat moment niet aan de orde was, maar dat ik het zeker niet uitsloot voor de toekomst. Ik heb er het afgelopen jaar veel over nagedacht. Het is een grote stap. Ik ben thuis niet alleen, dus je moet er samen uitkomen. Er zijn geen afspraken gemaakt voor de gehele periode van vier jaar. Ik weet voor mezelf ook niet welke kant mijn afwegingen op zullen gaan. Op dit moment denk ik er serieus over na, maar ik moet er samen met mijn gezin uitkomen. Hoe het er volgend jaar voorstaat, durf ik u niet te zeggen. Ik wil wel zeggen dat ik in deze gemeente het wethouderschap met heel veel plezier vervul en dat ik daarbij zo veel mogelijk probeer om in de gemeenschap aanwezig te zijn, ook in de weekenden en ’s avonds. Daar ervaar ik veel plezier bij. De voorzitter: Wenst de raad stemming over dit voorstel, of zijn er leden die een stemverklaring willen afleggen? De heer Ottens: Zoals ik al aangegeven heb, is mijn fractie verdeeld over het voorstel. Ik zal tegen het voorstel stemmen. De voorzitter: Ik stel voor om het voorstel zonder stemming aan te nemen, met de opmerking van de heer Ottens dat hij geacht wordt te hebben tegengestemd. 0.8
Tijdbestedingsnorm wethouder J. Keijzers-Verschelling
Mevrouw Ruygt: Voorzitter. We hebben altijd vier fulltime wethouders gehad. Toen de nieuwe periode begon, kwam er een wethouder bij die niet fulltime werkt. Na een jaar blijkt parttime werken niet mogelijk te zijn. Wethouder Keijzers heeft dus een jaar lang fulltime gewerkt, maar parttime betaald gekregen. Voor mijn fractie is dat onverkwikkelijk. Iemand moet betaald krijgen voor wat hij of zij doet. Had het CDA niet kunnen weten dat deze wethouder niet korter kón werken? De fractie heeft immers in het verleden ook een wethouder geleverd die altijd fulltime gewerkt heeft. Was dit niet te voorzien? Wethouder Keijzers: Op het moment dat ik in contact kwam met de lokale CDA-afdeling die mij vroeg of ik wethouder wilde worden, heb ik aangegeven dat ik dat wilde doen maar dat ik twee kleine kinderen heb en graag één dag per week thuis wilde zijn. Toen werd voorgesteld dat ik 0,8 fte zou gaan werken. Ik ben één dag in de week thuis, maar die ene dag weten de kinderen ook dat mama nogal eens met de telefoon en de iPad bezig is en ik ben ook nogal eens weg. Daaruit blijkt dat ik in de praktijk echt meer uren werk. Ik doe er niet moeilijk over. In principe maak ik geen afspraken op mijn vrije dag, maar als het noodzakelijk is, gebeurt het wel. Ik zou het fijn vinden als het voor de toekomst rechtgetrokken wordt. Notulen raadsvergadering 2 april 2015
8
De voorzitter: Ik stel voor om het voorstel zonder stemming aan te nemen. Aldus besloten.
1.
Debatgedeelte
Bespreekstukken (B-stukken): 1.1 (CS1)
Intensivering armoedebeleid gemeente Waalwijk: “Samen armoede aanpakken”
Mevrouw De Bruijn: Voorzitter. Voor ons ligt het raadsvoorstel Intensivering armoedebeleid gemeente Waalwijk. Op eigen kracht waar het kan, een steun in de rug waar dat moet: samen armoede aanpakken. Het CDA vraagt veelvuldig aandacht voor de bestrijding van armoede. Een voorbeeld is de aangenomen motie voor een eenmalige bijdrage voor het opstarten van de voedselbank. Nu blijkt dat de voedselbank noodzakelijk is. Bij de start waren er 31 klanten, maar inmiddels is het aantal gegroeid tot meer dan 80 klanten. Wekelijks bieden de voedselpakketten uitkomst voor hen. Vanuit het coalitieprogramma Krachten bundelen was er al een bedrag van € 50.000 uitgetrokken voor de bestrijding van armoede onder kinderen. De toegekende kindbonnen werden door de doelgroep zeer goed besteed. Het Rijk erkent eveneens dat er een toename is van armoede in Nederland en heeft met ingang van 2015 structureel een bedrag van € 180.000 toegekend aan de gemeente Waalwijk. De toegekende gelden zijn geoormerkt voor het bestrijden van armoede. Het college heeft de opdracht kordaat aangepakt om het armoedebeleid te intensiveren. De voorliggende notitie bevat veel goede regelingen en initiatieven die kunnen leiden tot het bevorderen van de zelfredzaamheid, zowel economisch als maatschappelijk. Met dank aan het college en allen die hieraan hun steentje hebben bijgedragen. Waarom is dit voorstel na de beantwoorde vragen in de commissievergadering alsnog een bespreekpunt in de raad? Het CDA wil graag dat met het armoedebeleid alle doelgroepen zo goed mogelijk bereikt worden. Het gaat niet alleen om de genoemde doelgroepen in de tabellen. Ik licht er een paar uit. Meerpersoonshuishoudens zonder kinderen en meerpersoonshuishoudens met twee kinderen die een inkomen hebben dat op maximaal 120% van het sociale minimumloon ligt, krijgen volledige ontheffing van rioolrechten, afvalstoffen en waterschapslasten. Bovendien ontvangen zij een langdurigheidstoeslag. Met alle voorzieningen uit de nota komt dit volgens de tabel op een nettoinkomen van € 2170. De vergelijkbare doelgroep die werkt tegen minimumloon van bruto € 1502 krijgt echter maximaal € 200 ontheffing van afvalstoffen en rioolrechten. Zij kunnen geen beroep doen op de langdurigheidstoeslag en krijgen geen kindbonnen. Uiteindelijk houdt deze groep maandelijks minder over dan de doelgroep die een uitkering krijgt. Zie hiervoor de tabel op pagina 14-15. Zij kunnen alleen voor zeer bijzondere kosten een beroep doen op de bijstand, bijvoorbeeld voor een verhuizing, inrichting en hoge medische kosten. Juist door dit soort effecten is het moeilijk om vooraf in te schatten of ons voorgestelde beleid voor alle doelgroepen effectief is. Juist daarom hechten wij aan een evaluatie van de maatregelen na een jaar en niet, zoals de portefeuillehouder tijdens de commissievergadering meedeelde, pas na twee jaar. Over de ingezette maatregel zou immers wel tussentijds gerapporteerd worden, maar niet over de neveneffecten. Wij zijn ervan overtuigd dat er binnen een jaar gegarandeerd effecten ontstaan die we nu nog niet kennen. We hebben het over kwetsbare doelgroepen. Laat ik nog een voorbeeld uit de praktijk aanhalen: een alleenstaande moeder die door een beperking niet in staat is om te werNotulen raadsvergadering 2 april 2015
9
ken en twee kinderen heeft van achttien en twintig jaar. Beide wonen thuis en studeren met een basisbeurs. Ze hebben een folder- en een krantenwijk. Moeder krijgt een alleenstaandeouderuitkering van € 910 per maand. De kinderen eten thuis. Uit de tabel blijkt dat ze als alleenstaande al € 66 tekortkomt. Zij kan geen beroep doen op kindbonnen of op andere voordelen uit de notitie. Als beide kinderen boven een bepaald bedrag inkomen verwerven, wordt moeder ook nog € 200 gekort. Het CDA wil het geld voor armoedebestrijding doelgericht inzetten en met deze maatregel voorkomen dat andere doelgroepen in een armoedeval terechtkomen. Het kan trouwens ook andersom: werkenden die vanuit het minimumloon in de WW terechtkomen. De uitdaging en prikkel om weer intensief te investeren om aan het werk te komen en zelfredzaam te worden, worden wel erg klein. Vandaar ons pleidooi voor een tussentijdse evaluatie. Het CDA wil een aanzet geven om de prikkel tot werken te vergroten. Geef aan degenen die gaan werken tegen minimumloon gedurende minimaal twaalf maanden de voordelen die in de notitie worden genoemd. Ik wil nog iets opmerken over het project Werkende armen. De wethouder deelt in de beantwoording van de schriftelijke vragen van LokaalBelang mee dat het project Werkende armen samen met Heusden is opgestart. Kan de wethouder uitleggen welk doel hiermee wordt beoogd? Doelt hij op het feit dat wij hier benoemen? Regeren is immers vooruitzien en indien noodzakelijk tijdig bijstellen: dat is deskundig regeren. Laten wij in Waalwijk vooruitzien en ons beleid op tijd bijstellen als er nieuwe doelgroepen ontstaan. Onze vragen aan de wethouder zijn de volgende: - Kan de wethouder toezeggen dat hij de maatregel niet structureel toekent maar na een jaar evalueert en indien noodzakelijk de projecten bijstelt en deze aan de raad aanbiedt? - Wat is de doelstelling van het project Werkende armen? Voorzien de colleges van Waalwijk en Heusden dat er problemen bij deze doelgroep gaan ontstaan? - Kan de wethouder toezeggen dat wij tijdig op de hoogte worden gehouden van de voortgang en bevindingen uit het project Werkende armen? - Is de wethouder bereid om de nota aan te passen door aan mensen die vanuit de doelgroep aan het werk gaan de voordelen uit de notitie met twaalf maanden te verlengen? Mevrouw Ruygt: Mevrouw De Bruijn noemde € 1500 voor een werkend ouderpaar en € 910 voor een alleenstaande moeder met twee kinderen. Ik ben het met haar eens dat het heel krap is. Als we gaan evalueren, wat gaan we hier dan aan doen? Wat is het voorstel van mevrouw De Bruijn? Mevrouw De Bruijn: Ik heb een aanzet gegeven om binnen een jaar te kijken wat we hieraan gaan doen. Ik kan nu nog niet voorzien hoeveel mensen dat uiteindelijk worden. Ik stel daarom voor om over een jaar te gaan evalueren en niet over twee jaar. Mevrouw Ruygt: Dat bedoel ik niet. Mevrouw De Bruijn benoemt de doelgroep. Ze heeft ze dus in het oog en weet dat ze er zijn. Je kunt wel gaan evalueren, maar dan zijn ze er nog. Wat kunnen we aan voorstellen doen om het probleem te voorkomen of op te lossen? Mevrouw De Bruijn: Ik kan alleen toezeggen dat we zo veel mogelijk kijken of we kunnen aantonen om hoeveel mensen het gaat. Daarna kunnen we kijken of we een oplossing voor hen kunnen vinden, samen met de wethouder. Mevrouw Ruygt: Dank u wel. Aan kijken of ze er zijn, hebben we niets. Beantwoording college Notulen raadsvergadering 2 april 2015
10
Wethouder Bakker: Voorzitter. In de commissiebehandeling ben ik vrij uitvoerig ingegaan op de nieuwe set van maatregelen die ter ondersteuning en ter voorkoming van armoede worden ingezet. Ik benadruk nog eens dat het geld dat beschikbaar gesteld wordt, niet alleen bedoeld is om armoede weg te werken door extra inkomen te geven. Het is vooral bedoeld om structurele armoedebestrijding te vormen. Het project dat mevrouw De Bruijn aanhaalt, Werkende armen, gaat in principe over mensen die betaald werk hebben, maar desondanks in armoede geraakt zijn. Juist die groep is erg lastig te vinden. We kennen die mensen niet doordat ze niet in een uitkeringssituatie zitten. Na de decentralisatie kunnen we ze hooguit tegenkomen in probleemsituaties. Het kan immers zijn dat armoede naast het financiële aspect ook andere maatschappelijke aspecten kent. In dat geval zullen we deze mensen door onze nieuwe gemeentelijke taak gaan tegenkomen. Het is belangrijk om te kijken hoe je mensen die een baan hebben, kunt helpen. We zeggen wel eens dat werken de garantie is om uit de armoede te komen, maar dat is niet voor iedereen zo. Dat kan allerlei oorzaken hebben en die proberen we weg te nemen. Inmiddels ben ik twee jaar wethouder Sociale zaken. Tijdens de eerste raadsvergadering dat ik voor u stond, ging het ook over armoedebestrijding. Dat was het vorige project. Het armoedebeleid kent een tweejaarlijkse cyclus. Ik weet inmiddels uit ervaring dat het niet gemakkelijk is om na een jaar te kunnen zeggen wat het effect is van een maatregel. Je moet daarbij bedenken dat veel kenmerken die in de Minima-effectrapportage staan niet door het lokale beleid bepaald worden, maar door landelijk beleid. Daarom is het te veel werk, kost het te veel energie en heeft het te weinig nut om elk jaar een meting uit te voeren en het beleid bij te stellen. We weten dat het tijd nodig heeft om een maatregel in te voeren. In het tweede jaar moet je vaak iets bijstellen als blijkt dat er in het eerste jaar uitvoeringsproblemen zijn. Na twee jaar kun je zeggen wat wel en wat niet heeft gewerkt. Mevrouw De Bruijn noemde zelf al het project Kindbonnen. Daar zijn we vorig jaar mee begonnen. Dit jaar is het iets bijgesteld, maar het succes ervan geeft moed om de maatregel structureel in te zetten. Ik denk dat we met een tweejaarlijkse evaluatiecyclus een goede balans vinden tussen de energie die we erin steken, zowel qua beleidscapaciteit als qua inzet van betrokken organisaties. Je kunt dit moeilijk elk jaar doen, simpelweg omdat de effecten dan nog niet goed meetbaar zijn. Dat is de visie die ik de afgelopen twee jaar heb opgebouwd. Ik zou ervoor willen pleiten om die cyclus voort te zetten voor deze notitie. Mevrouw De Bruijn: De wethouder zegt dat hij het nog niet kan meten. Als mocht blijken dat het op een andere manier lukt om de informatie boven tafel te krijgen, is hij dan bereid om dat gedeelte mee te nemen en iets bij te stellen? De wethouder erkent zelf dat werkenden in de armoedeval terecht kunnen komen en een nieuwe doelgroep worden. Wil hij dan het project goed communiceren zodat mensen weten waar ze terecht kunnen als ze bijzondere bijstand nodig hebben? Kunnen we ervoor zorgen dat iedereen de regelingen kent? Wethouder Bakker: Met zo’n project moeten we natuurlijk de doelgroep zien te bereiken. Er hoort altijd communicatie bij, maar dat is niet heel gemakkelijk. Ik kom daar vast nog op terug bij een volgend onderwerp. De genoemde doelgroep is niet eenvoudig te vinden. Het is nu wel iets gemakkelijker geworden nu we de mensen thuis bezoeken als er bredere problematiek heerst in een gezin, waar armoede deel van uitmaakt. Vanuit de inkomenssituatie kennen we ze echter niet. Als na invoering van de nieuwe elementen blijkt dat bepaalde zaken niet goed gaan, zullen we het beleid uiteraard tussentijds bijstellen. Dat hebben we de afgelopen periode ook gedaan. Maar een hele evaluatie is een grote kluif. Dat is een te grote aanslag op de beleidscapaciteit. Mevrouw De Bruijn: Ik ben blij met het antwoord dat de wethouder in ieder geval bereid is om na een jaar te kijken of er zaken boven water zijn gekomen en dat in onderzoek te Notulen raadsvergadering 2 april 2015
11
nemen. Ik dank hem hiervoor. Wij gaan kijken wat wij kunnen doen en komen er te zijner tijd op terug. De heer Van Well: We hebben in de commissie technische vragen gesteld. Onze vraag ging over een alleenstaande ouder met twee kinderen op de basisschool met een uitkering op bijstandsniveau. Welke aanvullende voorzieningen uit het scala aan voorzieningen die vanavond voorliggen, krijgt iemand als het gehele inkomen van de ouder wordt bekeken? We hebben een heel gedetailleerde opsomming ontvangen, behoudens de posten die eventueel worden kwijtgescholden. Dat komt uit op een bedrag van € 2143 netto. Ik hoor mevrouw De Bruijn net zeggen dat de vrouw in haar voorbeeld hier ruimschoots onder zit. Hoe kan het zijn dat er zo’n grote discrepantie is tussen wat ze zou kunnen hebben en wat ze heeft? Heeft de wethouder daar een indicatie voor? Hebben mensen recht op zaken die ze niet aanvragen? De voorzitter: Een kort antwoord graag, want het gaat erg richting het concrete niveau van de commissiebehandeling. Wethouder Bakker: Het is een interessante vraag en iets wat me bezighoudt. U hebt de opsomming gezien, maar het is een vrij exceptionele situatie. Als je alles cumuleert, kom je op een aanzienlijk inkomen, waarbij de grondslag voor het toekennen van een toelage altijd de bijstandsuitkering is. Je kunt je afvragen of een armoedebestrijdingsmaatregel altijd op die manier toegekend moet worden. Het wordt immers een stapeling van toelagen. Dat is ook een van de negatieve prikkels om vanuit een uitkering terug te gaan naar een werkzaam leven. Als veel toelagen daardoor wegvallen, ontstaat een armoedeval. We moeten voorkomen dat mensen geen enkele motivatie meer zien om aan de slag te gaan. De heer Van Well: Ik ben content met het antwoord, maar vanavond spreken wij over een scala aan voorzieningen die we treffen om armoede te bestrijden. We willen niet de commissievergadering overdoen, maar ik hoor een groot verschil. We hebben nu de mogelijkheid om te horen waarom wij zo veel regelen en er blijkbaar zo weinig van in de praktijk terechtkomt. Daarom vraag ik ernaar. De voorzitter: Dank voor uw uitleg. Ik sluit het debat hiermee af. Motie vreemd aan de orde over huishoudelijke hulp De heer Tiemstra: Voorzitter, geacht college en overige aanwezigen. De situatie die in Waalwijk is ontstaan na het raadsbesluit van 18 september 2014 waarbij een raadsmeerderheid heeft besloten dat eenvoudige schoonmaakondersteuning wordt gezien als algemene voorziening, dwingt ons om de zaak vanavond opnieuw aan de orde te stellen. Het is u genoegzaam bekend dat de SGP-fractie evenals enkele andere fracties, consequent bezwaar heeft gemaakt tegen de lijn die door het college in dezen wordt gevolgd. De ontwikkelingen binnen en buiten onze gemeente stemmen ons tot nadenken en tot handelen. Daarom staan we vanavond andermaal hier. Het raadsbesluit heeft onder degenen die er rechtstreeks door worden geraakt, tot een groot aantal bezwaren geleid. Het laat zich raden dat wij de procedure op de voet hebben gevolgd. Mede op ons aandringen is het college met nieuws naar buiten getreden, naar aanleiding van de behandeling van de eerste groep bezwaren door de commissie Bezwaarschriften. Uit de eerste tien aangeboden zaken is het de commissie gebleken dat het college niet heeft onderzocht of het aanmerken van de eerste drie uur hulp per week als een algemene voorziening passend is. Ook is geen aanwijzing gevonden dat onderzocht is of de hardheidsclausule toegepast zou moeten worden. De bezwaren zijn daarom gegrond verklaard en het omstreden besluit wordt herroepen, althans voor degenen die bezwaar hebben ingediend.
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
12
Dit brengt ons tot de volgende vragen: - Is het realistisch om te veronderstellen dat huishoudelijke hulp als een algemene voorziening mag worden beschouwd? De jurisprudentie bouwt zich op. In verschillende rechtszaken heeft de voorzieningenrechter uitgesproken dat stopzetten niet is toegestaan zonder naar de individuele situatie te kijken. - Is het niet fair om, als alle bezwaarschriften gegrond worden verklaard, de grote groep die geen bezwaar heeft gemaakt ook in een nader onderzoek te betrekken? Doen wij deze groep niet tekort? Waarom zou hun situatie ook niet onderzocht moeten worden? Zou hier ook niet het gelijkheidsbeginsel moeten gelden? Wat zou er gebeuren als mensen uit deze groep ook de gang naar de voorzieningenrechter zouden maken? - Is het fair om te stellen dat keukentafelgesprekken, gesprekken die moeten worden gevoerd en bedoeld zijn om de situatie van de hulpbehoevende in kaart te brengen, niet gevoerd moeten worden vanwege de hoge kosten? Het is tevens de vraag hoe de kosten zijn. Ze lopen per gemeente sterk uiteen. Daarnaast zijn wij zorgvuldige uitvoering van de wet verplicht en het besluit inzake huishoudelijke hulp moet juist gebaseerd zijn op de bevindingen uit het individuele gesprek en onderzoek. In Waalwijk hebben wij dat niet goed gedaan. - Mag een keukentafelgesprek een slechtnieuwsgesprek zijn of moet er meer mogelijk zijn? Tijdens het keukentafelgesprek komt de specifieke situatie van de burger uitgebreid aan bod. Burgers kunnen zich door anderen laten ondersteunen. Een gesprek aan de keukentafel geeft letterlijk een beeld van de thuissituatie. Zo’n gesprek vraagt om voorbereiding. De VNG heeft zelfs een handreiking voor deze gesprekken gedaan. - Wat verdient meer respect: koppig vasthouden aan een ingezette lijn of onder ogen zien wat er om ons heen gebeurt en de moed hebben om het beleid bij te stellen? Neemt u van ons aan: dit laatste is aan de samenleving uit te leggen. Aan dit dossier zitten zowel juridische als morele aspecten. Dat er iets moet en kan gebeuren, is duidelijk. Om die reden heeft de SGP drie weken geleden een conceptmotie rondgestuurd met als uitgangspunt dat alle beschikkingen worden ingetrokken en ieder een nader onderzoek krijgt. Dit is in de geest van de Wmo 2015. Het vraagt tijd. Daarom dienen de uitkomsten van de gesprekken uitwerking te krijgen vanaf 1 januari 2016. Ook sluiten wij niet uit dat in Waalwijk het beleid moet worden geherformuleerd, gelet op de zich ontwikkelende jurisprudentie. Daar kunnen en mogen we de ogen niet voor sluiten. We willen het college daarom opdragen om ons actief te informeren over de ontwikkelingen en indien nodig met voorstellen te komen voor bijstelling van het beleid. Het is bijzonder wat er vervolgens gebeurde. Ook de coalitiepartijen hebben wij uiteraard bij ons voornemen betrokken. Dat geeft een paar mogelijkheden. De eerste is dat de coalitie het voorstel niet steunt en achterover leunt. De tweede is dat de coalitie het voorstel steunt en dat laat weten. De derde is dat de coalitie naar aanleiding van de aangekondigde motie vergadert en vervolgens met een eigen voorstel komt. Het laatste is gebeurd. Als wij met ons voorstel de plank misslaan, had de coalitie achterover kunnen leunen en het kunnen afschieten. Dat doet ze niet. Voluit steunen ligt daarentegen politiek gevoelig. Daarbij wil ik nadrukkelijk zeggen dat het ons niet gaat om het aanpakken van de wethouder. Het gaat hooguit om de aanpak van de wethouder. Onze indringende opmerking is de volgende. Sluit de ogen niet voor wat er gebeurt. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald. Als we op deze weg doorgaan, ons voorstel terzijde wordt gelegd en de meervoudige kamer straks uitspreekt dat de weg die wij bewandelen geen begaanbare is, hebben we een serieus politiek probleem. Op dit moment, ons inziens, nog niet. Het voorstel van de coalitie waarin een duidelijke tweedeling zichtbaar is tussen de groep die bezwaar heeft ingediend en de groep die dat niet heeft gedaan, steunen wij niet. De coalitie wenst bovendien vast te houden aan het uitgangspunt dat eenvoudige schoonNotulen raadsvergadering 2 april 2015
13
maakhulp tot drie uur per week een algemene voorziening is. Ook dat steunen wij niet. Waarom heeft de coalitie ons niet uitgenodigd voor een gesprek om te kijken wat haalbaar is en om te bespreken wat wij willen? Zou de coalitie ook met een voorstel gekomen zijn als wij geen motie hadden voorgelegd? We wagen het te betwijfelen. Is de coalitie eensgezind in haar opstelling of zijn er achter de schermen al toezeggingen gedaan? Zijn de fracties eensgezind? Op grond van individuele contacten wagen wij dit te betwijfelen. We zullen zien hoeveel moed ieder raadslid heeft om zich uit te spreken als het op stemming aankomt. Als de motie in stemming wordt gebracht, dient eenieder te bedenken dat hij stemt zonder last, zoals dat in de Grondwet is opgenomen. Stemmen zonder last betekent dat een volksvertegenwoordiger zich bij een stemming niet mag laten opdragen om een bepaald standpunt in te nemen. De vertegenwoordiger moet op basis van eigen inzicht en overtuiging een oordeel vellen. Bedenk daarbij waarom de kiezer op u heeft gestemd en bedenk waarom hij in de toekomst weer op u zou moeten stemmen. U dient uw overtuiging te volgen. Wij doen dat ook. Ik eindig mijn bijdrage met enkele citaten van staatssecretaris Van Rijn. Ik citeer uit een brief van februari 2015. “indien een college het op basis van de Wmo 2015 verplichte onderzoek in vervolg op een melding niet zorgvuldig uitvoert, heeft de cliënt het recht de gemeente hierop aan te spreken, zo nodig in bezwaar en beroep. Bij een onzorgvuldige uitvoering van de wet en het lokale beleid is het primair aan de gemeenteraad het college hierop in lijn met de horizontale verantwoording aan te spreken. Mocht mij blijken dat er sprake is van meer dan incidentele, ernstige tekortkomingen in de uitvoering van de wet Wmo 2015 door een gemeente en de gemeenteraad zijn verantwoordelijkheid hierin niet neemt, heb ik de bevoegdheid om te interveniëren volgens de stappen van de interventieladder van bestuurlijk toezicht.” Zo ver moet het niet komen en dat hoeft ook niet. Nogmaals: naast het juridische kader geldt ook ons morele kompas in de uitgangspunten van zorgvuldigheid, rechtvaardigheid en voorzichtigheid waaraan wij invulling wensen te geven. Tot besluit overhandig ik de aangekondigde motie, mede-ingediend door de fracties van GroenLinksaf, PvdA en D66. De voorzitter: De motie luidt als volgt. MOTIE De raad van de gemeente Waalwijk in vergadering bijeen d.d. 2 april 2015 De Raad, gehoord de beraadslaging, constaterende dat: • de raad op 18 september 2014 heeft besloten dat een eenvoudige schoonmaakondersteuning tot drie uur per week vanaf 1 januari 2015 wordt beschouwd als een algemene voorziening; • de door het college op 23 september 2014 vastgestelde Besluit voorziening maatschappelijke ondersteuning op 24 september 2014 in werking is getreden; • het college alle beschikkingen op 26 september 2014 heeft verzonden; • het college heeft bepaald dat de voorziening een maatwerkvoorziening is voor wat betreft de uren na de eerste drie uur en/of wanneer een persoon aangewezen is op een zwaardere variant van huishoudelijke hulp, omdat deze niet in staat is het eigen huishouden te sturen en te overzien (HbH2); • de raad in zijn vergadering van 13 november besloten heeft de datum van het aanmerken van een algemene voorziening te verlengen tot 1 mei a.s.; Notulen raadsvergadering 2 april 2015
14
• in totaal 234 bezwaarschiften zijn ingediend; • de commissie bezwaarschriften van oordeel is dat de hulp bij het huishouden op basis van de Wmo 2007 in beginsel kan worden beëindigd; • de commissie van oordeel is dat daartoe in beginsel slechts aanleiding is indien er iets is gewijzigd, waarbij vooral te denken valt aan omstandigheden, waarin betrokkene verkeert; • de commissie zich op het standpunt stelt dat een categoriale stopzetting, die dus alle Wmo-gerechtigde inwoners van de gemeente treft en die wordt ingegeven door gewijzigd beleid zonder dat – na deugdelijk onderzoek – rekening wordt gehouden met die persoonlijke omstandigheden, niet mogelijk is; • de commissie bovendien vaststelt dat de verwijzing naar bijzondere bijstand niet terecht is, omdat niet het college maar de bestuursorganen van Baanbrekers hierover een beslissing moet nemen; • daarnaast de commissie vaststelt dat de uitvoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) een geheel ander toetsingskader kent dan de Wmo en mitsdien de verwijzing naar bijzondere bijstand beter achterwege kan worden gelaten; • het college op basis van het advies van de commissie bezwaarschiften besloten heeft alle ontvankelijk verklaarde bezwaarschiften gegrond te verklaren en de bestreden besluiten te herroepen, waardoor de genomen beschikkingen waartegen bezwaar is ingediend komen te vervallen en het college na een deugdelijk onderzoek per individueel geval volgens de regels van de Wmo 2015 opnieuw een besluit dient te nemen; • inmiddels een rechtelijke uitspraak is gedaan, waarbij de rechter van oordeel is dat bij de beoordeling van de vraag of de voorziening algemeen gebruikelijk is moet worden bezien of de voorziening ook voor betrokkene algemeen gebruikelijk is en dienen de individuele omstandigheden van verzoeker te worden meegewogen, waardoor de eerste drie uur niet à priori als een algemene voorziening kunnen worden beschouwd. overwegende dat: • het college met dit generieke besluit erkent dat alle op 26 september 2014 verzonden beschikkingen niet op een deugdelijke manier tot stand zijn gekomen; • gegeven deze omstandigheid uit het oogpunt van behoorlijk bestuur, zorgvuldig handelen naar onze inwoners én rechtsgelijkheid niet alleen de beschikkingen op bezwaar dienen te worden ingetrokken/vervallen maar alle op 26 september 2014 verzonden beschikkingen en alle betrokkenen individueel moeten worden beoordeeld volgens de regels van de Wmo 2015. • de staatssecretaris recentelijk besloten heeft tijdelijk de eigen bijdrage voor het gebruik van de Huishoudelijke Hulp Toelage te verlagen tot € 5 per uur; • dit besluit meegenomen moet worden bij de beoordeling of inwoners hier een beroep op kunnen doen; is van mening dat: • deze beoordeling veel tijd in beslag neemt en om deze reden uitstel van invoering van de maatregel tot 1 januari 2016 noodzakelijk is; • om deze reden de eerste drie uur eenvoudige schoonmaakondersteuning niet voor 1 januari 2016 kan worden beëindigd en de extra kosten worden gedekt uit de te verwachten overschotten Wmo. draagt het college op: 1. alle op 26 september 2014 genomen beschikkingen in te trekken, opnieuw in behandeling te nemen en pas na een nader onderzoek per individueel geval te beoordelen volgens de regels van de Wmo 2015 in te laten gaan op 1 januari 2016 en hierbij ook de mogelijkheden van die de Huishoudelijke Hulp Toelage biedt te betrekken; 2. de financiële gevolgen van de uitvoering van deze motie te verwerken in het najaarsbericht;
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
15
3. gezien de inmiddels ontwikkelde en nog te ontwikkelen jurisprudentie met betrekking tot de huishoudelijke hulp de raad actief te informeren over de deugdelijkheid van het door de raad vastgestelde beleid met betrekking tot de huishoudelijke hulp en – indien nodig – met voorstellen te komen tot bijstelling van het beleid, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: De motie is ondertekend door de fracties van SGP, GroenLinksaf, PvdA en D66. De heer Kuijten: Ik heb begrip voor het standpunt van de heer Tiemstra en voor zijn stellingname. Iedereen mag dat doen in deze raadzaal zoals hem goeddunkt. Hij maakte echter de opmerking dat er een politiek probleem zou ontstaan als de coalitie zijn voorstel niet zou steunen. Kan hij dat nader toelichten? Bovendien zei hij dat hij uit individuele gesprekken en krachten en klachten vanuit de fracties heeft vernomen dat de fracties niet op één lijn zitten. Waarop baseert hij dat? Ik vind dat stemmingmakerij en zeer suggestief. De heer Tiemstra: Wil de heer Kuijten dat ik zijn vragen beantwoord, want hij loopt al weg? Ik zou zeggen, blijf even staan. De heer Kuijten: Dat maak ik zelf uit, mijnheer Tiemstra. De heer Tiemstra: Het waren heel wat woorden, maar ik moet even zoeken om de vraag eruit te destilleren. Ik ben altijd jaloers op de woordkeus van de heer Kuijten, maar op zijn argumenten wat minder. Gevraagd wordt waarom er een politiek probleem zou ontstaan als de coalitie mijn voorstel niet steunt. De heer Kuijten: Ja, dat is uw opmerking geweest. U zei dat er een politiek probleem ontstaat als de coalitie niet op één lijn zit. De heer Tiemstra: Ik heb in mijn bijdrage aangegeven dat er op dit moment geen politiek probleem is. Stel echter dat de uitspraken van de verschillende voorzieningenrechters worden overgenomen door de meervoudige kamer en dat uit de uitspraak blijkt dat het beleid van Waalwijk als verkeerd wordt beoordeeld: dán hebben we een politiek probleem met elkaar. Ten tweede: u informeert naar wat ik zei over de individuele, persoonlijke contacten die wij als raadsleden met elkaar hebben. Met uw welnemen: ik heb contact met raadsleden binnen en buiten de coalitie. Ze zijn me allemaal even lief, ook u, mijnheer Kuijten. Op een gegeven moment hoorde ik hoe er over het onderwerp huishoudelijke hulp wordt gedacht. Mijn stellige indruk is dat hier divers over gedacht wordt. Dat heb ik mijn bijdrage verwerkt, omdat het een gegeven is dat er mijns inziens toe doet. Daarom benoemde ik het. De heer Kuijten: Dan heeft de heer Tiemstra meer informatie dan ik. Ik heb ook contacten met individuele leden van diverse fracties. Bij mij zijn die geluiden niet bekend. Straks zal blijken dat het ongelijk aan uw kant is. De heer Tiemstra: Dat de heer Kuijten als vrijwel coalitieleider over minder informatie beschikt dan ik, geeft te denken. De heer Kuijten: Het zal straks blijken bij de stemming. De heer Tiemstra: Dat denk ik niet. Als er inderdaad sprake is van dwang en dat men niet zonder last stemt …
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
16
De heer Kuijten: Wij spreken zonder last, maar u weet ook dat in de Gemeentewet staat dat men ruggenspraak pleegt. Er is niets op tegen om met ruggenspraak met elkaar te overleggen. De heer Tiemstra: Ik maak er bezwaar tegen dat de heer Kuijten mij steeds in de rede valt, terwijl ik een antwoord aan het formuleren ben. De voorzitter: Ik denk dat het goed gaat. Soms kan het in de felheid zo zijn dat men elkaar interrumpeert. Dat hebt u ook wel eens. U hebt nu nog alle gelegenheid om te reageren. De heer Tiemstra: Ik wilde de heer Kuijten het volgende zeggen. Stel dat de stemming straks uitpakt zoals ik verwacht. Er komt nog een motie van de coalitie. Stel dat iedereen voorstemt, dan is dat nog geen ondersteunend bewijs dat er zonder last of ruggenspraak gestemd is. Ik heb geprobeerd aan te geven dat een stemming op een bepaalde manier tot stand kan komen. Wat de heer Kuijten zegt, ontkracht mijn uitspraak en mijn argument niet. De heer Kuijten: U moet weten dat ruggenspraak volgens de Gemeentewet is toegestaan. Het is ook heel juist. Ik vind uw opmerking zeer suggestief. Daar blijf ik bij. De heer Tiemstra: Daar neem ik kennis van. Ik hoop dat u ook kennisneemt van wat ik zojuist gezegd heb. De heer Van Hamond: Je moet inderdaad ruggenspraak houden als je een grote fractie hebt. In een eenmansfractie is moeders wil wet. Wij hebben een fractie van negen man en moeten bewust overleggen over de vraag wat het beste is voor de inwoners van Waalwijk. Dat u dat anders interpreteert, is uw verantwoordelijkheid. Mijn verantwoordelijkheid is dat mijn fractie openlijk discussieert en dat alle leden zelf een beslissing nemen. Wij proberen echter altijd om een gelijkluidend antwoord te hebben. De heer Tiemstra: Moeders wil is wet geldt voor mij alleen thuis. Hier volg ik mijn overtuiging. De heer Van Dongen: Voorzitter. De heer Tiemstra gaf al aan dat hij verwacht dat door de coalitie een motie zal worden ingediend. Hij suggereerde even dat deze wordt ingediend omdat de SGP een motie zou indienen. Het concept is inderdaad al enige tijd geleden voorgelegd. Ik kan stellen dat mijn fractie zeer geïnteresseerd was in het verloop van de bezwaarprocedures. Daar hebben wij ook naar gevraagd. Op basis van de informatie die we hierover kregen, hebben wij onszelf terdege de vraag gesteld hoe het verder moet in deze procedure. Daar is niet licht over gedacht binnen de fracties van de coalities. De motie die ik zal indienen, is ondertekend door alle coalitiepartners. Hoe er straks gestemd gaat worden, laat ik aan alle individuele leden. Voor mijn fractie kan ik bevestigen dat geen enkele last aan wie dan ook is opgelegd. De fracties van LokaalBelang, VVD, CDA en ChristenUnie dienen over hetzelfde onderwerp, de bezuinigingsmaatregelen van de Wmo, een motie in. De aanleiding is niet anders dan die van de SGP. In de brief van 3 maart 2015 vermeldt het college dat het bezwaar op de korting van huishoudelijke hulp gegrond is verklaard en dat het conform het advies van de commissie in de gevallen van gegrond verklaarde bezwaren tot nader onderzoek zal overgaan, volgens de regels van de Wmo. Dit houdt in dat een volledige beoordeling zal plaatsvinden volgens de procedures en uitgangspunten van de brede toegang. De vraag waarmee wij zijn blijven zitten, is wat het college gaat doen met de groep van circa 750 personen die geen bezwaar hebben gemaakt en voor wie de procedure, juridisch gesproken, is beëindigd. Anders dan het college zijn wij van mening dat Notulen raadsvergadering 2 april 2015
17
deze loutere constatering te kort door de bocht is. We hebben daarom bekeken welke oplossing we kunnen vinden voor de ontstane situatie. Voor ons ging het erom dat de uitgangspunten die wij vorig jaar hebben vastgesteld, onverkort van toepassing blijven. Met andere woorden: vanaf 1 mei 2015 zullen wij de eerste drie uren huishoudelijke hulp aanmerken als algemene voorziening die voor eigen rekening komt. Tegelijkertijd hebben we vorig jaar uitgesproken dat een oplossing gevonden moest worden voor degenen die hierdoor in de financiële problemen zouden komen. Die oplossing is gelegen in de bijzondere bijstand en de hardheidsclausule. Deze uitgangspunten blijven voor ons onverkort leidend in de individuele beoordeling die nu voor de groep bezwaarmakers staat te gebeuren. Wat er uit de individuele gesprekken en de daarop volgende beschikkingen komt en in hoeverre die uitgangspunten worden gematerialiseerd, kan nu nog niet worden bepaald. Ook dat vergt een zware en langdurige procedure. We kunnen ook niet op voorhand zeggen dat de groep bezwaarmakers per saldo altijd beter uitkomt. We weten immers nog niet hoe die brede beoordeling eruit gaat zien. Voor de groep nietbezwaarmakers ligt het anders. Voor hen is de drie-uurmaatregel een gegeven. Het besluit is onherroepelijk en daarmee vaststaand. Er bestaat twijfel of de minst draagkrachtigen in de afgelopen periode de mogelijkheden voor financiële compensatie via de bijzondere bijstand daadwerkelijk hebben benut. De wethouder heeft kort geleden cijfers overhandigd waaruit blijkt dat het aantal gevallen dat een beroep wordt gedaan op de bijzondere bijstand tot op heden uiterst beperkt is geweest. Op grond van het tweede uitgangspunt, de financiële verzachting, stellen wij in de motie voor om, parallel aan de Wmo-gesprekken met de bezwaarmakers, ook het gesprek aan te gaan met niet-bezwaarmakers. Dit dient te gebeuren op basis van de enigszins verruimde beleidsregels. Ook met niet-bezwaarmakers volgen dus individuele gesprekken. Als uit die gesprekken blijkt dat de omstandigheden ten opzichte van vorig jaar zijn veranderd, dan kan daarin aanleiding gevonden worden om alsnog een Wmoonderzoek nieuwe stijl te doen. Daar zal dan een nieuwe aanvraag voor worden ingediend. Er blijft dus een verschil tussen de groep die bezwaar heeft gemaakt en de groep die dat niet heeft gedaan. Dat is in de kern het verschil met de motie van de SGP. De heer Tiemstra zegt immers dat iedereen op dezelfde manier behandeld moet worden. Wij vinden dat er verschil is en wij vinden dit een te rechtvaardigen verschil. Voor de bezwaarmakers geldt dat zij op basis van de Wmo-toets 2015 nog in het onzekere zijn over de toekenning van de vergoeding voor huishoudelijke hulp. Dat hangt af van de verdere procedure. Voor de niet-bezwaarmakers geldt de drie uur korting als gegeven, maar wordt dit voor de minst draagkrachtigen gecompenseerd. Dat was de doelstelling van het beleid dat wij vorig jaar raadsbreed hebben vastgesteld. Of je het maatschappelijk acceptabel vindt, is geen juridische afweging. Juridisch is het duidelijk: de besluiten die vorig jaar genomen zijn, zijn onherroepelijk. Het zou niet eens kunnen om de besluiten terug te draaien. Het gaat om een politieke afweging en daarin moeten wij onze eigen punten markeren. Wij wijzen de motie om alle negenhonderd gevallen aan een herbeoordeling Wmo 2015 te onderwerpen af, als zijnde niet praktisch en financieel onacceptabel. Het is juridisch onmogelijk en onwerkelijk. We komen namelijk in de situatie dat je de onherroepelijke intrekking opnieuw intrekt met als doel de intrekking mogelijk te maken. Ik denk niet dat er velen van de negenhonderd mensen die het betreft, in dat geval begrijpen waar de gemeente mee bezig is. Het zou overigens kunnen leiden tot nieuwe procedures, maar in ieder geval tot veel onbegrip. Dat willen wij de mensen niet aandoen. Wij lopen ook tegen de praktische onmogelijkheid aan om in relatief korte tijd negenhonderd gevallen opnieuw op een degelijke manier te toetsen. Dat is lastig. Het vergt veel tijd. Er zouden allerlei bureaus ingevlogen moeten worden om die onderzoeken uit te voeren. Dat zou ook leiden tot een enorm financieel bezwaar. Instemmen met het voorstel van de heer Tiemstra zou ertoe leiden dat we in ieder geval de financiële taakstelling van 1 miljoen voor 2015 niet zouden halen. Bovendien zouden er nog negenhonderd keukentafelgesprekken gevoerd moeten worden. Als die € 1000 per Notulen raadsvergadering 2 april 2015
18
stuk kosten, hebben we een tekort van bijna 2 miljoen. Zouden ze € 500 kosten, dan is dat nog steeds 0,5 miljoen, waardoor het tekort tot 1,5 miljoen oploopt. De financiële consequenties van de voorgestelde maatregel zijn dus zeer zwaar. Waar moeten we het geld vandaan halen? De belangrijkste overweging is wellicht de volgende. Het beleid wordt overeind gehouden, daarom is het interessant om te vernemen dat de commissie Bezwaarschriften het beleid als zodanig niet afkeurt. Het gaat om de wijze waarop je tot het beleid komt. Daar wordt vervolg aan gegeven. Voor ons geldt nog steeds het beleidsuitgangspunt dat de eerste drie uur huishoudelijke hulp een algemene voorziening is en zelf georganiseerd moet worden, met financiële compensatie als dat nodig is. Dat is de lijn van onze motie. De voorzitter: De motie luidt als volgt. MOTIE De raad van de gemeente Waalwijk in vergadering bijeen d.d. 2 april 2015 De Raad, gehoord de beraadslaging, constaterende dat: • op 18 september 2014 de raad besloten heeft een eenvoudige schoonmaakondersteuning tot drie uur per week vanaf 1 januari 2015 te beschouwen als een algemene voorziening; • 900 cliënten hierover op 26 september 2014 een beschikking hebben ontvangen; • op 13 november 2014 de raad besloten heeft de datum van het aanmerken van een algemene voorziening te verlengen tot 1 mei 2015; • 234 bezwaarschiften zijn ingediend; • het college op advies van de commissie bezwaarschiften besloten heeft alle ontvankelijk verklaarde bezwaarschiften (zijnde ca. 150) gegrond te verklaren, de eerder genomen besluiten te laten vervallen en na het onderzoek ingevolge de Wmo 2015 per geval een nieuw besluit te nemen. overwegende dat: • in de groep inwoners die geen bezwaar hebben gemaakt er zich een aantal bevindt die mogelijkerwijs recht hebben op een tegemoetkoming in de kosten van de eerste drie uur huishoudelijke hulp in het kader van de specifieke maatregel Bijzondere Bijstand voor huishoudelijke hulp (besluit 23-1-2015). • het toetsingskader voor bijzondere bijstand voor de huishoudelijke hulp een ruimere vermogensvrijstelling kent dan de reguliere verstrekking bijzondere bijstand (besluit Baanbrekers d.d. 23-1-2015) • het vermoeden bestaat dat, gelet op de momenteel nog geringe hoeveelheid aanvragen voor ondersteuning middels deze bijzondere bijstand, er een groep lijkt te bestaan die onvoldoende bekend is met de mogelijkheden van deze voorziening; • een actieve benadering derhalve gewenst is en bovendien in lijn is met een eerder besloten amendement.
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
19
draagt het college op: 1. de circa 750 cliënten die op 26 september 2014 een beschikking ontvingen en daartegen geen bezwaar gemaakt hebben, opnieuw te benaderen om hun persoonlijke situatie te onderzoeken en daarbij te kijken naar de mogelijkheden voor toekenning van bijzondere bijstand ter compensatie van de per 1 mei 2015 weggevallen eerste drie uren huishoudelijke hulp; 2. Daarbij ook vast te stellen of er dusdanige veranderingen in de situatie hebben plaatsgevonden die aanleiding kunnen zijn tot een breder onderzoek in het kader van de Wmo 2015; 3. hierbij als uitgangspunten te nemen: a. de Beleidsregels huishoudelijke hulp en bijzondere bijstand gemeente Waalwijk 2015 d.d. 23-1-2015 b. eenvoudige schoonmaakondersteuning tot drie uur per week te beschouwen als een algemene voorziening; c. de ingangsdatum vast te houden op 1 mei 2015; d. bij toekenning van bijzondere bijstand na 1 mei 2015 deze met terugwerkende kracht tot 1 mei 2015 te vergoeden; 4. het gestelde onder 1. en 2. en 3. helder te communiceren met de betrokkenen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: De motie is ondertekend door de fracties van CDA, VVD, LokaalBelang en ChristenUnie. De heer Ottens: Er ligt een heel helder advies van de commissie Bezwaarschriften. Daar waar de commissie normaliter weegt of binnen de bandbreedte van het vastgestelde beleid een zorgvuldige afweging is gemaakt tussen het individuele belang en de toepassing van de beleidsregels, is in dit geval iets opmerkelijks aan de hand. De commissie gaat in haar overwegingen ook in op het beleid zelf en toetst dat aan de bandbreedte die volgens de wet Wmo geoorloofd is. Daarbij komt ze tot de conclusie dat de eenvoudige huishoudelijke hulp niet als een algemene voorziening beschouwd mag worden, tenminste niet eerder dan dat een toetsing heeft plaatsgevonden van de individuele situatie. Toch blijft het CDA in zijn motie uitgaan van eenvoudige huishoudelijke hulp voor de eerste drie uur als algemene voorziening. Hoe kan de heer Van Dongen dat rijmen met de overweging die de commissie Bezwaarschriften heeft gemaakt? De heer Van Dongen geeft een aantal praktische overwegingen. Op het moment dat je alle beschikkingen zou intrekken en opnieuw een overweging moet maken van alle mensen, dus ook van hen die geen bezwaar hebben ingediend, leidt dat tot onbegrip. Je kunt erover van inzicht verschillen, maar wij vinden het beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. In het kader van het vorige onderwerp over armoedebestrijding zei de heer Van Dongen dat veel mensen de weg niet weten te vinden naar de voorzieningen. Dat kan ik niet helemaal rijmen met het standpunt dat over de huishoudelijke zorg wordt ingenomen. Ik hoor hier graag een reactie op. De heer Van Dongen: De toelichting op de Wmo laat duidelijk zien dat het mogelijk is om te verwijzen naar een algemene voorziening. Als je een algemene voorziening creeert, kan daar vervolgens naar verwezen worden en dan wordt er geen Wmo-toekenning afgegeven. De commissie zegt niet zozeer dat je geen algemeen gebruikelijke voorziening mag hebben, maar stelt dat je deze voorziening ook moet toetsen aan de concrete omstandigheden van het voorliggende geval. De commissie zegt dus niet dat het beleid niet deugt, maar het beleid moet individueel getoetst worden. De beleidslijn blijft dus overeind, maar moet per geval beoordeeld worden.
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
20
Het volgende punt is de kennis bij mensen die geen bezwaar hebben ingediend. Iedereen heeft zijn eigen redenen om al dan niet bezwaar te maken. Het kan zijn dat mensen de brief niet hebben gelezen of het niet hebben begrepen. Er kunnen ook mensen zijn die geen bezwaar maken omdat ze het ter principale niet oneens zijn met de wijziging. Er is echter een bepaalde onzekerheid. Om die reden stellen wij in de motie voor om ook met die groep contact op te nemen, de situatie voor te leggen en te vragen of zij hierdoor een financieel probleem hebben gekregen. Als dat zo is, wijst de gemeente op de mogelijkheden om dit op te lossen. De heer Ottens: Als dat zo is, begrijp ik de intentie van de motie niet. U geeft zelf aan dat de algemene voorziening pas na individuele toetsing mag worden toegewezen. Dat staat los van het feit of je bezwaar hebt ingediend. Daarin wordt het beleid getoetst aan de wettelijke uitgangspunten. Ik ben het volledig met het CDA eens: na de toetsing kan ook blijken dat er minder of helemaal geen uren worden toegekend. Daar is nu juist de toetsing voor bedoeld. Waarom houdt het CDA vast aan het uitgangspunt dat alleen degenen die een bezwaarschrift hebben ingediend alsnog worden getoetst? Natuurlijk kost het geld, maar dat het risico erin zat, wisten we toen we het besluit namen. Een ander besluit had mogelijk andere risico’s met zich meegebracht. Ik begrijp de intentie niet. De heer Van Dongen: Het is toch heel duidelijk wat wij met de motie uitspreken? Met de motie geven wij gehoor aan het advies van de commissie. Deze heeft gezegd dat je individueel zult moeten toetsen of het algemeen gebruik in het betreffende geval kan. Dat gaat gebeuren. De groep van niet-bezwaarmakers heeft – al dan niet bewust – geaccepteerd dat de eerste drie uur per 1 mei vervallen. Wij willen graag weten hoe die groep er precies uitziet en wat de individuele financiële omstandigheden zijn. Dat kan leiden tot een aanvullend beroep op de bijzondere bijstand, die overigens nog enigszins verruimd is voor dit doel. Als in de individuele gesprekken die er dan komen, maar die veel minder impact hebben dan de brede Wmo-gesprekken, blijkt dat in een gezinssituatie mogelijk financiële of andere problemen zich voordoen, dan kan in overleg met de cliënt gekeken worden of het verstandig is om een nieuwe Wmo-aanvraag in te dienen. Dan volgt opnieuw een brede beoordeling. De voorzitter: U begint wel veel te herhalen. De heer Tiemstra: Als op een gegeven moment alle ingediende bezwaren gegrond worden verklaard, is het dan niet erg cru om te zeggen dat het voor degenen die geen bezwaar hebben ingediend, een juridische werkelijkheid is en dat zij gewoon te maken hebben met de eerste drie uur huishoudelijke hulp als algemene voorziening? Hoe kijkt het CDA daartegenaan? De heer Van Dongen heeft gezegd dat het besluit onherroepelijk is. Welke juridische mogelijkheden zijn er voor de mensen die eerder geen bezwaar hebben ingediend en hiermee als het ware voor een gebrek aan assertiviteit gestraft dreigen te worden? Kunnen zij bijvoorbeeld nog naar de voorzieningenrechter of zijn er andere wegen? De heer Van Dongen noemde het niet praktisch en financieel onacceptabel om de keukentafelgesprekken met alle mensen te voeren. Praktisch is een kwestie van tijd. Bij het financiële argument werden twee bedragen genoemd, € 500 en € 1000. Hoe komt de heer Van Dongen aan deze bedragen? De voorzitter: Ik vind het prima als vraag 1 en vraag 3 beantwoord worden, maar vraag 2 niet. We zitten hier niet bij elkaar om les te krijgen in juridische zaken. De heer Tiemstra: Als alle bezwaarschriften gegrond zijn verklaard, is het dan niet erg cru om te zeggen dat die 750 mensen die geen bezwaar hebben ingediend, gewoon 3 uur huishoudelijke hulp als algemene voorziening krijgen? Is dat het signaal dat wij als raad van Waalwijk moeten afgeven?
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
21
De heer Van Dongen: Gevoelsmatig zou je de hele groep opnieuw moeten beoordelen. Dat was ook mijn eerste reactie. Maar we zitten nu eenmaal in de politieke arena en dan moet je altijd kijken wat de consequenties zijn. Ik heb gewezen op de financiële en organisatorische consequenties. Al ga je alle gevallen opnieuw beoordelen, het beleidsuitgangspunt blijft hetzelfde, dus zo veel schiet je er niet mee op. Het is alleen veel bureaucratisch gedoe. De bedragen die ik noemde, zijn een schatting. Ik heb van de wethouder vernomen dat de kosten van een keukentafelgesprek circa € 500 bedragen. Ik vind dat zelf een heel voorzichtige raming. Als je weet wat er allemaal bij komt kijken aan cliëntondersteuning, onderzoek, en een verslag maken. Je zit zo aan een aantal uren werk vanuit verschillende disciplines. Die € 500 lijkt mij dan een voorzichtige schatting. Ik wil niet zeggen dat het € 1000 kost, maar ik denk wel dat het meer dan € 500 kost. Als je duizend gevallen moet toetsen, kost het dus € 500.000 of meer. Dat komt nog bovenop het feit dat we dit jaar een bezuinigingsopdracht hebben. Ook daar heeft de raad voor getekend. De heer Tiemstra: Ik denk dat dit vooral een kwestie is van financiële dekking zoeken. We hebben al de verwachte Wmo-overschotten genoemd als dekking. We zouden ook de algemene reserve kunnen aanspreken. Dat wil ik nu nog niet doen. In de gemeente Apeldoorn worden voor 4300 mensen keukentafelgesprekken georganiseerd en dat kost € 500.000. Dat komt op iets meer dan € 100 per gesprek. De gemeente Nijkerk noemt 600 gesprekken voor € 70.000. Dat is ook iets meer dan € 100 per gesprek. Daarom denk ik dat de schatting van de heer Van Dongen aan de hoge kant is, wat de discussie negatief kan beïnvloeden. De heer Van Dongen: Ik weet natuurlijk niet hoe de gemeente Apeldoorn de toegang heeft ingericht. In Waalwijk is gekozen om niet individueel, maar meteen per gezin te bekijken wat er vanuit de Participatiewet en de Jeugdwet gedaan kan worden. Dat is dus een heel brede aanpak. Ik weet niet hoeveel breder het is dan in Apeldoorn. De heer Tiemstra: Er is duidelijk door een aantal voorzieningenrechters uitgesproken dat er gekeken moet worden naar individuele omstandigheden. Wat dat kost, kost het. In feite had de gemeente het al moeten doen. Het tweede punt betreft de uitvoering. De heer Van Dongen noemt twee zaken die hij wil beoordelen: het financiële en de zorg. De gemeente speelt hierin een rol en Baanbrekers. Als het gaat om inkomen en vermogen, dan moet men bij Baanbrekers zijn. Gaat het om zorg, dan komt men bij de gemeente. Stel dat de motie van het CDA wordt aangenomen, hoe zou dat dan in de praktijk uitwerken? Of rammelt het hier een beetje? De heer Van Dongen: Ik denk niet dat het rammelt. Als de motie wordt aangenomen, is het vervolgens zaak om op adequate wijze uitvoering te geven aan de inhoud ervan. Je zult ook tot een individuele beoordeling van de niet-bezwaarmakers moeten komen, maar dan alleen op het niveau van de bijzondere bijstand. Als in zo’n gesprek geoordeeld wordt dat er meer problemen spelen, dan wordt het traject gevolgd dat nodig is in het kader van de Wmo. Daarvoor hebben wij ons fiat al eerder gegeven. De heer Tiemstra: Als de keukentafelgesprekken worden gevoerd bij de mensen thuis, ontstaat een duidelijk beeld van de omstandigheden waarin de hulpbehoevende zich bevindt. Als dit betekent dat het voor een enkeling minder positief uitpakt en hij minder hulp krijgt, dan is dat vervelend voor hem, maar dan bereiken we in ieder geval dat de gehele groep van negenhonderd mensen op een rechtvaardige manier behandeld wordt. Als dit voor de meesten een plus geeft en voor een enkeling een minnetje, dan zij dat zo. Ik denk dat het CDA ook staat voor een rechtvaardige verdeling. Als ik het mis heb, mag de heer Van Dongen mij corrigeren.
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
22
De heer Van Dongen: Ja, maar de vraag wat een rechtvaardige verdeling is, hebben wij vorig jaar september al beantwoord. Toen hebben we afgesproken dat vanaf 1 mei de eerste drie uur voor eigen rekening zijn. Dat is het beleid. Dat beleid wordt door de commissie, noch door het college teruggedraaid. Integendeel, in die lijn gaan we de gesprekken voeren. De heer Tiemstra: Wat wordt het standpunt van het CDA als de meervoudige kamer uitspreekt dat het beleid dat Waalwijk op dit moment voert, niet kan? De heer Van Dongen: We zijn nu in de fase van de commissieadvisering. Het college neemt het advies over en zegt dat het 150 individuele gesprekken gaat voeren. Ik sluit niet uit dat die gesprekken leiden tot een beschikking die iemand aanvecht bij de rechter. Dan komt er weer een commissie en uiteindelijk komt het bij de bestuursrechter in Breda. Daar kan de gemeente ook weer tegenin gaan en naar de Centrale Raad van Beroep gaan. Dan ben je een aantal stappen verder. Als er een oordeel van de hoogste rechter zou komen over het beleid en hij stelt dat de verordening van de gemeente Waalwijk in strijd is met de Wmo, hebben wij een totaal nieuwe situatie. De heer Tiemstra noemt die situatie politiek, heb ik begrepen. De voorzitter: Daarmee beëindigen we deze interruptie. De heer Van Veelen: Voorzitter. Wij danken de SGP ervoor dat zij de motie tijdig indiende. Hierdoor konden wij de voor- en nadelen goed op een rijtje zetten. We hebben er goed over nagedacht en een afweging gemaakt. Wij kwamen tot de conclusie dat er te veel problemen zijn om de invoering van de nieuwe maatregel uit te stellen tot 1 januari. Wij zijn niet per se tegen uitstel. Dat hebben we als coalitie eerder laten zien door de wijziging uit te stellen tot 1 mei. Het is dus niet zo dat wij bij voorbaat geen uitstel willen. Bij onze afweging zagen wij dat een aantal zaken problemen veroorzaken. Een ervan heeft de heer Van Dongen al genoemd. Als je alle beschikkingen wilt intrekken, zul je ook nieuwe beschikkingen moeten afgeven. We zitten nu in april. We zouden daarna met negenhonderd mensen een keukentafelgesprek moeten voeren. Als je behoorlijk bestuur wilt hebben, zou je drie maanden voor het einde van het jaar de beschikkingen moeten versturen, zodat de nieuwe beschikking in het nieuwe jaar kan ingaan. Alle gesprekken moeten dus tussen mei en september plaatsvinden. Dat is een aardige klus die ons eigen ambtelijk apparaat niet aankan. We zullen een bureau moeten inhuren en dat is altijd duurder. Er zullen flinke kosten aan verbonden zijn. Die kun je netjes dekken uit de begrote overschotten uit de Wmo, maar zijn ze daarvoor bedoeld? Willen we alleen de boel regelen en het geld besteden aan allerlei theoretische zaken die we aankaarten of willen we het besteden aan de werkelijke zorg? Het tweede punt is dat er weer onzekerheid gaat ontstaan. Iedereen heeft te horen gekregen dat de zorg per 1 mei ophoudt. Nu gaan we weer zeggen dat het niet gaat lukken en dat het per 1 januari 2016 ingaat. Het is mogelijk dat daarna het oude regime alsnog ingaat, dus de eerste drie uur als algemene voorziening. Dezelfde situatie zou ontstaan als nu per 1 mei ontstaat. Kortom: het levert alleen maar uitstel op en daardoor onduidelijkheid en onzekerheid. Ik denk dat duidelijkheid juist een van de belangrijkste zaken is op dit moment. Een derde punt is dat de gerechtelijke uitspraak in veel gevallen voorlopig is. Bovendien zijn ze gedaan door een voorzieningenrechter. De uitspraak is ook niet zo duidelijk. Ik hoorde straks zeggen dat het een overduidelijke uitspraak is, maar er staat bijvoorbeeld dat er niet op voorhand van uitgegaan wordt dat het zo kan. Dat is een dusdanige formulering dat ze nog geen uitsluitsel geeft. Het is dus maar de vraag of het straks toch niet blijkt te kunnen. De uitspraken zijn dus niet zo duidelijk dat je nu met zekerheid moet stellen dat het niet kan en dat we iets anders moeten verzinnen. Notulen raadsvergadering 2 april 2015
23
Het vierde punt is iets wat de heer Ottens ook aangaf. Waar gaat het nu over? Als we met iedereen opnieuw een gesprek aangaan, betekent dit dat iedereen volgens de Wmo 2015 opnieuw beoordeeld wordt. Veel mensen zullen slechter af zijn. De herbeoordeling zal in het algemeen vooral negatieve effecten hebben, omdat ervan uitgegaan wordt dat de algemene voorziening blijft bestaan. Ook bij de herbeoordeling is dat het uitgangspunt. Er kan dus alleen iets vanaf gaan, in plaats van er bijkomen. Het laatste punt dat ik wil noemen, is dat wij met de motie van de coalitie willen zeggen dat we alle mensen die geen bezwaar hebben ingediend, willen bellen om te vragen of zij bekend zijn met de regelingen die de gemeente heeft. Als het door onbekendheid komt dat zij geen aanvraag hebben gedaan, vragen wij of ze iets nodig hebben. Daarmee helpen we de mensen alsnog, zonder dat zij het risico lopen dat zij een slechtere beoordeling krijgen. Die vijf punten vind ik het belangrijkste en nopen ons ertoe dat wij niet zullen instemmen met de motie van de SGP en wel met die van de coalitie. Mevrouw Ruygt: De heer Van Veelen zegt dat de gemeente alle mensen gaat bellen. Heeft hij daar ook een prijskaartje aan gehangen? Over menselijkheid hoor ik namelijk niets, ik hoor alleen maar van alles over prijskaartjes. Aan honderden mensen bellen hangt ook een prijskaartje. De heer Van Veelen: Daar hangt zeker een prijskaartje aan. Maar het gaat om een aantal mensen die thuis gesprekken moeten voeren en daar verslagen over moeten schrijven, of wat gemeenteambtenaren die een telefoontje moeten plegen. Hoe lang dat telefoontje gaat duren, is afhankelijk van de informatie die mensen nodig hebben. Ik denk dat een telefoontje honderd keer goedkoper is dan een keukentafelgesprek. Mevrouw Ruygt: Misschien kunt u dat nog eens voor ons uitrekenen, dan hebben we alle cijfertjes. De heer Tiemstra: De heer Van Veelen begon zijn betoog met de opmerking dat er te veel problemen zijn om de invoering uit te stellen tot 1 januari 2016. Hoe zijn deze problemen tot stand gekomen? Is dat niet doordat we als gemeente Waalwijk verkeerde keuzes hebben gemaakt en dat het keukentafelgesprek, het deugdelijke onderzoek naar de individuele omstandigheden van de mensen, allang gevoerd had moeten worden? Ik denk dat dit een principiële vraag is. Bent u niet van mening dat er recht gedaan moet worden aan het beoordelen van de individuele situatie om tot een uitspraak te komen of huishoudelijke hulp de eerste drie uur een algemene voorziening is of niet? Ik wil er nog een vraag aan verbinden. De heer Van Veelen spreekt over de kosten, zoals de heer Van Dongen dat ook al deed. We hebben wat bedragen naast elkaar gezet. Maar moet het debat over de kosten gaan, of over de vraag of de politieke wil aanwezig is om het probleem aan te pakken? Als we dat tegen elkaar zeggen, zijn we een heel eind. Ik had er graag een duidelijk antwoord van de ChristenUnie op ontvangen. De voorzitter: De eerste vraag gaat sterk richting de vraag of het beleid klopt. Die discussie hebben we al gevoerd. De heer Van Veelen: Natuurlijk moeten we het over de kosten hebben. Als mevrouw Ruygt denkt dat we het niet over de financiën mogen hebben, is dat een foute gedachte. De kosten die we immers aan het ene uitgeven, kunnen niet meer aan iets anders besteed worden. Als straks blijkt dat er tonnen overblijven van het geld van de Wmo, kunnen we misschien gaan bedenken waar we dat geld in gaan steken om het te repareren. Als we dat geld echter uitgeven aan keukentafelgesprekken en zaken die theoretisch geNotulen raadsvergadering 2 april 2015
24
regeld moeten worden, kunnen we het niet meer ergens anders aan besteden. Natuurlijk praten we dus over de kosten. Dat is niets negatiefs of minderwaardigs. Ik weet niet meer wat de andere vragen waren, want ik was zo getriggerd door de laatste vraag. Helpt u mij even. De heer Tiemstra: De heer Van Veelen was zo getriggerd door de vraag, maar hij heeft er eigenlijk geen antwoord op gegeven. Hij komt alleen met een stelling. Ik had gevraagd of de politieke wil ontbreekt om de keukentafelgesprekken te gaan voeren. We moeten het zeker over de kosten hebben, maar waar het werkelijk om gaat is de vraag of we het nodig vinden om het keukentafelgesprek met iedereen te voeren, voordat we de uitspraak doen dat de eerste drie uur huishoudelijke hulp een algemene voorziening is. Daar had ik graag een uitspraak over gehoord van de ChristenUnie. De heer Van Veelen: Vinden wij dat de keukentafelgesprekken nodig zijn? Ja, dat vinden we wel, maar misschien niet in alle gevallen. De heer Tiemstra stelt dat met iedereen een gesprek moet plaatsvinden. Daar zijn wij het niet mee eens. De heer Tiemstra: De heer Van Veelen zegt: misschien. Dat geeft hoop. Ik ben benieuwd hoe hij dit gaat invullen. De 150 bezwaarschriften zijn allemaal gegrond verklaard. De andere groep zouden we dan zo in het andere vak zetten: u hebt pech, u bent niet assertief geweest, voor u houdt het op. Is dat rechtvaardig? De heer Van Veelen: Zij hebben helemaal geen pech, zij hebben misschien juist voordeel van het feit dat ze geen bezwaar aangetekend hebben. De voorzitter: U valt in herhaling. Ik stel voor dat we verdergaan. De heer Den Braven heeft een vraag. De heer Den Braven: Voorzitter. Ik hoorde de heer Van Veelen zeggen dat met die 750 mensen om wie het gaat telefoongesprekken gevoerd zullen worden. Mag ik daaruit opmaken dat de andere 150 gesprekken niet telefonisch gaan plaatsvinden? De heer Van Veelen: Daar ga ik van uit. De heer Den Braven: Dan weet ik wellicht meer dan u. De heer Ottens: Voorzitter. Ik wil met name ingaan op de toelichting op de motie door de heer Van Dongen. Ik heb ook een aantal opmerkingen over de bijdrage van de heer Van Veelen. Het college heeft in de memo een vertaling gegeven van het advies van de commissie Bezwaarschriften na de eerste tien behandelde bezwaarschriften. Als ik deze vertaling goed interpreteer, geeft de commissie heel duidelijk mee, verwijzend naar de voorzieningenrechter, dat een categoriale stopzetting van hulp die alle Wmo-gerechtigde inwoners in de gemeente treft, niet mogelijk is zonder een deugdelijk onderzoek waarin rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden. Weliswaar kun je de huishoudelijke hulp in beginsel als algemene voorziening beschouwen, maar pas nadat er een individuele toetsing heeft plaatsgevonden. Het college neemt het advies voor de bezwaarmakers over. Op dat punt is de motie volgens ons overbodig. Over het hanteren van het uitgangspunt trekt de commissie Bezwaarschriften dezelfde conclusie. Of er nu bezwaar is ingediend of niet, de besluiten zijn genomen zonder dat er een deugdelijk onderzoek aan voorafgegaan is. Ik weet niet of je dit in juridische termen ‘behoorlijk bestuur’ moet noemen, maar er is in ieder geval sprake van onzorgvuldige besluitvorming over iedere beschikking die is afgegeven; of er nu bezwaar tegen ingediend is of niet. Op het moment dat een onderzoek heeft plaatsgevonden, kan de situatie beter en wellicht anders uitpakken. Dat ben ik met eerdere sprekers eens, maar dan Notulen raadsvergadering 2 april 2015
25
heeft het onderzoek wel plaatsgevonden naar de individuele situatie: kan iemand zelf de regie voeren, is er in de omgeving ondersteuning? Op basis daarvan wordt de beslissing genomen. Dat kan de heer Van Dongen bureaucratisch gedoe noemen, maar ik noem het zorgvuldigheid. Je kunt het met een telefoontje doen, maar daar is uitdrukkelijk niet voor gekozen. Telkens wordt aangegeven dat de gemeente naar de mensen toe gaat om een keukentafelgesprek te voeren, waarbij de totale situatie in beeld wordt gebracht. Dat is zorgvuldigheid. Dat kost wat. Het zou in september wat hebben gekost en dat doet het nu nog. Mensen willen duidelijkheid en ook behoorlijke besluitvorming. Als tegemoetkomen aan het advies zou inhouden dat er tijdelijk onduidelijkheid is, maar wel zorgvuldigheid, ben je als gemeente goed bezig. Dat is de kern waar het om gaat. Beantwoording college Wethouder Bakker: Voorzitter. Een lange discussie tussen de partijen over juridische zaken die duidelijk niet losstaan van dit onderwerp. Ik wil graag even resumeren waar het allemaal over gaat. De rijksoverheid kondigde een vrij kille bezuiniging aan op de huishoudelijke hulp. In feite heeft deze bezuiniging weinig te maken met de transities. Het was een onderwerp dat al bij de gemeenten lag. Dat ligt het nog steeds en er is gezegd dat er op nationaal niveau minder geld aan huishoudelijke zorg moet worden uitgegeven. Daarom is er structureel 40% van afgehaald. De 406 gemeenten in Nederland werden hiermee geconfronteerd. Al die gemeenten gaan op zoek naar mogelijkheden. Ze kiezen verschillende methoden, maar grosso modo zie je een aantal oplossingen. Niet iedereen heeft immers het wiel zelf uitgevonden. Ook Waalwijk heeft haar beleid bijgesteld in september 2014. Dat is mede ingegeven door het feit dat de coalitie in haar coalitieprogramma heeft gesteld dat dit soort bezuinigingen die door de rijksoverheid aan de gemeente worden opgelegd, in principe niet gecompenseerd worden door de gemeente. Dat is simpelweg omdat het niet altijd mogelijk is. Met de eerste bezuiniging zou je het misschien kunnen betalen uit de algemene reserve, maar daarna houdt het op. We hebben nu eenmaal geen gelddrukkerij om dit soort verschillen te dekken. Vervolgens worden in gemeenten besluiten genomen. Dat valt toevallig samen met veranderingen in de wetgeving. Tegenstanders van het invoeren van deze bezuiniging, zien de mogelijkheid om juridische procedures te voeren, met in de ene hand het Verdrag van de Rechten van de Mens en in de andere hand de nieuwe en de oude wet Wmo. De uiteindelijke essentie is echter dat je de bezuiniging zou willen doorvoeren, terwijl je de kwetsbaarste inwoners, de mensen die het hardst worden getroffen door deze maatregel en die geen enkele mogelijkheid hebben om het probleem op te lossen, tegemoetkomt. Daarom is in september meteen gezegd dat voor ongeveer een kwart van de mensen, de mensen die het financieel niet gaan redden om die drie uur te compenseren, via de bijzondere bijstand een tegemoetkoming komt. We hebben de maatregel uitgesteld tot 1 mei 2015. Ik heb vorige week bij Baanbrekers nagevraagd hoe het met de aanvragen staat die vanaf half december ingeleverd konden worden. 46 mensen hebben een aanvraag gedaan, waarvan inmiddels 20 zijn toegewezen, 1 afgewezen en 25 nog in behandeling zijn. Waar gaat het mis? Ik kan me herinneren dat ik vele malen in een zaaltje heb gestaan om een toelichting op het beleid te geven. Toen zei men dat er veel mensen zijn, voornamelijk ouderen, die schroom hebben en een drempel zien om te vragen om een financiële compensatie, zeker als die de naam ‘bijzondere bijstand’ heeft. Die naam ademt de sfeer van de bijstand, terwijl deze mensen niet in de bijstand zitten. Deze generatie is niet snel geneigd om de hand op te houden. Dat is de reden waarom het volgens mij tijd is om deze mensen actief op te zoeken. Ik wil de heer Van Veelen corrigeren: in mijn beleving is het de mensen opzoeken, en niet opbellen. Als je mensen opbelt, blijft de redenatie die ik zojuist gaf, bestaan. Ik denk dat je naar de mensen toe moet gaan. Dat gaat ook gebeuren als het aan mij ligt en als de motie wordt aangenomen waarin ik de opdracht krijg om dit te realiseren. De gemeente gaat dan de mensen bezoeken, kijken hoe het gaat en hoe zij aankijken tegen Notulen raadsvergadering 2 april 2015
26
het oplossen van de drie uur als algemene voorziening. Op het moment dat onze mensen het idee hebben dat het deze inwoners niet gaat lukken om de eerste drie uur zelf te betalen, vanwege hun inkomen of hun beperkte vermogenspositie, zullen wij proberen om ze over de drempel te tillen, zodat ze bij Baanbrekers een aanvraag doen voor bijzondere bijstand. Als we in dat gesprek, dat we thuis voeren, merken dat er iets niet goed gaat en dat de omstandigheden zijn veranderd zonder dat de mensen dit hebben gemeld, zullen we hen adviseren om een aanvraag te doen voor nieuw gesprek: een breed Wmoonderzoek. Dat is de signaleringsfunctie die ik eigenlijk van elke inwoner van deze stad zou willen zien. U noemt het een keukentafelgesprek, maar ik noem het een onderzoek in het kader van de Wmo 2015. Het keukentafelgesprek lijkt namelijk een gesprekje, maar dat is het in de praktijk niet. Het is een reeks gesprekken. Een essentieel onderdeel van het Wmo-onderzoek is dat we samen met deze mensen gaan bekijken hoe we het sociale netwerk om hen heen kunnen inzetten om de problemen op te lossen. Dat doe je niet in een uurtje. Je moet de mensen erbij betrekken en ze laten nadenken wie in hun omgeving ondersteuning zou kunnen zijn. Daarom is het een heel breed onderzoek dat over alle leefdomeinen heen gaat. Het gaat niet alleen over hulp bij het huishouden, maar ook over de vraag hoe het met de kinderen gaat. We hebben afgesproken in de raad dat we dit soort onderzoeken breed inzetten. In andere gemeenten wordt soms een heel klein onderzoek gedaan. Soms gebeurt het op dezelfde manier als vroeger een aanvraag werd gedaan, waarbij de Wmo-consulent met een kladblok en een rekenmachine langsging om te meten hoeveel vierkante meters het huis had en hoeveel minuten huishoudelijke hulp dan werd toebedeeld. Zo werkt het sinds 1 januari 2015 niet meer. Ik ben er voorstander van om de praktische, pragmatische weg te kiezen. We hebben ons afgevraagd wat we willen bereiken. Willen we bereiken dat we heel veel bureaucratisch gedoe krijgen door te proberen alle gesprekken te voeren en een ongewisse uitkomst te krijgen? Als wij nog steeds vinden dat de eerste drie uur huishoudelijke hulp een algemene voorziening is, zal dat hoogstwaarschijnlijk niet veel voordeel bieden aan de mensen die zo’n breed gesprek krijgen aangeboden. Veel belangrijker is volgens mij dat mensen die in de knel komen, geholpen worden. Daar moeten we actief naar op zoek. Ik heb dat nooit gepropageerd, want we propageren óók economische en sociale zelfredzaamheid. Normaal gesproken gaan we dus niet alle mensen af om te vragen of ze nog iets nodig hebben. In dit geval begrijp ik dat. Het is immers een doelgroep van voornamelijk ouderen die vaak te trots zijn om een financiële compensatie aan te vragen. Ik zal in dit kader ook nooit meer de term ‘bijzondere bijstand’ gebruiken. We gaan proberen om deze mensen op te sporen, we gaan met hen praten om te proberen hen over de drempel heen te krijgen en een aanvraag te doen. Overigens is ook de huishoudelijkehulptoelage een optie. We hebben voor de komende twee jaar een bedrag gekregen dat we gaan inzetten bij de mensen die de eerste drie uur moeten kopen. Zij kunnen maximaal twee uur huishoudelijke hulp inkopen tegen een gereduceerd bedrag. Daar ligt een plan voor klaar. Uitstel van het hele plan tot 1 januari 2016 zou als negatieve bijwerking hebben dat de huishoudelijkehulptoelage terugbetaald moet worden. Kortom, ik ben geen voorstander van de motie die is ingediend door de SGP. Ze gaat veel te ver, leidt tot niets en brengt heel veel kosten met zich mee. Alle kosten die je maakt in het bureaucratische proces om te voldoen aan een aantal wettelijke regels waar je in mijn beleving niet heel veel mee opschiet, kun je niet besteden aan het doel waarvoor ze aan de gemeente zijn gegeven. Dat is immers de zorg voor en de ondersteuning van mensen. Ik denk dat je pragmatisch moet zijn en op zoek moet gaan naar de echte probleemgevallen en die gaan helpen. Daar sluit de motie van de coalitiepartijen het beste op aan. De heer Ottens: Het is een heel verhaal, maar we hebben het al vaker gehoord. Ik hoorde weinig tot niets nieuws. De wethouder gaat echter aan de essentie voorbij, namelijk dat hij een tik op de vingers heeft gekregen van de commissie Bezwaarschriften. Hij Notulen raadsvergadering 2 april 2015
27
neemt het volledig over wat betreft de gegrondverklaring. De essentie van dat verhaal is dat het college op onzorgvuldige wijze heeft besloten, want het heeft de situatie niet onderzocht. De wethouder zegt dat hij alleen degenen die bezwaar hebben ingediend, toetst aan de nieuwe regels, maar de rest niet, om pragmatische redenen. Ieder die de weg niet heeft willen of kúnnen vinden, is echter ook geconfronteerd met een onzorgvuldig tot stand gekomen besluit, zonder onderzoek en heeft het daar maar mee te doen. Is dat zorgvuldig bestuur? Wethouder Bakker: Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Van Dongen. Zo zit het wettelijk in elkaar. Zo is het geregeld. Het is te vergelijken met een ozb-aanslag. Als u geen bezwaar maakt tegen de aanslag, en uw buurman krijgt een halfjaar later een beschikking dat hij gelijk had over de waarde van zijn huis, dan kunt u niet alsnog uw bezwaar in overweging laten nemen. Het gaat daar niet alleen om, want dit is slechts het juridische aspect. Het gaat mij er meer om wat je ermee wilt bereiken. Wat wil je bereiken met de inzet van het brede Wmo-onderzoek? Ik zou liever inzetten op de doelstelling om mensen die de hulp extra nodig hebben, actief te zoeken. De heer Ottens: We hebben daar ons eigen waardeoordeel over. Ik kom even op het tweede punt: het actief opzoeken van de mensen die geen gebruikmaken van de bijzondere bijstand. In de aanloop naar de nieuwe Wmo is er vanuit de raad aangedrongen op de communicatie, zeker richting de groepen die je normaal gesproken heel moeilijk bereikt, met name ouderen, oudere allochtonen en allochtonen die met een gebroken Aowverleden zitten en die de regelgeving niet goed kennen. Waarom heeft de wethouder deze motie nodig om eindelijk eens in beweging te komen? Wethouder Bakker: Bij het ontvangen van alle berichten en beschikkingen zijn zij op de hoogte gesteld van de maatregelen die voor hen beschikbaar zijn. Naar aanleiding van het aantal aanvragen van afgelopen maandag moet ik echter constateren dat het wel sterk negatief afwijkt van de inschattingen, ook overigens van de gemiddelde percentages waarover wij horen uit andere steden. Waalwijk heeft nog de verruiming van de vermogensvrijstelling. Dat het aantal zo laag is, zet ons aan het denken, zeker gecombineerd met het gegeven dat vaker is aangedragen dat mensen soms te trots zijn of schroom voelen om een compensatie aan te vragen. Daarom denk ik dat de motie een antwoord geeft op de politieke wens die er ligt, namelijk dat er iets aan dit probleem gedaan wordt. Dit is volgens mij de meest pragmatische en doelmatige oplossing. De heer Ottens: Maar u bent er toch niet afgelopen maandag pas achter gekomen dat mensen soms te trots zijn of schroom hebben? Dat is toch al jaren bekend? Wethouder Bakker: Ja, dat klopt. De heer Tiemstra: Ik heb met belangstelling geluisterd naar de vragen van de heer Ottens. Mij viel op dat het geven van één antwoord op een handige manier is ontweken. Ik zal de vraag herhalen, want hij gaat over de kern van de discussie. De categoriale stopzetting die alle Wmo-gerechtigde inwoners van Waalwijk treft en die wordt ingegeven door een gewijzigd besluit zonder dat na deugdelijk onderzoek rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden, is volgens de commissie Bezwaarschriften niet mogelijk. Dat is de kern waarover het gaat: de keukentafelgesprekken, wat die in de praktijk dan ook inhouden. Zouden we niet moeten erkennen dat we het verkeerd hebben gedaan? Dan hebben we de commissie aan onze zijde. Wordt het geen tijd om de fout te repareren, zodat recht wordt gedaan aan ieders persoonlijke omstandigheden? Zelfs als dat in sommige gevallen tot nadeel leidt, krijgt iedereen in ieder geval waar hij recht op heeft en hangt het niet af van persoonlijke assertiviteit. Wat vindt de wethouder daarvan?
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
28
Wethouder Bakker: Volgens mij heb ik daar net al vrij uitvoerig antwoord op gegeven. Ik vind het een vrij juridische benadering. De heer Tiemstra beoordeelt het beleid met de regels in de hand en dat gebeurt op veel plaatsen in het land. De uitkomst van de bezuiniging gaat daarmee niet weg. Ik heb soms het idee dat hij probeert te werken naar een situatie waarin veelvuldig uitstel uiteindelijk leidt tot afstel. Ik heb in het begin aangegeven dat het een vrij kille bezuiniging is van rijkswege. Deze probeert de SGP waarschijnlijk te voorkomen. Als ze er toch moet komen, kan wellicht achteraf worden geconcludeerd dat ze in een aantal gevallen niet goed is opgelegd. Ik ben de eerste geweest die zei dat er een grote ongelijkheid in zat, toen ik merkte dat het alleen ging om de drie uur algemene voorziening. We hebben toen besloten om niet alle mensen te laten opkomen. Ook dat is pragmatisch. We hebben na 10 of 20 uitspraken gezegd dat de rest ongeveer dezelfde vorm zal hebben en dat we onszelf en de bezwaarmakers er niet langer mee moeten vermoeien. Omdat die mensen beroep hebben aangetekend en toegewezen hebben gekregen, ga je met hen de keukentafelgesprekken voeren. Ik geef de heer Van Veelen gelijk: het wil niet altijd zeggen dat het gesprek een positieve uitwerking heeft. Daar hoef je niet veel van te verwachten. De heer Tiemstra zegt dat het een vorm van rechtsgelijkheid geeft. Het probleem in deze zaak is echter dat naar believen wordt gevist in de politiek-sociale vijver en in de juridische vijver. Als wij met deze bezwaarmakers een keukentafelgesprek gaan voeren, vinden wij dat de mensen die geen bezwaar hebben gemaakt, ook geholpen moeten worden. Uiteindelijk zal de uitspraak na deze 150 bezwaren niet veel anders liggen. De heer Tiemstra: Wethouder Bakker suggereert dat onze strategie zou zijn dat we uitstellen totdat er afstel komt. Dat is niet onze insteek. Wij willen een terechte reparatie. Wij hebben een beetje het gevoel dat we tegen een muur aan lopen. Het college stelt dat bezuinigingen van de rijksoverheid een op een worden overgenomen en vertaald worden naar de Waalwijkse situatie. Het is net of we daarmee stoppen met denken en niet bedenken hoe we zaken lokaal kunnen aanpakken, anders inrichten en verdelen. Volgens mij zijn we daar als bestuur van de gemeente verantwoordelijk voor te houden. Dat het beleid een op een wordt overgenomen, staat in het coalitieakkoord, maar daar voel ik mij niet aan gebonden, noch in vertegenwoordigd. Ik heb er wel mee te maken. Iets meer … De voorzitter: Wat is uw vraag, mijnheer Tiemstra? Uw bijdrage hebt u al geleverd. De heer Tiemstra: Zou de wethouder daar niet iets meer ruimte in willen geven? Wethouder Bakker: Ik help u eraan te herinneren dat we deze discussie in september vrij uitvoerig hebben gevoerd. We hebben uit vijf mogelijkheden kunnen kiezen. Bovendien hebben we besloten om deze bezuiniging niet een op een door te zetten, maar om jaarlijks ongeveer € 400.000 ergens anders vandaan te halen om een deel van de rijksbezuiniging te compenseren. Uw stelling is op dat punt niet juist. We hebben verschillende opties gehad en de meerderheid van de raad heeft voor deze optie gekozen. Veel meer hoef ik er niet meer aan toe te voegen. De voorzitter: Wie wil er gebruikmaken van de tweede termijn? Ik constateer dat niemand hier behoefte aan heeft. Het debat is hiermee afgerond. Motie vreemd aan de orde over de rol van de raad bij gemeenschappelijke regelingen De voorzitter: Ik verzoek de heer Van Baardwijk om het voorzitterschap over te nemen, omdat ik namens het college de vragen dien te beantwoorden. Voorzitterswissel: de heer Van Baardwijk.
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
29
Mevrouw Ruygt: Voorzitter. D66 en PvdA leggen een motie voor met als doel de raad bij gemeenschappelijke regelingen en samenwerkingsverbanden beter zijn taak te kunnen laten uitvoeren. De memorie van toelichting bij het voorstel van het lid Schouw tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met de democratisering van de gemeenschappelijke regelingen en overige samenwerkingsverbanden schrijft hij dat er meer samenwerkingsverbanden zijn aangegaan dan er raadsleden te zijn om toezicht te houden op de verbanden. De vraag is wat deze vorm van regionale besluitvorming doet voor de democratische legitimiteit en de genomen besluiten. De afstand tot de besluitende bestuurslaag neemt toe. De democratische legitimering neemt af. Wij denken dat de raad moet kunnen doen waarvoor hij gekozen is, namelijk kaderstelling en controle. Op deze wijze komt er ook een eind aan een onevenwichtig bestel waarbij de ene volksvertegenwoordiger meer zeggenschap heeft over hetzelfde onderwerp dan de andere. De voorzitter: De motie luidt als volgt. MOTIE De raad van de gemeente Waalwijk in vergadering bijeen d.d. 2 april 2015 De Raad, gehoord de beraadslaging, constaterende dat: • Waalwijk in toenemende mate samenwerkt met andere gemeenten in gemeenschappelijke regelingen; • de gemeenschappelijke regeling het karakter heeft van verlengd lokaal bestuur, wat betekent dat de gemeenschappelijke regeling gesloten is op het niveau van colleges van B en W; • met name vanwege het strategische doel van de gemeenschappelijke regelingen, de overeenkomsten en diversiteit binnen de regio en de bovenlokale vraagstukken, de invloed van de gemeenteraden van belang is om het draagvlak bij de deelnemende gemeenten te behouden en te versterken; • de democratische legitimatie van de raad bij de besluitvorming bij de gemeenschappelijke regeling verbetering behoeft door: 1. de raad meer sturing te geven aan de voorkant van een beleidsproces 2. de raad actief te informeren over relevante ontwikkelingen 3. het afleggen van verantwoording door het college/portefeuillehouder aan de raad over het gevoerde bestuur. overwegende dat: • democratische legitimatie een vraagstuk is dat bij alle gemeenten speelt en in de toekomst aan belang wint, nu steeds meer aangelegenheden door gemeenten via gemeenschappelijke regelingen worden geregeld of uitgevoerd; • het van belang is dat de raden van deelnemende gemeenten aan gemeenschappelijke regelingen zo veel mogelijk een gemeenschappelijk gedragen opvatting hebben over de rol en positie van de raden ten aanzien van intergemeentelijke samenwerking. draagt het college op: 1. in overleg met andere deelnemende partijen in de Gemeenschappelijke regelingen te regelen dat de besturen van de gemeenschappelijke regelingen met hun informatievoorziening aansluiten op de gemeentelijke P&C-cyclus, waardoor de raad de mogelijkheid heeft deze informatie te betrekken bij de eigen P&C-cyclus én de in Wgr aangescherpte aanleverdata onverkort worden gevolgd. Notulen raadsvergadering 2 april 2015
30
2. op basis daarvan te komen met concrete voorstellen waardoor de kader stellende en controlerende invloed van de gemeenteraden, als gekozen orgaan, versterkt wordt; 3. om bij de gemeenschappelijke regelingen de volgende werkwijze te hanteren: De portefeuillehouder consulteert de raad tijdig en vooraf, in ieder geval • als er sprake is van significante koerswijzigingen; • bij het opstellen van strategische of meerjarige visiedocumenten; • als er voor de gemeente relevante aangelegenheden aan de orde komen in de organen van de GR waarbij de raad in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen; 4. indien daar aanleiding voor is de raad te informeren over de uitkomsten van de vergaderingen van bestuursorganen van de gemeenschappelijke regelingen door middel van een raadsinformatiebrief; 5. met betrekking tot de gemeenschappelijke regeling regio Hart van Brabant de raad op de hoogte te stellen van de agenda en de onderliggende stukken van de portefeuillehoudersoverleggen zodra de stukken beschikbaar zijn en tevens na afloop de notulen van het portefeuillehoudersoverleggen te verstrekken. 6. deze motie ter kennis te brengen van alle raden van de diverse gemeenschappelijke regelingen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: De motie is ondertekend door de fracties van D66, GroenLinksaf, PvdA, Werknemersbelang en SGP. De heer Kuijten: De motie gaat over de politieke en bestuurlijke legitimatie van samenwerkingsverbanden en over de wijze van informatieverstrekking door het dagelijks bestuur aan de gemeenteraad. De VVD-fractie begrijpt de zorg van D66 en het signaal dat de fractie afgeeft dat er iets moet veranderen. Ik vraag me echter af of de motie overbodig is. Bij punt 1 gaat het over de P&C-cyclus. Hiervoor geldt onze financiële beheersverordening. De Wet gemeenschappelijke regelingen is hier heel duidelijk in. De termijnen komen precies overeen met de termijnen van de gemeente Waalwijk. Daar zit dus geen ruis tussen. Wel is de informatieverstrekking een punt van aandacht. Die zou volgens D66 beter en gedetailleerder moeten. Het is bekend dat er onlangs in de Tweede Kamer een wet is aangenomen die een aanvulling is op de Wet gemeenschappelijke regelingen en waarin de gemeentebesturen wordt opgedragen om voor 1 januari 2016 het kader vastgesteld te hebben voor de informatieverstrekking. Mijn vraag is de volgende: vindt D66 de motie niet overbodig, gelet op dit gegeven? Is het niet verstandiger om even te wachten totdat het Rijk en de VNG komen met de kaderstelling voor 1 januari 2016? Als we deze motie gaan rondsturen, ben ik bang dat de andere gemeenten zullen zeggen dat Waalwijk voorbarig is en voorstellen om een paar maanden te wachten totdat het Rijk met aanvullende gegevens komt. Mevrouw Ruygt: Ze zullen niet zeggen dat Waalwijk voorbarig is. In Tilburg is de motie met algemene stemmen aangenomen. Tilburg zou dan dus voor de muziek uitlopen. Dat is niet zo. Het wetsvoorstel is overigens door de Tweede Kamer en moet alleen nog door de Eerste Kamer. Daar worden geen bezwaren gezien. Ik zou niet weten waarom ik de motie moet aanhouden en wachten totdat er meer stelling komt. Als de eerste paar stellingen overbodig zijn, kan de heer Kuijten ze gerust tekenen want de laatste stellingen vindt hij wel hout snijden. Daar hoef ik niet de hele motie voor te veranderen. De heer Kuijten: Ja, ik vind de laatste stellingen hout snijden, maar de wijze waarop het moet gebeuren, lijkt mij heel moeilijk. Ik stel voor om bijvoorbeeld een vast agendapunt bij de commissieagenda op te nemen voor de gemeenschappelijke regelingen, zodat de portefeuillehouder en de commissieleden iedere maand de gelegenheid hebben om er-
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
31
over te spreken. Dat lijkt me veel praktischer dan de gedetailleerdheid die in de motie wordt gevraagd. Mevrouw Ruygt: Dat is uw mening, maar ik sta er anders in. Wat betreft de gemeenschappelijke regelingen heb ik er altijd anders in gestaan. Ik zie niet in waarom ik de motie zou moeten intrekken en we het onderwerp bij de commissievergadering iedere keer op de agenda moeten zetten. De heer Kuijten zegt dat we het sowieso moeten doen als de wet per 1 januari 2016 gaat gelden. Ik begrijp het niet zo goed. De heer Kuijten: Naar mijn mening is het dubbelop. De heer Van Dongen: Het probleem van de democratische legitimatie van de gemeenschappelijke regelingen is bekend. Het is niet van vandaag of gisteren. Overigens is een oplossing niet zo gemakkelijk te vinden. Herindeling zou een oplossing zijn, maar ook daar is niet iedereen een voorstander van. Het valt mij op dat mevrouw Ruygt in de motie nogal gedetailleerd en concreet opdrachten geeft aan het college. Moet het zo concreet? De heer Kuijten wijst er terecht op dat voor 1 januari 2016 alle gemeenschappelijke regelingen waar Waalwijk aan deelneemt, beoordeeld moeten worden op basis van de gewijzigde wet. Daar zit ook een aantal zaken in die in de motie worden genoemd. De intentie die in de motie zit, meer democratische legitimatie, meer informatie en meer controle, zou aan het college kunnen worden meegegeven met de vraag om bij voorstellen van de gemeenschappelijke regelingen de gedachte van de motie te betrekken. Ik hoor overigens graag het antwoord van de portefeuillehouder. Mevrouw Ruygt: Ik zie niet in waarom wij de motie nu niet kunnen indienen en het college de opdracht kunnen geven om dit alvast te gaan doen, omdat het per 1 januari toch al gebeurt. Ik begrijp niet dat u daar allen zo tegenop ziet. Ik snap het echt niet. Iedereen wil transparantie, ik weet dat er velen zijn die de regelingen niet democratisch vinden en door de bomen het bos niet meer zien. Ik begrijp het echt niet, maar we wachten het antwoord van de portefeuillehouder af. De heer Ottens: In formele zin klopt het wat de heer Kuijten zei. Een aantal documenten past formeel binnen onze P&C-cyclus. Dat is de intentie. De opdracht aan het college is om ervoor te zorgen dat de documenten een dusdanige inhoud hebben en op een dusdanig tijdstip in de raad ter sprake komen, dat wij er op een zinvolle manier over kunnen spreken. De motie gaat iets verder dan gemeenschappelijke regelingen, ze gaat ook over samenwerkingsverbanden. Daar ligt ook een duidelijke opdracht, want het lijken bestuurlijke speeltjes te worden, terwijl de intentie van de samenwerking, bijvoorbeeld het SET, van wezenlijk belang is voor ons arbeidsmarktbeleid. We zouden als raad aan de voorkant onze positie willen innemen, juist omdat het gaat over bovenlokale problematiek. Formeel heeft de heer Kuijten gelijk, maar inhoudelijk voldoet het niet altijd aan de intentie, want vaak heb je maar een week de tijd om een zienswijze te geven. Onze intentie is om ervoor te zorgen dat de raden meer aan de voorkant staan. Dat is de kern van de opdracht aan het college in deze motie. Burgemeester Kleijngeld: Voorzitter. Ik vind het onderwerp zo belangrijk dat ik het jammer vind dat het op deze manier ter sprake komt. U weet hoe ik er namens het college in zit, en u weet ook dat de houding van het college van Waalwijk is om de raad optimaal te betrekken bij de gemeenschappelijke regelingen. Laten we proberen om dat gestructureerd te doen en goed te regelen. Dan hoeven we het nooit meer over dit onderwerp te hebben, want nu komt het regelmatig weer aan de orde. Aan de andere kant: als er iets speelt in een gemeenschappelijke regeling wat fundamenteel gaat over de verdeling en herverdeling van geld, sta ik drie kwartier voor de commissie, omdat we het onderwerp op dat moment goed met elkaar willen bespreken. Dat is gebeurd bij de veiligheidsregio en volgens mij gebeurt het bij meer gemeenschappelijke regelingen. VerNotulen raadsvergadering 2 april 2015
32
volgens geven we vanuit Waalwijk nadrukkelijk aan dat er binnen Hart van Brabant radendagen worden georganiseerd – ik vind het overigens jammer dat ik mevrouw Ruygt daar niet zo vaak zie – om te spreken over de kaderstelling en de controle. Op de volgende radendag zouden we gezamenlijk het jaarprogramma 2016-2020 willen opstellen. Als we het onderwerp allemaal zo belangrijk vinden, kunnen we beter met de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen in de hand de zaak voor eens en altijd goed regelen. Ik weet niet of mevrouw Ruygt in de gaten heeft wat zij zegt in de motie. Punt 1 doen we al. Punt 2, concrete voorstellen, zijn gemakkelijk. Het enige concrete voorstel is om van Nederland 66 gemeenten te maken; dan heb je het probleem voor een heel groot deel opgelost. Als je dat niet doet, houd je dit soort problemen. Dat weten we allebei en we hebben beiden zorgen over de vraag hoe we de democratische legitimatie kunnen regelen. Punt 3: Als ik kijk hoe wij met gemeenschappelijke regelingen zijn omgegaan en welke rol de raad daarbij heeft gespeeld, vind ik dat D66 een andere motie zou moeten indienen dan in Tilburg is gebeurd. Die is weliswaar met algemene stemmen aangenomen, maar u weet ook wat er in de raad van Tilburg aan vooraf is gegaan. Ik denk dat mevrouw Ruygt de couleur locale moet meenemen, omdat het college een andere insteek heeft dan in menige andere gemeente in Nederland. Bij punt 4 staat: indien er aanleiding voor de raad is om te informeren naar aanleiding van uitkomsten. Ik denk dat we dat op alle mogelijke manieren doen. Ik wil het opzoeken wanneer en waar precies de laatste jaren iets is gebeurd. Over punt 5 wil ik zeggen: ik heb liever dat u zaterdag gewoon naar de radendag komt. Vanmiddag hebben wij in het algemeen bestuur afgesproken om niet met een ingevuld voorstel voor 2016-2020 te komen, maar de raden er een actieve rol in te laten spelen. We willen het zo blanco mogelijk houden, zoals u kunt zien in de kaderbrief die u heel binnenkort krijgt, maar die we bewust nog even hebben opgehouden tot na de radendag. Mevrouw Ruygt zegt nu jaja, maar hoezo? Ik heb u al een aantal keren uitgenodigd, nadat u kwaad was omdat de voorzitter van Hart van Brabant één keer heeft gezegd dat u niet mocht binnenkomen. Ik heb namens de voorzitter bijna mijn excuses aangeboden, al ben ik daartoe niet in de positie. Ik heb u uitgenodigd om langs te komen, maar is het niet handiger om er vanuit vertrouwen naar toe te komen, in plaats van te handelen vanuit wantrouwen? Pas dan kun je spijkers met koppen slaan en proberen om de raad echt een rol te geven in de gemeenschappelijke regelingen. Het lijkt mij dat het op een andere manier moet dan deze methode. Mijn voorstel is om naar aanleiding van de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen op een rijtje te zetten waar wat precies speelt en hoe de raad daarover geïnformeerd wil worden. U mag van mij alle stukken hebben, maar ik ben bang dat dit tot een overload van informatie leidt. Ik vraag me af of dat handig en zinvol is. Ik wil best het aanbod doen om voor de zomervakantie op een rijtje te zetten wat er allemaal is. Daarna zegt u het maar. Als u vindt dat u te weinig informatie krijgt of dat u onvoldoende toegang heeft, dan amendeert u het voorstel. Volgens mij zijn we dan efficiënter bezig dan nu. Mevrouw Ruygt: Ik zou graag vijf minuten willen schorsen. De vergadering wordt geschorst. De voorzitter: Ik heropen de vergadering Het woord is aan mevrouw Ruygt. Mevrouw Ruygt: Voorzitter. Wij houden de motie aan en maken gebruik van het aanbod van de burgemeester om een aantal zaken op een rijtje te zetten. Misschien lukt het nog voor de zomervakantie, maar het mag ook in september. Burgemeester Kleijngeld: Dat moet lukken voor de raadsvergadering van juli of september. Notulen raadsvergadering 2 april 2015
33
Voorzitterswissel: burgemeester Kleijngeld.
2.
Besluitvormend gedeelte
Vaststelling zonder stemming: 2.1
Lijst van ingekomen stukken
De heer Van Hamond: De brief met nr. 39 willen wij graag in de commissie behandelen, vanwege de tegenstelling die in de brief wordt genoemd. Wij willen graag weten wat er nu waarheid is. De voorzitter: We zullen de brief agenderen. Mevrouw Odabasi: Wij willen graag raadsinformatiebrief 13-15 agenderen voor de commissievergadering. Het betreft een CPO-project voor huurders. Zij hebben een verzoek gedaan dat is afgewezen. De voorzitter: We zullen de brief agenderen voor de commissie Ruimte. De lijst van ingekomen stukken wordt vastgesteld met inachtneming van bovenstaande opmerkingen. 2.2
Vaststellen verslagen van de raadsvergaderingen op en 5 maart 2015
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Vaststelling zonder hoofdelijke stemming van akkoordstukken (A-stukken): 2.3 (CR1)
Aanvraag voorbereidingskrediet, procedure en planning project “Raadhuisplein Sprang-Capelle”
Zonder beraadslaging en zonder stemming wordt het voorstel aangenomen. 2.4 (DS2)
Strategische plan 2015-2018 en de meerjarenbegroting 2015-2018 van Baanbrekers
Zonder beraadslaging en zonder stemming wordt het voorstel aangenomen. 1.2 (CS3)
Voorjaarsnota 2016 GGD Hart voor Brabant
Zonder beraadslaging en zonder stemming wordt het voorstel aangenomen. Stemming over bespreekstukken (B-stukken): 1.1 (CS1)
Intensivering armoedebeleid gemeente Waalwijk “Samen armoede aanpakken”
Zonder stemming wordt het voorstel aangenomen.
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
34
Moties vreemd aan de orde over huishoudelijke hulp (SGP) De voorzitter: De motie die de SGP-fractie heeft ingediend, is het meest verstrekkend en zal om die reden als eerste in stemming worden gebracht. Wil iemand een stemverklaring afleggen? De heer Van Bavel: Ik stem tegen zonder last. Tegen de motie stemmen de leden Van Bavel, Van Baardwijk, Van Hamond, Van Dinther, Monsieurs, Damen, Van Well, Kuijten, Van der Vleuten, Van Tuyl, Hooijmaijers, Van Dongen, Paulides, De Bruijn, Broeders, Van Veelen, Van Helden, De Jongste, Lodenstijn. Voor de motie stemmen de leden Odabasi, Den Braven, Slaats, Van Buul, Ruygt, Ottens, IJpelaar en Tiemstra. De motie is met 8 stemmen voor en 19 stemmen tegen verworpen. De voorzitter: We komen bij de tweede motie, ingediend door het CDA. Wil iemand een stemverklaring afleggen? De heer Ottens: We hebben al aangegeven dat de motie in onze opvatting overbodig is, maar er staat feitelijk niets nieuws in en niets waar we op tegen zijn. We zullen dus voorstemmen. Voor de motie stemmen de leden Van Bavel, Van Baardwijk, Van Hamond, Van Dinther, Monsieurs, Damen, Van Well, Kuijten, Van der Vleuten, Van Tuyl, Hooijmaijers, Van Dongen, Paulides, De Bruijn, Ottens, IJpelaar, Van Veelen, Van Helden, De Jongste en Lodenstijn. Tegen de motie stemmen de leden Odabasi, Den Braven, Slaats, Broeders, Van Buul, Ruygt en Tiemstra. De motie wordt met 20 stemmen voor en 7 stemmen tegen aangenomen.
Sluiting De voorzitter: Ik sluit de vergadering op gebruikelijke wijze en vraag hiervoor uw aandacht. Tot slot van deze vergadering vraag ik van u een moment van bezinning, waarbij ik in ons aller naam erop vertrouw dat de genomen besluiten en de gevoerde discussies in het belang zullen zijn van onze gemeente en het welzijn van haar inwoners. De vergadering wordt gesloten om 22.55 uur. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van gemeente Waalwijk van 21 mei 2015. De griffier,
De voorzitter,
G.H. Kocken
drs. A.M.P. Kleijngeld
Notulen raadsvergadering 2 april 2015
35