Verslag van de gezamenlijke vergadering van de commissie Bestuur en Financiën en de commissie Economie en Mobiliteit, gehouden op woensdag 7 april 2008 van 18.00 uur tot 22.15 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezigen: dhr. IJ.J. Rijzebol (voorzitter, CDA), mw. S.M. Beckerman (SP), dhr. P.H.R. Brouns (CDA), dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. E. de Graaf (burgerlid, GroenLinks), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), mw. A.G. van KleefSchrör (CDA), dhr. H.J. Kruithof (VVD), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. W.J. Moorlag (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. J. Oosterhaven (PvhN)), dhr. R.D. Rijploeg (PvdA), dhr. R. Sangers (SP), mw. J. Siersema-Venema (GroenLinks), dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie), dhr. H.T. Stavenga (PvdA), mw. L. van der Tuin-Kuipers (CDA), dhr. C. Swagerman (SP), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN), Afwezig: dhr. M.J. Jager (CDA), dhr. M. Out (VVD), mw. W.J. Mansveld (PvdA), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), Voorts aanwezig: dhr. M.J. van den Berg (cdk, voorzitter GS), dhr. M.A.E. Calon (gedeputeerde), dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. H. Gerritsen (gedeputeerde), dhr. J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw. J. Bordewijk (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen). 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de gecombineerde vergadering van de commissie Economie en Mobiliteit en de commissie Bestuur en Financiën en heet iedereen van harte welkom. Berichten van verhindering zijn ontvangen van de heren Out en Jager. Vanavond staat slechts de voordracht ter discussie inzake het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn. Dhr. Van den Berg zal voorafgaand aan de discussie het woord voeren als portefeuillehouder en voorzitter van de Stuurgroep ZZL. 2. Principeakkoord invulling Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL Voordracht van GS van 25 maart 2008, nr. 2008-14.671, MT, betreffende het principeakkoord zoals opgenomen in het Convenant van het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL).
1
Dhr. Van den Berg (voorzitter Stuurgroep ZZL) merkt op dat hij het woord zal voeren als voorzitter van de Stuurgroep ZZL. Gedeputeerden Bleker, Calon en Gerritsen zullen het woord voeren namens het College. Dhr. Van den Berg geeft een toelichting op de onderhandelingen met de regering over de ZZL en het alternatieve pakket. De pijn om de ZZL te schrappen zoals meegedeeld in de brief van de regering en de steun die daarvoor is verkregen in de Tweede Kamer, blijft. De behoefte om de ZZL alsnog op de agenda te krijgen blijft. Dat is ook meegedeeld aan de minister toen overeenstemming werd bereikt over het alternatieve pakket. De reden waarom zoveel zaken in het alternatieve pakket zo duidelijk en tijdig naar voren zijn gebracht, is vanwege de verplichting opgelegd door de regering en de Tweede Kamer een alternatief pakket in te brengen, waardoor er gewogen kon worden tussen het een en het ander. De Stuurgroep ZZL heeft zich daaraan gehouden, zowel richting de regering als de Tweede Kamer. Inzake de inhoudelijke beoordeling van het pakket verheugt het dhr. Van den Berg dat vanavond een start gemaakt kan worden met het publieke debat. Dat gebeurt ook in de Staten van Drenthe en Friesland. Het is ook een goede zaak om de kans te krijgen om een aantal kwesties nader te kunnen toelichten over wat er precies heeft gespeeld. Dhr. Van den Berg bedankt dhr. Brouns voor de schriftelijke vragen die hij heeft gesteld. Dat heeft geholpen om heel specifiek een aantal schriftelijke antwoorden te kunnen geven welke informatie nuttig kan zijn voor de commissie. Tot slot. Op het moment dat de SG op 16 november de brief kreeg over het afblazen van de snelle verbinding heeft de SG de tijd tot maart gebruikt om te onderhandelen met de regering. Dat zijn harde onderhandelingen geweest waarbij de SG het momentum wilde gebruiken om verder te komen. Als je het momentum laat passeren is het heel moeilijk om nog voldoende druk te krijgen op de belanghebbenden, want voor je het weet zit je weer bij zes aparte ministeries te overleggen en dan ben je vele jaren verder en zie je, ondanks alle mooie toezeggingen en beloften, het proces verwateren. Het momentum is goed gebruikt. Op de teller stond op dat moment € 1,4 miljard en geëindigd is op € 2,160 miljard. Wat dat betreft kan gezegd worden dat het gerechtvaardigd is om tevreden en trots te zijn op dit resultaat. Het is ontegenzeggelijk lastig geweest om de eenheid te bewaren tussen de betrokken provincies, zeker gezien de complexheid van projecten en de verschillende belangen die daarbij op het spel stonden. Toch was dat de essentie van succesvol opereren richting de regering. Uiteindelijk is het met dank aan mijn collega’s in Friesland en Drenthe en aan mijn voorganger - zij het dat zijn inspanningen op een ander terrein lagen -, gelukt om het alternatieve pakket succesvol af te maken. Er ligt nu een omvangrijk pakket 2008-2020 en er zal op bestuurlijk, inhoudelijk en technisch terrein hard gewerkt moeten worden om elk van die projecten in de periode ook daadwerkelijk te realiseren. Als men denkt dat dit nog lang duurt, is het goed om te bedenken dat de tijd snel omvliegt en daarom zal iedereen zijn uiterste inzet moeten tonen om dit allemaal waar te maken. Het is nog een hele klus en het is een prachtige uitdaging. Dhr. Van den Berg gelooft dat economisch of dat nu is via het bereikbaarheidspakket, de regionaal-economische projecten, of via de interne mobiliteit of de aansluitingen, er veel te winnen is en hij hoopt dat tot een goede besluitvorming gekomen kan worden. Het is duidelijk dat de elementen die in het Convenant rijksprojecten zijn genoemd, geen speelruimte kennen, maar waar het om het eigen mobiliteitsfonds gaat, kennen de provincies een eigen afweging. Deze moeten op hun inhoudelijk merites worden verdedigd en bediscussieerd. Bij het Regionaal Economisch Programma zijn de criteria gegeven en de kaderlijnen en daarbinnen moeten keuzes gemaakt worden waarbij ongeveer voor twee derde deel vrijheid bestaat om te beslissen en voor een derde deel is instemming van EZ nodig. Het gaat daarbij om ‘Piekenachtige’ projecten waarbij de provincies wel weer degenen zijn die voordragen. De voorzitter geeft het woord aan de commissie. Dhr. Bultje (PvdA) betoogt dat, behoudens een besloten commissievergadering, dit de eerste keer is dat over de inhoud van het alternatieve pakket ZZL gesproken kan worden. Hij stelt dat het aan de ene kant logisch is dat, als je kijkt naar het pleidooi voor de ZZL en vervolgens naar de onderhandelingen over het alternatieve pakket, het ongeloofwaardig zou zijn als de Staten daarover uitgebreid gediscussieerd zouden hebben met alle mogelijke interne twisten die dat ten gevolge gehad zou kunnen hebben. Aan de andere kant heeft de SG naar eer en geweten onderhandeld en de commissie nu een resultaat gepresenteerd dat ook al is voorgelegd aan de Staten van Drenthe, Friesland en Flevoland en waarin ook nog eens is afgestemd met de verschillende gemeenten. Je zou de vraag kunnen stellen of er dan nog wat te kiezen valt als commissie. Wat moet je er nu nog mee als Statenlid? Als wordt gekeken naar de politieke realiteit en het onderhandelingresultaat vindt de PvdA-fractie dat men hiermee uit de voeten kan. Vandaag zou gesproken moeten worden naar de invulling van het pakket, de uitvoering en de risico’s. De voorzitter van de SG gaf al aan dat daar in alle openheid over
2
gediscussieerd moet worden, zeker over de onderdelen waar op regionaal niveau een eigen invulling aan kan worden gegeven. Financiering. Op dit punt wordt in het verhaal het grootste voorbehoud gemaakt. Er moet namelijk vanuit Groningen € 245 miljoen gecofinancierd worden en de dekking moet worden gezocht in de uitkering van dividend en/of uit de verkoop van de aandelen Essent. Echter, aangegeven wordt dat als de aandelen in het energiebedrijf niet conform het vigerende rijksbeleid verzilverd mogen worden, moet er opnieuw overlegd worden over het RSP. Dat is een aanzienlijk voorbehoud en dat plaatst een en ander in een perspectief. Door het CDA is deze vraag in technische zin al gesteld. Hoe lang gaat het duren voordat daarover enige zekerheid ontstaat. Dhr. Bultje heeft geen duidelijkheid of daarop concreet antwoord is gegeven, vandaar dat hij de vraag hier alsnog stelt. Daarnaast zijn de decentrale overheden hierbij betrokken die € 500 miljoen overtekend hebben op het mobiliteitsfonds. De provincies en gemeenten hebben zichzelf verplicht tot het wegwerken van hun aandeel in de overtekening door te streven naar financiële inverdieneffecten. Daarbij wordt ingezet op maximale BTW-compensatiemogelijkheden. Het is op voorhand niet een gelopen race dat dit ook behaald kan worden. De vraag is welk aandeel van het totale pakket de inverdieneffecten innemen als het gaat om het realiseren van kortingen op concrete projecten in een bepaalde provincie. Als dit niet gehaald wordt, betekent dit dan ook dat die provincie in het Regionale Mobiliteitsfonds ook moet inleveren? Of is die verdeelsleutel niet gemaakt? Het bedrijfsleven en de kennisinstellingen worden in het Ruimtelijk Economisch Programma (REP) geacht elk € 100 miljoen bij te dragen. Hoe zijn of worden zij betrokken bij de totstandkoming van het Convenant en de uitvoering daarvan? De invulling. Met betrekking tot het REP kan voor € 150 miljoen aan grote projecten in het kader van Pieken in de Delta worden ingediend. Wanneer krijgen de Staten inzicht in de projecten waar wij als provincie op gaan inzetten en wanneer kunnen de Staten er vervolgens ook nog wat van vinden? In de antwoorden op de vragen van het CDA wordt een aantal projecten genoemd. Dat is waarschijnlijk niet het gehele beeld en er zal nog wat discussie over gevoerd kunnen worden. De concrete projecten liggen vast, maar met betrekking tot de genoemde Groninger projecten voor het Regionale Mobiliteitsfonds lopen de doelen en middelen nogal eens door elkaar. Aan de ene kant gaat het over een concrete spoorlijn, terwijl het aan de andere kant gaat om structuurversterking van de Veenkoloniën. Wat de PvdA-fractie betreft zouden de doelstellingen het uitgangspunt moeten zijn en dat daarbij vervolgens de beste middelen worden gezocht, ook met het oog op het aanbrengen van prioriteiten in het Regionaal Mobiliteitsfonds. Daarom wordt aan het College gevraagd of zij bij dit regionale Mobiliteitsfonds een goed onderbouwde prioritering kan aangeven van de projecten, zodat ook gekeken kan worden naar de werkgelegenheidseffecten per project en op basis daarvan een gestructureerde discussie kan plaatsvinden. Wanneer er financiële knelpunten ontstaan, kan dan, naarmate de prioriteit lager ligt, ook gekeken worden naar alternatieve middelen om dezelfde doelstellingen te bewerkstelligen. Met betrekking tot de invulling wil de PvdA-fractie benadrukken dat de paragraaf over de bereikbaarheid van het Lauwersmeer geen voorbeslag mag betekenen op de discussie over het traject Mensingeweer en de N361. De effecten. In het debat over de ZZL versus het alternatieve pakket is door de minister veelvuldig aangegeven dat dit toch echt het beste pakket is voor Noord-Nederland en dat hiermee de meeste werkgelegenheid bewerkstelligd zal worden. Heeft het College nagedacht over de mogelijkheden om deze werkgelegenheid te meten, zodat kan worden vastgesteld of het effect inderdaad overeenkomt met wat werd beoogd of dat de feitelijke effecten mee- of tegenvallen. Dit ook met het oog op de onderhandelingspositie ten opzichte van het Rijk daar er een aantal beloftes zijn gedaan. Door middel van concreet meetbare effecten kan naar voren gebracht worden of het eventueel tegenvalt en erop worden aangedrongen dat er meer gedaan moet worden. De PvdA-fractie vindt dat het alternatieve pakket ook een duidelijk impuls moet zijn voor het arbeidsmarktbeleid, dus aan de ene kant in de vorm van werkgelegenheid bij de Noord-Nederlandse bedrijven, maar aan de andere kant door werk te maken van leer-werk-banen. Er gaat veel neergezet worden in de komende tijd en er is weinig inspirerender voor een jongere dan daar te zijn waar het gebeurt. Dhr. Bultje vertelt mee geweest te zijn op de excursie naar de bouw van een energiecentrale in Duitsland en kreeg toen bijna de neiging om een helm op te zetten en mee te bouwen aan iets moois. Dat zou wat betreft de vele projecten die hier aan de hand zijn ook een goede insteek zijn. Weliswaar staat het in de stukken, maar niet vaak genoeg kan benadrukt worden dat het hier gaat om additioneel geld. Dat betekent dat Noord-Nederland ook de komende jaren recht heeft op een evenredig deel van de rijksmiddelen. Wat is de strategie van het College om in de komende periode een evenredig deel uit de reguliere rijksmiddelen voor Noord-Nederland veilig te stellen? Immers, die discussie met betrekking tot dit pakket gaat ongetwijfeld komen.
3
Denkend aan het alternatieve pakket, denkt dhr. Bultje altijd even terug aan 23 mei 2006 waarbij het Noorden in grote getale in Den Haag aanwezig was om de ZZL terug te zetten op de politieke agenda wat, mede onder invloed van de aankomende verkiezingen, erg goed geslaagd is. Het was wel duidelijk dat de noordelijke eenheid en een duidelijke noordelijke visie het Noorden geen windeieren heeft gelegd. Wat op de loer ligt bij zo’n pot met geld, is dat iedereen, als het geld eenmaal binnen is, zijn eigen weg zoekt en zich niet meer verantwoordelijk voelt voor het geheel. Wat de PvdA-fractie betreft moet de noordelijke strategie blijvend worden voortgezet en moet blijvend gezocht worden naar een eigen verhaal en op basis daarvan moet aan de komende jaren gewerkt worden. Dhr. Bultje sluit af met de volgende woorden: “Die Zuiderzeelijn komt er toch! Hij zal alleen anders heten en daarom hecht de PvdA-fractie eraan om de ruimtelijke reservering voor de ZZL te handhaven.” Dhr. Brouns (CDA) merkt op dat de CDA-fractie graag had gezien dat de Zuiderzeelijn was binnengehaald en is er altijd, net als het College, vol voor gegaan. Het is echter anders gelopen en nu is men bij elkaar om te praten over de invulling van het alternatieve pakket. Overigens hoopt de CDAfractie dat met de spoorlijn naar Groningen-Heerenveen alsnog en alvast het eerste deel van de Zuiderzeelijn wordt gerealiseerd, vooruitlopend op en aansluitend bij de afsluitende woorden van de collega van de PvdA. Er ligt een mooi pakket met middelen met de nodige ruimte om maatwerk te leveren, geënt op de Groningse situatie. Het CDA is daarom verheugd over de uitkomst van de onderhandelingen aangaande het alternatieve pakket. Zowel op infrastructureel gebied als economisch gebied kan de komende periode daardoor veel gebeuren. Het CDA hecht waarde aan de voorziene aanpak om te komen tot een manier van werken waarbij onbureaucratisch te werk wordt gegaan met behulp van vlotte procedures om zodoende slagvaardig te zijn. Het is immers een stevige opdracht. De commissaris zei het in de inleidende woorden ook al. Het is een stevige opdracht die voor ons ligt in de komende jaren en het gaat om een aanzienlijke stimulering van de Groningse economie. Het is in onze ogen ook een evenwichtig pakket. Evenwichtig als het gaat om de verdeling tussen infrastructurele en ruimtelijk-economische stimuleringsmaatregelen, namelijk voor Groningen zo’n € 1,2 miljard in infrastructuur waar een duidelijke economische spin-off van te verwachten is en daarnaast nog een ca. € 300 miljoen voor ruimtelijk-economische projecten, althans als wordt uitgegaan van een verdeelsleutel waarbij 48% voor Groningen is. Dit alles komt boven op de bestaande stimuleringsprogramma’s en rijksgelden die de provincie al krijgt. Evenwichtig ook als het gaat om investeringen in het OV en weginfrastructuur. Naast de aanpak van het knelpunt van de Zuidelijke Ringweg wordt binnen de bereikbaarheidsprojecten vol ingezet op OV, waarmee 34% van het gemiddelde gemoeid is in het subpakket van het RSP. Daarnaast wordt in het subprogramma Regionale Mobiliteits Fonds nog eens ruim 65% van de middelen ingezet als de lijn Zwolle-Emmen en de gelden in het kader van het LMCA daarbij worden betrokken voor OVmaatregelen en dat zijn de maatregelen in het kader van de centrale zone nog niet eens meegeteld die ook een economische spin-off hebben naar het stationsgebied. Kortom, het is een evenwichtig pakket aan maatregelen met een regionale spreiding. Alleen wordt in het RSP wel een regio gemist, namelijk het Eemsdeltagebied. De gedachte bstond dat wellicht via het RSP een stevige bijdrage geleverd zou worden, maar dat blijkt uit de beantwoording van de vragen niet het geval te zijn. De projecten hebben vooral betrekking op de Stad. Overigens erkennen wij het belang van die projecten zonder meer, maar de CDA-fractie vindt ook dat het tweede economische hart van de provincie meer aandacht verdient. Uit de beantwoording van de vragen is duidelijk dat de MKBA’s voor de verschillende projecten te vinden zijn in H.4 van het rapport Regionale Bereikbaarheidsprojecten Zuiderzeelijn, het rapport van 13-10-2006. De daarin opgenomen informatie is echter vrij summier. Daarnaast is informatie in de Statenkast ter inzake gelegd. Op basis van de beschikbare informatie vraagt de CDA-fractie aan het College om inzicht te verschaffen in de plannen voor de centrale zone, aangezien, zo is door de fractie vernomen, het oordeel van Ecorys is geweest dat er op dit moment onvoldoende informatie beschikbaar is om te komen tot een oordeel in een MKBA. Hoe staat het overigens met de financiering van deze centrale zone? Als de gemeente kennelijk € 400 miljoen extra kan financieren voor een tunnel in de Ringweg, neemt de CDA-fractie aan dat de € 100 miljoen voor de centrale zone vast geen probleem meer zal zijn. Toch? En wanneer is de uitvoering voorzien? Gesproken over een tunnel in de Ringweg. Het is uiteraard lovenswaardig dat de gemeente Groningen bereid is om op eigen kosten mogelijkheden in kaart te brengen. Overigens wil de CDAfractie benadrukken dat het niet zo kan zijn dat dit onderzoek naar nieuwe plannen zou gaan leiden tot vertraging in de uitvoering van de aanpak van de Ringweg. Dat is voor onze fractie niet bespreek-
4
baar, want daarvoor is het knelpunt veel te nijpend. Is de tunnel overigens een visie die door het College van GS wordt gedeeld? Hebben de gemeente en de provincie dit op elkaar afgestemd? Is bij het College bekend of het Rijk voor een dergelijke projectwijziging bereid is om meer geld dan de huidige € 600 miljoen (-8% effectiviteitskorting) beschikbaar te stellen? Hoe staat het met de effectiviteit van een tunnel? De CDA-fractie heeft altijd begrepen dat ongeveer 70% van het verkeer op de Ringweg bestemmingsverkeer is. Klopt dit nog steeds en zo ja, wat betekent dat dan voor de aanleg van een tunnel met op- en afritten? De N33. Zoals gezegd vindt de CDA-fractie dat het Eemsdeltagebied een extra impuls verdient nu in het kader van het RSP een stevig stimuleringspakket in de provincie wordt neergezet. Dat past ook bij de realisatie van het RSP. Een verdubbeling van de N33 tot Appingedam zou een geweldige economische stimulans zijn. Het RSP kent een accent op de periode 2015-2020. De passage van het collegeakkoord om de realisatie van de N33 op die termijn te bezien, past heel goed in hetgeen nu voorligt. Graag hoort de CDA-fractie van de gedeputeerde, zoals bij de beantwoording van de technische vragen is aangegeven, wat de uitkomst is van een eerste globale kostenraming voor een verdere verdubbeling. Tevens hoort de CDA-fractie graag van de andere fracties hoe zij tegenover een verdere verdubbeling staan. Helaas zit er nog een aantal financiële risico’s in het totale pakket. Zo is de wijze van bevoorschotting nog niet bekend. Herbergt de vrijval van concrete bereikbaarheidprojecten een maximaal extra risico van € 50 miljoen? Kan de ontwikkeling van de IBOI de provincie maximaal € 70 miljoen meer kosten dan geraamd, uitgaande van de gemiddelde bruto stijging in de periode 1970-2007? Met betrekking tot dit laatste wordt door het College opgemerkt dat een en ander mede afhankelijk is van de fasering van projecten. Welke invloed heeft de provincie hierop, daar waar het rijksprojecten betreft? Wordt voor de dekking van de overtekening, naast bijdrage van andere efficiency-voordelen en versobering, eventueel ook gedacht aan een hogere eigen provinciale bijdrage? Ook in de dekking zitten nog risico’s, waaronder de dividendontwikkeling opbrengsten Essent en natuurlijk de mogelijkheid tot verkoop van aandelen Essent. In dat opzicht vraagt de CDA-fractie zich af wat het doel van de vrijwaringsclausule, namelijk in overleg komen met het Rijk, voor waarde heeft als het uitgangspunt is dat dit niet kan leiden tot een bijstelling naar boven van de beschikbare rijksbijdragen. Los daarvan is er de overtekening. Wanneer verwacht het College een eerste beeld te hebben van de diverse mogelijkheden om de overtekening “op te lossen”. Dit mede om te voorkomen dat tegen het einde van de looptijd van het RSP gelden op zijn en projecten in de knel komen. Een kleine technische vraag nog. Bij de beantwoording van vraag 2 wordt gesproken van een aandeel in de overtekening van Groningen van € 240 miljoen. Bij de beantwoording van vraag 4 is dit aandeel van Groningen € 245 miljoen. Betreft dit hier een tikfout of heeft de CDA-fractie de eerste besparing van € 5 miljoen gevonden? Of geldt wellicht het omgekeerde? Uit de beantwoording van de technische vragen is de CDA-fractie gebleken dat wanneer geen sprake is van gunstige effecten op de kosten en de kwaliteit van projecten door de rol van het Rijk en de uitvoering van regionale projecten, daarvan zal worden afgezien. Hoe zit dit in de situatie dat rijksprojecten onder de regie van het rijk worden uitgevoerd. Is hier een regierol voor de regio denkbaar indien dat een dergelijke meerwaarde zou hebben? De CDA-fractie neemt niet aan dat de beantwoording van vraag 9 waarbij wordt aangegeven dat naast de al genoemde projecten het resterende deel van het RSP-budget kan worden ingezet na 2010 als het Pieken-programma afloopt, geïnterpreteerd moet worden dat er kennelijk verdringing van andere rijksgelden ontstaat. Aangenomen wordt dat Groningen in een vervolgprogramma net zo goed gebruik kan maken van dergelijke gelden als de andere provincies. Kan het College dit bevestigen? Op welke wijze zijn de inzet van RSP-middelen begrensd waar het de afweging betreft om in voorkomende gevallen de resterende budgetruimte te betrekken bij de beoordeling van projecten in het kader van bestaand rijksbeleid. Kan het College deze begrenzing toelichten? Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt of deze vraag nader kan worden geduid. Dhr. Brouns (CDA) licht toe dat middels de technische vragen is gevraagd of resterende budgetruimte binnen het RSP te zijner tijd wordt aangewend ter dekking van andere projecten, bijvoorbeeld een opvolgprogramma van Pieken. In de beantwoording is aangegeven dat dat in beginsel het geval zou kunnen zijn. De CDA-fractie is erg geïnteresseerd wat het College bedoeld met het woord ‘begrensd’ en waar die begrenzing uit bestaat. Europark. De uitbreiding met een vierde spoor is bedoeld in verband met het doorkoppelen van bepaalde treinen. Het valt op dat in het rapport Regionale Bereikbaarheidsprojecten Zuiderzeelijn
5
die doorkoppeling ten aanzien van Delfzijl - Roodeschool - Veendam - Nieuweschans juist is losgelaten (zie pag. 26). Wordt er nu anders tegen aangekeken? Hoe verhoudt overigens deze bijdrage voor station Europark zich tot de berichtgeving dat het door de gemeente Groningen verwachte rijksbeleid ten aanzien van het station met drie sporen zeer onzeker is, aangezien het station niet is opgenomen in het pakket spoorse doorsnijdingen? En wat betekent dat voor een eventuele uitbreiding en de financiering van het bestaande project. Tot zover. Dhr. Swagerman (SP) bedankt zijn voorgangers voor het stellen van de vele vragen. Het CDA heeft ook al schriftelijke vragen gesteld. Als er zoveel vragen leven bij een minder omvangrijk document, vraagt dhr. Swagerman zich af wat de waarde is van dat document. Wat de SP spijt is dat de keuze voor het regiospecifieke pakket te wijten is aan het feit dat voor de HST is gekozen. Immers, het Rijk geeft aan dat deze niet verantwoord is aan te leggen en de exploiteren is en dat mede daarom de planprocessen voor verder onderzoek naar de Zuiderzeelijn dan ook zijn gestopt. De SP heeft altijd een Zuiderzeelijn gewild en dat de mogelijkheid open moest blijven voor een andere vorm dan de HST. Het voordeel is - en dat is dhr. Swagerman eens met dhr. Bultje en anderen - dat de Zuiderzeelijn niet uit beeld is en dat die er echt wel zal komen. Misschien gaat het wat langer duren en krijgt hij een andere naam. Het Convenant is duidelijk een akkoord op hoofdlijnen. Dat staat er ook in. Het behoeft op verschillende terreinen, waaronder het operationele niveau, nadere uitwerking. Er zijn nog erg veel gaten en onbekende eenheden. Wat de SP betreft, staan er wel erg veel onduidelijkheden in als het gaat om waar de uitvoering komt te liggen en waar de regie, en dat die per project wisselend is en met welke gemeente en waar. Dit is nog een heet hangijzer in het verhaal. Tevens is het zo dat de invulling financieel en organisatorisch voor alle thema’s wel erg summier is, als je bedenkt dat enkele jaren is onderhandeld. Er zijn erg weinig achterliggende documenten. Sterker nog, er zijn helemaal geen achterliggende documenten bijgeleverd. Er staat een lijst met projecten die zijn opgenomen in het Convenant en de SP neemt aan dat om tot die beslissing te komen vooraf de nodige documentatie geleverd moet zijn. De SP kan zich niet herinneren dat die beschikbaar zijn geweest voor de commissie zodat niet goed in te zien is waarom de beslissingen zo zijn genomen als hier op papier staan. Dhr. Swagerman vermoedt een fout te hebben ontdekt tussen de conceptnota en de Voordracht, want volgens de structuurgroep bestaat de REP uit twaalf programmalijnen, terwijl het er volgens het ministerie dertien zijn. Men heeft het onderwerp Bereikbaarheid gemist in de structuurgroep. Voordat de provincie zich ophangt aan twaalf thema’s is het goed dat dit wordt aangepast voordat het onderwerp Bereikbaarheid niet meer voorkomt in het verhaal. Vragen omtrent het REP. Wat gebeurt er met gelden indien de regio niet de vereiste medefinanciering kan vinden. Er is sprake van een forse financiële opdracht en dit geldt niet alleen voor de provincie, maar ook voor alle mede-investeerders. Dhr. Swagerman heeft in een radio-uitzending opgetreden, naast Hans Haerkens van het NCO-NCW, welke aangaf dat dit best een probleem was, want in de provincie zijn niet zo veel geldschieters. De vraag is dan waar dat geld vandaan moet komen. Als deze mensen dan niet worden gevonden, wat gebeurt er dan? Kan het Rijk het geld terugeisen? Verder staat er bij de uitgangspunten van het REP de volgende bijdragen. Het Rijk € 300 miljoen, kennisinstellingen en markt en decentrale overheden ieder € 100 miljoen. In het statistiekje in het Convenant staat een maal € 100 miljoen van het Rijk en een maal € 100 miljoen van de regio. Is hier nu sprake van € 600 miljoen of € 400 miljoen? Het Regionaal Mobiliteitsfonds is overtekend met € 500 miljoen en de provincies en andere deelnemers hebben zich verplicht de overtekening weg te werken. Hoe denkt men dat te doen? Dat staat niet in het stuk. Wat gaat er gebeuren? Tien halve oplossingen in plaats van vijf hele oplossingen? Of alle Essent-aandelen en de meerwaarde daarvan inzetten? De conclusie die ook getrokken is dat er blijkbaar slecht is onderhandeld, omdat dit geld niet binnen is gekomen. Het was opgenomen in de plannen, maar het ontbreekt. Een ander slecht punt is dat er geen prijsindexering is afgesproken met het Rijk en dat deze er, wat het Rijk betreft, ook niet komt. Er wordt ca. acht regels gewijd aan een omschrijving dat het Rijk misschien wel mee wil denken, maar meestal is het Rijk niet bereid om alsnog .... Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt ter verduidelijking in verband met de prijsindexering dat in punt 6.4 over de bij het Rijk gebruikelijke IBOI-systematiek wordt gesproken als de formule op basis van de prijsindexering plaatsvindt. Heeft dhr. Swagerman helemaal geen prijsindexering aangetroffen?
6
Dhr. Swagerman (SP) antwoordt de omschrijving gezien te hebben, maar hij komt later terug op een ander percentage prijscompensatie dan hier wordt afgesproken en geregeld. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt of dhr. Swagerman al weet wat de percentages in de toekomst zullen zijn. Dat zou knap van hem zijn. Dhr. Swagerman (SP) antwoordt dat dhr. Alders dat ooit heeft aangegeven toen de discussie nog ging over het al dan niet aanleggen van de Zuiderzeelijn en potentiële prijsstijgingen. In de plannen voor de ZZL ging men uit van 25% prijsstijging en dit was meegenomen in het bedrag dat aan de rijksoverheid werd gepresenteerd. Dat is waarschijnlijk terug te vinden in de notulen. Toen heeft de SP gezegd dat dit over een zo lange termijn misschien wel eens te weinig zou kunnen zijn, ook al is dat meer dan de gehanteerde methode waarop dhr. Bleker doelt. Dhr. Oosterhaven (PvhN) acht dat ook knap van de heer Alders. Dhr. Swagerman (SP) heeft liever iemand die knap is met 25% dan met 2% of 3%. Het Rijk is ook niet dom en zag waarschijnlijk kans om hier wat te bezuinigen. Wat de SP ook verbaast is dat er door het Noorden wel erg veel aan cofinanciering moet worden bijgedragen. Als je dat afzet tegen het luttele bedrag dat voor het infrastructurele project Schiphol-Almere-Lelystad moet worden bijgelegd, kun je je afvragen of het Noorden niet veel te snel veel te tevreden is geweest. Ook verbazend is dat Groningen en Friesland bereid zijn om elk € 25 miljoen bij te dragen aan de spoorlijn Zwolle-Coevorden-Emmen. Dhr. Brouns (CDA) vraagt of hij goed begrijpt dat dhr. Swagerman één project uit het gehele pakket licht en kijkt naar de verdeling tussen rijksgelden en de bijdrage uit de regio en vervolgens concludeert dat het totale pakket eigenlijk slecht uitonderhandeld is, omdat hij de verhouding in één project slecht vindt. Dhr. Brouns vindt dat gekeken moet worden naar de totale verhouding en de totale cofinanciering van de regio op het totale pakket aan rijksgelden en andere gelden die worden binnengehaald. Dhr. Swagerman (SP) vindt dat ook naar het totale pakket moet worden gekeken, maar dat, als je dat doet, er nog steeds niet sprake is van een gunstige verhouding, zeker als wordt vergeleken met de totale bedragen bij het traject Schiphol-Almere-Lelystad. Daar is nog geen twee dagen na ondertekening van de overeenkomst met het Noorden een akkoord gesloten van ca. € 4 miljard met een eigen investering van ongeveer € 76 miljoen. Dat verhoudt zich op geen enkele manier wat het Noorden moet bijdragen op een bijdrage van € 2,4 miljard. Dat gaat dus niet om één project, maar om het gehele pakket. Het verbaast de SP dus dat Groningen en Friesland bereid zijn om elk € 25 miljoen bij te dragen aan de spoorlijn Zwolle-Coevorden-Emmen. Dat traject ligt geheel in Drenthe. Als je kijkt naar de verdeling van de gelden is er in het algemeen sprake van dat de provincie Groningen voor zijn rekening neemt wat in Groningen ligt, ligt de lijn in Friesland en Groningen is sprake van een evenredige verdeling tussen Groningen en Friesland en tussen Groningen en Drenthe geldt het zelfde. Dit is dus het enige project waarbij dat niet zo is. Aangezien de SP de N33 ook een warm hart toedragen, maar het benodigde geld liever niet bij de Stad willen weghalen, denkt de SP dat hier ruimte is om het geld daarvoor te kunnen gebruiken. Om in te stemmen met het Convenant heeft de SP meer inzicht nodig over de afspraken over de regierollen op diverse punten en meer inzicht waarom is gekomen met de lijst van projecten zoals is voorgesteld. Specifiek voorbeeld: de bereikbaarheid van het Lauwersmeergebied waarbij er blijkbaar vanuit wordt gegaan dat die verbeterd moet worden, terwijl er ook cijfers zijn die anders aangeven. Mogelijk kan dit geld beter naar het OV of een combinatie van het OV en een opwaardering van de bestaande route. De SP vindt ook dat de besluitvorming over een verdere invulling opnieuw bij de Staten moet worden geagendeerd. Indien de Staten instemmen met het Convenant, c.q. de voordracht is er geen enkele mogelijkheid meer tot verdere inspraak. Over de inspraak tot nu toe kan de SP kort zijn: die is er namelijk niet geweest. Dhr. Sangers (SP) heeft nog een drietal vragen. De eerste heeft betrekking op de overtekening en sluit aan bij de opmerkingen van dhr. Brouns. Wat opvalt is dat in het voorgenomen te nemen besluit gevraagd wordt in te stemmen met de overtekening van € 243 miljoen. De vraag van de SP is wat nu precies de reikwijdte is van de gevraagde instemming. Wordt gevraagd om eventueel bovenop de
7
gevraagde cofinanciering van € 245 miljoen ook nog geheel of gedeeltelijk, naast inverdieneffecten, etc, € 243 miljoen extra te cofinancieren? De andere vraag betreft de relatie tussen het programma zoals dat in zijn totaliteit wordt gepresenteerd en de diverse projecten daarin enerzijds en anderzijds de reserve ESFI met een meerjarenperspectief qua bestedingen. De vraag is of er een link tussen beide is en zo ja, welke? Ten derde het volgende. Dhr. Calon heeft wel eens melding gemaakt van de mogelijkheid dat door het niet doorgaan van de fusie Essent-Nuon de provincie in afwachting is van een extra dividend vanwege de verkoop Kabelcom en de vraag is hoe het daarmee staat. Dhr. Luitjens (VVD) verklaart dat de VVD-fractie altijd pal heeft gestaan voor de Zuiderzeelijn. Hij sluit aan bij waar dhr. Bultje ophield. Op de een of andere manier zal de ZZL er wel eens komen, maar wellicht moet maar worden begonnen met de mogelijkheid te onderzoeken om naar het oosten een snelle verbinding met het Duitse spoor te krijgen, hetgeen van het grootste belang is. Dat betekent in elk geval dat ook in Oost-Groningen ruimtelijk gereserveerd moet worden, alhoewel het gebied zelf van mening was dat er geen ruimte voor was. De voordracht. Het is een voordracht die over veel geld gaat. Er valt nog te discussiëren over hoeveel, maar ruim € 2 miljard met in het geringste geval een Gronings aandeel van ca. € 243 miljoen aan cofinanciering en een stuk extra risico in verband met de overtekening van het Regionaal Mobiliteitsfonds van nog eens € 245 miljoen. Voorwaar voor de provincie Groningen een substantieel bedrag en er is alle aanleiding voor een goede afweging van deze voordracht door de Staten. Een aantal van de eerdere sprekers is al ingegaan op het informatieve gehalte van deze voordracht. De VVDfractie is van mening dat het informatieve gehalte van deze voordracht eigenlijk niet strookt met het grote bedrag waarover deze gaat. Bijvoorbeeld, er zijn maar vijf regels gewijd aan het project van de lijn Groningen-Heerenveen. Dat is geen argumentatie om er een bedrag van € 600 miljoen aan te besteden. Dat lage informatieve gehalte blijkt ook uit de enorme hoeveelheid vragen die door het CDA te voren is ingediend. Dhr. Sangers (SP) trekt de één-op-één-relatie daarvan in twijfel. Dhr. Luitjens (VVD) antwoordt dat dit wel aangeeft dat er op vele onderdelen veel onduidelijkheid heerst, alhoewel dit een voordracht en een Convenant is op hoofdlijnen. Wat is dan nog de ruimte voor de Staten in deze voordracht? Voor concrete projecten is de opvraag niet aan de orde. Er zitten onderwerpen in die iedereen van het grootste belang vindt, gezien de discussie van de afgelopen tijd in de Staten met als belangrijkste onderwerp de Zuidelijke Ringweg. Maar als het gaat om het Regionaal Mobiliteitsfonds is de regio aan zet. Zo te zien zijn de Staten helemaal niet aan zet, getuige de beantwoording van de vragen van het CDA. De opvraag van concrete projecten, de Zuidelijke Ringweg en Kolibri, prima! De VVD-fractie heeft, als het ging om compensatie ZZL altijd ingezet op infrastructuur, maar daarbij is nog wel iets extra’s gezegd. Geen sigaren uit eigen doos! De argumentatie waarom geen sigaren uit eigen doos wordt in deze voordracht node gemist. Graag hoort dhr. Luitjens van GS die argumentatie. De Zuidelijke Ringweg staat natuurlijk ook al in het MIT, dat nu het MIRT heet. Hoe zit dat nu met die sigaren uit eigen doos? Van Kolibri werd steeds duidelijker dat de rijksbijdrage die ingeboekt werd in het kader van de Begrotingen Regiovisie Groningen-Assen steeds verder terugliep. Eerst werd aan € 150 miljoen gedacht en nu staat dat bedrag nog slechts op € 10 miljoen. Even terug naar het Regionaal Mobiliteitsfonds en deze voordracht. De voordracht kan op verschillende wijzen worden benaderd. Het gaat over de totale compensatie van het niet-doorgaan van de ZZL. Er wordt een bedrag opgevoerd van € 2,4 miljard, maar dat is uit te splitsen in een rijksdeel en dan is dat toch lager. Als je dan ook naar de LMCA kijkt en het MIRT en de regionale bijdragen, kom je toch op een bedrag uit dat lager is. Daarnaast is de splitsing van belang tussen de onderdelen Concreet en Regionaal en REP. Ook gaat de voordracht over afstemming, de regie en de verantwoordelijkheid. Er is sprake van diverse invalshoeken die summier worden belicht. Bij het Regionaal Mobiliteitsfonds gaat het om versterking van de regionaal-economische structuur. Dat was in den beginne de basis van het Langman-akkoord waar de ZZL een onlosmakelijk onderdeel van was. De bijdrage aan de regionaal-economische structuur van de gekozen projecten, of dit nu het Regionaal Mobiliteitsfonds of het REP is, komt in deze voordracht niet naar voren. Uiteindelijk zou je dat moeten vertalen in arbeidsplaatsen. Op die manier zijn de gemaakte keuzen voor de Staten niet te vergelijken. Er werd inderdaad gezegd dat de informatie te vinden was in de Statenkast en ook in een rapport van 2006 op het internet en er werd bijgezegd dat in de tussentijd er inmiddels veel is veranderd. Dat soort criteria die hierbij zouden moeten worden geleverd, waren daar in ieder geval
8
niet te vinden. Nut en de noodzaak van de lijn naar Heerenveen waren onduidelijk en de kreet ‘Drachten aan het spoor’ is voor de VVD-fractie niet voldoende. De centrale zone. Er is een bedrag van een kleine € 200 miljoen begroot. Als je er oppervlakkig naar kijkt, kun je bij een dergelijke gebiedsontwikkeling van alles voorstellen. Alhoewel dhr. Haerkens anders aangeeft, is ook daar sprake van een stuk bedrijfsleven dat op PPS-achtige wijze mee wil werken. Dat komt in elk geval niet naar voren. Laat staan dat er een begin is gemaakt van een argumentatie op basis van nut en noodzaak. Kijkend vanuit de helikopter naar de verdeling over de provincie van het Regionaal Mobiliteitsfonds is er aandacht voor de bereikbaarheid van de Veenkoloniën, het Lauwersmeergebied, een spoorlijn Westerkwartier-Groningen, waarbij Groningen natuurlijk heel belangrijk is voor de economische ontwikkeling van de provincie. Echter, het Eemsdeltagebied waar naar de toekomst ook opgaven moeten worden ondernomen en waar enige infrastructurele knelpunten liggen, komt in het hele verhaal niet voor. Of het nu een N33 is, een andere weg, een zeesluis, een passagiersspoorlijn in de Eemshaven... in de afweging komt het niet voor. Dit onderdeel afrondend, stelt dhr. Luitjens dat de vergelijking die nodig is voor een keuze voor projecten - anderen hebben hier ook al aan gerefereerd - door de VVD-fractie wordt gemist. De fractie wil dan ook de nodige nadere informatie en voldoende tijd om die te kunnen bestuderen. Dhr. Luitjens sluit zich aan bij de vraag van o.a. dhr. Sangers over dat bedrag van € 25 miljoen voor zowel Groningen als Friesland dat naar het Drentse gaat. Cofinanciering Groningen. Hierop is al nader ingegaan door voorgaande sprekers. Er is door gedeputeerde Calon al een aantal keren gemeld dat gesproken moet worden hoe dat geëffectueerd moet worden. Het staat in de stukken onder voorbehoud genoemd. Dhr. Luitjens vraagt zich af wanneer dat gaat komen. Overtekening. Het gaat om een bedrag van € 243 miljoen, zo blijkt uit de stukken, meneer Brouns. Hoe werkt dat? Welke risico’s worden daarbij gelopen? Hoeveel extra geld moeten de Staten hiervoor vrijmaken? Betekent dit een extra bijdrage van datzelfde bedrag? Een andere vraag. Wat is de rol van PS? Moeten wij nu instemmen met een Convenant op hoofdlijnen? Hebben we dan daarna carte-blanche gegeven? Zo is niet de opzet van de VVD-fractie. Het REP, het regionaal-economisch pakket. Ook daar gelden criteria voor regionaaleconomische structuur versterking met de nadruk op structuur. Dhr. Luitjens gaat ervan uit dat daarvoor criteria voor zijn neergezet die de waarde aangeven. Aan de andere kant is de indruk gewekt door gedeputeerde Gerritsen op RTV Noord dat dit geld in wezen al verdeeld is zonder dat er criteria aan ten grondslag lagen, want hij heeft de indruk gewekt dat de oostwand van de Grote Markt kat in het bakkie is. De VVD dacht overigens niet direct aan de oostwand van de Grote Markt. Daar moet, wat de VVD betreft, toch zeker de nodige argumentatie bij geleverd worden in plaats van een beetje toeteren. Ook hier komt de rol van PS om de hoek kijken, want ook daar is cofinanciering vanuit de provincie bij nodig. Hoe ziet het College dit in zijn algemeenheid? Het gaat natuurlijk om economische structuurversterking. Er is tien jaar gebakkeleid met het Rijk over de Zuiderzeelijn. Er is daarover door de SEAN geadviseerd en het verbaast dhr. Luitjens dat er geen advies van SER Noord bij dit pakket ligt. Is dat gevraagd? Zo ja, wanneer komt dat? Zo nee, waarom niet? Tot slot. Een stuk infrastructurele versterking van het Eemsdeltagebied hoort wat de VVD betreft thuis in de afweging die wordt gemaakt bij het Regionaal Mobiliteitsfonds. Hier voelt de VVD mee met het CDA. Ten aanzien van de te nemen besluiten is het voorstel van de VVD op dit moment om die besluiten maar te splitsen. Ingestemd kan worden met het Convenant en concrete projecten, maar over andere zaken is te weinig informatie gegeven en de tijd is nu te krap voor de fracties om de nodige afwegingen te maken. Dhr. Brouns (CDA) begrijpt dat de VVD-fractie zich kan vinden in het Convenant, de bijdragen en de verdelingen daarin over de drie subprogramma’s, maar dat er te weinig informatie is gegeven over het REP en de daarin aanwezige projecten om daarover een besluit te nemen. Dhr. Luitjens (VVD) stelt dat de regio aan zet is bij het Regionaal Mobiliteitsfonds. Dat de regio aan zet is, spreekt niet uit deze voordracht. Er ligt een pakket en dat zou het moeten zijn. De VVD zou daarvoor ook argumentaties willen zien en ook voor de invulling van het REP, het andere deel met € 300 miljoen. Met het Regionaal Mobiliteitsfonds kan de VVD op dit moment niet uit de voeten. Dhr. Brouns (CDA) heeft nog een vraag ter verduidelijking die ook het College wellicht kan meenemen in haar beantwoording. De CDA-fractie is bij de beoordeling van het pakket en de informatie die daaromtrent is gekregen, ervan uitgegaan dat concrete projecten te zijner tijd met hun onderbouwin-
9
gen en financieringsvoorstellen naar de Staten zullen komen. Wellicht dat dit meegenomen kan worden in de beantwoording van de vraag van de VVD. Dhr. Luitjens (VVD) stelt dat de indruk die bij de VVD-fractie is gewekt met kreten als het Pact van Joure is dat het Mobiliteitsfonds onwrikbaar in elkaar zit. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) brengt naar voren dat na jaren van onduidelijkheid en grote inspanning van de Stuurgroep ZZL er nu eindelijk een voorstel ligt over de economische structuurversterking voor het Noorden. Allereerst spreekt de fractie van de ChristenUnie haar waardering uit voor de inzet en vasthoudendheid van de Stuurgroep en haar voorzitters. Het leek soms dat er geen einde kwam aan de negatieve berichtgeving, maar toch wordt nu over een resultaat gesproken wat naar het inzicht van de ChristenUnie gezien mag worden. Natuurlijk zijn er op onderdelen vragen en misschien aanpassingen nodig, maar in grote lijnen kan worden geconcludeerd dat een goed resultaat is bereikt en dat het oorspronkelijke doel, waar de ChristenUnie-fractie zich tot het laatste moment sterk voor heeft gemaakt, niet gehaald is. Misschien kan gezegd worden dat het doel van economische structuurversterking door al deze maatregelen die nu worden voorgesteld, wel gehaald zou kunnen worden. De fractie van het CDA wordt bedankt voor haar vragenlijst. Dit betekent dat ook op een groot aantal van de vragen van de ChristenUnie antwoord is gegeven. Er is nog een aantal vragen. Ten aanzien van de uitvoering van het REP heeft het Rijk formeel een vetorecht over de grotere projecten. Graag hoort dhr. Staghouwer hierop een toelichting. De cofinanciering middels de dividendstroom en/of verkoop. Kan dit nader worden uitgelegd? Hier zit een groot risico dat ook al door voorgaande sprekers is gesignaleerd. Is de waarde voldoende om deze verplichtingen van de cofinanciering aan te gaan? Er is veel gesproken over delen van het project dat de komende jaren al zal worden aangepakt. Wat de ChristenUnie-fractie heeft gemist is een duidelijke uitleg over de fasering van de verschillende projecten. Er is al een aantal malen gesproken over sigaren uit eigen doos. Het was beter geweest te laten zien welke projecten voor welke tijd in uitvoering staan geprognosticeerd. Er is een groot aantal nieuwe projecten, maar er zijn ook projecten bij die al in de pijplijn zaten. Laat dan ook zien dat door middel van dit pakket de zaken naar voren worden getrokken. Concreet: de bereikbaarheid van het Lauwersmeergebied. Dit is al eerder genoemd. Er is toch als Staten al afgesproken dat dit zou gebeuren? Nu is er € 51 miljoen beschikbaar. Prachtig! Maar... wat is het concrete gevolg van dit bedrag? Voorzitter, de fractie van de ChristenUnie is voorlopig tevreden over het behaalde resultaat. Zij gaat ervan uit dat nu alles in het werk wordt gesteld om genoemde projecten in de voordracht zo snel mogelijk te concretiseren. Graag ziet de ChristenUnie-fractie een uitwerking van de plannen in een timetable terug zodat er een beeld en een oordeel gevormd kan worden. Ten aanzien van de opmerking van de CDA-fractie over de N33 merkt dhr. Staghouwer op dat de ChristenUnie-fractie dit een interessante gedachte vindt en dat zij graag de financiële consequentie in beeld gebracht ziet. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) zou het relatief kort kunnen houden aangezien hij bij veel opmerkingen van voorgaande sprekers en met name van die van de SP en de VVD kan aansluiten en hij zal proberen dat dan ook te doen. De positie van GroenLinks ten aanzien van de ZZL. Bij het begin van het traject nam GroenLinks een positie in tegen de zweeftrein. Met name het aspect van de eigen bijdrage speelde daarbij een grote rol. Een paar jaar geleden is de GroenLinks-fractie alsnog akkoord gegaan met een bijdrage aan de ZZL in de vorm van een Intercity-variant. Daarbij is niet aangeduid hoeveel de bijdrage zou kunnen zijn, maar er is dus een bepaalde geschiedenis als het gaat om het al dan niet bijdragen aan bepaalde projecten. Dhr. Van der Ploeg noemt dit vooraf, omdat het een belangrijk aspect is in het uiteindelijke oordeel over het totaal wat voorligt en de daarbij behorende programma’s. Aan het eind komt dhr. Van der Ploeg hierop terug. De procedure. Het is de eerste keer sinds een lange tijd dat hierover wordt gesproken, behalve die ene merkwaardige Statenvergadering toen het formeel nog niet duidelijk was dat de ZZL niet door zou gaan. Er is een keer in vertrouwelijkheid over gesproken en een keer in het presidium. Dhr. Van der Ploeg werd toen heel boos over het feit dat die procedure zo is gelopen. In een blad van GroenLinks heeft hij toen neergeschreven: “Doen wij er überhaupt nog toe? Kunnen wij ons als Provinciale Straten niet beter opheffen, want op het moment dat het er echt toe doet, worden wij totaal genegeerd!” Als dhr. Bultje zegt dat naar eer en geweten is gehandeld, zal dat ongetwijfeld waar zijn, maar men heeft ook politiek gehandeld. Je moet je dan afvragen of er een moment is geweest om die terugkoppeling naar de Staten te zoeken. In de ogen van dhr. Van der Ploeg was dat zeker het geval,
10
namelijk toen duidelijk werd dat de ZZL niet door zou gaan en het alternatief pakket, in plaats van een doorrekenpakket, een onderhandelingspakket zou worden. Dat was het geëigende moment geweest om vertrouwelijk of openbaar terug te koppelen naar de Staten. Dat het niet mogelijk was geweest, bestrijdt dhr. Van der Ploeg ten zeerste en als het gaat om het democratisch gehalte, is dit een zeer principieel punt. De boosheid is dan ook nog niet verdwenen, want als gekeken wordt naar wat er nu voorligt... Dhr. Bultje (PvdA) interrumpeert en stelt niet in twijfel te hebben getrokken dat het niet mogelijk was geweest. Hij heeft betwijfeld of het de onderhandelingen ten goede was gekomen als het wel zo was gegaan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat je als Provinciale Staten niet onderhandelt met andere regionale overheden. Je kunt wel op gedegen wijze de onderhandelaars namens de provincie voeden. Die mogelijkheid is er niet geweest en daar gaat het dhr. Van der Ploeg om, want als PS onderhandel je niet. Daar zijn de gedeputeerden voor. Het voorliggende besluit komt de GroenLinks-fractie over als een ‘slikken of stikken’-verhaal. In het verlengde van de bijdrage van de VVD waarin gevraagd werd om het besluit te splitsen, voelt de fractie van GroenLinks daar heel veel voor, omdat dat dan in besluitvormende zin, als het gaat om de regionale projecten, door de Staten een rol gespeeld kan worden. Het feit dat het CDA nu met een voorstel lijkt te komen voor de N33 moet ten principale mogelijk zijn. De GroenLinks-fractie zou kunnen komen met het voorstel om de lijn naar Emmen door te trekken naar Stadskanaal en eventueel naar Duitsland, zodat de provincie echt structuurversterkend bezig is. Dhr. Van der Ploeg deelt de mening van dhr. Luitjens dat onvoldoende informatie is gegeven om prioriteiten af te wegen. De informatie die in het aanvullende document stond bij het structuurplan is bekend, maar die informatie was beperkt. Voor het nemen van besluiten moet je goed geïnformeerd zijn en eigenlijk is onduidelijk als je met deze voordracht akkoord gaat, waar je mee akkoord gaat. Een voorbeeld: wat betekent nu die overtekening? Als je akkoord gaat, wordt dat dan later uitgelegd dat de Staten akkoord zijn gegaan met die projecten? Een automatische wisseling is daarmee aangegeven. Dhr. Van der Ploeg vindt dat GS en PS niet op deze wijze met elkaar om moeten gaan. Je moet een en ander ook kunnen waarderen vanuit je eigen politieke visie. Bijvoorbeeld de weg naar Winsum, de bereikbaarheid van het Lauwersmeer. Is dat structuurversterkend? Het heeft eigenlijk een heel ander doel en over dat doel vindt discussie plaats, maar hier is het opgevoerd in het kader van de structuurversterkende projecten. Dhr. Van der Ploeg vindt dat men daarmee verkeerd bezig is. Uiteindelijk moet je een oordeel formuleren over het pakket zoals dat voorligt. Zoals het er nu naar uitziet - en het is moeilijk voorstelbaar dat er nog beweging in komt - gaat GroenLinks hiermee niet akkoord. Terugkomend op de eigen politieke visie en de bijdrage die vanuit de regio voor het totaal moet worden geleverd en de verhouding tussen OV en wegeninfrastructuur die volledig scheef is gegroeid - er was een 100% OV-traject en onduidelijk is waarom dit nu maar 30%-70% of 45%-55% moet zijn - had dit volgens GroenLinks veel hoger gemoeten in het voordeel van het OV. Dat had de inzet moeten zijn en dat had dhr. Van der Ploeg graag aan het College willen meegeven, maar die kans is niet geboden. Voorts is de fractie van GroenLinks ten principale tegen het meebetalen aan rijksprojecten in de wegeninfrastructuur. Dat is het belangrijkste argument tegen deze voordracht. Dhr. Brouns (CDA) vraagt of dat in gewone mensentaal betekent dat GroenLinks vindt dat het grote knelpunt van de Zuidelijke Ringweg niet hoeft te worden aangepakt en dat het betreffende geld allemaal in het OV moet worden gestoken. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat hij al veel discussies heeft gevoerd over het nut en de noodzaak van de aanpak van de Zuidelijke Ringweg. Waar het om gaat is dat hier een bijdrage vanuit de regio wordt gevraagd voor rijksinfrastructuur. Dit is het antwoord dat dhr. Brouns steeds krijgt te horen wanneer hij die vraag stelt. Natuurlijk is er een knelpunt op de Zuidelijke Ringweg. Er zijn afspraken over gemaakt. Als gevolg van het Langman-akkoord wordt er op dit moment zwaar geinvesteerd. De effecten ervan zijn nog niet duidelijk en een aantal partijen lopen ver voor de muziek uit als het gaat om een aantal trajecten. Dhr. Van der Ploeg meldt de opmerking van dhr. Brouns over de tunnel ook te hebben gehoord en stelt ironisch dat het heel prettig is om dit van het CDA te horen als je ernaast woont. In gewone mensentaal betekent dit dat het CDA de mensen daar laat zitten en in het fijnstof laat stikken. Dhr. Bultje (PvdA) heeft nog een andere vraag in gewone mensentaal. Hoe staan de partijgenoten van dhr. Van der Ploeg in de Stad tegenover deze discussie, vooral die met een wethoudersfunctie?
11
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat dhr. Bultje hier praat met een Statenlid. De GroenLinks-fractie maakt hier een eigen afweging en dat doet ook de wethouder. Als dhr. Bultje wil weten wij zij ervan vindt, beveelt dhr. Van der Ploeg aan haar dat zelf te vragen. Dhr. Brouns (CDA) stelt heel nadrukkelijk te hebben gezegd dat de CDA-fractie het uitstekend vindt dat de gemeente Groningen bereid is om op eigen kosten een onderzoek uit te voeren en dat de CDA-fractie het prima zou vinden als de gemeente op korte termijn € 400 miljoen bij elkaar spaart om daar een tunnel neer te leggen. De CDA-fractie heeft alleen gevraagd of het College 1) met deze plannen instemt en 2) bereid is daar zelf een bijdrage aan te leveren en 3) in hoeverre het College zicht heeft of het Rijk bereid is, als deze plannen verder worden uitgewerkt, daaraan ook nog eens een paar honderd miljoen extra aan te leveren. Vooralsnog laat het CDA niemand in het fijnstof zitten, maar concludeert heel principieel dat dhr. Van der Ploeg zegt dat het verkeer daar maar lekker moet vastlopen en dat hij dat pakket niet wil, omdat hij wil inzetten op OV en dat wat er in de Stad gebeurt, maar moet worden afgewacht. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op de discussie interessant te vinden, want hij heeft dhr. Brouns heel wat anders horen zeggen, namelijk dat hij absoluut geen vertraging accepteert. Stel nu dat je met een jaar vertraging met een tunnel het fijnstof omlaag krijgt, dat is hij daar toch heel erg voor? Dhr. Brouns (CDA) stelt dat de CDA-fractie geen enkele vertraging accepteert als het gaat om de huidige planvorming. Op dit moment liggen er plannen en is het financieel mogelijk gemaakt om de realisatie van die plannen naar voren te halen. Als de plannen worden uitgevoerd zoals ze nu zijn, accepteert deze fractie inderdaad geen enkele vertraging. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) concludeert dat dan wordt uitgekomen op de kwaliteit van de plannen. Daarover zijn ook door andere fracties opmerkingen gemaakt. Dhr. Van der Ploeg kent de kwaliteit van de plannen ook niet voldoende, zodanig dat gesteld wordt dat zij uitvoeringsgereed zijn. Uit de berichtgeving kan worden afgeleid dat het nog ca. vier of vijf jaar zal duren voordat er een uitvoeringsgereed plan ligt op basis van de twee globale ideeën die er nu zijn. Daarbij komt er dan nog eens een tunnelvariant bij. Het lijkt dhr. Van der Ploeg veel beter dat er nu voldoende tijd voor het proces wordt genomen. Dhr. Oosterhaven (PvhN) zou als het over de besluitvorming gaat bij de fractie van GroenLinks willen aansluiten. Hij roept in herinnering dat deze Staten geïnformeerd zijn door de Stuurgroep ZZL per brief van 19 december waar in essentie alle informatie die in het voorliggende stuk aanwezig is, ook al stond. De financiering was rond en de projecten genoemd. Er was een aantal details dat nog moest worden uitgewerkt. Er is winst geboekt door de Stuurgroep, maar in essentie lag alles er al. Dat betekent dat alle vragen al gesteld zijn of gesteld hadden kunnen worden of niet gesteld zijn omdat deze in de vertrouwelijke vergadering aan de orde waren. Dhr. Oosterhaven had verwacht dat de politieke partijen hier aanwezig een stuk ter tafel hadden gekregen waarin al die vragen al beantwoord waren, zodat een politieke afweging gemaakt had kunnen worden. In vertrouwelijkheid hadden alle moeilijke problemen kunnen zijn besproken, waarna dan nu een stuk voor had kunnen liggen waarin exact stond wat de antwoorden zijn op de gestelde vragen, inclusief de antwoorden op de zeer verdienstelijke lijst van vragen van het CDA, waarvoor dank! De Partij van het Noorden is de enige partij geweest die geprobeerd heeft om hoofdlijnen en bijzaken te scheiden. Al in een vroeg stadium is aangegeven wat er goed is en wat slecht in het pakket. Er is een stuk opgesteld en dat is opgestuurd naar alle Statenfracties en niet alleen in deze provincie, maar ook naar de fracties in de beide andere provincies. In dat stuk heeft de PvhN geconcludeerd dat de samenstelling van het pakket in de verste verte qua ruimtelijk-economische effecten voor het Noorden als geheel niet in de buurt komt van wat de Zuiderzeelijn gecreëerd zou hebben. Waarom? Het pakket wordt gedomineerd door projecten die de interne ontsluiting van centra onderling in Noord-Nederland verbeteren en dat is weliswaar heel prettig voor veel mensen in NoordNederland en ook leuk voor lokale politici om mee te scoren, maar als je dat op een hoger schaalniveau bekijkt levert dat dan nu Noord-Nederland werkgelegenheidswinst op en ruimtelijk economische ontwikkeling? Dat is toch een van de hoofdprioriteiten van de regio. Ons antwoord was ‘nee’. Er is toen door de PvhN een aantal voorstellen gedaan en er is gewezen op lacunes. Dhr. Oosterhaven concludeert dat geen van de door de PvhN toen genoemde, op schrift gestelde en openbare projecten in het pakket is opgenomen. Hij denkt dat dit de problemen accentueert
12
die dhr. Van der Ploeg aangaf, namelijk dat er een Stuurgroep Zuiderzeelijn functioneert waar gemeenten en provincies inzitten, wat eigenlijk een heel oncontroleerbaar orgaan is dat heeft onderhandeld. Het is natuurlijk fantastisch als je van € 1,4 miljard tot € 2,16 miljard komt. Het is net als dat halflege of halfvolle glas. Vertrokken werd van € 2,73 miljard en uitgekomen is op € 2,16 miljard en als dan € 1,4 miljard aan de orde is geweest, is het resultaat mooi. Aangenomen moet worden dat men dit goed heeft uit onderhandeld, want dat kan niet worden beoordeeld. Slechts kan worden geconstateerd dat het eindbedrag minder is dan het Noorden door het kabinet is toegezegd. Dat verbaast de Partij voor het Noorden helemaal niet, want aan de lopende band beloven nationale politieke partijen het Noorden van alles, terwijl van die beloftes vaak niets terecht komt. Een en ander is dus aangegeven, maar dan zit er in de besluitvorming een fundamenteel probleem. De democratische controleerbaarheid van de besluitvorming is afwezig. Er is geen enkel moment geweest waarin suggestie gedaan konden worden. Alleen in december jl. en toen vertrouwelijk. De voorstellen van de PvhN die openbaar zijn, zijn niet overgenomen en of de voorstellen van de andere fracties zijn overgenomen is onduidelijk. Dhr. Oosterhaven neemt aan dat alle technische vragen beantwoord hadden kunnen zijn. Is het dan alleen maar zwart? Dhr. Oosterhaven geeft de Stuurgroep op een aantal punten complimenten. De Partij van het Noorden heeft de indruk dat met dit akkoord op het terrein van de regionale economie op een aantal punten verbeteringen zijn bereikt, bijvoorbeeld in de mate van zelfstandigheid bij de besluitvorming, met name over het regionale mobiliteitspakket, maar ook over het ruimtelijk-economische pakket, althans het regionale deel, en ook wat betreft de invulling van de rijksprojecten en de nadere uitvoering, alhoewel dat nog moet worden afgewacht. Dit is iets waarvoor de Stuurgroep complimenten verdient. De belangrijkste vraag van de Partij voor het Noorden is in dit kader: wat wil de opvolger van de Stuurgroep? SNN gaat het stokje overnemen. Dat is iets democratischer, want er is een AB met gewogen stemmen en daar is ten minste enige invloed op uit te oefenen, maar zoals bekend, willen de meeste fracties hier aanwezig, daar ook vanaf. Zij willen dat laatste stukje Noordelijke democratie ontmantelen. Dhr. Van der Ploeg moet toch beseffen - hij geeft een perfecte analyse - dat hij aan het eind van zijn betoog de bal net niet in het doel schopt. Wat is het probleem? Als dhr. Van der Ploeg zijn zin gekregen zou hebben en de Staten in een vroeg stadium hadden kunnen aangeven wat haar prioriteiten zijn (en dat de onderhandelingsdelegatie had getracht om die prioriteiten te realiseren, waarbij de Staten op afstand hadden kunnen bijsturen, want uiteraard onderhandelen de Staten niet) had dat dus drie keer moeten gebeuren. Wat nodig was, is heel simpel: een Noordelijk parlement, meneer Van der Ploeg! Dan was ook uw probleem opgelost, een probleem overigens waar ik het geheel mee eens ben. U had een stap verder moeten gaan, want uw analyse was uitstekend. De vraag van de Partij van het Noorden aan onder andere Gedeputeerde Staten is dan ook: wat zijn GS en alle vertegenwoordigers van de hier aanwezige landelijke politieke partijen van plan te gaan doen aan het feit dat dit besluit van de eeuw, of ten minste van dit decennium, even op een achternamiddag wordt genomen? Het is eigenlijk een fait accomplis en alleen hoeft dit formeel nog even te worden bekrachtigd en dat zal straks ook gaan gebeuren, hetgeen de PvhN overigens niets verbaast... De gedeputeerden zitten er dan ook uiterst relaxed bij, want ze weten dat er nu geen brokken gemaakt worden... Dhr. Swagerman (SP) moet bijna concluderen dat de gasbaten nu pas na 2010 weer boven water gaan komen bij de Partij van het Noorden. Dhr. Oosterhaven (PvhN) antwoordt dat als het Noorden 25% van de gasbaten zou ontvangen, deze discussie overbodig was geweest en vervolgt. Concreet zou hij van GS en ook van de andere fracties willen weten wat zij denken te doen aan de mogelijkheid dat in het vervolg van dit traject wel democratische besluitvorming tot stand komt. Is men niet met de PvhN van mening dat over dit pakket en de verdere uitwerking er nog talloze zeer belangrijke beslissingen moeten worden genomen? Er is geïnventariseerd. Het CDA heeft het al scherp aangegeven. Er zijn grote financiële risico’s van meer dan € 100 miljoen, ook voor de provincie. Moeten er blanco cheques worden getekend? Dat hele proces kan alleen op een redelijke manier worden afgerond met één Noordelijke Gedeputeerde Staten, het SNN, en één Noordelijk parlement dat dit SNN-bestuur controleert. Dhr. Oosterhaven denkt dat dit ZZL-pakket aangeeft dat dit is wat nodig is. Graag hoort hij een reactie op deze stellingname, want hij hoopt dat misschien een klein stapje in die richting gezet kan worden. Dhr. Brouns (CDA) vraagt wat dhr. Oosterhaven concreet vindt van de voordracht die voorligt.
13
Dhr. Oosterhaven (PvhN) antwoordt dat dit per notie gedateerd 18 of 19 december, uitvoerig uit de doeken is gedaan. In drie pagina’s is aangegeven welke projecten in het toen voorliggende pakket en dat is hetzelfde pakket dat nu voorligt - de PvhN minder zinnig vond en worden beschouwd als speeltjes voor lokale politici en welke projecten wel belangrijk worden gevonden. Er is een heel gedetailleerde discussie gevoerd over de N33 over het traject Zuidbroek-Emmen en dan wordt heel moeilijk gedaan. Die weg moet gewoon uitgerust worden als vierbaansweg met vluchtstrook, zodat je er 120 km per uur kunt rijden, dus als een A33. Genoemd is wat dhr. Van der Ploeg overneemt, alhoewel hij zegt dat hij het al veel eerder heeft bedacht, Stadskanaal-Emmen. Dat betekent een ontsluiting van Oost-Groningen, zeker in combinatie met de A33 van Zuidbroek via Veendam naar Emmen, naar de Randstadmarkt toe. Dat geeft economische ontwikkelingsmogelijkheden voor de industrie (A33) en voor de zakelijke dienstverlening vooral als je het gaat om het spoor. Er zijn nog andere zaken genoemd, maar dit zijn wat deze provincie betreft, de twee belangrijkste projecten. Dhr. Brouns (CDA) is blij te horen dat de verdubbeling en doortrekking van de N33 volgens dhr. Oosterhaven bespreekbaar zijn. Toch ligt er een voordracht voor. Verwezen wordt naar een stuk waar eerder kennis van is genomen en waar alle ideeën van de PvhN in staan en waarvan de ideeën niet zijn overgenomen in de voordracht. Wat vindt dhr. Oosterhaven nu heel concreet van deze voordracht? Dhr. Oosterhaven (PvhN) antwoordt het een slechte voordracht te vinden daar de centrale doelstelling inzake de bevordering van de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Noord-Nederland niet zal worden gerealiseerd. De bijdrage daaraan zal heel beperkt zijn. Dat is wat de PvhN van de voordracht vindt. Het is een slechte voordracht met heel veel risico’s en grote gevaren. In de Statenvergadering zal daar nader op ingegaan worden. Dhr. Bultje (PvdA) acht het jammer dat dhr. Oosterhaven geen lid is van de Provinciale Staten. Hij sprak een aantal keren over ‘speeltjes voor lokale politici’. Getuigt dit niet van hetzelfde dédain waarmee de PvhN Den Haag verwijten maakt als het om Noord-Nederland gaat? Dhr. Oosterhaven (PvhN) laat de mogelijkheid open. Den Haag moet zich ook niet met NoordNederland bemoeien. Provinciale Staten zouden zich ook niet met Ganzedijk moeten bemoeien. PS moeten zich bezig houden met de problemen waar PS voor verantwoordelijk zijn. Dat betekent dat de vraag gerechtvaardigd is of veel kleinere lokale projecten, zoals de ontwikkeling van Emmen, in een compensatiepakket terecht moet komen. De PvhN denkt dat er een aantal lokale projecten in het pakket zitten die van veel minder belang zijn voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van NoordNederland als geheel. Dat is geen dédain, maar dat is analyse van problemen en het leveren van een bijdrage aan de besluitvorming op het niveau waar ze thuis horen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) werpt tegen dat wel een project wordt genoemd van de buren. Dhr. Oosterhaven (PvhN) antwoordt ook wel projecten binnen de provincie te kunnen noemen. Dat project ten zuiden van het station is zo’n project. Er moet opgepast worden dat daar te veel vanuit het compensatiepakket aan besteed wordt. De beide projecten die hij eerder heeft genoemd zouden daar goed voor uitgeruild kunnen worden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat hij niet veel nieuwe zaken naar voren zal brengen, maar wel die onderwerpen die voor D66 van belang zijn. Hij sluit zich aan bij het betoog van GroenLinks, zeker met betrekking tot de procedure waarin de Staten geen enkele invloed konden hebben op de uitkomst van de onderhandelingen en dus ook niet op het vastleggen van een aantal projecten in de provincie. De keuze is eigenlijk ‘ja’ of ‘ja’ tegen het pakket dat voorligt. Het zou misschien onverstandig zijn om er nu nog ‘nee’ van te maken, omdat de cadeautjes dan ook niet worden ontvangen. Dhr. Luitjens (VVD) gaat in op het ‘ja’ en ‘ja’ van dhr. De Vey Mestdagh. Eerstgenoemde stelde voor een splitsing aan te brengen tussen het Convenant en de invulling die regionaal vastgesteld moet worden. Je kunt instemmen met het Convenant en het raamwerk, terwijl je de regionale invulling nog aan een nadere afweging onderwerpt.
14
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) antwoordt dat hij ook die richting op wilde, maar eerst plaatst hij nog een andere opmerking over het voorliggende stuk. Wat lastig voor D66 is om uit de voordracht en de stukken, voor zover ontvangen, te kunnen concluderen waarom GS dit het optimale pakket vinden in het kader van de regionaal-economische structuurversterking. Het zijn allemaal prachtige projecten, maar je zou verwachten dat behalve het samenrapen van vele projecten er een overall-argumentatie wordt geleverd waarom ook bepaalde projecten niet in aanmerking zijn gekomen, want er zijn meer projecten te bedenken. Dan pas zou je als Staten de afweging kunnen maken of je de gedachtegang van het College zou kunnen volgen. Een ander aspect van de voordracht - andere fracties hebben er ook al iets over gezegd - is in hoeverre er hier sigaren uit eigen doos worden uitgereikt. Over het bedrag van € 150 miljoen voor het ruimtelijk-economische programma dat moet voldoen aan Pieken in de Delta kun je je afvragen of dat niet net zo goed als zodanig ingediend had kunnen worden en dan wellicht met een wat kleinere medefinanciering. Ten aanzien van de Zuidelijke Ringweg, een project wat al wordt genoemd in het MIRT, zou je je kunnen afvragen of dat niet slechts naar voren wordt gehaald. Is het dan wel reëel om er het volle bedrag van 27% aan mee te betalen? Zou de provincie zich dan niet moeten beperken tot een soort rentebedrag voor zover het project naar voren wordt getrokken. Nu lijkt het volledig uit de toekomstige eigen sigarendoos te komen. Het gaat overigens om een aanzienlijk bedrag. Iets wat verder valt waar te nemen is dat het zwaartepunt bij de stad Groningen ligt. Qua aansturing lijkt dit erg op West-Nederland waar het zwaartepunt in de Randstad is gelegd. Concrete zaken. Ook D66 heeft zich verbaasd over de hoge eigen bijdrage van 27%. D66 heeft zich in haar stemgedrag in het verleden verzet tegen zo’n hoog percentage van de bijdrage aan infrastructurele werken die feitelijk onder de verantwoordelijkheid van het Rijk vallen. Nu gaat het verder en nu draagt de provincie aan alles bij. Eerder is al gezegd dat als gekeken wordt naar de bijdrage aan het traject Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad (SAAL), het andere stukje van de Zuiderzeelijn, sprake is van een aanzienlijk lagere eigen bijdrage. Dhr. De Vey Mestdagh neemt aan dat een en ander goed uitonderhandeld is, maar de verhoudingen lijken op papier wat scheef. Zou het College kunnen uitleggen hoe dat mogelijk is en hoe dat tot stand is gekomen. Ook D66 mist in de projecten de ontsluiting richting Duitsland. Die staat overigens wel in het Convenant, want daar wordt Nieuweschans wel genoemd. Dat verbaast D66, omdat, als het gaat om regionale ontwikkeling, zeker niet eenzijdig één kant moet worden opgekeken. Verder blijkt uit de aard van de projecten dat zij vooral naar binnen gericht lijken te zijn, terwijl de Zuiderzeelijn van oorsprong een project was dat de structuur juist naar buiten toe zou versterken. Als je al beslist om die switch te maken, omdat Eurlings dat graag wil en ook andere vazallen in Den Haag, moet je toch op zijn minst inzicht hebben waarom dit de optimale invulling is. Helaas is dit niet uit de stukken niet op te maken. Een ander voorbeeld is het volgende. De tweede stad in Noord-Nederland qua inwoners, Emmen, lijkt zich enigszins zelfstandig te ontwikkelen en krijgt wel een versterkte corridor naar Duitsland in de voorliggende voorstellen, terwijl Groningen niet beter wordt aansloten richting Emmen. Dat zou wel eens een strategisch onverstandige beslissing kunnen zijn. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt in welke project die versterking van de corridor naar Duitsland vanaf Emmen wordt genoemd. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) antwoordt dat de spoorlijn van Zwolle richting Emmen wordt versterkt en dat er vervolgens wel, als het gaat om goederenvervoer, over een privé-spoorlijntje richting Duitsland kan worden gereden. Emmen ligt heel dicht bij de Duitse grens met direct daarachter allerlei mogelijke ontwikkelingen. Het zou goed zijn dat het noordelijke deel van Noord-Nederland dit niet mist. Dhr. Oosterhaven (PvhN) verklaart het geheel met dhr. De Vey Mestdagh eens te zijn, maar alleen zijn de projecten niet duidelijk die dit zouden moeten ondervangen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) noemt de verdubbeling van de snelweg die kant op met een betere aansluiting. Hij zou voor Groningen, ook zo’n belangrijk economisch knooppunt in Noord-Nederland, ook graag zo’n directe aansluiting willen hebben. Co-financiering. Voorgesteld wordt € 245 miljoen bij te dragen. Dat betekent ook dat nog de nodige miljoenen elders vandaan moeten komen. Bijvoorbeeld € 100 miljoen van kennisinstellingen. Dat zou over 10 jaar toch € 10 miljoen per jaar zijn. Dhr. De Vey Mestdagh kan zich voorstellen dat de belangrijkste kennisinstellingen moeite hebben om zo’n bedrag met elkaar op te hoesten. Hoe wordt er mee omgegaan als dat niet lukt?
15
De bedragen per project zijn ook heel lastig te beoordelen. Anderen hebben dat ook al gezegd. Als per project wordt gekeken, ontbreekt goede informatie om te kunnen beoordelen of de juiste beslissingen zijn genomen. Je zou kunnen zeggen dat er een aantal miljoenen minder moet worden uitgegeven voor bepaalde projecten middels een simpelere uitvoering en ook dat een project dat niet wordt genoemd, wel wordt opgevoerd. Daarmee komt dhr. De Vey Mestdagh terug op een vraag van dhr. Luitjens. D66 is ook voorstander om in ieder geval te kunnen beslissen over dat gedeelte waarover vrij kan worden besloten is na de aanstaande Statenvergadering en dat dus in deze voordracht een splitsing wordt aangebracht tussen projecten waarover de Staten vrijelijk kunnen beslissen en projecten waar dat niet het geval is. Mw. Hazekamp (PvdD) acht het mooi dat er, hoewel betreurd wordt dat de Zuiderzeelijn uiteindelijk niet doorgaat, een principeakkoord is over de invulling van het regiospecifieke pakket. Er is al vaak gezegd dat er een Convenant op hoofdlijnen is gesloten. Opvallend is daarin dat er veel aandacht is voor wegen en weinig voor de OV-infrastructuur. GroenLinks maakte er ook al een opmerking over. Dat is wat betreft de PvdD een gemiste kans. Juist als vervanging van de Zuiderzeelijn zou versterking van het OV belangrijk zijn, want op die manier kunnen de knelpunten in de infrastructuur en de bereikbaarheid duurzaam worden opgelost. De PvdD deelt de opmerking van GroenLinks en de VVD over de besluitvorming en het proces, alsmede die over de rol van de Staten. Waar wordt door de Staten nu ‘ja’ of ‘nee’ tegen gezegd? De VVD gaf ook aan dat afzonderlijke projecten niet ter discussie staan. Die conclusie wordt niet gedeeld. De projecten zoals nu geformuleerd, met name op het gebied van de infrastructuur, zijn te summier beschreven, niet uitgewerkt, weinig samenhangend en bovendien bestaat veel onduidelijkheid over hun nut en noodzaak. Het CDA gaf aan met een voorstel te komen aangaande de N33. De SP leek er zelfs al financiering voor gevonden te hebben middels het geld dat volgens de voordracht geïnvesteerd moet worden in de spoorlijn Zwolle-Emmen. GroenLinks stelde voor de trein door te trekken van Emmen naar Stadskanaal. Dat wordt door de PvdD volledig onderschreven. Er is echter een onderwerp dat wat de PvdD betreft ontbreekt. Daarom wordt voorgesteld een project toe te voegen in de vorm van een aquaduct in Noordhorn. De voorzitter schorst de vergadering opdat het College zich op de beantwoording kan voorbereiden. Schorsing De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan de voorzitter van de Stuurgroep ZZL. Dhr. Van den Berg (voorzitter Stuurgroep ZZL) spreekt zijn dank uit aan de heren Bultje (PvdA), Brouns (CDA) en Staghouwer (ChristenUnie) die complimenten hebben uitgesproken voor de onderhandelingen en het resultaat daarvan, waarna ze natuurlijk ook kritische opmerkingen hebben gemaakt. Anderen hebben gezegd dat er slecht is onderhandeld. Op 16 november 2007 stond € 1,4 miljard op de teller in het debat van de Tweede Kamer met de minister. Nu zeggen sommigen dat er ook wel eens andere bedragen op de teller hebben gestaan, maar die teller hing in de lucht en hadden we niet in de hand. Dat was het momentum en iedereen die denkt dat eerst eens rustig de tijd had kunnen worden genomen om in elk van de regionale situaties een breder debat te gaan voeren om daarna opnieuw gezamenlijk te gaan onderhandelen en denkt dat er dan nog sprake was van een goede onderhandelingspositie en dat daarvoor sympathie was geweest en het momentum was gehandhaafd, heeft het wel een heel bijzondere kijk op de verdeling van de gelden. Het tij was sowieso al veranderd en elke dag is er opnieuw wel een item aan de orde met grote prioriteit en met het geld dat daarbij hoort. Tweede Kamerleden waren al bezig om in elk van de onderdelen stevig te schuiven. Dhr. Van den Berg denkt dat door het gebruik van het momentum de onderhandelaars er daadwerkelijk in geslaagd zijn om uiteindelijk, ook met stevige druk van een aantal mensen in de Tweede Kamer die zich nog gecommitteerd voelden om het nodige te doen, zo ver te komen. Daarbij ging het zowel om het bedrag als de vorm waarin. Het bedrag. Het was duidelijk dat in die discussie het Rijk vanaf het eerste moment uitging van de cofinanciering bij de snelle verbinding. Het Rijk had veel minder geboden en men had te accepteren dat de bijdrage van het Noorden omlaag zou gaan parallel aan dat bedrag. Daarmee was sprake van een geheel ander setting dan het geval is bij andere regio’s. Het was een heel specifieke situatie. Natuurlijk is geprobeerd om de eigen bijdrage omlaag te krijgen. De gedeputeerden zullen daar nader op ingaan. Overall geldt dat de eigen bijdrage is gebruikt om de eigen zeggenschap te maximaliseren. De Partij voor het Noorden heeft daarover een terechte opmerking gemaakt. Zoveel
16
mogelijk is getracht om bedragen toe te trekken naar de projecten waar eigen keuzes van het Noorden aan de orde zijn. Die eigen zeggenschap is zoveel mogelijk gemaximaliseerd. Dhr. Swagerman (SP) wil graag weten hoe het dan mogelijk is dat in de Tweede Kamer een heel snelle besluitvorming tot stand is gekomen voor de lijn Schiphol-Almere-Lelystad en dhr. Duijvestein heel snel heel veel geld heeft binnengehaald zonder een hoge eigen bijdrage. Is dat een verschil in benadering vanuit het Westen of vanuit hier? Dhr. Van den Berg (voorzitter Stuurgroep ZZL) stelt dat hier een rijksproject aan de orde was waarin het Rijk qua visie grote belangen had en dat alle MKBA’s in hun ogen maximaal scoorden. Dit geeft een compleet andere uitgangspositie en betrokkenheid dan het pakket waarover het Noorden sprak. Er is gevraagd waarom op momenten dat de onderhandelingen liepen, niet tegelijkertijd hier een debat werd gevoerd. Dhr. Van den Berg treedt niet in de bevoegdheden van elk der Staten, maar hij wil wel een opmerking maken als voorzitter in die onderhandelingssituatie. Hoe je het wendt of keert, op het moment dat druk moet worden gecreëerd vanuit de Tweede Kamer op een minister die op € 1,4 miljard staat, om te komen op € 2,16 miljard, zodanig dat ook zijn collega’s toestaan dat het zo ver komt, en dat hij zeggenschap afstaat aan de regio op een aantal belangrijke onderdelen, en er ontstaat een verdeeld Noorden, is de onderhandelingspositie onmogelijk geworden. Het dreigde een paar keer en dhr. Van den Berg is ontzettend blij dat met veel kunst- en vliegwerk, ook dankzij de twee collega’s commissarissen en de betrokken gedeputeerden, is gelukt om de gelederen gesloten te houden. Op zo’n moment moet je laten zien of je met elkaar de nodige bestuurlijke kracht hebt. Nu is het punt aan de orde dat er spanning is ten aanzien van de gemaakte keuzen. De vraag is of de Staten hier zaken aantreffen die volkomen vreemd zijn. In feite hebben de zaken in kwestie eerder en op een wat natuurlijke manier in allerlei afwegingen een rol gespeeld. Dat geldt ook voor het lijstje van het Rijk. Als de delegatie van de drie provincies geconfronteerd was met een lijstje waar geen belang in werd gesteld, was die weg niet gevolgd. Op dat punt kon dus worden aangenomen dat gesproken werd over projecten die van groot en breder belang werden geacht. De economische effecten. Er is niemand die in staat is, ook niet met de methodieken van vandaag, om op een betrouwbare manier heel specifieke cijfers te geven. Men accepteert in het algemeen dit pakket doordat interregionaal betere verbindingen worden gemaakt. Dat werkt als vliegwiel voor ontwikkeling van de gebieden en daardoor wordt verwacht dat een aantal economische projecten voor ca. € 600 miljoen worden aangetrokken die deels rechtstreeks worden gefinancierd. Dat bij elkaar geeft een vliegwieleffect. Degenen die denken verder te kunnen komen, respecteert dhr. Van der Berg zeer, maar het blijkt heel moeilijk te zijn om daarover heel specifieke cijfers te geven. Ook in de discussie over de Zuiderzeelijn ging het altijd om aannames en veronderstellingen en dat bleek een lastig punt te zijn. Dhr. Van den Berg heeft geen regionaal econoom ontmoet die veronderstelt dat dit niet een positief effect zal hebben op de regionale economie. Dhr. Oosterhaven (PvhN) wijst erop dat als je spreekt over een vliegwieleffect je het technisch hebt over interne of externe schaalvoordelen van de concentratie van economische activiteiten. De projecten die op het ogenblik aan de orde zijn, bereiken dat niet of nauwelijks. Het enige andere dat een regionale economie met de heren àla Baron Von Münchhausen uit de modder trekt, is dat er een betere ontsluiting plaatsvindt naar markten waar geld te verdienen valt. Dat is precies de kern waarom de huidige ruimtelijke modellen niet tot achter de komma werkgelegenheidseffecten kunnen geven, maar wel het kwalitatieve onderscheid kunnen maken tussen projecten die een regio echt vooruithelpen - dat zijn projecten die de verbindingen met de Randstad en Duitsland aanmerkelijk verbeteren en projecten die een heel klein schaaleffect hebben en eigenlijk slechts tot verplaatsingen binnen Noord-Nederland leiden. Als je Drachten-Heerenveen neemt, is duidelijk wat de effecten zijn. Dhr. Van den Berg (voorzitter Stuurgroep ZZL) heeft de economen gevonden die dat wel zien en neemt kennis van de opmerking van dhr. Oosterhaven. Als het gaat om de effecten, vindt hij niet dat de effecten geminimaliseerd moeten worden. Dhr. Van den Berg heeft zich gehoed om cijfers te noemen en houdt staande dat er sprake is van een vliegwieleffect interregionaal als ten aanzien van de economische projecten. Meer in algemene zijn heeft men gevraagd of er ook is onderhandeld over de risico’s. Het was evident dat het Rijk en wel in concreto het ministerie van Verkeer en Waterstaat niet geconfronteerd wil worden met het risico dat het Noorden later nog eens met een aantal zaken zou aankomen die nu niet afgegrendeld waren. Zij waren zelf realistisch op het punt van de prijsindexering, tenzij het een ontwikkeling zou zijn die onhaalbaar was voor het ministerie. Dat betreft een conflict tussen dit ministerie en de andere ministeries. Daarom zouden zij nooit de toestemming krijgen om in het Con-
17
venant met het Noorden specifieke regelingen af te spreken. Er staan overigens wel concrete afspraken in dit Convenant. Waar zit nu de eigen ruimte qua afweging? Gesproken is al over het REP-deel: 2/3 deel. En ook over het Mobiliteitsfonds. Hierin is ook sprake van gezamenlijkheid. Natuurlijk is er gevochten over wat elke provincie krijgt en welke projecten daarin worden gestopt. Dat was lastig en het ging om een bepaalde verhouding. Er zijn meerdere projecten die in meerdere provincies worden uitgevoerd. Dat was de essentie voor het bereiken van overeenstemming onder elkaar. Geen enkele provincie zal er problemen mee hebben als het ene onderdeel wordt vervangen door een ander. Wel heeft men problemen als men het eigen onderdeel wil laten staan en dat van een andere provincie wil aantasten. Men heeft er problemen mee als op een gegeven moment de overtekening groter wordt gemaakt. In beide gevallen worden eigen problemen afgewenteld op de ander. Dat accepteert de provincie Groningen niet van de andere twee provincies. Dat men eigen keuzes maakt, is vanzelfsprekend en dat is juist nu aan de orde. Als de Staten een provinciespecifiek project van een bepaalde omvang willen vervangen door een ander met die omvang, dan kan dat in principe. Dat is helder beschreven in de stukken. Dhr. Oosterhaven (PvhN) stelt dat Joure een Fries project is. Dhr. Oosterhaven zou grote bezwaren hebben als Friesland dat project zou inruilen voor een gebiedsontwikkeling verder in het gebied. Het verdelen in provinciehokjes is een slechte zaak en moet dit op noordelijk niveau worden bekeken. Dhr. Van den Berg (voorzitter Stuurgroep ZZL) antwoordt dat men uiteindelijk met elkaar bezig is. Dat heeft de PvhN goed gezien en dat is de kracht van het Noorden. In de discussie is steeds duidelijk het volgende neergezet. De overtekening verplicht dat men met elkaar, hier of elders, centen verdiend of om iets te schrappen bij de eigen onderdelen of te versoberen. Er zijn geen andere keuzes. Het is een manier geweest om elkaar vast te houden. Dat dwingt ongetwijfeld tot lastige stappen in de toekomst. De sigaar uit eigen doos. Dhr. Van den Berg heeft dit argument ook zelf gebruikt toen werd onderhandeld. Ook heeft hij vastgesteld dat op het moment dat werd onderhandeld er niet één project was dat in de tijdspanne van 2008-2020 al binnen was. Dat was droevig en dat werd veroorzaakt door de methodiek die het Rijk gebruikte die dezelfde was als die rond de snelle verbinding. Vanuit de situatie van het Rijk kan gesteld worden dat nu alles is binnengehaald dat voorheen op losse schroeven stond. Nu is er sprake van een fors en wezenlijk pakket. Zijn de andere bronnen afgesloten? In de praktijk zal het zo zijn dat de ministeries genegen zijn om te denken dat het Noorden al een groot pakket heeft en dat dus andere dingen gedaan kunnen worden. Zo ligt de werkelijkheid. Maar daarom is formeel opgenomen dat dit niet kan. Daarom liggen er nu al weer een aantal zaken bij de ministeries voor. Dit betreft de haven en getracht wordt om die zaak even goed binnen te krijgen en niet geaarzeld zal worden om een en ander stevig te organiseren als dat nodig is en wat dhr. Van den Berg betreft, opnieuw met een gezamenlijke inspanning vanuit het Noorden. Dat moet niet alleen vanuit Groningen, Emmen of Joure gebeuren, maar vanuit het Noorden. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of dat betekent dat de aanpak van de Zuidelijke Ringweg na 2020 was geprojecteerd. Dhr. Van den Berg (voorzitter Stuurgroep ZZL) bevestigt dat en dat collega Bleker zal uitleggen hoe ernstig de situatie echt was en hoe goed die situatie is geworden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft twee vragen. Op het punt van de democratie is iets gezegd. Dhr. Van den Berg wilde als voorzitter van de Stuurgroep bestuurlijke kracht laten zien. Dat is begrijpelijk, maar hij heeft ook een rol als commissaris. Wat vindt dhr. Van den Berg ervan dat Statenleden via de krant moesten vernemen dat er überhaupt werd onderhandeld in de regio, betiteld als het Pact van Joure. Slechts via de krant kon die informatie worden verkregen. Dat is nu niet bepaald elegant en dhr. Van der Ploeg koppelt daaraan een gebrek aan democratie in bredere zin, want er was wel degelijk een moment dat de Staten de onderhandelaars hadden kunnen voeden. De tweede vraag betreft de overtekening van ca. € 500 miljoen. Is het niet een gebrek aan Noordelijke partijen dat men niet voldoende scherp prioriteiten heeft bepaald waardoor er een heel pakket aan losse projecten ligt waarbij afgevraagd kan worden of dat gerealiseerd kan worden. Had men die prioriteiten niet scherper moeten stellen?
18
Dhr. Van den Berg (voorzitter Stuurgroep ZZL) schuift de laatste vraag door aan collega Bleker. Hijzelf gaat in op de eerste vraag inzake de bestuurskracht en dat voeden door de Staten. Door hem is er op aangedrongen dat de juiste wijze van onderhandelen met het Rijk werd gevolgd. Dat betekende dat hij zijn collega-commissarissen verzocht heeft dat verschillen van mening tussen de provincies niet op de spits werden gedreven en dat voorzichtig werd geopereerd, omdat anders de positie ten opzicht van het Rijk verzwakte. Dat debat kan dan niet op de normale manier geschieden. Dhr. Van den Berg voelde zich wat klem zitten tussen dat proces en de manier waarop hij met de eigen Staten wilde omgaan, want er is op zich niets tegen dat van gedachten wordt gewisseld en dat de Staten daarin een bijdrage leveren. Die spanning is er geweest en die is nu aan de orde. Dhr. Van den Berg hoopt dat het meeste dat in de stukken staat en met name datgene waarvoor eigen keuzes aan de orde zijn met betrekking tot de Groningse projecten, door de Staten worden herkend als projecten die van belang zijn. Als dat niet zo zou zijn, is de kwestie problematisch. In dit opzicht erkent dhr. Van den Berg die spanning en dhr. Van der Ploeg heeft hierin een punt. Het had opgelost moeten zijn zonder dat het gezamenlijk optrekken van het Noorden in de onderhandelingen publiekelijk in de problemen was gekomen. Dat zou een methode zijn geweest, aldus dhr. Van den Berg. De voorzitter geeft het woord aan dhr. Bleker. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bedankt de voorzitter en deelt mede dat hij zal proberen het betoog in blokken te doen, wat misschien ten koste zal gaan van de duidelijkheid. De gedeputeerde begint met het karakter van het alternatieve pakket, waarvan de PvhN en ook andere partijen beweren dat het teveel intern gericht is en te veel binnen het Noorden en de provincie. Daar begrijpt de heer Bleker niets van. Het meest majeure project dat in dat pakket zit, is de Zuidelijke Ringweg. De Zuidelijke Ringweg is essentieel voor de ontwikkeling van de grootste stad, de economische belangrijkste motor van Noord Nederland, vanwege het feit dat het op de verbindingsas Amsterdam-Almere-GroningenBremen-Hamburg ligt. Men heeft baat bij goede doorstroming, goede ontsluiting van dit stedelijk centrum Groningen en het gebied van de Regiovisie Groningen-Assen. Dat is niet alleen maar een speeltje voor raadsleden, wethouders, Statenleden en gedeputeerden. Dat is een heel zwaar wegend structurerend element voor Noord-Nederland. Op die titel heeft men er immers ook altijd voor gevochten. Het is echter nooit gelukt – in tegenstelling tot wat de heer Luitjens zei – om het serieus op in het MIRT te krijgen. Toegestaan is een verkenningsstudie te doen, maar medio november vorig jaar werd er nog door het kabinet gezegd dat de verkenning was afgerond en dat er geen vervolgstappen werden gezet en dat er geen geld was, ondanks moties in de Kamer. Vóór 2020 komt de Zuidelijke Ringweg op geen enkele financiële planning voor. Dat betekende dat die financieel bevochten moest worden voor de periode 2020-2030 en de facto betekent dat die op zijn vroegst eind 2027, 2028 mogelijkerwijs aan snee was gekomen en niet eerder. Er waren echter nog belangrijke hobbels te nemen. Dan zitten er in het spoor zaken die verbindingen leggen. Dat blijkt uit de verbeteringen op het kernnet, Groningen-Zwolle, Leeuwarden-Zwolle. Zijn dat verbeteringen? Het zijn belangrijke verbeteringen, vooral als straks de Hanzelijn functioneert. Dan betekent dat sneller van de Randstad naar hier en omgekeerd gereisd kan worden. Dat geldt voor Groningen en Leeuwarden, niet binnenprovinciaal, niet binnen het Noorden. Knooppunt Joure. Dhr. Oosterhaven heeft gelijk: knooppunt Joure is ook voor Groningen van belang, omdat het de goede doorstroming vanuit Almere richting deze kant en omgekeerd waarborgt. Nu nog niet een actueel knelpunt, maar dat kan het wel worden. Dus binnen-provinciaal of binnen noordelijk verband beredeneerd, vindt de heer Bleker dat het niet het geval geweest is en er is nog wel een aantal voorbeelden te noemen. Natuurlijk zijn er ook andere knelpunten die met name de verbinding Noord-Nederland op het punt van de infrastructuur die Noord-, West- en Midden-Nederland betreffen. De heer Bleker denkt dan bijvoorbeeld aan de problematiek van het traject Meppel-Zwolle. Daar is het gelukt om in een eerder stadium circa € 180 miljoen gegarandeerd te krijgen die leiden tot een derde baan aan beide kanten en een betere doorstroming op de knooppunten, maar dat is allemaal op Overijssels grondgebied. En het is de provincie Groningen niet kwalijk te nemen dat als dat is geregeld dat er nog een vierde baan naast gelegd wordt met Gronings geld, daar gaat Groningen echt niet aan meewerken. Dat soort zaken waren geregeld en betrof met name de verbindingen van NoordNederland met de rest. De gedeputeerde vindt het beeld dat het allemaal speeltjes van lokale wethouders en gedeputeerden zijn en dat men komt de noordelijke en de provinciegrens niet over komt, niet een beeld is dat past bij dit pakket. Openbaar vervoer en infrastructuur. Dhr. Bleker wijst er op dat men daar in de onderhandelingsperiode met grote regelmaat bij stilgestaan heeft. Men kent ook het belang van de versterking van het openbaar vervoer in Noord Nederland. Als men kijkt naar de middelen die er nu zijn: gelet op
19
het geld voor mobiliteit dat in zijn totaliteit in dit pakket zit – dhr. Brouns refereerde daar al aan – dan wordt 45% in het openbaar vervoer geïnvesteerd en 55% in infrastructuur en gebiedsontwikkeling, waarbij de ontwikkeling stationsgebied Zuid of Assen-Zuid ook functioneel is voor het openbaar vervoer. De facto komt men op een fifty-fifty uit. Dan kan opgemerkt worden dat dat nog niet genoeg is, maar dan moet er ook even naar de inhoud gekeken worden. Wie had gedacht dat er in 2014 vier treinen kunnen rijden tussen Groningen en Leeuwarden en vice versa, 2 snel- en 2 stoptreinen? Wie had die versnellingen op het traject Groningen-Zwolle, Leeuwarden-Zwolle een paar jaar geleden verwacht? Wie had gedacht dat er zo’n substantieel bedrag voor de investering in Kolibri, zowel waar het gaat om bus alsook om het tramsysteem voor elkaar is, wat niet door de belastingbetaler van de stad Groningen hoeft worden opgebracht. Want elke miljoen investering betekent minder lasten voor de burger die gebruik gaat maken van die tram. Wie had gedacht dat Veendam nu al rond is en dat er serieus een planstudie gestart wordt voor de verbinding naar Stadskanaal? Wie had gedacht dat zonder geld uit dit pakket de haalbaarheidsstudie Stadskanaal-Emmen al binnen is door de toezegging van mw. Huizinga. Allemaal verbeteringen in het openbaar vervoer die volgens de heer Bleker een jaar geleden door velen als niet haalbaar werden geacht. Als GroenLinks en anderen hadden gezegd dat ze dat graag wilden en vanuit het College was gezegd dat het binnen een jaar voor elkaar zou zijn dan was er gereageerd dat de heer Bleker en het College zouden dromen en wel konden opstappen. Ondertussen is het wel voor elkaar, het is gegarandeerd, bijna een miljard aan OV-investeringen in dit pakket. Dit moet het keurmerk GroenLinks krijgen! Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vindt de laatste opmerking van de gedeputeerde een aardige opening. Dhr. Van der Ploeg had het wel verwacht. Sterker nog, als het gaat om Veendam, dat had men 10 jaar geleden al verwacht en wist toen dat het binnen 2 jaar geregeld had kunnen worden. En laatst stond het in de krant dat Veendam binnen 2 jaar wordt geregeld. Dat kon 10 jaar geleden al en het was toen niet eens zo’n financieel probleem, want dat had toen wel gefinancierd kunnen worden. Het punt is natuurlijk dat er hartstikke goede projecten in het totale pakket zitten en het gaat om de verhouding 70%-30%, 50%-50%, of wil je naar 80%-20% toe. Daar ga je dan over oordelen. En wat betreft de opmerking van de heer Bleker over speeltjes voor de lokale overheden: dhr. Van der Ploeg heeft dat niet in de mond genomen, maar dat wel gedacht toen het over Winsum ging. Hij vraagt zich af of dat nou dat stuurversterkende project is. Is het niet mogelijk dat geld in te zetten voor Emmen? Dat lijkt dhr. Van der Ploeg een stuk beter. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat het ook een vraag van de VVD en anderen betreft: de onderbouwing van de projecten. Bij het samenstellen van het alternatieve pakket heeft Verkeer en Waterstaat Ecorys ingeschakeld om quickscans MKBA’s te doen. Nu heeft men niet direct geloof in de MKBA systematiek, bij de Zuiderzeelijn is dat slecht bevallen.. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt de voorzitter of hij de gedeputeerde mag corrigeren: het gaat niet om MKBA’s, het gaat om Ecorys, want die kunnen het niet. Dhr. Bleker (gedeputeerde) zegt dat sommige dingen er bijzonder uitkomen. In de stukken kan men het aantreffen: er is een aantal projecten, ook regionale ptrojecten, getoetst. Een van de projecten is bijvoorbeeld de verbinding Groningen-Winsum. Die komt er positief uit. Ook is getoetst het project “Centrale Zone”. Kostte 10 keer zoveel geld, daarvan zegt Ecorys dat ze het niet kunnen beoordelen omdat het plan te vaag is. Wat zegt dat nu? Dat laat twee dingen zien: a. Groningen-Winsum is niet zo’n heel onverstandig project en b. pas op met het heilig verklaren van dit soort toetsen, want de verwachting is dat de ontwikkelingen aan de zuidzijde van een station, centrale zone, wel meetbare structuurversterkende effecten en werkgelegenheidseffecten zal hebben. Hoe zit nou die onderbouwing van die bereikbaarheidsprojecten in elkaar? De provincie Groningen heeft projecten in de lijst opgenomen – dat kan iedereen nalezen – die hun basis vinden in of het POP en vaak ook in het collegeprogramma. En een van de verwijten die de Rekenkamer wel eens heeft gemaakt is, is dat projecten niet onderbouwd worden vanuit het POP. De projecten die hier instaan, kennen zowel hun basis in het POP als in het collegeprogramma. En om die reden voelde het College zich gemachtigd om dit pakket, waar het gaat om de Groningse projecten, hier voor te leggen. Daarnaast zijn er natuurlijk nog projecten die grensoverschrijdend zijn.
20
Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat twee concrete projecten waarvan hij het belang niet bestrijdt, - de ene is de Zuidelijke Ringweg en de ander is Kolibri - met nummer staan aangegeven waar ze in het POP staan. Dat bestrijdt hij ook niet. Waar zijn vraag op stoelt is de onderlinge vergelijking van de projecten die in het Regionaal Mobiliteits Fonds zijn opgevoerd. Het gaat dhr. Luitjens om de onderlinge weging. Als je ze allemaal op dezelfde wijze – en het moge dan een MKBA van Ecorys zijn, vergelijkt, dan heb je in elk geval enige basis om de onderlinge afweging te maken. Dhr. Bleker (gedeputeerde): Het College denkt niet dat het raadzaam is om nog een soort van semiobjectieve vergelijking te maken van deze projecten, door bijvoorbeeld Ecorys naar de projecten te laten kijken. Het is wel zo en hier komt de gedeputeerde aan een van de centrale punten van dhr. Luitjens, dat het de vraag is wat qua besluitvorming het karakter is van wat het College hier voorlegt. Zegt het College hier waar het gaat om bijvoorbeeld Stationsgebied-Zuid Centrale Zone dat men definitief ‘ja’ moet zeggen tegen het project en deze bijdrage uit het totale pakket? Nee, wat het College zegt is of men haar machtigt om de verschillende projecten verder in voorbereiding te nemen door middel van verkenningen en soms planstudies en als die verkenningen en planstudies zijn afgerond, komt het College bij de Staten terug en dan kan er een oordeel geveld worden over de onderbouwing van de toegevoegde waarde, de onderbouwing van de hoogte van de bijdrage waar het om gaat. Dhr. Luitjens sprak daar ook over, en de heren Brouns en Bultje ook, en met name over waar die bedragen op zijn gebaseerd. Dat zijn voorlopige ramingen en die moeten in verkenningen en planstudies nader duidelijk worden. In die zin dient opgemerkt te worden dat hier geen definitief ‘ja’ wordt gezegd tegen deze projecten, maar dat er gezegd wordt dat het als pakket, in zijn totaliteit voldoende interessant is om het College te machtigen dit voor te bereiden, wat het College dan ook zal doen met de overige partners in de regio en dan valt per project in de loop van de tijd te beoordelen of het op die hoogte en op die manier gedaan wordt. Dat geldt in ieder geval voor de projecten die uitsluitend op het Groningse grondgebied betrekking hebben. Dat ligt een slag anders daar waar het gaat om interprovinciale projecten. Het project HeerenveenGroningen, een reeks van Kolibri-projecten zijn of met Drenthe of met de Stad of samen met de provincie Friesland. Dat geldt ook voor de verdubbeling van de weg Groningen-Leeuwarden. Daar gaat het College hetzelfde traject in, maar daar moet wel tot afgestemde besluitvorming gekomen worden en de gedeputeerde wil wel zeggen, dat als men hier het College machtigt om ermee aan de slag te gaan, dan gaat het College er wel vanuit dat men hier – hoe onderling de verhoudingen nu zijn geregeld in het noordelijk verband - de basis is waaruit het College werkt. Het College committeert zich ook aan projecten die samen gedaan worden met de Drenten en de Friezen, maar onder dezelfde condities als bij de Groninger projecten, dat na verkenning en planstudie, er een definitief ‘ja’ ten aanzien van het beschikbaar stellen van middelen aan de orde is. Dat is de werkwijze zoals het College zich voorstelt. Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat na verkenning en planstudie er ook nog ‘nee’ gezegd kan worden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat gebleken is dat besluitvorming in twee Staten over hetzelfde project – hij denkt nu aan de reglementen van de Waterschappen – heel lastig is. Zijn advies is bij het ontbreken van de noordelijke samenhang samen met die ander Staten te vergaderen in zo’n geval. Dhr. Bleker (gedeputeerde) : De gedeputeerde antwoordt dat hij dat graag aan de desbetreffende voorzitters van de Staten overlaat hoe men dat wil doen. Er is inderdaad lering getrokken uit die reglementen. Dat kostte geen geld, maar het was een hoop gedoe. Het punt nu is dat de besluitvorming die het College voorstelt om deze projecten uit te werken – voor een gedeelte in eigen kring en voor een gedeelte met andere partners – er een finaal moment komt, na verkenning en planstudie, om ‘ja’ te zeggen en dat zal soms in goede afstemming met collega provincies moeten gebeuren. De heer Bleker denkt op deze wijze de procedure op een nette, democratische manier te volgen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) is van mening dat de vraag aan GS in dit kader wel voor de hand ligt, als uitsluitend deze projecten eerst onder de loep genomen worden; of je de mogelijkheid hebt daar projecten aan toe te voegen, want dan is er een extra keuzemogelijkheid. Hij denkt dat er nu hier verschillende projecten aan de orde zijn geweest die ook meegenomen kunnen worden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat in dit stadium over deze projecten, dit pakket, het College een oordeel van de Staten wil zoals zojuist is uiteengezet en het College zo een goede basis heeft
21
om daar mee aan de slag te gaan. Als er projecten zouden worden toegevoegd dan wel geschrapt, dan moet dat nu gezegd worden dan wel in de eerstvolgende Statenvergadering. Daar kan trouwens ook interprovinciale afstemming voor nodig zijn. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft die inschatting ook al gemaakt en zegt dat het punt is – dhr. De Vey Mestdagh heeft het ook al genoemd – de vergelijking van de projecten. Hoe kun je tot een prioriteitsstelling komen? Wat de gedeputeerde feitelijk zegt is dat hij graag besluitvorming wil om met de projecten aan de gang te gaan en daarop terug te komen als het zover is. Tegen die tijd kunnen de projecten hier klapmatig worden goedgekeurd, omdat het dan een afgerond traject betreft. Dat is feitelijk wat de gedeputeerde vraagt en niet een moment van besluitvorming voordat het definitieve besluit valt, want het College zal terugkomen met een uitonderhandeld project. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het College terug zal komen met resultaten van verkenningen en planstudies. Voor sommige staat het al heel concreet aangegeven. Dat geldt voor de Zuidelijke Ringweg, dat geldt met name bij het Mobiliteitsfonds. Van de nationale projecten is de opvraag beantwoordt en is de vraag ‘hoe’ nog aan de orde. Dat geldt voor het Regionaal Mobiliteitsfonds, maar dat geldt ook voor de grote projecten uit het regionaal economisch programma en daar zal het College in de Staten mee terugkomen. Dan zal de onderbouwing verder verduidelijkt zijn en ook de onderbouwing van de hoogte van de bedragen, de faseringen en alles wat daarmee annex is. Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat hij de onderbouwing mist – behalve dat het een keer in een Collegeakkoord staat – om de projecten van het Regionaal Mobiliteitsfonds en wellicht enkele anderen te kunnen vergelijken om te kunnen zeggen dat dat het pakket is wat het College verder uit gaat werken met planstudies en verkenningen. Dhr. Luitjens blijft daarom bij zijn voorstel de besluitvorming te splitsen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het College dat geen verstandig voorstel vindt. Door een enkeling werd gesuggereerd dat er geen achterliggende stukken zijn. In de structuurvisie van de Zuiderzeelijn zoals die in 2006 is gepresenteerd, is het merendeel van de projecten daar al in genoemd en ook beoordeeld. Waar het nu om gaat zijn de relatief nieuwe projecten die op regionaal niveau beoordeeld zouden kunnen worden die zich toespitsen op de Centrale Zone bij de Stad, GroningenWinsum, de spoorlijn Veendam-Stadskanaal en de planstudie voor de verdere verlenging van Stadskanaal naar Emmen, wat mw. Huizinga al heeft aangekaart. De gedeputeerde denkt dat, gekeken naar het POP en de Mobiliteitsstukken die eerder gewisseld zijn, men hier met elkaar in staat moet kunnen zijn om te beoordelen of de voorliggende projecten de projecten zijn die met het beschikbare geld en geld wat nog tekort is in het Regionaal Mobiliteitsfonds waarvoor men zijn best doet dat uit andere bronnen binnen te halen, de volgende 12 jaar door de provincie Groningen gerealiseerd zouden moeten worden. De gedeputeerde hoort dan graag, als het niet de genoemde projecten zijn, wat dan de alternatieve projecten zijn. Hij zal daar nog op terugkomen, maar tot nu toe heeft hij er maar een drietal gehoord. Hij vindt niet dat men zichzelf tekort moet doen, er komen echt nu geen nieuwe dingen uit. Het is bijna uitsluitend POP, begroting, collegeprogramma. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of het in de bedoeling ligt om die projecten in de vergadering een voor een voor te leggen of komt het College met een totaaloverzicht. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat deze vraag inhaakt op de opmerking van dhr. Brouns en deelt mee dat de fasering per project behoorlijk uiteen zal lopen. Naar een groot project als Heerenveen-Groningen moet nog een verkenningenstudie worden gedaan. Wat zijn de ramingen waar men mee te maken krijgt, wat is de vervoerswaarde, wat voor gebiedsontwikkeling is mogelijk, dat is nog in een pril stadium. Voor de Zuidelijke Ringweg ligt dat geheel anders. Voor Groningen-Winsum is de planstudie al verricht, iedereen heeft al een MER, een voorkeurstracé, gezien. Het tempo waarin de Staten de concrete voorstellen krijgt, loopt uiteen. Daarom is het nu wel zaak om op basis van de informatie een uitspraak te doen over dat deze in beginsel de projecten zijn en de projecten waarover nog twijfels bestaan, kunnen dan des te scherper onder de loep genomen worden. Dhr. Zanen (PvhN) merkt op dat het project dat hier ontbreekt, de treinverbinding naar Duitsland is. Dat heeft de heer Bleker zelf nadrukkelijk naar voren gebracht en wel een aantal keren in de media is genoemd.
22
Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dat en zegt dat hij straks even op het afzonderlijke project in wil gaan. Nu wil hij nog uitleggen hoe het werkt met het Regionaal Mobiliteitsfonds. Is het nu zo dat het College – een enkeling suggereerde dat - slecht heeft onderhandeld met die Stuurgroep Zuiderzeelijn, omdat er € 500 miljoen tekort is? Want in het Regionaal Mobiliteitsfonds staan voor € 500 miljoen meer projecten dan er geld beschikbaar is. Zo is dat niet gegaan. Er is een alternatief pakket gemaakt op verzoek van de minister voor een bedrag van € 2,3 miljard euro. Vanaf juni is aan de minister gemeld dat men voor de Zuiderzeelijn zou gaan en dat als de minister twee keer oorlog met Groningen zou willen, hij de Zuiderzeelijn zou moeten afblazen en met een fooi van € 1,5 miljard zou moeten komen. Er is duidelijk richting minister geventileerd dat hij niet goedkoop van de Zuiderzeelijn zou afkomen, als dat zo zou zijn; “Bezint eert ge begint, minister”, is er gezegd. Twee keer oorlog met het Noorden is niet aan te bevelen. Voor € 2,3 miljard is er een pakket gezamenlijk door Noord-Nederland gemaakt. Uiteindelijk is er € 2,16 miljard beschikbaar gekomen. Ook toen men met die € 2,3 miljard bezig was, was sprake van overtekening. Waarom? Het gaat hier om een periode van 12 jaar waarin projecten moeten worden gerealiseerd. In die periode kunnen zich bij projecten ontwikkelingen voordoen waardoor ze ineens onuitvoerbaar blijken. Als men de verkenningenstudie nog moet beginnen kan men voor hobbels komen te staan dat er iets afvalt, dat iets niet kan. Maar ook iets anders, namelijk andere geldbronnen. Waarom zou het College niet in staat zijn om voor dat Mobiliteitsfonds en de projecten daarin, ook nog eens € 100 of € 150 miljoen of misschien wel € 200 miljoen uit reguliere, andere bronnen te krijgen. De overcommittering die in het pakket zit, zat er dus vanaf het begin door de Stuurgroep zelf gecreëerd in. Alleen is die overcommittering hoger geworden dan gewenst. Het was begroot op € 300 miljoen en is nu € 500 miljoen. Er is dus een vergelijkingspakket gemaakt van € 2,3 miljard plus de cofinanciering van de provincie. Hoe werkt het nu? Het realiseren van alle projecten uit het Regionaal Mobiliteitsfonds wil men allereerst bereiken door in de bijdrage die er aan geleverd moet worden de korting op de Rijksprojecten te verwerken. Zoals men kan lezen staat bijvoorbeeld de Zuidelijke Ringweg in de ramingen bij Verkeer en Waterstaat voor € 624 miljoen. De provincie heeft met Verkeer en Waterstaat onderling afgesproken dat er 8% van af gaat en dat geldt ook voor andere rijksprojecten. En dat is een taakstellende opgave. Of het nu een fly-over is of een tunnel, het moet voor € 575 miljoen taakstellend gerealiseerd worden. Moet er meer geld komen, moet er iemand bereid zijn dat te betalen, zijnde niet de provincie Groningen. Want het geld in de Zuidelijke Ringweg is 100% rijksgeld. Bij tunnels of andere mooie dingen moet er extra geld komen, waarbij gezegd moet worden dat minister Eurlings geen euro extra zal geven. Dus het moet van andere departementen of van de gemeente komen, als het om extra geld gaat, daar is men met elkaar heel reëel in. Voor al die rijksprojecten staat een taakstelling van 8%. Dat is € 100 miljoen. Daarnaast wil actief legaal gebruik maken van de BTWcompensatiemogelijkheden. Als provincie Groningen heeft men zelf immers het compensatiefonds gevoed, dat zijn gewoon eigen middelen waarin op enig moment men zelf als gezamenlijke provincies de korting op het provinciefonds gedaan heeft. Bij de Blauwe Stad is dat ook op een zeer actieve manier en legaal gebeurd. Daar gaat men gewoon mee door. Daar zit dus een bijdrage plus die extra middelen en waar niet is, kan niet geleverd worden. Als men met een tekort op dat Mobiliteitsfonds blijft zitten, dan moet men naar rato van het aandeel van Groningen dat tekort op het kleed brengen door versoberingen of soms zelfs schrappen van projecten of van delen daarvan. Zo werkt het. Dhr. Luitjens (VVD) wil graag weten van de gedeputeerde of die overtekening op voorhand niet omgezet wordt in een vraag voor een extra bijdrage. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat hij dat nu precies wilde zeggen. Die € 240 miljoen overtekening van de Groningse projecten is niet een soort van aangekondigde claim op een extra regionale bijdrage. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) informeert wat dan precies de functie is van het besluit om in te stemmen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het College vraagt a) instemming zoals zojuist geformuleerd met die condities, met de projecten die onderdeel uitmaken van het Regionaal Mobiliteitsfonds, de onderlinge verdeling van de Noordelijke provincies en de besluitvorming zoals eerder afgesproken afzonderlijk naar Provinciale Staten, b) met de inzet om het gat te dichten en c) met de werkwijze die gehanteerd wordt om dat gat te dichten, namelijk korten, versoberen, externe bronnen financieren. Dat is wat het College de Staten vraagt nu mee in te stemmen.
23
Dhr. Oosterhaven (PvhN) merkt op dat hij onder c iets heel anders leest, namelijk dat men moet instemmen met de overtekening van het regionaal Mobiliteitsfonds. Dat is iets heel anders dan wat dhr. Bleker nu zegt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) : De gedeputeerde deelt de heren Oosterhaven en Van der Ploeg mee dat dit onderdeel van het besluit veel te compact geformuleerd is. Want het College vraagt de vergadering in te stemmen met dat Mobiliteitsfonds en met de werkwijze zoals in de voordracht geformuleerd, waar het gaat om het hanteren van het tekort. Dat is wat er gevraagd wordt. Dhr. Luitjens (VVD) concludeert dat dit dus een andere verwoording vereist. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft de heer Luitjens gelijk en zegt dat het moet worden aangepast. Het is heel kort door de bocht geformuleerd, onvolledig en onjuist, dus dat wordt verbeterd. De heer Bleker merkt op dat de richting van de formulering zou kunnen gaan, zoals daarnet is aangegeven wel de duidelijkheid biedt waar de heer Luitjens om vroeg. Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat door de manier van verwoorden de aanleiding was voor de massa vragen aangaande dat onderdeel van die overtekening. Hij vindt het doodzonde dat de gedeputeerde deze verwarring heeft doen ontstaan en hij gaat er van uit dat er een nieuwe voordracht komt, waarna hij dan zal concluderen of hij daar voldoende aan heeft. Dhr. Bleker (gedeputeerde) zegt toe de voordracht op dit punt te verbeteren. Dit was de onderbouwing, nu het punt van de fasering en de regie. In het kasritmeoverzicht is op te merken dat de grote som geld na 2014 uitgegeven gaat worden; dat komt om dat de zeer grote projecten die nu spelen, met name de Zuidelijke Ringweg, Assen-Zuid, Joure en met name GroningenHeerenveen een enorme voorbereidingstijd vergen. De vraag is of het College grip heeft op die fasering en het antwoord daarop is heel bescheiden. De realisatie van alle grote projecten tot nu toe in Nederland duurt langer dan gepland. Die vertragingen zitten niet in de bouwtijd. Als bouwers aan de slag gaan, dan kunnen ze vrij exact – dat moet ook wel, dat heeft met de portemonnee te maken – aangeven wanneer het klaar is. Het zit hem in de fase daarvoor, het vergunningentraject, het tracé en vergunningen, wat redelijk te plannen is, want de langste termijn die nodig is voor beroepsprocedures is bekend. Maar het grote gevaar schuilt hem in overheden die het onderling niet eens zijn. Dat blijkt uit alle grote infra- en OV-projecten in Nederland. Overheden die jarenlang met elkaar kibbelen hoe het zou moeten. De gedeputeerde hoopt van harte dat het hier in het Noorden lukt die vertragingsfactor te minimaliseren. Want het is slecht voor de economie en er is risico dat het de provincie Groningen geld gaat kosten, want des te later een en ander gerealiseerd wordt, des te groter kan het risico zijn als de index afwijkt van de prijsontwikkeling, dat er dan netto minder te besteden is. Er is echt baat bij overheden die gezamenlijk optrekken. Dhr. Luitjens (VVD) informeert of het democratisch proces dan maar zo min mogelijk gevoerd moet worden om minder last te hebben van gekibbel onderling? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het vaak het gekibbel van dagelijkse bestuurders betreft en veel minder van raads- en Statenleden. Voordat iets wordt voorgelegd aan raden, Staten en parlement, zijn dagelijkse bestuurders en de ambtelijke echelons daaromheen vaak in staat lang met elkaar bezig te zijn. Verder vindt de heer Bleker het erg goed dat de stad Groningen – de inkt van het akkoord, waar ook de stad mee ingestemd heeft, is nog niet droog – nu heel snel gaat onderzoeken of een tunnelvariant bij de Zuidelijke Ringweg tot de mogelijkheden behoort. Dat kan beter nu gebeuren dan over een jaar, wanneer de planstudiefase plaatsvindt en iemand zou dat idee opperen. Dan kan de planstudie aan de kant en kun je overnieuw beginnen. Het is dus heel goed dat de stad Groningen daar nu mee komt. Volgens de heer Bleker moet er binnen 2, 3 maanden uitsluitsel worden gegeven op 2 punten: a) hoe ziet die tunnelvariant er eigenlijk uit, de verkeerskundigen zeggen dat een tunnel vooral goed is voor het doorgaande verkeer en op de Zuidelijke Ringweg is er een hoog afslagpercentage, mensen willen linksom, rechtsom: er moet meer verkeer boven de grond dan onder de grond door bij de Stad, daarom is de tunnelvariant niet de optimale oplossing. Laat dat onderzocht worden en ook waar die tunnel moet beginnen. Begint die tunnel bij het Willemskanaal en eindigt hij voorbij de Osloweg? Welke aantakking is er nodig, want er moet ook een aftakking richting Stad komen en als je 20 meter beneden maaiveld in de tunnel zit is er een lange toerit nodig om weer de Stad in te komen. Laat onderzocht worden hoe het verkeerskundig en milieuhygiënisch zit. Als het verkeerskundig goed zit dan is de tweede zekerheid: als er € 400 miljoen extra komt, dan moet de
24
initiatiefnemer, de gemeente Groningen, die € 400 miljoen kunnen garanderen. En niet in de zin dat er misschien later subsidies van VROM of Europa komen. Het moet meteen duidelijk zijn. Dhr. Oosterhaven (PvhN) stelt dat de gedeputeerde volstrekt helder is. Nu is het de gedeputeerde opeens duidelijk dat die Zuidelijke Ringweg eigenlijk vooral goed is voor het intern functioneren van de Groninger arbeidsmarkt, woningmarkt en woon-winkelverkeer et cetera. De heer Oosterhaven herinnert zich dat een half uur geleden de heer Bleker nog opmerkte dat het zo goed was voor de externe ontsluiting van de hele Noord-Nederlandse economie. Hij wil graag duidelijkheid hierover en vraagt of het te conceptueel is. Dhr. Bleker (gedeputeerde): riposteert – hij heeft vernomen dat de heer Oosterhaven econoom is – dat er aan die Zuidelijke Ringweg ruim 90.000 arbeidsplaatsen zijn gelinkt. Dat zijn meer dan Schiphol en de Rotterdamse haven sec zelf hebben. De ontwikkeling van die werkgelegenheid is ook gebaat bij goede ontsluiting. Wat de tunnel betreft moet er snel duidelijkheid komen over of het mogelijk is en of er iemand garant staat voor het geld, zijnde de gemeente als initiatiefnemer. Het College bekijkt de tunnel met een open mind en heeft geen tunnelvisie voor alleen maar bovengronds, maar het College blijft wel nuchter. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat de heer Bleker zojuist de cryptische vraag stelde of de tunnelvariant wel de meest geschikte oplossing voor het doorgaande verkeer is. Bedoelt de heer hiermee dat ook de Zuidtangent weer in beeld zou kunnen komen? Dhr. Bleker (gedeputeerde): De gedeputeerde antwoordt dat het College van Gedeputeerde Staten op het standpunt staat dat als de discussie niet leidt tot een oplossing over de Zuidelijke Ringweg, dat het dan beter is om de reservering voor de Zuidtangent te behouden, als terugvaloptie. God verhoede het dat er gebruik van gemaakt wordt, dus is het zaak dat de overheden met elkaar hier snel duidelijkheid over scheppen. Dan nu een aantal specifieke punten overigens: de heer Bultje heeft een vraag gesteld over additioneel geld: een van de redenen waarom het College nu een groot deel van het geld concreet belegt met projecten is ook dat daarmee het argument dat daar het RSP voor is als het College voor andere projecten regulier geld vraagt, waar zij gewoon aanspraak op maakt, tegengewerkt is. Over het RSP is de afspaak dat dat geld aan een x-aantal projecten zal worden besteed. Daarom is het van belang dat in het Regionaal Economisch Programma snel met een aantal voorbeeldprojecten gestart wordt, zodat er niet nog een hele tijd vrij geld boven het noorden zweeft, waarvan Den Haag zou kunnen zeggen dat geld eerst te gebruiken als de provincie Groningen iets anders wil. Het College vindt het daarom niet alleen een normaal recht gebruik te maken van de normale financiering, maar zo is dit geld vastgezet en kan het College daar niet weer over worden aangesproken. Verder was de vraag ook in het geval de kortingen op de Zuidelijke Ringweg niet gerealiseerd worden dan betekent dat voor het College minder geld beschikbaar voor haar deel van het Regionaal Mobiliteitsfonds. Iedereen zit dus op zijn eigen blaren. Dhr. Brouns (CDA) sluit aan bij een eerdere vraag. De gedeputeerde heeft al gesteld dat er geen eigen extra geld bijkomt uit bijdragen van anderen dan wel door versobering. Nu zegt de heer Bleker dat in eerste instantie het koste gaat van de gelden die er zijn, dan is de vraag weer terug dat er gevaar bestaat voor verdringing van projecten. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat dat gevaar absoluut bestaat. Het College denkt wel hier en daar in de bedragen te kunnen versoberen en dat in een periode van 12 jaar voor delen van projecten externe financiering gevonden kan worden. Naar aanleiding van een opmerking van de heer Bultje: de stelling is juist dat het bij de projecten niet om de middelen gaat dan wel om de doelen. De heer Bultje noemde de spoorlijn ZuidbroekVeendam-Stadskanaal. Het College ziet dat als een structuurversterking voor de Veenkoloniën als woongebied, in het POP staat ook dat dat belangrijk is, wat betreft de infrastructuur, de verdubbeling van de N33 voor 2013, is een belangrijke stap gezet, de N366 wordt verbeterd. Het College vindt het belangrijk dat ook in het openbaar vervoer een kwaliteitssprong ten behoeve van de Veenkoloniën wordt gemaakt en dat ziet het College als een middel tot structuurversterking. Daar is het traject Stadskanaal-Emmen interessant – zoals de heren Oosterhaven en Van der Ploeg ook aangaven – maar het is veel te vroeg om dat al in de projectenlijst op te nemen, daar moet eerst nog behoorlijk op worden gestudeerd. Het voorstel dat het College nu doet – dat komt als planstudie bij een ieder terug – is van belang als structuurversterking voor de Veenkoloniën en is mogelijkerwijs een eerste stap die
25
gezet wordt, mocht Stadskanaal-Emmen haalbaar blijken. Daar gaat met name de provincie Drenthe over, daar is een motie aangenomen door de Staten en GS voert met geld van Verkeer en Waterstaat een haalbaarheidsstudie uit. Dat zit niet in het pakket. De heer Brouns heeft een aantal concrete punten. Wanneer is er een eerste beeld hoe het vermoedelijk met die overtekening gaat? Kun je versoberen op projecten? Dhr. Bleker denkt dat dit in 2012 of 2013 duidelijk is. Dan zijn de grote projecten zover dat de planstudies zijn afgerond en er concreet zicht is op hoeveel geld die grote projecten gaan kosten. Lukt het om binnen die € 575 miljoen te blijven voor de Zuidelijke Ringweg of wordt het € 600 miljoen? Er is gevraagd naar doorkoppeling Delfzijl, Roodeschool, Winschoten. Dat zat in Kolibri en dat is met deze gelden mogelijk. De relatie met de bijdrage aan het Europapark. De gereserveerde budgetten in het ZZL-pakket zijn in principe alleen voor de uitbreiding, en dus niet voor het project waar de gemeente Groningen nog op wacht. Dat gaat om de huidige plannen van het station Europapark. Dat staat hier los van. Vraag van dhr. Swagerman. De € 25 miljoen die Groningen en Friesland voor Emmen-Zwolle bijdragen. Dhr. Van den Berg stelde al dat in zo’n proces van het sluiten van een akkoord in NoordNederland wel eens onverwachte dingen gebeuren. Eén daarvan was Drenthe het gevoel had er te dun in te zitten. Vervolgens kwam Emmen-Zwolle op het tapijt. Gezegd is toen dat dit vanuit eigen projecten gefinancierd moest worden, maar Drenthe ging dan niet akkoord met iets anders. Daarop is gezegd dat als het Drenthe niet lukt om uit andere bronnen te financieren, Groningen en Friesland garant staan voor respectievelijk € 13 miljoen en € 12 miljoen. Dat was om een akkoord afgerond te krijgen en verder zit daaraan geen enkele diepe strategie achter. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat Drenthe er voorheen altijd zo dun in wilde zitten en nu krijgen ze ook nog een beloning. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt wat het probleem is als iedereen tevreden is? Het College geeft geen oordeel over de tevredenheid in Drenthe en Friesland. Aangegeven is hoe het werkt met de overtekening. Dhr. Swagerman vroeg of nu duidelijk is hoe de verdeling is van de verantwoordelijkheid. Het antwoord luidt ‘nee’. Op projectniveau zullen nadere afspraken worden gemaakt. Het uitgangspunt is dat het Regionaal Mobiliteitsfonds de zaak is van het Noorden. Nationale projecten zijn de zaak van het Rijk. Op het gebied van de bestuurlijke aansturing en het management zullen nadere afspraken met elkaar worden gemaakt gedurende de komende maanden. Wie is bestuurlijke trekker naast het ministerie voor een aantal projecten? Dat zal per project en per provincie verschillen. Sigaren uit eigen doos. Aangegeven is reeds dat die sigaren er in dit pakket niet zijn. Splitsing van het besluit. Het College vindt dat ongewenst. Er dient wel een verbeterde formulering van het besluit te komen. Fasering van de projecten. In het overleg met de verschillende initiatiefnemers zal daarover worden gesproken. Het momentum. Er is bewust voor gekozen om te blijven onderhandelen over de ZZL en geen maanden van stilte te laten vallen als dat besluit een afwijzing zou zijn, want dan zou de druk wegvallen en dan zou helemaal weer van nul af aan moeten worden begonnen. Daarom heeft het Noorden voor een soort ‘dubbelbesluit’ van het kabinet gepleit om na hun besluit, te gaan onderhandelen over het alternatieve pakket in één doorgaand proces. Als dit voorjaar opnieuw onderhandeld zou moeten worden over de hoogte van het alternatieve pakket en de invulling daarvan, zou in een geheel andere context moet worden geopereerd, waarbij de druk van buiten veel geringer is. Zuidelijke Ringweg. Het bedrag van € 575 miljoen is rijksgeld. Daarin zit noch provinciaal, noch gemeentegeld. Het staat niet in het MIRT. De opvolger van de Stuurgroep. Gekozen wordt voor een werkwijze waarbij er een soort overall regie op Noordelijke schaal waarbij al snel projecten worden toegewezen aan trekkers of aan duo’s. Daar moet het dan ook gebeuren. De lijn Heerenveen-Groningen is een Fries-Gronings project. Daar wordt Drenthe dan niet mee belast in SNN-verband. De Zuidelijke Ringweg is een stadsprovinciaal project. Daar wordt dan niet Friesland en Drenthe mee belast via het SNN. De hoogte van de bijdrage per project. Bij de planstudie zal dat concreet worden onderbouwd. Soms zal het een plus zijn en soms een min. Een drietal projecten dat mogelijk moet worden toegevoegd. De N33, het doortrekken van de lijn Stadkanaal naar Emmen en de verbinding naar Duitsland. Wat betreft dit laatste zijn er verkennende gesprekken gaande met Duitse autoriteiten, met name in de regio Bremen-Oldenburg, om na te gaan of er gemeenschappelijke belangen zijn bij de verbetering van de spoorverbinding. In een eerdere commissievergadering is toegezegd dat na de zomer zal worden gerapporteerd. Dat betreft
26
zowel het personenvervoer als het goederenvervoer. De basis is dat er tussen de twee regio’s een gemeenschappelijk belang moet zijn. Als dat geformuleerd kan worden, kunnen ook stapjes gezet worden. Dhr. Zanen (PvhN) vraagt of dat in de vorm van een project geschiedt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent en stelt dat, als het tot een project komt dat overigens buiten dit pakket valt, langs andere lijnen moet worden gefinancierd. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) benadrukt dat Nieuweschans wel in het Convenant staat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat dit betrekking heeft op verbeteringen op het spoor GroningenNieuweschans en wel ook ten bate van de twee extra treinen die vanuit Zuidbroek richting Groningen gaan rijden. Dat heeft met de veiligheid van doen. Het tweede project betreft de N33, de verdubbeling van de noordzijde. In de beantwoording is aangegeven dat het een verbetering is van de ontsluiting van de economische kernzone van de Eemsdelta. Inhoudelijk gezien is dit vergelijkbaar met andere projecten. Op dit moment is de verkeersintensiteit niet van dien aard dat dit de facto een reële verbetering betekent. Welk bedrag zou daarmee zijn gemoeid? Verdubbeling tot de Woldweg (dus tot voor het Eemskanaal) kost het ca. € 50 miljoen. De verkeersintensiteit rechtvaardigt deze investering nu niet. Dhr. Luitjens (VVD) stelt dat het Noorden ook het adagium hanteert dat problemen moeten zijn opgelost voordat ze ontstaan. Immers in dat gebied ligt een behoorlijke opgave, want waar kunnen nog nieuwe bedrijventerreinen worden ontwikkeld? Dat is nu juist wel in het gebied van de Eemsdelta en dan moet de mogelijkheid tot aan- en afvoer zijn gerealiseerd. De verwachting is dat de verkeersintensiteit veel hoger wordt. Bovendien duurt het realiseren van projecten altijd langer dan gepland. Dhr. Luitjens roept op om niet te vertragen en om dit project in de afweging ten aanzien van het Regionaal Mobiliteitsfonds mee te nemen. Vandaar het pleidooi tot splitsing van het besluit. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) heeft nog een vraag over de verbinding met Duitsland. In het stuk wordt melding gemaakt van de lijn Zwolle-Coevorden-Emmen. De gedeputeerde zei dat er een studie komt naar de lijn Nieuweschans - Duitsland. Dhr. Hilverts moet denken aan het railservicecentrum in Coevorden. Betekent dat dit railservicecentrum nu drie stappen voorloopt op het railservicecentrum in Groningen en dat dit centrum straks achter de meer aanloopt? Dhr. Brouns (CDA) vult de vraag aan. Zijn vraag betreft de N33. Hij neemt aan dat het College het met de CDA-fractie eens is dat het hier gaat om het tweede economische hart van deze provincie. Hij kan zich voorstellen dat de verkeersintensiteit op dit moment een dergelijke investering niet rechtvaardigt. Anderzijds is het zo dat binnenkort met die weg aan de slag wordt gegaan. Dhr. Brouns sluit zich aan bij dhr. Luitjens dat het nadrukkelijk ook een taak is van overheden om in te spelen op ontwikkelingen die op termijn gaan plaatsvinden. Volgens het collegeakkoord zou uitgekeken worden naar een mogelijke realisatie op langere termijn en gezien de looptijd van het RSP en de pieken die erin zitten, namelijk in de periode na 2014-2015, zou de verdubbeling heel goed binnen de randvoorwaarden van het RSP kunnen vallen. De gedeputeerde zei al dat de projecten die daarin worden genoemd, gebaseerd zijn op wat in het collegeprogramma en het POP staat. Op z’n minst zou een studie naar verdubbeling van de N33 richting het noorden er dan heel goed bij kunnen passen. Dhr. Swagerman (SP) ondersteunt dit punt, los van de financiering. Er is een heel fors bedrag geïnvesteerd in de Eemshaven toen er ook nog geen handel was. Er is toen bewust gekozen voor de voorinvestering in de Beatrixhaven, terwijl er toen maar een gedeelte ingevuld kon worden. Nu is die geheel ingevuld en dan moet je er ook voor zorgen dat de af- en aanvoer goed is geregeld. Dhr. Swagerman ondersteunt het betoog van dhr. Brouns en dhr. Luitjens. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat, waar het gaat om die circa € 50 miljoen, het niet gaat over de verdubbeling tot aan de Eemshaven. De weg Appingedam-Delfzijl tot aan de Eemshaven kent intensiteiten van om en nabij de 3000 autovoertuigen per 24 uur. Dan zou je ook de weg tussen Sellingen en Vlagtwedde moeten verdubbelen, iets wat de gedeputeerde ongewenst vindt. Zeker een verdubbeling van de weg Vlagtwedde-Onstwedde is ongewenst. Maar – en daar heeft dhr. Brouns een punt – het traject Zuidbroek-Appingedam-Delfzijl zit op intensiteiten op dit moment boven de 10.000 autovoertuigbewegingen. Dat is een weg waarvan, als die groei qua intensiteit zich doorzet, de problema-
27
tiek gaat lijken op het traject Veendam-Zuidbroek, maar wel onder de conditie dat die groei zich doorzet. Wat men zou kunnen doen, is dat men dit nu even los ziet van het pakket aan projecten mobiliteitsfonds, want het College komt voor de zomer ook nog met een provinciaal MIT (Meerjaren Investeringsprogramma Transport). Dat is al eerder toegezegd. Dat moet van een nieuwe financiële basis worden voorzien, omdat – zo eerlijk moet men ook zijn – er projecten zijn die nu gefinancierd worden uit het RSP en die anders gefinancierd moeten worden uit de BDU. Als je dat nieuwe provinciale MIT voor de periode tot 2018 maakt, stelt de gedeputeerde voor om daar dan die studie waar naar wordt gevraagd voor de haalbaarheid en de mogelijke financiële dekking op de lange termijn – dan gaat het om circa 2016-2018 – in te passen. Dan kunnen de Staten in een later stadium de beoordeling plegen, maar het nu wel los zien van het projectenpakket dat hier nu is. Dhr. Luitjens (VVD) geeft aan dezelfde redenatie te kunnen houden voor een prachtige koppeling tussen het regionale mobiliteitsfonds en het provinciale MIT met de afwegingen van bijdrages van wegen aan de economische structuur. Degene die het hoogst scoren, zet je in de pot die het Regionaal Mobiliteitsfonds is en met de rest kom je in de buurt van het provinciale MIT. Dhr. Luitjens stelt voor om het te koppelen. Hij zou een keuze willen hebben van voorzieningen die dan in dit regionale mobiliteitsfonds gaan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat als voor het deel Zuidbroek-Appingedam-Delfzijl nu geoordeeld moet worden, met de kennis die er nu is, ook in vergelijking met de intensiteiten op de wegen en de leefbaarheidsproblematiek op de wegen waar men het wel over heeft, dan komt die bij het College niet in aanmerking voor plaatsing binnen dit pakket. Kijkend naar de intensiteiten, vergelijkend de intensiteiten en de problematiek die het oplevert op de andere wegen die het College wel in het pakket opneemt, komt dit in dat geheel nu niet in beeld, hetgeen ook door dhr. Brouns bevestigd wordt. Dhr. Oosterhaven (PvhN) stelt dat is meegerekend dat het Eemsmondgebied niet economisch de tweede kern van de provincie is, maar Oost-Groningen: Stadskanaal, Veendam, Hoogezand. Bij Stadskanaal en Veendam is het onderste stuk van de N33, dus je hebt daar gewoon twee keer zo veel verkeer. Op het bovenste stuk heb je alleen nog maar Delfzijl, maar op het onderste stuk heb je Delfzijl en Oost-Groningen. Dhr. Brouns (CDA) begrijpt dat de definitie van het economisch hart voor de econoom dhr. Oosterhaven is hoeveel verkeersbewegingen er plaatsvinden in een gebied. Dhr. Oosterhaven (PvhN) ontkent. Dit wordt bepaald door het aantal inwoners en het aantal arbeidsplaatsen dat er ongeveer aanwezig is. Dat levert verkeer op. Dhr. Brouns (CDA) stelt dat dhr. Oosterhaven het met hem eens zal zijn dat het gebied Eemsdelta een gebied is waar enorm in geïnvesteerd is, wat enorm in opkomst is, waar enorm veel gebeurt en dat men hier wel degelijk te maken heeft met het tweede economische hart van de provincie. Dhr. Oosterhaven (PvhN) beaamt dat er enorm veel in is geïnvesteerd, maar er zitten heel weinig mensen en arbeidsplaatsen vergeleken met Oost-Groningen. Dhr. Brouns (CDA) vraagt of dhr. Oosterhaven weet wat er op korte termijn gaat gebeuren. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wenst een opmerking te maken richting dhr. Brouns. Los van de werkgelegenheid, heeft men ook met de bevolking te maken. In die regio is – net als in de Lauwersmeerregio – sprake van krimp. Dat leidt niet tot meer vervoersbewegingen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft te kennen die verbanden allemaal niet zo scherp te zien als de commissieleden. Minder mensen betekent niet altijd minder huishoudens in dezelfde mate en minder huishoudens betekent niet altijd minder auto’s. De gedeputeerde noemt als voorbeeld het platteland. Dhr. Oosterhaven (PvhN) geeft aan dat meer inkomen wel meer auto’s betekent. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. De gedeputeerde heeft hiermee aangegeven hoe het College aankijkt tegen de wenselijkheid om nu in dit pakket de N33 noordzijde voor een bedrag van € 50 miljoen op te nemen. De gedeputeerde heeft aangegeven dat er economisch redenen kunnen zijn, maar
28
dat de verkeersintensiteiten het nu onvoldoende rechtvaardigen, ook in vergelijking met andere projecten waarover het College in dit stuk spreekt. Het spoor Emmen-Stadskanaal. Er vindt een haalbaarheidsonderzoek plaats door met name de provincie Drenthe, want het spoor gaat voor 80% over Drents grondgebied. In de richting van dhr. Hilverts stelt dhr. Bleker dat het College bij die verbinding met Duitsland kijkt naar het goederenvervoer. Met name het Railservicecentrum, het bedrijf De Vries, heeft een soort van status van extended gate van Rotterdam gekregen. Er gaat nu één keer per 24 uur een goederentrein richting Duitsland. Men wil graag naar twee. Dat is voor de ontwikkeling van het Railservicecentrum en de handel daar van belang. Nagegaan zal moeten worden wat dat betekent, waarom Prorail daar nu nee tegen zegt en welke maatregelen nodig zijn om dat te verbeteren, maar datzelfde geldt natuurlijk voor het personenvervoer. Dat moet men gezamenlijk zien te verkennen. In die fase zit dat nu. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) verklaart misschien beren te zien die er niet zijn. Het is dus niet zo dat straks Coevorden het kaas van het brood gaat eten van RSCG. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat er al langere tijd een absolute concurrentieslag gaande is tussen Coevorden en het Railservicecentrum Groningen te Veendam. Het College is ook altijd heel alert op het overleg die men met de Drenten heeft als het gaat om investeringen in infrastructuur in die hoek. Het aquaduct bij Zuidhorn/Noordhorn komt er niet, ook niet met het alternatieve pakket. De voorzitter geeft het woord aan dhr. Calon. Dhr. Calon (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vraag van dhr. Sangers die vroeg hoe het nu zat met die uitkering van Kabelcom. Dat is de Staten ook al gemeld. De fusie ging niet door. Er was eerst € 600 miljoen uitgekeerd en er werd daarna nog € 300 miljoen uitgekeerd. Dat is eind december aan de Staten gemeld. Dat leidde tot een totale uitkering over 2007 van bijna € 77 miljoen. 50% van die € 1,8 miljoen boekwinst is daarmee uitgekeerd. Deze informatie is trouwens al drie maanden oud. Kan de provincie dat betalen? De gedeputeerde denkt van wel, want dan moet je kijken wanneer de rekeningen komen. De bulk van de rekeningen komt 2014, 2015 en later. Als wordt gekeken naar de waarde van het provinciale aandeel in Essent op dit moment – dat is altijd moeilijk, want zo’n waarde wordt eigenlijk ultiem bepaald als je het verkoopt – dan ligt de schatting tussen de € 800 en € 900 miljoen. Je weet dat je € 2,45 miljoen moet betalen, uit dividend of uit vervreemding. Dan zijn er twee zaken van belang: kun je ze vervreemden, zijn ze het waard en kun je het ook op een andere manier doen, kun je het uit dividenden doen? Dhr. Calon heeft in de commissie Bestuur en Financiën al eens uitgelegd dat alleen uit dividenden hem moeilijk lijkt, want in de vorige Voorjaarsnota is in een bijlage op blz. 41 of 43 een rijtje over het beslag ESFI te zien. Als je naar die reeks ESFI kijkt, dan loopt hij naar een negatief saldo van € 56 miljoen. Dat is bij een reservering van ruim € 60 miljoen voor de Regiotram. Daar is nog niet toe besloten. En inkomsten geraamd op € 15 miljoen. Daar zit dus nog een gat. Het gewoon dividend het laatste jaar zit tussen de € 23 en € 25 miljoen. Er is geen garantie hoeveel dividend de provincie krijgt voor het komende jaar. Er is wel een minimum gegarandeerd voor twee jaar mits bepaalde criteria bij Essent overeind blijven, als onder andere de leverage boven 50% blijft. Dhr. Calon denkt dat men de komende twee jaar nog wel op die € 23 en € 25 miljoen blijft zitten. Dan zit je dus zeker € 8 miljoen boven die € 15 miljoen, maar je hebt nog € 56 miljoen te gaan, dus je hebt eigenlijk nog zeven jaar nodig dat je boven die € 15 miljoen komt als je alles wilt betalen wat uit het ESFI betaald geworden zou zijn, met een reservering van ruim € 60 miljoen voor de tram. Die reserveringen die uit ESFI zouden gaan, zijn allemaal separate besluiten die aan de Staten worden voorgelegd. Men zit dus nog niet negatief. Daar kun je op sturen, maar dan wel in meerjarenperspectief. Er zijn ook gewekte verwachtingen, men is ook aan de gang. Het lijkt dhr. Calon niet erg logisch dat het alleen uit dividenden zou komen. Zijn persoonlijke mening is, dat die dividenden eerder lager zullen worden dan hoger, dat zit in het heel simpele feit dat inkoop van grondstoffen om stroom te maken duurder wordt en dat tariefstijging moeilijker door te rekenen wordt. De marge wordt daarmee kleiner. Dhr. Calon denkt derhalve niet dat daar giga-dividenden geboekt gaan worden. Is die waarde in die aandelen er? Die is er. Het College schat zelf ruim € 800, 850 miljoen. Dat is dus meer dan drie keer zo veel dan men zou moeten hebben. Nu is bekend dat aandelen in waarde kunnen dalen en ook vrij rap, maar of dat nu zo snel zal gaan dat het onder die € 2,45 komt, gelooft de gedeputeerde niet. Toch heeft het College maar even een clausule laten opnemen in het RSP, want als die waarde onvoldoende zou zijn, is er overleg. Dat is overigens op dezelfde manier als in de Bestuurlijke Overeenkomst met betrekking tot de Zuiderzeelijn (BOV) stond. Daartoe zijn die aandelen zelfs getaxeerd om te kijken of ze voldoende waard zouden zijn. Die taxatie ligt in Den
29
Haag in een kluis. Toen sprak men overigens nog over F 800, F 900 miljoen in plaats van euro’s. Er zit ook een strofe in over de verkoop. Die is ook opgenomen. De huidige wet voorziet er in dat ultimo 2011 de energiebedrijven gesplitst zijn en dat productie- en leveringsbedrijven vrij verhandelbaar zijn. Dat staat ook in het Collegeakkoord, maar het is ook de geest van de wet, omdat het gewoon een vrije markt is in Europa om energie te kopen als consument. De vraag is dus of je daar als provincie in wil zitten, of je dat risico wilt lopen. Vandaar ook de teksten in het Collegeakkoord dat je het moet verkopen. Dat kan volgens de huidige wetgeving. Toch zijn er enkele zinsnedes opgenomen dat het College van het vigerend beleid uitgaat. Mocht dat veranderen, dan volgt er overleg. Je zou dan kunnen zeggen dat je, als dat verandert, moet aangeven wat je dan gaat doen. Dat is een what if-vraag. Het lijkt dhr. Calon wat prematuur om dat nu te gaan regelen, want hij gaat er niet vanuit dat het verandert. Dus het is mogelijk. Hoe ga je dat doen? De gedeputeerde zou het niet weten. Het kan voor een deel uit dividenden, maar dat zal het nooit helemaal oplossen. Het kan uit verkoop, wat de bedoeling is. In het Collegeakkoord staat – en dat is ook de intentie – om dat pas te doen op het moment dat het goed is. Overigens heeft het College met de Staten de afspraak dat het College voor de zomer nog bij de Staten terugkomen over het langetermijnbeleid met betrekking tot Essent. Daar houdt de gedeputeerde zich aan, dus dat zal ook gebeuren. Er zijn nog andere trucjes. Vandaar dat er ook staat “verzilveren van aandelen”, dat is zo’n truc als met de constructie in Friesland. Dhr. Calon is daar zelf helemaal geen voorstander van, want in feite is dat het belenen van je aandelen. Daar betaal je ook altijd weer geld voor. Dat is ook geld dat de provincie ook zelf kan gebruiken. De gedeputeerde denkt dat het betalen wel kan. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat in op het Ruimtelijk Economisch Pakket (REP). Dhr. Bultje vroeg of iedereen nu zijns weegs gaat en of men in het Noorden niet meer samen bezig is. Het begint bij de visie die het Noorden heeft opgesteld als het gaat om de economische structuurversterking, de strategische agenda van het SNN. Daar zijn de programmalijnen van afgeleid voor het REP. Het is wel zo dat men op een onbureaucratische manier aan het werk wil waar het gaat om de uitvoering. Dat is een fase waar men nu in komt. Er wordt natuurlijk gekeken hoe dat zo efficiënt mogelijk kan worden gedaan. Het begint bij die gezamenlijke visie die gewoon blijft en die ook op noordelijk niveau de leidraad blijft in het werken met het SNN, maar ook alle projecten die daar uit voortvloeien. In de aanvulling op de structuurvisie Zuiderzeelijn is het College gaan kijken hoe het aankijkt tegen de regionale economische structuurversterking. Er zijn vele discussies geweest met het Rijk. Het Rijk gaat sterk uit van de ‘Pieken’-benadering, terwijl het College veel meer het MKB in de breedte wil stimuleren, investeren op het arbeidspotentieel, innovatie. Dat is een veel bredere visie. Die is nu samengevat door zowel op die ‘pieken’ in te zetten als op andere sectoren die voor het Noorden van belang zijn. De gedeputeerde wijst bijvoorbeeld op de chemie die voor de Eemsdelta geweldig van belang is, maar ook op zaken als arbeidspotentieel. Dat is een zaak die zowel in Oost-Groningen als in de Eemsdelta speelt. Er zijn twaalf programmalijnen. Dhr. Swagerman vraagt waar die dertiende is gebleven. In het Convenant bereikbaarheid wordt verwezen naar het Regionaal Mobiliteitsfonds, om dat daar onder te brengen. Dat is nu dus niet meer in het pakket ondergebracht. De twaalf programmalijnen zijn destijds geïllustreerd met een achttiental projecten. Dat is deels een antwoord op de vraag van dhr. Bultje of er contact is geweest met maatschappelijke partners en het bedrijfsleven. Het antwoord is dat dat in die periode zeker het geval was, want er is gekozen voor een achttiental voorbeeldprojecten om die vergelijking mogelijk te maken. Voorgaande sprekers hebben duidelijk gemaakt dat dat niet de voorkeur van het College had, om dat allemaal in te zetten, maar het was wel nodig om die vergelijking mogelijk te maken, om te kunnen blijven streven naar het hoofddoel dat men toen voor ogen had. Van die projecten is een aantal in uitvoering genomen. Dhr. Gerritsen wijst bijvoorbeeld op het technologisch topinstituut water dat een FES-financiering heeft gekregen, delen van Erica-Ter Apel die via Kompas gefinancierd zijn, etc. Er zijn dus afspraken over gemaakt met de projectpartners. Dat geldt voor het UMCG en ook voor de stad Groningen. Er zijn afspraken gemaakt over wat voor mogelijkheden er zijn om projecten uit te voeren. In een later stadium is ook het ruimtelijk-economisch project Oostwand Grote Markt aan de orde gekomen. De situatie is nu dat men stelt dat een aantal projecten al in uitvoering is genomen. Men gaat in principe voor een pakket met de programmalijnen en criteria – EFRO-achtige criteria, want het College wil ruimtelijk-economische structuurversterking. Zoals het College in de antwoorden op de vragen van de CDA-fractie heeft aangegeven, wil het College een aantal projecten naar voren halen. Dit betreft een drietal projecten: twee projecten van het UMCG die ook al in de structuurvisie opgenomen waren en voorzien zijn van een positieve Ecorys-toets en het ruimtelijk-economisch project Oostwand Grote Markt. Hoe gaat het dan in de besluitvorming? Het College is gehouden aan die programmalijnen, aan de criteria. Die zullen worden verwerkt in projectvoorstellen waar PS over zullen gaan oordelen. Een groot deel van ruimtelijk-economisch project is bewust niet ingevuld, omdat het ook langer doorloopt. Op economisch terrein lopen twee andere pro-
30
gramma’s, namelijk Pieken in de Delta en EFRO. Die lopen tot respectievelijk 2010 en 2013. Dit programma loopt langer, tot 2020. Het College heeft dus de mogelijkheid om ook daarna het ruimtelijkeconomisch beleid voort te zetten. Er is hier dus ruimte en voor een groot deel zeggenschap op een onbureaucratische manier. Dhr. Gerritsen zal dit nog even precies uitleggen aan de hand van het geld. Er is € 300 miljoen rijksfinanciering. Van die € 300 miljoen rijksfinanciering is afgesproken dat het Rijk een veto heeft op € 150 miljoen. Die € 150 miljoen moet worden ingezet op de pieken. Dat zijn in elk geval energie, water, sensortechnologie en agribusiness en een aantal andere speerpunten van regionaal niveau. De werkwijze daar is dat de regio de projecten voorbereidt, maar dat dat onderhevig is aan de goedkeuring van Economische Zaken. Dat zal ook aan PS worden voorgelegd. Het heeft dus de goedkeuring nodig van PS. Voor alle andere programmalijnen heeft men het voor de andere € 150 miljoen rijksfinanciering in eigen hand, met daarnaast de eigen cofinanciering van € 100 miljoen. Die € 400 miljoen (€ 300 miljoen van het Rijk, € 100 miljoen van de regio) is hard geld, dat beschikbaar is. Voor dat geld is € 150 miljoen onderhevig aan het rijksfiat en de andere € 250 miljoen is regionale zeggenschap. Die regionale zeggenschap wordt wat het College betreft – daar moeten nog definitieve afspraken over worden gemaakt met de partners, maar die denken er vrijwel overeenkomstig over – zo veel mogelijk in de provincies neergelegd, dus dat de Colleges de voorstellen voorbereiden en PS daarover de besluitvorming plegen. Er is gevraagd hoe het gaat met de cofinanciering, of het allemaal goed komt. Die cofinanciering is natuurlijk nu op voorhand niet geregeld. Dus die cofinanciering van de kant van 100 kennisinstellingen is er nu nog niet maar de ervaring met andere economische projecten is dat die zeker gaan komen. Dat is een gangbare praktijk in de Kompas-projecten. Het College verwacht dat die cofinanciering gaat komen. In elk geval is bijvoorbeeld bij die UMGC-projecten te zien dat die cofinanciering al ruimschoots voorhanden is. Het is niet op projectniveau ingevuld, behalve dat wordt gezegd dat men op de korte termijn – in de komende jaren – een aantal grote projecten wil realiseren, voor te dragen aan PS, via criteria die voldoen aan de EFRO-systematiek. Over die projecten kan discussie plaatsvinden. De gedeputeerde neemt kennis van het standpunt van de VVD-fractie over het ruimtelijkeconomisch project Oostwand Grote Markt. Het College denkt dat het erg belangrijk is voor de Stad dat het ruimtelijk-economisch project gerealiseerd kan worden, belangrijk voor woon- en werkklimaat, vestigingsklimaat en toerisme. Daar is ongetwijfeld nog discussie over. Dat gaat het College graag aan. Dhr. Luitjens (VVD) geeft aan dat hij die opmerking heeft gemaakt omdat daar veel ruchtbaarheid aan wordt gegeven zonder argumentatie als bij andere onderwerpen genoemd in de voordracht. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) neemt daar kennis van. Het College heeft in de voordracht expres niet het project zelf genoemd, omdat er geen enkel project is genoemd bij het ruimtelijk-economisch pakket. Dat is nu ook nog niet aan de orde in de vorm zoals dhr. Bleker dat aangeeft voor het Regionaal Mobiliteitsfonds. Daar wordt om een commitment gevraagd aan de projecten, hier geeft het College aan dat het College met deze projecten zal komen. Die zullen te zijner tijd aan PS worden voorgedragen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft een vraag met betrekking tot de wijze van terugkoppeling van die grote voorbeeldprojecten – een drietal, zo bleek uit de beantwoording. Betekent het dat PS die per voordracht voorgelegd krijgen of op een andere manier? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat het de bedoeling is om deze projecten per project aan PS voor te leggen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt vaak dat PS projecten gesplitst in de tijd voorgelegd krijgen, namelijk een vermelding ergens in een begroting, vervolgens staat er ergens in bijlage x ESFI een kleine kanttekening met een reservering en vervolgens is het eigenlijk al besloten. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart dat PS de gang der dingen goed in de gaten moeten houden. Waar het gaat om het REP kunnen de Staten verzekerd zijn van één duidelijk projectvoorstel. De gedeputeerde vervolgt zijn betoog. Er zijn aanvullende vragen gesteld over het arbeidsmarktbeleid. De PvdA-fractie heeft in eerder stadium het voorstel aan het College voorgelegd om te kijken naar sociale aspecten en duurzaamheidaspecten bij de aanbesteding. Dat heeft het College nu in beraad en het College komt er naar verwachting voor de zomer of vlak na de zomer mee terug. Dat onderwerp is een algemeen aspect, waar de gedeputeerde nu nog niet inhoudelijk op kan reageren.
31
Het heeft echter wel nadrukkelijk de aandacht, omdat men dat al in een eerder stadium heeft aangekaart. Dhr. Luitjens heeft gevraagd naar SER Noord-Nederland. Aangezien dit pakket vrij recent tot stand is gekomen, heeft de SER Noord-Nederland nog geen advies kunnen uitbrengen. Het College is in overleg met de SER Noord-Nederland om te kijken op welke wijze zij bij de verdere invulling en uitwerking een rol kunnen spelen. Daar is inmiddels overleg over geweest met de SER NoordNederland. Het is goed om erop te wijzen dat voor een groot deel de invulling van dat REP nog gaat komen en dat het dus ook niet mosterd na de maaltijd is om dat advies te vragen. Dhr. Luitjens (VVD) stelt dat men natuurlijk adviezen in verschillende stadia kan vragen. Hij zou het heel normaal hebben gevonden als bij deze voordracht, waar toch het totaal neergezet wordt waarvan het College vindt dat het economisch structuurversterkend is en dat het College daarom PS deze uitsnede uit projecten geeft, dat SER Noord-Nederland zich ook in deze fase erover uitspreekt. Dhr. Luitjens kan zich voorstellen dat dit in vervolgfases misschien gedetailleerder gaat, maar het instituut is er natuurlijk niet voor niets. Dhr. Oosterhaven (PvhN) merkt op dat in deze vergadering veel eerder te horen was dat het REP nog zweeft en dat dit een heel gevaarlijke zaak is. Men heeft ook begrepen van dhr. Bleker dat bij vervoer er heel goede inhoudelijke redenen zijn waarom je niet alle projecten tegelijkertijd in beoordeling kunt geven, maar dat geldt voor het ruimtelijk-economisch programma in veel mindere mate. Dhr. Oosterhaven ondersteunt dhr. Luitjens dat het toch wenselijk is dat men over uiterlijk een half jaar of een jaar een totaaloverzicht krijgt van het soort projecten dat in het REP gaan plaatsvinden, om dat zwevende geld te markeren, zodat men vanuit de normale fondsen andere zaken kan doen en dat PS een overzicht hebben, want dhr. Oosterhaven ziet niet waarom dat per project zou moeten. Dhr. Luitjens (VVD) stelt ter verduidelijking dat hij het heeft over een advies over de voordracht met de inhoud zoals die nu in dit stadium is. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) merkt op dat het College nu aan gaat kaarten hoe dat advies van SER Noord-Nederland het beste tot stand kan komen. Daar heeft het eerste overleg al over plaatsgevonden. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt of dit al voor de Statenbehandeling bij PS bekend is. Er wordt namelijk naar de Staten toe ‘gedrukt’ dat er zaken moeten gebeuren. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat er voor de Statenvergadering nog geen advies van de SER Noord-Nederland kan zijn. Hij kan wel in de Statenvergadering aangeven hoe het gaat lopen. Dhr. Luitjens (VVD) geeft aan dat met hetzelfde gemak de besluitvorming en de Statencyclus vertraagd kunnen worden. Dan hebben de Staten het advies er wel bij. Dan kan men dat advies bij de besluitvorming betrekken in de overwegingen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) denkt dat het ondoenlijk is om voor de Statenvergadering een voldragen advies van de SER Noord-Nederland te vragen. Het College wil de SER Noord-Nederland graag in de gelegenheid brengen om bij de uitwerking verder te kijken en verdere specifieke vragen te stellen, maar dat kan niet op deze termijn. Dhr. Luitjens (VVD) stelt dat hij nog een tweede deel in zijn reactie had zitten. De Staten kunnen ook een Statencyclus later deze besluitvorming afronden. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat het College de marsroute wil blijven volgen zoals die is voorgenomen. Er zijn afspraken met enkele maatschappelijke partners en de gemeente Groningen, maar allemaal onder het voorbehoud van besluitvorming van PS. Een tweede termijn Dhr. Bultje (PvdA) stelt dat er altijd de Statenvergadering is waar men ook nog een aantal termijnen kan vullen met dit uitgebreide verhaal. Het is voor de PvdA-fractie verhelderend dat het besluit wordt aangepast, dat de projecten per project weer terugkomen, zodat de Staten daar uiteindelijk hun be-
32
sluit over kunnen nemen. De PvdA-fractie begrijpt de onrust over de N33 niet zo goed, omdat daar in het Collegeprogramma duidelijke afspraken over gemaakt zijn en dat er linksom of rechtsom zeker een onderzoek naar gedaan zal worden. Als men zegt dat men gewoon gaat kijken welke projecten men uitvoeringsgereed gaat maken en dat daar een selectie in wordt gemaakt, neemt dhr. Bultje aan dat bijvoorbeeld de kleinere projecten eerder gereed zijn dan de grotere projecten om uit te voeren. Wordt daarmee niet alvast een soort prioritering gemaakt dat eerst de kleinere projecten worden uitgevoerd en dat daarmee al een deel van het geld wordt opgemaakt en dat men vervolgens bij de grotere projecten de vraag krijgt hoe men dat gaat financieren? Dhr. Bultje denkt dat men er niet aan ontkomt om van tevoren een bepaalde prioritering aan te brengen voordat de projecten uitvoeringsgereed worden gemaakt. Daar zou hij van het College antwoord op willen hebben. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wenst dhr. Bultje een vraag te stellen. Hoe ziet hij zelf die prioriteitsstelling en zijn eigen rol daarin? Dhr. Bultje (PvdA) wil graag op basis van de gevraagde analyse van het College kijken in hoeverre de PvdA wijzigingen wil aanbrengen in de gestelde prioritering. Er volgens dhr. Bultje in die hele vergadering al aangegeven dat de informatie die er per project ligt, vrij summier is. Op basis daarvan kan dhr. Bultje niet nu alvast een hele prioritering aangeven. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) preciseert dat zijn vraag erover ging hoe de PvdA die prioritering aan zou willen geven. De PvdA wacht dus op een prioritering van het College en op basis daarvan zou de PvdA dan vervolgens haar oordeel willen vellen. Dhr. Bultje (PvdA) verklaart dat dit correct is samengevat. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) zit met een zelfde soort vraag. Hij begrijpt dat het voor het College van belang is om projecten vast te noemen, zodat voor projecten die niet genoemd zijn eventueel andere financiering kan worden aangeroepen vanuit Den Haag of vanuit andere bronnen. Andersom zou dat ook betekenen dat de projecten die worden genoemd, voorlopig nergens voorgelegd zouden kunnen worden voor financiering. Dat stelt natuurlijk het tekort van € 500 miljoen in een iets ander daglicht. Dat betekent in het tijdsverloop dat je natuurlijk eerst projecten krijgt, waarna op een gegeven moment het geld op is. Intussen heb je ook geen andere financieringsbronnen kunnen aanboren. Dat is toch een dilemma. Tegelijkertijd zou je ook nog kunnen zeggen dat je misschien juist de projecten waarbij je geen financiering verwacht, moet prioriteren, omdat je de andere nog wel op een andere manier kunt binnenhalen, om de N33 als voorbeeld te noemen. De vraag of dan de juiste keuzes zijn gemaakt door het College, kan dhr. De Vey Mestdagh ook niet beoordelen. Je zou een aantal projecten op de plank moeten hebben liggen die je dan kansrijk acht om op een andere wijze te laten financieren. Wat dan toch een van zaken is die ontbreekt – want D66 is een groot voorstander ontwikkeling richting Duitsland, en dan is een spoorlijn richting Nieuweschans natuurlijk slechts een voorbeeld daarvan. D66 heeft het daar ook over een stepping stone gehad in het kader van een binationaal bedrijventerrein, etc. Dat heb je nodig in het kader van je NOA. –… Misschien moet die er wel helemaal uit, ook uit het Convenant! Of, als hij er in staat, moet hij wel duidelijk omschreven staan wat daar mee bedoeld wordt, want de gedeputeerde gaf er net antwoord op wat er in het kader van veiligheid en dergelijke was, maar dhr. De Vey Mestdagh komt hem in projecten verder totaal niet tegen. Als die projecten dus beschreven zouden moeten worden, zou hij hier wel in moeten staan, anders ontstaat het probleem dat er nooit financiering voor kan komen. Dhr. Swagerman (SP) stelt te hebben genoten van ‘het circus Bleker’, want hij vond het heel knap hoe de gedeputeerde dit onderwerp bij de kop heeft gepakt en heeft gepresenteerd. Daarvoor wil dhr. Swagerman zijn complimenten uitspreken. De uitleg is redelijk voldoende geweest. Dhr. Swagerman ziet niet zo veel reden om een uitgebreide tweede termijn hieraan te besteden. Als hij nog iets bedenkt, komt hij daar in de Statenzitting nog wel op terug. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft te kennen dat dit ook de reactie van de ChristenUnie is. Dhr. Luitjens (VVD) stelt dat men met elkaar de woorden heeft gewisseld over de N33. Hij heeft in zijn betoog genoemd dat er meerdere opgaven in dat gebied liggen. In de redenatie van dhr. Bleker kan dhr. Luitjens zich voorstellen dat de zeesluizen een mooi onderwerp zijn vanwege het nationale belang om daar andere wegen te bewandelen. Dhr. Luitjens heeft ook nog de spoorlijn in de Eemshaven genoemd, om daarmee de multimodaliteit en het personenvervoer naar de nieuwe terminal
33
voor Borkum aan te leggen. Dat zou er op zich prima in kunnen passen. Voorts heeft dhr. Luitjens het voorstel gedaan om het besluit te splitsen, besluit 1 zoals nu beschreven staat wel op 19 april te doen en meer tijd te hebben voor de afweging van projecten en dat gecombineerd met het MIT. Dat laat dhr. Luitjens vooralsnog niet varen, het College heeft hem niet overtuigd om dat anders te willen. Dhr. Brouns (CDA) dankt het College voor de uitvoerige informatie die de commissie vooraf heeft ontvangen en ook nu in deze commissievergadering. Met betrekking tot datgene wat gedeputeerde Gerritsen zojuist aangaf als het gaat om de projecten binnen het REP, had dhr. Brouns in eerste termijn een vooronderstelling ingebouwd, namelijk dat ook hier de 48%-verdeelsleutel van toepassing zou zijn. Dat is gemakshalve aangenomen, maar het zou op zich heel prettig zijn als de gedeputeerde dat kan bevestigen dan wel, als het niet zo zou zijn, kan aangeven hoe het wel is. Met betrekking tot de N33 heeft dhr. Brouns in elk geval geconcludeerd dat er binnen de Staten meerdere partijen zijn waar ideeën leven omtrent een mogelijke verdere verdubbeling. Hij heeft vanuit het College begrepen dat daar waar het om de huidige verkeersintensiteit gaat, inbrengen in het RSP wellicht niet de meest voor de hand liggende optie is. In gewone mensentaal zal het de CDA-fractie helemaal geen zorg zijn waar het geld vandaan komt, als het project maar op een goede termijn gerealiseerd kan worden en daartoe ook de eerste studies en aanzet toe gegeven kan worden. Daar zal het CDA in de Staten zeker op terugkomen. Wat dat betreft is het natuurlijk heel mooi als BDU-gelden vrijvallen omdat projecten die daarin voorzien waren, nu uit het RSP al gefinancierd worden. Dhr. Brouns kan zich ook nog wel wat andere financieringsbronnen voorstellen. Daarnaast heeft de gedeputeerde ook al aangegeven dat in 2013 wel bekend is hoe het zo met al die projecten loopt en hoe het zit met de overtekening en misschien wel geld dat overblijft. Dhr. Brouns kan zich ook voorstellen dat er op dat moment nog wel wat geld overblijft om te kunnen aanwenden. Dhr. Bultje (PvdA) stelt dat er vooral is gesproken over eventueel onderzoeken naar wat er mogelijk is en nu is de stap al gezet hoe dat gefinancierd wordt, linksom of rechtsom, hoe eerder hoe beter. Dhr. Bultje vindt dat een stap te ver gaan als men kijkt wat hier gewisseld is. Dhr. Brouns (CDA) geeft aan dat hij zich dan wellicht te kort door de bocht heeft uitgedrukt, of dhr. Bultje heeft het wat te kort door de bocht opgevangen. In gewone mensentaal: op het moment dat je gaat onderzoeken of je wilt komen tot een verdere verdubbeling en daar de argumenten voor in kaart brengt en mogelijke tegens, dan is een van de zaken ook de financiering, want men kan hier wel allerlei leuke dingen verzinnen, maar als het vervolgens niet betaalbaar is, is men elkaar gewoon voor de gek aan het houden. Dhr. Brouns concludeert dat er in elk geval vanuit het College aangegeven is in welke richting men eventueel voor een mogelijke financiering moet gaan denken. Daar is dhr. Brouns blij om. Het CDA komt daar in de Staten zeker op terug. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart dat een opmerking van dhr. Bleker hem intrigeerde toen het ging over het moment van besluitvorming in het kabinet. Hij zei namelijk dat zij zelf gepleit hebben om er een dubbelbesluit van te maken en vervolgens ook door te pakken met die onderhandelingen. Het is dus kennelijk niet iets wat is opgelegd vanuit het ministerie, men heeft zelf beoordeeld dat dat verstandig zou zijn. Dhr. Van der Ploeg heeft dit opgevangen omdat hij het niet eerder had gehoord. Op zich begrijpt hij wel de afweging die er gemaakt moet worden als je met het Rijk te maken hebt. De voorzitter van de Stuurgroep is daar ook op ingegaan. Doortastend handelen lijkt dhr. Van der Ploeg erg verstandig. Hij kan daar best een compliment voor geven. Het staat echter los van het oordeel over de terugkoppelingsmomenten naar de Staten toe. Ook daar heeft de commissaris een opmerking over gemaakt. Van de zijde van het College heeft dhr. Van der Ploeg dat niet gehoord, dhr. Bleker heeft zich daar niet over uitgelaten. Dhr. Van der Ploeg denkt dat het mogelijk was geweest om dat moment terug te koppelen naar de Staten. Ten aanzien van de prioriteitsstelling MKBA viel dhr. Van der Ploeg bij de beantwoording van vraag 23 van dhr. Brouns het volgende op: het is een heel mooie analyse, die gaat over de MKBAsystematiek, dat dat niet heilig is, en het eindigt met: “Er is een zelfstandige politieke afweging nodig”. Dhr. Van der Ploeg kan constateren dat hier een politieke afweging gemaakt wordt door het College op projectniveau. Dat wordt ook, als je op projectniveau doorvraagt, toegelicht met verkeersintensiteiten, etc. Dan kom je op een gegeven moment op de vraag hoe het zit in relatie tot PS. PS wordt nog van alles voorgelegd op projectniveau, maar de afweging tussen de projecten, de prioriteitsstelling, zul je ergens moeten maken. Dan is er een systematiek als het MIRT: het MIRT-Rijk, MIRT-provincie komen eraan; je kunt ook zeggen dat hier in feite een MIR-Noord voorligt, zonder dat dit zo benoemd is, maar er is geen inzage in de afwegingsmethodiek. Dan denkt dhr. Van der Ploeg dat het heel verstandig zou zijn om die loskoppeling te maken tussen besluit onder A en het hele regionale specifieke
34
pakket, omdat je dan aansluit bij een systematiek – althans, dhr. Van der Ploeg gaat ervan uit dat hij ongeveer kan bevroeden wat een MIRT-problematiek op provincieniveau is, afgewacht moet worden wat het voorstel wordt, maar daar kun je die afweging maken –… Dan kun je ook projecten laten promoveren of degraderen, want als het op dit moment zo zou moeten zijn – en daar is in eerste termijn over gesproken – dat je eventueel nu nog projecten kunt toevoegen… Je kunt ook projecten schrappen. Wat GroenLinks betreft is Winsum-Groningen niet een prioriteit in dit kader. Het is een politieke afweging. Andere projecten hebben dat wel. Zonder dat er al een goede methodiek is om die afweging te maken. Je kunt erover discussiëren of je dan afwacht of het College met een afweging komt waar de Staten op reageren of dat de Staten de informatie krijgen op basis waarvan zij ook zelfstandig – dhr. Van der Ploeg wijst nog even naar het antwoord van het College – een politiek oordeel kunnen vellen. Dat is nog iets van uitwerking. Dhr. Van der Ploeg ondersteunt dus het pleidooi van de VVD op dit punt. De tunnel. Op dit punt is dhr. Van der Ploeg het helemaal met gedeputeerde Bleker eens. Het is ongelofelijk verstandig en wijs dat de Stad daar nu mee komt, want over een jaar was het een groot probleem geweest. Binnen enkele maanden daar een besluit over nemen, is natuurlijk onzin. De gedeputeerde weet tegen wat voor trajecten je aanloopt en hoe gevoelig die problematiek ligt, met de terugkoppeling naar de mensen, naar partijen, naar belangen. Afwegingen die gemaakt moeten worden ten aanzien van bijvoorbeeld exploitatie van gronden. Het gaat dan over gemeentelijke gronden langs het hele traject. Wat gebeurt daarmee? Dat is niet in enkele maanden te beslissen. Dhr. Van der Ploeg vindt dan ook dat de Stad daarvoor haar tijd moet nemen. Het College, provincie en Stad trekken dat project met Rijkswaterstaat. Ze moeten zich daar goed in gaan verstaan zonder dat dat hoeft te leiden tot vertraging, althans, waar gaat het over? Periodes van vijf jaar voordat de planstudie klaar is. Dhr. Swagerman (SP) heeft een vraag aan dhr. Van der Ploeg. Dhr. Bleker heeft heel duidelijk aangegeven dat de provincie er geen euro meer in gaat steken. Sluit dhr. Van der Ploeg zich dan ook aan bij de mening van dhr. Bleker dat de Stad dat dan maar moet opbrengen? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vindt het onverstandig om vooraf te roepen dat men niet mee wil betalen. Misschien komt er een heel mooi plan uit, met heel mooie elementen, met mogelijke stadsoverschrijdende economische effecten, hetgeen een groot provinciaal vertegenwoordigt. Als dat het geval zou zijn, dan zou het provinciaal bestuur nog een keer moeten nadenken. Het antwoord is dus ‘nee’. Dhr. Van der Ploeg vindt het erg onverstandig wanneer men in de val zou lopen van de fasering, waarbij je op de korte termijn projecten die bijna klaar zijn, al laat voorsorteren, vervolgens merkt dat het geld grotendeels op is en dat de projecten die later komen dus niet gefinancierd kunnen worden. Dat is niet de prioriteitsstelling waar men naartoe moet. De voorzitter geeft het woord aan het College. Dhr. Bleker (gedeputeerde) hoopt dat het College er in slaagt om de formulering van het besluit, met in begrip van de toelichting en de discussie zoals die vanavond is gevoerd, zo vorm te geven dat ook de VVD en enkele anderen die twijfelen in elk geval op procedurele gronden geen ‘nee’ hoeven te zeggen tegen een all in-besluit nu, dus een besluit over het Convenant en een besluit over de projectenlijst. Daar zal het College zijn best voor doen in de formulering. Ook omdat het aanbrengen van de knip, ook in de onderlinge verhoudingen waar het gaat om projecten die grensoverschrijdend moeten worden aangepakt, in elk geval complicerend kan gaan werken. De betrokkenheid van de Staten bij projecten. Het is niet realistisch om te zeggen dat het College over een jaar alle benoemde projecten op eenzelfde niveau op één moment aan de Staten zal aanbieden waar het gaat om informatie, vergelijkbaarheid, geld en effecten. Dat is praktisch onmogelijk, omdat projecten nu al in heel uiteenlopende fasen verkeren. De Zuidelijke Ringweg en Heerenveen-Groningen zijn daar twee uitersten van. Er ligt bij de Zuidelijke Ringweg in feite een basis om een planstudie te starten en bij Heerenveen-Groningen moet nog met de verkenningsstudie worden begonnen. Een paarsgewijze vergelijking over het geheel zit er wat het College betreft niet in. Het College vindt ook dat de achtergrond van de projecten – ook de bestuurlijke, politieke achtergrond gelet op het POP, etc. – de Staten voldoende in staat stelt om tegen het pakket in zijn geheel of eventueel geamendeerd als de Staten dat zouden willen ‘ja’ te zeggen of tegen het hele pakket ‘nee’ zoals dhr. Van der Ploeg aangeeft, omdat er veel te veel wegen in zitten en veel te weinig rail en bussen. Dhr. Bleker denkt toch dat iedereen die zich niet op basis van dat criterium bij uitstek laat leiden en ook de invulling van dat criterium van dhr. Van der Ploeg, in staat moet zijn om kennis van de achter-
35
grond en de ontstaansgeschiedenis van deze projecten in het eigen beleid te vergaren om tot een oordeel te kunnen komen in de zin van een opdracht aan het College om hiermee aan de slag te gaan en de Staten beoordelen de projecten als ze aan hen worden voorgelegd. Mocht het College de noodzaak zien tot schrappen, dan zal het College dat in elk geval aan de Staten moeten voorleggen. Het punt van de spoorlijn naar de Eemshaven is eerder genoemd. Op het moment loopt er een verkenning naar de mogelijkheid voor de aanleg van een spoorlijn voor personenvervoer naar de terminal van de AG Ems in de Eemshaven. Dat onderzoek vindt nu plaats. Als de afronding van die verkenning er is, dan zal het College deze aan de Staten presenteren. Het College heeft daar nogal wat twijfels bij gelet op de verwachte reizigersaantallen. Om die reden heeft het College ook geen reden om dat in het pakket op te nemen. Duitsland. Verbetering in de spoorverbinding Noord-Nederland-Duitsland zit nu niet in het pakket, behoudens wat verbeteringen op het traject richting Nieuweschans, maar niet echt redenerend vanuit het totaal Noord-Duitsland-Noord-Nederland. Dat ziet het College als een belangrijke opgave die geheel los van dit pakket door de provincie opgepakt gaat worden. De commissaris heeft erover gesproken. Dhr. Bleker heeft ook aangegeven dat er nu verkenningen plaatsvinden met Duitse autoriteiten. Dat is de weg waarlangs het College het probeert op te pakken, maar niet als onderdeel van dit pakket. Dhr. Zanen (PvhN) vraagt of dit niet betekent dat je jezelf blokkeert als je zegt dat dit niet een onderdeel van de projecten mag zijn die wordt gestart en als je dit er uithaalt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent. Het College vindt dat men ook met de Duits autoriteiten zo ver moet zijn dat een gemeenschappelijk belang en een gemeenschappelijke opgave worden geformuleerd. Zo ver is men op dit moment nog niet. Het vertrouwen van GS is dat wanneer men daarin slaagt met de Duitse autoriteiten en de Nederlandse autoriteiten en ook met Niedersachsen, men ook in Nederland bij Verkeer en Waterstaat aan de bal kan. In het vorige MIT-overleg heeft de minister toegezegd te willen meewerken aan verkenningen en studies op dat punt. Die stap is dus al gezet. Nu is het een punt om het concreet te maken, ook met Bremen, Oldenburg en Niedersachsen. Voor goede projecten is het RSP niet de enige bron waaruit valt te putten. Er kunnen dus te zijner tijd ook weer andere bronnen zijn om daar uit te putten. Daar kan dit mogelijkerwijs voor in aanmerking komen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat zijn opmerking ging over blz. 4 van het concept-Convenant. Daar staat onder andere onderaan: Kolibri trein Groningen-Nieuweschans-Veendam genoemd. De vraag betrof het risico dat bestaat dat vanuit Den Haag straks de opmerking komt dat de provincie dat in dit pakket had moeten uitvoeren. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat dit voor een deel ook in het pakket wordt uitgevoerd. Onder dit project ligt een omschrijving, die trouwens ook bij Verkeer en Waterstaat bekend is, wat voor maatregelen de provincie op dat spoor voor dit bedrag gaat treffen. Dhr. Bultje heeft een interessante hersenkraker aan het slot van de discussie gepresenteerd, namelijk: zal de prioritering niet langs de natuurlijke weg plaatsvinden. Dat wat eerst komt, wordt eerst uitgevoerd en dat projecten die ingewikkeld zijn dus een hoger risico lopen dat ze financieel niet gedekt worden. Heeft het College ook prioriteiten? Ja, het College heeft ook prioriteiten. Dat heeft het College ook in het overleg met de stad Groningen benoemd. Het College wil dat in Groningen ook het gebied buiten de stad Groningen meeprofiteert in het alternatieve pakket. Daarom is de circa € 100 miljoen die in zijn totaliteit voor de Veenkoloniën, Zuidwest-Groningen en voor Noordwest-Groningen is gereserveerd, wat het College betreft, niet beschikbaar voor projecten in en rond de stad Groningen. In de tweede plaats: Kolibri en alles wat daarmee annex is – Regiotram, tramlijnen – worden niet ingeleverd voor andersoortige projecten in en om de stad Groningen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat dhr. Bleker heel mooi begon, namelijk dat het College een prioriteitsstelling heeft. Maar dhr. Van der Ploeg hoort eigenlijk alleen dat wordt vastgehouden aan bestuurlijke afspraken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat dit betekent – en het heeft ook met kansen op externe financiering te maken – dat het College bijvoorbeeld ten aanzien van een project als het stationsgebied Zuid, Centrale Zone, meer kansen ziet voor externe financieringsbronnen dan bijvoorbeeld de twee projecten die voor Zuidwest-Groningen en Noordwest-Groningen zijn geformuleerd. Dat geldt trouwens ook voor Heerenveen-Groningen. Ook daar zal men zich met name moeten inzetten om ook marktpartijen mee te laten investeren. Dat betekent dus dat het College Kolibri – de twee andere die
36
dhr. Bleker genoemd heeft – hoe dan ook in stand wil houden. Het College ziet kansen om de twee andere grote projecten Centrale Zone en Heerenveen-Groningen mede financieel mogelijk te maken uit andere overheidsbronnen en particuliere bronnen. Dat is een van de opgaven die het College ziet. Het staat niet allemaal met zo veel woorden in het stuk, maar dit is een collegestandpunt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt dat er onder het Convenant toch wat concretere afspraken liggen, zo begrijpt hij uit de beantwoording van het College. De vraag die blijft betreft die overtekening. Als wordt gezegd dat die overtekening betekent dat zaken soberder uitgevoerd moeten worden dan wel dat projecten afvallen, is het dan niet zo dat Den Haag zegt dat het jammer is dat je het laat vallen, er komt geen andere financiering, eerst die € 238 miljoen overtekening. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent. Dat geld waar het gaat om het Regionaal Mobiliteitsfonds is geld van de provincie, het zijn projecten van de provincie. Al wil men van het hele geld één project doen, dat is de zaak van de provincie. Dat is de afspraak. De minister ging zelfs zo ver dat hij zei helemaal niet te willen weten wat de provincie ermee doet. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat er naar het ministerie en het Rijk toe dus geen enkel probleem is om te splitsen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het een probleem is dat men niet alleen Groningen is, maar Noord-Nederland. Het Regionaal Mobiliteitsfonds is een zorgvuldig afgestemd en uitonderhandeld pakket voor het hele Noorden. Het Pact van Joure heeft met name betrekking op het Regionaal Mobiliteitsfonds. Dat is een overeenstemming die op het niveau van drie Colleges en een aantal steden – gemeente Groningen, gemeente Leeuwarden, gemeente Smallingerland, gemeente Assen, gemeente Emmen – is gemaakt. Dat betekent dat deze partijen zeggen: ”Dit is het pakket waar wij voor willen gaan, dit is ook het pakket waar wij vol voor willen gaan waar het gaat om extra financiering binnenhalen, dit is ook het pakket waar wij onze cofinanciering aan willen koppelen.” Je hebt niet alleen een akkoord met Den Haag. Het akkoord van het Noorden is van minstens zo veel gewicht in deze Staten. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat dit nu precies het punt is dat hij bedoelt. Er zijn dus gewoon twee verschillende Convenanten. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) kan zich herinneren dat de voorzitter van de Stuurgroep aan het begin van de vergadering zei dat die projecten juist nog wel lokaal konden veranderen. Hij begrijpt nu van de gedeputeerde dat dit niet het geval is, dat de zaak toch hard vastgespijkerd is. Dan komt toch een beetje om de hoek wat de Staten dan überhaupt nog doen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat dit politieke beoordeling ten top is. Alles overwegende heeft het College met de collega’s in Drenthe en Friesland, met de Colleges van de steden en met Den Haag dit akkoord gemaakt. Het is politiek ten top om hier in de Staten te zeggen: “Het is ja”, “Het is niets, vertrekt u maar” of “Ja, maar wij willen op die en die punten binnen die randvoorwaarden die er zijn overeengekomen een aantal accenten verschuiven”. Dat is politiek ten top. Politiek en democratie kunnen ook heel erg tot hun recht komen wanneer er gewoon ‘ja’ wordt gezegd tegen iets. De voorzitter vraagt dhr. Luitjens of hij hier nog op in wil gaan. Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat de Staten daar veertien dagen voor krijgen. Slikken of stikken. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart dat er nog een vraag is gesteld door dhr. Brouns over de verdeelsleutel in het REP. Dat is een lastige discussie geweest tussen de Colleges, omdat door Drenthe lange tijd is uitgegaan van de Kompassystematiek in de zin dat het REP gewoon toegevoegd wordt aan de Kompassystematiek. Het College heeft zelf stappen genomen. Het College is het er niet op voorhand mee eens. Het College wil dat ook recht gedaan wordt aan die verdeling. Daar is vervolgens een onderhandeling uit voortgevloeid die aan de ene kant een beetje tussen de polen eenderde, eenderde, eenderde zat en de verdeling die hier in het regiospecifieke pakket zit – dus 48, 38, 14 – en het is geworden: 42 Groningen, 38 Friesland en 20 Drenthe. Het is een lastige discussie geweest. Drenthe bleef tot op het laatste punt er lang op hangen. Het is een kwestie van onderhandelen geweest waar toch recht wordt gedaan aan beide posities. Het voordeel daarvan is dat men over verschillende onderdelen beschikt en dat men dat in eigen huis kan gaan beslissen.
37
De voorzitter concludeert dat de voordracht als A-stuk naar Provinciale Staten gaat, anderzijds dat de voordracht enigszins gewijzigd gaat worden. Die wijzigingen betreffen de overtekening. De Staten zien de gewijzigde vorm met belangstelling tegemoet. De vergadering wordt gesloten om 22.16 uur.
38