Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgeving en Milieu van 3 september 2008 van 09.00 uur tot 14.00 uur in het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA, voorzitter), dhr. J.G. Abbes (CDA), dhr. L.A. Dieters (PvdA), mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), dhr. W. Haasken (VVD), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. F.A.M. Keurentjes (CDA), dhr. H. Miedema (burgercommissielid GroenLinks), dhr. E.J. Luitjens (VVD), mw. I.P.A. Mortiers (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), mw. M.R. Schalij (PvdA), mw. F. Stavast (GroenLinks), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. C. Swagerman (SP), dhr. L.A.M. Stoop (burgercommissielid PvdD), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66). Niet aanwezig: dhr. B.P.A. Blom (SP), dhr. H.T. Hoiting (burgercommissielid PvhN), dhr. H. van der Molen (SP), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Voorts aanwezig: dhr. M.A.E. Calon (gedeputeerde), dhr. P.M. de Bruijne (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), dhr. J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw. J. Bordewijk (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Julia Bordewijk is aangetreden als secretaris van deze commissie. De voorzitter dankt dhr. Berkhout voor de invalbeurt in het afgelopen jaar. Dhr. Swagerman deze vergadering vervangt dhr. Van der Molen. Dhr. Blom zal niet aanwezig zijn. Voorts hebben dhr. Zanen en dhr. Hoiting zich afgemeld. Het werkbezoek aan de Hamdijk is gepland op 10 september. Op 11 september wordt een gebiedsbijeenkomst over het onderwerp georganiseerd. Bij agendapunt 8e staat een brief waarmee de commissie wordt geïnformeerd over de vergaderstukken van het Regionaal College Waddenbeleid, dat in de Statencommissie ter inzage ligt. Het voorstel van de voorzitter is om deze brieven voortaan niet meer op de agenda te zetten, omdat het ontzettend laat aan de orde komt, als het allemaal alweer voorbij is. Het voorstel is om de brieven van het Regionaal College Waddenbeleid voortaan rechtstreeks naar de Statenleden te sturen. Hetzelfde geldt voor de kennisgeving van de vergunningbesluiten van GS. Aldus wordt besloten. Het College heeft de commissie met een brief van 22 juli enkele rapporten toegestuurd van Kollo Sig. Besloten wordt om de brief en de stukken te agenderen voor de volgende commissievergadering in oktober. Indien men het wil bespreken, dient men dit te laten weten, anders komt het als ingekomen stuk aan de orde.
1
Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt voor om het als discussiestuk te agenderen. De voorzitter polst of andere fracties dit ook wensen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat wanneer een fractie een bespreekpunt aanmeldt, het normaal gesproken wordt geagendeerd. De voorzitter wenst de gelegenheid te geven om door te laten dringen dat geen andere fractie het op dit moment wenst. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat de GroenLinks-fractie weet waarover het hier gaat. Het betreft Kollo en ESD. De GroenLinks-fractie wil dit graag bespreken. De voorzitter concludeert dat het als bespreekstuk op de agenda komt. Op 23 september 19.30 uur vindt er een informatieve bijeenkomst plaats van het College over het nieuwe POP. De stichting Terra Mater heeft via ex-Statenlid Klaas Jan Havinga, die voorzitter is van deze stichting, het verzoek gedaan tot het geven van een presentatie in deze commissie over het project Terra Mater, grootse plannen aan de rand van Westerwolde en Veenkoloniën. Besloten wordt om de presentatie te laten houden op dezelfde dag, dinsdag 23 september om 18.00 uur in de Statenzaal. 2. -
Regeling van werkzaamheden voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. -
vaststellen van de agenda
De VVD-fractie heeft gevraagd om het stuk Natuurcompensatie Eemshaven te agenderen. Het wordt opgevoerd als agendapunt 16a. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of het eerder op de agenda kan worden geplaatst, aangezien dhr. Haasken mee moet met de excursie. Er zijn meerdere mensen van de commissie die meegaan met de excursie naar het Lauwersmeer. De voorzitter verklaart dat dit een punt is dat door dhr. Hollenga behandeld wordt. Besloten wordt om het als punt 13a te behandelen. Gedeputeerde Bleker heeft zich afwezig gemeld en zal worden vervangen door dhr. Hollenga. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
De volgende insprekers hebben zich gemeld: de heren Abbas en Mr. Van Rooij inzake de vuilstort aan de Meidoornlaan in Winschoten. Zij zullen gelegenheid tot inspreken krijgen bij agendapunt 10. Dhr. Prins (LTO Noord) heeft zich gemeld om in te spreken bij het toegevoegd agendapunt 13a inzake de natuurcompensatie. 4.
Vaststelling verslagen Statencommissie Omgeving en Milieu van 21 en 26 mei 2008 en 4 juni 2008
Het verslag van 21 mei wordt ongewijzigd vastgesteld. Het verslag van 26 mei wordt ongewijzigd vastgesteld.
2
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt zich met betrekking tot het verslag van 4 juni 2008 af waar de aanvullende informatie blijft betreffende het Reitdiep, het aantal kilometers sloten die gedempt waren. Een en ander staat op blz. 54. De voorzitter merkt op dat er geen toezegging is genoteerd. Dit kan alsnog gebeuren. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat de procedure is dat de gebiedscommissie nu gaat kijken hoe er een nieuwe kaart kan komen op basis waarvan de gemeenten hun bestemmingsplannen kunnen vaststellen, wat neer moet slaan in het POP. Bij het POP 2009 zal dit zeker weer aan de orde komen en komt er ook inzicht in het nieuwe beleid ten aanzien van de sloten in Middag-Humsterland. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) legt uit dat de toezegging gaat over feitelijke informatie van de historie van het dempen van sloten. Dhr. Van der Ploeg vroeg destijds of er wat aanvullende informatie zou kunnen komen, waarop de gedeputeerde bevestigend antwoordde. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) beaamt dit. Hij zal ernaar kijken. De informatie kan worden verzameld en zal toegestuurd worden. De voorzitter vraagt of dit bij het verslag kan worden gevoegd. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) bevestigt dit. De voorzitter verklaart dat inspreekster mw. Tijdens nog een opmerking heeft toegestuurd met betrekking tot het verslag van 4 juni. Zij heeft op blz. 27 niet gesproken over dijken van 10,5 m maar van 4,5 m hoog. Met deze wijziging wordt het verslag van 4 juni 2008 vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1. Kollo De stukken zijn ontvangen. Het punt is geagendeerd voor de oktobervergadering. Toezegging 2. Natuurcompensatie De stukken hebben de commissie bereikt. Het is voor vandaag geagendeerd. Toezegging 3. Natuurbeheer Hierover is nog geen info ontvangen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) legt uit dat deze brief een dezer dagen zal worden toegezonden. 6.
Mededelingen
Dhr. Calon (gedeputeerde) heeft een kleine procedurele mededeling. Op 15 oktober is de commissievergadering Omgeving en Milieu. Daar staat het voorontwerp POP op de agenda. De provincie bespreekt dit op 10 september met de gemeenten. Gemeenten moeten na die datum nog tijd krijgen om schriftelijk te reageren en willen dat ordelijk doen. GS zullen op 30 september reacties van gemeenten en de opvattingen hierover van het College behandelen. Het gaat direct na de GSvergadering uit naar de Staten. Het betekent dat de commissie op 30 september die informatie heeft voor de commissievergadering van 15 oktober. Men zou kunnen zeggen dat dit te kort is, maar als je daar aan toegeeft, betekent dit dat je de gemeenten slechts één of twee dagen de tijd geeft om schriftelijk te reageren. Dat vindt het College niet netjes en heeft daar derhalve een keuze in gemaakt. Dhr. Slager (gedeputeerde) wenst in het kort de voortgang van de situatie met Kollo melden, omdat daar de vorige keer uitgebreid op in is gegaan. Per 1 juli heeft het College de gevraagde rapporten van Kollo ontvangen. In die zin hebben zij aan de verwachtingen voldaan. Op grond van deze rapporten moet het College nu kijken wat een acceptabel geurhinderniveau is. De provincie doet dit met de eigen mensen, maar heeft daar ook externe deskundigheid voor ingehuurd in de vorm van SGS (TNO). Vorige week 27 augustus werd er een bijeenkomst in de Molenberg in Delfzijl
3
georganiseerd, omdat het College ook geïnteresseerd was in de meningen van de omwonenden. Daar waren de Statenleden trouwens voor uitgenodigd. Er waren ook enkele Statenleden aanwezig. Op grond van al deze gegevens moet er een nieuw vergunningentraject worden opgestart als de situatie vergunbaar is. In dat traject komt dan vervolgens weer het geheel van hoorzitting en dergelijke volgens de normale procedure. Op dit moment loopt alles volgens schema. Dhr. Calon (gedeputeerde) verklaart dat er iets fout is gegaan in de provinciale organisatie. Daar kwam men afgelopen maandag achter. De gedeputeerde biedt hier op voorhand zijn excuses aan. Er is voor de vakantie gesproken over de evaluatie van de agrarische bouwblokken. Al vóór de vakantie heeft het College daar een brief over gemaakt aan de Staten met het rapport van invulling van die zaak in Oost. Dat zou vóór de vakantie weggestuurd worden, maar dat is niet gebeurd. Maandag kwam dhr. Calon hier achter en heeft hij ingegrepen. Maandagavond is die brief naar de commissie uitgegaan. De gedeputeerde excuseert zich voor het feit dat dit te laat is. Hij acht dit beschamend. Daar hoort voorts het rapport bij. Het rapport kon men niet per e-mail ontvangen en zal men alsnog ontvangen via de reguliere post. 7.
Rondvraag
Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat de VVD-fractie vanmorgen op de radio hoorde dat de beverratten vaste grond onder de voeten hebben gekregen. Tot op heden berichtte de gedeputeerde altijd dat het ‘Duitse toeristen’ waren die hier een dagje of een weekend aanwezig waren, maar inmiddels blijken het geïmmigreerde Duitse beverratten te zijn. Dhr. Haasken informeert of het College hier meer over kan zeggen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat de ratten niet in het Provinciehuis zijn gesignaleerd. Dat is echter geen maatstaf voor de bestrijding. De muskusrattenbestrijders bestrijden actief ook de beverratten als deze gesignaleerd worden. De provincie zal zich verstaan met de regionale mensen wat op dit moment de stand van zaken is en daar eventueel over rapporteren aan de Staten. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of dat eventueel gebeurt. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft te kennen dat er iets te rapporteren moet zijn. De gedeputeerde informeert of dhr. Haasken het ook wil weten als er niets te rapporteren is. Dhr. Haasken (VVD) wil er gezien de mededeling vanmorgen op de radio wat meer informatie over. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat het College dit na zal gaan en de Staten daarover zal informeren. (opmerking secretaris: later tijdens de vergadering doet de gedeputeerde de volgende mededeling) Dhr. Hollenga (gedeputeerde) merkt op dat bij de rondvraag de kwestie van de beverratten aan de orde werd gesteld door dhr. Haasken. De lengte van de vergadering gaf de gedeputeerde de mogelijkheid om zich er nader over te oriënteren. Dhr. Hollenga had ook toegezegd dat nagegaan zou worden wat de huidige stand van zaken is. Die is als volgt. Ten aanzien van 2007 zijn er 25 beverratten in de provincie gevangen. In dit jaar zijn er tot 1 september 34 exemplaren gevangen. Het geeft datgene aan wat dhr. Haasken heeft genoemd. Het heeft er bij het College toe geleid dat overwogen wordt om op korte termijn een extra beverrattenbestrijder in te zetten voor de rest van dit jaar en waarschijnlijk ook voor 2009. Er moet nog gekeken worden hoe dat financieel uitpakt, maar dat is wel de intentie van het College. Dhr. Swagerman (SP) geeft aan dat hij vorige week in een andere commissie vragen heeft gesteld rondom de huisvesting in Wagenborgen. Gezien de pers de afgelopen week denkt hij dat dhr. De Bruijne ongeveer kan nagaan waar zijn vragen op neer gaan komen. Dhr. Swagerman vraagt of deze huisvestingproblematiek – die bij voorbaat te verwachten viel vanwege de grote arbeiders die deze kant op moesten komen – is meegenomen in het contract toen is besloten tot vestiging van de Nuon-centrale en natuurlijk straks ook de RWE-centrale, want deze kwestie zal zich vaker voordoen. Voorts wenst hij te vernemen of er een stuurgroep is waarbij mogelijk mensen van de provincie, de betrokken gemeenten maar ook de bedrijven actief zijn als het gaat om deze huisvestingplannen.
4
Daarnaast zou dhr. Swagerman graag weten wie exact de aanbesteding doet van de projecten en welke anderen daarbij betrokken zijn. Verder denkt de SP-fractie dat, wanneer er gekeken wordt naar de economische effecten – los van de menselijke, sociale effecten – men veel beter tot sociale spreiding had kunnen overgaan, want dan had je voor de hele provincie wat meer voordeel van deze hele actie gehad. De voorzitter polst of dhr. Swagerman dit niet zegt om zijn mening te geven. Dhr. Swagerman (SP) erkent dat dit ook zijn mening is. Wellicht kan daar nog een reactie op komen, of het College denkt dat dit ook zo zou kunnen zijn geweest. De voorzitter wijst erop dat dit de rondvraag is, bedoeld voor feitelijke vragen, geen mondelinge vragen. Dhr. Swagerman (SP) geeft te kennen dat hij zijn vragen voor de rondvraag één voor één stelt. De SP is uiteraard blij met de voorlichting die heeft plaatsgevonden naar de bewoners toe. Dhr. Swagerman heeft zelf niet de indruk dat de inspraak reglementair zou moeten zijn geweest, maar hij denkt dat, gegeven de impact op de omgeving, het misschien wel handig is als de volgende 1200 geplaatst gaan worden – want het is bekend dat er nog veel meer komen – er ook een inspraakronde komt. Dhr. Swagerman is nieuwsgierig of dat iets is wat het College nu geleerd heeft van deze gang van zaken. De SP heeft een brief ontvangen van de VCP in Scheemda omtrent een oude Oldambtboerderij die wordt afgebroken in het Blauwe Stad-gebied. Zij hebben het verzoek gedaan om dat elders eventueel op te bouwen met allerlei heel nuttige redenen waarom dat goed zou zijn. Nu is het geen punt van de provincie, maar van de gemeenten daar. Er is echter wel een gemeenschappelijke regeling waar de provincie iets mee te maken heeft. Het gaat dhr. Swagerman in dit geval om het bestuurlijke verhaal, dat het DB heeft besloten dat er geen geld is. De vraag die de VCP daarbij stelt – en die stelt dhr. Swagerman ook – is of dat niet ook iets zou moeten zijn waar het algemeen bestuur over zou gaan, omdat die mogelijk wel middelen zou weten te vinden om het wel te kunnen bekostigen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) acht het goed om achtergrondinformatie te geven over hoe dit is ontstaan en wat de rol van de provincie is. Bij de gesprekken die geweest zijn, primair met de gemeente Eemsmond over de vestiging van de centrales in de Eemshaven, is door de gemeente Eemsmond eigenlijk al in een zeer vroeg stadium aan de orde gesteld welke gevolgen de bouw zal hebben voor het tijdelijk verblijf van degenen die de centrales gaan bouwen. Vervolgens heeft de gemeente Eemsmond in het verband van de Eemsmonddelta ook de andere gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum gevraagd om hierin mee te denken. Vervolgens is ook de provincie gevraagd om daarin mee te denken. Toen is de stuurgroep Energy Village ontstaan. Die is begin dit jaar begonnen. De stuurgroep Energy Village wordt ondersteund door adviesbureau Oranjewoud en er is gericht gesproken, primair met Nuon en in tweede instantie ook met RWE, die daar bij is gekomen, over wat hier precies gaat gebeuren en wat het betekent voor de regio en hoe dit het beste kan worden opgevangen. In die gesprekken is natuurlijk aangegeven wat men mag verwachten. Wat te verwachten is, is dat enkele duizenden tijdelijke werknemers in dit gebied gehuisvest zullen moeten worden en dat daar een soort curve in is. Het begint met enkele honderden en het loopt bij Nuon op enig moment op tot ongeveer een niveau van 1200-1600 en dan zakt het weer af. Daar zijn ook verschillende functies in. In de stuurgroep Energy Village is met Nuon en RWE gesproken over een programma van eisen waarvan de overheden vinden – primair de gemeente, maar de provincie heeft zich daarbij aangesloten – dat die tijdelijke huisvesting aan moet voldoen. Daarbij is er vooral aangedrongen op een zo goed mogelijke kwaliteit, teneinde zo min mogelijk overlast in het gebied te veroorzaken. Er is vooral ook aandacht geweest – en die is er nog – in de stuurgroep Energy Village voor de effecten die een dergelijke instroom zou kunnen hebben op de particuliere markt. Wat men in geen geval wenst, is dat er uitwassen gaan ontstaan door een boerenschuur met caravans die dan ineens bewoond kunnen worden door mensen, of welke andere zaken men maar kan bedenken. Met andere woorden: het is ook zaak om de particuliere markt voor tijdelijke huisvesting zo goed mogelijk te reguleren. In dat kader hebben de gemeenten een soort kamerverhuurverordening vastgesteld die in de maand september in de gemeenteraad aan de orde komt, waarin richtlijnen worden gesteld waar het verhuur van kamers of het verlenen van pensionfaciliteiten minimaal aan moet voldoen. Nuon heeft – de gedeputeerde beperkt zich in zijn beantwoording tot Nuon, want daar gaat op dit moment de situatie Wagenborgen om – in het overleg
5
met de stuurgroep Energy Village aangegeven dat zij aan het programma van eisen zoals dat is voorgelegd, wil voldoen, althans, dat ernstig wil proberen. Het betekent wel dat er een zekere massa, een zeker volume nodig is om aan die eisen te kunnen voldoen. Vervolgens hebben de gemeenten in overleg met de provincie gekeken naar welke locaties wenselijk zouden zijn voor een werknemershotel, een vrij grootschalige voorziening voor tijdelijke huisvesting. Drie locaties zijn uiteindelijk na een soort groslijst en het beoordelen van de locaties uit gekomen. De gemeenten hebben die drie locaties ook met betrokken dorpscommissies of wijkraden of in elk geval met betrokken bewonerskader besproken. Door de gemeente is ook bekendgemaakt – daar zijn ook de gemeenteraden van op de hoogte – dat die locaties in beeld waren voor een grootschalige huisvesting. Een van die drie locaties was Wagenborgen. De dorpsvereniging Wagenborgen wist ook voordat uiteindelijk bleek dat dit de primaire locatie voor Nuon zou worden, van deze ontwikkeling. De grootschalige huisvesting door Nuon is Europees aanbesteed, het is een groot project. Het is met een tender gebeurd, het is gepubliceerd op de website van Nuon. Die tender liep eind juni af. Uiteindelijk heeft Nuon als gerede contractpartij de combinatie Van der Wiel/Van der Valk aangewezen als degenen met wie ze verder willen gaan om deze locatie te ontwikkelen. De aanbesteding is uiteraard gedaan door het bedrijf dat de centrale gaat bouwen. De stukken daarvoor zijn mede gebaseerd op het programma van eisen dat door de stuurgroep Energy Village is vastgesteld. De vraag ten aanzien van provinciale spreiding. Het College heeft eind juni een brief doen uitgaan naar alle Groninger gemeenten waarin is aangegeven dat deze ontwikkeling in de Eemshaven gaat plaatsvinden en dat het denkbaar is dat ook buiten de directe Eemsdeltagemeente er ontwikkelingen komen op de particuliere markt van tijdelijke huisvesting en de gemeenten aanbevolen om daar rekening mee te houden en verwezen naar de projectgroep Energy Village, waar stukken verkrijgbaar zijn over de verordening zoals die in de Eemsdeltagemeente wordt vastgesteld. Het College heeft de gemeenten aanbevolen om daar serieus naar te kijken en er rekening mee te houden dat je beter vooraf in de sfeer van de verordening het beleid kunt reguleren ten aanzien van tijdelijke huisvesting dan dat je moet optreden of moet proberen te handhaven in situaties die je niet van tevoren goed hebt afgedekt in je APV of in een kamerverhuurverordening. Dhr. Swagerman (SP) verklaart nog een notitie te hebben staan over het feit dat er blijkbaar al vroegtijdig is geanticipeerd op deze gebeurtenis door het College, omdat er in het voorontwerp POP een aanwijzing is opgenomen dat er in de provincie de mogelijkheid moet bestaan tot huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten. Het is een groot beeld met een heleboel losse thema’s. Dat lijkt, zo vermoedt dhr. Swagerman, tot een heleboel verwarring en onoverzichtelijkheid. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vindt dat men er geen onduidelijkheid over moet laten bestaan dat de keuzen die gemaakt zijn in de stuurgroep Energy Village, de aanwijzing van locaties voor grootschalige huisvesting, die dan ook moet voldoen aan een behoorlijk stevig programma van eisen, individuele slaapkamers, 12 vierkante meter per persoon, recreatieve voorzieningen, sportvoorzieningen, etc… Het is een behoorlijk pakket waar de bedrijven aan moeten voldoen. Het is met volledige instemming, ook van het provinciaal bestuur, dat deze weg is gekozen. Het is daarbij overigens aan de gemeenten – in dit geval van Wagenborgen primair aan de gemeente Delfzijl – om de inspraak en het contact met de bevolking en het draagvlak en de informatievoorziening ter plekke te regelen. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat dit laatste ook een antwoord is op de vraag van dhr. Swagerman over het AB. De GR waar dhr. Swagerman het over heeft, is de GR van de drie gemeenten Scheemda, Winschoten, Reiderland. Daar zit de provincie niet in en heeft daar niets mee te maken. Het is een taak van de gemeenten. Dus de vraag of het AB erover zou moeten gaan van die GR, daar heeft dhr. Calon geen oordeel over. Het is hun zaak. De voorzitter sluit het agendapunt af. 8. a. b. c.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 27 mei 2008, nr. 2008-24.283 betreffende monitoringsverslag bodemsanering 2007 - bestuurlijk Brief van GS van 3 juni 2008, nr. 2008-29.274 betreffende voortgang uitwerking Derde Weg, Watervisie Lauwersmeer. Brief van GS van 27 mei 2008, nr. 2008-24.835 betreffende zout naar smaak - Gebiedsspecifiek bodembeleid voor brakke en zoute gebieden in de provincie Groningen
6
d. e. f. g. h. i.
Brief van GS van 10 juni 2008, nr. 2008-31.628 betreffende provinciale bijdrage steunstee Ganzedijk Brief van GS van 10 juni 2008, nr. 2008-29.303 betreffende RCW vergadering 9 juni 2008 Brief van GS van 24 juni 2008, nr. 2008-35.471 betreffende Startnotitie Inrichtingsplan Reitdiepdal Brief van GS van 24 juni 2008, nr. 2008-35.371 betreffende beantwoording van de brief van de heer Gerrits uit Leens Brief van GS van 24 juni 2008, nr. 2008-35.315 betreffende principe-uitspraak inzake de realisering van een multifunctioneel centrum in de Grootegastermolenpolder nabij Lutjegast Brief van GS~van 25 juni 2008, nr. 2008-28.531 betreffende VROM - Onderzoek naar uitvoering validatie verslagen in kader van Besluit milieuverslaglegging MVJ en Emissies.
Dhr. Dieters (PvdA) heeft een vraag met betrekking tot brief 8a. Te zien was dat de saneringen achterlopen op de planning en dat het allemaal betaald moet worden uit het WBB-budget. Hij vraagt of de vertraging geen consequenties heeft voor het budget. Dhr. Slager (gedeputeerde) stelt dat dit volgens hem niet het geval is. Mw. Mortiers (PvdA) wenst een vraag te stellen aan de gedeputeerde met betrekking tot 8f. Zoals bekend vindt de PvdA-fractie dit gebied uiterst waardevol en cultuurhistorisch van het grootste belang, getuige de gestelde vragen over het dichtgooien van die oude meanders, ook van een oude meander vlakbij Winsum. De werkgroep Landschap is ook in het gebied geweest. Men trof er, vooral rond Witzinge, een groot enthousiasme bij de bewoners. Juist die bewoners – zo is te lezen in de startnotitie op blz. 21 – zijn bij het een en ander nog niet uitvoerig of helemaal niet betrokken. Dit baart de PvdA-fractie een beetje zorgen. Zij wil graag aan de gedeputeerde vragen om daar toch op een of andere manier in de gekozen structuur ruimte voor te maken. Er zitten ook een heleboel organisaties die zich bezighouden met de geschiedenis van het gebied, die veelvuldig met de handen wapperen en er dus wel wat aan doen. Wat de PvdA in de startnotitie enigszins verontrust, is dat in het noorden van het gebied een aantal agrariërs de ‘kont tegen de krib gooit’. Mw. Mortiers vraagt de gedeputeerde hoe hij die houding taxeert. Wat wil de gedeputeerde er aan doen om te verhinderen dat hier één sector, misschien een paar boeren, de gebiedsontwikkeling obstrueren, hetgeen uiteindelijk niet alleen nadelig is voor de andere economische sectoren – er is in dit gebied ook veel initiatief – maar uiteindelijk ook voor de boeren zelf. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) gaat allereerst in op de betrokkenheid van de bewoners. Het is ook aan de orde gekomen tijdens de installatie gebiedscommissie. Toen is er nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Dhr. Hollenga heeft na de zomer overleg gehad met de secretaris en op de agenda voor de eerstvolgende gebiedscommissie die binnenkort gehouden wordt, staat als apart punt communicatie met de omgeving, omdat men dit heel belangrijk vindt. Dat blijkt ook wel uit de reacties die er al zijn geweest. Daarnaast moet er worden gestreefd naar een integraal project. Tot nu toe heeft vooral Het Groninger Landschap daar veel goede dingen gedaan. Die is daar ook de grootste grondbezitter. Nu moet het worden verbreed, om ook de andere enthousiast bewoners en vrijwilligers erbij te betrekken om het zo integraal mogelijk te kunnen oppakken. Ten aanzien van het noordelijk gedeelte bij Winsum is terecht enige zorg. De ruilverkaveling Aduard-Sauwerd heeft plaatsgevonden. In het kader van die ruilverkaveling is er een hele verkaveling geweest, het gebied werd ingericht. Gedurende die ruilverkaveling is gekeken wat er mogelijk is ten aanzien van verwerving voor het realiseren van de EHS-doelen in dit gebied. Dat is onvoldoende tot zijn recht gekomen. Het heeft ermee te maken dat daar enkele jonge ondernemers zitten, grote bedrijven, die gewoon ‘voor de markt gaan’ en geen behoefte hadden om mee te doen aan verbreding of bedrijven af te staan. Het College heeft wel besloten om daar niet op te wachten. In het zuidelijk gedeelte – want het College wil gaan inrichten – is een groot oppervlak verworven en kan tot inrichting worden overgegaan. Dat wil niet zeggen dat in het noordelijk gedeelte niets zal worden gedaan. Op het moment dat er weer een kans is om het gesprek aan te gaan – dhr. Hollenga zal er zich zelf ook hard voor maken om met die ondernemers nog eens het gesprek aan te gaan om met hen te kijken wat voor positie zijn naar de toekomst toe willen innemen als het gaat om de ontwikkelingen die de provincie daar voor ogen heeft. Dhr. Miedema (GroenLinks) wenst een aanvullende vraag te stellen. In het gebied van het Reitdiep en de Koningslaagte speelt ook de aanleg van de nieuwe weg naar Winsum vanuit de Stad naar Noordwest-Groningen. Dhr. Miedema informeert in hoeverre de gebiedsinrichting in strijd is met de
7
aanleg van die nieuwe weg. Het heeft invloed op elkaar. In hoeverre wordt daar rekening mee gehouden? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat in de startnotitie te lezen is dat het in elk geval aansluit bij de voorstellen ten aanzien van de nieuwe weg. De nieuwe weg is geprojecteerd – althans de voorkeursvariant – om de EHS heen. Aanvankelijk was dat anders bedoeld. Bij de presentatie van het voorkeurstracé is ook aangegeven dat er gekeken gaat worden naar de oude weg. Dat zal leiden tot minder gebruik van de oude weg. Daarmee kan men in dat gedeelte van de Koningslaagte komen tot enige natuurverbetering en herstel. In dat opzicht ziet de gedeputeerde pluspunten in het geheel. De voorzitter sluit het agendapunt af. De ingekomen stukken worden voor kennisgeving aangenomen. Bespreekpunten 9.
Programmabegroting 2009, voordracht 2008-022
Dhr. Keurentjes (CDA) verklaart dat het CDA schriftelijke vragen heeft gesteld. Die zijn afdoende beantwoord. Dhr. Keurentjes dankt het College hiervoor. Inhoudelijke opmerkingen zal het CDA in de Statenvergadering brengen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat D66 eerder heeft aangegeven dat zij een groot voorstander is van grensvervaging als het gaat over de grens met Duitsland. Die term heeft inmiddels ook zijn weg naar het Collegeprogramma gevonden. Er staat iets in de Begroting over NOA, er staat iets over het afstemmen van bestemmingsplannen, er is een kleine hoeveelheid geldt voor beschikbaar. Dhr. De Vey Mestdagh informeert of hij ergens in de Begroting nog geld kan vinden dat die grensvervaging – in aanjagende zin, denktanks, misschien projectondersteuning – verder stimuleert. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat er geen geld voor grensvervaging in de Begroting is te vinden. Er is echter enige nuance. De Begroting is – zoals oud-Statenlid Jaspers in de Staten wel eens zei – niet meer dan een technische en administratieve uitwerking van wat de Staten bij de Voorjaarsnota hebben besloten. Er zitten een paar wijzigingen in. De gedeputeerde kan deze duiden, maar die kan men zelf ook lezen. Vanmiddag komt men er misschien in de commissie Bestuur en Financiën op. Als het gaat over afstemming van bestemmingsplannen, is daarvoor een reguliere commissie, de subcommissie Noord. Dat is een Nederlands/Duitse commissie. Daar worden zowel van de Duitse kant als van Nederlandse kant alle plannen die er zijn op elkaar afgestemd, dus ook dit omgevingsplan. Op gemeentelijk niveau werken die gemeenten daarin – het gaat wel via één gemeente, die overigens niet vaak aanwezig is – ook over de coördinatie. Het punt van de NOA hoort thuis in de commissie Economie en Mobiliteit. Er is ook al veel over gezegd. Het ligt dus heel genuanceerd. Er is geen extra geld beschikbaar, maar er is ook geen aanleiding voor om dat te doen. Mw. Schalij (PvdA) geeft aan dat de punten die voor de PvdA belangrijk waren, betreffende de isolatie van huur- en koopwoningen en de krimp in Oost-Groningen, terug te vinden zijn in de Begroting. Mw. Schalij neemt aan dat dhr. Moorlag daar wat uitgebreider op terugkomt. Er was nog een andere zaak die de PvdA bij de Voorjaarsnota aan de orde stelde. Dat betreft het budget voor landschap. De PvdA heeft moeite om daarin terug te vinden wat nu precies uitgegeven kan worden en wordt aan het generieke landschap. Waar is dit terug te vinden? Wat er nu staat, ook in de Meerjarenbegroting, is wat hoger dan in de afgelopen jaren, maar de PvdA vindt nog altijd dat in verhouding met andere onderdelen van dat onderdeel, het generieke landschap – waar natuurlijk ook natuurbeheer in zit buiten de EHS – er bekaaid afkomt. Te verwachten is dat in de discussie van het POP, gezien ook het voorontwerp Omgevingsplan, het onderwerp landschap en met name ook cultuurhistorie wat breder aangezet kan worden. Voor de PvdA-fractie is het wel duidelijk dat zij blijft kijken naar meer middelen voor dit onderwerp en dat dit zou kunnen uit een herschikking binnen het Programma Beheer, waarvan men nu ook afwacht hoe dat er uit gaat zien, of anderszins door een andere herschikking van middelen, want de PvdA begrijpt dat het daar op aan komt. Dhr. Calon (gedeputeerde) vindt het goed dat dit goed wordt gedaan. Er is een stevig debat over geweest. Dhr. Van der Ploeg was degene die behoorlijk in de aanval was. Dhr. Calon herinnert zich
8
dat goed, omdat het een stevig debat was. Het is ook niet zomaar even weggewuifd. Het resultaat van dat debat in de Staten was, dat een meerderheid van de Staten op dat moment niet vond dat er meer geld beschikbaar gesteld moest worden voor landschap. Dat is dan ook als zodanig in de Begroting verwerkt. Men kan natuurlijk op elk moment van de dag zeggen dat het anders moet, maar het College houdt wel een consistent beleid. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) merkt op dat de commissie bij agendapunt 16 een kort overzicht heeft gevonden van de terug- en vooruitblik van het Programma Landelijk Beheer. Daarin is onder andere aangegeven dat van die € 4 miljoen er € 1 miljoen is besteed. In 2008 zal ingezet worden op investeringsimpulsen in houtwallen. In de loop van 2008 – de tweede helft van dit jaar – komt er een aparte doorkijk om te signaleren of de beschikbare middelen toereikend zijn voor de projecten die in ontwikkeling zijn. Dan krijgen de Staten een beeld van hoe men er op dat moment voor staat, wat de komende jaren in de pijplijn zit en wat ook waargemaakt kan worden. Daar zal ook bij aangegeven worden welke financiële middelen daarvoor beschikbaar zijn en of die toereikend zijn. Mw. Schalij (PvdA) vraagt wanneer de Staten deze doorkijk kunnen verwachten. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verwacht dat deze ongeveer in november beschikbaar is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt, in reactie op wat dhr. Calon aangaf, dat de Staten inderdaad voorstellen – amendementen – hebben ingediend met een bedrag waaruit je volgens de gedeputeerde kunt afleiden dat Provinciale Staten niet extra geld willen genereren voor het landschap, maar dhr. Van der Ploeg vindt dit wat ver gaan. De Staten vonden dat concrete voorstel te ver gaan. Dhr. Calon (gedeputeerde) bevestigt dit en stelt dat zijn nuance daar betrekking op had. Er werd een voorstel ingediend – en dhr. Calon herinnert het zich nog goed, want het was niet zomaar een ‘losse flodder’, maar een goed doordacht voorstel. Het resultaat van het debat was dat op dat moment de Staten het voorstel van GroenLinks niet hebben gevolgd. Het College heeft gewoon het Statenbesluit in de Begroting geïmplementeerd. Dat neemt niet weg dat de Staten op elk moment van de dag kunnen besluiten dat het anders moet. Het College voert simpelweg Statenbesluiten uit. De voorzitter verklaart dat men zal zien of en op welke wijze dit terug zal komen in de plenaire vergadering. De tweede termijn zal in de plenaire vergadering plaatsvinden. Het stuk zal als A-stuk worden doorgeleid. 10.
Brief van GS van 15 april 2008, nr. 2008-19.212 betreffende rapportage van TNO over het bloedonderzoek uitgevoerd in het kader van de voormalige stortplaats Meidoornlaan te Winschoten. Brief van de Stichting Meidoornlaan Winschoten van 29 mei 2008 betreffende verzoek om in te mogen spreken. Brief van GS van 7 juli 2008, nr. 2008-39.091 betreffende voormalige stortplaats Meidoornlaan te Winschoten.
De voorzitter geeft aan dat dit punt is geagendeerd op verzoek van de fractie van GroenLinks. Iedereen heeft de toelichting ontvangen die GroenLinks op dit punt heeft toegezonden. Een van de belangrijke redenen om het punt te agenderen was insprekers de gelegenheid te geven het woord te voeren. De voorzitter geeft het woord aan dhr. Abbas, wiens betoog hier integraal wordt weergegeven. Dhr. Abbas: “Goedemorgen allemaal. ‘Wees gerust, er vallen nu nog geen doden!’, aldus het waterschap. Naar aanleiding van de geplande sanering/beheersing van de vuilstort aan de Meidoornlaan hebben we gemeend u nader te moeten informeren over de gang van zaken die het gevolg zijn, door provincie en gemeenten, en vooral het feit dat de bewoners hierin geen enkele rol gespeeld hebben en met deze saneringsvariant opgescheept zitten. Op het internet hebben we een brief onderschept die als voorinfomatie aan u is verstrekt. Hierin staan punten die op zijn minst opmerkelijk zijn. In 1991 is er een saneringsonderzoek geweest van de voormalige stortplaats. Er zijn toen een aantal saneringsvarianten onderzocht. De saneringskosten werden te hoog bevonden en er is geen uitvoering gegeven aan de adviezen in dit saneringsonderzoek. De provincie was van mening het hele project in
9
de ijskast te moeten zetten. Hiervan waren de bewoners en zeker niet de huidige bewoners op de hoogte. Naar onze mening, gelezen de stukken uit het gemeentearchief, is dit bewust gedaan om de voormalige stortplaats te laten verjaren, zodat de provincie niet meer aansprakelijk gesteld kon worden, de verantwoording verschoven werd richting gemeente, waardoor voor de provincie de hoge saneringskosten werden vermeden. In de infobrief van de Meidoornlaan van de provincie aan de GS-fracties gericht, staat vermeld dat er geen ontevredenheid is geuit door de bewoners tussen 1991 en 2006. Dit lijkt ons logisch, omdat de meeste huidige bewoners/eigenaren niets wisten van de voormalige stortplaats aan de Meidoornlaan. Zelfs via het kadaster dan wel taxatierapporten of hypotheekakten was hierover niets bekend. Het was zelfs zo dat het bestemmingsplan aangegeven stond als groenvoorziening in plaats van vuilstort. De gezamenlijke onrust ontstond een maand na de eerste bewonersbijeenkomst. Toen is een mail verstuurd naar de toenmalige commissaris van de koningin, dhr. Alders, en daaruit voortvloeiende de gesprekken met gedeputeerde Bleker. Deze droeg echter kort nadien zijn portefeuille over aan dhr. Slager, die zich het dossier vuilstort Meidoornlaan eerst eigen moest maken, waardoor er waarschijnlijk onjuiste persuitingen door hem naar buiten werden gebracht. Zo werd door hem vermeld dat de vuilstort alleen bestond uit huishoudelijk afval. Dit is een fout antwoord, omdat bij bestudering van de stukken de gedeputeerde wel weet, dat het een stort is met veel chemisch en bedrijfsafval. Daarom de vraag hoe de gedeputeerde dit destijds heeft kunnen zeggen en of hij nu weet dat het om een zeer gevaarlijk chemisch afval gaat, wat al enkele jaren uitloopt op open water, onder goedkeuring van provincie, gemeente en waterschap. Ook heeft de gedeputeerde in het tv-programma van SBS6 gezegd dat het de eigen schuld van de bewoners is dat ze op de Meidoornlaan zijn gaan wonen, want men had kunnen weten dat er een stortplaats in een tuin lag. Zoals al eerder vermeld, stond dat nergens vermeld. De plannen zijn dat er een saneringsvariant wordt uitgevoerd, die niet voldoet aan de wensen van de aangrenzende bewoners/eigenaars van de Meidoornlaan. De bewoners zijn in het verleden wel bij de uitwerking van de saneringsvarianten betrokken, echter in de eindconclusie is aan hun opmerkingen geen gehoor gegeven. De gemeente heeft geen rekening gehouden met de wensen van de bewoners en hebben alleen gekozen voor de minimaalste milieutechnische variant en vooral: het was de goedkoopste variant. Het was dus de keus voor het geld en niet voor de kwaliteit. Het is vooral een eeuwigdurende, jaarlijks terugkomende kostenverslindende oplossing. Ook zouden er volgens het ingesteld gezondheidsonderzoek geen risico’s zijn voor de volksgezondheid. Wel moest op aandrang van provincie en gemeente overhaast een gezin verhuizen, omdat uit het TNO-onderzoek was gebleken dat er verhogingen werden aangetroffen, welke betrekking zouden hebben op de ftalaten in de tuin rondom hun woning. In een aansluitend gesprek tussen de toenmalig projectleider professor *Sauwer en de ouders van de kinderen aan de Meidoornlaan heeft professor *Sauwer aangegeven dat hij niet uit kan sluiten dat de afwijkingen bij de kinderen niet van de vuilstort komen. In de bewonersbijeenkomst evaluatie gezondheidsonderzoek draaide professor *Sauwer het hele verhaal om en kon het er niet van komen. Een hoogst verwonderlijke draai die bij de bewoners een enorme onrust teweeggebracht heeft. Onlangs is er op 18 augustus 2008 een saneringsoverleg voormalige stortplaats Meidoornlaan geweest. Een beknopt verslag is in het overzicht bijgevoegd. Hierin werd gesproken dat er voor de uitvoering van de sanering van de vuilstort nog geen enkele vergunning is afgegeven. Ons inziens is dit een foute volgorde. Eerst de vergunningen en dan de uitvoering. Ook was er tijdens deze bijeenkomst een voor ons onafhankelijk Winschoter makelaar aanwezig. Die beaamde dat de huizen van de bewoners inderdaad een zeer grote waardevermindering hebben ondergaan sinds er wordt gerept over een vuilstort. In september 2008 zou er daadwerkelijk een begin worden gemaakt met de sanering van de Meidoornlaan. Dit werd afgesproken met de toenmalig milieugedeputeerde dhr. Bleker. Dat is destijds de reden geweest voor het terugbrengen van de beschikking van vier naar twee jaar inzake de saneringsaanvang. Dit houdt letterlijk in: op die datum de schop in de grond. De gemeente is momenteel met de voorbereiding bezig en moet alle benodigde vergunningen nog aanvragen. Het kan nog lange tijd duren voor die zijn afgegeven en er echt begonnen zal worden met de sanering. Gezien het feit dat de bewoners in allerlei bezwaarschriften en beroepsprocedures zijn verwikkeld, kunnen ze geen toestemming geven om hun percelen te betreden. Dat zou de rechtsgang in het geding brengen, een extra belemmering voor een snelle oplossing van het probleem. Als al vermeld in het eerder verslag is het niet zo dat de bewoners geen medewerking willen verlenen, nee, ze willen geen medewerking verlenen aan een slechtere oplossing dan de huidige bestaande situatie. Die slechtere oplossing ligt nu voor met
10
saneringsvariant 2. Zo de plannen liggen, gaan er een leidingssysteem in de tuinen geplaatst worden met 51 filters en meerdere pompputten, waarbij de vervuilde grond naar een te bouwen zuivering wordt afgevoerd. Dit betekent dat ook het vervuilde grondwater van de vuilstort naar de tuinen van de bewoners wordt getrokken en dan daar wordt afgevoerd. In plaats dat men de percelen ontlast, worden deze extra belast met vervuild uitlopend grondwater vanuit de vuilstort. Dit zijn de feiten waarom de bewoners met deze variant niet tevreden zijn. Om verdere uitloging van de vuilstort richting de Meidoornlaan tegen te gaan, zullen er damwanden geslagen moeten worden en de tuinen moeten vanaf de weg 37 meter worden afgegraven en opgeschoond, zoals een raadsbesluit uit het verleden aangeeft. Het lijkt ons in ieders belang een betere oplossing te vinden voor de bewoners en gemeente. Wanneer deze laatste meer communicatief zou zijn en de trots opzij zou zetten, was een oplossing dicht bij. Op deze wijze zijn vertragingen en rechtzaken te voorkomen. De gemeenteraad heeft in november onder druk van de provincie moeten stemmen over saneringsvariant 2, omdat anders de deadline van september niet gehaald zou worden. De bewoners hebben via de gedeputeerde om uitstel gevraagd omdat er ontwikkelingen waren een betere oplossing te creëren voor de bewoners. Wederom werden de bewoners afgescheept. Zelfs de burgemeester heeft minister Cramer foutief ingelicht door te zeggen dat de besluitvorming al in een ver gevorderd stadium was en ook de minister niets meer zou kunnen doen. De veensloot gelegen aan de zuidwestkant van de stort is al jaren vervuild met klasse IV slib. Dit wordt door het waterschap jaarlijks gesaneerd of in elk geval wordt er slib op de kant gegooid. Hier zitten echt kankerverwekkende stoffen in. Er is de laatste keer aangifte gedaan via de milieupolitie en hierin kwam naar voren dat het uitkomende slib afgevoerd moest worden. In de bewonersbijeenkomst gaf het waterschap toe dat de vervuiling inderdaad afkomstig is van de stort en er uitloging plaatsvindt middels hun afwateringssloot. Er is nooit een vergunning aangevraagd voor lozing op het oppervlaktewater. Er vindt al meer dan twintig jaar verplaatsing van watervervuiling plaats via het oppervlaktewater van de veensloot. Ons inziens is dat het illegaal plegen van een jarenlange milieuvervuiling. Het waterschap gaf aan dat er een verzoek naar de gemeente is uitgegaan om zo spoedig mogelijk met de sanering van de veensloot te beginnen, omdat het een ongecontroleerde vervuiling uit de stort betreft. Terloops deed de woordvoerder van het waterschap de volgende opmerking: ‘Wees gerust, er vallen nog geen doden!’ Ik wil u zeggen dat als u dat hoort – ‘nog geen doden’ – je je inderdaad zorgen gaat maken. Ik weet nog heel goed dat er gezegd is: de onrust onder bewoners zou dan weggenomen worden. Wij willen besluiten met de opmerking dat de bewoners van de Meidoornlaan niet de dupe willen gaan worden van procedures met/tussen of van gemeente, provincie of waterschap, waardoor gezondheidsrisico’s nog verder verhoogd worden. Wij willen veilig en vooral gezond leven en wonen en niet overgeleverd worden aan het ons inziens slecht gevoerde beleid, nu en voorheen, van bovenvermelde instanties. Wij, als eigenaar/bewoners, zijn nu al genoeg gedupeerd, ook zonder sanering. Dank u wel.” De voorzitter geeft het woord aan dhr. Van Rooij, wiens betoog hier integraal wordt weergegeven. Dhr. Van Rooij: “Meneer de voorzitter, de fout die gemaakt is en het juridische moeras waarin de provincie, maar ook de gemeente en het waterschap in weg zullen zakken als er niet in overleg goede oplossingen gevonden worden. Het is begonnen in 1954, toen is men daar zand gaan winnen. Van 1954-1972 heeft men het volgestort. Men heeft het verder volgestort dan volgens de notariële akte mocht. Men heeft ook binnen de grenzen van 37,5 meter die vrij moesten blijven voor de woningen vuilnis en gevaarlijk afval gestort in strijd met die notarisakte. Toen is het traject begonnen dat men Nederland schoon wilde maken. Toen is de interim-wet bodemsanering ontstaan, toen zijn er gelden ter beschikking gekomen. De meest vervuilde locaties zijn onderzocht, zo ook de Meidoornlaan. Dat heeft geleid tot oriënterende onderzoeken en nadere onderzoeken en een saneringsonderzoek in 1991. Op grond van het saneringsonderzoek was het zeer ernstig verontreinigd met allerlei verschillende stoffen, waaronder ook paks en andere kankerverwekkende stoffen die een zeer groot risico hebben voor de woon- en leefomgeving. Daar was het plan helder en duidelijk: men moest gewoon multifunctioneel saneren. Daar had men toen ook het geld voor ter beschikking gekregen van de overheid, maar dat is kennelijk ergens anders voor gebruikt. Toen is er geen saneringsplan opgesteld. Toen lag de aansprakelijkheid, de verjaring, nog gewoon bij de vervuiler. Toen is er een heel traject begonnen om de vervuiler daarvan te vrijwaren. Het meest ernstige traject is als je een oude stortplaats hebt, dan heb je een
11
milieuvergunningplichtig bedrijf. Een milieuvergunningplichtig bedrijf is dat je het moet onderhouden en zorgen dat er een ringsloot rond komt, dat het perculaatwater wordt opgevangen, dat het perculaatwater wordt gezuiverd via de zuiveringsinstallaties, dus daar is een milieu- en een WVO-vergunning nodig. Dat is toen niet gedaan. Men heeft het in strijd met het streekplan omgetoverd tot bos. Dat had nooit gemogen. Dat is een eerste juridische punt: we kunnen gewoon weer een verzoek doen om herziening van het bestemmingsplan, zodat het weer oude stortplaats wordt. Ik denk dat dat ook nodig is, gezien de gegevens die we recent hebben, want er zijn resultaten binnen vanuit het waterschap dat het water in de sloot, maar ook het slib, klasse 4 specie is en dat het vol kankerverwekkende stoffen zit, tot de meest ernstige concentratie, en dat dat uit de vuilstort komt. Dus men zal gewoon terug moeten naar een milieuvergunning voor die oude stortplaats. Men zal terug moeten naar een WVo-vergunning, het perculaatwater zal opgevangen moeten worden en gezuiverd moeten worden. Ik vraag mij eerlijkheidshalve af – men wist dit al vanaf 1991 – hoe men dit allemaal heeft kunnen verzwijgen en stil kunnen houden tot op de dag van vandaag. Want vergist u zich niet: al die tijd hebben daar mensen in vertoeft, er hebben kinderen in kunnen spelen. De effecten van die stoffen zijn desastreus binnen nu en veertig jaar. Het gaat om de zwaarste klasse kankerverwekkende stoffen. Dat moeras aan procedures kan daar al beginnen. Vervolgens is men daar niet mee verder gegaan en heeft men een nieuw saneringsplan gemaakt, wat volgens mij nog erger is dan wanneer je niets doet, want dan trek je al het vuil naar de huizen toe en dan ga je het vervolgens weer lozen. Dan blijft dat een continue stroom geven van de vergiftiging richting de huizen. Er is gevraagd, om dat te bevorderen, om nu wat metingen te doen. Vorige week of twee weken geleden zijn we daarvoor in het gemeentehuis geweest. Daar wil men kijken of dat men in die tuinen niet tot een halve meter, maar tot twee meter kan afgraven. Dat kan niet, want als je daarvoor toestemming geeft, lig je juridisch plat, om het zomaar te zeggen, want dan geef je toestemming dat men akkoord gaat met deze vorm van saneren. Toen hebben we gezegd dat dit ook niet kan, omdat het onder de twee meter ook nog zwaar vergiftigd is. Dat zou schoon moeten blijven, volgens de notarisakte. Is de grond onder de twee meter dan niet meer het eigendom van de huiseigenaren, neemt de gemeente dat eigendom over? Nee, nee, dat blijft van de huiseigenaren. Ik kan u vertellen dat er onder de twee meter nog zoveel verontreiniging zit, dat het meer in de min zit dan wat er boven aan huis in de plus op staat, dus de WOZ-belastingen heb ik geadviseerd om die op nul te zetten, ook gezien de jurisprudentie die er is. Plus dat het grondwater op en neer gaat, dus de verontreinigingen komen weer omhoog en de uitloging van de stortplaats blijft ook doorgaan. Dus om daar op die manier te saneren, dat heeft geen enkele zin. Vervolgens heb ik hen duidelijk gemaakt… We hebben een verzoek gedaan aan de provincie om op grond van het saneringsonderzoek van 1991 een besluit op te nemen om overeenkomstig het saneringsonderzoek met de wetgeving van toen, toen de zaken nog niet verjaard waren, de zaak te saneren. Men is dat nog gewoon verplicht, want tussen 1991 en nu zit nog geen dertig jaar verschil, dus dat stuk is in ieder geval nog niet verjaard, dat men naar aanleiding van dat saneringsonderzoek nu een saneringsplan moet opstellen om het overeenkomstig de wetgeving van toen te saneren. We zitten nog te wachten op een besluit. Ik hoop niet dat we daar tegen een weigering om te beschikken beroep moeten aantekenen bij de Raad van State en om schorsing moeten verzoeken, want dat geeft alleen maar meer ellende, terwijl we het allemaal in goed overleg willen oplossen. Dus overleg is het advies. Dan wordt er een hoop over het hoofd gezien. Wil men daar überhaupt ooit kunnen saneren, dan heeft men een milieuvergunning nodig, dan heeft men een WVO-vergunning nodig, dan heeft men een wateronttrekkingskeuring nodig, dan moet het bestemmingsplan eerst aangepast worden, dan moeten de bedrijven die dat doen, voldoen aan de ARBO-wet en de ARBO-wet geeft weer een risico-inventarisatie evaluatieverplichting. Vervolgens moet naar aanleiding van die risico-inventarisatie-evaluatie moet er weer een plan van aanpak gemaakt worden van de urgentiebepaling. Ik ben zelf, naast het feit dat ik juridisch onderlegd ben, ook hogere veiligheidskundige. Ik kan u vertellen dat geen één ARBO-dienst daar een risicoinventarisatie-evaluatie kunnen maken om dit volgens de ARBO-wet op die manier te kunnen en mogen saneren. Ik denk dat we op een andere manier deze zaak moeten aanpakken. Ik heb toen aan de gemeente gevraagd: ‘Maak nu eens een overzicht van wat er allemaal aan vergunningen nodig is, zet dat nu eens in een tijdstraject zodat we weten wanneer we ooit ergens zo ver zijn dat we alle vergunningen hebben om daar überhaupt te kunnen beginnen en bespreek dat eens en geef dat tijdsplan met al die vergunningen en alle voors en tegens en alle problemen en verwikkelingen die erbij zitten, ga die eens bespreken, dan kun je zien dat je er nooit uit komt. Je komt in een moeras dat steeds dieper zakt en dieper zakt’.
12
Intussen gaan de gevaren gewoon door, waar ook de aansprakelijkheidsstelling richting de bestuurder… Deze boodschap wil ik gewoon helder kwijt. Treed in overleg en probeer eens een keer met alle overheden samen te werken, want het is net of dat het allemaal los van elkaar werkt. Het projectplan om de zaak in beeld te krijgen, is er gewoon niet. Dat was mijn boodschap. Bereidwilligheid tot overleg is er. Los het gewoon met zijn allen goed op en zorg dat inderdaad op zijn minst als je het gaat saneren daar een dikke wand omheen komt, zodat de mensen geen continue uitstroom meer krijgen van de gevaarlijke stoffen uit die belt.” De voorzitter informeert of er vanuit de commissie aanvullende vragen zijn. Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt dat er heel veel onvrede is bij de mensen aan de Meidoornlaan in Winschoten, zowel richting gemeente als richting provincie. Mw. Miedema vraagt de insprekers of zij wel eens zijn benaderd door provincie of gemeente om eens om de tafel te gaan zitten. Is er wel sprake van overleg? Dhr. Van Rooij geeft aan dat de bewoners steeds aangeven bereid te zijn om in overleg te gaan. Zij willen naar een eerlijke, goede oplossing. Er is al genoeg aangedaan en de gezondheid hoort meer te gelden dan het geld. Als je ziek wordt, kost dat namelijk veel geld, ook de maatschappij. Over een goede oplossing waar iedereen tevreden over is, willen de bewoners graag praten. Die vraag hebben de insprekers nog nooit gehad. Dhr. Van Rooij wenst dat in dit overleg bij voorkeur alle partijen aanwezig zijn. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat de wijze van saneren met betrekking tot de eigen percelen teweegbrengt dat ze feitelijk ook extra belast worden. Dat zou betekenen dat ze extra vervuilen. Dhr. De Vey Mestdagh verzoekt om uitleg. Dhr. Van Rooij verklaart dat de belt vol zit met allerlei soorten chemische stoffen, die ook nog eens een keer allemaal chemische reacties kunnen geven, waardoor weer nieuwe stoffen en ook gassen ontstaan. Als je die rattenbrij via pompen of dieplinkpompen naar de huizen toe trekt – want zo is het: daar het wordt aangezogen – dan trek je dat ook uit die belt en je dat vervolgens gaat lozen… Dat kan niet, want dan wordt het steeds erger. Dan moet je niet alleen kijken naar de verontreinigingen die je haalt via het water, maar ook naar de luchtverontreinigingen die erdoor ontstaan. Een hoop van die stoffen worden onder die condities namelijk gassen. Men weet niet welke gassen er allemaal vrij kunnen komen. Het komt daar geconcentreerd langs de huizen. Dhr. Van Rooij noemt als voorbeeld een oude stortplaats in Brabant, daar kwamen arcine gassen omhoog. Bijvoorbeeld ammoniak met arseenzuur geeft arcine. Dat moet allemaal onderzocht worden. Het is niet onderzocht. Men heeft gewoon een besluit, los van al dit soort gevaren en mogelijke gevaren, genomen. Dhr. Swagerman (SP) zou graag willen weten of men enig idee heeft wat de kosten zijn van de voorkeursvariant van de bewoners: de wand, de dijk en dieper afgraven in de tuin. Dhr. Van Rooij geeft aan dat als alles bij elkaar wordt geteld en nagaat in wat voor moeras men kan komen met betrekking tot juridische procedures en de ellende van de ziektes erbij, is dat de goedkoopste oplossing. Dat is bovendien een oplossing die je kunt blijven handhaven. Als dhr. Van Rooij nu een verzoek doet aan de provincie om herziening van het bestemmingsplan omdat daar een milieuvergunning moet komen en dat het weer moet worden beschouwd als oude stortplaats, dan moet de provincie hem laten winnen, anders wint hij het bij de Raad van State. Er zijn namelijk simpelweg bewijzen dat die belt uitloogt. Dan zal er ook een WVO… Die is weer gekoppeld en gecoördineerd aan een milieuvergunning. Dan moet daar bos weg, dan wordt het weer een oude stortplaats. Dan moet het van boven worden afgedekt. Dan moet er een perculaatwatersloot omheen. Dat moet allemaal gezuiverd worden. Als men al die kosten bij elkaar optelt, plus alle ellende en de schade van de mensen door ziektes, de schadeaansprakelijkheid, en deze kosten eerlijk in een overzicht zet en die kosten – en ook alle ambtenarenkosten, rechters die er mee bezig zijn, want dit gaat wel tien jaar duren – vergelijkt, zal men zien dat men een dergelijke sanering niet één keer maar tien keer zo goedkoop uit is. De voorzitter verduidelijkt dat dit in de economie opportunity costs heet.
13
Dhr. Stoop (PvdD) begrijpt dat een van de problemen bestaat uit de richting van de stroom van de gevaarlijke stoffen. Hij vraagt of het een technisch probleem is om die richting door een pomp, meer naar het midden van de stortplaats, om te draaien. Dhr. Van Rooij verklaart dat dit ook geen zin heeft. Dan houdt je hetzelfde probleem, alleen iets verder van de huizen af. De uitloging naar de sloten blijft doorgaan. Dhr. Van Rooij heeft recent nog een bericht gekregen van Hunze en Aa. Als dhr. Van Rooij nu een bestuursdwangverzoek naar Hunze en Aa dat ze de gemeente op last van een dwangsom die lozing vanuit die belt moeten laten stoppen, dan moeten zinnen vier weken een besluit nemen dat ze een vergunning moeten aanvragen. Het is dweilen met de kraan open, dus zal er een milieuvergunning moeten zijn op diezelfde belt die naar preventie toe werkt, zodat het niet meer uitloopt. Het loogt dan nog tientallen jaren uit. Men moet kiezen voor een duurzame oplossing. De bewoners willen meedenken aan een duurzame oplossing. Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat dhr. Van Rooij in zijn betoog suggereert dat overheden niet met elkaar hebben overlegd. Dhr. Dieters denkt dat dit overleg wel heeft plaatsgevonden, het proces het afgelopen jaar volgend. Hij verzoekt om een reactie. Dhr. Van Rooij geeft aan dat het waterschap weet dat er vanaf 1991 lozingen van zwaar vergiftigde, tot klasse 4 specie, plaatsvindt vanuit de belt, de omringende sloten. De milieuvergunningverlenende instantie is in feite de provincie. Dhr. Van Rooij kan zich niet voorstellen dat de provincie dit maar liefst vijftien jaar lang heeft gedoogd en dit nooit heeft ingebracht in alle vergaderingen hier. Of er is compleet geen overleg over… Dhr. Dieters (PvdA) wenst een misverstand uit de weg te ruimen. Het gaat nu om de sanering, niet om de geschiedenis. Dhr. Van Rooij suggereert dat er geen overleggen zijn geweest met de overheden. Dat wil dhr. Dieters nader toegelicht zien. Dhr. Van Rooij had graag een overzicht gezien van alle vergunningen die nodig zijn om tot die sanering te kunnen komen die door de verschillende instanties verleend moeten worden: door het waterschap, door de provincie, door de gemeente. Daarbij moet worden gedacht aan milieuvergunning, WVO-vergunning… Dhr. Dieters (PvdA) stelt dat dit niet zijn vraag was. Het is hem echter helder wat dhr. Van Rooij erop antwoordt. Dhr. Van Rooij geeft aan dat het overleg dan niet heeft geresulteerd in een overzicht. De voorzitter entameert de eerste termijn. In eerste termijn Dhr. Miedema (GroenLinks) merkt op dat het blijkt dat er heel veel onvrede leeft bij de bewoners van de Meidoornlaan in Winschoten over de voormalige stortplaats aldaar en dat het ook al een heel lange geschiedenis heeft. Dhr. Miedema vraagt of de gedeputeerde de verschillende vragen die door de insprekers zijn gesteld, zou willen beantwoorden, met name over het vervuilde grondwater dat naar de woningen toegetrokken zou worden door de sanering, of de aanpassing van het bestemmingsplan echt nodig is en hoe dat dan zou moeten en over het vervuild slib op de kant gooien. Als dat laatste zo gebeurd zou zijn, lijkt dhr. Miedema dat ook een zeer kwalijke zaak. De sanering. De zaak ligt nu onder de rechter, bij de Raad van State. GroenLinks heeft daar in het verleden al schriftelijke vragen over gesteld. Dhr. Miedema denkt niet dat het handig is om daar nu uitgebreid over te gaan discussiëren. Het standpunt van GroenLinks daarover is wel duidelijk: GroenLinks is in het algemeen meer voor een wat uitgebreidere sanering dan alleen multifunctioneel. Het zou wel iets breder kunnen. Het verleden van deze zaak. Dhr. Miedema begint in 1991. In 1991 is er een saneringsonderzoek gereed gekomen met daarin enkele saneringsvarianten, variërend van volledige sanering (kosten Fl. 28 miljoen) tot afschermen met folie (kosten Fl. 12 miljoen). Op dat moment is er echter nooit iets gebeurd met de resultaten van dat onderzoek. Blijkbaar hebben daar ook financiële problemen mee gespeeld. Dhr. Miedema denkt wel dat dat allemaal relatief is, want als je die kosten van volledige sanering beschouwt (FL. 28 miljoen is nu € 13 miljoen)… Had men het toen maar
14
gedaan, dan was men nu van een heleboel problemen af geweest! Dhr. Miedema vindt het schandalig wat er op dat moment gebeurd is, dat zo’n onderzoek vervolgens dertien jaar lang door de provincie in de kast blijft liggen. Hij verzoekt om een verklaring van de gedeputeerde hoe dat zo heeft kunnen gebeuren. Het heeft tot ontzettend veel problemen geleid. Volgens dhr. Miedema heeft het ook sterke mee gespeeld bij de onrust bij de bewoners. Hij wil er echt duidelijkheid over hebben van de gedeputeerde. Waarom heeft de provincie niet eerder ingegrepen? Wat GroenLinks betreft is het ook logisch dat de bewoners door een dergelijke gang van zaken het vertrouwen in de overheid verliezen en dat die mede daarom ook direct een volledige sanering willen. Tot slot is er even gesproken over het overleg tussen provincie, gemeente en de bewoners, dat dit tot nu toe nog niet gebeurd was. Dhr. Miedema vraagt of de gedeputeerde bereid is om alsnog wel met de bewoners hierover te gaan overleggen. Dhr. Slager (gedeputeerde) vraagt waaruit dhr. Miedema de conclusie trekt dat er geen overleg is geweest. Dhr. Miedema (GroenLinks) geeft aan dat hij dit van de bewoners hoort. Dhr. Haasken (VVD) deelt mee dat onrust en onvrede meestal een gevolg is van onvoldoende communicatie. Zijn belangstelling ligt nu vooral in de oplossingssfeer. Dhr. Haasken is benieuwd of het College kan aangeven of dit aanwezig probleem dat er is en de door GS geschetste oplossing via de kanalen van goede communicatie denkt heen te halen. Mw. Hazekamp (PvdD) wil allereerst de insprekers van harte bedanken voor hun heldere en duidelijke betoog. Ze hebben een aantal beschuldigingen geuit richting de provincie, bijvoorbeeld over het laten verjaren van het geheel, waardoor de provincie er eigenlijk niet meer aansprakelijk voor is, weinig of misschien wel geen overleg met bewoners en gemeenten en zeker niet over gevolgde saneringsvariant. Mw. Hazekamp zou graag van de gedeputeerde willen weten of dat inderdaad klopt en zo ja, waarom dat via die koers is gegaan, of zo nee, hoe het dan kan dat het toch dat beeld bij de bewoners heeft opgeroepen. De kosten. Mw. Hazekamp vond het zeer interessant wat dhr. Van Rooij aangaf over de kosten van de verschillende varianten die zij voorstaan en die hier nu wordt voorgesteld. Zij vraagt of de gedeputeerde kan toelichten hoe die kosten zijn opgebouwd. Als wordt gekeken naar brieven die de commissie de afgelopen jaren heeft gekregen over dit onderwerp, ook bijvoorbeeld over project nastort, wordt daar steeds in aangegeven dat andere projecten vaak blijven liggen omdat de Meidoornlaan een van de twee projecten is waar heel veel capaciteit van de provincie naartoe is gegaan. Zeker gezien de beschuldiging dat er toch te weinig aandacht van de provincie is geweest, zou mw. Hazekamp er graag een toelichting op willen. Hoeveel tijd is er in gaan zitten? Wat is er precies gebeurd? Het kan toch niet zo zijn dat in 1991 dit al een klasse 4-gebied is, een urgent geval met onaanvaardbaar risico, en dat hier in 2008 nog steeds over gesproken moet worden. Dhr. Dieters (PvdA) bedankt de insprekers voor de informatie. Het is duidelijk dat het hier gaat om een uiterst gevoelig onderwerp. Dat bleek eind vorig jaar al, toen de gemeenteraad zich erover boog, toen de provincie de gemeente een sanering oplegde. Dhr. Dieters vindt het interessant hoe het van een zandafgraving in een stortplaats wordt omgezet, zoals het overzicht dat afkomstig is van de bewoners, laat zien. Het gaf een beeld waarbij zaken aan de orde zijn, ook binnen de gemeente, waarbij dhr. Dieters zich afvraagt of ze nog in deze tijd kunnen. Hij denkt dat dit ontkennend beantwoord moet worden. De insprekers hebben enkele vragen gesteld of lopen nog met een aantal vragen. Dhr. Dieters hoopt een toelichting van de gedeputeerde te krijgen over de verjaring, de techniek die hier ter sprake is geweest over de leiding richting de tuinen en over de sloten, klasse 4. Voorts zou dhr. Dieters van de gedeputeerde willen vernemen hoe het komt dat in het veld wel eens door ambtenaren uitspraken in de mond worden genomen die dhr. Dieters voorbarig acht. Men kan ook onrust blijven aanwakkeren door dingen te roepen die achteraf niet onderbouwd kunnen worden. Dat geeft veel onrust bij bewoners. Dhr. Dieters vindt dat altijd een slechte zaak. Als er iets aan de hand is, dient men daar open en eerlijk te zijn. Men moet geen suggestieve dingen gaan roepen. Die neiging heeft dhr. Dieters ten aanzien van andere onderwerpen ook wel eens gehoord, terwijl het achteraf niet waar blijkt te zijn. Dhr. Dieters noemt het altijd het populaire antwoord. Er zijn ook partijen bij die daar goed in zijn. Ook dhr. Dieters zit met de lange termijn waarin dit aan de orde is. In 1991 is het saneringsonderzoek geweest. Het is bijna zo dat bij het aantreden van de huidige
15
gedeputeerde er vaart in is gekomen, omdat een opdracht werd verstrekt om dat te doen. Dhr. Dieters wil er meer over weten. Ook hier in de commissie worden daar vragen over gesteld. Dhr. Dieters heeft een vraag aan GroenLinks. Hij vindt eigenlijk ook dat je het volledig moet saneren. Dat vindt GroenLinks. Dan wil dhr. Dieters ook van dhr. Miedema vernemen dat coûte que coûte, wat ook de uitkomst is, GroenLinks dat wil financieren en dat GroenLinks dan in de provinciale begroting aangeeft hoe dit gefinancierd dient te worden, ook naar de gemeente toe. Dan is men ook naar de bewoners eerlijk. Dhr. Dieters kan ook wel roepen dat alles verwijderd dient te worden, maar er is een financieringsvraagstuk. De bewoners zeggen dat het sowieso dient te gebeuren, maar dhr. Dieters wil van GroenLinks weten dat als er een verzoek komt – hij denkt nog even aan de NPIoplossing, € 50 miljoen – GroenLinks bereid is om dat te financieren. Dan is de zaak helder. Dhr. Abbes (CDA) zal niet ingaan op allerlei technische aspecten van dit verhaal. De CDA-fractie volgt dit gebeuren rond de Meidoornlaan al sinds het voorjaar. Er is regelmatig contact geweest met de afdeling in Winschoten, enige bewoners. Een van de insprekers kent dhr. Abbes ook van die bijeenkomsten. Beide insprekers komen nu toch met veel zaken die serieus genomen moeten worden. Dhr. Abbes zou willen inzoomen op een oproep richting de gedeputeerde: het is duidelijk dat het niet alleen gaat om goede procedures volgen. Naar de mening van de CDA-fracties waren die procedures aardig goed verlopen in de afgelopen maanden. De insprekers laten een ander geluid horen. De punten zijn van een dermate ernst dat er duidelijk meer nodig is dan goede procedures. Dhr. Abbes wil dit benadrukken. Hij roept de gedeputeerde op om het initiatief te nemen om het gesprek met de betreffende instanties en de bewoners aan te gaan om dit schip een beetje vlot te trekken. Vertrouwen is in dit geval een groot goed. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) stelt dat het punt van overleg met de bewoners al aan de orde is gesteld door de insprekers zelf en enkele partijen. De fractie van de ChristenUnie wenst hier een toelichting op te ontvangen wat de gedeputeerde verstaat onder het nauwe overleg met de bewoners waar de saneringsvarianten in zijn besproken. De besluitvorming voor de keuze van deze saneringsvariant heeft gelegen bij de gemeenteraad. Mw. Van der Graaf informeert of het College inzicht kan verschaffen in de afwegingen die daarbij zijn gemaakt. Zijn deze louter financieel, zoals wordt gesuggereerd? Heeft het College hier zelf ook rekening mee gehouden in het provinciale besluit om in te stemmen met het saneringsplan? Mw. Van der Graaf wil aansluiten bij de opmerking van dhr. Haasken om meer richting een oplossingssfeer te komen. Wat ziet de gedeputeerde binnen zijn machten te doen om onrust weg te nemen en zo snel mogelijk tot een goede oplossing te komen in deze zaken, natuurlijk rekening houdend met de uitspraak van de Raad van State die verwacht wordt? Dhr. Swagerman (SP) wil de insprekers bedanken, met name voor de tijdstabel die zij hebben geleverd, want als je ziet hoe dat loopt, dan verdient dat op zijn minst geen schoonheidsprijs. Dhr. Swagerman acht dit een zeer voorzichtige uitdrukking. Een groot gedeelte zal gebaseerd op onwetendheid, ondeskundigheid, geldgebrek. Men zou bijna wensen dat er tussen 1991 en nu maar een klokkenluider of een ‘Duyvendakje’ was geweest, dan zou het probleem misschien voor beduidend minder miljoenen opgelost kunnen worden. Er moet hier een oplossing voor bedacht worden. Dan kan men wel zeggen dat het € 60 miljoen gaat kosten. Dat is dan jammer, dat moet dan maar opgehoest worden. Dhr. Swagerman is het met dhr. Dieters eens dat dat een vrijwel onmogelijke opgave is. Dhr. Swagerman roept derhalve op om in overleg te gaan en te proberen om te voorkomen dat alle mogelijke instanties aangeschreven worden tegen elkaar. Daar schiet men niets mee op, dat betekent dat het nog veel langer gaat duren, het betekent dat de oplossingen er niet komen, zeker niet tijdig, zowel voor de provincie, gemeente als voor de mensen die daar wonen. Tussen de regels door heeft dhr. Swagerman een heel goed voorstel gehoord over een oplossing die dan wel niet de goedkoopste zal zijn, maar die ook niet de maximale oplossing zal bedragen. Als de provincie samen met de mensen tot die oplossing kan komen, en een heleboel van die regels die opgenoemd zijn kunnen misschien worden omzeild, want je valt werkelijk helemaal van je stoel als je hoort wat er allemaal bewogen moet worden aan commissies, besluitvorming, links, rechts, etc. Dhr. Swagerman denkt dat men het voor elkaar moet zien te krijgen. Dan kan het misschien binnen een paar jaar in plaats van tien tot vijftien jaar. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat als hij de bezorgde bewoners probeert te begrijpen, het eigenlijk op twee aspecten zit: de duurzaamheid van de oplossing en de gezondheidrisico’s die dan overblijven. Wanneer dhr. De Vey Mestdagh de brief van de gedeputeerde daarover leest, wordt ten aanzien van de gezondheidsaspecten aangegeven dat er geen problemen zijn. Daar zit een verschil
16
van inzicht in wat in elk geval weggenomen moet worden op de een of andere manier, hetzij door meer saneren, hetzij door duidelijk te maken waarom dat dan zo is en pogen te overtuigen daarin. Wat de duurzaamheid van de oplossing betreft, zit dhr. De Vey Mestdagh een beetje met de grondwaterstromen die worden aangegeven, het uitlogen, met name dat het zijn weg blijkbaar toch blijft vinden naar het oppervlaktewater en naar de waterbodems. Hij vraagt de gedeputeerde of dat in zijn visie wel een duurzame oplossing is. De voorzitter geeft het woord aan de gedeputeerde met het verzoek om niet het hele dossier van A tot Z door te lichten en toe te lichten. Dhr. Slager (gedeputeerde) vindt het verleidelijk om dit juist wel te doen, omdat het een heleboel zaken zou kunnen ophelderen. De gedeputeerde heeft er behoefte aan om dat op een aantal punten te doen. Samen met enkele sprekers zou hij willen zeggen dat men niet in 1953 gaat beginnen om te kijken wat er toen allemaal al fout is gegaan en de hele historie nog eens een keer weer doorspitten. Hij heeft zelf ook kennis kunnen nemen van wat er in de afgelopen periode gebeurd is. Dhr. Slager heeft dit dossier zich eigen moeten maken, hetgeen een heel normale zaak is. Dhr. Slager heeft ook geconstateerd – en dat geeft hij gewoon toe – dat er in die procedure zaken niet goed zijn gegaan. Dhr. Swagerman zei zo-even dat het geheel geen schoonheidsprijs verdient. Dat is de gedeputeerde met hem eens, het verdient inderdaad geen schoonheidsprijs. Maar om nu uitgebreid te gaan discussiëren wat de provincie in de jaren ’60, ’70 of ’80 had moeten doen, lijkt hem niet zo zinvol en dat is ook niet zijn instelling bij dit soort problemen. Dhr. Slager kijkt liever vooruit en naar wat eraan gedaan kan worden om deze problematiek op te lossen. Hij heeft het gevoel dat men daar op een goede manier mee bezig is de laatste twee jaar. Wat betreft de situatie van de rol van de provincie, gemeente, bewoners, etc. zou dhr. Slager willen zeggen dat men goed moet onderscheiden dat de sanering door de gemeente Winschoten gebeurt. Het is niet een sanering van de provincie. De provincie is er wel bij betrokken. De provincie heeft er overleg over gevoerd, niet één maal, maar vele malen, om te kijken wat een goede oplossing was. De rol van de provincie is eigenlijk niet anders dan te beoordelen of het besluit dat de raad van Winschoten heeft genomen, aan de eisen van sanering voldoet. De conclusie van de provincie was dat dat het geval is. Dan is het waar dat er andere varianten denkbaar zijn. Het kan op verschillende manieren worden aangepakt. De één is ingrijpend op het ene terrein, de ander is ingrijpend op het andere terrein. Allerlei varianten zijn mogelijk, maar de prijs van die varianten varieert ook heel sterk. De naam van minister Cramer is bij het inspreken genoemd. Die heeft zich ook met deze zaak bemoeid in een bepaalde fase. Ook daar is de conclusie getrokken – dus van de zijde van het ministerie van VROM – dat dit een goede methode van saneren is, een betrouwbare methode. Er is dus geen sprake van dat het wat prutswerk, half werk is. Het is een goedgekeurde methode van saneren. Dan is er toch onvrede bij de bewoners. Dhr. Slager werpt verre van zich dat hij niet bereid is om overleg te plegen met de bewoners. Dat heeft hij ook gedaan. Hij kan zich niet voorstellen dat ooit een verzoek van bewoners gedaan is in zijn richting en dat er van de zijde van de provincie is gezegd dat men weigerde in contact te treden. Het overleg is er wel geweest. Dhr. Slager heeft dhr. Abbas bij hem aan het bureau gehad. Er is uitvoerig over gesproken. Men is wel tot de conclusie gekomen dat men het samen niet eens is. Dat was een heel duidelijke conclusie. Men heeft een verschillende visie op deze zaak, maar men heeft er naar gevoel van de gedeputeerde een heel goed gesprek over gehad. Ook het contact met de gemeente Winschoten is er wel degelijk veelvuldig geweest, ambtelijk zowel als bestuurlijk. De vragen die zijn gesteld. Slib op de kant door het waterschap. Er is inderdaad verontreinigd slib door het waterschap op de kant geplaatst. Dat is de provincie ter ore gekomen. Daar is een handhaver bij geweest. Die heeft daar proces-verbaal van opgemaakt. Dus het is niet een kwestie dat men het maar laat liggen, er is wel degelijk aandacht aan besteed. De filters. Als je die filters aan de kant van de huizen zet, trek je daardoor dan niet de vervuiling steeds verder richting bewoners, richting de Meidoornlaan? Het is niet zomaar gedaan, er is onderzoek naar gedaan. Er is een geohydrologisch model opgebouwd. Dat betekent dat er onderzoek is gedaan naar de stromen in de bodem. Daar is geconstateerd dat er door deze methode van saneren geen stromingen naar de woningen worden toegetrokken, maar juist naar die buizen waar men de vloeistoffen aan de bodem wil onttrekken. Die worden vervolgens gesaneerd, gezuiverd en dan verder verwerkt. Het College is dus van mening dat dat niet tot gevolg zal hebben dat daardoor juist extra vervuiling zal optreden bij de woningen aan de Meidoornlaan. De opmerking dat de provincie het allemaal maar een beetje op zijn beloop heeft gelaten. De gedeputeerde weet niet of dat zo is. Hij heeft nergens in de stukken kunnen vinden dat er sprake is van een bewuste verjaring. Daarom denkt hij dat dit geen rol heeft gespeeld. In 1991 is er geconstateerd dat er iets moest gebeuren. Waarom is er toen niets gebeurd? Dhr. Slager kan daar
17
naar gissen, hij was toen geen gedeputeerde, al is hij misschien wel verantwoordelijk voor wat zijn ambtsvoorgangers destijds hebben beslist. Men moet zich realiseren dat in 1991 heel anders werd omgegaan met bodemsaneringen dan nu. Er is toen geconstateerd dat er moest worden ingegrepen. Toen was de interim-wet bodemsanering van kracht. Die gaf de provincie niet de mogelijkheid om iets dwingends op te leggen. Wel de minister, maar niet de provincie. Men zat een beetje met het probleem in de maag. Het kost veel geld. Dat geld is niet beschikbaar. Dus is het er op dat moment bij gebleven, vooral ook omdat toen door nieuwe wetgeving er een inventarisatie heeft plaatsgevonden wat er nu precies in de provincie was, hoe erg de situatie is. Op grond daarvan is een soort prioriteit vastgesteld. In september 2006 heeft het College een besluit genomen dat daar iets moet gebeuren. Normaal is daar een termijn van vier jaar voor. Op aandrang van de omwonenden is destijds gezegd dat de gemeenten Winschoten niet over vier jaar iets klaar moet hebben, maar over twee jaar. Nu wordt er door dhr. Van Rooij gezegd dat het nog lang niet voor elkaar is, er moet nog een heleboel geregeld worden, etc. Dat zou best zo kunnen zijn. Misschien wordt straks geconstateerd dat de provincie te krap is geweest met die twee jaar en dat het toch vier jaar had moeten zijn. Twee jaar geleden is de beslissing genomen dat er nu gesaneerd moet worden. Die opdracht is aan de gemeente Winschoten gegeven. Winschoten is daarmee bezig. Officieel moeten ze daar deze maand mee beginnen. In reactie op de opmerking van dhr. Miedema dat het schandalig is, maar de gedeputeerde kan het niet meer veranderen. Hij is het eens met de opmerking dat het geen schoonheidsprijs verdient, het is niet allemaal gegaan zoals het had moeten gaan. Dhr. Slager wil graag vooruit kijken en naar oplossingen werken. De kosten. Er zijn verschillende varianten, allemaal met een eigen prijs. Winschoten heeft gekozen. Mw. Van der Graaf vraagt of de financiële kant van de zaak een rol heeft gespeeld. De gedeputeerde denkt van wel. Met een slag om de arm geeft hij aan dat de meest optimale variant misschien wel: alles daar uitgraven, alles weghalen, schoon zand erin en klaar. Misschien, want men moet zich realiseren dat je dan wel weer gaat roeren in het spul dat dhr. Van Rooij zo uitvoerig heeft beschreven. Zodra je daarin gaat roeren, moet je je nog maar afvragen of volledig afgraven de beste oplossing is. Het is tegelijk ook de duurste oplossing. De Staten kunnen daarvoor kiezen, maar dan moeten zij ook aangeven hoe het College of hoe Winschoten het moet financieren. Financiën hebben dus wel degelijk hierin een rol gespeeld, maar wat nog veel meer een rol heeft gespeeld, is de vraag of deze methode van saneren een goede manier van saneren is. Het antwoord daarop luidt bevestigend. Dan moet je je wel gaan afvragen of er andere methoden zijn en of je daar maatschappelijk geld aan wilt besteden om het op een andere manier te doen. Was deze methode niet toereikend geweest, had je een heel andere discussie gehad. De voorzitter geeft de insprekers de gelegenheid om te reageren. Dhr. Abbas merkt op dat er communicatie is geweest tussen de gedeputeerde en de bewoners. De communicatie is echter vanuit de bewoners gekomen. Er is ook een gesprek geweest met de provincie. Het is wel zo dat de gedeputeerde daar al met zijn mening klaarstond en het daarom niet met de bewoners eens kon zijn. De bewoners vragen niet om een totale sanering. Dat is, zoals de gedeputeerde zelf ook aangeeft, niet te betalen. Er kunnen gewoon damwanden omheen worden gegooid, de tuinen kunnen worden aangepakt en opgehoogd. Er kan een leuke woonomgeving van worden gemaakt, waardoor de huizenprijzen weer gaan stijgen en de bewoners van de vuilstort af zijn. Dat is voor de bewoners van groot belang. Het gaat er niet om of de sanering werkt volgens de statistieken van sanering, het gaat erom dat de mensen die daar wonen, gerust en veilig kunnen wonen. Als dat € 2 miljoen extra moet kosten, dan moet dat maar. De sanering had al moeten beginnen. Iedereen kan wel zeggen dat er allerlei dingen aan de hand zijn – de wethouder in Winschoten zegt al dat de bewoners geen sanering willen, maar dat klopt niet. De bewoners willen geen huidige sanering. Zij willen een sanering waar zij ook iets aan hebben en er niet op achteruit gaan. Als dhr. Abbas ziet dat zijn huis nog € 40.000 waard is, hoopt hij dat dit de gedeputeerde nooit zal overkomen. De variant. In november moest de gemeenteraad kiezen voor een variant. Dat is variant 2 geworden. In de eerste instantie zijn de stemmen gestaakt, omdat men het er niet over eens kon zijn. Daarna is er eigenlijk onder druk van de provincie – en dhr. Abbas meent ook van de gedeputeerde – aangegeven dat als er niet gekozen werd voor variant 2, er dan financiële consequenties aan vast zaten. De bewoners willen gewoon damwanden. De kosten liggen iets hoger. € 2 miljoen is veel geld, maar de bewoners van nu en vooral in de toekomst wonen dan veilig en schoon. Dan kan altijd worden gekeken wat men in de toekomst met de vuilstort kan doen. Dan kunnen de bewoners ook de commissaris van de koningin aankijken en vragen of gezamenlijk afgesproken kan worden dat als er
18
wel een duurzame sanering komt, Winschoten daar in meedraait. Dhr. Abbas hoopt dat de provincie dat voor de bewoners wil doorzetten. De bewoners willen graag damwanden in de tuin, opgeschoond, om gezond en prettig te leven. Dhr. Van Rooij geeft aan dat in strijd met de notarisakte ook in tuinen tot 37,5 m is gestort. Als het uitgangspunt is: een damwand er overheen en onder die damwand een pijp met gaten, zodat het perculaatwater opgevangen kan worden in die pijp en via de zuiveringsinstallatie van het waterschap gezuiverd kan worden, is dit volgens dhr. Van Rooij de goedkoopste oplossing. Het is een oplossing waar toch nog een stukje goed wordt gedaan aan de bewoners met alles wat ze verkeerd hebben gedaan. De huidige variant is feitelijk het indirect lozen naar de Waddenzee. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn? In tweede termijn Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt dat er kritiek op GroenLinks werd geuit omdat GroenLinks in alle gevallen voor volledige sanering zou zijn. Dhr. Miedema heeft alleen gezegd dat GroenLinks in zijn algemeenheid voor volledige sanering is. Vervolgens zul je per geval moeten bekijken of dat ook mogelijk is en ook betaalbaar is. Het is zeker zo dat als dat in het verleden was gebeurd, het nu heel veel geld en problemen had kunnen besparen. In zijn algemeenheid blijft het punt staan dat je bij volledige sanering in elk geval van alle problemen af bent. Door werd nu net ook nog aangegeven dat zij ook niet perse volledige sanering wensen, maar in elk geval een oplossing die voor hen een oplossing is. Dhr. Miedema verzoekt om een reactie van de gedeputeerde. Dhr. Miedema vond dat de gedeputeerde wel heel gemakkelijk heen ging over de situatie in 1991, dat het onderzoek veertien jaar op de plank is blijven liggen. Feit is wel dat dat wat er toen gebeurd is, nu al die problemen oplevert. Er zijn andere gevallen, zoals bij de rioolpersleiding, waarin ook heel veel mis is gegaan. Dhr. Miedema vraagt zich af wat voor andere lijken er nog uit de kast komen op dit gebied. Hij maakt zich daar echt zorgen om. Wat hem betreft gaat de gedeputeerde hier nog even schriftelijk op in hoe dat heeft kunnen gebeuren. Er dhr. Miedema ter orde gekomen dat er in 1991 vanuit Den Haag geld beschikbaar zou zijn geweest voor die sanering. Dan had het de provincie niet eens geld hoeven te kosten. Dhr. Miedema verzoekt om opheldering hierover. Een vraag over de hele bestemmingsplanprocedure is nog niet door de gedeputeerde beantwoord. Dhr. Stoop (PvdD) heeft in de laatste ronde heel concrete voorstellen van de bewoners gehoord. Hij is nieuwsgierig of dhr. Slager vindt dat dit op het bordje van de Staten ligt of van de gemeente. De voorzitter constateert dat dhr. Stoop doelt op Gedeputeerde Staten. Dhr. Haasken (VVD) heeft goede nota genomen van de opmerking van de gedeputeerde dat de gemeente hier de eerst verantwoordelijke partij is. De gemeente is met een technische oplossing gekomen. Gevoelens van onvrede en onrust laten zich lang niet altijd wegnemen met een technocratische oplossing. Mw. Hazekamp (PvdD) stelt dat de prijs van verschillende varianten sterk varieert. Zij hoort nu van de insprekers dat hun variant circa € 2 miljoen extra gaat kosten. Mw. Hazekamp informeert over wat voor orde van grootte van bedragen het hier gaat. Dhr. Dieters (PvdA) kan zich aansluiten bij de woorden van dhr. Haasken over die technologische oplossing in combinatie met de emotie van mensen. Hij was inderdaad kritisch naar GroenLinks, omdat dhr. Miedema riep dat zij een volledige sanering voorstaan. Die boodschap is nu helder. Dhr. Dieters vraagt de gedeputeerde hoe hij omgaat met dat proces als de gemeente Winschoten er niet in slaagt om het binnen twee jaar te saneren, gekoppeld aan het vergunningstelsel. Voorts verzoekt hij beantwoording van de vragen die de insprekers naar voren hebben gebracht over de damwand. Zou deze variant in beeld kunnen zijn? Dhr. Dieters had verder het punt communicatie opgeschreven, alsmede de druk op de gemeente om variant 2 door te voeren. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) geeft te kennen dat de gedeputeerde nog niet is ingegaan op de vraag richting de toekomst. Hij heeft wel aangegeven niet te veel naar het verleden te willen kijken, maar vooral vooruitgang te willen boeken. Mw. Van der Graaf vraagt wat er binnen de macht van de gedeputeerde ligt om tot een goede oplossing te komen in deze situatie, de situatie van de
19
Meidoornlaan zelf en daarbij ook het wegnemen van onvrede en onrust bij de bewoners. Wat vindt het College van hun oplossing aangaande damwanden? Dhr. Swagerman (SP) stelt dat het gaat om een erg lange termijn. Het gaat om een overheid en politiek in de plaats zelf, waarvan men op zijn minst kan stellen dat ze wel eens wat anders en wat opener hadden moeten zijn. Men heeft ook nog te maken met wijzigende verantwoordelijkheden bij de provincie als wordt gekeken naar wat de mogelijkheden van de provincie zijn. Dhr. Swagerman denkt dat de les geleerd moet worden dat hier een oplossing uit moet komen. De woorden van de gedeputeerde dat de afgelopen vijftien jaar nu eenmaal voorbij zijn, kunnen niet. Dat ligt niet op deze weg, dat kan men niet maken. Dhr. Swagerman vond ook dat de gedeputeerde te veel op de rem ging staan in zijn verantwoording en te veel vanuit het College praat door te stellen dat de bewoners toch langs zijn geweest. Het is tweerichtingsverkeer, het moet niet alleen van de ene kant komen, maar ook van de andere kant. Als dhr. Swagerman het zo beluistert, lijkt zich in de commissie al een kleine meerderheid af te tekenen voor de oplossing die de bewoners in gedachten hebben, althans, er wordt hard over nagedacht. Dat betekent ook dat inderdaad gezamenlijk over de kosten nagedacht moet worden. Dhr. Swagerman vindt dat de provincie niet alles moet betalen, dat de gemeente ook een deel voor haar rekening moet nemen. Dat er iets moet gebeuren, staat voor de SP-fractie buiten kijf. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) herhaalt zijn vraag uit de eerste termijn met betrekking tot het verschil van inzicht ten aanzien van de gezondheidsproblematiek. Hij begrijpt dat er uitgebreid met de bewoners is gesproken, hij neemt aan ook over de variant die de bewoners nu voorstellen. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt de gedeputeerde aan te geven wat de extra kosten zouden zijn boven de € 6 miljoen van de variant die de bewoners voordragen. Voorts verzoekt hij om inzicht in de bij de gedeputeerde bekende milieutechnische voordelen die dat zou bieden. Dhr. Slager (gedeputeerde) geeft te kennen dat het niet een kwestie is van € 2 miljoen extra als het over damwanden gaat. Dat kost veel meer dan € 2 miljoen extra. Daar zijn berekeningen van, alleen zijn deze hier momenteel niet paraat. Dhr. Miedema stelde de vraag of het College het gebeuren van 1991 schriftelijk zou willen melden. Het College kan natuurlijk uitzoeken wat er precies gebeurd is en dit op schrift te zetten. De gedeputeerde is bereid dit toe te zeggen. Misschien dat dan die verschillende varianten er ook bij worden gestopt, dan weten de Staten wat aan de orde is geweest. De variant van nu, waar de gemeente Winschoten voor heeft gekozen, kost circa € 6 miljoen. De bijdrage van de provincie is € 2,3 miljoen. Dit is de bijdrage in geld die de provincie levert aan de sanering. Daarnaast dient men zich te realiseren dat er heel veel tijd in gestopt is, in ambtelijk overleg, etc. Vandaar dat er bij een andere gelegenheid wel gezegd is dat door alle inspanningen die voor de Meidoornlaan verricht moesten worden, andere projecten wat zijn vertraagd. Bestemmingsplan. De gedeputeerde moet hier het antwoord op schuldig blijven. Hij kent het bestemmingsplan van de gemeente Winschoten op dit gebied niet. Daar gaat de gemeente Winschoten over, niet de provincie. Dhr. Slager wil het wel voor de Staten navragen, maar het is niet iets waar het College mee bemoeit of bemoeid heeft. Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt dat het de taak van de provincie is om bestemmingsplannen te toetsen. Dhr. Slager (gedeputeerde) geeft aan dat dit nu niet meer zo is. De gedeputeerde gaat ook niet over ruimtelijke ordening en heeft niet alle bestemmingsplannen in zijn la liggen. Daar moet hij dus het antwoord op schuldig blijven. Wat gebeurt er als Winschoten niet voldoet aan de termijn van twee jaar? De gedeputeerde denkt dat er dan overleg met de gemeente ontstaat, want dan zal Winschoten dit aan de provincie moeten melden. De gedeputeerde heeft dhr. Abbas horen zeggen dat de bewoners niet zullen toestaan dat er in hun tuinen iets gebeurt. Dat is ook iets wat vertraging op zou kunnen leveren. Dan zal er dus overleg ontstaan tussen de gemeente en de provincie. Is er sprake geweest van druk op de gemeente? Volgens de bijdrage van dhr. Abbas heeft de gemeente voor variant 2 gekozen en moest dat onder druk van de provincie heel snel gebeuren. Dhr. Slager heeft niet gezegd dat zij voor variant 2 moesten kiezen. Hij heeft wel gezegd dat als zij voor een andere variant willen kiezen, zij zich wel moeten realiseren dat het bedrag dat de provincie daarvoor beschikbaar heeft gesteld (€ 2,3 miljoen) niet verandert. Als Winschoten een duurdere variant had gekozen, had dat niet betekend dat de provincie dan ook opeens twee keer zo veel geld
20
daaraan zou bijdragen. Dat is wat de druk op de gemeente wordt genoemd. Het is gewoon het vertellen van de feiten. De toekomst. De zaak ligt nu bij de Raad van State. Er zal over enige tijd een uitspraak komen van de Raad van State. Op grond daarvan gaat de provincie in haar taak weer verder. Ondertussen zal Winschoten druk bezig zijn met allerlei voorbereidingen van vergunningen, en dergelijke zaken. Het klinkt afwachtend en dat is het eigenlijk ook. De provincie wil graag eerst de behandeling van de Raad van State afwachten, gezien de rol die de provincie heeft. Gezondheidsproblematiek. Bij de stukken voor deze vergadering heeft men het rapport kunnen zien. Er zijn in het verleden een aantal malen onderzoekingen gedaan door UMCG, getoetst door TNO, bloedonderzoekingen en andere, algemene gezondheidsonderzoeken. Bij geen van die onderzoekingen is geconstateerd dat er een relatie is tussen de vervuiling en gezondheidsproblemen in Winschoten. Dat een specialist van het UMCG, die hierbij betrokken is, professor Sauer vervolgens zegt het niet te kunnen uitsluiten, is gewoon een uitspraak van een arts die altijd een slag om de arm zal houden. Dat is de situatie met de gezondheid. Communicatie. Er is vijftien jaar voorbij gegaan. ‘De gedeputeerde stapt daar wel heel gemakkelijk overheen’. Dhr. Slager heeft aangegeven dat hij het niet meer kan veranderen. Hij stapt er niet overheen. Hij heeft wel degelijk in die tussentijd gekeken wat er gebeurd is, wat er aan de hand geweest is. De provincie trekt daar lering uit. Veranderen is echter niet meer mogelijk. Het College probeert nu zo snel mogelijk hier tot een oplossing te komen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) begrijpt dat de commissie van de gedeputeerde nog meer varianten krijgt, met eventueel de prijskaartjes die daar aan hangen. Hij herinnert aan zijn vraag of men daar ook bij zou willen beschrijven waarin de milieutechnische voordelen verschillen bij de verschillende varianten. Mocht de commissie op basis daarvan verder willen spreken, heeft zij dat op zijn minst nodig. Dhr. Dieters (PvdA) sluit zich hierbij aan. Dhr. Slager (gedeputeerde) kan dit toezeggen. De voorzitter proeft bij de gedeputeerde dat hij zegt dat het College verder gaat met de procedure zoals deze nu loopt, dat men doorgaat op de ingeslagen weg. Hij heeft net toegezegd dat hij bereid is om aanvullende informatie ter beschikking te stellen op een aantal punten. Als de Staten akkoord gaan, kan het stuk worden doorgeleid naar de Statenvergadering als C-stuk. Dhr. Miedema (GroenLinks) merkt op dat het wat GroenLinks betreft als C-stuk naar de Staten kan. Als er nadere informatie van het College komt, kan dat altijd nog op de agenda worden gezet. De voorzitter concludeert dat besloten wordt het stuk als C-stuk door te geleiden. Hij dankt de insprekers. 11.
Voordracht van GS van 3 juni 2008, nr. 2008-29.304, betreffende vaststelling definitieve doelvermogen voor de eeuwigdurende nazorg van de gesloten stortplaats Kloosterlaan te Delfzijl (nummer 18/2008)
Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) verklaart dat de ChristenUnie op zich wel kan instemmen met deze voordracht. Zij informeert, in verband met het vorige agendapunt betreffende de voormalige stortplaats aan de Meidoornlaan, of deze ook niet thuishoort in het rijtje. Dhr. Dieters (PvdA) kan zich de vraag van de ChristenUnie voorstellen. De PvdA kan akkoord gaan met dit voorstel. De discussie die er al eerder is geweest ten aanzien van een andere stortplaats om afvalbergen op te ruimen en te recyclen. Die optie ligt er nog steeds, er zijn steeds meer bedrijven mee bezig. Misschien kan de provincie daar in de toekomst iets mee. Dhr. Slager (gedeputeerde) verklaart dat dit een voordracht is in een lange reeks van voordrachten. Zo wordt de ene gesloten stortplaats na de andere afgewerkt in deze provincie. Er komen nog een paar: Woltjespoor, Usquert en Veendam. Daar wordt nog aan gewerkt. De gedeputeerde kan nu alvast toezeggen dat in de toekomst dergelijke voordrachten nog weer langs zullen komen. Hoort de Kloosterlaan thuis in het rijtje met de Meidoornlaan? Neen, het zijn verschillende situaties. Deze zijn niet met elkaar te vergelijken. Ten aanzien van de opmerking van dhr. Dieters merkt de gedeputeerde
21
op dat er inderdaad bedrijven zijn die zich werpen op het recyclen van vuilstortplaatsen. Daar is naar gekeken, ook aan de Meidoornlaan is dat uitvoerig onderzocht, maar het bleek geen resultaat te kunnen hebben. Er is ook naar de Kloosterlaan gekeken, met hetzelfde resultaat. Op dit moment staat er nog iets open ten aanzien van Usquert. Dat zou wellicht een mogelijkheid zijn om daar iets te gaan doen met recyclen, maar ook daar wordt alweer van gezegd dat wat daar ligt er eigenlijk niet geschikt voor is, omdat het huisvuil is. Men wil allerlei stoffen terugwinnen uit die vuilstortplaats, dus het is nog niet zeker of dat haalbaar is. Dhr. Slager is er wat voorzichtig mee. Hij denkt dat deze methode van werken voorlopig nog niet zo ver gevorderd is dat men daar nu plezier van zou kunnen hebben. Dhr. Dieters (PvdA) kan de voorzichtigheid delen. Er is toen gesproken over het MPI, Delfzijl wilde niet meewerken. Zij hadden daar redenen voor, die dhr. Dieters wel begrijpt. Hij kijkt de kring helemaal rond, want men moet niet sec op één stortplaats […], want dan wordt het echt onhaalbaar. Men moet in een breder perspectief kijken, misschien wel in noordelijke samenwerking, om dit te kunnen doen. Dat betekent één installatie voor meerdere storten. MPI is één bedrijf. Dhr. Dieters heeft ook een gesprek gehad met een ander bedrijf dat zich vooral richt op Duitsland ten aanzien van recycling. Er komen positieve resultaten uit, wel met vraagtekens overigens, wat dhr. Dieters betreft. Dat spoor zou de provincie misschien voldoende aandacht moeten geven. De voorzitter constateert dat dhr. Dieters het eens is met de voordracht maar een suggestie doet. Dhr. Veluwenkamp heeft de gedeputeerde horen zeggen dat hij die suggestie gehoord heeft. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) stelt dat haar vraag helder was en dat zij ook een heel helder antwoord heeft gekregen. Zij zou er echter graag een toelichting op willen. De gedeputeerde gaf aan dat de situaties heel anders waren. Mw. Van der Graaf wenst te vernemen waarom dit het geval is. Dhr. Slager (gedeputeerde) geeft aan dat dit vijf stortplaatsen zijn die heel recent nog in gebruik waren. De vijf die men ziet: Kloosterlaan, Woltjespoor, Usquert en Veendam, worden binnenkort gesloten. Die zijn dus nog heel kort geleden in gebruik geweest. Bij de Meidoornlaan is sprake van een stortplaats die al jarenlang geleden gestopt is met actief zijn. Dat is het verschil. Bij Stainkoelen ziet men een ander jaartal, daarvan is het de bedoeling dat die nog jarenlang in productie blijft, maar dan als enige in de provincie Groningen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of er nog meer verborgen stortplaatsen uit het verleden zijn. Dhr. Slager (gedeputeerde) merkt op dat zo-even werd gezegd dat men zomaar werd geconfronteerd met de pijpleiding Groningen-Delfzijl, etc. Er zou zomaar eens een keer ergens iets naar boven kunnen komen waarvan men moet constateren dat er iets aan de hand is. Er zijn geen verborgen stortplaatsen waarvan dhr. Slager weet. De provincie heeft nu een vrij compleet overzicht van alle plekken in Groningen. Het gaat om een paar honderd. De voorzitter merkt op dat de commissie het overzicht wel eens in een of ander stuk heeft gehad. Hij komt tot de conclusie dat de voordracht wordt gesteund en dat het als B-stuk naar de voltallige vergadering kan. 12.
Brief van GS van 18 april 2008, nr. 2008-19.543 betreffende bestuursakkoord Eemsdelta. Op verzoek van de fractie GroenLinks.
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) zat vorige week op de tribune bij de commissie Economie en Mobiliteit. Toen hoorde hij dhr. Haasken vragen of het College de Staten nog wel serieus neemt. Dhr. Van der Ploeg neemt vandaag het stokje over en begint met de vraag of het College de Staten nog wel serieus neemt. Hij heeft het concept bestuursakkoord laten agenderen. Hij constateert dat er in de aanbiedingsbrief gemeld wordt dat de gemeenten het hebben voorgelegd aan hun gemeenteraden, dat zelfs één gemeenteraad nog aanvullende aspecten, waardoor het concept bestuursakkoord is aangepast, was het bij het College bekend dat er vanuit de commissie belangstelling was om dit te bespreken als concept. Vervolgens wordt er een handtekening geplaatst. Dhr. Van der Ploeg wil niet zeggen dat ze dat niet zouden mogen, er is een duaal bestel, dus het College kan als zelfstandig bestuursorgaan handtekeningen zetten, maar hij vindt het op zijn minst niet erg chique.
22
Kijkend naar de inhoud van het bestuursakkoord, de doelen en de ambities, is dhr. Van der Ploeg teleurgesteld dat de gemeenten en de provincie ook gezamenlijk het landschap als ambitie hebben benoemd en in hun doelen hebben weergegeven. In de gemeenteraad van Loppersum is er al een aanvulling gekomen. Er zijn wat tekstuele toevoegingen in bijlage 2 terechtgekomen, hoofdstuk 4. Daar staat dan landschap onder. In het voortraject is landschap niet opgepakt door de bestuurders. De vraag aan het College is waarom dat niet met wat meer energie is opgepakt, want het gaat wel degelijk over een mal/contramal-gedachte. Er wordt heef veel opgeschreven over de mal, maar over de contramal heel weinig. Voor GroenLinks is dat een eenheid. Ten aanzien van het karakter van het bestuursakkoord is er al eerder een uitnodiging geweest in de Melkemaborg. Dhr. Van der Ploeg was daar niet echt van onder de indruk. Er was ook nogal verschil van mening in de zaal. Er zat niet echt de snit op, iets wat terug te vinden is in het bestuursakkoord. Eigenlijk is het vlees noch vis. Dhr. Van der Ploeg vraagt waarom het College ervoor heeft gekozen om in dit stadium al een bestuursakkoord mede te ondertekenen, omdat als je er wat verder doorheen leest, er afspraken in staan, refererend aan provinciaal beleid dat de Provinciale Staten nog moeten vaststellen. Als het om Bouwen en Wonen gaat, wordt er onder andere melding gemaakt van een verordening, die er kennelijk al is, maar waarvan bekend is dat die er nog niet is, waar bij gemeenten ook de jaartranches worden vastgelegd. Waarom wel bij het POP, maar dan weer niet bij het landschap, want daar worden ook ambities geformuleerd. Dhr. Swagerman (SP) heeft zojuist, bij een ander onderwerp, ook even gememoreerd aan de samenhang der dingen, als wordt gekeken naar Wagenborgen en de woningbouwsituatie, waar het College mee bezig is. Hij begrijpt dat GroenLinks dat ook heeft gezien en dat op zijn minst ook voorbarig vindt en dat men dit gezamenlijk wel even aanzou kunnen kaarten. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart ergens in zijn gedachten te hebben staan dat hij nog wilde verwijzen naar een hele reeks van afspraken met uitvoeringscommissies, die althans voor de Staten vagelijk in uitvoeringstrajecten afspraken maken – het werd de uitvoeringscommissie Energy Valley genoemd als het om Wagenborgen ging – terwijl dat soort scherpe trajecten niet in dit akkoord staan. Of men het inhoudelijk op dat terrein met betrekking tot Wagenborgen eens is, waagt dhr. Van der Ploeg te betwijfelen. Daar heeft de GroenLinks-fractie in elk geval nog geen concrete uitspraak over gedaan. Dhr. Van der Ploeg is echter graag bereid om dat in de fractie te bespreken. Dan kan men alsnog even kijken. Ten aanzien van het akkoord zelf is de conclusie van GroenLinks dat het erg generiek is en eenzijdig op de mal. Ook een aantal kansen die er zijn in het gebied, bijvoorbeeld de economische ontwikkeling die er is ten aanzien van arbeidsmarkten, kunnen veel scherper worden opgeschreven: wat de doelen zijn. Waarom ook niet de werkelozen uit Groningen daarbij te betrekken? Waarom wordt dat niet gewoon heel concreet benoemd? Er staat tussen haakjes ergens onder economie dat er iets met arbeidsmarkt wordt gedaan. Ten aanzien van het landschap zelf ziet de GroenLinks-fractie kansen, daar waar de economische ontwikkeling, om daar ook, juist in die contramal, aanvullende stappen te nemen, ook projectmatig, bijvoorbeeld ten aanzien van de Fivel-boezem. Een vraag aan het College is waarom dat nog niet wordt opgepakt. Ligt dat aan de gemeenten of is er gewoon niet over gesproken? Als het gaat om het bestuursakkoord zou de GroenLinks-fractie – het is een beetje een voorbeeld voor andere bestuursakkoorden – toe willen naar bestuursakkoorden die stappen vooruit zetten, met toegevoegde waarde, en die ook effectiviteit laten zien. Dhr. Van der Ploeg betwijfelt of dit akkoord dat in zich heeft. Hij verzoekt om een reactie van het College. Dhr. Luitjens (VVD) stelt dat het inderdaad gaat om de samenhang der dingen. In principe gaat de VVD-fractie er vanuit dat wat GS ondertekenen met anderen, zal blijken te passen in nu vastgesteld of later vastgesteld provinciaal beleid. Dhr. Luitjens denkt aan de andere kant dat het goed is dat gemeenten in dit deel van de provincie een akkoord hebben getekend, al is het niet al te scherp. Op een gegeven moment wordt het akkoord zo scherp als de partners kunnen. Je kunt het ook zien als een basis om vandaar uit verder te werken. Dhr. Swagerman (SP) vraagt of dit betekent dat de VVD wel akkoord gaat met alle invulling van beleid zonder dat de Staten zich daarover hebben uitgesproken. Dhr. Luitjens (VVD) gaat er vanuit dat GS akkoorden tekenen die ook passen binnen nu of binnenkort vastgesteld provinciaal beleid. Hij wil nu twee specifieke zaken aanstippen die ook om
23
financiën vragen. Dhr. Luitjens vraagt zich af of men die ergens in de Begroting 2009 in de financiële perspectieven terug zou moeten kunnen vinden. Mw. Mortiers (PvdA) verklaart dat de PvdA-fractie begrijpt dat dit punt door GroenLinks op de agenda is gezet om al enigszins te anticiperen op de POP-discussie. Dat is ook hun goed recht. De PvdAfractie is blij met in elk geval het bereikte akkoord. Het kan een stimulans zijn voor de regio. Dat is hier ook door diverse fracties naar voren gebracht. Wanneer men uitgaat van de mal/contramalgedachte zou de aandachtige lezer een zekere ongerustheid kunnen besluipen, samenhangend met de leefkwaliteit die ook in het stuk wordt genoemd, want wat in de gezamenlijke ambities van de afspraken te lezen is onder de punten 2 en 3 (blz. 4) zijn uitgangspunten die hier weliswaar separaat worden opgesomd, maar die in feite volledig complementair zouden moeten zijn. Of dat ook in zijn uitwerking als dusdanig wordt beleefd, daarover zou de PvdA wat zekerder willen zijn. De inleiding daarentegen in bijlage 2 – en een bijlage is maar een bijlage, als men denkt aan de status van de diverse onderdelen –… Die bijlage 2 betreft de regionale agenda. Die is wat explicieter, onder andere met betrekking tot het cultuurhistorische landschap en vooral ook met betrekking tot de landschappelijke kenmerken van het gebied, met inbegrip van de vroege nederzettingen, oftewel de dorpen. Wat dat betreft is die bijlage veel explicieter. De kwintessens van die bijlage vindt de PvdAfractie onvoldoende vertaald in datgene wat onder de punten 2 en 3 van de afspraken te lezen is. Hetzelfde geldt eigenlijk voor IV van bijlage 2, waar op blz. 13 punt 2 onderaan staat – en dat is de PvdA uit het hart gegrepen – dat deze dynamiek moet worden gebruikt voor en gecombineerd met de versterking van het landschap. In de richting van dhr. Van der Ploeg geeft mw. Mortiers aan dat het er allemaal wel een beetje in staat, maar in de uitgangspunten is dat een beetje verwaterd en onvoldoende complementair verwoord, daar heeft dhr. Van der Ploeg wel een punt. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het ook niet in de acties terugkomt. Mw. Mortiers (PvdA) verklaart dat punt 1 en 3 meer aandacht vergen. Wat de PvdA betreft zou er een bredere waaier van sectoren die bij de gebiedsontwikkeling betrokken moeten worden, in het stuk zichtbaarder moeten worden. Mw. Mortiers mag toch hopen dat het aantal sectoren dat uitgenodigd wordt en betrokken wordt bij deze gebiedsontwikkeling, ruim zal worden opgepikt. Dhr. Keurentjes (CDA) geeft te kennen dat de CDA-fractie dit bestuursakkoord met genoegen heeft ontvangen en bekeken. De eerste reactie in de fractie was of dit niet een stuk zou moeten zijn – het staat GroenLinks natuurlijk vrij om het te agenderen – dat in een andere commissie thuishoort. De inhoud gaat over de verantwoordelijkheid die locale overheden hebben opgepakt om met elkaar te gaan samenwerken. Het CDA ziet daarin een opmaat die ingaat op de uitdagingen die ook in het kader van het POP zullen worden gesteld. Dat is een goede ontwikkeling. In die zin heeft de CDAfractie ook gekeken naar de betrokkenheid van de provincie in dezen. Zij stemt van harte in met dit bestuursakkoord. Vraagpunten die het CDA nog wel heeft, sluiten aan bij de opmerking die de VVD maakte over de gevolgen hiervan voor de provincie in de Begroting. Die waren niet terug te vinden. In hoeverre wordt het risico van bureaucratie voorkomen? Heeft de provincie daar ook ideeën over? Dhr. Stevens (ChristenUnie) deelt mee dat ook de ChristenUnie-fractie met tevredenheid vaststelt dat dit bestuursakkoord er is. Het is fijn dat men zover is en er samen met gemeenten doelstellingen worden afgesproken en dat hierin ook de samenwerking die er tussen gemeenten is duidelijk wordt en op papier wordt vastgelegd. De ChristenUnie heeft op zich ook geen strijdigheid kunnen ontdekken met het provinciale programma zoals dat tot nu toe in de verschillende stukken is vastgelegd en afgesproken. Uiteraard kun je nooit compleet zijn in zo’n verhaal. Je kunt altijd vragen waar een bepaald onderwerp is gebleven en waarom er over een bepaald onderwerp geen afspraken zijn gemaakt. De ChristenUnie kan dit bestuursakkoord wel ondersteunen. Zij heeft wel afspraken gemist over windenergie. Daar waar je op een gegeven moment met elkaar spreekt over klimaat en energie en dergelijke zaken als duidelijk onderwerp in dit bestuursakkoord, dan zijn geen afspraken over gemaakt. Dhr. Stevens vraagt of daar wel over is gesproken en of wel geprobeerd is om daar afspraken over te maken en vast te leggen in het bestuursakkoord. Een tweede vraag betreft de notitie die op uiterlijk 01-08-2008 als voorstel aan de provincie wordt gedaan over de regionale verdeling van de woningbouwopgave (blz. 16). Is dat al gebeurd en is die opgave ook publiek? Tot slot heeft de ChristenUnie nog een vraag over de ambtelijke samenwerking die op een gegeven moment in de back office wordt georganiseerd en die een aantal fte’s betreft. Hoe wordt dat
24
precies ambtenarentechnisch opgehangen? Onder welke gemeente komt dat te hangen? Wordt daar een bepaalde regeling voor in het leven geroepen? Hoe is dat geregeld? Dhr. Swagerman (SP) verklaart dat het inderdaad een uitgebreid stuk is, voor zover dit aan de dikte van het stuk kan worden ingeschat. Misschien moet dit ook gezien worden als een voorschotje op een gemeentelijke herindeling. Dit zal ongetwijfeld ontkend worden door het College, maar de SP is op de hoogte van wat gesprekken die daar plaatsvinden. Een paar zaken staan er niet in, zoals wat GroenLinks heeft opgemerkt en de windenergie. Het is natuurlijk nogal een groeigebied, speerpunt Eemshaven en het omliggende gebied. Dhr. Swagerman had verwacht dat er in zou staan wat daarbij ongeveer de grenzen zouden zijn, want zo langzamerhand moet eens worden bepaald waar de grenzen gaan liggen in de provincie van het te ontwikkelen havengebied en daaraan gekoppeld wat er vervolgens gebeurt met het landelijke gebied, want het is natuurlijk zo klaar als een klontje dat in deze gemeente een deel van het landelijke gebied – al was het maar akkerland, weiland of wat voor gebied dan ook – ‘opgevreten’ zal gaan worden door de haven. Daarnaast moet er compensatie komen voor de te plaatsen energiecentrales. Dhr. Swagerman had graag gezien dat er in dit akkoord iets dergelijks zou hebben gestaan. Afgelopen maandag heeft hij een gesprek gehad met LTO Noord. Die noemde daar een aardige optie in, die zo nieuw dat die hier waarschijnlijk niet eens in had kunnen staan. Zij zei eigenlijk wel voor een landbouweffectrapportage te zijn. In het kader van de ontwikkeling van de Eemshaven lijkt dhr. Swagerman heel goed, ook al omdat je moet gaan uitruilen. In het akkoord had kunnen staan aan welke gebieden worden gedacht bij uitruil. Dan zou dit in overleg met de gemeenten misschien al in dit bestuursakkoord opgenomen kunnen zijn, in plaats van de versnippering die nu plaatsvindt. Dat zijn een paar punten die hier misschien heel mooi in gekund hadden. Is daar nu gewoon niet aan gedacht, gaat dat te ver of komt er een addendum bij dit bestuursakkoord waar dit eventueel ter sprake gaat komen of mag dhr. Swagerman terug naar een andere commissie? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) denkt dat het heel goed is dat deze gemeenten een bestuursakkoord van deze strekking hebben gesloten. Hij vindt ook – in tegenstelling tot wat sommige fracties suggereren – dat ze heel netjes hebben aangegeven dat er een aantal speerpunten zijn waar men zich op gaat concentreren. Het is, zoals ze dat zelf omschrijven, een concentratie. Dat betekent dat ze niet uitsluiten dat ze op andere gebieden ook gaan samenwerken, alleen daar ligt in eerste instantie niet de focus. De scherpte van het bestuursakkoord. In tegenstelling tot wat een aantal fracties heeft aangekondigd, dat je in een bestuursakkoord alles in de diepte en in de scherpte al zou moeten hebben geregeld, is D66 dat niet van mening. Er moet tenslotte ook nog wat voor de gemeenteraden overblijven om over te beslissen. De nadere invulling van het bestuursakkoord moet op die manier tot stand komen in de visie van D66. Daar zit natuurlijk wel het probleem bij dat als je een gezamenlijke back office hebt en gezamenlijk beleid gaat maken, je je kunt afvragen hoe die democratische legitimatie uiteindelijk in elkaar zit, omdat er in het voortraject al zodanige gesloten worden, dat er eigenlijk alleen maar een ‘ja’ kan volgen van de gemeenteraad. D66 zal dit afwachten. D66 verwacht overigens dat dit soort vergaande vormen van samenwerking in de meeste gevallen ook een opmaat zullen zijn tot een gemeentelijke herindeling. Ten aanzien van het arbeidsmarktbeleid, zoals dat hier wordt aangekondigd, denkt D66 dat er een zeer verstandige opmerking in staat. Er is in eerdere trajecten al over de technische opleidingen gesproken. Die dreigen het gebied te weinig te kunnen voorzien van werknemers. De D66-fractie vindt het goed dat daar intergemeentelijk in de vier gemeenten over wordt nagedacht. Het anticiperen op een discussie uit het POP die nog moet komen. Over de juridische bindendheid daarvan: D66 gaat ervan uit – dhr. De Vey Mestdagh neemt aan dat de gedeputeerde dat kan bevestigen – dat wat de Staten daarover besluiten, uiteindelijk voor gaat boven dit bestuursakkoord. De inzet in financiële zin die de provincie pleegt door het aanleveren van één manager en 1 fte. Kan de gedeputeerde iets zeggen over de afweging die daar heeft plaatsgevonden om deze inzet te plegen? Het zou ook 2 kunnen zijn, het zou ook een andere inzet kunnen zijn. De voorzitter stelt vast dat dit bestuursakkoord voer voor juristen is. Het woord ‘deal’ in de bijdrage van D66 beviel de voorzitter in dit verband. Dhr. Slager (gedeputeerde) merkt op dat ‘deal’ niet alleen betekent dat het dan over de eerste letters van die vier betrokken gemeenten gaat, het gaat ook over wat men gezamenlijk heeft bereikt. Vanwege de portefeuille bestuurlijke organisatie is dhr. Slager hierbij betrokken, maar zijn collega’s
25
zijn hier net zo goed bij betrokken, want als het over economie gaat, is gedeputeerde Gerritsen aan zet, gaat het over landbouw, dan is dhr. Hollenga in actie. Het is dus een Collegeactiviteit, maar dhr. Slager heeft bij de onderhandelingen misschien een wat grotere rol gespeeld, omdat je ook vier gemeenten bij elkaar hebt en één provincie. Om als volledig College aan tafel te zitten, dat zou niet bevorderlijk zijn geweest voor het tot stand komen van dit akkoord, niet omdat dhr. Slager geen vertrouwen heeft in zijn collega’s, integendeel, maar omdat het tot stand komen van wat er nu ligt ook al een heel moeilijke weg is geweest. De gedeputeerde kan zich goed voorstellen dat men zegt bepaalde zaken te missen. Natuurlijk, er is van alles bij te verzinnen wat er ook nog in had kunnen staan. Het College wilde de handtekening zetten, er is stevig onderhandeld. De één wil graag dit, de ander wil graag dat, uiteindelijk komt er dan iets uit. Dan wordt het misschien een verhaal waar de scherpte uit is, maar het College heeft op dat moment toch geoordeeld dat het beter is om daar nu de handtekening onder te zetten, want dan is er een basis om verder te werken, dan te blijven discussiëren. Dan zou er namelijk ook iets van moeheid ontstaan, het gevoel dat men er samen niet uit komt. Je wilt iets bereiken. Dus dit kan worden beschouwd als een basis die in de loop van de tijd steeds verder zal worden ingevuld en uitgebreid. Inderdaad, enkele onderwerpen staan er niet in. Er is wel degelijk een selectie gemaakt, bijvoorbeeld economie. Het Eemsdeltagebied is een hoek van de provincie waar op dit moment heel veel gebeurt, waar ook volgens de provincie de eis voor geldt dat de betreffende gemeenten elkaar niet moeten beconcurreren, maar de handen ineen moeten slaan en samen de problemen oplossen. Dan heb je het eigenlijk over een akkoord van vier gemeenten. Dat moet men zich realiseren. In een aantal gevallen gaat de provincie zich er niet inhoudelijk mee bemoeien, bijvoorbeeld als het gaat om het oprichten van een back office gaat de provincie niet voorschrijven hoe ze dat precies moeten doen. Daar wordt nu, op dit moment, over nagedacht. Dat is dus iets waar de gemeenten zelf mee bezig zijn. Toch heeft de provincie mee ondertekend, omdat het College het belang van het gebied heel duidelijk ziet. De provincie heeft de Eemsdelta ook steeds aangewezen, ook in POP-verband en andere stukken, als een gebied waar de provincie haar aandacht op wil concentreren. Om die reden heeft het College gesteld hier graag bij te willen zijn en aan tafel te willen zitten en haar bijdrage te leveren in de vorm van 1 fte. Je kunt daar ook 2 of 5 van maken, maar daar zit natuurlijk ook een beperking in van de eigen mogelijkheden van de provincie. Het is misschien op dit moment meer iets van dat de provincie erbij wil zijn en mee wil praten en mee wil doen. Dhr. Slager sluit niet uit dat er een moment ontstaat dat er wordt gezegd dat er nu een zwaardere bijdrage van de provincie nodig is, dat er nu meer moet gebeuren, dat de gemeenten het even niet aan kunnen, dat er iemand nodig is die nu een stevige slinger aan het geheel geeft, dat het de provincie te lang duurt. In die zin wil de provincie er graag bij betrokken zijn, zonder overigens de indruk te willen wekken dat de provincie maar even zegt hoe het moet gebeuren, want dat zou niet goed zijn. Het is een akkoord dat een paar jaar geleden is gesloten tussen drie van de vier gemeenten. Loppersum is er nu bij gekomen. Dat maakt de onderhandelingen weer wat moeilijker. Waarom staat er niet meer in? Men moet zich realiseren dat het ook gemeenten zijn die financieel zo hier en daar de nodige problemen hebben. Dan kun je wel een heel zware ambitie op papier zetten, maar het moet ook allemaal gerealiseerd worden. Dat zijn allemaal afwegingen die hier een rol in hebben gespeeld en die ook deels verklaren waarom sommige zaken er misschien niet al te uitgebreid in staan. Daarnaast zijn er natuurlijk ook onderwerpen waar wel over gesproken is, maar waarvan werd geconstateerd dat men het er met zijn vijven niet over eens was. Dat is een punt van verschil van inzicht. Als men dat gaat uitdiscussiëren tot men het er wel over eens is, belemmert dat weer de voortgang van het geheel, dus voor een aantal onderwerpen, bijvoorbeeld de vraag wat met het Fivel-gebied moet gebeuren, hebben gemeenten prachtige plannen liggen als aan de landbouw onttrekken, het realiseren van recreatie aldaar, de Fivel weer uitgraven, waar hij vroeger heeft gelopen, etc. Dan begrijpt men wel, dat men het daar niet zomaar over eens is. Sommigen zeggen dat daar nog eens goed over nagedacht moet worden. Dus dat staat er dan ook niet in. Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt of het punt van de natuurcompensatie, waar de SP aan refereerde, ook een van die punten was waar men het niet over eens was. Dhr. Slager (gedeputeerde) ontkent. Het is niet aan de orde geweest, want dat is weer een andere discussie. Trouwens, deze discussie lag hier ook al voor in de tijd. Men was hier al een heel eind mee gevorderd toen er over landbouwcompensatie werd gerept. Hetzelfde geldt voor de windmolens: dat is niet aan de orde geweest, daar is niet over gesproken in het kader van dit verband. Men heeft zich geconcentreerd op de economie van het gebied, dus de havens en wat daar bij staat. Die punten gaan nadruk krijgen. De back office moeten de gemeenten zelf invullen. Dhr. Slager denkt dat dit ook de goede manier is. Hoe ze dat gaan doen, is nog niet helemaal uitgekristalliseerd, maar men zit te denken aan zaken samenvoegen en die dan spreiden over de verschillende gemeenten, dus niet
26
alles onder brengen in het gemeentehuis van Delfzijl, maar de ene afdeling in Delfzijl en de andere afdeling in Eemsmond en zo ook Appingedam en Loppersum, dus de aandacht verdelen, maar wel zoeken naar de gezamenlijke kracht daarin. Is dit een opstap naar de gemeentelijke herindeling, zoals door een van de fracties werd opgemerkt? Daar gaat het College niet verder op in. De voorzitter dankt de gedeputeerde. Hij proeft dat dit als C-stuk naar de Provinciale Staten zal gaan, omdat er toch over het algemeen instemming is, behalve dat er allerlei suggesties worden gedaan aan het College wat er nog meer in zou kunnen staan. De gedeputeerde heeft aangegeven dat er in de toekomst misschien toevoegingen zullen volgen, maar dat het in de eerste plaats aan de gemeenten zal liggen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wenst in de fractie te bespreken of GroenLinks het onderwerp in de Statenvergadering aan de orde zou willen stellen. De voorzitter constateert dat men voorlopig akkoord gaat met de status van C-stuk. 13.
Brief van GS van 10 juni 2008, nr. 2008-30.772 betreffende uitnodiging deelname aan het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2008-2011
Mw. Mortiers (PvdA) stelt dat de PvdA-fractie naar aanleiding van de stukken die de commissie heeft ontvangen voor Leren voor Duurzame Ontwikkeling een vraag vooraf heeft. Wat is de rol van Provinciale Staten op dit moment, nu de aanvraag eigenlijk al de deur is uitgegaan en nu PS ook al kennis hebben kunnen nemen van het noordelijke ambitie-statement dat door de GS’en van de drie provincies is geformuleerd en ingediend? Mw. Mortiers heeft wel de nodige opmerkingen bij het stuk, het ambitieniveau en ook de accenten, maar nu de aanvraag eigenlijk al weg is, vraagt zij zich in gemoede af wat daar nog mee kan worden gedaan. Mw. Mortiers onderschrijft de accenten op het terrein van energie, maar zij zou bijvoorbeeld ten aanzien van leefbaarheid en leefomgeving, die ook als punten worden genoemd, aan GS kunnen vragen of daar ook de cultuurhistorie van het landschap bij betrokken kan worden en bij energie ook de klimaatverandering, met name allerlei internationale akkoorden die er op het terrein van biodiversiteit zijn gesloten en waar de noordelijke provincies misschien wel een belangrijke bijdrage in zouden kunnen leveren. Kortom, er wordt ook de schrijvers van de diverse stukken met de nodige zelfkritiek evaluatief gekeken naar het verleden. Het is allemaal van een gigantisch abstractieniveau, weinig doorzichtig. Mw. Mortiers zou toch het ambitieniveau, wil je überhaupt effect sorteren, iets willen aanscherpen. Maar misschien is dat voor een volgende ronde. Mw. Mortiers vraagt zich af wat er kan worden gedaan met dit soort opmerkingen en wat de rol van Provinciale Staten überhaupt nog is in deze fase. Dhr. Abbes (CDA) deelt mee dat de CDA-fractie het hele verhaal maar ‘slap’ vond. Daarmee is alles samengevat wat er in staat, zowel als men de evaluatie leest van de afgelopen jaren – toen werd de stemming bij het CDA bepaald niet himmelhoch jauchzend – als bij de plannen die er liggen. De programmering voor de komende jaren staat ergens halverwege het vervolgprogramma, daar worden dan zelfs een aantal thema’s nog concreet ingevuld. Zelfs de voorbeelden van die projecten vindt de CDA-fractie nog aan de zeer vage kant. Een voorbeeld van een mogelijk project, bijvoorbeeld het Actieplan Gebouwde Omgeving, richt zich primair op energiebesparing, etc. Het CDA heeft het gevoel dat dit al gebeurt, ook in allerlei verbanden en dwarsverbanden. De vraag van het CDA aan de gedeputeerde is of dit alsjeblieft concreter kan, anders is de meerwaarde van dit hele project wel uiterst marginaal. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) had de zin opgeschreven die in de tekst voorkomt, dat een en ander nogal abstract is geformuleerd. Dat is geheel juist en dat sluit aan op de opmerking het CDA en de PvdA hebben gemaakt. Daardoor vond dhr. De Vey Mestdagh het ook lastig lezen. Wat staat er nu precies, wat gaat er nu precies gebeuren? D66 is wel van mening dat de richting op zich goed is, maar het zal dus heel veel afhangen van concrete invulling die plaats moet gaat vinden op dit onderwerp. Eén opmerking over een van de richtingen die wordt aangegeven die nieuw zijn. Dat is de richting de mondialiteit. Die juicht D66 toe. Bij de beoordeling van projecten moet ook vooral naar mondiale effecten worden gekeken. Dat is vaak iets wat vergeten wordt op locaal niveau. Het is in het kader van de duurzaamheid natuurlijk heel belangrijk. Uit de tekst is niet helemaal af te leiden hoe de besluitvorming over projecten precies gaat. Is het nu zo dat als er projecten in gang gezet worden, de Colleges van GS daar gezamenlijk over
27
beslissen of is het zo dat de projecten per provincie worden ingevuld en dat de provinciale GS’en daar zelf over beslissen? Hetzelfde geldt voor de budgetten, want de budgetten zijn aan de ene kant bij elkaar opgeteld, met de verantwoording, of is het zo dat elke provincie haar eigen budget heeft voor haar eigen projecten? Dat is niet geheel duidelijk uit de tekst. Hoe het werkt. Er zal geen sprake meer zijn van subsidieaanvragen. Als je naar de systematiek kijkt, is het dan zo dat als je niet in de aanjaaggroep zit, je dan dus ook geen projecten kunt doen? Dhr. Miedema (GroenLinks) kan zich grotendeels aansluiten bij de vorige sprekers dat het programma weliswaar op papier een positieve intentie heeft, maar dat het in de praktijk toch heel erg abstract is, wat te abstract. Voorts wenst dhr. Miedema zich aan te sluiten bij de vraag van mw. Mortiers wat de rol van de Staten nu nog is. Waarom worden de Staten niet vooraf hierover geïnformeerd of in elk geval gevraagd, zodat PS kaders kunnen stellen. Er staat in het stuk dat er beter aangesloten gaat worden bij actuele onderwerpen. Dhr. Miedema denkt dat dit heel essentieel is, dat je dit hele punt op die manier concreter kunt maken en beter kunt laten aansluiten bij wat er bij de mensen leeft. Daar moet bij de beoordeling van programma’s heel goed naar worden gekeken: wat leeft er, hoe sluit een programma aan bij wat er echt bij mensen leeft? Wat dhr. Miedema betreft dient men dan echt te kijken naar mensen in de praktijk dingen laten meemaken. Als het over water gaat, moet je mensen met de voeten in het water laten staan, bij wijze van spreken. Op die manier betrek je mensen er echt bij. Bij het onderwerp binnenmilieu speelt bijvoorbeeld op het ogenblik sterk de discussie over balansventilatie. Daar zijn veel mensen mee bezig. Dhr. Miedema roept op om daar iets mee te doen. Daar zijn best kansen om het op die manier allemaal veel beter te maken. Er wordt voorgesteld om het subsidiepercentage per project te verlagen van maximaal 85% naar 65%. Dhr. Miedema vraagt zich af of dat niet tot gevolg heeft dat er minder projectvoorstellen worden ingediend, dat er wellicht te weinig projecten worden ingediend. Dhr. Luitjens (VVD) sluit zich aan bij de woorden die vele anderen hebben geuit over het te abstracte karakter van het geheel. Mw. Hazekamp (PvdD) kan zich eveneens vinden in wat de vorige sprekers vonden, vooral de inbreng van het CDA sprak haar erg aan over dat het een ‘slap verhaal’ was. Zij vindt het jammer, omdat het de titel heeft dat het een noordelijk ambitie-statement is, terwijl je niet eens goed kunt achterhalen wat nu het ambitieniveau daadwerkelijk is, dus je weet ook niet of het hoog of laag is. Voor een ambitie-statement vindt mw. Hazekamp dit erg jammer. Dhr. Slager (gedeputeerde) zal niet de woorden in de mond nemen dat het een ‘slap verhaal’ is, want dat verwacht men niet van de gedeputeerde. Dat het allemaal niet even concreet is, staat in het stuk zelf ook al. Dhr. Slager wijst op de eerste zin: “Geachte dames en heren, hierbij leggen wij u ter informatie, etc.” Het was dus eigenlijk ook helemaal niet de bedoeling om dit op de agenda te plaatsen in de zin van een bespreekstuk waar een besluit over moet worden genomen, etc. Het was de bedoeling om gewoon even wat informatie aan de Staten toe te doen komen, zo van: er komt weer een nieuw project Leren voor Duurzame Ontwikkeling, zoals dat er de afgelopen jaren ook is geweest. Het College houdt de Staten op de hoogte van de voortgang daarvan. Binnenkort kunnen de Staten dus weer van het College verwachten dat er allerlei concrete voorstellen worden gedaan. Dat was eigenlijk de bedoeling. Dat is wat anders opgepakt. Dhr. Slager geeft toe dat het een vaag verhaal is. Het was de bedoeling om op deze manier de subsidie voor dit project te krijgen. Dat wordt gewoon geëist, dat, wil je daar een bijdrage voor krijgen, je een plan moet indienen en dit is voldoende. Dus je hoeft op dat moment nog niet heel uitgebreid tot in alle details, etc. zaken uitgewerkt hebben. Dat is pas de volgende fase. De rol van PS is lezen en tot zich nemen dat er weer een nieuw project Leren voor Duurzame Ontwikkeling aan komt. Als de Staten heldere ideeën hebben, kunnen zij die indienen. Dat is eigenlijk de bedoeling geweest. Mw. Mortiers (PvdA) vraagt of het tot de mogelijkheden behoort dat de Provinciale Staten zelf hier met voorstellen kunnen komen, want zij heeft, het stuk gelezen hebbend, en dan vooral ook kijkend naar de didactische opzet van het een en ander en de daaruit resulterende effecten… Als mw. Mortiers het stuk zo leest, denkt zij dat als het zo moet gaan, het niet zo bijzonder veel – en dan drukt mw. Mortiers zich eufemistisch uit – zal opleveren. Dhr. Abbes (CDA) is graag bereid om het woord ‘vaag’ van de gedeputeerde als een synoniem te beschouwen van ‘slap’. In die zin is men het dus eens. Als men kijkt naar water, wat is dan de
28
meerwaarde van een voorbeeld van een mogelijk project. Dhr. Abbes citeert: ‘Water vormt bij het ontwerpen van nieuwe bestemmingen, nieuwe woonwijken, nieuwe industriegebieden een belangrijke factor. Een duurzame afweging daarbij van verschillende partijen is daarbij van groot belang, etc.’ Wat is nu, als je bijvoorbeeld de KRW in het achterhoofd neemt, de meerwaarde van dit project? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) had begrepen dat de voorbeelden die genoemd waren voorbeelden waren. Of zijn het inderdaad projecten die daadwerkelijk op dit moment al tot uitvoering komen als dit doorgaat? Dhr. De Vey Mestdagh kan zich overigens heel goed vinden in dat als je een grote subsidie uit Den Haag binnen wilt halen, je de aanvraag zo vaag mogelijk houdt, dat geeft de meeste ruimte om nadere beslissingen te nemen. Dhr. Miedema (GroenLinks) denkt dat de taak van Provinciale Staten toch vooral is om kaders te stellen en niet om zelf concrete projectvoorstellen in te gaan dienen, anders zit men hier vannacht om 0.00 uur nog. Dhr. Miedema heeft daar zelf enkele suggesties voor gedaan. Je moet echt aansluiten bij actuele thema’s en de mensen er zo concreet mogelijk bij betrekken. Vervolgens kun je daar ingediende programma’s op toetsen. Dus je moet bepaalde criteria stellen, waaraan je dan ingediende projectvoorstellen kunt toetsen. Dhr. Miedema denkt dat dat een beetje de taak is van Provinciale Staten. Tot slot heeft dhr. Miedema nog geen antwoord gehad op een vraag over de subsidiepercentages, dat de maximale percentages omlaag gaan en wat dat voor gevolgen heeft. Dhr. Abbes (CDA) denkt dat dhr. Miedema heel goed begrijpt dat het niet zijn punt is om hier met concrete voorstellen te komen. Het gaat dhr. Abbes er duidelijk om dat hij in de stukken ook een concrete uitwerking hiervan wil zien, want het gaat wel om provinciaal geld dat ermee gemoeid is. Mw. Mortiers (PvdA) stelt dat er bij dit hele punt van de duurzaamheid wel een gevoel van urgentie mag. Dat proeft zij eigenlijk nergens in het stuk en vindt zij niet terug in het ambitieniveau. De voorzitter merkt op dat de sfeer in de vergadering op dit moment helder genoeg is voor de gedeputeerde. Dhr. Slager (gedeputeerde) stelt nogmaals dat dit geen lijst met projecten is. Het is een aanvraag om een bedrag uit Den Haag te krijgen voor de projecten die nog geformuleerd en beschreven en ingevuld moeten worden, etc. Dhr. Slager kijkt terug naar de vorige periode van Leren voor Duurzame Ontwikkeling en hij constateert dat in die periode een aantal heel goede projecten zijn uitgevoerd. Hij heeft er alle vertrouwen in dat dat in de komende periode ook weer het geval zal zijn. Het stuk moet niet worden beschouwd als een opsomming van wat men gaat doen, etc. Zo ver is men nog niet. Dat komt allemaal nog. Dat komt ook bij PS langs. Als je nu niet in die aanjaaggroep zit, zit je er dan naast, mag je dan niets indienen? De gedeputeerde ontkent. Het College gaat er vanuit dat iedere aanjaaggroep zijn eigen achterban heeft en dat men ook de provincie weet te vinden. De vraag van dhr. Miedema of de teruggang van 85% naar 65% niet een gevaar kunnen opleveren dat je dan minder projecten krijgt. Het College heeft de indruk dat dit heel erg meevalt. Bij de vorige periode is men uitgegaan van 85%, omdat het toen heel nieuw was en het College hieraan graag veel aandacht wilde besteden. 85% subsidie is erg hoog. Er moet natuurlijk ook altijd iets bij zijn van een eigen bijdrage. De indruk van het College is, dat 65% ook voldoende projecten oplevert en een succesvol programma voor de komende jaren op kan leveren. Het komt allemaal nog bij de Staten langs als het wat concreter is ingevuld. De voorzitter constateert dat de brief als C-stuk naar de Statenvergadering kan. 13 a
Natuurcompensatie Eemshaven
De voorzitter geeft het woord aan dhr. Prins, wiens betoog hier integraal wordt weergegeven. Dhr. Prins (inspreker LTO Noord): “Dank u wel. Dames en heren, mooi dat we nog even de gelegenheid krijgen om onze visie aan te geven rond het onderwerp natuurcompensatie. We hebben u daartoe een e-mail gestuurd met nog wat kanttekeningen bij de notitie die u van de zijde van het College gekregen heeft. Ik wil u aangeven dat het voornemen tot natuurcompensatie de afgelopen jaren toch wel heel veel losgemaakt heeft en dat LTO Noord
29
heel nauw betrokken is geweest bij de discussie met overheden, maar ook met haar leden in het gebied. Ik heb er toch wel behoefte aan om de LTO-visie hier naar voren te brengen. We kennen in dit land en deze provincie spelregels rondom de ruimtelijke ordening. Die spelregels heeft u verwoord in het POP en in de bestemmingplannen van de gemeenten en er is een convenant dat de natuurorganisaties samen met de provincie in 2001 heeft afgesproken, waar LTO partij in was en waarin nieuwe natuurclaims langs de Groninger noordkust werden afgesproken en ook daarmee een grens werd gesteld. Wij hebben vastgesteld dat de afgelopen tijd er strijdigheid was in de uitvoering van de natuurcompensatie in vergelijking met de regels die gesteld zijn. Wij hebben gemeend dat het toch wel heel vreemd is dat er eigenlijk niet een verhaal bij was waarom het nu dan zonder aanpassing van die regels allemaal kon. Dat is wel onze bewering geweest en we hebben geprobeerd daar duidelijkheid over te krijgen, maar onze stelling is dat er dan ook een goed verhaal moet zijn als er strijdigheid van regels, dat de overheden hier een verklaring voor hebben waarom er zo gehandeld is. Het belang van LTO Noord en haar leden is, dat de uitwerking van de natuurcompensatie op een aantal verspreid gelegen locaties dreigt te gaan plaatsvinden. Dat is een gebied dat van grote betekenis is voor de pootaardappelteelt. Wij zouden graag zien dat u daar oog voor heeft en dat u een visie heeft hoe u dit soort belangen onderkent. Wij hebben daar tot nu toe weinig van gemerkt. Er is vooral een tijd van stilte geweest. Wij hebben die tijd van stilte gebruikt om procedures te voeren. We zijn naar de rechtbank gegaan, we zijn bij de gemeente op bezoek geweest om daar ons verhaal te doen en we hebben geprobeerd om via de procedure natuurbeschermingswet ons verhaal ook te doen. Wat bij die procedures opvalt, is dat je als belanghebbende partij eigenlijk nauwelijks gekend wordt. Men heeft pogingen gedaan om LTO Noord als belanghebbende partij aan de kant te zetten en te voorkomen dat daarmee een inhoudelijke discussie zou plaatsvinden. Dat vinden wij een gemis. Wij vinden dat er ook een inhoudelijke discussie over de strijdigheid van het beleid moet plaatsvinden. Dan zegt u: dan voert u de discussie maar in het kader van de natuurbeschermingswet. Dat kan, maar daar kun je alleen ecologische motieven kwijt en daar is dus niets van economische aard of van ruimtelijke aard aan de orde. Dus je moet wel in je ruimtelijke ordeningsprocedures je verhaal kwijt. Wij hadden heel graag gezien dat dat gebeurd was. Het scenario dat zich nu gaat voordoen, is dat de druk om te komen tot natuurcompensatie verschrikkelijk groot is. De bouw van de Nuon-centrales kan alleen dan plaatsvinden als er maatregelen getroffen zijn. Die druk is zo groot, dat er in onze beleving eigenlijk geen sprake kan zijn van een serieuze ruimtelijke afweging. Dat betreuren wij. Wij vinden ook dat dat eigenlijk niet kan. We zouden uw Staten willen oproepen om daar eens goed naar te kijken, om die afweging inderdaad te maken en ervoor te zorgen dat die natuurclaims zodanig worden gesitueerd dat het in elk geval ook in de landbouwstructuur goed kan worden ingepast en dat is wat ons betreft een concentratie van natuurgebieden en niet een verspreide realisatie op die plekken waar toevallig grond verworven is. Dat is wat ik graag kwijt wilde in deze vergadering. Ik wens u succes met de beraadslagingen.” Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat, hoewel men er in Amsterdam misschien anders over denkt, hij geen boer is. Dhr. Prins heeft het over het gebied voor pootaardappelen. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt wat het probleem is voor het gebied als daar natuurontwikkeling plaatsvindt. LTO Noord wil niet dat er zomaar landbouwgronden aangekocht worden voor dit soort ontwikkelingen. Als een boer die grond had gekocht, had hij misschien ook iets anders gedaan dan pootaardappelen. Dhr. Prins (LTO Noord) geeft toe dat dit een mogelijkheid is. Ook dan is het zo dat er een hele procedure in dit land geldt, waarbij de bestemming gewijzigd moet worden eer dat plan voor een andere functie gerealiseerd kan worden. Dan vindt LTO Noord een heel normale route. Dat verwachtte LTO Noord hier ook. Het belang van LTO Noord is, dat er vooral sprake zal zijn van een concentratie van natuurclaims. Dat was het doel van het convenant kleinschalige realisatie, kleinschalige brakwatergebieden, dat destijds met het College werd afgesproken. Dat doel is nog steeds hard overeind. LTO Noord wil proberen ervoor te zorgen dat niet de hele Groninger noordkust versnipperd raakt door allerlei nieuwe kleine natuurgebiedjes en dat getracht wordt met een visie te concentreren, zodat de impact voor de omliggende bedrijven minimaal is. Men kan zich wel voorstellen dat versnippering ook niet de uitoefening van landbouwbedrijven ten goede komt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat de vraag is of LTO Noord ervoor is dat de Staten vastleggen dat er gebieden zijn waar alleen maar pootaardappelen mogen worden verbouwd. Wat is het belang van de concentratie vanuit de LTO van pootaardappelen?
30
Dhr. Prins (LTO Noord) verklaart dat LTO geen concentratie van de pootaardappelteelt wenst, maar een concentratie van de natuurgebieden. Dat is in feite gewoon uitvoering geven aan wat in het POP is verwoord, namelijk dat het gebied tegen de noordkust aan, de kleischil is waar grootschalige en moderne landbouw zou moeten kunnen plaatsvinden. LTO Noord vraagt de Staten om daar serieus uitvoering aan te geven. Als de Staten menen dat het anders moet, moeten zij daar een goed verhaal bij hebben. Tot nu toe ontbreekt dat. Mw. Mortiers (PvdA) wenst twee vragen te stellen aan dhr. Prins. Ziet dhr. Prins voor de flora en fauna in dat gebied de belangen dat de habitat die nu dan geboden wordt voor bepaalde… Mw. Mortiers begreep dat het hier ook ging om de habitat van de kiekendief, dat het continueren of het geven van een alternatief voor allerlei vogels op de vogeltrekroute waarvan het juist bij de Waddenzee noodzakelijk is om dat in stand te houden… Is de NLTO nu zo kwaad dat er geen of onvoldoende overleg is geweest met de LTO Noord? Hoe beoordeelt LTO Noord eigenlijk dan het feit dat er toch individuele boeren bereid zijn geweest of bereid zijn om hun grond wel degelijk te verkopen? Dhr. Prins (LTO Noord) gaat allereerst in op de vraag over de kiekendief. LTO Noord heeft ook wel opmerkingen geplaatst over de compensatiegedachte, maar dat is hier niet aan de orde. De natuurbeschermingswet is in feite een landelijke wetgeving, daar vloeit de compensatiegedachte uit voort. Het is niet dat LTO Noord dit punt met de Staten willen bediscussiëren. Het is ook om die reden dat LTO Noord… Mw. Mortiers (PvdA) vraagt of LTO Noord het belang wel kent. Dhr. Prins (LTO Noord) verklaart dat LTO Noord het op dit punt een uitwerking heeft gekregen die LTO Noord niet ondersteunt. Dat is een andere discussie. Wat LTO Noord wel graag wil, is dat het geconcentreerd wordt en dat LTO Noord om die reden ook mee is gaan praten in de uitvoeringscommissie die tot doel heeft om die natuurcompensatie op de goede plek te krijgen. Alleen, wat LTO Noord vaststelt, is dat de druk om te komen tot oplossingen voor een datum – aanvankelijk 1 maart en nu 1 oktober – zo groot is, dat een serieuze afweging van locaties niet kan plaatsvinden en dat het dus al heel lastig is om te situeren in één gebied. Dat is in elk geval de ondervinding van LTO Noord. LTO Noord had daar graag wat richtinggevende uitspraken over gekregen. Dat individuele grondeigenaren allemaal op hun eigen manier inspelen op dit soort ontwikkelingen, kan men die ondernemers niet onthouden. Dhr. Prins denkt dat het voor LTO Noord, als collectieve belangenbehartiger, en voor de Staten als vertegenwoordiger van het publieke belang, het zaak is dat het zo wordt gesitueerd dat uiteindelijk de omgeving daar minimaal last van heeft. Dat is de opgave waar men voor staat. Dhr. Miedema (GroenLinks) begrijpt van de inspreker dat het voornaamste probleem van LTO met de hele natuurcompensatie is, dat die compensatie zo versnipperd gebeurt langs de noordkust en dat het totaal aantal natuurgebieden heel versnipperd wordt. Dhr. Miedema vraagt of hij het goed begrijpt dat LTO Noord dan meer pleit voor langs de noordkust één groot gebied aanwijzen waar dan al die natuur zich zou moeten concentreren? Zo ja, heeft LTO Noord er dan ook zich op waar dat zou moeten gebeuren? Dhr. Prins (LTO Noord) stelt dat als het concreet gaat om compensatie in de Emmapolder, LTO Noord daar wel een voorkeur voor heeft. LTO Noord pleit er inderdaad voor dat het gebied dan zo geconcentreerd wordt, dat het aansluit bij de bestaande natuur die daar al aanwezig is. In eerste termijn Dhr. Haasken (VVD) geeft aan dat de VVD in februari heeft gevraagd om hier eens over te praten naar aanleiding van een aantal vragen die de VVD had gesteld. GS werd om een brief hierover gevraagd. Dhr. Haasken vindt het heel plezierig dat er nu al over gesproken kan worden. Wat moet er eigenlijk gecompenseerd worden? Er wordt gesproken over een belangrijk moerasgebied van 69 ha in de Eemshaven. Dhr. Haasken kent aanzienlijk kleinere natuurgebieden die als zodanig ook reeds die bestemming hebben of hadden. Hier is sprake van een industrieterrein, daar kunnen zich inderdaad waarden ontwikkelen als er geen beheer wordt gevoerd. Dhr. Haasken vraagt het College waarom het College is meegegaan in het verzoek van LNV om dit te compenseren. Waarom niet
31
aansluitend aan de bestaande EHS? Een moerasgebied compenseren op een van de rijkste zeekleigronden van het land, hoe denkt het College dat te gaan doen? Waarom is niet het spoor van de ruimtelijke afweging gevolgd? Er zijn toch uitgebreide spelregels die ook in het verleden zijn gevolgd met betrekking tot de realisering en de aanwijzing van de EHS? Waarom heeft het College dat spoor niet gevolgd? Er zijn in het verleden eerst gebiedsvisies geformuleerd. In die gebiedsvisies kwam terecht waar men welke natuur zou willen realiseren, om dat vervolgens via het ruimtelijk spoor te gaan begrenzen. Waarom heeft het College daar niet voor gekozen? Is verplaatsing van deze oppervlakte nog mogelijk? Het lijkt hier sterk op verwervingsplanologie. De toevalligheid van een grondaankoop bepaalt deze planologische wending voor een gebied. Hoe verhoudt zich deze vorm van planologie met de bestemming landbouw in een grootschalig open landschap? Welke procedures moeten nog worden doorlopen om de inrichting van dit gebied te kunnen realiseren? Gaat het College geld reserveren om toekomstige mogelijke compensatiegronden daarvoor in beeld te brengen? Dhr. Haasken zit bijvoorbeeld te denken aan het gebied van Oosterhorn. Daar ontwikkelen zich nu ook natuurwaarden. Stel dat zich volgend jaar een grote kandidaat aandient die daar ook een oppervlakte nodig heeft, gronden verwerft van Seaports, moet dat dan ook gecompenseerd worden en gaat het College voor die compensatie – want dat schrijft het College feitelijk,m strategische verwervingen – geld reserveren? Wie gaat dit beheren en wordt dit ook begrensd onder de EHS? Dhr. Miedema (GroenLinks) wenst dhr. Haasken een vraag te stellen. Dhr. Miedema begrijpt dat dhr. Haasken heel veel kritiek heeft op het hele principe van die natuurcompensatie zoals dat hier gebeurt. Dhr. Miedema vraagt of dhr. Haasken wel het principe van de natuurbeschermingswet accepteert, dat er gecompenseerd moet worden als er natuurwaarden verloren gaan. Dhr. Haasken (VVD) antwoordt dat dit niet in alle geval zo is. Het gaat hier over een verwaarloosd industrieterrein, in het verleden opgespoten. Natuurlijk ontwikkelen zich daar door de jaren heen, omdat je die gronden niet hebt verkocht en ook niet hebt beheerd, natuurwaarden. Op het moment dat de bestemming daadwerkelijk moet worden ingeroepen, zitten daar natuurwaarden. Dan vindt dhr. Haasken het wat merkwaardig dat je daar dan toch die natuurwaarden voor moet gaan compenseren. Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt dat dhr. Haasken het dus niet eens is met het principe van de natuurbeschermingswet dat verloren gegane natuur gecompenseerd moet worden. Dit hele gebeuren vloeit namelijk gewoon voort uit de natuurbeschermingswet. De voorzitter merkt op dat er nu een herhaling van zetten ontstaat. Het antwoord is gegeven. Mw. Hazekamp (PvdD) geeft te kennen dat de PvdD-fractie het stuk met belangstelling heeft gelezen. Wat opvalt, is dat als je goed naar de natuurbeschermingswet kijkt en goed naar de regels die gelden voor compensatie, dat de compensatie die voorgesteld wordt, eigenlijk niet voldoet. Mw. Hazekamp zal enkele concrete punten noemen. De functies van het compensatiegebied zouden vergelijkbaar moeten zijn met die van het oorspronkelijke gebied. Al men goed kijkt, ziet men dat dit niet het geval is, waardoor de beschadigde natuurwaarden niet voldoende worden gecompenseerd. Dat wordt versterkt door de versnippering en het feit dat dit gewoon een grootschalig landbouwgebied is dat er gewoon heel anders uitziet. Ten tweede is het gebied te klein. De omvang van het te compenseren areaal moet namelijk bepaald worden door het areaal waar het kwaliteitsverlies optreedt. Dan zou het gaan om 69 ha in plaats van 50 ha, zeker wanneer daarbij wordt meegenomen dat 20 ha kwelderverbetering die binnen deze compensatie valt, nu al Natura 2000-gebied is. Dat kun je dus niet beschouwen als compensatie. Al met al zijn dat wat de PvdD betreft toch wel heel zware punten. Ten derde komt in het hele stuk geen tijdspad voor, geen concrete stappen die op een bepaald moment genomen moeten worden. Mw. Hazekamp zou graag van de provincie vernemen hoe deze punten nu aangepakt worden. Wordt er nog een groter gebied aangewezen? Wordt de kwaliteit nog verbeterd, niet alleen nu, maar ook in de toekomst? Een volgende punt betreft de compensatiebank. Wordt zo’n compensatiebank daadwerkelijk ingericht en betekent dat dan ook dat er in de toekomst ook vooraf strategische aankopen worden gedaan? De tijdsdruk waarover gesproken werd. Wat de PvdD betreft, is een zorgvuldige belangenafweging altijd noodzakelijk. In dit geval zou, wat de PvdD betreft, de kwaliteit van de compensatie belangrijker zijn dan de tijd die de aanvrager heeft. Dhr. Swagerman (SP) wenst zich aan te sluiten bij de vragen die dhr. Haasken heeft gesteld, maar dan met dat voorbehoud dat de SP de wet wel tot in zijn volledigheid ingevuld zou willen hebben. De
32
SP is altijd een sterk voorstander van de kwalitatieve pootaardappelenteelt geweest, want zoals bekend was dat een van de argumenten waarom de SP de glastuinbouw niet zo graag daar wilde hebben waar deze nu gaat komen, bij de Eemshaven. Dat is namelijk hoogwaardig en een van de beste gebieden ter wereld waar kwalitatief goede pootaardappelen vandaan komen. Voor de SP is de aaneengeslotenheid erg belangrijk is. Dat betekent dat als je dat nastreeft – en dat doet de provincie, dat staat in de voornemens en in het beleid – dit weer aansluit bij wat de PvdD zegt, namelijk dat je dat niet altijd zomaar realiseert en dat je dan vervolgens niet moet gaan kiezen voor de gemakkelijkste oplossing van versnippering, wat dan ook nog te weinig is. Je moet goed kijken en de tijd kunnen nemen om te zorgen dat je optimaal een aangesloten gebied, zoals je beleid is, bij elkaar kunt ‘harken’. Dhr. Miedema (GroenLinks) wenst zich aan te sluiten bij de punten van de PvdD over de vraag in hoeverre dit voorstel van natuurcompensatie een echte voldoende compensatie is voor de waarden die verloren gaan. Daarnaast heeft dhr. Miedema een punt over de hele procedure die gevolgd is. In het stuk staat al dat dat niet ideaal geweest is. In volgende gevallen dient er een goede inspraakmogelijkheid geboden te worden aan mensen. Dhr. Abbes (CDA) verklaart dat de VVD al exact dezelfde vragen heeft gesteld bij de CDA-fractie ook leven. Hij vraagt of het College uitgebreid kan aangeven hoe ver de procedures op dit moment zijn. Bestaat er nog een mogelijkheid om door middel van uitstel toch na te gaan hoe die drie afzonderlijke stukken in één gebied te krijgen zijn. Er moet op een of andere manier helderheid komen over de verhouding van de gemeentelijke en de provinciale planologie. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) geeft te kennen dat de ChristenUnie het jammer vindt dat tijd als grote reden wordt aangehaald om te komen tot deze beslissing. Voor de ChristenUnie geldt dat het van het grootste belang is dat er goede ruimtelijke afwegingen worden gemaakt, die ook verwacht mochten worden. Mw. Van der Graaf verzoekt om een reactie van de gedeputeerde, aangezien er nu een situatie wordt voorgesteld dat die ruimte niet is gecreëerd hier goede afwegingen voor te maken. De ChristenUnie deelt met LTO Noord dat men zou moeten gaan voor het concentreren van natuur door het aan te sluiten bij bestaande natuurgebieden in plaats van versnippering te creëren. De leerpunten. Er is heel wat lering getrokken uit het hele proces. Hoe verhoudt zich de insteek van de compensatiebank tot de eisen van de natuurbeschermingswet om zo dicht mogelijk bij de aangetaste natuur compensatie te vinden. Dat sluit een beetje aan bij de vraag van Mw. Hazekamp of het College vooraf strategische gebieden gaat verwerven. Waarom zou je het instrument onteigening in willen zetten als het gaat om natuurcompensatie? Aangegeven wordt dat er in het proces geen blauwdruk bestond hoe hiermee om te gaan, maar er zijn wel ervaringen vanuit de rest van het land met dit punt. Is die informatie daarover ook ingewonnen en zijn ervaringen daarover gebruikt? Men wordt wel een beetje voor een voldongen feit gesteld door de natuurbeschermingswet, wat een landelijke regelgeving is. Er zit ook een wijziging aan te komen. Het is mw. Van der Graaf niet bekend of het punt van natuurcompensatie en de eisen die daaraan worden gesteld daar ook bij worden gebruikt. Door een aantal fracties is aangegeven dat concentratie van natuurgebieden en aansluiting bij bestaande natuurgebieden wel belangrijk zou zijn. Dat zou kunnen betekenen dat het niet altijd in de directe nabijheid is van aangetaste natuur, wat wel een eis is vanuit de natuurbeschermingswet. De belangrijkste insteek was juist vanuit de Europese Commissie dat de verhouding van Natura 2000-gebieden binnen de grenzen van Nederland in stand zou blijven. Dat betekent dus dat je niet over de grenzen heen zou kunnen kijken, maar binnen de grenzen zouden wel heel wat mogelijkheden zijn. Kan er niet een stap richting Den Haag worden gezet om de overwegingen van de provincie daarbij aan te kaarten en eventueel zoiets mee te nemen bij de komende wijziging van de natuurbeschermingswet? Mw. Van der Graaf verzoekt om een reactie. De voorzitter geeft het woord aan de gedeputeerde. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) merkt op dat het onderwerp natuurcompensatie in het Eemshavengebied heel wat stof heeft doen opwaaien. De gedeputeerde kan zich daar alles bij voorstellen. De eerste keer dat hij werd geconfronteerd – in het begin van zijn periode als gedeputeerde – met documenten over wat er zou moeten gebeuren, vroeg hij zich af of dat wel nodig is. Dan ging het vooral over de manier waarop en het gegeven waar op dat moment de natuur lag: het industriegebied dat er al dertig jaar ligt en waar spontaan natuur was ontstaan, die er dus ook al vrij lang was. Je gaat dus eerst uitzoeken of dat allemaal wel klopt. De gedeputeerde kan verzekeren dat het klopt. Er bestaat de noodzaak van compensatie. Inmiddels weten eigenaren van
33
industrieterreinen ook redelijk goed dat ze daar alert op moeten zijn. Men heeft kunnen zien wat er gebeurde nadat op een gegeven moment de NB-wetvergunning was verstrekt en de Nuon de eerste werkzaamheden wilde beginnen. Ze moesten daar even mee wachten. Er moest gedurende een aantal weken 24 uur per dag een tractor met een eg erachter over het terrein heen en weer rijden om te voorkomen dat alsnog weer iets gebeurde in de tussentijd. Dat is ook de reden dat ook op andere plekken eigenaren van industrieterreinen van andere terreinen die niet bestemd zijn voor natuur, gaan kijken wat ze moeten doen om te voorkomen dat dit soort situaties zich voordoen. De hoofdvraag van de VVD – en andere partijen – is waarom het College is meegegaan in het verzoek tot compensatie. Het College is niet meegegaan in een verzoek tot compensatie, het feit dat de ontwikkelingen in de Eemshaven en de activiteiten die daar gepland zijn – op dat moment ging om een aantal heel belangrijke investeringen in de Eemshaven die ook breed draagvlak hebben gekregen in deze Staten, de bouw van centrales, LNG-aanlanding – eraan zaten te komen, betekent dat initiatiefnemers verplicht waren om een vergunning aan te vragen op grond van de NB-wet. Dat had te maken met het feit van die 69 ha hoogwatervluchtplaats in combinatie met het Natura 2000-gebied. Je had dus zowel te maken met de Flora- en Faunawet als met de NB-wetgeving Natura 2000. Zij hadden dus een NBwetvergunning nodig. Het eerste wat die bedrijven deden – LNV was de vergunningverlener op dat moment, inmiddels is de provincie zelf ook vergunningverlener in verband met de uitspraak die er tussentijds is gekomen –… LNV werd door partijen van Groningen Seaports – want die heeft geprobeerd om dat te coördineren, omdat het om meerdere initiatieven ging, maar uiteindelijk waren de initiatiefnemers zelf ook verantwoordelijk – gevraagd wat zij moesten doen, want zij willen een vergunning hebben die houdbaar is voor de Raad van State, want zij hadden ook ervaringen met de Maasvlakte en de Oosterschelde, wat er allemaal fout is gegaan bij de Raad van State en soms zelfs bij het Europese Hof als het ging om NB-wetvergunning. Daar ging de discussie op een gegeven moment over wat men zou moeten doen om te compenseren. Vanaf dat moment was ook de provincie wel in beeld, want de provincie had ook uit anderen hoofde te maken met deze bedrijven voor het verlenen van vergunningen, bijvoorbeeld de milieuvergunning. Er is vanuit de provincie ook gezegd dat geprobeerd zou worden om dat een beetje te coördineren. Op die manier is dhr. Hollenga er vanuit de portefeuille natuur erbij betrokken geweest in verband met de natuurbeschermingswet. Maar het bleef en blijft een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers om iets te doen met betrekking tot de compensatiemogelijkheden. De provincie had er ook alle belang bij om te kijken hoe je dat zo goed mogelijk kunt doen. De provincie heeft haar eigen ecologen daarvoor beschikbaar gesteld om mee te denken over hoe dat zou kunnen, omdat ook de reactie van de provincie in eerste instantie was dat het maar buitendijks gedaan zou moeten worden, dat het maar in Duitsland gedaan moest worden, dat het maar in het Westerkwartier gedaan zou moeten worden, dat men maar zou moeten kijken of er grond beschikbaar is en of het mogelijk is. Het is allemaal heel netjes uitgezocht. Als LNV en nu ook de provincie een houdbare vergunning wilde geven – en dat moet allemaal nog blijken – dan moet er op een gegeven moment worden gekeken naar wat er gecompenseerd moet worden. Dan heeft men op basis van uitspraken van de Raad van State te maken met het feit dat je ongeveer in het gebied moet blijven, dat het een vergelijkbare situatie moet zijn. Dat betekent dat men te maken had met een combinatie van moerasgebied vlak tegen de kust aan in verband met de combinatie met het Waddengebied, ook hoog water ter plaatse. Daarmee kom je dus altijd bij situaties terecht dat je aan landbouwgrond moet komen, want ook dat was voor het College een criterium, te trachten om dat te voorkomen. Er zijn verschillende suggesties gedaan, bijvoorbeeld over de grens gaan. Dat is niet aan de orde, er zijn ook vragen in de Tweede Kamer over gesteld. De minister heeft daarop geantwoord dat het niet mogelijk was. Je mag niet compenseren in gebieden die al aangewezen zijn als natuurgebied of als EHS, dus het moet altijd iets anders zijn ter vervanging. Dat heeft ertoe geleid dat er op een gegeven moment een zoekgebied kwam waar je dat zou kunnen doen als het gecombineerd moet worden met de kuststrook. In april 2007 en in juli 2007 zijn er twee bijeenkomsten in deze provincie geweest waar alle organisaties – natuurbeschermingsorganisaties, Seaports, de provincie, LTO – voor waren uitgenodigd om mee te denken over hoe dat zou kunnen en voorlichting te geven over het gegeven dat er iets moet gebeuren en dat het op die plaatsen zou kunnen. Toen zijn er heel veel ideeën door het adviesbureau op tafel gelegd. Ook daarvan heeft het College in eerste instantie gezegd dat men voorzichtig zou moeten zijn met landbouwgrond. Het is hoogwaardige landbouwgrond. Kan het niet anders? Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat dhr. Hollenga zo-even noemde dat er geen andere mogelijkheden waren binnen die kuststrook dan waar men nu uiteindelijk is terechtgekomen. Hij vraagt van waar tot waar die kuststrook gaat in dat zoekgebied.
34
Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat de kuststrook in het zoekgebied liep van Delfzijl tot Noordpolderzijl. Het was vrij ruim. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of het niet nader te definiëren is. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) legt uit dat het niet op de kilometer nauwkeurig gedefinieerd kan worden, je moet gewoon kijken in hoeverre je inschat dat het houdbaar is voor de Raad van State: het is in combinatie met de kust en het is in het gebied. Op basis van adviezen van ecologen is op een gegeven moment aangegeven dat je het daar zult moeten zoeken. Dhr. Abbes (CDA) wenst in te zoomen op deze mogelijkheden. Dit gaat over het gebied. Die drie gebieden die op dit moment zijn verworven, is de verwerving van deze gebieden nu bepaald door de markt of liggen daar andere beweegredenen aan ten grondslag? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat uit de bijeenkomsten is aangegeven wat de mogelijkheden zijn. Er waren situaties bij die een mogelijkheid konden zijn. Toen is binnen dat zoekgebied gekeken waar je dan terecht zou kunnen komen. Dan kijk je eerst naar die situaties waar het heel weinig risico heeft voor landbouw of waar er misschien geen landbouwgrond mee is gemoeid. Dat is onderzocht, er zijn gesprekken geweest. Op een gegeven moment bleek dat niet haalbaar. Dat kan op een gegeven moment ook te maken hebben met het feit dat mensen niet willen verkopen of dat dusdanig exorbitant hoge bedragen gevraagd worden dat het geen manier is om zaken te doen, want dat is ook steeds kritiek vanuit LTO geweest: er dient voor gezorgd te worden dat het niet prijsopdrijvend gaat werken. Dat is natuurlijk altijd cruciaal, want je bent altijd op de markt bezig en als je het nodig hebt, ga je altijd net even hoger dan je denkt dat de concurrent gaat. Het speelde wel een rol. Dhr. Abbes (CDA) vraagt of er in het verlengde hiervan geen mogelijkheid was om vervolgens te zeggen dat men nog een halfjaar de tijd zou nemen, om nog op een andere mogelijkheid te wachten om misschien in plaats van drie stukken misschien twee stukken of twee aaneengesloten stukken te krijgen, of iets dergelijks. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt hierop terug te zullen komen. Dhr. Swagerman (SP) stelt dat het niet altijd alleen een kwestie van aanschaf is. Er wordt ook wel eens wat geruild. Dhr. Swagerman neemt aan dat dit ook onderzocht is. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt bevestigend. Hij zal hierop terugkomen. Waarom geen spoor van de RO-wetgeving bewandeld? Als je dat zou doen, zou je moeten aangeven waar het komt. Op dat moment zou je het hele traject in moeten gaan van onteigening, bestemmingsplan, natuur aanwijzen, onteigenen. Het College was ervan overtuigd dat het traject dat je dan in zou moeten gaan, ertoe zou leiden dat de Nuon en later ook de RWE zouden hebben gezegd dat als zij die compensatie niet op een andere manier zouden kunnen regelen, zij elders in Europa naar een plek zouden gaan zoeken. Dhr. Haasken (VVD) constateert dat de gedeputeerde de bal legt bij RWE en Nuon. Dan zou het allemaal veel te lang duren, of iets dergelijks. Dat ruimtelijk spoor, waarvan dhr. Hollenga nu afstand neemt in deze situatie, van eerst aanwijzen en vervolgens gewoon verwerven… De provincie doet nooit anders! De hele realisering van de EHS gaat op die manier. Soms is het wat duurder en soms is het wat goedkoper. Dat kunstje is dus bekend. Dhr. Haasken vindt het nog steeds merkwaardig dat het College daar gewoon afstand van heeft genomen. Het komt er feitelijk op neer dat hier grond gekocht is en dat de provincie dat tracht te legaliseren. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) ontkent. De compensatie moet gerealiseerd worden binnen een bepaald gebied. Dan ga je kijken hoe je zonder onteigening daar op een goede manier invulling aan kunt geven. Daar is voor gekozen. Dat is een keuze die op zich niet onlogisch is. Er wordt als het om natuur gaat, heel veel op die manier ingevuld. Er wordt zelfs steeds heel hard aan getrokken, ook van LTO-zijde, om in onderling overleg en met aankopen iets te realiseren. Op een gegeven moment is dat in deze situatie gebeurd.
35
Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat dhr. Hollenga het nu onder de dreiging doet alsof er dan onteigening nodig zou zijn. Het is niet eens onderzocht of er onteigening nodig zou zijn geweest. De kuststrook waarbinnen het zoekgebied, was ook niet nader gedefinieerd. Men had daarbij ook, bij wijze van spreken, in het Lauwersmeergebied uit kunnen komen. Dat is allemaal niet onderzocht. Er is hier grond aangekocht. De gedeputeerde probeert dat nu achteraf te motiveren waarom het hier zo belangrijk is. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) beaamt dit. Hij probeert aan te geven – kennelijk had dhr. Haasken die verantwoordelijkheid wel genomen dat er dan maar geen centrales in de Eemshaven zouden komen – dat het College de keuze heeft gemaakt dat dit de manier is om die compensatie te regelen door middellijke aankoop. Mw. Hazekamp (PvdD) stelt dat de commissie nu een beetje wordt voorgeschoteld alsof de centrales anders ergens anders naartoe zouden zijn gegaan en dat dat nog een extra reden zou zijn om het op deze manier te doen. Zowel Nuon als RWE wisten toch dat deze procedures doorlopen zouden moeten worden als ze in de nabijheid van een Natura 2000-gebied zouden gaan zitten? Het gaat hier ook over Europese regelgeving. Dus ook als ze aan de andere kant van de Eems gaan zitten, hebben ze exact hetzelfde probleem. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) bevestigt dit. Daarom is het dus ook ingevuld zoals het is ingevuld en hebben ze ook de tijd genomen en heeft het College ook tegen hen gezegd dat ze wel de regels voor de natuurbeschermingswet in acht moeten nemen. Dat betekent dat er op een gegeven moment gekeken moet worden waar het plaats kan vinden. Toen is er een middellijke aankoop geweest. Toen is de discussie ontstaan of dit de plek is waar het zou kunnen. Het College heeft daarvan gezegd dat het waarschijnlijk wel voldoet aan de compensatieopgave, alleen het ligt eigenlijk nog niet op de goede plaats. Dat is ook de reden dat er op dit moment sprake is van een tijdelijke inrichting, maar die moet overgaan in een definitieve. Het is het College een lief ding waard dat die definitieve opgave wel in de buurt, maar ergens anders op een wat andere manier in het gebied komt te liggen. Ook daarvan is men echter weer afhankelijk van welke mogelijkheden er zijn in het kader van kavelruil en medewerking van andere grondeigenaren. Dhr. Abbes (CDA) vraagt of de gedeputeerde op het tijdspad zou willen ingaan. De voorzitter vraagt de gedeputeerde zijn eerste termijn af te maken. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat twee mensen hun vinger hebben opgestoken. De voorzitter is dit bekend. Er ontstaat echter een heel diffuse situatie als men maar blijft interrumperen en de gedeputeerde bezig is met zijn eerste termijn. Mw. Hazekamp (PvdD) denkt dat het daardoor alleen maar helderder wordt. De voorzitter denkt dat dit niet het geval is. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog. Is verplaatsing van de oppervlakte nog mogelijk? Dhr. Haasken heeft die vraag gesteld. Het zat ook een beetje verborgen in de vraag van dhr. Abbes. Op zich is dat nog mogelijk. Op basis van de start van de Nuon is er tijdelijk iets ingericht. De vergunningverleners LNV en dus ook de provincie zijn ermee akkoord gegaan dat die tijdelijke inrichting eind 2009 omgezet wordt in een definitieve inrichting, omdat de vereiste wel was dat het geborgd moet zijn. Dat betekent dat het in het bestemmingsplan moet worden vastgelegd. Mw. Hazekamp stelde dat de compensatie niet voldoet. De compensatie voldoet wel, tenzij de Raad van State het tegendeel gaat zeggen, maar op basis van de studies die er geweest zijn, voldoet de compensatie. Het is wel minder dan 69 ha, maar de kwaliteit wordt hoger dan die 69 ha, want het is niet meer in de buurt van industrieterreinen en dergelijke, daardoor kon je akkoord gaan met een kleinere compensatie. Welke procedures (zijn) er nog voor de inrichting? Dat is een kwestie van bestemmingsplan verankeren met de normale inspraakprocedures die daarbij horen. Voor de inrichting is een kleine gebiedscommissie in het leven geroepen, waar ook landbouw zitting in heeft, om te kijken hoe je het zo goed mogelijk kunt inrichten. Er zijn voldoende hectares aangekocht in het gebied. Het ligt niet op de goede plaats, althans het ligt op de goede plaats en het zou kunnen voldoen aan de voorwaarden
36
voor compensatie, maar het zou het College een lief ding waard zijn wanneer het geconcentreerd kan worden met andere gebieden. Op dit moment is de Dienst Landelijk Gebied op verzoek van de provincie en anderen die erbij betrokken zijn, bezig om te kijken wat daar de mogelijkheden voor zijn. Als dat op een goede manier geregeld kan worden – en volgens het College kan het goed geregeld worden –… Daarbij is het ook zo dat er bereidheid is bij de initiatiefnemers om grondeigenaren die daaraan meewerken, ook iets extra’s te compenseren, maar niet tot elke prijs. Anders zal er niet geruild gaan worden. Men kan niet ruilen op basis van extreem hoge bedragen die op dit moment de ronde doen. Dan zou men ook richting de sector niet op een goede manier bezig zijn. Compensatiebank. Het is terecht dat daar vraagtekens bij worden gezet, want eigenlijk zou de wet op dat punt gewijzigd moeten worden. Gelukkig is in de Tweede Kamer dit punt ook wel aan de orde geweest, ook bij de compensatie ten behoeve van natuur, waarbij men zich afvroeg of men op deze manier verder zou moeten gaan. Maar op dit moment heeft de provincie gewoon met de huidige wet te maken. Dat betekent dat een compensatiebank maar beperkt zou kunnen gaan werken, omdat je steeds moet kijken om welk specifiek het gaat, wat er gecompenseerd moet worden en of dat in een ander gebied kan dan het gebied waar het is. Dat is dus heel lastig. In tweede termijn Dhr. Prins (LTO Noord) geeft aan dat één onderwerp dat LTO Noord heeft aangesneden, hier niet aan de orde is gekomen. Dat zijn de afspraken die LTO samen met het College onder meer gemaakt heeft over de realisatie van nieuwe natuurgebieden langs de kust. Dhr. Prins zou daar graag een reactie op willen, ook vanuit de commissie, omdat LTO vindt dat dat in elk geval ook een beleid is waar de provincie aan gebonden is en waar men niet zomaar onderuit kan komen. Ten slotte nog een opmerking over de kritiek die LTO zou hebben gehad over een prijsopdrijvende werking. Die kritiek is in deze procedure in elk geval niet aan de orde geweest. Natuurlijk speelt de prijs en de grondmarkt op dit moment een rol, maar LTO vindt wel dat, ook wanneer je natuur realiseert voor het maatschappelijk doel, dit zijn prijs zal hebben. Dat is ook een spel van de markt. LTO vindt dat je dat vanuit een filosofie moet benaderen dat je concentreert. Dat is een opdracht die er vanuit het collectieve belang is. Dhr. Haasken (VVD) vindt niet dat het College erin slaagt om duidelijk te maken dat hier toch iets anders gespeeld heeft dan verwervingsplanologie. Dhr. Haasken vraagt of het College zich nog nadrukkelijk wil inspannen om de oppervlakte die hier is verworven ten behoeve van die natuurcompensatie inderdaad naar een andere plek, aansluitend aan andere bestaande natuurterreinen, te realiseren. De gedeputeerde heeft daar iets van in beeld gebracht in de zin van kavelruil, maar kavelruil wordt niet provinciedekkend gedaan, dus er zijn andere instrumenten voor nodig van inplaatsing, etc. Dhr. Haasken wil hiermee aangeven dat de VVD het belangrijk vindt hier wordt gesproken over grootschalig open landschap met de functie agrarische activiteit. De VVDfractie zou het College willen verzoeken om zich in te spannen om dit gespreid gelegen ‘toekomstige’ natuurterrein naar bijvoorbeeld het Lauwersmeergebied. Hoe wil het College zich nu gaan opstellen bij toekomstige soortgelijke operaties? Is het College dan bereid om toch dat spoor van die RO eerst te gaan volgen en zich niet te laten ringeloren door in dit geval het ministerie van LNV om meteen met dat verzoek mee te gaan op het moment dat er iets wordt aangekocht? Wil het College in toekomstige situaties toch het spoor van de RO blijven volgen? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat hij zo-even twee concrete vragen had om het net even wat scherper te krijgen voor zichzelf. Heeft het College concreet ten aanzien van de natuurcompensaties signalen van RWE en Nuon gekregen dat zij dan zouden vertrekken? Kortom, is er druk uitgeoefend op de provincie op dit concrete punt? Dhr. Hollenga koppelt heel stevig het ruimtelijk spoor aan onteigening. Dhr. Haasken gaf bij interruptie aan dat de provincie dit niet heeft onderzocht, maar dhr. Van der Ploeg heeft de gedeputeerde niet horen aangeven in hoeverre dat feitelijk is onderzocht. Hij heeft de neiging te denken dat de provincie samen met Seaports bijvoorbeeld al in de stress is gesprongen dat het geregeld zou moeten worden, terwijl het mogelijkerwijs niet is onderzocht. Dhr. Van der Ploeg wil het echter als vraag formuleren. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) heeft een vraag aan dhr. Hollenga. Als het College een gebied zou kunnen verwerven aansluitend aan een ander natuurgebied, wordt er dan nog steeds gesproken over het verloren gaan van een stukje agrarische bestemming of zijn er andere bestemmingen binnen het zoekgebied, wat noodzakelijk is gezien de natuurbeschermingswet? Zijn daar dan ook gronden bij –
37
de VVD betreurt het dat er gronden verloren gaan die uitstekend geschikt zijn voor landbouw – die minder geschikt zijn voor landbouw? Of gaat het om dezelfde soort teloorgang van dat soort gronden? Dhr. Swagerman (SP) geeft te kennen enigszins verbaasd te zijn. Hij heeft nog nooit een gedeputeerde zo helder horen zeggen waarom die centrales er moesten komen en met name onder welke voorwaarden. De natuur deed er even niet toe. De provincie wilde de centrales. Volgens dhr. Swagerman is dat een verhaal dat de SP en nog een paar partijen al heel lang heeft gevoerd. Dat is zijn conclusie als de gedeputeerde zegt dat als het College dit zo had aangepakt, de centrales niet waren gekomen. Het is wel heel verhelderend, alhoewel het eigenlijk al bekend was. De flexibiliteit van de gebieden. De gedeputeerde gaf aan dat deze gebieden nog wel zouden kunnen wijzigen, maar tegelijkertijd zegt hij ook dat men wel procedures in gaat met bestemmingsplannen, etc. Dan lijkt dhr. Swagerman dat je mogelijk veel moeite en tijd steekt in de eigen ambtenaren en die van de gemeenten die uiteindelijk over de bestemmingsplannen gaan, om vervolgens straks te concluderen dat ergens anders toch een gebied is gevonden waar je beter terecht kunt. Dat is een beetje het paard achter de wagen spannen. Als dat standaardprocedure wordt, heeft dhr. Swagerman meer de indruk dat het eigenlijk misschien toch al niet meer kan. Waarom zou je het anders doen? Neem dan inderdaad die tijd waar dhr. Abbes om vraagt. Als je dat goed aftimmert, dan wordt in elk geval deze inspanning niet voor niets gedaan. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) verklaart dat een aantal antwoorden zijn blijven liggen. Allereerst het punt van onteigening. Waarom zou je dat inzetten als het gaat om natuurcompensatie? Wat zijn daar de overwegingen bij? Ook is er geen antwoord gegeven op de vraag of er contact is geweest met andere overheden in het land die hiermee te maken hebben gehad en daar al ervaringen mee hebben opgedaan. Zijn die ervaringen ook gebruikt? Ook verzoekt mw. Van der Graaf een antwoord met betrekking tot de inzet om stappen te ondernemen richting Den Haag als het gaat om de ruimte die Nederland heeft gekregen om invulling te geven aan de regelgeving vanuit Europa, teneinde daar enige wijziging in aan te brengen. Dhr. Abbes (CDA) vindt dat de gedeputeerde een helder verhaal heeft gehouden. Er zijn nog mogelijkheden om te kijken naar kavelruil. Dhr. Abbes wenst in te zoomen op de volgende vragen. De gedeputeerde zegt zelf dat in het zoekgebied deze kavels zijn aangekocht. Die worden ingericht als tijdelijke natuur. Wat zijn de risico’s die men daarmee loopt als je nog wilt herverkavelen dat je deze kavels gaat inrichten tot zogenaamde tijdelijke natuur? Is dat geen voorschot nemen op iets? De vraag daaraan gekoppeld is waarom die druk. Waarom gaat men wel de procedure in dat je nu al gaat zeggen dat die verworven gebieden worden ingericht als tijdelijke natuur, terwijl tegelijkertijd de mogelijkheid tot kavelruil wordt opengehouden? Mw. Mortiers (PvdA) vraagt of er in dit gebied eigenlijk wel onteigend mag worden voor natuur. Op grond van de ervaringen denkt het College na, kortom, ontwikkelt het ook een visie om ten aanzien van de nabijheid van de kuststrook waar wellicht nog toekomstige compensaties nodig zijn, echt een bredere ruimtelijke visie aan de Staten voor te leggen. Mw. Hazekamp (PvdD) zou willen ingaan op de tijdelijke compensatie. De gedeputeerde gaf zo-even aan dat eind 2009 het gebied definitief zou moeten worden ingericht en dat LNV en de provincie hiermee akkoord zijn gegaan. Mw. Hazekamp zou graag willen weten wat het risico is dat de Raad van State hier niet mee akkoord gaat. Voorts gaf de gedeputeerde aan dat de compensatie voldoet, hoewel het gebied kleiner is, ligt het niet meer in de buurt van een industriegebied. Mw. Hazekamp vraagt zich af of er ook rekening is gehouden met toekomstige ontwikkelingen in de compensatiegebieden. Zij denkt bijvoorbeeld aan twee megastallen voor varkens die daar nog gebouwd gaan worden. Zijn die ontwikkelingen meegenomen. Lopen die ontwikkelingen gevaar door die natuurgebieden of andersom? De SP gaf aan dat als er rekening was gehouden met de natuurwaarden, die centrales er waarschijnlijk helemaal niet gekomen waren. Mw. Hazekamp stelt dat het juist andersom is. Als het College zo omgaat met de natuur en natuurcompensatie, dan wordt de kans dat ze er niet komen, alleen maar groter. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vraag of er rekening is gehouden met de relatie met varkensstallen. Neen, daar is geen rekening mee gehouden. Het was niet zo dat er sprake
38
was van een opeenstapeling van risico’s in combinatie met die varkensstallen. Gaat de Raad van State akkoord met de tijdelijke compensatie? Dat is aan de Raad van State om dat te beoordelen. Het is wel zo dat op grond van de ervaringen van het ministerie van andere instanties dit een mogelijkheid is. Het ministerie en later de provincie hebben op basis van datgene wat er nu voorligt, gezegd dat tijdelijke compensatie op deze manier verantwoord is. Op basis daarvan kan de NB-wetvergunning worden verleend. Maar – en dan komt de gedeputeerde bij de tijd – het moet wel geborgd worden. Op het moment dat de NB-wetvergunning aangevraagd is, moet in die vergunningaanvraag aangegeven worden hoe er gecompenseerd wordt, ook al is het tijdelijk, en hoe het geborgd wordt. Vandaar dat op een gegeven moment aangegeven moet worden dat het tijdelijk is, dat het definitief zoveel hectare wordt, ongeveer in dat gebied. De gemeenteraad heeft ook het zoekgebied nog eens een keer aangegeven, want ook de gemeenteraad heeft verzocht om te proberen om het te concentreren, zo dicht mogelijk tegen de kust aan. Het moet echter wel aangegeven worden in de aanvraag. Vandaar dat je op een gegeven moment in de tijd ook moet aangeven wanneer het definitief moet worden. De vraag over onteigening. De PvdA noemde het al. In de Staten is ooit al eens een discussie geweest – aangezwengeld door de VVD en het CDA – over onteigening voor natuur. Toen is er een overzicht gegeven hoe moeilijk het is om voor natuur over te gaan tot onteigening. Dat heeft te maken met de hele procedure die eraan voorafgaat, de bestemmingsplanprocedure, etc. Dat moet nu ook, maar in deze situatie hoeft niet onteigend te worden. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat dit zo is omdat het al is aangekocht. Dan hoef je niet meer te onteigenen. Vooral als je vervolgens daar na de verwerving een dergelijke bestemming op gaat leggen, hoe je inderdaad niet meer te onteigenen. De gedeputeerde heeft het zelf naar voren gebracht als mogelijk knelpunt in dezen. De vraag is wie in dit geval überhaupt zou kunnen onteigenen, want de overheid is in dezen volgens dhr. Haasken geen belanghebbende partij. Dan zou dat dus de Nuon of de RWE moeten doen. Dhr. Haasken vraagt of dit klopt. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat je een titel moet hebben om te kunnen onteigenen. Er is zeer veel tijd mee gemoeid om die titel te krijgen. Het College heeft in overleg met andere partijen in de streek, ook andere overheden, en Seaports, gekozen voor de systematiek zoals die nu voorligt. Dat betekent dat er wordt gezegd: als er eerst wordt aangewezen en een bestemmingsplanprocedure wordt opgestart met alle inspraak, bezwaar maken, Raad van State en alles wat daarbij hoort, daarna de onteigeningsprocedure, er vier à vijf jaar zullen verstrijken. Dhr. Haasken (VVD) begrijpt die discussie… Dhr. Hollenga (gedeputeerde) begrijpt dat de VVD gekozen had voor deze lijn in relatie tot de ontwikkeling van de Eemshaven. Dhr. Haasken (VVD) ontkent. Wat wel nadrukkelijk in beeld moet komen – en dat was ook de vraag van dhr. Haasken – of het College zich de komende periode nog wil inzetten om daar waar hier sprake is van een te ontwikkelen natuurterrein midden in een open agrarisch landbouwgebied, die verspreiding te voorkomen en te verplaatsen naar bijvoorbeeld het Lauwersmeergebied? Wil dat nog de inzet zijn van dit College? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat men dan buiten het zoekgebied komt. Daarmee voldoet men niet aan de vergunning. Dhr. Haasken (VVD) verklaart dat het zoekgebied niet eens is gedefinieerd. Mw. Mortiers (PvdA) stelt dat hier wat dat betreft geen probleem, want er was een boer bereid was om zijn grond te verkopen en dat lag gunstig in het gebied. Waar gaat het over? De voorzitter roept op om niet te diep in de uitvoering te gaan. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog met de beantwoording van de vraag van het CDA waarom er sprake is van druk. Dat heeft te maken met de borging. Het moet vastgelegd worden. De opmerking van de SP en de PvdD dat de natuur er niet toe deed. Dat is niet waar. Er wordt natuur gecompenseerd op een kwalitatieve, acceptabele manier die recht doet aan het compensatiebeginsel zoals dat is afgesproken.
39
De vraag van D66 of er gronden zijn die beter geschikt zouden zijn. De partijen zijn natuurlijk vanaf 2007 daarmee bezig. Ook dit jaar wordt er nog, als er zich mogelijkheden voordoen – en zo nu en dan meldt er zich wel weer eens een grondeigenaar bij de initiatiefnemers of bij Seaports –… In een aantal gevallen wordt gesteld dat het niet inpasbaar is, waarmee men niet kan voldoen aan de vergunningverlening, maar als er zich tussen nu en begin 2009 alsnog mogelijkheden voordoen waarvan de deskundigen en de ecologen zeggen dat dit voldoet aan de compensatiemogelijkheden en de provincie er ook met partijen uitkomt, dan… Dhr. De Vey Mestdagh (D66) interrumpeert en stelt dat zijn vraag erover ging of er binnen het zoekgebied dat wettelijk verplicht is, waar je binnen moet zoeken, gronden zijn die minder geschikt zijn voor landbouw dan wat nu aangekocht is. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat die er zijn. Daar is naar gekeken, maar die waren niet te verwerven. Heeft de provincie onder druk van RWE of de Nuon gehandeld? Het College heeft gehandeld op grond van het feit dan er vergunningverlening voor de NB-wet moest worden afgegeven. Daar gelden procedures voor en daar moest de provincie zich aan houden. Het was ook zo dat de partijen die wilden investeren, ook hun beslismoment hebben. Daar heeft de provincie wel rekening mee te houden. De vraag van dhr. Prins. Wat door de LTO aan de orde wordt gesteld, is een heel ander onderwerp. Dhr. Prins praat over het convenant brakwatergebieden. Daar heeft de provincie een afzonderlijk overleg over met LTO en met de natuurorganisaties. In het kader van de natuurcompensatie is daar ook even over gesproken in hoeverre naar een combinatie gezocht zou kunnen worden. De conclusie van dat overleg was, dat op dat moment die combinatie niet mogelijk was. Als de kans zich voordoet om te concentreren, zal men het doen, maar niet tot elke prijs. De voorzitter informeert wat de status van het stuk gaat worden. Er zijn veel aantekeningen bij het voorliggende stuk. De voorzitter kan voorstellen om het als C-stuk naar de Statenvergadering te geleiden. Hij kan niet zo goed beoordelen of er nu partijen zijn die hier toch op een of andere manier willen ingrijpen, waarvoor het stuk in de complete Staten aan de orde zou moeten komen. De voorzitter stelt voor om het College te volgen en het als C-stuk op te voeren. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) merkt op dat er nog steeds twee vragen van de ChristenUnie zijn blijven liggen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat het woord ‘onteigening’ is genoemd als zijnde een ultieme mogelijkheid om te kijken of je het op die manier beter kunt doen. Het College is er niet uit of dat wel kan, of het op die manier wel kan worden gedaan. Dan krijg je de situatie die dhr. Hollenga geschetst heeft. Binnen de grenzen van Nederland? Ja, dat heeft het College aan de orde gesteld. De discussie in Groningen heeft een nadrukkelijke rol gespeeld in de discussie in de Kamer met de minister als het gaat om compensatiemogelijkheden. De gedeputeerde heeft daar regelmatig met Kamerleden over gesproken en aangegeven dat men in Den Haag eventueel de mogelijkheid heeft om op dit gebied wetgeving aan te passen als men dat zou willen. Zelfs Kamerleden hadden kritiek op de handelwijze van het College, dat het niet nodig was of dat het niet moet. Dhr. Hollenga heeft steeds betoogd dat er een wet ligt waar het College zich aan houdt. Het College wil die natuur compenseren. Daar is het College aan gehouden en dat wil het College ook. Het College doet dat op een kwalitatief goede manier. De voorzitter vraagt om men ermee instemt om dit als C-stuk naar de Staten door te geleiden. Dhr. Haasken (VVD) verklaart dat de VVD daar niet op voorhand mee instemt, want de VVD-fractie overweegt een motie op dit onderwerp in te dienen. De VVD-fractie wenst te beantwoording van de gedeputeerde even te laten bezinken. Het gaat te snel om dit nu al als C-stuk door te geleiden. De voorzitter constateert dat de fracties tot en met vrijdag de tijd krijgen om hier op te reageren. De voorzitter vraagt of dat voldoende is. Dhr. Haasken (VVD) stelt voor om dan maar een motie in het vooruitzicht te stellen, dan is het in elk geval geagendeerd voor de A-agenda.
40
De voorzitter concludeert dat het een A-stuk wordt. Hij merkt op dat er nu nog drie punten op de agenda staan: Kustvisie, KRW en Programma Landelijk Gebied. Om 14.00 uur is het Presidium. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft een punt van orde. Als hij het laatste agendapunt inhoudelijk beoordeelt, dan is dat niet de jaarrapportage zoals hij deze verwacht had. Misschien is het verstandig om richting het College aan te geven wat de commissie aan verbeteringen zou willen zien en het dus op een later moment te doen. Misschien is dat praktisch. De voorzitter vraagt of dhr. Van der Ploeg deze suggesties buiten de vergadering om wil doen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat het punt wat hem betreft niet aan de orde hoeft te komen. Dan wordt het doorgeschoven naar een moment waarop er betere informatievoorziening is. Dhr. Luitjens (VVD) meent dat gedeputeerde Hollenga eerder in deze vergadering had gemeld dat er in november ook nog iets van een financiële beschouwing bij zou komen, wat dit plan in elk geval completer maakt. In die zin stemt dhr. Luitjens in met de suggestie van dhr. Van der Ploeg. Als het gaat over de Kustvisie, denkt dhr. Luitjens dat die ook goed past bij het bespreken van het voorontwerp POP, want de conclusies van de Kustvisie staan ook in het POP. Als het gaat over de beslisnota KRW heeft de commissie deze in conceptvorm uitgebreid besproken in december of januari. Aan wat hier nu ligt, valt verder niets meer te ‘duwen’. Deze drie punten die nog over zijn, hebben wat dhr. Luitjens betreft geen urgentie meer. Dhr. Dieters (PvdA) bemoeit zich even met de Kustvisie en de KRW. Hij had bij de behandeling van de Kustvisie een voorstel willen doen omdat vandaag een advies van de Deltacommissie Veerman uit komt. Dhr. Dieters is zeer nieuwsgierig naar wat in die visie staat. Hij zou deze met de voorliggende visie willen vermengen en dan in de commissie een debat te voeren over wat de visie van het College is. Dhr. Dieters wil dat agendapunt derhalve doorschuiven naar de volgende vergadering in oktober. De KRW. Dhr. Luitjens heeft volstrekt gelijk dat het gedateerd is. Het was toen een adviesnota. Nu gaat het over de uitkomsten van de discussie in de Staten en allemaal maatschappelijke reacties daarop. De PvdA heeft daar wel een bepaald oordeel over. Het gaat er natuurlijk nu om wat nu in die beslisnota terecht is gekomen. Dhr. Dieters vindt dat de commissie dat niet met een jantje-van-leiden moet gaan doen. Hij begrijpt dat het nu wel moet, anders zou hij ook daarbij voorstellen om het naar oktober door te schuiven. Hij denkt dat het procedureel zou kunnen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) verklaart dat het laatste agendapunt wat hem betreft doorgeschoven kan worden. Het onderwerp Kustvisie rechtvaardigt wel om apart besproken te worden. Dhr. Stevens zou niet mee willen gaan met de suggestie van dhr. Luitjens om het bij het POP te behandelen. Tegelijkertijd ziet hij ook wel belangen om de uitkomsten van de commissie Veerman hierin mee te nemen en wellicht dat zelfs de opstellers van dit plan ook de neiging hebben om te zeggen dat het misschien goed zou zijn om een aantal uitgangspunten die Veerman heeft genomen, nog eens tegen het licht te houden en te kijken of die in dit plan niet overgenomen moeten worden. Uitstel van de Kustvisie vindt dhr. Stevens met die overwegingen prima. Over de KRW heeft de ChristenUnie in elk geval nog wel wat inhoudelijks over te melden. Het is wel nodig om dat te bespreken. Dhr. Stevens weet niet hoe het zit met de verdere termijn, of het per se in de komende Statenvergadering vastgesteld moet worden. Als dat zo is, dan moet het vandaag aan de orde komen. De voorzitter vraagt de gedeputeerde om een reactie. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) hecht eraan om het vast te stellen, want aansluitend moeten ook de stroomgebiedbeheerplannen opgesteld worden. En die zaak moet volgende jaar via de landelijke overheid richting Brussel gaan. Als het nu wordt uigesteld, betekent het dat er weer een maand verloren gaat. Dhr. Dieters (PvdA) heeft vanuit de organisatie begrepen dat de uitkomsten van de beslisnota in het POP zijn verwerkt, omdat het een keuze was van het College om daar niet een aparte stroomgebiedsvisie van te maken, maar in het POP. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) legt uit dat hij het over stroomgebiedbeheerplannen had.
41
Dhr. Abbes (CDA) geeft aan dat dhr. Hollenga hem de woorden uit de mond haalt. Volgens dhr. Abbes kan het niet voor wat betreft het onderdeel KRW maar moet het geaccordeerd worden. De andere twee agendapunten kunnen wat hem betreft wel uitgesteld worden. De voorzitter concludeert dat de Kustvisie en het Programma Landelijk Gebied doorgeschoven zullen worden en dat getracht zal worden om de KRW voor 14.00 uur vandaag af te ronden. Dhr. Luitjens (VVD) vindt het een goede suggestie om op die manier de Kustvisie ook met informatie en vergelijking uit te breiden. Wat de KRW betreft, wil dhr. Luitjens nu al melden dat de VVD daar verder geen bemerkingen meer bij heeft en dat hij aan dat deel van de vergadering niet deel zal nemen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) wenst een opmerking te maken ten aanzien van het PLG, de terugblik en vooruitblik. Daarvan heeft de gedeputeerde vanmorgen gezegd dat er ten aanzien van het onderwerp landschap in elk geval eind dit jaar nog een aanvulling komt. Om dat wat concreter aan te geven. Als dat hetgeen is wat dhr. Van der Ploeg bedoelt, dan kan het College zorgen dat het stuk aan het eind van dit jaar opnieuw aan de orde komt. Als GroenLinks zegt dat er nog meer zaken in moeten, dan hoort de gedeputeerde dat graag. Dan moet wel een relatie worden gelegd met de afspraken die er gemaakt zijn in het kader van het Programma Landelijk Gebied zoals dat in 2006 met de Staten is geaccordeerd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat hij daar in feite aan refereert. Men is akkoord gegaan met een jaarrapportage. Ondertussen is ook het beleid ten aanzien van projecten veranderd en krijgen de Staten niet direct meer de piepbrieven. Dhr. Van der Ploeg verwacht van een jaarrapportage een overzicht van de projecten, concreet met lijstjes van wat er dan beschikt is door het College. Die staan er op een aantal onderdelen niet in. Dat is een vrij eenvoudige aanvulling waar dhr. Van der Ploeg om zou willen vragen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) vraagt dhr. Van der Ploeg of hij zegt dat het College wel rapporteert in de Jaarrekening over aantallen, maar GroenLinks eigenlijk ook zou willen zien welke projecten het dan geweest zijn die het College uitgevoerd heeft. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat dit wel zo is als het om projecten gaat. Wat betreft aantallen hectares kan men er ook nog aan denken om het bijvoorbeeld per gebied op te delen. Dat is allemaal een kwestie van wat handig en praktisch is. De voorzitter stelt voor dat het initiatief voor de vormgeving van de jaarrapportage bij GS wordt gelegd. Dan zal men wel zien of de Staten daarmee akkoord gaan. Mw. Mortiers (PvdA) stelt dat de toezegging van de gedeputeerde aan de PvdA-fractie naar aanleiding van de verantwoording van het een en ander dan ook tegelijkertijd kan worden meegenomen. De vergadering vervolgt met agendapunt 15. 14.
Brief van GS van 2 juli 2008 betreffende Kustvisie provincie Groningen; veiligheid en economie
Het agendapunt is doorgeschoven. 15.
Brief van GS van 27 mei 2008, nr. 2008-26.881 bestreffende beslisnota KRW/WB2. Voorts is bijgevoegd het briefadvies van de Raad voor de Wadden van 26 juni 2008 over de Kaderrichtlijn Water
De voorzitter vraagt of er fracties zijn die nu al weten dat zij het stuk zo belangrijk vinden dat ze het naar de voltallige vergadering willen tillen. Persoonlijk vindt dhr. Veluwenkamp het een majeur beleidsonderwerp, waarvan het niet vreemd is om het in de voltallige Staten te behandelen. Dhr. Dieters (PvdA) denkt dat de voorzitter goed verwoord zoals de PvdA-fraactie erover denkt. Het is inderdaad een majeur onderwerp. Het is breed in discussie geweest met allerlei gebiedsgroepen.
42
Het zou een beetje raar zijn dat je daar in de Staten finaal niet over spreekt. Dhr. Dieters wil dus voorstellen om in de commissie één termijn te houden en de tweede termijn in de Statenvergadering te houden. De voorzitter ziet dhr. Miedema en dhr. Swagerman knikken en dhr. Abbes nee schudden. De stemming in de vergadering is zo dat het een majeur punt wordt gevonden dat in de voltallige Staten aan de orde zou moeten komen. De voorzitter stelt voor om het nu in één termijn te bespreken en de tweede termijn in de Statenvergadering van 17 september te houden. Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt dat in januari en februari van dit jaar uitgebreid is gesproken over de KRW. Er was toen stevige kritiek op de adviesnota die er toen voorlag. Toen werden in de Statenvergadering vier moties ingediend, waarvan er één is ingetrokken na een toezegging van de gedeputeerde. De andere drie zijn verworpen. Aangezien de beslisnota op de door GroenLinks aangevochten punten niet is gewijzigd ten opzichte van de adviesnota, handhaaft de GroenLinksfractie haar bezwaren tegen deze nota en kan zij er in deze vorm niet mee instemmen. Kortom samengevat bestaat de kritiek uit drie punten. Allereerst is er een te laag ambitieniveau. Ten tweede is er een te rigide hantering van het begrip ‘significante schade’, waardoor veel positieve maatregelen afvallen. Het derde punt betreft het schrappen van onderzoeksmaatregelen naar flexibel peilbeheer. In de Statenvergadering lag de bal een beetje bij de PvdA-fractie wat betreft die kritiekpunten. In de woordvoering waren ze het wel voor een groot deel met GroenLinks eens, maar bij het stemmen over de moties werd dat niet ten uitvoer gebracht. Wie weet dat men daar nu toch anders over gaat denken. Dan zou men in de Statenvergadering nog met een aantal moties kunnen komen. GroenLinks wacht dus even af hoe dat in de Statenvergadering gaat. Tot slot is er één nieuw punt in de begeleidende brief aangebracht. Dat betreft het aanwijzen van natuurlijke beken, zoals Drentse Aa en Ruiten Aa als sterk veranderd waterlichaam. Er wordt door de minister op aangedrongen dat dat eigenlijk wel zou moeten of dat dat in elk geval als natuurlijke waterlichamen zouden moeten worden aangemerkt. GroenLinks is het daar in feite mee eens. In de beslisnota staat dat ook niet zo. Op dat punt is GroenLinks het dus niet eens met de beslisnota. Dhr. Swagerman (SP) verklaart dat hij hier nog nooit het woord over heeft gevoerd. Dat wilde hij ook deze keer niet doen. IN de Statenzitting zal zijn fractiegenoot hierover het woord voeren. Dhr. Swagerman wil nog opmerken dat hij wel om 14.00 uur verwacht wordt in het Presidium. Dhr. Stevens (ChristenUnie) stelt dat de ChristenUnie de vorige keer inhoudelijk heeft ingestemd met de adviesnota. Ook gezien de wijzigingen zal de ChristenUnie dat ook doen met betrekking tot de beslisnota. Met betrekking tot één punt heeft de ChristenUnie nogal wat vragen gesteld en duidelijkheid gevraagd. Dat betrof de financiering en de financiële consequenties voor de verhoging van de waterschapslasten. Daarvan heeft de gedeputeerde de vorige keer gezegd dat de cijfers die erin stonden met betrekking tot de te verhogingen niet meer dan een half procent per jaar zullen toenemen, dat hij die cijfers op dit moment ook niet hard kon maken en niet aan de burger durfde te verkopen en dat er nog wel het een en ander moest worden doorgerekend omdat te kunnen doen. Dhr. Stevens informeert of die duidelijkheid en die hardheid er nu wel is, omdat in de beslisnota nog steeds het staatje staat dat de waterschapslasten voor de beide waterschappen niet meer dan een half procent per jaar zullen stijgen. Wat is het maximaal te investeren bedrag dat je kunt doen op basis van de uitgangspunten die zijn gehanteerd bij deze berekening als je een half procent stijgt? Daar staat een bepaald investeringsbedrag tegenover. Wat is nu het investeringsbedrag dat goed is voor een half procent stijging? Dhr. Abbes (CDA) verklaart dat ook wat de CDA-fractie betreft de inhoudelijke discussie is geweest. Het is een heel realistische benadering, dat spreekt de CDA-fractie aan. Realisme moet op dit terrein vooral ook leidend zijn. Dhr. Abbes wenst te benadrukken dat de CDA-fractie gepleit heeft voor een positie tussen ambitieniveau 2 en 3, waarbij gevarieerd kon worden naar specifieke situaties. Met andere woorden: soms is ambitieniveau 3 wenselijk, maar ook kan in sommige gevallen niet meer dan ambitieniveau 1 wenselijk zijn. Dat vindt het CDA hierin terug. Dat geldt ook voor de reacties in de adviesnota. Daarom stemt het CDA met dit stuk in. Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat de beslisnota de hoofdlijnen, doelen, maatregelen in kosten weergeeft. Het is ook bij de adviesnota aan de orde geweest, nu bij de beslisnota. Er is vooral gekeken naar betaalbaarheid en haalbaarheid. Het gaat om realisme. Er is minder gekeken naar ambitie. Het mist ambitie. Tijdens het feestje aan het Paterswoldsemeer is dat ook wel gebleken,
43
vooral vanuit de kant van de natuurorganisaties en Milieufederatie. Dhr. Dieters is verheugd over het feit dat de tekst is gewijzigd. De KRW heeft betrekking op alle oppervlaktewateren. Dat is ook een discussie geweest in de Staten. Gistermorgen hoorde dhr. Dieters op de radio de resultaten van Wierde en Dijk over het onderzoek van het laten staan van riet in sloten. Dat is ook aan de orde geweest. Daar schijnen zeer positieve berichten over te zijn, zowel voor het doel van de KRW voor schoon water als het Faunabeheer dat daardoor ook wordt bevorderd en de doorstroming van wateren omdat er minder grassen zijn die 285,25 duikers gaan verstoppen. Het is dus eigenlijk een pleidooi om daar vooral mee door te gaan. Als je dan kijkt naar de sector, zou dat kunnen betekenen dat ten aanzien van het schouwen, dat jaarlijks wordt gedaan en dat de agrariër wordt opgelegd, een enorme kostenreductie valt te halen door het maar gewoon te laten staan. Dhr. Dieters verzoekt de gedeputeerde om een reactie. Ambities. Ecologische kwaliteit. In de commissie en in de Staten heeft de PvdA-fractie er destijds voor gepleit voor een hoger ambitieniveau met een gedifferentieerde aanpak. Dhr. Dieters hoort het CDA heel voorzichtig een ambitieniveau tussen 2 en 3 opperen. De PvdA ging daar zelfs nog een stap verder in. Op sommige plekken zou men ambitieniveau 4 kunnen doen. Er moet vooral differentiatie worden toegepast. De gedeputeerde heeft aangegeven dat hij dat element als een oplossingsrichting zag. Tot zijn spijt heeft dhr. Dieters dat niet kunnen lezen in de beslisnota. Het gaat dan vooral om de belangrijke beken zoals genoemd onder ‘beekherstel’ (blz. 27) binnen en buiten de EHS, inclusief Reitdiep, inclusief zoet/zout. Zoet/zout. Het valt de PvdA-fractie op dat wat het College daarover zegt en wat nu in de beslisnota staat, enigszins haaks op elkaar staat. Zij wenst hier meer over te weten. Zoet/zout is ook in de Binnen Aa-sector in de beslisnota omschreven terwijl er vanuit GS anders op wordt gereageerd. Aan de orde was zo-even een rigide significante schaderegeling. Dat is ook een belangrijk discussiepunt geweest bij de adviesnota. De PvdA-fractie hecht eraan dat nader wordt onderzocht wat nu wel en wat niet kan. De PvdA heeft destijds wel tegen een motie van die strekking van GroenLinks gestemd, omdat zij genoegen nam met de uitleg van de gedeputeerde. Maatstaf moet daarbij altijd zijn of de functie nog uitgevoerd kan worden, ook op het niveau van de individuele boer of andere ondernemer. Het staat in de Handelingen. Dat moet dan ook de strekking zijn van de beslisnota. De schade wordt niet als significant beschouwd als de uitoefening van de functie niet op het spel staat. Dhr. Dieters acht dit een belangrijk gegeven. De PvdA wil ook meer duidelijkheid over de ambitie bij de bestrijding van eutrofiëring dan de ambitie van het landelijk mestbeleid. Een desbetreffende motie van GroenLinks, onder andere over mestvrije zones langs sloten door middel van groenblauwe diensten werd welwillend door dhr. Bleker ontvangen. Hij zegde nadrukkelijk toe dit te onderzoeken. Die motie werd daarop ingetrokken. Nu staat er in de beslisnota niets meer over. Waar blijft die toezegging? Daar wenst de PvdA-fractie een antwoord op. Het voorstel is dus om aan te dringen op realisatie van mestvrije zones, tenminste langs de watergangen die uitkomen op de grote beken. Dat is dus dan die vermenging en een extra filter. De PvdA wil ook aandringen op het realiseren van flexibel peilbeheer in afgeronde natuurgebieden. Ook dat is een onderwerp geweest dat nadrukkelijk door de PvdA-fractie aan de orde is gesteld. Wanneer men de beslisnota doorleest, is daar niets over terug te vinden. Er wordt wel iets over gezegd, maar het is wat mager. Een voorbeeld betreft oeverranden, en dergelijke. Wetterskip is heel duidelijk in de maatregelen die ze willen nemen en de doelen die ze hebben. Bij Hunze en Aa en bij Noorderzijlvest wordt dit wat afgezwakt. Het is wel een belangrijk punt om naar te kijken. Dhr. Dieters wenst hier meer over te vernemen. Het hele drinkwaterverhaal is nog niet helder uit de verf gekomen. Er moeten nog allerlei zaken over worden besproken. De PvdA wenst hier graag de uitkomst van weten. Wat vindt de Raad van de Wadden hiervan? De Raad heeft namelijk pas in 1 juni gereageerd. Te zien was dat de 19% nu is terug gebracht in de waterschapslasten, iets wat ook een belangrijke voorwaarde was voor de PvdA. De PvdA heeft aangegeven dat als die ambitie wat sterker wordt, het iets meer mag kosten. Te zien is dat er nog een financieringstekort is. Dat was toen ook bekend. Daar moet nog over onderhandeld worden. Krijgen de Staten nog weer een voorstel om het weer een beetje omhoog te krikken? Wat de PvdA voorts nog niet ziet, is – en dat is de verantwoordelijkheid van gemeenten – wat daar nu het einddoel is. Als men namelijk over de beslisnota spreekt, gaat het om een gezamenlijke aanpak van Rijk, provincie, gemeenten, waterschappen. Bij gemeenten mist dhr. Dieters het element dat daar nog niet een definitieve besluitvorming over is geweest. Mw. Hazekamp (PvdD) merkt op dat de PvdD bij de behandeling van de vorige keer een aantal opmerkingen had die veel overlap hebben met de punten die al door GroenLinks zijn genoemd: laag ambitieniveau, flexibel peilbeheer, onderzoek significante schade, etc. Overigens had de PvdD
44
indertijd ook nog een motie ingediend over de omvang van de waterlichamen. Mw. Hazekamp hoort dhr. Dieters zeggen dat ook sloten zijn aangewezen. Zij kan dat niet terugvinden in de beslisnota. Hier staat namelijk nog steeds in dat het betrekking heeft op wateren op de grotere waterlichamen. Dhr. Dieters (PvdA) stelt dat mw. Hazekamp daarin gelijk heeft, maar hij leest in de tekst ergens aan het begin dat de Kaderrichtlijn betrekking heeft op alle oppervlaktewater. Dat staat er gewoon in. Dat is een erkenning van datgene waarvoor is gepleit: niet alleen aandacht besteden aan de grotere wateren, maar aan de kleinere wateren. Mw. Hazekamp (PvdD) merkt op dat zij het dan toch goed heeft begrepen. De KRW gaat inderdaad over alle oppervlaktewateren, maar de kwaliteitsdoelen en maatregelen hebben slechts betrekking op de grotere wateren. De gedeputeerde gaf indertijd aan dat hij, als daar aanleiding toe zou zijn, ook maatregelen zou definiëren voor de kleinere waterlichamen om die als zodanig als één waterlichaam te beschouwen. Dat is hierin niet terug te vinden. Mw. Hazekamp zou graag van de gedeputeerde vernemen of daar geen aanleiding toe was of dat het niet bekeken is. Veel van de punten die de PvdD indertijd heeft ingebracht, zijn nog steeds van toepassing. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt dat een belangrijk punt, dat door meerdere commissieleden aan de orde is gesteld – met name de PvdA is daar uitvoerig op ingegaan, maar ook het CDA noemt het, GroenLinks gebruikt het als argument om er niet mee in te stemmen – het te lage ambitieniveau is. Er is een uitvoerige discussie in de commissie geweest. Toen is al aangegeven dat het College zeker ambities heeft. Het moet echter wel in relatie zijn met de KRW en het moet dusdanig worden ingevuld, dat het later niet voor de voeten gaat lopen. In het verleden zijn er kaderrichtlijnen geweest waar men rücksichtslos mee akkoord ging, waarna er een geweldige clash kwam dat er zaken niet uitgevoerd konden worden, waardoor er heel rigoureuze maatregelen moesten plaatsvinden. Het College is nu een traject ingegaan dat met alle partijen in het veld die kaderrichtlijnen zijn ingevuld om op die manier te kijken wat haalbaar is met inachtneming van ambities die je hebt, maar die ook in de KRW zelf vastliggen. Die ambities moeten de komende jaren met betaalbare maatregelen waargemaakt worden. Natuurlijk kan niet op sloot- en beekniveau worden aangegeven wat het is. In deze nota is wel te lezen – dat is een vertaling van datgene wat in de commissie is opgemerkt – dat het College in bepaalde gebieden, met name als het gaat om de EHS en Natura 2000-gebied, zeker verder gaat, omdat dat daar ook de mogelijkheden zijn. Soms gaat het ook verder dan alleen het EHS-gebied. Vanmorgen heeft de commissie – mw. Mortiers refereerde daar aan – de startnotitie van de gebiedsvisie gezien. Daar zie je ook wat daar de bedoeling is om in het kader van ook de KRW bepaalde ambities waar te maken. Dan gaat het over peilaanpassingen die je daar wilt realiseren, over bredere oevers, etc. Dhr. Dieters (PvdA) begrijpt de uitleg. Als hij zijn huiswerk heel goed had gedaan, had hij al die visies en gebiedsdocumenten moeten doorlezen om op detailniveau te kijken wat de maatregelen werkelijk gaan betekenen. Die kennis heeft dhr. Dieters niet zo voorhanden, daar is hij heel eerlijk in. Het is toch wel een signaal dat dhr. Dieters in de adviesnota – ook het CDA sprak daarnet over niveau 2 en 3 en de PvdA spreekt zelfs over 4 en soms 1 als je in een gebied zit waar het niet zo belangrijk is –… Wat dan een gemiste kans is, is dat wat het Rijk wil, het tabelletje wat er in zat over die niveaus, uit de beslisnota is gehaald. Het is voor dhr. Dieters een signaal dat er zoveel debat over is geweest dat men heeft besloten om het weg te laten. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) kan zich dat voorstellen. De vraag is of men zich nu op dit niveau dusdanig gaat vastzetten dat de provincie straks van bovenaf wordt afgerekend, of dat een en ander moet gebeuren in overleg met alle partijen. In overleg met de Staten gaat het College tussentijds op zijn ambities op gebiedsniveau gedifferentieerd een communicatietraject zetten, zodat ook de Staten kunnen volgen waar die differentiatie aangebracht wordt. Daar moet het College toe in staat zijn. Er werd net een mooi voorbeeld genoemd over sloten. Men heeft die reportage over Wierde en Dijk gehoord. Dhr. Hollenga was die middag daarbij aanwezig. Hij heeft daar zelf ook kennis genomen van dat project. De gedeputeerde was aanwezig om ter plekke mede te delen dat zij voor de komende vier jaar nog een keer steun van de provincie krijgen, het ILG van € 124.000, om dit verder uit te breiden en om als voorbeeldproject te dienen voor andere delen in deze provincie, om te laten zien aan andere grondeigenaren dat het werkt. Het waterschap was er zelf bij aanwezig, die heeft er zelf ook geld in gestoken. Het waterschap heeft ter plekke ook aangegeven dat zij in het verleden ook wel eens te snel hebben gedacht dat een hele sloot schoon moest. Als je er riet in zet, geef je aan dat er geen andere dingen komen en dat de doorstroming van het water wel komt. Het heeft ook weer een
45
invloed op de eutrofiëring, want dat gaan ze de komende jaren in dat vervolgtraject ook uitzoeken. De gedeputeerde denkt dat het College op basis daarvan die ambities in die verschillende regio’s, daar waar het mogelijk is, kunnen inzetten. Dhr. Hollenga legt ook de relatie bij het akkerrandenbeheer, vogelweidegebieden, etc. Ook daar zal de provincie in dit kader heel veel kunnen doen. Dhr. Dieters (PvdA) stelt dat de gedeputeerde best in de beslisnota had kunnen schrijven, zonder het nader te duiden, dat de provincie op sommige plaatsen tot een gedifferentieerde aanpak zou kunnen komen. Daar hoeft het College niet op afgerekend te worden. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat dit er volgens hem nu ook in staat. Hij vervolgt zijn betoog met de vraag van de ChristenUnie en de PvdA met betrekking tot de financiering. De huidige financiering voldoet aan die 0,5%. De afgelopen periode is er ook met de provincie overlegd. De gedeputeerde is daar zelf bij geweest. De waterschappen hebben gevraagd wat de bijdrage kan zijn vanuit het ILG ten aanzien van maatregelen. Daar is naar gekeken: welke maatregelen ze de komende jaren denken uit te voeren met betrekking tot de KRW en de vraag of dat past in de doelen die met het Rijk of met de provincie zijn afgesproken ten aanzien van het PLG. Op basis daarvan heeft het College indicatief aan kunnen geven hoeveel miljoen er de komende jaren beschikbaar is. Het College heeft wel aangegeven elk initiatief, elk project afzonderlijk opnieuw te zullen bekijken of het voldoet. Het College moest echter een bepaalde indicatie hebben. Die heeft men kunnen geven. Hetzelfde geldt voor het Rijk. Ook daar zit natuurlijk een belangrijke financiële bijdrage. Toevallig heeft het College onlangs bericht gekregen over een aantal verzoeken van de waterschappen Hunze en Aa en Noorderzijlvest voor projecten, bijvoorbeeld duurzame leefomgeving Fivelingo. Er kan daarvoor een investering van € 2,2 miljoen komen. Beekherstel Runde. Herstel oevers Oldambt. Het gaat dus over de hele provincie. Ecologisch herstel Drentse Aa. Daar is dus inmiddels door het Rijk al een forse bijdrage aan concrete projecten toegezegd. Het financieringstekort. Partijen geven aan dat zij dat financieringstekort gezamenlijk moeten oplossen, zoals ook in de nota staat. Het is niet zo dat dat moet leiden tot aanpassing van de ambities, maar daar moet een oplossing voor komen. Het zit natuurlijk in de tijd. Soms kun je in de loop der tijd met mee- of tegenvallers geconfronteerd worden, of met nieuwe financieringsbronnen. Dus heeft het College er ook vertrouwen in dat die oplossing er komt. Dhr. Stevens (ChristenUnie) merkt op dat als het bij deze beantwoording blijft met betrekking tot die 0,5 procent, hij nu reeds aankondigt dat de ChristenUnie daar niet tevreden mee is. De vorige keer heeft de gedeputeerde gezegd dat hij deze cijfers absoluut niet aan de burger durft te verkopen, dat er veel meer moet gebeuren om dat duidelijk en hard te krijgen. Wanneer dhr. Stevens nu kijkt wat het verschil is ten opzichte van de vorige keer, ziet hij dat de bijdragen van de waterschappen ten behoeve van het nieuw beleid alleen maar zijn toegenomen. Dat geldt voor beide waterschappen. Voor een waterschap is het zelfs verdrie- of verviervoudigd (van € 2 miljoen naar € 12 miljoen). Dhr. Stevens is zeer benieuwd naar de berekening van dat half procent. Hij wil niet zeggen dat het nooit meer dan een half procent mag zijn, maar de opvatting van de ChristenUnie is dat als je iets verkoopt aan de burger, de plannen niet meer stijging zullen veroorzaken dan een half procent per jaar, je die berekening hard moet kunnen maken en boven water moet kunnen houden. Dhr. Dieters (PvdA) wenst eveneens in te gaan op dit halve procent, omdat hij een andere invalshoek heeft dan dhr. Stevens. Het is natuurlijk ook een politieke keuze. Dhr. Dieters richt zijn betoog meer op het kader dat wordt geschetst. Dhr. Hollenga zegt heel duidelijk dat de provincie een kader heeft van 0,5% en dat alle doelen en maatregelen daarom getoetst zullen worden of dat haalbaar is. De PvdA-fractie had daar een andere insteek bij. Zij zegt: als men de bepaalde ambities wil hebben, moet je ook de politieke moed hebben ook naar de burger uit te leggen dat het door die ambitie ook een 0,6% zou kunnen zijn. Dat is een andere invalshoek. Is dat echt het kader geweest of is het geweest dat de zaak is doorgerekend en men op 0,5% uitkwam? Dat is een verschil. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat het laatste het geval is. Hij vervolgt zijn betoog. Gaat de provincie zelf met mestvrije zones werken? Neen, dat is niet de bedoeling. Het is wel de bedoeling om in het kader van maatregelen samen met bijvoorbeeld agrarische natuurverenigingen zo veel mogelijk ten aanzien van ecologisch beheer zaken te doen. Dan kom je ook weer bij de inzet van groenblauwe diensten. Dhr. Dieters vond dat dat er te mager in stond. Het heeft ook te maken met het feit dat je op dit moment nog weinig concreet kunt aangeven of het in alle gevallen mogelijk is. Dhr. Hollenga heeft dat eerder ook al in de commissie gezegd. Op dit moment is de provincie daar ook weer mee bezig om in relatie tot slootbeheer te kijken wat de mogelijkheden zijn en of er op dat
46
gebied ook nieuwe pakketten worden ontworpen die daar ingepast kunnen worden, want het is wel een vraag vanuit het veld. Dan willen ook grondeigenaren meewerken aan bepaalde aspecten. Een ander punt is – en dat heeft natuurlijk met de doelstelling van de KRW te maken – dat in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de cross compliance, er ook steeds verdergaande maatregelen genomen worden waarbij ook gecontroleerd wordt of het goede landbouwpraktijken zijn, op basis waarvan ook grondeigenaren en landbouwers moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden om te voorkomen dat er eutrofiëring en andere stoffen in het water terechtkomen. Zoet/zout. In de nota ziet men de formulering die ook in de PKB Waddeenzee is aangenomen. De commissie krijgt binnenkort het beheer- en ontwikkelingsplan Waddenzee toegestuurd, waar het onderwerp ook aan de orde komt. Ook daarin is gezegd dat er, daar waar mogelijkheden zich voordoen op kleinschalig gebied, toch nog gekeken moet worden naar zoet/zoutmogelijkheden. Dat is afhankelijk van de ontwikkelingen. Het kan ook een punt zijn dat na het rapport van de commissie Veerman een andere dimensie krijgt. De voorzitter constateert dat afgewacht moet worden of er in de plenaire vergadering een meerderheid is voor wat meer ambitie. Vervolgens moet afgewacht worden of die dan wordt neergelegd in de KRW of in de vorm van mondelinge toezeggingen buiten de KRW om. Dhr. Veluwenkamp is benieuwd hoe dat zal gaan. 16.
Brief van GS van 24 juni 2008, nr. 2008-35.311 betreffende Terug- en vooruitblik Programma landelijk gebied.
Het agendapunt is doorgeschoven. 17.
Sluiting
De vergadering wordt gesloten om 14.00 uur.
47
Toezeggingenlijst (bijgewerkt t/m 3 september 2008)
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
5 maart 2008 (a.p. 11)
Natuurbeheer Er komt een totaaloverzicht van de kosten van regulier en van particulier natuurbeheer (ten laste vallend van de provinciale begroting).
Begin september 2008
Hollenga
2.
3 september 2008
Meidoornlaan Het college zegt toe de Staten per brief te informeren over o.a. het gebeuren vanaf 1991. Hierin worden de verschillende varianten omschreven, incl. de kosten en de milieutechnische aspecten van de verschillende varianten.
Nog niet bekend
Slager
3.
3 september 2008
Terug- en vooruitblik Programma Landelijk Gebied Het college zegt toe met aanvullende informatie te komen.
Nog niet bekend
Hollenga
48
Toegezegde bijlage bij het verslag Snelheid slootdempingen en gemiddelde kavelgrootte Middag-Humsterland Toevoeging bij verslag Statencommissie Omgeving en Milieu
Door ged. Hollenga is de toezegging gedaan enkele gegevens omtrent slootdempingen in MiddagHumsterland aan het verslag van de Statencommissie Omgeving en Milieu toe te voegen. In het kader van de nieuwe uitwerking van de bescherming van sloten in Middag-Humsterland is door dhr. Westerink van de Milieufederatie op basis van historische kaarten een inschatting gemaakt van de snelheid waarmee slootdempingen voor en na het sluiten van het convenant plaatsvonden. In deze notitie (februari, 2008) staan de volgende cijfers genoemd: Voor het convenant: Tussen 1987 en 1998 werden 344 sloten gedempt. De totale lengte aan gedempte sloten bedroeg 66,7 km in 12 jaar. De snelheid van slootdemping is in deze periode gemiddeld 5,6 km/jaar. Na het convenant: Tussen 1999 en zomer 2006 werden 183 sloten gedempt. Het betreft hier volgens de convenantafspraken de zogenaamde 'vrij te dempen sloten'. De totale lengte aan deze gedempte sloten bedroeg 25,9 km in 7,5 jaar. De snelheid van slootdemping is in deze periode gemiddeld 3,5 km/jaar. Verder is in de statencommissie gevraagd naar de gemiddelde oppervlakte van de kavels in het gebied. Deze bedraagt ongeveer 2,5 ha. Waarbij moet worden opgemerkt dat er in het noordelijk deel van Middag-Humsterland met voornamelijk akkerbouw en het westelijke deel van Humsterland aanzienlijk grotere kavels voorkomen dan de rest van het gebied.
49