Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgevingsbeleid en Wonen, gehouden op 14 september 2005 in de Blauwe Zaal (C319) van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. P.M. de Bruijne (PvdA, voorzitter), mw. M.J. Schouwenaar (PvdA), dhr. L.A. Dieters (PvdA), mw. I.P.A. Mortiers (PvdA), dhr. IJ.J. Rijzebol (CDA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. B. Hofman (VVD), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), mw. A.F. Bos (GroenLinks), mw. I.S. Bulk (SP), mw. T. Deinum-Bakker (D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN), mw. D.J. Hoekzema-Buist (PvhN) Afwezig: dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie), dhr. C. Swagerman (SP) Voorts aanwezig: dhr. M.A.E. Calon (gedeputeerde), dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. D.P. Sennema (secretaris), dhr. A. van Bolhuis (ambtelijke bijstand), dhr. J. Postema (directeur Blauwe Stad), dhr. M.C. Postma (Verslagbureau Groningen, verslag) 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet alle aanwezigen welkom. Hij heeft bericht ontvangen van verhindering van dhr. Staghouwer en constateert voorts dat de GroenLinks-fractie nog niet aanwezig is, zodat hij dhr. Van der Ploeg nog niet kan verwelkomen als nieuw lid van deze commissie. Mw. Bulk (SP) verkeerde in de veronderstelling dat de voorzitter bericht van verhindering van dhr. Swagerman zou hebben bereikt. De voorzitter beaamt dit, hij was alleen vergeten dit te vermelden. 2. -
Regeling van werkzaamheden voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Voorstellen vreemd aan de orde van de dag hebben de voorzitter niet bereikt. -
vaststellen van de agenda
1
Dhr. Calon (gedeputeerde) wenst agendapunt 12 graag geplaatst te zien voor agendapunt 8. Daar gaat iedereen mee akkoord. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen).
De voorzitter meldt dat zich geen insprekers hebben gemeld. 4.
Vaststelling verslag Commissie Omgevingsbeleid en Wonen van 15 juni 2005, incl. toezeggingenlijst.
Dhr. Calon (gedeputeerde) leest op bladzijde 23, ongeveer halverwege ‘…in eerste instantie niet in Bedum komen’, dat moet Winsum zijn en niet Bedum. Op bladzijde 25 wordt melding gemaakt van Riet Bakker, dat moet Riek Bakker zijn. Dhr. Dieters (PvdA) heeft een opmerking naar aanleiding van het verslag. Op bladzijden 7 en 8 gaat het over de partiële herziening bestemmingsplan Industrieterrein Noord, Kern Zoutkamp, Telecommunicatie. Hij wenst van de gedeputeerde te vernemen hoe hier de huidige stand van zaken is en wanneer hier meer duidelijkheid over is. Met andere woorden: is het kaatsen tussen Friesland en Groningen nu van de baan, zoals de SP in de vorige vergadering opmerkte? Dhr. Calon (gedeputeerde) verduidelijkt dat dit niet echt kaatsen is tussen Friesland en Groningen, het is defensie die de richting bepaalt en volgens de gedeputeerde is de stand van zaken identiek aan de vorige vergadering. Men zit iets meer op de Friese tour en aan de Groninger kant ligt het wat stil. Hij spreekt de verwachting uit dat dit ook zo zal blijven. Als men gefocust blijft op Friesland dan zal vanuit de Groningse kant even geen actie komen. Dhr. Dieters (PvdA) leest op bladzijde 9 over de MER-procedure voor het windpark bij de N33 dat in de pers berichten zijn verschenen dat Veendam en Menterwolde daar toch geen goedkeuring aan willen geven. Dhr. Dieters bezocht afgelopen maandagavond de raadscommissievergadering in Veendam en daar werd door de meerderheid uitgesproken – zonder dat er raadsbesluiten zijn genomen – dat de procedure zal worden afgewezen en dat men daar niet aan mee gaat werken. Uit de contacten van dhr. Dieters met Menterwolde hoort hij dezelfde geluiden, namelijk dat daar ook ‘nee’ zal weerklinken. Hij vraagt de gedeputeerde wat deze vindt van deze recente ontwikkelingen? Dhr. Calon (gedeputeerde) complimenteert dhr. Dieters met deze handig geformuleerde vraag. Een simpel ‘ja’ of ‘nee’ volstaat hier namelijk niet als antwoord. Die gemeenten moeten zelf bepalen of ze daar een windpark willen of niet. De provincie moet zelf haar taakstelling windenergie zien te halen. De gedeputeerde heeft al vaker aangegeven dat de provincie ervan uitgaat dat deze op de bestaande windlocaties bij Delfzijl en de Eemshaven te realiseren zijn, zelfs met de uitspraak van de Hoge Raad omtrent de OZB. Dat vermoeden van het College is vorige week donderdag onderschreven in een overleg tussen minister Brinkhorst en dhr. Van Geel aan de ene kant en de gedeputeerde en anderen namens het LSOW, waarin de voortgangsrapportage tegen het licht is gehouden en het externe onderzoek van TNO is besproken. De vraagstelling was hoe het zat met de taakstelling in Nederland. De mening was dat dit convenant niet moest worden aangepast, dat men niet moest
2
gaan zeuren over provincies die hun taakstelling niet dreigden te halen – bijvoorbeeld Utrecht -, omdat die taakstelling landelijk meer dan ruimschoots werd gehaald. De discussie ging er eigenlijk alleen maar over dat de MEP-subsidie op windenergie blijft bestaan, want er was sprake van dat dit zou verdwijnen. Zelf vindt de gedeputeerde – op eigen titel en dus niet per definitie de mening van het College – het wat betreft Veendam en Menterwolde onverstandig om geen MER te doen. Dit is een subjectieve uitspraak, daar hij een buitengewoon groot aanhanger en voorstander is van de MER. De ervaring die met de MER is opgedaan in verschillende projecten in Groningen - en zeker in Meerstad – heeft hem geleerd dat een MER helemaal niet zoiets is van: “We gaan wat doen en daarna gaan we nog even kijken naar het milieueffect”, maar dat een MER juist een voorgenomen iets is, waarbij men gaat onderzoeken welke variant het beste is en of het wel of niet goed is en of zaken aangepast zouden kunnen worden zodat het beter wordt. Een goed uitgevoerde en ingerichte MER geeft de initiatiefnemer – overheid of particulier – de inhoudelijke informatie op basis waarvan men iets wel of niet doet en hoe men het moet doen. De gedeputeerde vindt het onverstandig van overheden als men stelt het niet te doen, terwijl er wel initiatiefnemers zijn en men dus de mogelijkheid heeft om alle argumenten boven tafel te krijgen en zo varianten laat liggen. Dat vindt hij niet verstandig. Mw. Bulk (SP) geeft aan dat ze dit onderwerp had gepland voor de rondvraag. Zij kan het daarvoor bewaren of nu de aanvullende vraag stellen. De voorzitter constateert dat dit onderwerp nu toch al aan de vork is geprikt, dus mw. Bulk mag nu haar vraag stellen. Mw. Bulk (SP) weet dat deze twee gemeenten het niet willen, maar ook dat de gemeente Pekela wel wil en graag zelfs! Het draagvlak voor windmolens neemt steeds meer af. Heeft de gedeputeerde daar al op toegehapt, is hij wel op de hoogte van de situatie aldaar? Hoe wenst de provincie daarmee om te gaan? Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat men daar niet mee om zal gaan. Hij is op de hoogte, maar wenst geen actie te ondernemen. Vorige week heeft hij in een interview verklaard dat, wat nu in de media gebeurt, gekenschetst zou kunnen worden als een ‘potje volksverlakkerij’. Natuurlijk is de gedeputeerde ervan op de hoogte dat men in de gemeente Pekela graag windmolens wil, dat wilden ze in 1999 ook. Toen is een debat geweest in de statenzaal of de Staten dat wel of niet toe zouden staan. Alle argumenten die toen speelden, spelen nu ook nog. De wereld is niet anders geworden. De Staten hebben toen in overgrote meerderheid besloten dat niet te doen. Het verhaal dat minister Brinkhorst zou worden gevraagd om dhr. Calon of het provinciaal bestuur op andere gedachten te brengen is zelfs ook al achterhaald. Zijn collega-gedeputeerde Bleker - die de Stuurgroep Veenkoloniën voorzit - heeft vorig jaar al gemeld dat er een brief zou komen uit de Stuurgroep Veenkoloniën en dat men naar minister Brinkhorst zouden gaan. Dat is ook gebeurd, want dhr. Brinkhorst heeft de gedeputeerde een brief gestuurd, waarop het College weer een brief heeft teruggestuurd. Daarin staat dat men het eens was met het POP én dat men het eens was met een unanieme stelling in de commissie Bestemmingsplannen - waarin EZ zelf zit -, dat goedkeuring onthouden zou moeten worden – dat kan niet formeel -, maar dat niet ingestemd zou moeten worden met een structuurvisie Pekela waar een plaats was ingeruimd voor een windmolenpark. Die brief is meer dan een jaar geleden verstuurd en daar heeft de gedeputeerde van minister Brinkhorst officieel nooit meer iets op gehoord. Informeel heeft hij wel vernomen dat
3
de minister het jammer vond dat hij zelf die brief had gestuurd en dat hij het met de gedeputeerde eens was. Wat er nu gebeurt vindt de gedeputeerde jammer van de tijd, laat men gewoon aan het werk gaan, dat is veel beter. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt zich af wat er juridisch gezien zou gebeuren als men nú zou meewerken aan de MER-procedure, daar kennis van zou nemen en dat dan tóch nog gezegd gaat worden dat men het niet wenst te doen. Hij is benieuwd naar de juridische consequenties van zo’n besluit. Dhr. Calon (gedeputeerde) durft daar niet een antwoord op te geven, omdat hij dit niet 100% zeker weet. Hij wenst dat graag te beantwoorden bij het verslag. De gedeputeerde heeft ambtelijk wel naar die vraag laten kijken, want dhr. Bodewitz van Blaaswind had gepolst of de provincie geen bevoegd gezag zou willen worden van die MER. Daar is op het Provinciehuis wel over nagedacht, maar daar zitten allerlei complicaties aan. Men kan aan de andere kant een heel juridisch betoog houden, dat als er een initiatiefnemer is, de gemeente dan verplicht is om die MER uit te voeren, ook al wenst men dit zelf niet. Deze vraag zal uitgebreid worden beantwoord bij het verslag. Aanvulling verslag: de juridische consequenties zijn toegevoegd aan het verslag Namens de verslaglegger: Voorts moet op bladzijde 12 het begrip blauwe taakstelling worden verandert in BLOW-taakstelling. De voorzitter constateert dat het verslag van 14 juni bij deze is vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1 De voorzitter weet dat deze toezegging thans plaatsvindt, dhr. Postema is aanwezig voor de rapportage. Toezegging 2 De voorzitter stelt dat met betrekking tot het vervolg op deze toezegging de vorige keer door de fracties van PvdA en D66 is aangegeven initiatief te nemen tot plaatsing in het najaar op de commissieagenda. Mw. Deinum-Bakker (D66) stelt dat mw. Schouwenaar toen heeft gezegd dat ze het nog wilde overleggen binnen haar fractie. Mw. Schouwenaar (PvdA) verduidelijkt dat daar op zal worden teruggekomen. Toezegging 3 De voorzitter constateert dat dit overzicht er nog niet is. Mw. Schouwenaar (PvdA) stelt dat het overzicht van blauw en groen verworden lijkt te zijn tot informatie over het Regiopark. Zij dacht dat het de bedoeling was van de discussie over de Regiovisie om erachter te komen of er een evenwichtige verdeling in investeringen tussen blauwe en groene functies was. Het Regiopark is
4
wat haar fractie betreft een onderdeel van het overzicht blauw en groen, maar niet het gehele overzicht blauw en groen. Ook in het kader van Meerstad wordt behoorlijk geïnvesteerd in groen, weet zij te melden. De voorzitter acht het raadzaam om op dit punt melding te maken van een brief die bij de griffie gereed ligt ter verzending aan de commissie, waarin het Plan van aanpak Regiopark is opgenomen. Maar in die brief staat ook dat een nader overzicht van blauw en groen in het kader van de Regio Groningen-Assen - zoals toegezegd in de statencommissie Omgevingsbeleid en Wonen - spoedig zal worden toegezonden. Hij constateert dat dit overzicht er nog niet is, maar dat dit spoedig komt. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat het investeringsprogramma van de Regiovisie in deze commissie is geweest en is vastgesteld. Men moet niet denken dat met dit overzicht dat andere ook nog een keer komt. Ten tweede wordt in het kader van Meerstad inderdaad veel in blauw en groen geïnvesteerd, maar als men straks de zaken van de Regiovisie onder ogen krijgt, dan ziet men niet de onderliggende begroting van Meerstad. Dat mist men dan weer, want dat is allemaal vertrouwelijk behandeld. Dat zit wel op verschillende plekken, verduidelijkt de gedeputeerde. Mw. Schouwenaar (PvdA) geeft aan dat men de discussie zal voeren als de informatie is ontvangen. Toezegging 4 Dhr. Calon (gedeputeerde) informeert de commissie dat dit bijna gereed is en spoedig kan worden toegestuurd. Toezegging 5 Dhr. Bleker (gedeputeerde) verduidelijkt dat dit bij de volgende Jaarrapportage komt, die eind van het jaar in oktober/november beschikbaar komt. Toezegging 6 Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat dit kan, maar er moet een lastgeving getekend worden en dat zit op dit moment in het circuit. Deze toezegging kan op heel korte termijn plaatsvinden. Toezegging 7 Dhr. Bleker (gedeputeerde) meent dat toen is gesteld dat als daar risico’s spelen of worden aangegaan, het eerst in de commissie komt. De vorige keer heeft hij verklaard dat een constructie is gevonden die dicht is. Het punt als zodanig is naar gevoel van dhr. Bleker weg. Dhr. Dieters (PvdA) krijgt nu voor het eerst te horen dat de constructie dicht is. Het verbaast hem wel, als hij leest in een van de onderste alinea’s dat er overleg is met SNN over een formele bekrachtiging van de voornemens. Kan de gedeputeerde aangeven wat deze voornemens zijn? Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat dit een kwestie van tijd is. In feite is een overeenkomst van lastgeving dat de provincie zaken doet voor die gemeenten, waarin alles juridisch is vastgespijkerd. Wat dhr. Dieters leest is al geruime tijd
5
geleden opgeschreven, die lastgeving is inmiddels klaar en moet nu getekend worden. Formeel juridisch is dit al bijna helemaal afgehandeld. De voorzitter stelt dat deze toezegging geschrapt kan worden. Toezegging 8 De voorzitter lijkt dit een soort van algemene verklaring die kan verdwijnen uit de toezeggingenlijst en die men zich te zijner tijd wel zal kunnen herinneren. Toezegging 9 De voorzitter stelt voor deze ook te schrappen. Toezegging 10 Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat dit de excursie Bouwheerschap was waar vanuit de Staten werd gevraagd om daaraan mee te kunnen doen. Daar zal naar gekeken worden. Deze excursie zal volgend jaar waarschijnlijk weer georganiseerd worden. Het is geen ‘ja’, maar bestudeerd gaat worden of dit kan. Men zal zich inspanningen getroosten om dit te laten lukken. Toezegging 11 De voorzitter constateert dat dit gaat over de programmarekening van het volgend jaar, daar behoeft nu niet over gesproken te worden. Toezegging 12 De voorzitter duidt aan dat zodra de quick scan gereed is van de component wonen en zorg, deze aan de Staten wordt gezonden. Dat heeft ook te maken met toezegging 4, beiden zullen bekeken worden. Dhr. Calon (gedeputeerde) heeft in zijn papieren staan dat deze uiterlijk eind oktober komt. De voorzitter constateert dat dhr. Van de Ploeg inmiddels aanwezig is. Hij heet hem hartelijk welkom in de commissie Omgevingsbeleid en Wonen. 6.
Rondvraag
Dhr. Dieters (PvdA) heeft de besluitenlijst van GS voor zich liggen. Bij punt 3 staat dat het College het Jaarverslag van het provinciale stadsvernieuwingsfonds 2004 en de stand van zaken investeringsbudget stedelijke vernieuwing heeft vastgesteld en verzonden aan de staatssecretaris. Hij vraagt of de commissie daar inzage in krijgt of deze krijgt toegestuurd? Dhr. Calon (gedeputeerde) weet niet of het formeel moet, maar men zal het wel doen. Aanvulling verslag: de gevraagde stukken zijn inmiddels via de secretaris verzonden.
6
Dhr. Rijzebol (CDA) vraagt de gedeputeerde of nog nieuws is te melden betreffende het grensdorp. Hij las in Trouw op de voorpagina: ”Bouwstop provincie treft Europadorp”. Het artikel werd opgesierd met een prachtige foto van een tankstation midden in de kale weide. Het heil komt hier echter uit Den Haag want de fractievoorzitter van de PvdA dhr. Bos zal tussen beide heren komen. Hij wenst graag te vernemen wat er inmiddels geregeld is en of hier ook nieuws is. Dhr. Calon (gedeputeerde) moet hier denken aan de zinsnede ‘im Westen nichts neues’. Dhr. Bos hing nog niet aan de telefoon, de gedeputeerde vernam uit de krant dat hij dat zou doen, maar van dhr. Bos zelf heeft dhr. Calon nog niets gehoord. Wat betreft de bouwstop: de nota Bouwen en Wonen is unaniem vastgesteld in de commissie en iedereen weet wat daar in staat. De vragen die hier de vorige keer zijn gesteld zijn bij het verslag ook nogmaals uitvoerig schriftelijk beantwoord. Voorts las dhr. Calon dat het een Duits dorp zou worden, dat wordt al twee jaar lang geroepen, maar daarvan hebben de Duitsers zelf gesteld dat dit onzin is. 7. Ingekomen stukken: a.
Brief GS van 7 juli 2005, nr. 2005-09231a/27/A.16, EZ, betreffende verzoek om standpunt inzake participatie in project Vaarverbinding Erica - Ter Apelkanaal (bespreekstuk bij de Statencommissie Economie en Mobiliteit);
b.
Brief GS van juli 2005, nr. 2005-14213/28/A.17, RP, (bijlage 1), (bijlage 2), betreffende startnotitie strategische milieubeoordeling.
Mw. Bos (GroenLinks) vraagt naar het vervolg, dat is haar niet duidelijk. Dhr. Calon (gedeputeerde) verduidelijkt dat een strategische MER bestaat – de grote hoofd-MER – en bij het bestemmingsplan krijgt men een inrichtings-MER die dieper op detailniveau gaat. Mw. Bos (GroenLinks) vraagt wie het beoordeelt als de milieuproblemen te groot worden? Dhr. Calon (gedeputeerde) verduidelijkt dat dit het bevoegd gezag is, dit doet de MER. Voor het Masterplan Meerstad was dat de provincie, maar voor een bestemmingsplan is dat de gemeente. Mw. Bos (GroenLinks) wijst de gedeputeerde erop dat het hier gaat om de strategische milieubeoordeling en niet over Meerstad. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan kort in verwarring te zijn geweest, dan is het natuurlijk de provincie en dus ook de commissie. Mw. Bos (GroenLinks) gaat ervan uit dat de commissieleden dit dan ook tegemoet mogen zien. Dhr. Calon (gedeputeerde) beaamt dat alle reacties vanuit de inspraak, het bestuurlijk overleg en de MER richting commissie zullen gaan, zodat daar een oordeel over geveld kan worden.
7
De voorzitter verduidelijkt dat dit begin volgend voorjaar zal zijn, zo staat het ook verwoord in de notulen. c.
Brief van Comité Regio Groningen-Assen te Haren van 20 juli 2005 betreffende bezwaarschrift ontwikkeling Nesciopark Haren in relatie tot plan Dilgt, Hemmen en Essen.
d.
Brief van dhr. Hagenauw te Haren van 25 juli 2005 namens 255 huishoudens uit de Molenbuurt in Haren betreffende bedenkingen tegen het vastgestelde bestemmingsplan bedrijvenplan Nesciolaan Haren.
e.
Brief comité Molenbuurt-Noord te Haren van 26 juli 2005 betreffende bezwaarschrift tegen bestemmingspan bedrijvenpark ‘Nesciolaan’ te Haren.
Mw. Bulk (SP) geeft aan dat haar fractie hier dermate veel over kwijt wil, dat dit misschien teveel is voor een ingekomen stuk. Zij vraagt of de tijd nog toereikend is om dit op de volgende vergadering uitgebreider aan de orde te laten komen? De voorzitter weet dat de volgende commissievergadering op 19 oktober staat gepland, hij polst of tegen deze verschuiving bezwaren bestaan. Dhr. Rijzebol (CDA) hecht er waarde aan op het juiste moment een bespreking te voeren in deze commissie en dat is volgens zijn gevoel op het moment dat GS ook akkoord of niet akkoord gaan met de plannen. In zijn beleving is dat op dit moment in de bezwarenprocedure, de bezwaren bij de gemeente worden ingediend en wordt hier straks door de gemeente op gereageerd. Om dan al op voorhand – alvorens daar door de gemeente een reactie op komt door het bevoegd gezag – daar een discussie aan te wijden mag gerust, maar is weinig zinvol en hij hecht er aan te stellen niet op de stoel van de gemeenteraad te willen plaatsnemen. Mw. Bos (GroenLinks) weet dat dit punt vorige week ook bij de commissie Landschap, Water en Milieu aan de orde is geweest. Toen stond dit punt ook bij de ingekomen stukken. Zij meende dat was afgesproken dat het nu op de agenda als bespreekpunt zou staan. De voorzitter geeft aan daar geen kennis van te hebben en daar geen oordeel over te kunnen vellen. Mw. Bos (GroenLinks) gaf vorige week in de commissie aan dit als bespreekstuk op de agenda te wensen en ze vernam geen tegengeluiden. De voorzitter heeft nu eenmaal geen weet van een toezegging die hier door wie dan ook over gedaan zou zijn. Deze commissie bepaalt zelf wat op de agenda wordt geplaatst. Dhr. Luitjens (VVD) kan zich de uitspraak in de andere commissievergadering herinneren als dat deze commissie daar over zou besluiten om het wel of niet te agenderen en te bespreken. Hij sluit zich aan bij dhr. Rijzebol dat dit op het juiste moment moet gebeuren. Mw. Schouwenaar (PvdA) stelt dat haar fractie dit van harte kan ondersteunen.
8
De voorzitter vraagt of binnen de commissie hier nog andere standpunten over worden ingenomen? Dhr. Calon (gedeputeerde) wenst ten eerste een formeel standpunt en voorts ook een praktisch standpunt te geven. De bezwarentermijn is net afgelopen, er zijn zienswijzen ingediend bij GS en deze GS voeren de toetsing op de bestemmingsplannen uit binnen het kader wat door de commissieleden is gesteld. Formeel is het zo dat men zich er niet mee moet bemoeien totdat men denkt dat het fout loopt. Praktisch beschouwd – een betere werkwijze volgens de gedeputeerde – moet hier voor het eind van het jaar een besluit over worden genomen. De hele zaak komt straks binnen en voordat hierover naar buiten toe een standpunt wordt ingenomen zou dit prima in deze commissie geagendeerd kunnen worden en dat het besluit dat men als GS voornemens is te nemen eerst aan de commissieleden wordt toegestuurd, zodat deze daarover van gedachten kunnen wisselen. Hij heeft het idee dat dit voor het eind van het jaar prima zijn beslag kan krijgen. De voorzitter heeft de indruk dat de gedeputeerde hier een constructieve bijdrage levert. Hij kan zich voorstellen dat het op deze manier zal gaan gebeuren en dat commissieleden die dat wensen de mogelijkheid tot gedachtewisseling en advies aan het College wordt geboden. Dhr. Rijzebol (CDA) geeft aan dit een uitermate helder voorstel te vinden. Dat een voornemen van beleid hier wordt besproken vindt hij prima en als GS daar behoefte aan hebben dan staat hij daar voor open. Als de commissieleden daar behoefte aan hebben staan GS daar kennelijk ook voor open. Dhr. Calon (gedeputeerde) vult aan dat GS hier geen behoefte aan hebben, maar als daar zo zwaar naar wordt gevraagd moet men wel praktisch zijn. De voorzitter stelt vast dat deze stukken – de brieven c, d en e - een volgende keer terugkomen op de agenda, zodra het conceptadvies van het College klaar is. Hij constateert dat dit op zijn vroegst op 19 oktober het geval zal zijn, maar misschien ook wel een maand daarna. Aanvulling verslag: de brieven zullen niet eerder dan voor de cie. vergadering van 7 december a.s. kunnen worden geagendeerd. Betrokkenen zijn hiervan op de hoogte gesteld. Mw. Bos (GroenLinks) verduidelijkt dat dit ook wordt ingegeven door het feit dat men vaak van burgers - als het zulke besluiten betreft - al van tevoren helemaal bedolven wordt met e-mail en brieven als iets gebeurt dat in strijd is met het POP. Zij hoopt dat er ook een beetje begrip is, men kan wel altijd formeel zijn, maar soms zitten zaken bij burgers dermate hoog dat het goed zou zijn als daar van tevoren al over van gedachten wordt gewisseld. De voorzitter stelt dat ieder lid van de commissie – of fractie – daar zijn eigen afweging in maakt. Men is het er nu over eens dat het in dit geval als zodanig gaat gebeuren en daar wenst hij het bij te laten. Bespreekpunten
9
8.
Programmabegroting 2006 (bijlage), hierbij wordt betrokken de brief van GS van 19 mei 2005, nr. 2005-10.408/20/A.13,GMO betreffende takenonderzoek provincie Groningen 2004/2005: presentatie aan Provinciale Staten
De voorzitter verduidelijkt dat van de programmabegroting voor deze commissie de inleiding plus deel 1 - het Koersverhaal - van belang zijn, plus van deel 2 de pagina’s 53, 64 en 111-120 en van deel 3 de bladzijden 187, 198 en 213-218. Hij stelt voor het geheel in een keer aan de orde te stellen en niet in delen dit stuk te behandelen. Hij constateert dat de commissie daar akkoord mee gaat. Mw. Schouwenaar (PvdA) herinnert de commissie eraan dat in het voorjaar de keuze is gemaakt de Algemene beschouwingen te houden bij de Voorjaarsnota en niet meer bij de Begroting. Dat betekent dat haar fractie zich niet zal laten verleiden tot grote verhalen over met name het Koersverhaal, al zitten daar diverse aanknopingspunten in die de PvdA-fractie tot die verleiding zouden kunnen brengen. Feitelijk zijn er geen nieuwe discussiepunten die ook niet al eerder aan de orde zijn geweest in deze commissie. In zijn algemeenheid laat het Koersverhaal zien dat de onderwerpen - wat deze commissie betreft - op koers liggen. Wel heeft zij enkele opmerkingen en vragen. In de eerste plaats is het de PvdA-fractie opgevallen dat op bladzijde 59 van de Programmabegroting ineens de planontwikkeling Zuiderzeelijn opduikt binnen de bladzijden die deze commissie regarderen, dat was in het verleden niet het geval. De vraag is of de planontwikkeling voor de Zuiderzeelijn nu ineens bij deze commissie staat. Mw. Schouwenaar heeft de Jaarrekening erop nageslagen, maar daar staat deze niet binnen het territorium van de commissie. Kan de gedeputeerde daar een reactie op geven? Als voorts wordt gekeken naar de uitwerking bij de verdeling van de middelen voor de planontwikkeling – daar komt de PvdA-fractie ook weer de Zuiderzeelijn en planontwikkeling Meerstad en Blauwe stad tegen – dan staat onderaan de bladzijde dat het niet in alle gevallen mogelijk is om prioriteiten aanvaard beleid van bedragen te voorzien, omdat de beschikbare budgetten niet een op een zijn te herleiden. Mw. Schouwenaar kan zich toch voorstellen dat bij de planontwikkeling Meerstad, bij de eerste intentieovereenkomst wel degelijk bedragen voor de planontwikkeling waren begroot. Zij neemt aan dat dit bij de Blauwe Stad ook is gebeurd. De PvdA-fractie vindt het een zwaktebod dat daar geen nadere toedeling aan geschied is. Op bladzijde 58 wordt melding gemaakt van de manier waarop het programma gemonitord zou kunnen worden. Het is mooi dat de aantallen nieuwgebouwde en gesloopte woningen nu in een jaarschijf worden geplaatst. Tegelijkertijd staat er dat de kwalitatieve informatie wordt bekeken. De PvdA-fractie vraagt zich af of niet ook bij deze informatie bijvoorbeeld de lengte en duur van de wachtlijsten voor de sociale woningbouw een middel zou zijn om de doelstellingen van het programma Wonen te kunnen monitoren of te bezien of zaken ook bereikt zijn en of er niet in de toekomst een stapje bij gezet zou moeten worden of juist een stapje minder. In het verslag staat bij de discussie die is gevoerd over de nota Bouwen en Wonen dat is gevraagd naar de toegenomen inzet van de Vliegende Brigade – bijvoorbeeld voor het programma Wonen en Zorg – en daar was de uitspraak van gedeputeerde Calon dat dat mogelijk zou kunnen leiden tot begrotingsconsequenties, maar die heeft de PvdA-fractie niet kunnen ontwaren. Betekent dat de verhoogde inzet van de Vliegende Brigade – mw. Schouwenaar begrijpt uit het Koersverhaal dat toch meer aandacht voor wonen en zorg komt – nu uit een ander potje komt?
10
Wat betreft het takenverhaal vraagt de PvdA-fractie zich twee zaken af. Bij de hele paragraaf waarin wordt gesproken over de fundamentele herziening op de Wet Ruimtelijke Ordening, staat dat de consequenties bekeken moeten worden voor de toekomst. Mw. Schouwenaar herinnert zich dat twee jaar geleden bij de Programmabegroting een discussie is gevoerd over een structurele formatie-uitbreiding in verband met de verwachte toename van goed te keuren bestemmingsplannen. Die verwachting is niet uitgekomen, maar die structurele formatie-uitbreiding is destijds wel doorgegaan. Wat haar opvalt bij die takendiscussie is dat dit geen onderwerp is geweest van een mogelijke verschuiving, bijvoorbeeld richting Vliegende Brigade, maar daar krijgt ze graag een reactie op. Als laatste leest zij bij de takenbrief op bladzijde 6 dat er een discussie wordt gevoerd over de grotere verantwoordelijkheid van de gemeenten voor de omgevingstoets in relatie tot bestuurlijke risico’s die het provinciaal bestuur daarin loopt. Als men de gemeente grotere verantwoordelijkheid geeft, wat voor risico loopt men dan als provinciale toezichthouder? Daarin staat dat deze discussie voor de zomer zijn afronding zal krijgen, zijn de gegevens daaromtrent al bekend? Dhr. Rijzebol (CDA) brengt in herinnering dat dit voorjaar bij de behandeling van de Voorjaarsnota de Algemene Beschouwingen zijn gehouden. Daarin heeft het CDA een aantal punten aangegeven ten aanzien van prioriteitstelling – ook ten aanzien van bouwen en wonen. Bij het lezen van het Koersverhaal moest worden vastgesteld dat men ten aanzien van Omgevingsbeleid en Wonen op koers ligt. Dat geeft voor de CDA-fractie in elk geval geen aanleiding om daarover nu opmerkingen te gaan maken. Het was dhr. Rijzebol ook opgevallen dat de Zuiderzeelijn ineens op de agenda van de commissie bleek te prijken. Als dit in een fase zou zijn waarin de plannen zouden moeten worden ontwikkeld die ruimtelijk hun beslag zouden moeten krijgen, kon hij zich daar alles bij voorstellen, maar als hij beluistert in de omgeving hoe ver dat proces is gevorderd, dan maakt hij zich daar meer zorgen over dan dat hij daar gerust over is. Misschien is dit aanleiding voor de gedeputeerde om daar ook aan de hand van de vragen van mw. Schouwenaar nog een aantal opmerkingen over te maken. Technisch zijn de vragen gesteld via Bestuur en Financiën en toevertrouwd aan het papier. Mw. Bulk (SP) geeft aan dat haar fractie het takenonderzoek een helder document vindt wat logisch volgt op de Voorjaarsnota. De koers is een logische voortzetting en de Begroting heeft voor haar fractie dan ook geen verrassingen. Wat mw. Schouwenaar suggereerde om de duur van de wachtlijsten Sociale Woningbouw op te nemen, vond zij een sterk idee dat ze van harte wenst te ondersteunen. Mw. Bos (GroenLinks) wenst de laatste opmerking van mw. Bulk van harte te onderschrijven. Voorts heeft haar fractie hier niet veel zinnigs over te zeggen, omdat bijvoorbeeld de Blauwe Stad net uitvoerig aan de orde is geweest, en daar kan weinig nieuws aan worden toegevoegd. Ook GroenLinks was de opmerking over de Zuiderzeelijn opgevallen. Mw. Bos denkt dat het nu om het geld gaat en dat komt later op de middag aan de orde. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan slechts ter ondersteuning nog wat toe te voegen. Het gaat inderdaad om de prestatie-indicatoren. Als de Begroting wordt doorgenomen valt hem op dat meetbare indicatoren bij de Productenbegroting vaak specifieker zijn omschreven dan in de Programmabegroting. Het is zijn persoonlijke mening – en die van zijn fractie – dat dit het domein is van de Staten en dat men in
11
de Programmabegroting de meetbaarheid en de prestatiecriteria moet benoemen. Hij ondersteunt op dit punt mw. Schouwenaar. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) rest maar een vraag met betrekking tot de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Zij maakt zich enigszins zorgen over die herziening en wil weten of de gedeputeerde iets kan zeggen over de gevolgen of dat dit inderdaad afgewacht moet worden. Dhr. Calon (gedeputeerde) vraagt waar mw. Hoekzema zich zorgen over maakt. Betreft dit de kwestie in zijn algemeenheid, bepaalde punten of de WRO? Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) maakt zich zorgen over het feit dat dit invloed kan hebben op het POP dat toch met elkaar is vastgesteld en dat geen wildgroei meer ontstaat zoals in het verleden het geval was. Mw. Deinum-Bakker (D66) constateert dat dit allemaal ingezet beleid betreft, waar over veel zaken al een besluit is genomen. Wat haar opviel was dat bladzijde 60 waar de Zuiderzeelijn staat ook de Nota Ruimte wordt genoemd, waar helemaal geen geld voor is opgevoerd. Dat past wel bij het Koersverhaal, want de vrijheden die de Nota Ruimte biedt – bijvoorbeeld het bouwen in buitengebied – daar wenst men het POP niet op aan te passen stelt het College. Zij stellen een degelijk beleid te voeren en een los beleid past niet binnen die punten, en kost dus ook niks. Voorts wenst zij in te gaan op bladzijde 213 - bedrijfsvoering. Daar wordt gesproken over de ontwikkeling glastuinbouw Eemsmond en leest zij dat het College overweegt om zelf een grondpositie in te gaan nemen. Dat had zij nog niet eerder gehoord en daar wenst zij graag van de gedeputeerde de aanleiding voor te vernemen. Dhr. Luitjens (VVD) geeft aan dat deze Begroting geen verrassingen heeft opgeleverd, hem rest dan ook maar een vraag: als hij bladzijde 58 van Wonen opslaat, dan staat daar als kwantitatieve prestatie-indicator de realisatie van het station Europark vermeld. Betekent dit dat deze in 2006 ook is gebouwd? Dhr. Calon (gedeputeerde) denkt niet dat deze in 2006 gebouwd zal zijn. Mw. Schouwenaar (PvdA) vult aan dat de transferia in Haren en Hoogkerk er ook bij stonden. Dhr. Calon (gedeputeerde) duidt aan dat Haren in 2006 wel klaar zou kunnen zijn, dat had hij eerder ook aangegeven. Met betrekking tot Hoogkerk behoort dit ook tot de mogelijkheden, maar dat valt in het verslag na te lezen. Bij deze laatste komt nog wel veel overleg om de hoek kijken, hier betwijfelt hij of deze datum gehaald kan worden. De gedeputeerde verduidelijkt dat bij de Euroborg het eerder zo moet worden gelezen dat met de bouw moet worden begonnen. Mw. Deinum gaf aan dat het niets zou kosten om ervoor te zorgen dat het geen rotzooi zou worden, maar daar is de gedeputeerde het niet mee eens. Medewerkers worden betaald uit het apparaatskostenbudget waar elk jaar over gesproken wordt. Met betrekking tot het territorium van deze commissie tot de Zuiderzeelijn geeft de gedeputeerde aan dat de commissie dit zelf in de hand heeft en bepaalt. Met het Rijk is een spoorboekje afgesproken tot april volgend jaar waar een deel van de prijsvraag inzit – dat heet nu marktverkenning – en ook het maken van een structuurvisie en het bestuderen hoe dat moet worden ingepast, welke effecten dat
12
heeft en waar men op moet letten. Daar was de provincie al mee bezig en dat werd betaald uit het budget Zuiderzeelijn. Maar dit zijn mensen die onder de afdeling Ruimtelijke Plannen vallen die zich daarmee bezig houden. Dit betreft dus inzet van die mensen voor het Masterplan. Mw. Schouwenaar (PvdA) vraagt waarom dan in de Begroting van vorig jaar in de Rekening van 2004 dit geen onderdeel van het programma en nu wel? Dhr. Calon (gedeputeerde) moet daarop het antwoord schuldig blijven. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of dit budget dan aanvullend is. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoord ontkennend, er komt geen aanvullend budget. Het gebeurt vanuit de afdeling, het is gewoon inzet vanuit de afdeling op het Masterplan. Althans niet op de manier zoals dhr. Van der Ploeg vraagt over datgene wat al geaccordeerd en afgesproken is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of dit dan ook niet wordt uitgegeven. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat dit bij de Rekening gezien kan worden. Wat betreft de uitbreiding met twee fte’s voor de beoordeling van de bestemmingsplannen verwijst de gedeputeerde ook naar de Rekening, want daar is dit voorjaar uitvoerig over van gedachten gewisseld en uitvoerig verslag van gedaan, waarom die niet nodig waren en waar die nu voor ingezet worden – er was namelijk een naijleffect en de zaken werden ingewikkelder. De beantwoording daarvan is heel uitvoerig geweest. De lengte en de duur van de sociale woningbouw als criterium nemen. Het debat wat dhr. Van der Ploeg hier aanzwengelt is ook in het werkoverleg ter sprake gekomen. Daar heeft hij hetzelfde gesteld wat dhr. Van der Ploeg ook opperde om simpelweg wat in de Productbegroting staat ook in de Programmabegroting te zetten. Het is echter wel zo dat men probeert verschil te maken op programmaniveau en productniveau. Men poogt op programmaniveau niet al te detaillistisch te worden. Er heeft nu een debat plaatsgevonden, alles is op dit punt gelaten hoe het was, maar de gedeputeerde geeft aan zelf ook twijfels hierbij te hebben. Maar als men die slag maakt dan is men daadwerkelijk af van het dualisme, dan geldt voor heel veel dossiers dat men eigenlijk op productgroepniveau gaat zitten earmarken, “dat wil ik bereiken en zo ga ik het toetsen” en niet op programmaniveau. De gedeputeerde kaart dit aan bij de suggestie die mw. Schouwenaar deed dat dit een hele sympathieke en logische suggestie lijkt, want het is de bedoeling om voldoende huizen voor de doelgroep die daarnaar vraagt te realiseren: voor de sociale sector, voor de middensector en voor de dure sector, waarbij de overheid zich natuurlijk het meest hard moet inspannen voor de onderkant van de woningmarkt. Die zijn het zwakste en de anderen die redden zich sneller zelf. Dan is het logisch dat men stelt om die wachtlijsten onder de loep te nemen, maar dan moet men zich wel af gaan vragen of dat een goede indicator is want: a. het kan best zijn dat de wachtlijst lang is, terwijl er gigantisch veel woningbouwproductie is die deze wachtlijst doet oplossen en dan heeft men de verkeerde indicator te pakken, en b. moet men zich ook afvragen op welk niveau men wil opereren als provincie. De commissieleden weten wel van het College dat het zich niet gemakkelijk laat belemmeren door allerlei domeinen en er liever nogal snel induikt. Dat geldt vrij breed in het College, maar het College vraagt zich toch wel eens af of iets nu van de provincie of van de gemeente is. Die gemeenten hebben nu juist gevraagd om woonplannen te maken en om daarin aan te geven hoeveel woningen er gebouwd zouden moeten worden
13
voor welke doelgroep. Die moeten daar ook over rapporteren aan het College. Dan vindt de gedeputeerde het nogal wat om als provincie te stellen dat men nu wel even precies naar die wachtlijsten zal gaan kijken en vervolgens die gemeenten maar even op de vingers gaat tikken. Dat is niet de goede verhouding, aldus de gedeputeerde. Hij is niet van plan om van de meerderheid die er nu lijkt te zijn in de commissie, zich op dit punt ook maar iets aan te trekken. Wel echter van een ander punt, want die gemeenten moeten de provincie rapporteren over hun woonplan of zij genoeg woningen gebouwd hebben. Dat ziet men altijd pas achteraf en dus te laat. Naast het debat dat over het punt van dhr. Van der Ploeg is gevoerd is ook een debat gevoerd over het feit dat men dit pas te laat onder ogen krijgt en dat zoiets eerder moet worden opgemerkt. Zou bijvoorbeeld niet gestuurd moeten worden op afgegeven bouwvergunningen of zelfs op bouwaanvragen, dan stuurt men namelijk aan de voorkant. Dan wordt niet gestuurd op de wachtlijsten, dat is sowieso geen goede zaak, want als er honderd mensen op de wachtlijst staan en duizend woningen in productie zijn, dan is het nogal idioot om te stellen er nogmaals honderd bij te bouwen, dan heeft men er 1100 en dat zijn 1000 teveel. Het is dan slimmer om te bekijken hoe de vraag eruit ziet: wat zijn de afgegeven bouwvergunningen of wat zijn de ingediende bouwaanvragen. Het tweede level van discussie blijft staan: hoe diep moet de provincie ingrijpen in die gemeentelijke business? De gedeputeerde geeft aan dat men daar mee uit moet kijken. Met elkaar worden – samen met de gemeenten - zaken afgesproken en die kunnen echt nog wel dingen zelf. Mw. Schouwenaar (PvdA) is het ermee eens dat men moet kijken hoe diep moet worden ingegrepen, maar tegelijkertijd is in deze commissie ook vaak gesteld door de gedeputeerde dat de provincie geen huizen bouwt, toch staat als indicator een aantal te bouwen en te slopen huizen. De provincie sloopt toch geen huizen? Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat de provincie hier wel wat aan doet. Mw. Schouwenaar (PvdA) stelt dat dit niet eens zaak van de gemeente is, maar eerder van de markt en de woningbouwcorporaties. Als zij de vergelijking doortrekt met wachtlijsten dan vindt zij wel degelijk dat dit een indicatie is. Natuurlijk moet die worden afgezet tegen wat in productie is, maar de suggestie om te kijken naar vergunningen is in elk geval interessant. Als dat een toezegging zou kunnen zijn, dan zou ze dat toejuichen. Dhr. Luitjens (VVD) meent dat als Staten en in deze commissie het afgelopen jaar een hernieuwde nota Bouwen en Wonen is vastgesteld met daarin een aantal indicatoren en dat zijn naar het idee van dhr. Luitjens de indicatoren waar men als Staten naar moet kijken. Als men stelt liever pas na twee jaar te kijken of dit beleid samen met gemeenten gewerkt heeft en dan een paar slager dieper gaat, dan kan dhr. Luitjens zich dat voorstellen, maar hij is wel van mening dat jaarlijks voor zichzelf moet worden gekeken wat is vastgesteld op het niveau waar men als Staten ook op heeft gediscussieerd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wenst hierbij aan te vullen dat de gedeputeerde aangaf zich niets te zullen aantrekken van de meerderheid in deze commissie. Daar kan hij zich iets bij voorstellen, maar de Programmabegroting is der Staten, en die bepalen zelf wat de indicatoren zijn die men wenst mee te geven aan het College. In Bouwen en Wonen staan de indicatoren en die discussie is dan feitelijk al gevoerd en de vertaling naar de Begroting is slechts iets dat uitgevoerd zou moeten worden.
14
Mw. Deinum-Bakker (D66) vindt een wachtlijst geen goede indicator, zoals de gedeputeerde ook stelde. Als men zo diep in provincies gaat duiken, dan heeft men vaak dat deze achterover gaan leunen en denken dat deze het wel eventjes zullen doen. De verantwoording moet worden gelegd waar deze behoort te liggen. De voorzitter wenst de gang van zaken op formeel vlak de commissieleden te verduidelijken. Dhr. Luitjens heeft terecht gesteld dat de nota Bouwen en Wonen recentelijk is vastgesteld. Onderdeel van de evaluatie van deze nota was een rapportage sociale woningbouw. Deze is van het College van GS ontvangen, was ook onderdeel van de stukken en die hoorden er ook bij. Hij kan zich voorstellen dat bij een tussentijdse evaluatie van de Nota Bouwen en Wonen die nu vigeert, de commissie een update van een dergelijk rapport ontvangt – de stand van zaken met betrekking tot sociale woningbouw is natuurlijk een onderdeel van de nota Bouwen en Wonen -, zo kan ook op dat onderdeel worden geconcludeerd welke resultaten er zijn geboekt. Dhr. Calon (gedeputeerde) lijkt het een prima voorstel als dit bij de actualisatie van de nota Bouwen en Wonen gaat plaatsvinden. Dat zegt hij bij deze toe. Voorts vroeg mw. Schouwenaar of Wonen en Zorg uit een ander potje kwam. Dat is niet het geval, als de Vliegende Brigade een aanvraag krijgt in die richting dan kan deze dat op dit moment wel aan. Het debat was of deze criteria niet meer verbreed zouden moeten worden. Toen is gesteld dat men dat gerust kon doen, maar dat daar wel mee uitgekeken moest worden, want dan is het de vraag of dat nog uit dit potje betaald kan worden. Op dit moment kunnen de aanvragen die binnenkomen betaald worden, dat komt niet uit een ander potje. De gedeputeerde verklaart dat de WRO hangt. Men had er vorig jaar wel op gerekend dat deze in de eerste helft van 2005 vastgesteld zou worden, dat is echter niet zo. Daar is wel veel over gediscussieerd en dat is ook een paar maal in de Kamer geweest, maar het zal pas diep in de herfst zijn dat deze wordt vastgesteld. Het zou wel al kunnen, er is eigenlijk wel consensus op alle punten. Er zijn nog een aantal zeurpunten, bijvoorbeeld de facultatieve goedkeuringsbevoegdheid voor provincies – waar CDA en PvdA vrij veel voor voelen –, het bestemmingsplan vrije zones. Dat soort zaken heeft behoorlijke invloed op hoe het apparaat moet functioneren. Mw. Schouwenaar vroeg hoe diep getoetst zou moeten worden. In die takendiscussie heeft het College daar wel op geanticipeerd: in eerste instantie dacht het College de verantwoordelijkheid bij de gemeenten te laten en dat de provincie geheel zou uitgaan van de nieuwe WRO zoals gedacht werd dat deze zou worden. Mochten ze vervolgens in bezwaarprocedures nat gaan – omdat de provincie daar niet meer op heeft getoetst, het gebeurt regelmatig dat vanuit de provincie, als die iets onder ogen krijgt, toch wordt gezegd dat iets anders moet, wat dan meestal ook het geval is – dan zou de provincie kunnen stellen daar verder geen boodschap aan te hebben. Die consequentie is nog niet getrokken en hangt ook af van hoe die WRO eruit komt te zien. Daar is de gedeputeerde nog niet uit omdat alle feiten nog niet op tafel liggen en men het debat nog eens door moet voeren of het wel verantwoord is om zich zover terug te trekken. De provincie doet er dus wel degelijk wat aan. De provincie bouwt misschien geen huizen, maar ze kan wel bij de plantoetsing de gemeenten in het vooroverleg erop wijzen welke zaken goed en welke niet goed gaan. Daarmee wordt een enorme hoop aan juridische procedures vermeden, de provincie zet Vliegende Brigades in om in het voortraject mee te helpen en de provincie subsidieert mensen die cursussen grondontwikkelingspolitiek hebben gegeven aan de gemeenteambtenaren – waar men zeer tevreden over is. In die sfeer gebeurt een heleboel. Men voert overleg met woningbouwcorporaties die worden aangespoord om zaken op te pakken, de provincie trekt zelf twee grote
15
projecten – de Blauwe Stad en Meerstad –, in het kader van de Regiovisie wordt gesproken over afstemming van kwaliteit op elkaar, in Delfzijl is de provincie deelnemer in de OMD, dus al met al doet de provincie hier heel veel aan. Niet alleen als aannemer die huizen bouwt of als projectontwikkelaar. Dat is niet de rol van de provincie. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat in op de vraag met betrekking tot de glastuinbouwontwikkeling in de Eemsmond. De provincie verkent de verschillende mogelijkheden en overweegt om daarbij zelf een grondpositie in te nemen. Dat staat wel voor het eerst in de Programmabegroting, maar dit is niet nieuw in de richting van de Staten, want voor de zomer is een brief gestuurd naar de statencommissies – die dit regarderen –, waarin dit ook wordt aangegeven. Dit betreft gewoon de nette formele vertaling daarvan. Daar zijn nog geen onomkeerbare besluiten over genomen, want de afspraak is met de Staten dat onomkeerbare besluiten – waarin verplichtingen worden aangegaan, dus anders dan voorbereidingskosten – pas worden genomen nadat de Staten zich over het project glastuinbouw Eemsmond in de finale zin hebben kunnen uitspreken. De mogelijkheden voor het nemen van een grondpositie worden wel genomen. Dat kan op twee manieren: a. in de vorm van opties op gronden en b. in de vorm van het kopen van bunders – gezamenlijk en in overleg met de gemeenten, want die zijn primair bestuurlijk betrokkenen. In tweede termijn Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wenst nog terug te komen op de prestatieindicatoren. Zijn opmerking in eerste termijn was dat dit breed over de hele Begroting zat, kennelijk is daar interne discussie over gevoerd, dus dat punt pakt hij straks weer op in … Dhr. Calon (gedeputeerde) interrumpeert en wenst hier een nuance aan te brengen. Hij heeft gesteld dat in zijn werkoverleg – dus intern en dat impliceert dat het breed in het Provinciehuis is - hierover is gesproken of men het zo moet doen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) kan de inhoudelijke opmerking ten aanzien van de wachtlijsten van de gedeputeerde goed volgen, het gaat natuurlijk wel om criteria op basis waarvan men het College kan aanspreken. Maar stel nu dat er meer gebouwd gaat worden, dan kan hij zich voorstellen dat de wachtlijsten toe gaan nemen omdat men denkt weer kans op een woning te hebben. Dat soort trajecten is lastig, maar het gaat erom dat men op een gegeven moment in een discussie met de GS vanuit gegevens de analyse en het debat met elkaar moet kunnen aangaan. Dat is de bedoeling van dualisme. De voorzitter geeft aan dat het daarom ook zijn voorstel was om dit te doen aan de hand van dezelfde notitie, maar dan een update zoals men die heeft gezien bij de nota Bouwen en Wonen over de sociale woningbouw. Dan heeft men meer gegevens dan alleen de wachtlijsten, heeft men het complete plaatje en daarop kan men met elkaar in discussie gaan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat zijn tweede opmerking gaat over wat dhr. Luitjens aankaartte, namelijk het station bij het Europark. Hij neemt aan dat in 2006 daar gevoetbald gaat worden en het heeft grote voorkeur als supportersgroepen rechtstreeks vanaf het station naar het stadion kunnen, want dat betekent nogal wat besparing in kosten en veiligheid. Waar een versnelling mogelijk is zou zijn fractie daar sterk voor willen pleiten.
16
Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het station er dan eigenlijk nu al had moeten staan. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat over dit station oeverloze gesprekken zijn gevoerd met het Rijk. Uiteindelijk is wat geld toegezegd van zijde van het Rijk, voorts bestaan er allemaal procedures die men moet volgen in dit land en de rechtsbescherming van de burger is de gedeputeerde ook wat waard. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat het College toch ook de intentie heeft om te investeren in de rijksweg, waarom niet in een station? Dhr. Calon (gedeputeerde) verduidelijkt dat procedures nu eenmaal niet met geld bekort kunnen worden en dat men dat ook niet van zins is. De rechtsbescherming van de burger is gewoon bij wet vastgelegd. Mw. Schouwenaar (PvdA) stelt dat zij uiteindelijk diegene was die de discussie begon over lengte en duur van wachtlijsten in sociale woningbouw. Gelet op de argumenten en het voorstel van de voorzitter om die bij een geactualiseerde versie van het overzicht bij de tussentijdse evaluatie van de nota Bouwen en Wonen aan de orde te stellen, kan haar fractie daar wel mee leven; bij de Begroting kan dat dan achterwege worden laten. Uiteindelijk gaat het om de kwaliteit van de informatie. De voorzitter constateert dat dit agendapunt toereikend is behandeld, de Begroting gaat uiteraard naar de Staten en daar ziet men deze wel weer terug. 9.
Brief van de Stuurgroep voor de Veenkoloniën van 14 juni 2005 betreffende evaluatie Agenda voor de Veenkoloniën met evaluatierapport van bureau Lysias.
Dhr. Rijzebol (CDA) stelt dat zijn fractie de aanbevelingen steunt, zoals verwoord in de adviezen van bureau Lysias. Deze zijn ook door de Stuurgroep overgenomen, maar toch zou de CDA-fractie nog een paar opmerkingen willen maken over prioriteitsstelling. Het lijkt zijn fractie van het grootste belang dat zaken waarvoor inmiddels brede commitment is in de streek – dus in de Veenkoloniën – aan uitvoering toe zijn. Als die prioriteitsstelling helder is en er zijn nummers 1-2-3 op de prioriteitenlijst waar volstrekt commitment over is, dan vindt de CDA-fractie dat de inzet van het projectbureau, van de stuurgroep en van iedereen dient te zijn om met de uitvoering te beginnen. Misschien is het dan ook wel zaak om het projectbureau – het wordt door Lysias geadviseerd om die in stand te houden – op een zodanige manier aan te passen (de bemensing), dat dit in staat is om die uitvoering nadrukkelijk te begeleiden. Het is dan wel eens hinderlijk om in zo’n proces van uitvoering ook voortdurend met nieuwe projecten te komen. Dan wil het ene nieuwe project wat opeens een geweldig discussiepunt wordt nog wel eens andere projecten frustreren die feitelijk op plek nummer 1 staan in de prioritering. Dhr. Rijzebol pleit ervoor om die projecten waarvoor volstrekte overeenstemming in de buurt is te ondersteunen. Hier denkt hij bijvoorbeeld aan de N33 – van eminent belang voor het gebied –, de N366 – waarvoor ook overeenstemming is bereikt had dhr. Rijzebol begrepen met betrekking tot viaduct en beveiliging – en de vaarverbinding Erica-Ter Apel. Dat zijn drie elementen waarvan het CDA vindt dat die moeten worden opgepakt, daar is overeenstemming. Alles zou daarop gezet moeten worden en het projectbureau zou er bij aangepast moeten worden. Men moet aan de slag gaan!
17
Dhr. Dieters (PvdA) wil weten of de gedeputeerde ook achter dit rapport staat en dan bedoelt hij ook achter de conclusies en aanbevelingen. Hij beseft dat er bestuurlijke moed voor nodig is om zo’n dergelijk kritisch rapport hier neer te leggen, want het is niet niks wat men stelt. Het is een kritisch, helder en soms hard rapport, dat in heldere taal is geschreven. Dhr. Dieters kan zich in grote lijnen vinden in de conclusies en aanbevelingen, daar sluit hij zich aan bij het CDA. Maar wel zich terdege realiserend dat de evaluatie al is uitgevoerd, zo’n anderhalf jaar nadat de agenda pas op weg was. Dat neemt niet weg dat – als men met elkaar op weg is en met een nieuwe groep mensen – er enthousiasme moet zijn waar te nemen om daar ook iets van te maken. Als hij kijkt naar de conclusies en de aanbevelingen dan kan dat niet gesteld worden. Het is meer van een kijken naar elkaar en wie doet wat. Zijn vraag is of daar mensen op gaan worden aangesproken zodat die lijn veel beter wordt neergezet. Voorts heeft dhr. Dieters gelezen dat de Stuurgroep de aanbeveling heeft overgenomen en dat het projectbureau wordt geadviseerd om de aanbevelingen te implementeren. Als men dat doet, hoe kan dan de vinger aan de pols worden gehouden dat zoiets ook werkelijk goed gaat gebeuren? Hij wenst niet in zijn totaliteit op het rapport in te gaan, want wat daar staat is duidelijk, maar hij heeft wel behoefte om voor een aantal punten aandacht te vragen. Het gaat over de drie pijlers. Het valt op dat de ruimtelijke pijler concreet is ingevuld met projecten en dat bij de economische pijler meer aandacht moet zijn voor het midden- en kleinbedrijf. Dat is ook een beetje wat dhr. Rijzebol bedoelt: er zijn concrete plannen in de ruimtelijke zin en dat moet tot uitvoering komen. Voorts leest dhr. Dieters dat de sociale pijler achterblijft en dat is toch een pijler waar veel overleg nodig is, ook met het gebied zelf. Op dat punt wordt aanbevolen om daar veel meer gas op te zetten, zijn vraag is waarom dit zo is blijven liggen. Voorts vond dhr. Dieters de conclusie dat de samenwerking beperkt blijft tot de publieke partijen waarmee het organiserend vermogen van de regio onvoldoende wordt benut en dat geeft stof tot nadenken. Zeker als ook in het rapport valt te lezen dat het de stichting innovatie Veenkoloniën lukt om voor € 1 miljoen aan sponsorgelden binnen te halen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verduidelijkt dat dit hoofdzakelijk publieke gelden betrof. Dhr. Dieters (PvdA) is zich daarvan bewust. Terecht dat als aanbeveling dan ook wordt genoemd om de maatschappelijke partners veel meer bij het proces te betrekken. Waarom is geen actuele sociaal-economische analyse van het gebied gemaakt? Voorts is niet aan monitoring gedaan. Dhr. Dieters vraagt de gedeputeerde aan te geven waarom dat niet is gebeurd. Het is wel een heel belangrijk instrument om te meten hoe de ontwikkelingen in het gebied en de inzet die wordt gepleegd zichtbaar wordt. Verder heeft dhr. Dieters in het rapport gelezen dat de huidige projectleider vertrekt en dat de aanbeveling wordt gedaan een goede procesmanager aan te trekken. Daar is dhr. Dieters het mee eens, maar hij wenst aan dat profiel wel iets toe te voegen: een goede aanjager die binding heeft of kan maken met de maatschappelijke organisaties. Als dat in het profiel wordt toegevoegd, dan is men al een hele stap verder. Mw. Bulk (SP) geeft aan eerst de brief te hebben gelezen, toen had ze nog het idee dat het is misschien nog niet ideaal is, maar dat het wel goed komt. Daarna las ze het rapport van Lysias en was haar gevoel veel negatiever. Er valt te constateren dat nog absoluut geen wij-gevoel aanwezig is, de samenwerking nog bij lange na niet
18
ideaal is, het niet duidelijk is wie wat doet en wie aanstuurt of uitvoert, kortom er is nog heel wat te verbeteren. Vooral het wij-gevoel vindt de SP-fractie van groot belang. Misschien was de evaluatie wel te snel na het begin zodat nog helemaal geen wij-gevoel gecreëerd kon worden, maar dat is volgens de SP wel heel belangrijk. De SP-fractie wil dat de verbeterpunten van de brief zo snel mogelijk worden uitgevoerd en dat de vrijblijvendheid die hier en daar nog heerst gereguleerd gaat worden. Zij stelt niet dat de provincie de basis is die wel even zal zeggen hoe het moet, maar de SP-fractie vindt het wel wenselijk dat de partners de schouders er gezamenlijk goed onder gaan zetten. Mw. Bos (GroenLinks) constateert een eerlijk – en misschien wel moeilijk te verteren – verhaal te hebben gelezen, want zij schrok eigenlijk wel van alle opmerkingen. Zij denkt dat het aan de tijd was dat zoiets eens werd gepresenteerd. Zij constateert dat de uitvoering eigenlijk al in 2003 is begonnen. Wat is daarvan terechtgekomen? Zij beseft dat 1½ à 2 jaar nog maar een relatief korte periode is, maar alles staat wel heel goed op een rij. Wat haar ten eerste opvalt is dat steeds verwezen wordt naar de commissie Hoekstra die spreekt over ernst en urgentie. Die ernst en urgentie worden blijkbaar niet door alle partijen gedeeld, dat vindt mw. Bos een wankele basis. Voorts is er sprake van dat de ambities bescheiden zijn. Dat kan mw. Bos zich an sich wel voorstellen, want als men heel hoog grijpt dan bereikt men het doel nooit. Soms moet men wel iets hoger, maar gewoon met nuchter verstand zaken aanpakken in zo’n gebied, dat lijkt haar een goede zaak. Als men kijkt naar de ambtelijke ondersteuning en de organisatie dan heeft GroenLinks al meerdere keren gesteld het wel een erg zwaar opgetuigde kerstboom te vinden. Eigenlijk vindt de GroenLinks-fractie dat nog steeds. Voorts is zij van mening dat het ook blijkt uit dit rapport: als hieruit blijkt dat zo’n projectgroep eigenlijk niet goed werkt – daar zitten toch wel mensen van gemeente, waterschappen, provincie die er wezenlijk toe doen – hoe komt dat eigenlijk na zoveel tijd? Wat mw. Bos betreurt is dat de laag met de samenleving – het draagvlak – zo wordt gemist: de agrarische sector, lokale groeperingen, milieuorganisaties, et cetera. Het blijkt dat gemeenten en provincie elkaar de bal toespelen. De gemeenten moeten het beter doen, stelt de provincie en de provincie staat op het standpunt dat de gemeenten hun handen meer uit de mouwen moeten steken. In het laatste hoofdstuk wordt over resultaten gesproken. Mw. Bos verzoekt het College aan te geven wat deze nu precies zijn, want op indicatoren, resultaten en effecten blijkt nu niet goed gemeten te worden, iets wat haar wel een gemis lijkt. Zij weet uit werkbezoeken van de commissie in het gebied dat burgers er eigenlijk niet zoveel van merken. Als men ze vraagt wat deze het liefste zouden willen, dan wil men iets voor de jeugd – in de vorm van een jeugdhonk –, dus heel gewone zaken. Hoe komt men daartoe? Dhr. Rijzebol (CDA) is benieuwd wat mw. Bos dan vindt van de aanbevelingen van bureau Lysias. Mw. Bos (GroenLinks) geeft aan die te onderschrijven, maar ze bekijkt het ook vanuit haar fractie, wat men er daar van vindt. Zij leest dat 2005 het jaar van de waarheid is, men is al ruim gevorderd in september dus de resultaten moeten maar eens komen. Moet het op deze manier verder gaan, hoeveel tijd krijgen ze nog om die aanbevelingen uit te voeren en hoe hebben de Staten daar grip op? Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) geeft aan in eerste instantie ook heel erg geschrokken te zijn. Toen ze er verder over dacht bekroop haar de gedachte dat men dat immense wij-gevoel in de Veenkoloniën helemaal niet wenst. Zij neemt aan dat als
19
er een programma is waar iedereen volledig achter staat, dat ook van de grond komt. Er moet een reden zijn waarom dit ergens achterblijft. Zij is nieuwsgierig waarom die sociale pijler niet beter van de grond komt. Zij hoort in de Veenkoloniën vaak dat men vindt dat een beetje denigrerend over dat gebied wordt gedaan en dat het eigenlijk heel prettig is om er te wonen en te verblijven. Men heeft wel wensen, maar misschien is het plan gewoon te groot. Het moet toch van onderaf komen, dat is in elk geval het standpunt van mw. Hoekzema. Van bovenaf kan zoiets niet worden opgelegd. Wat zou de reden zijn dat bij andere projecten mensen wel enthousiast raken en hier niet? Mw. Deinum-Bakker (D66) vindt het een eerlijke analyse en juicht het toe dat in zo’n vroeg stadium al gekeken gaat worden hoe iets werkt. Zo kan worden bijgesteld om het uiteindelijke doel te bereiken. Vandaar dat ze eigenlijk ook niet erg is geschrokken van dit rapport en het ook niet uitermate negatief vindt, het is realistisch en beschouwt wat er gebeurt en geeft aan op welke weg men zich bevindt en welke route in de toekomst moet worden ingeslagen. Aan de andere kant staat er ook een stuk in dat de stuurgroep zelf wel een heel goed gevoel over de zaak heeft. Men kan zich natuurlijk afvragen hoe het kan dat de stuurgroep wel een goed gevoel heeft, maar de projectgroep met ambtenaren die het moeten verdedigen in de gemeenten, waterschappen en provincie veel minder commitment hebben met het geheel, terwijl men daar juist zou willen dat het gebeurt. Daarom is het goed dat die analyse wordt gesteld, want daardoor kan men er ook aan werken dat het inderdaad gebeurt. De titel ‘Mystiek en Veenbrand’. Bij mystiek kan mw. Deinum zich iets voorstellen en een veenbrand die gaat door, wat heel negatief kan zijn, maar in dit geval interpreteerde zij het als een veenbrand die niet ophield, net zoals deze ontwikkeling in de Veenkoloniën niet moet ophouden. Wat dat betreft ondersteunt de D66-fractie de aanbevelingen die worden gedaan, met name ook het verhaal dat het nu nog een publieke zaak is en dat er maatschappelijk veel meer naar de mensen toe zaken worden ondernomen, zodat deze weten wat de kansen zijn van deze projecten. Mw. Bos wees er al op dat provincie en gemeente elkaar de verantwoordelijkheid in de schoenen proberen te schuiven. Hoe kan dat worden doorbroken en is dat ook de realiteit van de gedeputeerde in dezen? Dhr. Luitjens (VVD) geeft aan de analyse van mw. Deinum te delen en komt tot de conclusie dat het een werkbaar stuk is, gezien de situatie waarin men zich nu bevindt. Het is inderdaad goed op tijd dat men na 1½ à 2 jaar actief te zijn de zaak eens op de rij zet om te bestuderen hoe men verder kan. Een van de conclusies die daarbij is getrokken is dat het in plaats van een publiek instrument een privaat publiek instrument en een privaat publieke actie moet worden. De VVD-fractie ondersteunt dan ook de aanbevelingen van de stuurgroep en dhr. Luitjens ondersteunt ook het pleidooi van dhr. Rijzebol als het gaat om zaken als de N33, de N366 - waar de regio achterstaat - en dat men daar met voortvarendheid mee aan de gang gaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vat samen dat de evaluatie een kritisch, openhartig en duidelijk karakter heeft. Voorts is met een vertegenwoordiger van het College gesproken en die heeft zich in ronde en kritische termen op een aantal punten uitgelaten over hoe het gaat met de Stuurgroep Veenkoloniën, de projectgroep Veenkoloniën, et cetera. Wat is realistisch voor de komende jaren? Hoe moet dat worden uitgevoerd/ontwikkeld? Niet als het ware jezelf slachtoffer maken van een soort van agenda die niet meer van deze tijd is. In die zin deelt het College de
20
taxatie die door mw. Bos en mw. Deinum wordt gegeven over de waardering van de analyse. Ondanks het kritische karakter van de evaluatie is het wel zo dat mede dankzij de stuurgroep Veenkoloniën - de bestuurlijke samenwerking – het mogelijk is geworden om een aantal zeer belangrijke investeringen in het gebied gezamenlijk financieel gedragen te krijgen. Het heeft het College daadwerkelijk geweldig geholpen dat er een stuurgroep Veenkoloniën was toen men met elkaar rond de tafel moest over de regionale bijdrage voor de N33. Het heeft voorts geweldig geholpen dat men hier in het Provinciehuis de agenda voor de Veenkoloniën had om de doorstroming en de verkeersonveilige situaties op de N366 bij Alteveer en bij de Nautilusweg aan te pakken. Eind dit jaar krijgt de commissie een voordacht over versnelde investeringen voor het aanleggen van viaducten aldaar. Voorts heeft het College geweldig baat bij die stuurgroep Veenkoloniën om uiteindelijk de vaarverbinding Erica-Ter-Apel financierbaar te maken en in feite ook – wat nu ook al in uitvoering is – het traject Zuidlaardermeer–Stadskanaal. Er wordt nu daadwerkelijk – een stap-voor-stap-proces – een begin gemaakt met het inplaatsen van melkveehouderijbedrijven om de agrarische structuur meer gevarieerd te maken. Als men dan twee à drie jaar vooruit zou kijken en men zou de garantie hebben en het begin van uitvoering van de verdubbeling van de N33, men zou de vaarverbinding Erica–Ter-Apel al hebben zeker gesteld en men zou de viaducten op de N366 al voor elkaar hebben, dan is toch enorm veel werk verzet. Gedeputeerde Gerritsen heeft de afgelopen jaren volop werk gemaakt van het compleet in orde maken met Kompassubsidies van de bedrijventerreinen Dideldom en Zuid-Groningen, welke over twee/drie jaar gereed zullen zijn. Dan heeft de gedeputeerde natuurlijk nog wel wensen als het gaat om de aansluiting van de N366 op de A31 – ideaal voor mensen uit Twente die in de Blauwe stad willen gaan wonen. In fysieke zin - qua bereikbaarheid en qua bedrijventerreinen en qua vaarwegverbindingen - liggen de Veenkoloniën er dan gewoon goed bij. Dat was een van de grote handicaps die ook door Hoekstra werd geconstateerd en dat is dan toch maar op deze manier – als alles goed loopt – voor elkaar gebokst, is de financiering rond en kan aan de uitvoering begonnen worden. Als men dat in ogenschouw neemt, dan vraagt de gedeputeerde zich af wat nog meer moet gebeuren op de schaal van de Veenkoloniën. Dit betreft wel een gebied dat twee provincies beslaat, vanaf de gemeente Emmen tot aan de gemeente Hoogezand-Sappemeer en men moet zich dan afvragen of alle andere opgaven die men dan nog heeft voor het gebied bij voorkeur op die schaal van de Veenkoloniën aangepakt zou moeten worden. Hij denkt dat men kritisch de vraag onder ogen moet gaan zien of die sociale opgave iets voor dat hele gebied is. Moet dat gezamenlijk worden aangepakt of is het toch veel meer iets dat binnen gemeenten en bijvoorbeeld in het gebiedsgericht werken van collega Mulder – samenwerkende gemeenten Stadskanaal-Vlagtwedde, samenwerkende gemeenten Menterwolde-Pekela-Veendam – aangepakt zou moeten worden? Hij denkt dat men die vraag onder ogen moet gaan zien: is dat nog wel de juiste schaal? De economische stimulering. Als de laatste jaren werd gesproken met ondernemers in Stadskanaal of Veendam, dan bleek de N33 het belangrijkste te zijn. Verder legden ze de nadruk op de viaducten over de N366 en het bedrijventerrein. Als dat voor elkaar zou zijn dan was men al meer dan tevreden. Wat volgens de gedeputeerde ook heel nuttig zou zijn is een effectieve stimulans voor het midden- en kleinbedrijf. Dan spreekt hij niet over de kapper of over het midden- en kleinbedrijf dat consumptieartikelen voor de regio levert, maar over het exporterende midden- en kleinbedrijf. Het punt van Lysias is juist dat op dit punt nog onvoldoende het gesprek met de ondernemers uit het gebied is aangegaan en dat nog te weinig is bestudeerd hoe die ondersteuning eruit zou moeten komen te
21
zien. Dat is voor het College een van de topprioriteiten met betrekking tot de Veenkoloniën. Met betrekking tot het wij-gevoel constateert de gedeputeerde dat de inwoners van dit gebied wel een soort van trots hebben op hun regio. De gedeputeerde geeft aan niet geboren en getogen te zijn in de Veenkoloniën, maar op de zanderige gronden van Onstwedde, maar hij heeft wel op school gezeten in Stadskanaal. Als hij het rapport van Hoekstra leest en de publiciteit daaromheen, dan wordt hij soms wel eens boos. Het lijkt soms net of een paar mensen in een dienstauto uit Den Haag zijn komen aanrijden, alles was mooi tot Assen, toen kwam men bij Gieten – richting Wildervank – en toen ontvouwde zich een beeld van een ‘zandstormige vlakte met her en der eenvoudige huisjes en kromme, kleine vrouwtjes die nog wat aardappelen onder de grond vandaan probeerden te schrapen’. Niets is echter minder waar, de Veenkoloniën zijn historisch gezien een van de meest ondernemende gebieden die er zijn, de gedeputeerde brengt alleen maar de scheepvaart en de vervening in herinnering. Het is een gebied dat zich het meest heeft gemengd qua bevolkingssamenstelling, daar zitten allerlei soorten bevolkingsgroepen en in de Veenkoloniën staan de meeste kerken – al zijn ze wel vaak leeg. De voorzitter hangt aan de lippen van de gedeputeerde, maar acht het wel wenselijk als hij aangeeft achter welke punten van de Agenda van de Veenkoloniën hij nu eigenlijk nog staat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat de N33 absoluut op nummer 1 staat. Dit najaar staat de finale voor de deur met betrekking tot de N33. Op de toptien neemt ook de verbetering van de N366 - viaducten - een toppositie in, dat is van groot belang voor de industriële ontwikkeling van Veendam, Zuid-Groningen, Avebe, et cetera. Het eindbeeld houdt in dat dit verdubbeld gaat worden, maar de gedeputeerde wil eerst voorrang geven aan de verdubbeling van de N33. Voorts is de gedeputeerde voorstander van de inplaatsing van melkveehouderijen. Het is niet zo dat de overheid maar eventjes stelt dat melkveehouderijbedrijven moeten worden ingeplaatst en dat zoiets in een oogwenk voor elkaar is. Dat is een zaak van lange adem, faciliteiten creëren, stimuleringsregelingen en makelaars op pad sturen die dit op zich nemen. Voorts legt hij de nadruk op de beide vaarverbindingen. Dit is de topvijf en hij is het eens met dhr. Rijzebol dat deze topvijf nu in uitvoering is of dat de uitvoering staat te trappelen om te beginnen, dus alle energie moet in elk geval daarop gefocust worden. Voorts is de versterking van de economische structuur van belang. Daarvan heeft hij gesteld dat bestudeerd moet worden of in dat gebied een laagdrempelige en goede manier kan worden gevonden om het innoverend en exporterend vermogen van het bestaande MKB te versterken. Waar het gaat om de sociale agenda is de arbeidsmarkt en scholing van belang. De gedeputeerde vraagt zich af of scholing op de schaal van de Veenkoloniën moet gebeuren. Niet dat dit in dit gebied geen aandacht moet krijgen, maar de gedeputeerde vraagt zich af of dit een actiepunt van de Veenkoloniën moet zijn. Met betrekking tot natuur, water en landschap lopen goede zaken: Herstel Rundedal, Veenparkkanaal, ook bij deze twee zaken wordt een begin van uitvoering gemaakt. Mw. Deinum-Bakker (D66) vraagt of het Veenpark niet eerder een toeristisch karakter draagt.
22
Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat natuurontwikkeling en water hier ook een grote rol spelen. Dat zijn de zaken waar men voor gaat. In tweede termijn Dhr. Dieters (PvdA) is ook van mening dat de lopende projecten zeker doorgang moeten vinden, maar toch ligt hier een evaluatierapport voor die op onderdelen behoorlijk kritisch is. Als hij met betrekking tot de sociale component leest dat punten als multifunctionele steunpunten en de Woonzorgzone Veenkoloniën zijn blijven liggen, dan baart hem dat wel zorgen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verduidelijkt dat hier wel pogingen zijn ondernomen, maar de gemeenten stelden al snel dat op hun eigen manier te willen doen, daar hadden ze het projectbureau niet bij nodig en een vergadering van de stuurgroep al evenmin. Stadskanaal doet het anders dan Emmen, in Vlagtwedde doen ze het weer anders dan in Onstwedde, et cetera. Dhr. Dieters (PvdA) hoopt wel dat de gedeputeerde begrijpt dat hij daarover spreekt vanuit de rapportage die hier voorligt. Als daarin had gestaan dat zo de conclusie moest luiden – want die evaluatie is natuurlijk ook gehouden met al die gemeenten – dan was het verhaal anders geweest. Hij blijft daar kritisch op omdat het gebied geen gebied is zoals de gedeputeerde schetste van kleine vrouwtjes die naar aardappels wroeten, maar gezorgd moet wel worden dat met kracht met die Veenkoloniën wordt doorgegaan, daar waar mogelijk. Dhr. Dieters is voorts ook bekend - wat mw. Deinum ook stelde - dat men zaken moet doen met een beperkt budget. Vandaar dat hij erop wees dat vanuit maatschappelijke partijen wel € 1 miljoen als sponsorgeld is binnengekomen. Dan is hij van mening dat dit misschien ook wel binnen die Agenda had gekund. Het gaat dhr. Dieters erom dat ook met de mensen in het gebied – als die daar een mening over hebben om meer ontwikkeling te krijgen – daadkrachtig op te pakken. Zo moet de opmerking van dhr. Dieters worden geduid. Dhr. Rijzebol (CDA) stelt dat dit uitermate kritische rapport van het bureau gevolgen moet hebben. Feitelijk is iedereen in de commissie het daar wel over eens. Dit moeten gevolgen zijn, die ook zichtbaar zijn. Er moet iets gebeuren in dat gebied. Infrastructuur is daar natuurlijk van uitermate groot belang om alle sociale componenten ook een kans te geven. Dat gezegd hebbende denkt dhr. Rijzebol nogmaals dat opgepast moet worden om zich in zo’n traject teveel te laten afleiden van projecten met draagvlak in het gebied. Want projecten waarvoor onomwonden vaststaat dat ze draagvlak hebben in het gebied, moet de provincie gewoon ondersteunen. Op die wijze is wat hem betreft uitvoering gegeven aan de uitermate kritische woorden die in het rapport staan. Mw. Bos (GroenLinks) vindt dit een serieus onderwerp. Als het serieus en ernstig wordt en dhr. Bleker niet direct een antwoord paraat heeft, dan laat hij zich nogal eens verleiden tot humoristische toneelstukjes. Zij kan zich echter niet voorstellen dat zoiets de bedoeling van dit rapport kan zijn. Wat dhr. Rijzebol stelde kan mw. Bos wel volgen, men moet nu wel de toezegging krijgen dat hier heel serieus mee omgegaan zal worden en dat alles wat de gedeputeerde heeft genoemd wat in gang gezet zou zijn – waarvoor misschien niet eens altijd geld is – doorgang gaat vinden. De GroenLinks-fractie heeft overigens ook nog een wens wat betreft de infrastructuur die zij niet voorbij heeft horen komen: namelijk een treinverbinding
23
door het gebied. Zou men daar ook niet op kunnen inzetten, op die verbinding Veendam-Stadskanaal-Emmen. Doordat daar nu structuren liggen zou hier misschien eerder subsidie of ondersteuning voor gekregen kunnen worden. Dat geldt voor mw. Bos ook als gesproken wordt over arbeidsmarkt en scholing, want dat is nu toch heel essentieel en belangrijk voor dat gebied, zo blijkt ook uit gesprekken. Het hoeft dan niet binnen de agenda, maar als het kan zou men die mogelijkheid wel moeten grijpen en niet zomaar wegwuiven. Daar moet men niet te gauw overheen stappen. 2005 is het jaar van de waarheid, waarschijnlijk slaat dat ook op het verzoek dat hier staat van reservering voor het procesgeld 2006-2008. Zij neemt aan dat dit hierbij is opgenomen? Wat betreft de exporterende kracht van het MKB, doet het SNN daar ook niet van alles aan? Misschien kan daar op worden ingesprongen. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) wenst de problemen zeker niet te bagatelliseren. Volgend jaar staat de sluiting van de oude Scholten-Honig fabriek op stapel, bij Avebe vallen 300 ontslagen. Daar moet men vooral op economisch gebied misschien via het MKB - nog wat proberen op te vangen. Anders redt men het sowieso niet in zo’n streek, want het zijn wel hele zware klappen om te dragen. Het lijkt mw. Hoekzema ook wenselijk dat men niet gaat proberen teveel op het kleine niveau gezamenlijk te willen regelen. Mw. Deinum-Bakker (D66) leest dat de oorspronkelijk urgentie van de agenda weg is. Zij heeft het idee dat dhr. Bleker dat eigenlijk onderstreept met zijn verhaal. Daar is zij wel van geschrokken, dat zou ze namelijk geen goede gang van zaken vinden. Ten tweede staat in het rapport: “Koester het label Veenkoloniën”. Zij denkt ook richting Den Haag dat daar de Veenkoloniën wel bekend zijn geworden door dit hele verhaal en door er telkens op te hameren dat dit een gebied is waar extra in geïnvesteerd moet worden. Het is natuurlijk verschrikkelijk dat daar veel mensen zijn die soms van generatie op generatie geen werk hebben. Versterking van het MKB en de arbeidsmarkt en scholing zijn zaken van enorm belang, dat kan juist ook onder deze agenda voor de Veenkoloniën. Dhr. Luitjens (VVD) wenst te onderstrepen dat de goede huidige bestuurlijke samenwerking een van de eerste daadwerkelijk successen is van de commissie Hoekstra, dat heeft een aantal andere zaken die de gedeputeerde op een rij heeft gesteld wel tot gevolg gehad. Hij is het ermee eens dat men zich op dit moment af moet vragen welke zaken op de schaal van de Veenkoloniën moeten plaatsvinden en welke zaken op andere schaal gebeuren. Als het gaat om arbeidsmarkt en scholing vinden mensen in het gebied waar dhr. Luitjens woont dat net zo belangrijk als mensen die in het Veenkoloniale gebied wonen. Daar moet men waarschijnlijk een andere schaal voor hebben, omdat dat ook te maken heeft met de schaal waarop economische processen en invloedssferen van fabrieken, steden en werkgelegenheid zich over het rondomliggende gebied uitspreiden. Hij denkt dat daar in de komende tijd goed over moet worden nagedacht, wat men op welk schaal gaat doen. Daar komt bij dat de provincie Groningen een bepaalde vorm van gebiedsgericht werken heeft. De Veenkoloniën maken natuurlijk ook deel uit van dit gebiedsgericht werken in de regio Oost-Groningen. Daar zitten dan nog twee bijzonderheden in: de Veenkoloniën met een stuk Drentse samenwerking en apart de Ring Blauwe Stad. Dit is een complexe situatie, die men volgens dhr. Luitjens alleen maar moet laten bestaan als er specifieke zaken zijn die deze schaal nodig hebben en als dát op een gegeven moment geregeld is, dan moet men zich afvragen of op die manier wel verder moet worden gegaan.
24
Dhr. Dieters (PvdA) kan zich wel iets voorstellen bij de analyse van dhr. Luitjens en bij wat dhr. Bleker daarover zegt, maar men moet zich wel realiseren dat dit een van de prioriteiten was van de agenda – een van de belangrijke tien agendapunten – en dan moet men daar wel een conclusie uit trekken of men het op die schaal wil doen of op een andere schaal. Hij leest dat daar nog onvoldoende over is gesproken en dat is iets anders dan dat men stelt dat met elkaar een gesprek heeft plaatsgevonden en men samen tot die conclusie komt. Dhr. Luitjens (VVD) verduidelijkt dat het ook helemaal niet zo is dat hij dat punt niet belangrijk zou vinden, hij geeft alleen maar aan dat men bij de onderwerpen nogmaals moet gaan kijken op welke schaal dat moet worden aangepakt. Voorts geeft hij aan dat dit onderwerp even belangrijk is in andere gebieden van onze provincie dan de Veenkoloniën. Dan komt men uiteindelijk wel tot de conclusie op welke schaal dit moet gebeuren. Hij denkt dat het op die wijze ook op de agenda staat van een andere commissie van deze staten. Mw. Bos (GroenLinks) constateert dat dhr. Luitjens zich specifiek tot haar richt, zij bedoelde echter gewoon dat men de kans moet grijpen als deze voorligt, als men hier wat extra kan doen binnen die agenda voor de Veenkoloniën. Dat wil niet zeggen dat zij arbeidsmarkt en scholing in andere gebieden niet belangrijk vindt, maar het staat wel als een van de doelstellingen waar naar gestreefd moet worden vermeld. Als men in dat gebied is, dan is dat ook een grote vraag. Men kan dat vergelijken met andere gebieden in Groningen en dan is daar een achterstand te constateren. Dhr. Luitjens (VVD) heeft de indruk dat de achterstand in andere delen van de provincie nog wel eens minstens zo groot zou kunnen zijn dan in de Veenkoloniën. Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat de cijfers duidelijk anders uitwijzen. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt zich af hoe recent deze cijfers zijn, en hij denkt dat men op moet houden met op deze manier een negatief stigma aan te Veenkoloniën te geven. Het is een onderwerp dat in de hele provincie speelt en als men daar via de Agenda een extra impuls aan kan geven – specifiek op gebiedgericht – dan moet men dat zeker niet nalaten, maar men moet die schaaldiscussie wel steeds in het achterhoofd houden of dit nu het meest optimale is wat er kan gebeuren. Hij is niet van mening dat dit beperkt moet worden tot de Veenkoloniën. Mw. Bos (GroenLinks) vraagt of dhr. Luitjens kan aangeven waar bijvoorbeeld de Voedselbanken zijn begonnen. De voorzitter is van mening dat de discussie wat, waar en hoe is begonnen in de provincie even niet ter zake doet, de Agenda voor de Veenkoloniën is aan de orde. Dhr. Luitjens (VVD) geeft aan de complexe situatie te hebben aangehaald die hij zich ook kan voorstellen in het kader van het andere gebiedsgericht werken in de provincie. Wat betreft ernst en urgentie is het van begin af aan duidelijk geweest dat deze anders beleefd werden buiten het gebied, dan in het gebied zelf. Dat moet bij allerlei acties die men onderneemt heel goed gerealiseerd worden. Dat is een heel belangrijk aspect voor de wijze waarop men met zaken het gebied ingaat.
25
Mw. Bos (GroenLinks) kan het hier helemaal mee eens zijn. Om mensen zielig te vinden en daarnaar te handelen is wat anders dan als wordt gesteld dat bepaalde aspecten in de samenleving beter kunnen en dat overheid en provincie ervoor zijn om daarbij te helpen en te ondersteunen, daar waar mogelijk. Dhr. Luitjens (VVD) verduidelijkt dat er ook nog zoiets bestaat als gemeenten in het gebied. Dhr. Bleker (gedeputeerde) constateert dat een enigszins lacherige sfeer ontstond toen hij schetste in welke omstandigheden dhr. Hoekstra en andere belangrijke mensen uit het westen van het land richting Veenkoloniën waren gereden en welk beeld ze dan mogelijkerwijs zouden hebben gekregen. Dat heeft hij gezegd vanwege het punt dat dhr. Luitjens zo-even noemde, als men energie wil mobiliseren in het gebied dan moet men nooit gaan doodproblematiseren en de goede punten miskennen. Er zijn mensen in de Veenkoloniën die zich ergeren als wéér een stuk in Trouw of NRC-Handelsblad staat waarin hun gebied wéér op diezelfde manier wordt neergezet. Hoewel hij er zelf niet woont – maar er wel heel dichtbij – ervaart hij dat ook zo. Een aantal jaren geleden ontstond een beeld van: “Overheden leg honderden miljoenen op tafel, want er komen duizenden hectares grond te koop, want er is geen boer meer die wil blijven boeren en geen boer meer die gaat investeren”. Dat klopt niet met de werkelijkheid, in het gebied worden door agrarische ondernemers op grote schaal gronden gekocht en bedrijven uitgebreid en verbeterd. Vanuit die beelden geredeneerd, dan maakt men als overheid een verkeerde start. Dan mag men in Rotterdam wel een conferentie beleggen over de Veenkoloniën, maar daar helpt met de Veenkoloniën niet echt mee. In de NRC mag dan wel iets staan in de zaterdageditie met wéér hetzelfde etiket, maar dat is voor de gedeputeerde onderhand een van de redenen om geen NRC te kopen op zaterdag. Dit College heeft geweldig veel prioriteit gegeven aan de Veenkoloniën. In de Programmabegroting wordt voorgesteld om € 20 miljoen cofinanciering voor de A33 uit te trekken. Dat is bijna 50 miljoen gulden! De viaducten bij de N366 kosten al met al € 5 miljoen en deze waren niet eens in de planning opgenomen, maar stonden ver na 2010 gepland en komen nu in 2006 gefinancierd met voorfinancieringsmiddelen. De politieke prioriteit die vanuit het College en de Staten wordt gegeven is er wel degelijk, maar een aantal van die zaken is nog niet binnen. Hij is het ermee eens dat de kansen op een baan voor iemand die een vakopleiding heeft gevolgd in Stadskanaal of in Emmen geringer zijn dat iemand die in Boxtel of Boxmeer een vakopleiding heeft gevolgd. Dat is een vorm van sociale ongelijkheid waar men altijd tegen moet blijven vechten, daar zijn deze infrastructuurprojecten voor van belang – om de vestigingsmogelijkheden en uitbreidingsmogelijkheden van bedrijven te versterken -, daar is die gerichtheid op het MKB voor van belang, maar dat is ook lange adem- en precisiewerk en daar is ook arbeidsmarkt en scholing voor van belang. Het belang wordt door het College niet gerelativeerd, maar wel de vraag in welk platform dat moet plaatsvinden. Als gemeenten in het gebied stellen dat ze dat liever in samenwerking tussen Stadskanaal en Veendam doen, in plaats van dit samen met Emmen te gaan doen in de Stuurgroep, dan is dat hun goed recht, als het maar gebeurt vindt de gedeputeerde. De Agenda en de Stuurgroep kunnen natuurlijk benut worden om die zaak te mobiliseren, om aanjaaggeld beschikbaar te krijgen et cetera en daar blijft het College ook wel mee doorgaan, maar de Agenda krijgt dan een ander karakter dan de oorspronkelijke: “Wij gaan een aantal zaken samen doen”. Dat probeert de gedeputeerde aan te geven en hij vindt dan ook niet dat het instituut heilig is, het gaat om de prioriteit, wat is de juiste schaal om projecten te realiseren.
26
Met betrekking tot de treinverbinding heeft gedeputeerde Musschenga ooit een rapport gepresenteerd over de werkelijke consumentenvraag waar het gaat om een – toentertijd – lightrail-verbinding tussen Emmen-Stadskanaal-Groningen. Daarin werd objectief vastgesteld dat dit met de bevolkingsprognoses die men voor de komende twintig jaar had gewoon niet te realiseren was. Dat heeft ook met ruimtelijk beleid van doen. Er bestaat wel een Regiovisie Groningen-Assen, maar geen visie dat Stadskanaal de tweede stad van Groningen moet worden. Iets dat wel van belang is als over railverbindingen wordt gepraat, dat moet wel in samenhang worden bezien. Hij vindt het wel een aardige gedachte om even weer op te frissen, maar hij gelooft niet dat hier energie in moet worden gestopt, verwachtingen in moeten worden gewekt, gelet op de prognoses de er zijn. Als dhr. Bleker op zaterdag langs de lijn van het voetvalveld staat met zijn voetbalmaat die in Groningen werkt, dan verzekert deze hem keer op keer hoe snel hij wel niet met de bus van de IJzeren Klap naar het centrum van de stad Groningen kan komen. Dat gaat in de woonwerktijd heel snel. De voorzitter stelt voor dit agendapunt te beëindigen, hij neemt aan dat de commissieleden ermee akkoord gaan dat dit stuk als C-stuk naar de agenda van de staten gaat. 10.
Brief van GS van 9 juni 2005, nr.2005-11551/23/A.24, OMB-PB, betreffende Regio Noord-Groningen; Regioprogramma 2005/2006 en Actieprogramma Eemsdelta 2005/2006.
De voorzitter constateert dat voor de laatste twee agendapunten nog een half uur resteert, daar straks Bestuur en Financiën in deze zaal moet vergaderen. Mw. Mortiers (PvdA) geeft aan dat veel van de plannen in de regio Noord dit jaar en uiterlijk volgend jaar worden afgerond. Gebiedsgerichte samenwerking is in beginsel de beste manier om de leefomgeving in nauw overleg met de burgers gestalte te geven. In dat kader heeft de PvdA-fractie een aantal vragen. Het eerste punt betreft het LOP. In het stuk staat dat dit formeel in november 2005 wordt vastgesteld. Ook worden een aantal publieksavonden aangekondigd nadat de vaststelling gebeurd is in de gemeenteraden en behalve dat haar fractie natuurlijk gaarne een uitnodiging voor deze publieksavonden wenst te ontvangen, wil zij ook vragen om een goede registratie van de opmerkingen die daar door de burgers worden gemaakt, zodat men daar achteraf als Provinciale Staten ook daadwerkelijk iets mee kan doen. Een tweede punt betreft de identiteitsvisie Damsterdiep. Het is prima om hier dorpsverenigingen bij te betrekken, zijn deze echter allemaal om het Damsterdiep even sterk geactiveerd en gemotiveerd en hoe loopt de samenwerking met de gemeente voor wat betreft de Europese programma’s? Bij de monumentale boerenerven wenst de PvdA-fractie te vragen naar de rol van de gemeente in deze. Extra woningbouw in het Hogeland. Daar zijn 120 woningen voor gereserveerd, zij vraagt hoeveel daarvan nu zijn gerealiseerd, hoeveel bouwaanvragen er nu daadwerkelijk liggen en hoeveel kansrijke locaties al in ontwikkeling zijn. Evaluatief wordt gesteld dat de realisering traag van de grond komt. Welke obstructies doen zich in deze voor? Met betrekking tot het loket wordt gesteld dat deze het afgelopen jaar honderdmaal is benaderd. Hoeveel van de ingediende projecten zijn daadwerkelijk gerealiseerd en waarom zijn ingediende projecten afgewezen? Dorpsvisies worden medio 2005 ook besproken valt te lezen, haar fractie is benieuwd hoe daarop in het
27
gebied zal worden gereageerd. Ook hier wenst de PvdA-fractie graag een uitnodiging voor. Het actieprogramma Eemsdelta moet de proeftuin worden voor innovatie. Voorts staat vermeld dat ook afstemming en overleg met de Duitse havens plaats moet gaan vinden. In 2005 zal ook de rapportage van de Taskforce Eemsdelta komen, haar fractie is benieuwd hoe dat zal uitpakken, zowel bestuurlijk - wat betreft het bedrijfsleven - als cultureel. Hier gaat het om de schaal, in het staatje dat was toegevoegd staat de internationale samenwerking p.m. Maar als de EDR-kritiek wordt gelezen in het DvhN dan vraagt zij zich af of deze kritiek nu wordt gepareerd door GS of is dit echt zorgwekkend? Als men op zaterdagmiddag op een terrasje in de stad zit of over de markt loopt, dan valt duidelijk te zien dat de burgers van de andere kant van de grens graag en met vreugde hier in de stad vertoeven en een goede buur is nu eenmaal beter dan een verre vriend. Wanneer de eigen ruimtelijke ontwikkeling au sérieux wordt genomen, vooral richting noorden en noordoosten, dan staat of valt dat met goede contacten met de buren. Zij vraagt zich af wat er nu gebeurt en of voldoende hard wordt getrokken aan deze internationale samenwerking en afstemming onderling, zowel bestuurlijk op het terrein van het bedrijfsleven - MKB -, maar ook cultureel. Afstemming onderwijsaanbod bedrijfsleven. Dhr. Luitjens wees er ook al op dat dit wellicht het gebied overstijgt, maar in de samenwerking ziet zij dat ook een aantal gemeenten ontbreken, waarom is dat het geval? Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt of mw. Mortiers dit kan verduidelijken? Mw. Mortiers (PvdA) vraagt zich af waarom de noordwestkant van Groningen en bijvoorbeeld Loppersum hier niet bij zijn betrokken? Vooral de gemeenten Appingedam en Delfzijl worden daarbij genoemd. Kan de gedeputeerde aangeven waarom deze samenwerking niet de gemeenten over de volle breedte betreft? Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt op welk thema mw. Mortiers dan eigenlijk doelt? Mw. Mortiers (PvdA) verduidelijkt dat dit het thema Afstemming Onderwijsaanbod Bedrijfsleven betreft. Misschien heeft het gewoon te maken met industrieel bedrijfsleven versus agrariërs, maar desalniettemin vindt zij dit toch een punt van zorg. Maar zoals dhr. Luitjens al naar voren bracht is dit natuurlijk een punt dat het gebied en de schaal overtreft. De voorzitter maant mw. Mortiers tot enige spoed, omdat de vergadering om 5 uur moet zijn afgelopen. Mw. Mortiers (PvdA) geeft aan dat hetzelfde geldt voor de glasvezelring. Voorts heeft zij begrepen uit de nota Bouwen en Wonen dat de woningbouw AppingedamDelfzijl in een tussentijdse update terug zal komen, zij zal er dan pas wat over zeggen. De nieuwe projecten Agrarische Schaalvergroting, Landschap en Landbouwverkeer. Voor wat betreft de bouwblokken zou haar fractie de resultaten van de bouwaanvragen graag terug willen zien in de commissie, zodanig dat de Staten daar ook hun visie op kunnen geven. De kwaliteit van het landschap als collectief goed wil haar fractie niet zomaar onder de noemer maatwerk aan de keukentafel laten regelen. De korte en haar inziens snelle presentatie voor het reces van de pilot doet onrecht aan al het werk dat erin is gestoken. Dat heeft bij haar fractie de indruk versterkt dat de criteria ter beoordeling van de kwaliteit als Provinciale Staten van het nog mooie Groninger land in handen moet worden
28
gehouden. Pilot is pilot en een eindoordeel wenst haar fractie graag aan de Staten te reserveren. Concluderend: waar haar fractie zich enigszins zorgen over maakt is de gemeente Loppersum. Dat blijft een witte vlek bij een aantal initiatieven, in hoeverre heeft dit te maken met gebrek aan financiële middelen of met gebrek aan menskracht? Loppersum dreigt tussen wal en schip te vallen als naar de staatjes wordt gekeken, zij vraagt zich af of GS deze zorg kunnen delen? Afsluitend heeft zij een vraag over de bedragen in het laatste rijtje van het schema. Zijn de subsidieprogramma’s en de bijdragen van derden vaste geaccordeerde afspraken met alle hierin genoemde partners? Dhr. Rijzebol (CDA) geeft aan dat de CDA-fractie de programma-aanpak altijd heeft ondersteund. Wat zijn fractie betreft zijn een aantal projecten nu toe aan uitvoering en anderen nieuw. Dit alles wordt voorgelegd aan de burgers en zijn fractie is bijzonder benieuwd hoe deze hierop zullen gaan reageren. Mw. Bos (GroenLinks) lijkt het een goede ontwikkeling dat men het landschapsontwikkelingsplan nog te zien krijgt, want zij maakt zich wel zorgen over de uitvoering die daarna nog komt. Zij kan zich herinneren dat dhr. Bleker ooit stelde met betrekking tot de landgoedontwikkeling – zoals het in het POP werd genoemd of nu rondom Ekenstein – dat dit eerst zou worden vergeten, maar die draad is nu blijkbaar toch weer opgepakt? Dan stuit ze opeens weer op ethyleen en er zou nog een notitie komen over dit jaar, is dat al gereed? Zij wenst wel enige terughoudendheid bij de revitalisering Noord-polderzijl, daar heeft ze eerder ook al aandacht voor gevraagd. Mw. Deinum-Bakker (D66) is van mening dat dit een manier is van presenteren die kort en krachtig is. Men weet dat dit ingezet beleid is met hier en daar iets nieuws, er staat wie de trekker is. Als alles zo inzichtelijk was… Het is nu uitvoeringsklaar neemt ze aan, maar dat wenst ze wel graag verzekerd te horen van de gedeputeerde. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat dit stukken betreft die zijn gedateerd op maart 2005 en 20 april 2005. Het hele vergaderritme heeft ertoe geleid dat dit pas in september wordt besproken. Dat maakt de verleiding groot om op vragen als “hoe staat het er nu mee” iets te gaan zeggen. Mw. Mortiers vroeg naar de extra woningbouw Hogeland, loketaanvragen, et cetera. Afgesproken is echter dat een voortgangsrapportage gebiedsgericht werken 2005 wordt voorbereid en die komt dit najaar. Het lijkt hem een goede zaak om de vragen over de voortgang uit te stellen tot het moment dat die voortgangsrapportage gereed is. Met betrekking tot het LOP stelt de gedeputeerde dat de verwachting is dat in de eerst volgende vergadering van de Stuurgroep het LOP-Noord vastgesteld kan worden, vervolgens zal er geen ronde met meerdere publieksavonden plaatsvinden, maar zal in eerste instantie een avond worden belegd voor raadsleden en statenleden, plus dat over 1-2-3 thema’s bijeenkomsten met doelgroepen zullen plaatsvinden. Ook bijvoorbeeld over de agrarische schaalvergroting. Daar zal de commissie ook voor worden uitgenodigd, evenals landschaparchitecten, milieuorganisaties en de agrarische sector. De kwestie van de internationale dimensie en met name toegespitst op de Eemsdelta. Dat hoort er wel bij vindt de gedeputeerde en de relatie met het noordoostelijk gelegen gebied van Emden en het aangrenzende gebied is ook een
29
van de gespreks- en agendapunten in de Stuurgroep Eemsdelta. Hij weet niet of het er al voldoende instaat, maar dat is in elk geval een van de gespreksonderwerpen. De vragen over de EDR kan de gedeputeerde niet adequaat beantwoorden, op dit punt heeft hij de krant nog niet voldoende gelezen. Het is wel zo dat in Europa discussie plaatsvindt over de grensoverschrijdende programma’s: het lijkt erop dat die wel positief zal gaan uitpakken. Binnen EDR-verband worden ook werkelijk concrete zaken gedaan die van doen hebben met cultuur, toerisme of - in het kader van Interreg - met stimulatie van het midden– en kleinbedrijf, waarbij van zowel Duitse als Nederlandse zijde gezamenlijk wordt opgetrokken. Mw. Mortiers schetst een uiterst zorgelijk beeld over de grensoverschrijdende samenwerking, maar hier lopen toch zaken als het Hanze Passage Project en daar zijn ook de havens van Delfzijl en Eemshaven bij betrokken, samen met havens in Noord-Europa. Hij deelt dat beeld dan ook niet. Een interessante stellingname kwam van mw. Mortiers met betrekking tot het landschap en grotere boerenbedrijven. Ook de gedeputeerde is van mening dat dit beter hier in de Blauwe Zaal kan worden bepaald dan aan de keukentafel. In POP II staat aangekondigd dat het College op basis van de pilot Noord met nadere beleidsregels zal komen, daar bestaat grote behoefte aan – ook bij gemeenten – en dat komt natuurlijk ook in deze commissie, voordat die vastgesteld worden. Wat betreft landgoederen doet het College gewoon wat in het POP staat en niet meer. Er is niet een soort van intrinsieke drive bij het College om de passage inzake landgoederen verder op te rekken en nog meer te doen. Waar dat aan ligt kan de gedeputeerde niet duiden, het kan ook gewoon vooringenomenheid zijn van Collegeleden. Wat betreft de bedragen werd de vraag gesteld of die geaccordeerd waren. Dit zijn allemaal projectvoorstellen, men maakt nu de selectie wat uitvoerbaar is, waar de gemeente wel aan kan meefinancieren, wat is wel Europaproof, wat kan wel binnen het Investeringsbudget Landelijk Gebied en wat niet? Het is nu dus een soort van shortlist waar uiteindelijk een kortere lijst van gemaakt zal worden. Het betreft richtbedragen. De cofinanciering van de gemeenten is een bekend knelpunt. De gedeputeerde denkt dat twee zaken belangrijk zijn: commitment aan de richting en geduld bij de uitvoering en het financiële commitment op dat punt om elkaar niet in onmogelijke posities te dwingen, maar dat wel vast wordt gehouden. Dan kan het misschien wat langer in beslag nemen, maar een reeks kleinere ingrepen ten behoeve van het landschap over acht à tien jaar, kan in zijn totaliteit betekenisvol zijn. Dhr. van Bolhuis (ambtelijke bijstand) verduidelijkt dat volgende week een convenant wordt getekend waarbij het Eemsmondgebied in feite de klap maakt in de lijn tussen overheid en bedrijfsleven. De punten die hier zijn genoemd als grensoverschrijdende samenwerking, maar ook ethyleen en MKB-ontwikkeling zijn prominente punten die nu pas goed van de grond moeten komen en die feitelijk pas aan het begin staan. Ethyleen staat er misschien al wel honderd jaar op, maar hier schijnen nog steeds hele goede kansen te liggen en juist nu men met elkaar aan één tafel zit, is het goed dit hoog op de agenda te houden. De voorzitter constateert naar aanleiding van behandeling van dit agendapunt dat een aantal hele concrete vragen is gesteld, de gedeputeerde heeft aangegeven dat er een voortgangsrapportage gebiedsgericht werken 2005 op komst is. De voorzitter stelt voor om de vragen zoals die nu zijn gesteld in elk geval goed vast te leggen in het verslag. Bij de behandeling van de voortgangsrapportage zullen deze weer terugkomen. De betrokken vragenstellers herinneren zich dat zelf wel, maar de tekst
30
uit het verslag kan er dan bij worden gepakt en dan kunnen deze vragen terugkomen bij de rapportage. Aanvulling verslag: in overleg met dhr. van Bolhuis is ook overeenkomstig de suggestie van de voorzitter afgesproken dat de niet beantwoorde vragen zullen worden meegenomen bij de voortgangsrapportage gebiedsgericht werken 2005 die naar verwachting op woensdag 7 december a.s. in de statencommissie O & W aan de orde zal komen. 11.
Voordracht van 1 juni 2005, nr.2005-07770/25/A.10, ABJ, betreffende herziening adviesstructuur rond het omgevings-beleid provincie Groningen (ingekomen stuk bij de Staten-commissie Bestuur en Financiën).
Mw. Bos (GroenLinks) weet dat de commissie door allerlei wet- en regelgevingen moet worden vervangen, onder andere omdat nu een dualistisch systeem bestaat. Er wordt voorgesteld dat oude commissies worden opgeheven en dat er een nieuwe provinciale Commissie Water Milieu komt. Maar de wetgeving stelt dat daar geen gedeputeerden in zitting mogen nemen. Nu heeft zij het gevoel - bij lezing van deze voordacht - dat dit niet zo goed bevalt en dat men toch op allerlei manieren probeert om er toch maar in te komen. Dat is de provinciale planologische commissie, daar mogen geen GS-leden in komen, maar ze zijn wel voorzitter en vice-voorzitter! In de Commissie Water Milieu mogen geen GS-leden zitting nemen, maar ze worden wel als adviesleden toegevoegd! Is dat dan wel een verandering? Daar wenst ze meer over te horen, want dat waren toch wettelijke regelingen en voorschriften, wie toetst dat eigenlijk of hier wel aan voldaan is, want dit blijkt nogal een schimmig gebied te zijn waarop GS-leden zich nu begeven. Het tweede punt betreft de nieuwe Commissie Water Milieu, er staat dat het een adviescommissie is – adviserend aan GS en PS – die ook advies geeft over het mobiliteitsplan. De naam van de commissie is Water Milieu en dat mobiliteitsaspect blijft wat op de achtergrond, waarom komt dat niet terug in de naam? Mw. Schouwenaar (PvdA) geeft aan dat haar fractie van mening is dat zaken bekeken moeten worden op inhoud en niet op formaliteiten. Het is de vraag of het wel zinvol is dat dit voorstel op deze manier gerealiseerd wordt, haar fractie kan zich heel goed vinden in de oplossing van dit College. Zij denkt dat het heel zinvol is als dit College in de commissie op enigerlei wijze blijft participeren. Dhr. Rijzebol (CDA) stelt dat adviescommissies van GS en PS zodanig gezuiverd moeten worden dat enerzijds de samenstelling gaat voldoen aan wettelijke bepalingen en dat anderzijds de integrale advisering in het kader van het POP gewaarborgd blijft. Hij beschouwt dit als een handige constructie om dit te waarborgen en hij gaat er dan ook vanuit dat dit gebeurt. Dhr. Luitjens (VVD) beschouwt het als oude wijn in nieuwe praktische zakken. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat door de wetgeving GS geen deel meer mogen uitmaken van een door PS ingestelde commissie. Daarop stelde de gedeputeerde dat GS gewoon een commissie instellen, want daar mogen ze wel deel van uitmaken. Dit is ervoor zorg dragen dat de adviesstructuur - waarvan het College vindt dat die functioneel is - gewoon past binnen de wet. Dhr. Wiersma (provinciaal ambtenaar) is heel lang bezig geweest om te bestuderen of dit binnen de wettelijke regelgevingen past, en dat blijkt het geval te zijn.
31
Mw. Bos (GroenLinks) is van mening dat die commissie toch door GS én PS is ingesteld? Dhr. Calon (gedeputeerde) duidt aan dat dit de CWM is, daar mogen geen van beiden in zitten, geen PS-leden en geen GS-leden. Als mw. Bos de voordacht goed zou hebben gelezen dan had ze deze antwoorden uit ook de voordracht kunnen halen. Daarom vergadert die CWM samen met de PPC en is de voorzitter van de PPC dus voorzitter. Mw. Bos stelde voorts dat het begrip mobiliteit aan die naam moest worden toegevoegd. De gedeputeerde weet niet zeker of die naam wettelijk is vastgelegd, maar naamgeving is voor hem minder belangrijk dan inhoud. Mw. Bos (GroenLinks) weet dat de antwoorden in de voordracht staan, maar soms wil zij wel eens een mondelinge toelichting op dit soort keuzes. Dhr. Calon (gedeputeerde) is van mening dat dankzij deze constructie een hoop procedurele rompslomp wordt omzeild. Dit voorkomt ook dat allerlei mensen moeten worden vervangen en het past precies binnen de wet, of zoals dhr. Luitjens stelde: oude wijn in nieuwe praktische zakken. De voorzitter constateert dat deze voordacht als B-stuk op de agenda kan worden geplaatst. Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat als haar fractie het wenselijk acht, zij nog zal aangeven of men dit punt als bespreekstuk op de agenda wenst te zien. De voorzitter constateert dat dit stuk vooralsnog als B-stuk op de agenda wordt geplaatst. 12.
Brief van GS van 29 juni 2005, nr.2005-13290/26/A.17, RP, (bijlage 1), (bijlage 2), betreffende voortgangsrapportage Blauwe Stad.
Dhr. Postema (directeur Blauwe Stad) duidt aan dat dit de Voortgangsrapportage van het eerste kwartaal 2005 betreft. Ietwat gedateerd, zoals net ook bleek bij een discussie over zaken rond het SNN. Het is intussen zo dat de Blauwe Stad een fase verder is, het water is ingelaten, het lijkt al op een meer en er varen al bootjes. Voorts speelt dat halverwege juli is begonnen met het beschikbaar stellen van kavels voor mensen die daar hun belangstelling op wilden gaan tonen. De pers heeft daar over geschreven, maar het lijkt dhr. Postema zinvol om hier ook nog woorden daaraan te wijden. In totaal waren 136 kavels beschikbaar en er zijn 134 mensen die hebben aangegeven te willen wonen in de Blauwe Stad. Een aantal wenste op dezelfde plek te gaan wonen, op een gegeven moment is een soort van loting geweest van de kavels, dat is onlangs op 7 september gebeurd en op dit moment zijn 79 kavels aangeboden aan potentiële kopers. Die kopers komen op dit moment voor ongeveer tweederde deel uit het Noorden van het land en voor eenderde deel uit de rest van Nederland. Hierbij lijkt dankzij de A31 de regio Twente steeds een belangrijker deel te worden van waaruit in de toekomst geput kan gaan worden, want voor velen is dit een berijdbare afstand. De woonkwaliteit die de Blauwe Stad biedt, kent men niet in Twente en een uur daadwerkelijk rijden zonder in de file te staan is voor velen een aantrekkelijk alternatief. In oktober zal duidelijk worden
32
hoeveel van die contracten zullen worden omgezet in koopcontracten. In december worden de kavels geleverd, zodat men in januari/februari kan beginnen met bouwen. In het voorjaar werd duidelijk dat vanuit de beschikking die was ontvangen van het SNN voor de subsidies, in totaal zo’n € 14 miljoen met daarbij een passend investeringsniveau, op dit moment - met daarbij opgemerkt dat al het werk dat moet worden gedaan gebeurt en zelfs meer - nog steeds een subsidiebedrag van € 2 miljoen niet besteed kan worden omdat daar geen projecten meer tegenover staan. Dat zou het geld zijn dat aan het eind van dit jaar formeel terugvalt in de pot van het SNN. Rond de zomer hebben daar een paar gesprekken over plaatsgevonden met de ambtelijke geleding van het SNN en afgesproken is in elk geval dat tegen het einde van dit jaar – begin volgend jaar – alsnog de vraag zal worden neergelegd om in de loop van volgend jaar bestedingsruimte te zoeken voor die € 2 miljoen, waardoor van de Blauwe Stad een nóg betere Blauwe Stad gemaakt zou kunnen worden. Men kreeg daarbij te horen dat de voorzet welkom was, maar dat het een bestuurlijk verhaal was binnen het SNN om te besluiten hoe daarmee omgegaan zou kunnen worden. Dat speelt op dit moment nog en men hoopt daarmee in elk geval aan of in de Blauwe Stad nog een aantal zaken te realiseren. Voor de rest lopen alle werkzaamheden op dit moment op schema en lijkt het dat eind van dit jaar alle werkzaamheden die zouden moeten plaatsvinden om de afgesproken termijnen te halen, gehaald zullen worden. Dhr. Dieters (PvdA) geeft aan de rapportage te hebben gelezen en daar kan zijn fractie zich geheel in vinden. Hij wenst wel van de gelegenheid gebruik te maken om dhr. Postema te bedanken voor de vele informatie die het laatste jaar is gekomen door middel van werkbezoeken en andersoortige bezoeken. Als het verslag wordt gelezen dan zijn een heleboel zaken nu ook herkenbaar. Te constateren valt dat de ontwikkeling positief is. De verhalen in de pers zijn doorgaand ook positief. Met betrekking tot de energieprijzen vraagt dhr. Dieters zich wel af of een westerling nog wel deze kant op zou willen komen. Tweederde blijkt nu uit het noorden te komen en eenderde uit een andere regio. Voorts heeft dhr. Dieters begrepen dat de promotieactie richting westen eigenlijk nog moet plaatsvinden. Hij vraagt hoever dit op dit moment is ontwikkeld? Voorts vraagt hij zich af of het projectbureau ook gaat sturen op woningbouw. Er zijn toch voldoende bedrijven in de regio – bijvoorbeeld in Appingedam – die een heel leuk woningtype kunnen neerzetten voor een goede kwaliteit/prijsverhouding? Hij stelt deze vraag vooral in het kader van werkgelegenheid in de regio die ook wat onder druk komt te staan. Wat betreft de € 2 miljoen spreekt hij de wens uit dat dit nog wel kan worden omgezet in projecten voor de Blauwe Stad. Hij vroeg zich af of de Ring Blauwe Stad hier ook een onderdeel van zou kunnen zijn. Dhr. Rijzebol (CDA) stelt dat de CDA-fractie zich kan aansluiten bij de woorden van dhr. Dieters. Een compliment voor de informatievoorziening is zonder meer op zijn plaats. De krant behoeven de commissieleden eigenlijk nauwelijks te lezen om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen. Dat bevalt hem uitstekend. Niets dan lof hiervoor. Op de procedures zoals tot nu toe gevolgd heeft de CDA-fractie geen enkele kritiek, maar hier rest wel een vraag. In de krant valt te lezen dat noorderlingen meer belangstelling hebben dan verwacht. Dat verheugt hem, maar betekent dat feitelijk dat mensen uit andere streken minder belangstelling hebben dan verwacht, of is dit een negatieve benadering die niet in dit kader past? Mw. Bulk (SP) is ook te speken over de informatievoorziening. Te lezen viel dat de inschrijving is verlengd, daar waren sommige mensen nogal boos over, deze hadden al een vlaggetje gepland, maar later bleken opeens nog andere geïnteresseerden te
33
bestaan. Was het niet beter geweest om twee lotingen achter elkaar te organiseren, hier krijgt men toch negatieve berichten over in de pers? Mw. Bos (GroenLinks) wenst nogmaals de cijfers te horen over het beschikbare aantal kavels en de hoeveelheid mensen die deze zouden willen kopen. Dhr. Postema (directeur Blauwe Stad) verduidelijkt dat 134 mensen geclaimd hebben, maar deze zaten verdeeld in een groep met eerste voorkeur voor 71 kavels en een aantal mensen die een tweede voorkeur hadden aangegeven. Uiteindelijk zijn 79 kavels toegewezen. Mw. Bos (GroenLinks) vindt het verheugend dat deze 80 kavels nu zijn aangeboden aan potentiële kopers, zij kreeg zelf overigens ook steeds bericht dat ze zogenaamd belangstelling zou hebben getoond voor een kavel terwijl dat nooit het geval was geweest. Zij was bevreesd dat dit ook met de overige potentiële kopers het geval zou zijn, maar nu is ze gerustgesteld. Zij begrijpt dat tweederde van de mensen die belangstelling hebben getoond uit het Noorden komen en eenderde deel uit de rest van Nederland. Wat voor gevolgen heeft dat? De GroenLinks-fractie heeft al vaker haar bezorgdheid uitgesproken wat er zou gebeuren als het niet lukt om mensen uit het Westen hierheen te lokken. Heeft dat dan geen gevolgen voor de woningbouw en leegstand in omringende dorpen? Dit betreft bijvoorbeeld Delfzijl en Winschoten. Daar verneemt zij graag naders over. Verder wenst mw. Bos ook graag te horen of deze € 2 miljoen ook gold voor de Ring Blauwe Stad. Wat betreft de energieprijzen was dit ook een punt dat haar zorgen baarde. Dat is een onzekere factor in het geheel, zoals er wel meer onzekere factoren zijn als men de economie in Nederland beschouwt. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) looft ook de duidelijkheid van de informatievoorziening en het feit dat alles op schema loopt, zij deelt echter wel de zorg waar de mensen vandaan komen die deze huizen moeten gaan kopen. De bedoeling was in het begin heel anders, zij weet dat veel van die omringende dorpen vooral in het dure segment bouwplannen hebben. Is dat niet in strijd met elkaar, gaat dat elkaar straks niet beconcurreren, krijgt men daar leegstand, andere prijzen of problemen in die dorpen? Mw. Deinum-Bakker (D66) vernam voor het eerst van een kunstproject van academie Minerva en de Blauwe Plekken, dat was haar via de communicatiekanalen nog niet ter ore gekomen. Voorts vond ze het een prachtig verhaal van de bruggen. Men krijgt bijna zin om er te gaan kijken als ze zijn geplaatst, want dat moet wel heel bijzonder zijn. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt of deze € 2 miljoen betekent dat de aanbestedingen voor de activiteiten die onder die subsidie vielen, lager uitgevallen zijn dan op dat moment begroot. Dhr. Calon (gedeputeerde) gaat eerst in op de vraag van dhr. Luitjens. Dat klopt niet helemaal, maar alleen gedeeltelijk. Het aanbesteden en graven van een meer bleek beduidend goedkoper te zijn dan geraamd. Vorige week had dhr. Calon al verklaard in de Rekeningcommissie dat men toentertijd in guldens had gerekend op fl. 20 miljoen voor het liften van de A7. Dat is uiteindelijk om meerdere redenen niet doorgegaan. Ten eerste omdat die zuidoosthoek erbij kwam en men daar een kanaal
34
kon graven en gebruik kon maken van het spoorwegviaduct in de A7. Een andere reden was dat als die weg omhoog zou gaan de geluidscontouren over WinschotenNoord kwamen te liggen en die weg naar het noorden verschoven moest worden, wat oeverloze procedures tot gevolg zou hebben wat de initiatiefnemers waarschijnlijk buiten de subsidietermijnen zou gaan brengen. Bovendien was meer toegewezen dan men daadwerkelijk nodig had. Het betrof een bedrag tussen de 28 en 30 miljoen gulden. In goede samenwerking op dit Provinciehuis – met name dhr. Gerlach – is de subsidieaanvraag zo in elkaar gezet dat het met name voor de toeristische infrastructuur was. Dat heeft hij zodanig goed gedaan dat men meer kreeg dan benodigd voor het liften van de A7. Onder die subsidietitel kunnen ook andere projecten gebracht worden die daaronder vallen, dan moet wel goedkeuring worden gevraagd van het SNN en is men ook gewend om daar goed overleg over te hebben met EZ, zodat men niet later trammelant gaat krijgen. Daarmee is gelijk ook het antwoord gegeven op de vraag of ook projecten van de Ring Blauwe Stad daaronder kunnen vallen, dat is zeker mogelijk als ze aan die subsidietitel voldoen. Het is niet zozeer het probleem om die projecten te maken als wel om de gemeentelijke cofinanciering daarbij te krijgen. Daar zit het probleem. Het is niet zo dat de provincie dat allemaal kan bijplussen, men moet ook vanuit de regio bijbetalen, anders loopt men vast op die reglementen. De gedeputeerde constateert dat iedereen nu himmelhoch jauchzend is, net als vorige week in de Rekeningcommissie. Hij weet zich echter nog goed te herinneren dat de eerste twee jaar vreselijk veel bloed, zweet en tranen zijn gevloeid in die omgeving en daarna ook nog in allerlei democratische gremia. Nu staat iedereen op de banken te juichen, maar de gedeputeerde verduidelijkt dat men nog maar vijf jaar bezig is en nog zeker tien jaar voor de boeg heeft. Dat nu wordt gerefereerd aan energieprijzen die omhoogschieten dat kan hem niet raken. Ook de rente is op een historisch laag niveau en de inflatie laag. In dit soort grote projecten doet men nu eenmaal een aantal aannames waarvan men denkt dat die op de lange termijn zullen standhouden en men probeert het proces zo te beheersen dat men in elk geval geen bleeders heeft en dat doet de Projectdirectie ook uitmuntend, aldus de gedeputeerde. Sturen op liquiditeit, zorgen dat men win/winsituaties krijgt, zodat de zaak goedkoper gereed kan worden gemaakt. Het is met dit soort projecten alleen nooit zo dat ze uitgevoerd gaan worden zoals van tevoren was bedacht, daarvoor zijn ze veel te complex en duren ze te lang en verandert in de omgeving te veel, daar heeft men geen invloed op. Men kan alleen proberen zodanig bij te sturen dat alles lukt. Hij wenst de dag echter niet eerder te prijzen voordat de avond is gevallen. Men heeft nog zo’n tien jaar te gaan en over tien tot vijftien jaar kan men gaan stellen wat eventueel nog beter had gekund. Het was in eerste instantie inderdaad de bedoeling om alleen maar landbouwgrond dat daar onder water stond, een betere benutting te geven. Vervolgens was het de bedoeling om rijke mensen uit het Westen te halen waardoor de economie een oppepper zou krijgen. Vervolgens stelde men in het Noorden er ook zelf te willen wonen en is men er stilzwijgend vanuit gegaan dat ongeveer de helft uit het gebied Noord-Nederland zou komen en de andere helft uit West-Nederland. Toen volgde een onderzoek van de RuG waaruit bleek dat er toch veel kopers uit WestNederland zouden komen en de doelgroep jonger zou zijn dan in eerste instantie was verwacht. Nu zijn de eerste kavels verkocht en blijkt het anders te liggen. Het grootste gedeelte is wel afkomstig uit Noord-Nederland en een deel uit Twente en de rest van Nederland. Maar dat is wel de situatie vóórdat de marketing goed is begonnen. De koningin heeft de marketingkraan opengedraaid en er is veel geschreven in de kranten, maar de marketingcampagne moet nog echt op gang komen en die zal zich specifiek richten op die doelgroepen. Het is nu te prematuur
35
om te stellen dat de huidige gegevens een blauwdruk zijn van de uiteindelijke bevolkingssamenstelling. Dhr. Dieters had nog een opmerking over die aannemer uit Appingedam. Er is oorspronkelijk een verdeling gemaakt tussen vrije kavels en projectbouw en dat wijzigt nog wel. Maar bovenaan in dit project staat dat een bepaald kwaliteitsniveau neergezet gaat worden. Er bestaat een beeldkwaliteitsplan, er zijn bepaalde beelden van hoe dat moet worden en als anderen dat kunnen maken is dat prima. Het is echter niet zo dat elk huisje dan maar gebouwd kan worden als men een kavel heeft. Het moet een goed kwaliteitsniveau zijn, anders komt het op de lange termijn niet goed. Dhr. Dieters (PvdA) bedoelde dat ook niet in die zin met prijs-kwaliteitverhouding. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan niet te doelen op prijs-kwaliteit, dat is belangrijk voor de consument – of deze waar krijgt voor zijn geld -, maar op een kwaliteit die voor de consument en het gebied Blauwe Stad en het gebied daaromheen ook van belang is: omgevingskwaliteit. Het niet wenselijk is dat rare vormen van huizen worden gebouwd waardoor het gebied een rare uitstraling krijgt of huizen die kwaad doen aan het milieu of de natuur verstoren. Daar wordt een rigide beleid op gevoerd waarvan men het idee heeft dat het goed in elkaar zit: fatsoenlijke lantarenpalen van degelijke kwaliteit, fatsoenlijke banken, fatsoenlijke bushokjes, goede erfafscheidingen en geen Gammaschuttingen – al zijn die soms natuurlijk best goed. Het kwaliteitsniveau moet op een bepaald peil blijven. Dat geldt ook voor de concurrentie met de dorpen. De Blauwe Stad zou boven het niveau moeten zitten dat in de bestaande dorpen gebouwd wordt. In het contract staat ook dat het aan de bovenkant van de regionale markt gesitueerd zou moeten zijn. De grondprijzen zitten dat ook. Dat heeft de gedeputeerde geverifieerd, want hij was enigszins bevreesd dat het te snel zou gaan met kavels en dat vervolgens commentaar zou komen of die grondprijzen niet te laag waren. Als de tabellen erbij worden gepakt en de tabellen van de grondprijzen in de omgeving, dan voldoet de grondprijs aan datgene wat in het contract – de bovenkant van de markt - staat. Het is wel zo dat als men 1500 woningen gaat bouwen en men verwacht dat de helft uit de omgeving komt, dat wel lucht zal geven op die markt. Daardoor komt de doorstroom goed op gang. Dhr. Postema (directeur Blauwe Stad) gaat allereerst in op de marketing. Afgelopen maandag is het groene licht gekregen voor de marketingcampagne. Deze moet nog opgestart worden. Op 12 mei is ‘plagerig’ een advertentie in de krant geplaatst dat men groter is dan de Ring van Amsterdam of groter dan een groot gedeelte van Groningen, maar dat helpt natuurlijk niet om iedereen hier naartoe te halen. Dit najaar – rond november/december – zal worden begonnen met een mediacampagne, dat zal via de radio, kranten en allerlei bladen zijn beslag krijgen. Aan de andere kant is afgelopen maandag ook het groene licht gegeven om begin volgend jaar een TV-serie naar buiten te brengen waarin op een van de landelijke zenders de ontwikkeling van de Blauwe Stad op een documentaireachtige wijze op de voet gevolgd gaat worden. Daarbij zal met name gestuurd gaan worden op emotie en dat het fantastisch is dat men ooit nog eens een keer die grote stap – die men altijd al had willen maken – ook daadwerkelijk kan maken, zonder dat men daarvoor naar het buitenland moet. In die stijl wil de projectgroep het volgende jaar de rest van Nederland gaan bestoken. In het Noorden is de Blauwe Stad al wel bekend, en dan met name in Groningen. Op bovenstaande wijze wil men de doelgroep van 1,6 miljoen Nederlanders overtuigen om richting het Noorden te trekken.
36
Wat betreft een goede en succesvolle Blauwe Stad is bij kwaliteit inderdaad de eerste klap een daalder waard, men zal zorgvuldig met die kwaliteit om moeten gaan en zeker in het begin de maat moeten zetten en nemen, zodat men later ook weet waaraan men gaat borgen. Op dit moment worden daar nogal wat discussies over gevoerd en dhr. Postema is daar positief over, maar het einde van deze discussies moet nog wel gehaald worden. Bij de loting was het dit voorjaar in eerste instantie de bedoeling om deze in één week plaats te laten vinden. De bedoeling was om dit in juli te doen, maar toen werd men geconfronteerd met een heleboel mensen die aangaven dan op vakantie te zijn. Heel Nederland zou de kans moeten krijgen om aan deze loting mee te doen en dat zou met de gespreide vakanties niet gegarandeerd kunnen worden. Dat was natuurlijk een reëel argument en daarom is heel vroegtijdig kenbaar gemaakt dat niet één week, maar zes weken lang een inschrijfperiode zou worden ingesteld. De mensen die nu zijn uitgeloot krijgen in elk geval nog eenmaal de gelegenheid om op basis van hun positie uit de andere kavels te mogen kiezen. Willen ze dat niet dan zullen vanaf circa 1 oktober op basis van ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’, de kavels in de verkoop gebracht worden. De berichtgeving is de pers hierover – met betrekking tot mensen die in eerste instantie achter het net hadden gevist -, waarbij natuurlijk altijd geprobeerd wordt de emotie te raken, was volgens dhr. Postema ietwat overtrokken. Van de samenwerking tussen de Blauwe Stad en Minerva, waar in fotoboeken de verandering van de omgeving en het gebied in beeld wordt gebracht - en de bijbehorende mensen - zijn tot nu toe drie delen verschenen. Deel 4 verschijnt voor half oktober en er wordt op dit moment gewerkt aan deel 5. Dat deel zal eind volgend jaar verschijnen en zou de laatste zijn. Wel leeft men binnen de organisatie met het idee om over een paar jaar – niet direct aansluitend aan deel 5 – nog eenmaal een boek te maken, waarin een meer ‘voldragener’ Blauwe Stad in zijn omgeving een plek gegeven kan worden. Deze boeken zullen aan iedereen die in de buurt woont aangeboden worden, zodat ze hun omgeving in het hoofd en de boekenkast kunnen houden en aan de andere kant ook beschikbaar zijn voor relaties. Eigenlijk kan iedereen deze boeken bij de Blauwe Stad afhalen. Voorts is met de universiteit een afspraak gemaakt over een sociologisch onderzoek waarin zal worden bestudeerd wat het betekent dat de Blauwe stad daar in dat gebied wordt gebouwd. Met de faculteit van mw. Waslander is een afspraak gemaakt dat door studenten zal worden gevolgd wat nu eigenlijk gebeurt met de mensen, hoe het gebied van die Blauwe Stad eruit zag voor de Blauwe Stad en hoe na die tijd, zodat daar à la Geert Mak een korte beschrijving van een stuk historie kan worden gegeven. De bruggen zijn geplaatst in week 48 van dit jaar, dus wie ze wil bewonderen… 13.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 17.00 uur.
37