Verslag van de vergadering van de Statencommissie Economie en Mobiliteit, gehouden op woensdag 27 oktober 2004 van 09.00 uur tot 12.41 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr W. Haasken (voorzitter; VVD), dhr M.L.J. Out (VVD), dhr J.J. Dijkstra (PvdA), dhr J.L.H. Köller (PvdA), dhr H. Nijboer (PvdA), dhr R.D. Rijploeg (PvdA), dhr F.J. van der Span (CDA), dhr M.J. Jager (CDA), mw F.Q. Gräper-van Koolwijk (D66), dhr J. Roggema (ChristenUnie), dhr H. Staghouwer (ChristenUnie), mw I.S. Bulk (SP), dhr W. van der Ploeg (GroenLinks), mw F. Stavast (plv. lid GroenLinks), dhr T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: dhr C. Swagerman (SP), dhr H.C. Moll (GroenLinks), mw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN). Voorts aanwezig: dhr J.C. Gerritsen (gedeputeerde), dhr T.A. Musschenga (gedeputeerde), dhr J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw N. Gerritsen (secretaris), mw C. Schippers (inspreekster WerkHotel), dhr H. Sikkema (Base Groep), dhr W. van der Werf (Arriva), dhr P.S. de Graaf (wethouder Bedum), dhr E. Stoker (OV-bureau), dhr Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr E.J.R. ter Veldhuis). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter heet de aanwezigen hartelijk welkom. Dhr Moll is met berichtgeving afwezig. Bij de binnengekomen post is een verzoek van de Kamer van Koophandel om van de statencommissie te vernemen of zij belang blijft stellen in de uitnodiging voor de nieuwjaarsreceptie. De statenleden hebben dit verzoek ook privé ontvangen. 2.
Regeling van werkzaamheden -
voorstellen vreemd aan de orde van de dag;
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. -
vaststelling van de agenda.
Er zijn bij een aantal onderwerpen insprekers, te weten het Openbaar Vervoer en het Werkhotel. Mw Schipper van het WerkHotel heeft te kennen gegeven dit bij agendapunt 3 te willen doen. Dhr De Graaf, wethouder van de gemeente Bedum, en dhr Van der Werf van Arriva hebben te kennen gegeven te willen inspreken bij aanvang van de discussie over het onderwerp OV. Aldus wordt besloten. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat de statenleden een e-mail hebben ontvangen over een van de toezeggingen, te weten het project Science & Business. Hij informeert of het de bedoeling is dat dit onderwerp vandaag zal worden behandeld. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat de e-mail door een misverstand te vroed naar de commissie is gestuurd. De gedeputeerde wenst over dit onderwerp zelf nog met de ambtenaren te discussiëren. Het dient eerst nog door het College in ogenschouw te worden genomen voordat het in de statencommissie aan de orde kan komen.
1
De voorzitter stelt ten aanzien van de beleids- en activiteitenagenda economische speerpunten dat mw Gräper heeft verzocht dit onderwerp in deze commissievergadering te behandelen. Afgesproken is om, wanneer de tijd dit toelaat – ook in verband met het vertrek van de commissie naar Brussel –, dit agendapunt te behandelen. Wanneer de tijd het niet toelaat zal het agendapunt worden doorgeschoven naar de volgende vergadering. Mw Gräper-van Koolwijk (D66) wenst in dit verband de gedeputeerde te vragen of dit mogelijk is binnen datgene wat er gebeurt binnen de afdeling Economie. De D66-fractie heeft tamelijk veel aantekeningen en opmerkingen bij het betreffende stuk. De commissie dient niet achter de feiten aan te lopen. Dhr Jager (CDA) stelt voor om het stuk door te schuiven naar de volgende vergadering. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft te kennen zich op dit punt achter dhr Jager te scharen. De voorzitter constateert dat ook dhr Out en dhr Staghouwer het advies van dhr Jager volgen. Hij stelt de gedeputeerde in de gelegenheid de vraag van mw Gräper te beantwoorden, maar geeft daarnaast aan dat het agendapunt niet in de huidige vergadering aan bod zal komen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat het mogelijk is. De voorzitter concludeert dat het agendapunt wordt doorgeschoven naar de volgende vergadering. De agenda is hiermee vastgesteld. 3. Gelegenheid tot spreken van niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen) Mw. Schippers (WerkHotel) begint haar betoog, dat hier integraal wordt weergegeven. “Ik ben Charlotte Schippers, zelfstandig personeelsadviseur en vraag namens de projectgroep WerkHotel Groningen, uw aandacht voor de ontwikkeling van een WerkHotel in Groningen. In Groningen heeft zich een grote kring van belangstellenden voor en toekomstige partners van een dergelijk WerkHotel gevormd. Uit deze grote kring is een projectgroep ontstaan waarin deelnemen: Woningcorporatie Nijestee, het Alfa-college, het Noorderpoortcollege (waarvan hier vandaag aanwezig mevrouw D. Wijnmaalen, manager educatie), de Base Groep, voorheen Jeugdzorg (waarvan hier aanwezig de heer H. Sikkema, directeur) en de gemeente Groningen (waarvan hier aanwezig mevrouw F. Bouma, senior beleidsambtenaar ROEZ). Het MKB-Noord, het CWI-Noord en de Taskforce jongerenwerkeloosheid zijn positief over het project en zullen te zijner tijd actief betrokken worden. Met VNO-NCW Noord worden op dit moment gesprekken gevoerd over mogelijke samenwerking. In een WerkHotel wonen jongeren tijdelijk in een eigen kamer of appartement. Deze jongeren hebben onvoldoende startkwalificaties voor de arbeidsmarkt én een huisvestingsprobleem. Zij worden ambulant begeleid in wonen-leren-werken. Doel van deze jongeren is uiteindelijk zelfstandig wonen en werk. Er zijn meerdere WerkHotels in oprichting in Nederland. In Leiden is een WerkHotel nu een halfjaar open. In Frankrijk en Engeland bestaan WerkHotels al veel langer. Het WerkHotel is gericht op het behalen van een startkwalificatie en op het verwerven van werk. Dit sluit naadloos aan bij de visie van de provincie Groningen
2
ten aanzien van het voorkomen van jeugdwerkeloosheid en op het door de provincie ontwikkelde Waddenmodel (over aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt). In het Groningse Waddenmodel wordt echter niet gesproken over de opvang en begeleiding van jongeren, die naast een leerwerktraject ook een woontraject nodig hebben. Immers, een stabiele woonsituatie is voorwaarde voor het afmaken van een schoolopleiding of het met goed resultaat doorlopen van een stage of een werkleertraject. Het WerkHotel zorgt voor een stabiele en veilige woonsituatie (bijvoorbeeld door de 24-uurs bemenste balie in het pand) en zorgt voor afstemming van ambulante begeleiding op gebied van wonen-leren-werken. Zo'n voorziening met een integrale aanpak van (ambulante) begeleiding in wonenleren-werken vanuit een veilige woonsituatie, is nu niet aanwezig in Groningen. Dit biedt het WerkHotel. Daarmee is het WerkHotel een schakel in de bestaande onderwijs- en hulpverleningsketen. Voor een aantal hulpverleningsinstanties wordt het WerkHotel een vervolgvoorziening. Het WerkHotel is een voorziening voor jongeren vanuit verschillende circuits. Dit maakt het een bijzondere voorziening die ook alleen maar met meerdere partners ontwikkeld kan worden. Iedere organisatie waarmee ik tot nog toe praatte - ik heb namelijk zelf het initiatief genomen tot de ontwikkeling van zo’n WerkHotel - wist meteen een aantal jongeren te noemen voor wie een WerkHotel uitermate geschikt is. Geen enkele organisatie heeft echter voldoende jongeren in haar bestand om in haar eentje een dergelijke voorziening op te zetten. Verwacht wordt dat in het WerkHotel ook veel jongeren uit de provincie Groningen willen wonen, omdat de meeste jongeren die nu op het platteland wonen in bijvoorbeeld een jeugdzorgachtige voorziening, aangeven in de stad te willen wonen. Genoemde projectgroep WerkHotel Groningen is ondertussen gestart met de voorbereiding van een WerkHotel. Daarbij wordt extern advies en ondersteuning geleverd door de landelijke projectleider van WerkHotels. Hiervoor is een ontwikkelingsbudget nodig. De helft van dit budget wordt opgebracht door leden van de projectgroep. De gemeente beslist binnenkort over een bijdrage (daartoe is een positief gesprek met wethouder Smink geweest en is een collegevoorstel in voorbereiding) en vandaag ben ik en zijn genoemden hier aanwezig om u toe te lichten waarom ook aan de provincie een bijdrage aan de ontwikkeling van een WerkHotel is gevraagd, (zoals ook te lezen is in de brieven van juli en september jl. aan de Provinciale Staten). Tot slot: U heeft vast nog veel vragen. Genoemde aanwezigen kunnen deze mogelijk beantwoorden.” Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) vraagt hoe groot de doelgroep is. Om hoeveel jongeren in de provincie die behoefte zouden hebben aan een dergelijke opvang gaat het? Dhr Staghouwer (ChristenUnie) refereert aan de opmerking van mw Schippers dat het ook om jongeren gaat die op het platteland wonen en in de Stad zouden willen wonen. Hij informeert of op deze manier geen grotere problemen zullen ontstaan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft te kennen de stukken met interesse te hebben gelezen. Er is een werkconferentie geweest. Dhr Van der Ploeg vraagt wat de ontwikkelingen sindsdien op inhoudelijk niveau zijn geweest. Is er een pand op het oog? Over welk soort budgetten gaat het? Over dat soort aspecten staat er weinig informatie in de stukken.
3
Dhr Nijboer (PvdA) sluit zich aan bij dhr Van der Ploeg. In Leiden draait het WerkHotel reeds een half jaar. Dhr Nijboer wenst hierover enkele kerngegevens, zodat de statencommissie meer een beeld krijgt van hoe een en ander er uit zou kunnen komen te zien. Mw Schippers lijkt het goed dat de overige aanwezigen die zij noemde de vragen mede beantwoorden. Dhr Sikkema (Base Groep) gaat in op de vraag over de omvang van de doelgroep. Er zijn geen exacte cijfers over beschikbaar. Het is echter bekend dat de jeugdwerkeloosheid ook in de provincie Groningen zeer hoog is. Ervaringen wijzen uit, dat een deel van de jeugdwerkeloosheid vooral wordt veroorzaakt door problemen bij de jongeren zelf, gedragsproblemen of het ontbreken van een goede thuisbasis. Er zal nog precies moeten worden onderzocht om hoeveel mensen het gaat. Het gaat in elk geval zeker om honderden gevallen in de provincie Groningen. De plannen zoals deze nu worden ontwikkeld behelzen een omvang van zestig plaatsen. Het zal, zo vermoedt dhr Sikkema, niet problematisch zijn om deze zestig plaatsen op heel korte termijn vol te krijgen. In antwoord op de vraag van dhr Staghouwer of centraal gehuisveste jongeren niet zullen leiden tot meer problemen, stelt dhr Sikkema dat hij verantwoordelijk is voor de jeugdzorgorganisatie. Er is een aantal residentiële voorzieningen, ook in de provincie. Het is bekend dat veel jongeren een hang hebben naar de Stad. De ervaringen wijzen uit, dat wanneer in de Stad een voorziening wordt getroffen, meer jongeren daar belangstelling voor hebben dan in de regio. Mw Schippers (WerkHotel) stelt dat goede ideeën geld opleveren. Er wordt in eerste instantie gevraagd om een ontwikkelingsbudget. Aan de provincie wordt 16.000 euro gevraagd, de gemeente zal 16.000 euro betalen en de overige 30.000 euro wordt door de leden van de projectgroep opgebracht. Het gaat derhalve om een ontwikkelingsbudget van 60.000 euro. Dat is de termijn tot de opening van het WerkHotel. Dan komt natuurlijk de exploitatie aan de orde. De exploitatie betreft alleen de directeur van het WerkHotel en de 24-uurs bemenste balie, want het pand wordt door Nijestee aan de stichting WerkHotel verhuurd, die het weer aan de bewoners verhuurt. De begeleiding vindt ambulant plaats. Het enige wat het WerkHotel doet is het bieden van een veilige woonsituatie, het afstemmen van de verschillende ambulante hulpverleningen, zoals deze nu ook al bestaan. Mw Schippers denkt dat een WerkHotel nog wel meer doet, maar de kosten zitten in de personele sfeer. Men is bezig met het maken van een startnotitie, waarin ook kosten van de exploitatie worden aangegeven. Wellicht zal men dan bij de provincie terugkomen. In Leiden draait het WerkHotel nu een half jaar. Mw Schippers legt uit te hebben gesproken met jongeren die er wonen. Binnen de kortste keren was er sprake van een wachtlijst. Men heeft een glijdende aanpak. Ze hebben een pand dat voor een deel wordt bemenst door buitenlandse studenten. Elke keer als er een buitenlandse student uit gaat, komt er iemand van het WerkHotel in. De groep groeit derhalve. Dit doet men om de problematiek te leren kennen en de problemen te beheersen. Een dergelijke opzet wenst Nijestee en de gemeente Groningen ook: een pand dat uit kan dijen tot een WerkHotel. De jongeren in Leiden wilden in het WerkHotel wonen omdat ze het veilig vinden. Door de balie hoeven ze niet te vrezen dat ongewenste vrienden komen inwonen, dat er onderling wordt gejat, dat er drugs worden gebruikt. In het WerkHotel zijn duidelijke regels. Er is bijvoorbeeld een wekservice. Als jongeren te laat komen op hun stageadres, wordt er meteen contact opgenomen met het WerkHotel. Mw Schippers vond het fascinerend te ontdekken dat de jongeren het aspect van veiligheid en de structuur en de orde het belangrijkst vinden. Er brandt 24 uur een lichtje, er is altijd iemand wakker aan wie men iets kan vragen. Voorts wordt er hulp geboden bij schuldsanering, en dergelijke. Dit vindt weliswaar ambulant plaats, maar de jongeren hebben het idee dat dit sterk ‘kleeft’ aan het WerkHotel. De organisaties vinden het WerkHotel bijzonder omdat er een directeur is die rondjes loopt langs de ambulante begeleiding. De jongeren die er wonen
4
worden begeleid door verschillende instanties en doen een werktraject. De directeur van het WerkHotel let op, dat de ambulante begeleiding ook werkelijk iets inhoudt en trekt onmiddellijk aan de bel als het mis gaat. Wanneer een jongere in het WerkHotel komt wonen, wordt het huurcontract niet alleen door de jongere getekend, maar ook door de ambulante begeleidingspartners. Ze zijn daarom gezamenlijk verantwoordelijk voor de jongeren in het WerkHotel. De voorzitter dankt de inspreekster. De behandeling van het agendapunt zal verderop in de vergadering plaatsvinden als laatste bespreekpunt op de agenda. 4.
Vaststelling verslag van Commissie Economie en Mobiliteit van 1 juni 2004 (Dag van de Verantwoording) en 22 september en 27 september (Extra vergadering Toeristisch Huis Oost-Groningen) 2004
De verslagen worden zonder commentaar vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
De voorzitter geeft aan dat ten aanzien van Energy Valley is uitgesproken dat een extra bijeenkomst voor meer informatie gewenst is. Er wordt nu gedacht aan een van de twee data: 19 januari of 9 maart. De voorzitter informeert of een bepaalde datum de voorkeur geniet. Dhr Jager (CDA) stelt een voorkeur te hebben voor 19 januari. Dhr Out (VVD) sluit zich hierbij van harte aan. De voorzitter neemt meerdere instemmingen waar. De presentatie zal derhalve plaatsvinden op 19 januari. Dhr Rijploeg (PvdA) wenst zijn waardering uit te spreken voor de gedeputeerde, die na enig ‘gedram’ van zijn kant over de problemen ten aanzien van de beveiligingssystematiek op het Groninger net, actie heeft ondernomen en bij ProRail is gaan aandringen om niet op de huidige heilloze weg - nutteloze investeringen op enkel spoor - door te gaan. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) vraagt waarom stukken nog niet binnen zijn. Toezegging 9 betreft een afschrift van een brief. De brief was er al, derhalve kan de toezegging worden geschrapt. Ten aanzien van toezegging 21 over het rapport van de provincie Friesland ten aanzien van de glastuinbouw stelt mw Gräper dat dit rapport er ook reeds lag en de statencommissie zou worden toegezonden, hetgeen nog niet is geschied. Mw Gräper ziet het rapport graag tegemoet. Voorts geeft zij te kennen een evaluatie te missen, die ook in het verslag van de Dag van de Verantwoording staat dat zo-even is vastgesteld. Gedeputeerde Gerritsen heeft daarbij toegezegd dat er zal worden gerapporteerd over de wijze waarop Antheus zal worden geëvalueerd. In combinatie met het stuk dat is doorgeschoven naar de volgende vergadering, waarin enkele uitspraken staan over Antheus, zou mw Gräper willen weten hoe het staat met deze toezegging. De voorzitter stelt vast dat de toezegging over de glastuinbouw zal blijven staan. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat het College informatie kan aanleveren over de wijze waarop de evaluatie, waarover mw Gräper rept, plaatsvindt en wanneer. Dit zal het College via het verslag doen. passage mbt evaluatie Antheus:
5
De convenantperiode met betrekking tot Antheus loopt tot 1-1-2006. In de begeleidings- commissie Antheus d.d. 17 november 2004 zullen de convenantpartijen voor het eerst van gedachten wisselen over de toekomst van het project. Hierbij is aan de orde of er al dan niet een evaluatie dient plaats te vinden, op welke wijze dat dan eventueel ingevuld dient te worden en welke varianten er denkbaar zijn met betrekking tot een mogelijke voortzetting van het project. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt op dat de gedeputeerde in juni dezelfde bewoordingen heeft gebruikt. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) werpt tegen dat het lastig is wanneer het niet in de toezeggingenlijst terechtkomt. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) wenst dat de statencommissie het, naar aanleiding van het verslag dat is vastgesteld, op korte termijn tegemoet kan zien. De voorzitter concludeert toezeggingenlijst.
dat
de
toezegging
moet
worden
opgevoerd
op
de
Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt ten aanzien van Toezegging 1 dat hij zich kan herinneren dat dhr Rijploeg vroeg om er een informatiebijeenkomst over te houden. De gedeputeerde erkent in de war te zijn geweest met een andere bijeenkomst, te weten over de liberalisering van de energiebedrijven, welke op 11 november plaatsvindt. Er is nu een onderzoek gaande met de NAM, Gasunie en de afdeling Milieuvergunningen. Het onderzoek wordt dit jaar en volgend jaar gehouden. Het lijkt de gedeputeerde goed om er na afloop van het onderzoek aandacht aan te besteden, want dan wordt ook duidelijk hoe de situatie is en welke maatregelen de provincie zou kunnen nemen. Derhalve wenst de gedeputeerde op dit punt te amenderen op Toezegging 1. De gedeputeerde deelt mee met betrekking tot toezegging 19, de reserve van 2,5 miljoen euro voor de buitendijkse werf, dat destijds door de Provinciale Staten is afgesproken dat het bedrag weer aangewend zou kunnen worden voor de Eemshaven. Het is goed om dit mee te delen, aangezien de vorige keer discussie ontstond over de vraag of het bedrag vrij zou vallen, aangezien de buitendijkse werf er niet komt. Als een definitieve aanwending van het bedrag is gevonden, zal het College de Staten hierover informeren. Dhr Köller (PvdA) wenst hierover een specifiekere uitspraak. Toen het bedrag van 4,5 miljoen euro niet meer werd gebruikt voor de buitendijkse werf, is door de toenmalige en huidige gedeputeerde van financiën gezegd dat het geld nergens anders aan zal worden besteed dan aan de invulling – met name de gebiedsgerichte invulling – van het Eemsmondgebied en de Eemshaven. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) reageert, stellend dat het woord ‘gebiedsgericht’ het minder specifiek maakt. Het gaat specifiek over de haveninfrastructuur van de Eemshaven, niet over het gebiedsgericht beleid, want dit is een veel breder, algemener verhaal. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dit te kunnen onderschrijven. Hij heeft de discussie van zeer dichtbij meegemaakt. Er is zelfs expliciet gekeken om investeringen te doen in havengebonden economische activiteiten. Dhr Van der Ploeg heeft het punt echter naar voren gebracht, omdat het al vier à vijf jaar staat. Op een gegeven moment moet natuurlijk, ook vanuit financieel beleid van de provincie, een herschikking plaatsvinden van de prioriteiten, ook wetende dat er andere budgetten zijn. De toezegging blijft staan. Het College is nog steeds van mening dat goede projecten in de Eemshaven zullen ontstaan. Dit hoopt GroenLinks met het College.
6
De voorzitter concludeert dat de toezeggingenlijst hierbij is behandeld. 6.
Mededelingen gedeputeerde(n)
Dhr Gerritsen (gedeputeerde) maakt melding van de handelsdelegatie naar China die onder leiding van de provincie en de stad Groningen vorige week heeft plaatsgevonden. Er zijn drie plaatsen bezocht: een deelgemeente van Peking, de zusterprovincie van de provincie Groningen, te weten Shaanxi op 600 km ten zuidwesten van Peking, en de hoofdstad van deze provincie, en de zusterstad van de gemeente Groningen, te weten de havenstad Tianjin. Er zijn diverse samenwerkingsovereenkomsten tussen overheden afgesloten. China is een zich sterk ontwikkelende economie, maar is ook sterk gedomineerd door de overheid. Het begint derhalve allemaal bij de overheid. In het gevolg waren diverse mensen aanwezig van het bedrijfsleven: circa twaalf bedrijven, de Hanzehogeschool, de RUG, Zernike Sciencepark, Seaports. Er is een aantal contracten met bedrijven afgesloten voor de levering van zaken. Er zijn aanknopingspunten voor het gezamenlijk ondernemen van zaken, offertes en het leveren van goederen. Dergelijke zaken zijn ook nu al aan de orde. Het is zaak om dit enigszins op te bouwen. Langzamerhand zal dit resultaat gaan krijgen. De gedeputeerde denkt dat het een belangrijke stap is geweest. Het is belangrijk om dit over en weer vol te houden. De provincie Shaanxi heeft diverse initiatieven genomen om in Nederland bezoeken af te leggen. Men is bijvoorbeeld zeer geïnteresseerd in de Life Sciences, milieu en culturele uitwisselingen. Het belang is dat er extra opdrachten komen voor noordelijke bedrijven. Dit is nu voor een deel het geval. Een ander belang kan zijn dat gezamenlijk met Chinese bedrijven extra afzetmogelijkheden zullen worden gevonden op de Chinese markt. Een belang op langere termijn zou kunnen zijn dat Chinese bedrijven die zich sterk aan het ontwikkelen zijn naar Europa willen komen en dat zij concluderen in Groningen een piedà-terre te hebben en ‘aan de bak’ kunnen. Bij Groningen Seaports wordt goed gekeken naar de uitwisseling van ladingsstromen. Hier en daar zijn derhalve enkele concrete resultaten, maar hier en daar zijn ook enkele zaken die in de maak zijn. Dhr Musschenga (gedeputeerde) oppert dat eenieder bekend is dat de nota Mobiliteit is uitgekomen. Het goede exemplaar zal worden toegestuurd. In het Presidium kan derhalve worden uitgemaakt wanneer de nota Mobiliteit op de agenda zal worden geplaatst. Het College heeft in december landsdeeloverleg. Het is daarom misschien aan te bevelen om de nota Mobiliteit in de eerstvolgende commissievergadering op de agenda te hebben, zodat de gedeputeerde de bevindingen van de Staten mee kan nemen in het landsdeeloverleg. Aanbesteding regionaal spoorvervoer. De gedeputeerde heeft gisteravond (26 oktober 2004) het laatste convenantvoorstel beoordeeld en wacht nu of van Friese zijde weer wijzigingen worden voorgesteld. De gedeputeerde is zo langzamerhand aan de laatste versie toe. Dhr Rijploeg (PvdA) maakt gewag van geruchten dat in een vergevorderd stadium besprekingen gaande zijn over het decentraal beheer van spoorlijnen naar de provincies toe. Dhr Rijploeg informeert of dit decentraal beheer ook betrekking heeft op het net. Dhr Musschenga (gedeputeerde) geeft te kennen alleen de besprekingen te kennen ten aanzien van de decentralisatie railvervoer in het kader van het aanbesteden van een gedeelte van lijnen in Nederland. Op dit moment betreffen de besprekingen niet de ondergrond en de rails. Wel worden besprekingen gevoerd of dit überhaupt gedaan zou moeten worden. Daar is men bij lange na nog niet uit. Wat dit zou betekenen is in de verste verte niet aan te geven. Het heeft behoorlijk verregaande consequenties voordat men daar überhaupt een positief oordeel over zou kunnen vellen. Op dit moment staat dit in het geheel niet op de agenda. - Groningen Seaports
7
Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat Groningen Seaports onderdeel vormt van dit agendapunt. De vorige keer is er in de commissievergadering een enigszins kritische discussie geweest over terugkoppeling naar de commissie. De commissie is nu in afwachting van een besluitvormingsstuk voor het AB. In overleg met in elk geval twee andere vertegenwoordigers wordt getracht het zo te geleiden dat de commissie al kan worden geïnformeerd voordat er een besluit wordt genomen door het AB. De data zijn dhr Van der Ploeg nog niet exact bekend. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) acht het wijs om de vinger aan de pols te houden en na te gaan wanneer een stuk beschikbaar is en het zo in het AB te ‘plooien’ dat de ABvergadering na de commissievergadering zal plaatsvinden. Zo spoedig mogelijk als het stuk beschikbaar is zal overlegd moeten worden over de wijze waarop het in de commissie zal worden aangepakt. Dhr Jager (CDA) geeft aan dat circa een maand geleden in de media werd gerept over de aanbestedingsronde voor het particuliere windmolenpark op de Eemshaven. Daarover is contact geweest met Seaports. De hoop is zeer binnenkort geïnformeerd te zullen worden over de uitkomst van de aanbestedingsronde. Zodra de informatie voorhanden is, zal de commissie hierover worden ingelicht. 7.
Rondvraag
Dhr Roggema (ChristenUnie) snijdt het onderwerp van het provinciale wegennet aan. De provincie krijgt steeds meer ‘leesbare’ wegen, op zich een positieve ontwikkeling. Dhr Roggema legt uit dat ‘leesbare’ wegen betekent dat er sprake is van mooiere strepen en duidelijker aangegeven markeringen. Het blijkt echter ook dat een en ander meer onduidelijkheid tot gevolg heeft. Een voorbeeld hiervan is de overigens prachtig opnieuw ingerichte N387. Er mag honderd worden gereden, maar men rijdt op deze weg slechts tachtig omdat de bebording niet juist is en de indruk wordt gewekt dat men niet harder mag rijden. Om deze reden zou dhr Roggema het hele provinciale wegennet tegen het licht willen houden, teneinde overal de juiste bebording te plaatsen en overtollige bebording te verwijderen. Zo zou een overzichtelijke en eenduidige situatie ontstaan. Dhr Jager (CDA) wenst het College een vraag te stellen over het traject met betrekking tot de opstelling van een nieuw Kompasprogramma. In de afgelopen vergadering van het AB van het SNN is afgesproken dat het AB op 12 januari een extra vergadering zal hebben en dat daarin een stuk zal worden besproken met daarin de contouren voor een nieuw programma na 2006. Dhr Jager zou van het College van GS willen vernemen op welke wijze de Staten zullen worden betrokken bij de contouren zoals deze naar het SNN toe gaan, aangezien de Staten pas achter in het programma zitten, iets wat niet de voorkeur van dhr Jager heeft. Mw Gräper-Van Koolwijk (CDA) heeft een vraag aan gedeputeerde Musschenga ten aanzien van de Zuiderzeelijn. Het traject is de afgelopen weken behoorlijk veel in het nieuws geweest, ook over de keuzen die in Den Haag worden gemaakt, en gisteren (26 oktober 2004) over het consortium Siemens. De D66-fractie is benieuwd welke gevolgen dit heeft voor het traject zoals dit in juni gezamenlijk is afgesproken en in hoeverre de start van de prijsvraag en de keuze die daaraan voorafgaat – het bespreken van het Programma van Eisen – hierdoor vertraging oploopt. Voorts zou D66 willen vernemen wanneer de Staten weer ‘aan de bak’ zijn. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt met betrekking tot het Kompas uit dat inhoudelijke voorbereidingen in volle gang zijn. Er liggen plannen op tafel, maar deze moeten nu door het SNN verder worden uitgewerkt tot een programma. De gedeputeerde zal er op aandringen dat de Staten hierbij tijdig kunnen worden betrokken. In eerste instantie wordt het in het AB van SNN vastgesteld. De vraag van dhr Jager is echter helder.
8
Dhr Musschenga (gedeputeerde) acht de vraag van dhr Roggema interessant en boeiend. Intern is hier volop discussie over. De vraag is boeiend, omdat de inzichten hierover nogal uiteenlopen. Het is naar opvatting van de gedeputeerde een terechte opmerking geweest dat de provincie hier voortvarend aan werkt. Het is afgelopen maandag (25 oktober 2004) in het ambtelijke overleg uitvoerig aan de orde geweest, ook naar aanleiding van het wegbeeldonderzoek – want daar valt het min of meer onder – van de ANWB, waar dhr Van der Span al naar heeft gevraagd. De gedeputeerde stelt niet te weten wanneer het komt, want het heeft behoorlijke implicaties om dit goed te doen. De provincie is echter volop bezig om de zaak nu anders en beter te stroomlijnen en in elk geval inzichtelijker te maken, zodat men weet hoe hard op bepaalde wegen moet worden gereden. De discussie rijst dan over het al dan niet herhalen van borden. Deze discussie wordt volop op het Provinciehuis gevoerd. Het is onvoldoende om hier alleen krantenartikelen over te plaatsen. In antwoord op de vraag van mw Gräper stelt de gedeputeerde dat Siemens constateert dat het bedrijf moeite moet doen om partners bij elkaar te houden. De gedeputeerde geeft aan niet te hebben kunnen controleren of dit inderdaad het geval is of dat het voor de Bühne is geweest om bijvoorbeeld de Tweede Kamer ertoe te bewegen om toch voortvarend te werk te gaan. In elk geval is over deze kwestie in de Tweede Kamercommissie twee keer een debat geweest. De Kamer heeft nu tegen de minister gezegd dat doorgewerkt mag worden. Dit gebeurt dan ook. Ondertekening laat nog op zich wachten, omdat er enkele rapporten zullen verschijnen. Er mag doorgewerkt worden, derhalve is in dat opzicht geen vertraging. Wanneer wel sprake zou zijn van vertraging, zou dit per ommegaande aan de commissie kenbaar worden gemaakt. 8. a. b. c. d. e.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van 17 september 2004, nr. 2004-17.295/38/A.26, EZ, inzake reactie op motie inzake de stagnerende ontwikkeling in de vezelhennepteelt en verwerking in Nederland Brief van 17 september 2004, nr. 2004-21.280/38/A.22, WE (bijlage), inzake voortgangsrapportage infrastructurele werken per 1 september 2004 Brief van 17 september 2004, nr. 2004-17.432a/38/A.19, EZ, inzake aangepaste definitieve rapport Op goede gronden uitbouw PMOV werkwijze in de provincie Groningen Brief van 25 augustus 2004, nr. 2004-08918/27/A.16, EZ, betreffende Europese aanbesteding "Reitdieptracé" Brief van september 2004, nr. 2004-21301/40/A.21, EZ (bijlage), betreffende beleids- en activiteitenagenda Economische Speerpunten provincie Groningen 2004-2007
Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt naar aanleiding van de brief van de minister van LNV over de vezelhennepteelt (brief 8a) op, dat in de commissie een vrij eensgezind standpunt werd gedragen dat de overheden hier stappen in moesten zouden ondernemen. Het ministerie van LNV wijst deze verantwoordelijkheid af, is althans niet proactief bezig om te onderzoeken hoe samen met de provincie Groningen en partijen in Oost-Groningen projecten kunnen worden opgestart. Dit valt dhr Van der Ploeg enigszins tegen. Hij vraagt de gedeputeerde of hij zelf mogelijkheden ziet om hier iets mee te doen, juist vanuit de optiek zoals in de speerpunten wordt aangegeven en vanwege het feit dat de agrologistiek concreet is benoemd als een van de speerpunten. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) reageert, stellende dat het een zaak betreft die bij gedeputeerde Bleker in behandeling is. Dhr Gerritsen vindt het om deze reden lastig de laatste stand van zaken aan te geven. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) concludeert dat het dan toch de volgende keer moet worden geagendeerd.
9
Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat het hier gaat om de motie die in de Staten is aangenomen in reactie op de minister. Hier kan men alles van vinden, maar de Staten hebben afgesproken dat het College zal kijken naar mogelijkheden om zaken hier te ontwikkelen. De laatste stand van zaken is de gedeputeerde in dezen echter onbekend. De voorzitter vreest dat het opnieuw agenderen van dit punt voor de volgende vergadering een herhaling van zetten zal worden. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het dan simpelweg door de GroenLinks-fractie bij de speerpuntennotitie zal worden meegenomen. De voorzitter kan hier mee instemmen. Bespreekpunten 9.
Brief van 10 september 2004, nr. 2004-20857, inzake bezuinigingen staden streekvervoer GGD-concessie
De voorzitter geeft het woord aan dhr Van der Werf. Dhr Van der Werf (Arriva) stelt zichzelf voor en deelt mee reeds dertig jaar in het OV werkzaam te zijn, als belangenbehartiger, in de medezeggenschap en als buschauffeur. Het OV is qua bezuinigingen op een niveau beland dat Arriva heeft gemeend spreektijd aan te moeten vragen omdat het zo niet langer kan. Jarenlang wordt al beknibbeld op het OV. Nu is het OV op een minimaal niveau terechtgekomen. Jaren geleden is begonnen met de verzelfstandiging van OV-bedrijven, privatiseringen en reorganisaties die daarmee gepaard gaan, de marktwerking, de concessieverlening, et cetera. Nu het OV enige tijd geleden dacht rust te vinden door de concessieverlening aan Arriva, komen dergelijke bezuinigingen eroverheen, ingaande op 10 januari 2005. Het lijkt erop dat geld de hoofdzaak is van het OV, niet meer de uiteindelijke doelstelling van de dienstverlening. Dhr Van der Werf heeft de personele consequenties van de bezuinigingen nog niet eens genoemd. Als het zo doorgaat is het naar opvatting van dhr Van der Werf c.s. beter om het hele OV af te schaffen, want dan kost het helemaal niets meer. Dhr Van der Werf wil de vervoerskundige consequenties van de bezuinigingen niet allemaal uit gaan leggen, want deze zijn de statenleden bekend. Ze zijn samengevat in een zevental A-viertjes. Dhr Van der Werf kwalificeert de situatie als ‘schrijnend’. Samengevat vallen de bezuinigingen uiteen in het schrappen van lijnen, in frequentieverlaging, in het combineren van lijnen, het laten aansluiten van bus en trein, et cetera. Het is al aangetoond dat het laten aansluiten van bus en trein niet helemaal goed verloopt. Het heeft te maken met hoe het openbaar vervoer is samengesteld, met marktwerking, met de samenstelling van de DRU (dienstregelinguren). Dienstregelinguren zijn de uren die worden betaald conform de concessieverlening aan het bedrijf dat het vervoer gaat uitvoeren. Er is sprake van grote moeilijkheden in de aansluiting van bus en trein. Waarom loopt dit niet soepel? Marktconforme bedrijven – en dat is logisch – proberen zo zuinig mogelijk om te springen met de dienstregeling. Minuten die niet worden betaald en niet zijn vastgelegd in het PvE in het DRU worden natuurlijk ook niet in de dienstregeling meegenomen. Een dienstregelinguur moet worden uitgevoerd. Daar worden diensten op gemaakt voor het rijdend personeel, diensten die bestaan uit rijtijden van een bepaalde lijn. De rijtijden worden betaald. Wat niet wordt betaald is de stationnementtijd, oftewel de eindpunttijden, buffertijden, keertijden, et cetera. Om de aansluiting op bus en trein meer kans te geven en meer te waarborgen, wil dhr Van der Werf voorstellen om de DRU-systematiek beter te specificeren en vanuit de overheid aan te geven en te eisen dat in de rijtijd van A naar B op het eindpunt een bepaald aantal minuten, een percentage per uur, wordt meegenomen om de bus te laten keren en de vertragingen die een bus heeft tijdens de lijn op te vangen.
10
Het schrappen van lijnen en andere de consequenties van de bezuinigingen gaan veel te ver. Men moet goed ervan doordrongen zijn dat vooral in de streek, in de provincie, het van belang is dat daar OV blijft. Zo zal Plan-Noord in Winschoten in het geheel niet worden voorzien van bus. De kern van Hoogezand-Sappemeer wordt eveneens verstoken van OV. De mensen die in de provincie wonen en die gebruik maken van het OV, zijn over het algemeen scholieren, kinderen die ’s morgens naar een stad of ergens anders heen moeten reizen. Het is al een opgave om bij een bushalte te staan wachten, vooral in de provincie, waar dat anders is dan in de Stad. Er zijn verder geen andere mogelijkheden. Men kan niet van deze mensen verwachten dat ze nog eens op een perron overstappen, om vervolgens in een overvolle trein terecht te komen die waarschijnlijk geen aansluiting krijgt door het gegeven, dat dhr Van der Werf eerder al aangaf, van de DRU-systematiek. Het verzoek van dhr Van der Werf is om dit beter te specificeren. Ook de personele consequenties zijn duidelijk geworden. Het is de chauffeurs bekend gemaakt dat voor tientallen medewerkers in dit gebied van Arriva ontslagaanvragen worden gedaan bij het CWI. De personele consequenties worden nu uitgelegd op personele bijeenkomsten en sessies. Dhr Roggema (ChristenUnie) bespeurt in het betoog van dhr Van der Werf dat de trein enigszins als concurrent wordt gezien. Hij vraagt dhr Van der Werf of dit klopt. Ten aanzien van de dienstregelinguren stelt dhr Roggema dat meegenomen kan worden hoe hier beter richting in kan worden gegeven. Hij veronderstelt dat dhr Van der Werf dit niet alleen in de statencommissie heeft aangegeven, maar ook elders. Het schrappen van lijnen is natuurlijk niet wenselijk. Het is dhr Roggema echter opgevallen dat dhr Van der Werf geen alternatieven heeft aangedragen. Dhr Zanen (PvhN) constateert dat dhr Van der Werf gewag maakt van tientallen arbeidsplaatsen die op het punt staan te verdwijnen. In de stukken staat dat het om circa tachtig arbeidsplaatsen gaat. Dhr Zanen heeft gehoord dat het zelfs om negentig arbeidsplaatsen zou kunnen gaan. Het betreft fulltime arbeidsplaatsen. Wellicht betreft het nog meer mensen. Hij verzoekt hier meer informatie over te krijgen. Dhr Van der Werf (Arriva) bevestigt dat het om fulltime arbeidsplaatsen gaat. Dhr Rijploeg (PvdA) stelt dat de bezuinigingen allemaal buitengewoon dramatisch zijn. De provincie kan er niet zo veel aan doen. Het gaat om gigantische bedragen. Dhr Rijploeg wenst van dhr Van der Werf te vernemen hoe het in het bedrijf gaat. Hij kan zich voorstellen dat de verhoudingen, die – voor zover dhr Rijploeg dit van chauffeurs meekrijgt – toch al allerberoerdst zijn, niet onderling overigens, maar binnen het bedrijf. De meest wilde verhalen doen de ronde over de bestaande verhoudingen. Deze verhoudingen worden natuurlijk niet beter door deze bezuinigingen. Hoe zijn de verhoudingen op dit moment en wat merken de reizigers daarvan? Dhr Van der Werf (Arriva) gaat over tot de beantwoording van de gestelde vragen. Hij bevestigt dat het een concurrentiestrijd wordt tussen de bus en de trein. Schijnbaar is het zo dat de trein goedkoper is als de bus. De aandeelhouder van beide bedrijven is dezelfde. Het is logisch wanneer men stelt dat daar waar zowel een busverbinding als een treinverbinding bestaat, deze niet allebei in stand gehouden hoeven te worden. Wel dient echter te worden gekeken of de lijnen werkelijk naast elkaar lopen. Meestal zitten hier enkele kilometers verschil in. Men dient ook na te gaan of het mogelijk is dat mensen – en met name kinderen, die veel gebruik maken van de trein – in staat zijn om op een fatsoenlijke wijze bij de trein te komen. Bovendien is dan sprake van overvolle treinen. De frequentie van een – met alle respect – ‘boemeltje’ die hier tussen door hobbelt, kan niet worden verhoogd, want het spoor leent zich daar niet voor. Men kan hier weliswaar een wagon aan toevoegen, maar deze zit op een gegeven moment ook vol. Dit gaat ten koste van de dienstverlening. Het is immers niet bedacht voor
11
geldwinning door derden, maar voor dienstverlening. Het gaat om het OV, de werkgelegenheid nog buiten beschouwing gelaten. In antwoord op de vraag van dhr Zanen ten aanzien van de arbeidsplaatsen stelt dhr Van der Werf dat Arriva twee dagen geleden met de vakbond directieoverleg heeft gehad over de personele consequenties. Tot nu toe is het duidelijk dat het om circa tachtig fte’s gaat. Het kunnen best honderd mensen zijn. In twee fasen wordt voor de mensen ontslagvergunning aangevraagd. De eerste fase betreft een minimale ontslagaanvraag van 28 fte’s. Over anderhalve maand gaat de dienstregeling in. Op 9 januari 2005 is het dan duidelijker. Op basis van de dienstregeling en de dienstregelinguren is het mogelijk het aantal diensten vast te stellen en te kijken hoe de formatie moet worden vormgegeven. Dan volgt de tweede ontslaggolf. Dat deze serieus is kan dhr Van der Werf garanderen, want een dezer dagen worden de ontslagen bij het CWI aangevraagd. Tien jaren geleden is begonnen met de verzelfstandiging van het oude GVB met de doelstellingen die het personeel, gemeente en andere overheden toen hadden vanuit de gedachte dat privatisering en marktwerking goed zou zijn voor het OV. Voor hetzelfde geld kon men meer OV krijgen, goed voor de werkgelegenheid en goed voor het OV, goed voor de reiziger. Dhr Van der Werf stelt dat van al deze zaken niets terecht is gekomen. Alleen de portemonnee van de aandeelhouders vaart er wel bij. In antwoord op de vraag van dhr Rijploeg over de sfeer in het bedrijf geeft dhr Van der Werf te kennen verheugd te zijn dat dhr Rijploeg dit aansnijdt. Het is dhr Van der Werf bekend dat dhr Rijploeg veel eraan gelegen is en zich samen met de zijnen inzet om een goede vorm aan te geven aan de dienstregeling en alles wat hier bij hoort met de middelen die er nog steeds zijn. Hier wil dhr Van der Werf zijn dank voor uitspreken. De sfeer is ontzettend slecht. Deze dagen zijn personeelsessies gaande. Bestudeerd wordt waar de grootste klappen moeten vallen. Tussen personeel onderling ontstaat concurrentiestrijd in de vestigingen bij de beantwoording van de vraag hoe een en ander in het sociaal plan – dat binnenkort moet worden samengesteld en waar men doende mee is – moet worden ingevuld. Wie wordt – eventueel conform het lifo-systeem (last in, first out) – het eerst ontslagen? Hoe ziet het personeelsbestand er qua leeftijd op bepaalde vestigingen uit? Op de ontslagaanvragen zijn geen namen geplakt, omdat dit nog niet duidelijk is. Het mag echter duidelijk zijn dat de sfeer buitengewoon slecht is. De voorzitter dankt de inspreker. Hij geeft het woord aan dhr De Graaf. Dhr De Graaf (wethouder van Bedum) begint zijn betoog, dat hier integraal wordt weergegeven. “Geachte voorzitter, geachte commissieleden, een optimale bereikbaarheid. Dat is een groot goed. Wij prijzen ons gelukkig te leven in een landsdeel dat nog niet dagelijks figureert in de filemeldingen op radio en TV. Een situatie die ook u, daarvan ben ik overtuigd, koestert en ook voor de toekomst gewaarborgd wilt zien. De stad Groningen: kenniscentrum, commercieel centrum, onderwijscentrum, cultureel centrum. Spin in het noordelijke web. Een bevolkingsconcentratie die gebaat is bij bereikbaarheid en goede verbindingen. Verbindingen met Bedum, bijvoorbeeld. Mijnheer de voorzitter. Uit de media vernamen wij dat de QLinerverbinding Bedum-Groningen op de nominatie staat te verdwijnen. En - zo mogelijk nog erger - datzelfde geldt voor de spitsdienst, lijn 161. Omwille van de beschikbare tijd zal ik voorbij gaan aan het feit dat zulke ingrijpende voornemens alleen via de media worden gecommuniceerd. Ik wil wat dat betreft volstaan met een kort en bondig 'dat geeft geen pas; zo gaan we niet met elkaar om'. Waar ik nu de vinger bij wil leggen, is het gegeven dat de beide bedreigde lijnen door Bedumers - en dan met name door hen, die in de oostelijke nieuwbouw van het dorp (ver van het station) wonen - worden gekoesterd. Bijna 700 handtekeningen getuigen daarvan. Handtekeningen die ik u zo dadelijk uit naam van de initiatiefneemster, mevrouw Tineke Wildeboer, wil overhandigen. 700 keer een blijk van teleurstelling, verontwaardiging en onbegrip. Van scholieren vooral, van winkelend publiek, van forensen. Van Bedumers die het openbaar vervoer een
12
warm hart toedragen. De voorgenomen opheffing van de beide busdiensten heeft nogal wat consequenties. Ik gaf al aan dat de Q-liner en spitslijn 161 (anders dan de als vervanger aangeduide lijn 61) de oostkant van het dorp Bedum bedienen. Ook aan de stadskant kennen beide op te heffen lijnen een andere route dan de te handhaven lijn 61. Middelbare scholieren zullen alleen via een beduidend langere, en kostbaarder, weg de onderwijsinstituten in het noordoostelijke deel van de stad kunnen bereiken. Dan bestaat geen enkele verbinding meer tussen Bedum en het stad-Groninger vervoersknooppunt Kardinge. Forensen gaan zonder twijfel de auto weer pakken. Met alle verkeerskundige en milieutechnische bezwaren van dien. Het betekent ook een streep door het geplande transferium in Bedum; een project waarvoor ondersteuning in het kader van de Regiovisie Groningen-Assen-2030 is gevraagd. Een voorziening, essentieel om de schakelfunctie die Bedum in het kader van dat ambitieuze project heeft handen en voeten te geven. Het is mij inderdaad bekend. Vooral de Q-Liner tussen Bedum en Groningen rendeert niet optimaal. De vraag knelt of de oorzaak daarvan gezocht moet worden in het gebrek aan potentiële klandizie of in een gebrekkige marketing van het product. Ik ben zeer sterk geneigd voor die laatste optie te kiezen. De Q-Liner is in Bedum niet écht als een onderscheidend product in de markt gezet. Afgezien van een enkele advertentie en eenmalig een huis-aan-huisfoldertje is voor de Q-liner bijvoorbeeld geen reclame gemaakt. Anders dus dan de in bijlage l blz.10 vermelde: "jarenlange promotie". De luxe bus reed - en rijdt - tot verbazing en ergernis van zeer velen over de parallel verlopende route pal achter de normale lijndienst 61 aan. Dat 'oogt' natuurlijk niet. Dat onderscheidt in elk geval zeker niet. Regelmatig vielen diensten uit omdat de bus, die als startpunt Roden heeft, vast kwam te zitten op de A7. Geregeld werd sterk verouderd materieel ingezet. Elke beginnend marketeer zal op zijn klompen aanvoelen dat dit niet de wijze is waarop een nieuw product in de gunst van de consument komt. Dit falende verkoopbeleid van Arriva dreigt de Q-Liner nu de das om te doen. En het gemeentebestuur heeft er in het verleden met regelmaat bij de vervoerder (en de provincie) op gewezen. Zonder, dat blijkt nu, ook maar enig effect. Dat het Bedum ernst is met goede busverbindingen met Groningen, bewijzen de flinke gemeentelijk investeringen die in het recente verleden gedaan zijn om de QLiner te kunnen verwelkomen. Dat bewijzen ook de bijna 700 handtekeningen die in korte tijd in het dorp zijn opgehaald. Dat bewijst mijn verschijnen hier. De Q-Liner tussen Bedum en Groningen hoeft naar onze overtuiging niet te verdwijnen. Voor die bus is in Bedum voldoende potentieel te vinden. Het dient alleen op de juiste wijze te worden aangeboord. Spitslijn 161 hoeft niet te verdwijnen. In een kern met 9.000 inwoners - voor een aanzienlijk deel middelbare scholieren en forensen tussen Groningen en Bedum - is voor een spitsdienst voldoende emplooi te vinden. Vooral daar waar de bus nu al rijdt: in onze omvangrijke oostelijke nieuwbouw. Om te bewijzen dat de Q-Liner en lijn 161 levensvatbaar zijn, is wat visie nodig. En wat durf. Durf om in het openbaar vervoer te investeren. Ik wens u die visie en die durf van harte toe. En ik verwacht en hoop dat deze handtekeningen het belang daarvan nog eens onderstrepen.” De wethouder overhandigt de handtekeningen aan de voorzitter. De voorzitter geeft te kennen zorg ervoor te zullen dragen dat de handtekeningen bij de voltallige Staten terechtkomen. Hij dankt dhr De Graaf voor de moeite die hij heeft betracht om de handtekeningen bij elkaar te krijgen en de actie die de wethouder in het dorp heeft willen plegen voor het behoud van de betreffende lijn voor Bedum. Dhr Haasken stelt de commissie vervolgens in de gelegenheid informatieve vragen te stellen aan dhr De Graaf.
13
Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) herinnert aan het feit dat dhr De Graaf sprak over de wijze waarop het nieuws tot in Bedum doordrong. Hij informeert hoe het contact met GS en de partners die dit plan hebben bedacht sindsdien is geweest. Dhr Rijploeg (PvdA) constateert dat Arriva zijn werk op het gebied van marketing niet goed heeft gedaan, een signaal dat dhr Rijploeg voortdurend bereikt. Nu heeft de gemeente Bedum dit, samen met de verzamelaars van de handtekeningen, op zich genomen. Het is buitengewoon jammer dat de gemeente Bedum zich niet eerder hard heeft gemaakt om de mensen ‘de bus in te praten’, want het is niet alleen gebrek aan reclame waardoor een buslijn onrendabel is. Een product moet natuurlijk bekend worden gemaakt. Het is belachelijk dat bussen achter elkaar aanrijden, inhoudelijk kan dhr Rijploeg het derhalve met de kritiek eens zijn. Het is een enigszins wonderlijke combinatie van gebeurtenissen. Dhr Rijploeg vraagt zich af wat de gemeente Bedum nu zelf gaat doen om samen met de provincie – die het tot nog toe blijkbaar heeft laten afweten in het overleg – te kijken naar alternatieven, bijvoorbeeld op het gebied van ontsluitend vervoer richting het station of op bepaalde tijden samen met de provincie na te gaan of aan dit probleem iets kan worden gedaan. In elk geval dient de spits tegen het licht te worden gehouden. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) vraagt zich, aansluitend op de vraag die dhr Rijploeg heeft gesteld, af wat de gemeente Bedum aan acties heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat deze lijn bestaat en welke acties de gemeente van plan is te ondernemen, ook bijvoorbeeld in financieel opzicht. Uiteindelijk draait het immers om het geld. Per slot van rekening hebben de Staten niet zelf besloten om het geld op OV te bezuinigen. Het is een beslissing geweest in Den Haag. Als hier oplossingen voor moeten worden gevonden, dan moet de provincie deze in het Provinciehuis zoeken, maar in dit geval misschien ook in overleg met de gemeente Bedum. Voorts wenst de D66-fractie van de gedeputeerde te vernemen in hoeverre met Bedum is gecommuniceerd over de gemaakte keuzen. Dhr Roggema (ChristenUnie) sluit zich aan bij de vraag van mw Gräper naar de wijze waarop hier is gecommuniceerd. Indien inderdaad geen communicatie heeft plaatsgevonden, terwijl dit in bepaalde andere gemeenten wel het geval is geweest, wenst de fractie van de ChristenUnie graag te horen waarom dit het geval is geweest. Dhr Roggema vraagt dhr De Graaf welke mogelijkheden de gemeente Bedum zelf ziet, behalve het meer promoten van de Q-Liner. Zijn er nog andere alternatieven? Daarnaast informeert dhr Roggema of de wethouder de conclusie van het OV-bureau kan onderschrijven dat de functie van de lijn 307 volledig overgenomen zou kunnen worden door lijn 61. Dhr Zanen (PvhN) merkt op dat zo-even de Regiovisie Groningen-Assen werd genoemd. Het is hem bekend dat in Bedum een gevoelig punt is geweest in de discussie of het dorp erbij betrokken moet blijven of niet. Dit is een punt waarom het belangrijk zou kunnen zijn om bij een regiovisie te horen. Dhr Zanen vraagt hoe vanuit de gemeente Bedum op dit punt met de partners in de Regiovisie is overlegd en gecommuniceerd. Dhr De Graaf (wethouder Bedum) geeft te kennen niet de nadruk te hebben willen leggen op het contact tussen de gemeente en de provincie, omdat het nu enigszins een zijspoor betreft. Bij zijn weten – al geeft hij aan aanwezig te zijn als plaatsvervangend portefeuillehouder van het College van B&W – is geen nader contact geweest. Gistermiddag (26 oktober 2004) was in regionaal verband een bijeenkomst van de Regioraad Noord van het OV-bureau, een bijeenkomst die de wethouder niet heeft kunnen bijwonen wegens een begrafenis. Dat is het enige contact wat tot nu toe min of meer rechtstreeks naar de gemeente toe is geweest. Rechtstreeks is hier tot op heden niet met de gemeente over gecommuniceerd. Dhr Rijploeg is nader ingegaan op het punt van de marketing. Dhr De Graaf heeft zijn beklag gedaan over de marketing. De vraag wordt gesteld wat de gemeente heeft
14
gedaan. De gemeente heeft op het vinkentouw gezeten en heeft bij herhaling zowel bij de vervoerder als bij de provincie aangegeven dat het een waanzinnige situatie is dat de bussen pal achter elkaar rijden, dat dit geen reclame is voor de Q-Liner en dat het bovendien weinig efficiënt overkomt. De gemeente heeft voordurend nul op rekest gekregen: op geen enkele manier is hierop gereageerd. Het is niet primair de taak van de gemeente om het OV in te richten. De gemeente heeft bij de komst van de Q-Liner de nodige investeringen gedaan. Er is geïnvesteerd in abri’s voor de Q-Liner, wegaanpassingen die – zoals de commissie waarschijnlijk weet – nodig zijn voor de QLiner, omdat het een extra lange bus betreft. Hier en daar zijn bochten gereconstrueerd. Dat soort uitgaven is voor rekening van de gemeente gekomen. De gemeente heeft bij herhaling bij Arriva de aandacht gevestigd op het verloop van zaken. Ook ten aanzien van de reclamevoering is in het beginstadium van de Q-Liner overleg geweest. De suggesties die daar van gemeentewege zijn gedaan, hebben geen gevolg gekregen. Dhr Roggema vraagt concreet of de gesuggereerde overname door lijn 61 niet voldoende soelaas biedt. De wethouder heeft getracht aan te geven dat dit niet het geval is. Lijn 161 en de Q-Liner bedienen duidelijk een ander gebied, zowel aan de voorkant (het dorp Bedum) als aan de achterkant (de stad Groningen) van de lijn. Met name de oostelijke nieuwbouw wordt bediend door lijn 161 en door de Q-Liner, niet door lijn 61. Bovendien is – dit is de indruk die de gemeente heeft – met name in de spits helemaal geen sprake van onvoldoende bezetting. Alle bussen zitten vol. Dhr De Graaf geeft aan dat in de Q-Liner waarin hij hedenochtend (27 oktober 2004) naar Groningen reed slechts één zitplaats onbezet was. Lijn 161 die daar even aan voorafging, zat vol. Lijn 61 reed hier, zoals gebruikelijk, pal achter en zat eveneens vol. Derhalve voorziet de wethouder ernstige problemen in de spits wanneer de huidige lijn 161 en Q-Liner vervallen. Dan zullen twee of drie bussen voor lijn 61 moeten worden ingezet om iedereen te kunnen vervoeren. In dat geval is het naar inzicht van dhr De Graaf efficiënter om de tweede en derde bus de andere route te laten rijden. Buiten de spits ligt het probleem natuurlijk anders. Het is, zo stelt dhr De Graaf, niet primair aan hem om daar suggesties over te doen. Een mogelijkheid zou zijn om op die momenten met kleinere bussen te rijden. In de spits ontstaat echter een groot probleem dat niet zonder meer kan worden opgevangen door lijn 61, want die zit op dat moment al vol. Dhr Zanen vraagt of over deze maatregelen overleg heeft plaatsgevonden met de regiopartners. Dit is niet het geval. In het verband van de Regiovisie is hierover nog niet gesproken. Dhr Musschenga (gedeputeerde) stelt in antwoord op de vraag van mw Gräper naar het verloop van de communicatie, dat het College vlak voor de zomervakantie het bericht kreeg over welke bedragen het de komende jaren zou gaan. Op dat moment heeft de College de balans opgemaakt om te kijken hoe hiermee omgegaan zou moeten worden en hoe de communicatie moet worden gevoerd. Dit was vlak voor de zomer. In de zomer is gewerkt aan een mogelijke invulling, c.q. oplossingen. De bestuurders vanuit het OVbureau hebben hier een aantal vergaderingen aan besteed. Direct na de zomer, toen bekend was waar het uiteindelijk om ging - zodat de provincie in staat was in de communicatie naar gemeenten aan te geven waar het over gaat - zijn de brieven uitgegaan, waar ook gisteren in de Regio Noord met alle gemeenten over is gesproken. Het College heeft deze keuze gemaakt – dit acht de gedeputeerde cruciaal – omdat het College het alleen maar kenbaar maken van het bedrag dat moet worden bezuinigd onvoldoende vindt om te communiceren. Gecommuniceerd was namelijk al dat hier fors zou worden bezuinigd, alleen was het exacte bedrag nog niet bekend. Wanneer het College met de gemeenten communiceert is de tweede vraag altijd of de provincie aan kan geven wat een en ander voor de gemeente in kwestie inhoudt. Het College heeft dit trachten te doen in de zomervakantie. Dit is een uitstekende tijd: niemand is bereikbaar, want iedereen is met vakantie. Op deze wijze kan de provincie beslagen ten ijs komen. Dan krijgt de provincie natuurlijk te maken met zaken zoals de zaak die nu voorligt. De provincie zit nu volop in het communicatietraject. Alle regio’s en alle gemeenten worden geïnformeerd over datgene wat in het voorstel naar Arriva is gegaan. Arriva maakt er een dienstregeling van, want het bedrijf is daartoe bevoegd. In de zomervakantie heeft
15
de provincie in overleg met de vervoerder geprobeerd om de uitgangspunten zo goed mogelijk te vertalen, waar Arriva mee heeft ingestemd. Dit vertaalt zich straks in de dienstregeling, waar later ongetwijfeld nog over zal worden gesproken. De voorzitter dankt de inspreker voor zijn bijdrage, de actie en de handtekeningen. Hij geeft aan niet te kunnen garanderen dat de Staten in lijn met het verzoek van de gemeente Bedum zullen beslissen. In elk geval zullen de handtekeningen worden betrokken bij de behandeling. In eerste termijn Dhr Rijploeg (PvdA) oppert dat op dit moment een regering aan de macht is die slechts ‘leuk’ is voor een paar mensen met een zeer hoog inkomen. Constant wordt getracht alle andere mensen op allerlei manieren te pakken en bezuinigingen ten koste van deze mensen door te voeren, ook op het gebied van het OV. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) interrumpeert en stelt dat de woorden van dhr Rijploeg zo langzamerhand klinken als een bekende ‘riedel’ uit de hoek van de PvdA in de laatste maanden. De problemen met het OV, de bezuinigingen en de privatisering zijn niet alleen door het huidige kabinet geïnitieerd, maar bestaan al enkele jaren. Dit werd zo-even ook heel nadrukkelijk door een van de insprekers gezegd. Mw Gräper zou het op prijs stellen als dit beeld niet louter aan het huidige kabinet zou worden toegeschreven. Dhr Rijploeg (PvdA) werpt tegen dat de PvdA een tegenbegroting heeft ingediend waarin 320 miljoen extra wordt uitgetrokken voor OV. Dit is een zeer realistische begroting, die meer werkgelegenheid oplevert, beter is voor de economie, die in alle opzichten is doorgerekend en tot een beter resultaat leidt. Dhr Rijploeg kan zich voorstellen dat D66 zulks niet kan appreciëren. Voorts heeft D66 in Groningen tegen deze regering gestemd, maar zij zijn nog steeds lid, daarom zijn zij toch enigszins medeverantwoordelijk. Derhalve vindt dhr Rijploeg dat het niet aan gaat om de PvdA te bekritiseren. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) interrumpeert en geeft aan graag te willen vernemen welke D66’er tegen de huidige regering heeft gestemd. De voorzitter onderbreekt de discussie en vindt dat deze meer in de Tweede Kamer thuishoort. Hij verzoekt de commissieleden hier rekening mee te houden en in te gaan op datgene wat voorligt. Dhr Rijploeg (PvdA) is verheugd dat D66 het gerucht dat zij in Groningen op hun congres allemaal tegen zouden hebben gestemd naar het rijk der fabelen verwijst. Hij betreurt dat D66 Groningen blijkbaar niet tegen het kabinet heeft gestemd. Dhr Rijploeg zegt toe niet verder te zullen ingaan op de draconische bezuinigingen vanuit het kabinet. Deze bezuinigingen treffen de provincie Groningen ook zwaar. Het College heeft samen met het OV-bureau een knappe prestatie geleverd – dit heeft dhr Rijploeg ook de vorige keer al aangegeven – om hier in elk geval nog zoveel uit te halen. Het zou zo mooi zijn geweest als de provincie het bedrag van acht miljoen zou hebben kunnen houden om een enorme slag vooruit te maken, want dit was blijkbaar mogelijk geweest. De provincie heeft helaas niet de middelen om hier fors iets aan te doen, of de provincie zou ook moeten overgaan tot draconische bezuinigingen op andere punten, bijvoorbeeld jeugdzorg of het verhogen van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. De PvdA acht het niet wenselijk om de ellende die uit Den Haag komt op die manier te compenseren, en het is ook onmogelijk. Dhr Rijploeg vraagt de gedeputeerde of het niet mogelijk is om na te gaan of op bepaalde punten meer ontsluitende lijnen tot stand kunnen worden gebracht. Door verkeerd beleid van Arriva in het verleden zit Bedum nu met een probleem. Het beeld dat dhr Rijploeg van het bedrijf Arriva heeft, wordt steeds slechter. Ook als hij zelf eens een
16
klacht indient, wordt hierop soms niet gereageerd – bijvoorbeeld een klacht dat een bepaalde bus niet is verschenen, terwijl de volgende buschauffeur niet eens weet dat de genoemde bus er niet was –, hetgeen vervelend is voor de chauffeurs, die alle kritiek over zich heen krijgen. Dhr Rijploeg zal het toevoegen aan zijn lijst van negatieve punten van Arriva, want over een paar jaar zal de provincie natuurlijk weer met het bedrijf spreken. Mw Bulk (SP) interrumpeert en merkt op dat dhr Rijploeg toegeeft dat de provincie niet meer geld beschikbaar kan stellen, omdat dit geld niet aanwezig is. De PvdA wil dat het College meer aandacht besteedt aan ontsluitende lijnen. De Q-Liner is een verbindende lijn, waar de PvdA toch ook aandacht voor wil. Mw Bulk vraagt hoe de PvdA dit allemaal wil realiseren met de beschikbare middelen. Wat vraagt dhr Rijploeg van het College? Dhr Rijploeg (PvdA) antwoordt, stellende dat de provincie op een slimme manier heeft onderzocht hoe de problemen zo min mogelijk toenemen. Misschien is het mogelijk om nog slimmer te zijn, bijvoorbeeld door een verdere integratie van stads- en streekvervoer, waar ook al het een en ander in is bereikt. Zo kan misschien meer worden bereikt. Misschien dient te worden nagegaan of de verhouding Stad en platteland wel goed is. Mogelijk kan door een efficiënter of doeltreffender inzet in de Stad meer bereikt worden. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) constateert dat dhr Rijploeg zo-even heeft aangegeven dat het OV-bureau goed zijn werk heeft gedaan. Het OV-bureau kijkt onder andere ook naar het vervoer in de Stad. Mw Gräper vraagt of dhr Rijploeg wil suggereren dat het OV-bureau niet voldoende heeft gekeken naar de efficiëntie van de lijnen in de Stad. Heeft de PvdA een concreet alternatief? Dhr Rijploeg (PvdA) stelt dat het per definitie altijd beter kan. Alles kan altijd per definitie beter. Men dient hier ook altijd naar te streven, men hoort nimmer tevreden te zijn, want dat leidt tot luiheid. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) riposteert dat men soms geld nodig heeft om iets beter te kunnen doen. Dhr Rijploeg (PvdA) is het hiermee eens. Soms is geld nodig, en als dat niet aanwezig is, dient te worden nagegaan of het op een andere manier kan worden geregeld. Dhr Rijploeg geeft een voorbeeld. Hij kijkt er nogal van op als op een gegeven moment in de Stad op de lijnen 3 en 6 twaalfminutendienstregelingen worden ingevoerd. Dit is een niet klokvast patroon en buitengewoon ondoorzichtig. Dhr Rijploeg stelt dat het in een dergelijk geval misschien raadzaam zou zijn hier een kwartierdienst van te maken en op de tijden dat het echt heel druk is zeveneneenhalf minuut. Zo zou iets kunnen worden gewonnen. Dergelijke gevallen lenen zich voor verbetering. Dit geldt ook voor een mogelijk nog verdere integratie van stad- en streekvervoer, waarbij regionale lijnen ook binnen de Stad hier en daar een functie krijgen, daar waar ook in de Stad zelf mensen worden getroffen. De lijnen 74 en 79 in Hoogezand en Sappemeer. Het is een groot probleem, dat daar ontstaat. De bussen zitten nu al ’s morgens tamelijk vol en de treinen zitten ook overvol. In Sappemeer stopt bijvoorbeeld slechts eenmaal per uur een trein. Wat voor maatregelen kunnen worden getroffen om de treinen te verlengen en misschien in de spits iets extra te doen? Bij de toezeggingenlijst heeft dhr Rijploeg al aangegeven dat het goed is dat de gedeputeerde in gesprek gaat met ProRail over de beveiligingssystematiek op de lijnen. Daarnaast zou het naar opvatting van dhr Rijploeg goed zijn wanneer de gedeputeerde bij ProRail erop zou aandringen om ervoor te zorgen dat de treinen beter kunnen optrekken. Volgens de aanbesteding worden straks nieuwe treinen ingezet, treinen die sneller kunnen optrekken. Sneller optrekken is echter onmogelijk, want op het spoor liggen wissels waar de treinen slechts met 40 km/u overheen kunnen rijden. ProRail gaat rustig door met dit beleid, ook in de provincie Friesland. Daarmee wordt geld
17
verspild aan treinen die niet kunnen optrekken omdat het spoor dit niet toelaat. Er zijn mogelijkheden voor flitsende treinen die iets sneller gaan en hogere frequenties kunnen rijden. Deze mogelijkheden zijn op 10 januari helaas nog niet benut. De provincie kan echter wel pogingen in het werk stellen om de treinen langer te laten zijn. De tariefverhoging die in principe aanstaande is. De commissieleden hebben een brief ontvangen van het College, waarin wordt erkend dat dit het geval is. Dhr Rijploeg hoort hier weinig mensen over. Sommige mensen moeten echt meer gaan betalen op de Q-Liner. Dhr Rijploeg vraagt of dit ook geldt voor die Q-Liners die mensen als het ware worden gedwongen om te nemen, omdat een alternatief niet meer aanwezig is. Daarnaast wenst hij te vernemen wat met mensen gebeurt die een abonnement bezitten, bijvoorbeeld een abonnement voor de bus van Zuidbroek naar Groningen. Deze mensen kunnen mogelijk veel slechter met de trein reizen, om wat voor reden dan ook, bijvoorbeeld vanwege een slechte aansluiting. Worden deze mensen in de gelegenheid gesteld om hun abonnement in te leveren? Of blijft het abonnement geldig wanneer mensen ergens in de provincie worden gedwongen om met een Q-Liner te reizen? In Oost-Groningen voert de provincie overleg met wethouders van een aantal gemeenten. Kennelijk is overleg in Oost-Groningen wel tot stand is gekomen, waar ook het CDA, voorstanders van de bezuinigingen maar tegen bezuinigingen op gemeentelijk niveau, in het College is vertegenwoordigd. Deze gemeenten hebben de problemen met een aantal overvolle lijnen. Dhr Van der Span (CDA) interrumpeert en vraagt hoe dhr Rijploeg op het idee komt dat dhr Van der Span voorstander van bezuinigingen is. Dhr Rijploeg (PvdA) antwoordt dat het CDA hier landelijk voorstander van is. Dhr Van der Span is lid van het CDA, daarom gaat dhr Rijploeg ervan uit dat hij op hoofdlijnen in elk geval achter deze plannen staat. De budgetverantwoordelijkheid. Verschuiving van bus naar trein leidt ertoe dat meer mensen de trein gaan kiezen. Dit is verwerkt, zoals de commissie heeft kunnen lezen. Er gaan meer mensen met de trein; de budgetverantwoordelijkheid van het spoor ligt bij dezelfde aandeelhouders, maar bij een ander bedrijf. Dhr Rijploeg vraagt of de Staten niet eens erover zouden moeten nadenken om de budgetverantwoordelijkheid van het spoor toch bij de provincie en het OV-bureau te houden. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt op het voorstel van dhr Rijploeg, om de budgetverantwoordelijkheid voor het vervoer over het spoor bij het OV-bureau te leggen, niet te kunnen vatten. De budgetverantwoordelijkheid ligt simpelweg bij het bedrijf. Dhr Rijploeg (PvdA) legt uit dat de budgetverantwoordelijkheid van het busvervoer bij het OV-bureau is komen te liggen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) werpt tegen dat dit volgens haar alleen geldt voor het deel van innovatie in het OV, niet voor het exploitatiedeel van het vervoer. Dhr Rijploeg (PvdA) veronderstelt dat dit ook geldt voor het exploitatiedeel van het vervoer. Dhr Musschenga (gedeputeerde) intervenieert en oppert de mogelijkheid dat dhr Rijploeg doelt op de opbrengstverantwoordelijkheid in plaats van de budgetverantwoordelijkheid. De opbrengstverantwoordelijkheid is bij de trein anders dan bij de bus. Dhr Rijploeg (PvdA) erkent dat hij de verkeerde terminologie heeft gebruikt. Het gaat om de opbrengstverantwoordelijkheid. In het Noorden zijn op een aantal punten nog steeds goede verbindingen, bijvoorbeeld tussen Groningen en Leeuwarden. In potentie zijn goede verbindingen aanwezig op een aantal trajecten. Ook is hier sprake van een aantal goede
18
mogelijkheden die onbenut blijven. Dit geldt voor het Noorden als geheel. Dhr Rijploeg wil ervoor pleiten om een visie te ontwerpen voor het hele noordelijke systeem van OV – hoe dit op elkaar inspeelt, hoe dit met elkaar integreert, hoe dit beter kan, waar de zwakke en de sterke punten liggen, welke uitdagingen er liggen om te verbeteren, welke mogelijkheden en onmogelijkheden – ook op langere termijn in het kader van veranderingen als de Zuiderzeelijn en met betrekking tot het Railnet van de NS dat nog altijd onderwerp van discussie is nadat de Kamer de concessie aan de NS heeft verworpen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart dat de GroenLinks-fractie enigszins onthand is, aangezien de woordvoerder in Japan zit. Hij zegt niettemin toe zijn best te zullen doen. Twaalf procent minder bussen, vijftien procent bezuinigen. Voor een partij als GroenLinks is dit bijna niet goed te praten, en dit is zij ook niet van plan te doen. Dat is in het geheel niet mogelijk. Dhr Van der Ploeg vraagt zich af hoe lang D66 als regeringspartij geloofwaardig blijft voor eigen kiezers. Mw Gräper zou hier goed over na moeten denken. Dhr Van der Ploeg geeft te kennen deze discussie verder niet aan te gaan, want… Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) stelt grote moeite mee te hebben met het gegeven dat ‘van alles en nog wat’ wordt geroepen, maar dat het vervolgens niet is toegestaan om hierop te reageren. Zij verzoekt derhalve om opmerkingen betreffende de landelijke politiek niet in commissieverband te maken. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) werpt tegen dat mw Gräper de landelijke politiek betrok bij vraagstelling aan de insprekers. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) riposteert dat zij bereid is om deze discussie aan te gaan. Zij zou bijvoorbeeld best met de PvdA-fractie willen discussiëren over hun standpunt over de Zuiderzeelijn in de landelijke politiek. Dit valt echter buiten de taken van de commissie. Het gaat in de commissie over provinciale onderwerpen en de fracties spreken elkaar aan op provinciale standpunten. De voorzitter herhaalt met klem zijn verzoek aan de commissieleden om zich te beperken tot datgene wat voorligt. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat de statenleden politieke volksvertegenwoordigers zijn. GroenLinks staat voor het bevorderen van het OV en het laten toenemen van het gebruik van het OV. D66 staat hier ook voor. Het is een politieke discussie die men niet uit de weg kan gaan, aldus dhr Van der Ploeg. Dit is iets wat hij ook niet uit de weg wil gaan. Desalniettemin geeft dhr Van der Ploeg gehoor aan het verzoek van de voorzitter. Vijftien procent bezuiniging, twaalf procent minder bussen. In de stukken mist dhr Van der Ploeg de inschatting van het OV-bureau hoeveel procent de bus minder zal worden gebruikt. Voorts ontbreekt een raming van de verschuiving van het aantal passagiers naar de trein. Wellicht kan het College hier duidelijkheid in scheppen. Ten aanzien van de discussie heeft dhr Moll de vorige commissievergadering twee fundamentele trajecten benoemd. In hoeverre past dit verhaal nog in de beleidsvisie die is neergelegd over het OV? Dhr Van der Ploeg herhaalt de vraag omdat deze toentertijd niet inhoudelijk is beantwoord. Daarnaast wenst de GroenLinks-fractie te vernemen of de beweging die nu is ingezet nog past in de langetermijnvisie ten aanzien van Kolibri, de Zuiderzeelijn, et cetera. Feitelijk pleit GroenLinks ervoor om de fundamentele discussie over het OV, zoals deze gevoerd had moeten worden voordat dit was ingezet – iets wat in de provincie Friesland wel is gelukt –, alsnog aan te gaan. Op dit moment verandert zodanig veel, dat het naar oordeel van de GroenLinks-fractie tijd is om de fundamentele discussie te voeren, met name vanuit de optiek van de reiziger: waar ligt de vraag werkelijk? Wat willen mensen die gebruik maken van het OV of gebruik willen maken van
19
het OV voor OV? Die discussie wordt telkens in de marge gevoerd. Het gaat inderdaad steeds om geld. Helaas is dit het geval. Natuurlijk moet soms dan ook worden ingegrepen. Dat het College hier vervolgens actie op onderneemt is geen probleem, dat moet ook. Het College had echter eerder naar de Staten toe kunnen aangeven dat een bepaalde beweging in gang gezet zou worden. Dhr Van der Ploeg voegt hier tegelijkertijd aan toe dat in zijn waarneming ook de commissie zelf die discussie had kunnen starten, zelfs eerder in dit jaar. Met betrekking tot de wijzigingen die optreden en de verschuivingen tussen bus en trein kan dhr Van der Ploeg zich voorstellen dat in geval van de aanwezigheid van dubbele verbindingen inderdaad wordt geschrapt, maar dat betekent wel dat elders inkomsten omhooggaan. Dhr Van der Ploeg vond het in de stukken enigszins te kort door de bocht om met twee à drie regels af te doen dat op dit punt nauwelijks iets met de partijen te regelen is, terwijl het voor een deel om dezelfde partijen gaat. Derhalve verzoekt GroenLinks om meer diepgang van het College. De consequenties zijn, voor zover dhr Van der Ploeg deze heeft beoordeeld, nog niet goed in beeld. Met name op dit punt zou de komende maanden meer moeten worden gedaan. Het College gaat in overleg met alle partijen die er annex aan zijn, via het OV-bureau en via zijn partners. GroenLinks wenst in de commissie nauwgezet geïnformeerd te worden over die ontwikkelingen, aangezien hier een zodanige verandering plaatsvindt, dat fine tuning inderdaad dient plaats te vinden. Hiernaar wordt in de brief ook verwezen door het College. Dhr Van der Ploeg is van mening dat de commissie hier boven op moet gaat zitten. De GroenLinks-fractie informeert in hoeverre het College weet hoe het gebruik van het bestaande systeem op dit moment is. Daarnaast vraagt zij zich af of, wanneer op een gegeven moment wordt ontdubbeld, de capaciteit nog toereikend is. Zal deze capaciteit links- of rechtsom worden verhoogd op plaatsen waar de knelpunten te voorzien zijn? Wat zijn de gevolgen als het gebruik van de onrendabele lijnen naar het CVV wordt gebracht? Is het reëel dat de verwachtingen die worden gewekt zullen worden ingelost? Dhr Van der Ploeg heeft op een gegeven moment geconstateerd dat men in Oost-Groningen met Taxi+ aardig mobiel zou kunnen zijn, totdat men de vier zones is gepasseerd, want dan gaat de teller ineens sterk omhoog. Dan zit men in bepaalde regio’s echt verkeerd, zeker als men naar het Noorden wil reizen. Met vier zones kan men net bij het eerste knooppunt komen, maar niet verder. Al dat soort aspecten moet natuurlijk goed doorgelicht zijn en worden. Op dat punt zou de provincie moeten betrachten waar alsnog – vanuit de eigen provinciale verantwoordelijkheid en ook vanuit budgetten – verschuivingen kunnen worden aangebracht om de vraagafhankelijkheid, het inhoudelijke aspect, meer naar voren te krijgen. Dit acht GroenLinks een fundamenteel traject dat nog moet worden ingegaan. Het gaat om communicatie, om voorlichting en het in beeld brengen van de consequenties voor de reiziger zelve. Wanneer men een reiziger kwijt is, krijgt men hem maar zelden weer terug. Die slag moet in de komende maanden volop worden gemaakt. Dhr Van der Ploeg wenst graag van de gedeputeerde te vernemen of het College dit zal doen. Dhr Zanen (PvhN) stelt dat de vrij snelle bemoeienis van – met name de noordelijke – provincies met het OV in het verleden naar inzicht van de PvhN een goede zaak is geweest, omdat de provincie daarbij in staat is zelf actief bezig te zijn met het creëren van een samenhang tussen het beleid inzake RO, het woningbouwbeleid en de kwestie van het OV, plattelandsontwikkeling, enzovoorts. In dat opzicht was de aanbestedingsfase van het busvervoer interessant. Nu is helaas sprake van een forse bezuiniging, die feitelijk kapotmaakt wat de provincie stap voor stap heel voorzichtig heeft getracht op te bouwen. Het is waarschijnlijk erger dan het nu is. De uitkering die de provincie krijgt voor OV is afhankelijk van het gebruik. Als nu als gevolg van deze aanpassingen het gebruik van het OV terugloopt – er zijn vuistregels die stellen dat dit soms circa veertig procent zou kunnen zijn –, zou men de bezuiniging later derhalve andermaal voor de kiezen kunnen krijgen. Dhr Zanen vraagt het College of hier ook rekening mee is gehouden. Dit geldt vooral wanneer wordt gesneden in de kernstructuur
20
van het hele OV-systeem dat de provincie heeft ontwikkeld. Dhr Zanen heeft het gevoel dat het aanpakken van bijvoorbeeld de Q-Liner en lijn 161 naar de forenzengemeente Bedum snel tot problemen leidt voor de hele structuur van de OV-voorzieningen. Ten aanzien van het bedrijf en de arbeidsplaatsen: als in de provincie een bedrijf met tachtig of honderd arbeidsplaatsen dreigt te sluiten, wordt hierop vaak heel veel in beweging gebracht om dat te voorkomen. Dit speelt hier feitelijk ook. De provincie krijgt de zaak van het Rijk toegeschoven. De provincie is met de inschakeling van het OVbureau zeer snel aan de slag gegaan om na te gaan hoe de effecten zoveel mogelijk geminimaliseerd kunnen worden. Daarmee heeft de provincie echter wel geaccepteerd dat die afbouw gaat plaatsvinden. Het is de vraag of de Staten dit zo gemakkelijk moeten laten gebeuren. Dhr Zanen is het eens met de constatering dat hier eerdere momenten zijn geweest waarop de Staten dit goed en nadrukkelijk hadden moeten bedenken, maar het speelt nu nog steeds, want de Staten zien de consequenties nu op de provincie afkomen. Op dit moment zijn allerlei stakingen gaande na een gigantische demonstratie tegen dit kabinet in Amsterdam vanuit de vakbeweging. Het Noorden is met bussen naar Den Haag geweest om te protesteren tegen de dreigende afbouw van het regionale beleid. Dit punt speelde echter ook. De vraag is derhalve of niet alleen de provincie Groningen, maar het Noorden als geheel veel nadrukkelijker op dit punt moet inspelen. Het Noorden wordt gekenmerkt door de plattelandsstructuur, veel meer dan andere delen van het land. Dit dreigt nu onderuit te glijden door deze aanpassingen. Misschien moet het Noorden veel harder optreden. Dhr Out (VVD) legt uit dat het om bezuinigingen gaat, en bezuinigen doen altijd pijn. Dit betekent dat er ongetwijfeld mensen zijn die hier negatieve consequenties van zullen ervaren. Dhr Van der Werf vroeg of OV geld mag kosten. Dhr Out denkt dat dit voor niemand een discussie is. De meeste mensen weten ook dat tweederde van datgene wat het OV kost nog altijd wordt betaald door de overheid voor de mensen die hier gebruik van maken en die er vervolgens een derde aan meebetalen. Tegelijk moet wel worden gekeken hoe zo efficiënt mogelijk met de middelen kan worden omgegaan. Dit is naar inziens van dhr Out wat het OV-bureau heeft gedaan met het voorstel dat het op tafel heeft gelegd. Dhr Out heeft begrepen dat in elk geval Arriva, als het gaat om de concrete invulling en de inpassing, daar een handje bij heeft geholpen. Over de hele linie schat de VVD-fractie in dat dit een zo evenwichtig mogelijk plaatje is, uitgaande van de randvoorwaarde dat de provincie dit bedrag zal bezuinigen. Op detailniveau kan men zich echter blijven afvragen of het overal precies het meest optimaal is. Dit acht dhr Out lastig om vast te stellen. Hij stelt wel vast dat, kijkende naar het voorstel en wat dit voor de toekomst betekent, de manier waarop een en ander is geformuleerd redelijk willekeurig is. Zonder op detailniveau alle lijnen te willen langslopen, viel dhr Out bijvoorbeeld op dat lijnen komen te vervallen, maar dat dit niet zo staat benoemd, zoals lijn 33. Bij een professionele organisatie als het OV-bureau dient de wijze waarop ze rapporteren aan de provincie zo eenduidig mogelijk te zijn. Alles is nu heel tekstueel uitgewerkt. De provincie gaat niet over de dienstregeling. Toch acht de VVD-fractie het wenselijk over een drietal punten meer informatie te vernemen. Bij de parallelle lijnen – het ‘toverwoord’ voor een groot deel van de bezuinigingen die plaatsvinden – moeten andere modaliteiten het gaan overnemen, staat er in het stuk. De VVD-fractie vraagt het College of die andere modaliteiten het aankunnen, zoals dhr De Graaf zich reeds afvroeg ten aanzien van lijn 61. Als in de provincie dadelijk rijen mensen bij de bushalte staan, die niet worden vervoerd, dan staan ze daar de volgende dag niet meer. Dhr Van der Ploeg vroeg al hoe de provincie de mensen die gebruik moeten maken van de parallelle lijnen, naar de parallelle lijnen toe helpt. Daar zal van de kant van de provincie veel aandacht aan moeten worden besteed: als andere mogelijkheden bestaan dan moet de provincie ervoor zorgen dat de mensen deze mogelijkheden ook vinden. Daarbij is een aandachtspunt – de PvdA refereerde hier ook al aan – wat het kostenplaatje is dat daar voor die mensen mee gemoeid gaat. Vaak is gekozen voor de zogenaamde kwalitatief hogere modaliteit, oftewel een luxere bus. In veel gevallen wordt aangegeven dat gebruik gemaakt kan worden van bijvoorbeeld de Q-Liner en de extra haltes of van het
21
spoor. Dit zijn vaak vervoersmodaliteiten die meer kosten met zich meebrengen. Hoe wordt daar mee omgegaan? Het derde punt waar de VVD aandacht voor wil vragen betreft enkele scholierenlijnen. Soms komt dit woord terug in de beschrijvingen. Voor een aantal trajecten is volgens de VVD-fractie nog geen oplossing. Zonder ervoor te willen pleiten om een individuele lijn al dan niet in de lucht te gaan houden, wenst de VVD dat hier aandacht voor is. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan het traject Grootegast-Leek. Hierover schijnen nog altijd gesprekken gaande te zijn, ook met de daar aanwezige onderwijsinstanties, om tot een oplossing te komen. Wanneer de wens door de Staten wordt geuit dat mensen een startkwalificatie moeten halen en een fatsoenlijke schoolopleiding voltooien, dienen ze wel in staat te worden gesteld om op school te kunnen komen. Alleen al in dat licht acht dhr Out het van groot belang ten aanzien van het knelpunt scholierenvervoer te kijken of op de verschillende trajecten alternatieven zijn. Hierover wenst dhr Out meer van de gedeputeerde te horen. Dhr Rijploeg (PvdA) merkt op verheugd te zijn dat dhr Out zich zorgen maakt over de bereikbaarheid van het onderwijs voor scholieren. Het feit ligt echter voor dat mensen ontslag moeten nemen omdat ze hun werk niet meer kunnen bereiken. Dhr Rijploeg vraagt dhr Out hoe hij tegen dat soort problemen aankijkt, naast de tientallen mensen die bij Arriva al de straat op worden geschopt en van De Geus nog een schop nakrijgen... Dhr Out (VVD) stelt dat het de fractie van de VVD an sich niet zoveel uitmaakt wat voor vervoersmodaliteit aanwezig is, of het nu een trein, een snelle bus, een langzame bus of een vorm van taxivervoer is. Al deze modaliteiten moeten met elkaar ervoor zorgen dat mensen zich op een goede manier kunnen verplaatsen. Wanneer men dan naar verkeersstromen kijkt, bijvoorbeeld Paterswolde-Annen, een lijn die komt te vervallen, kan dhr Out zich voorstellen dat het aantal vaste verkeersstromen op dat traject relatief beperkt is. Op het moment dat alternatieven aanwezig zijn is het zo dat waar de lijnen komen te vervallen, vaak door kleinschalige vormen van OV – bijvoorbeeld taxivervoer – toch mogelijkheden zijn om van de ene naar de andere plaats te gaan. Dhr Out kan zich heel goed voorstellen dat, wanneer iemand van dat traject afhankelijk is om van plaats A naar plaats B te komen voor zijn werk, deze optie voor die persoon een oplossing zou kunnen zijn. Dhr Roggema (ChristenUnie) geeft aan dat bezuinigingen, voor welk beleidsterrein dan ook, buitengewoon onplezierig zijn. De fractie van de ChristenUnie voelt hierin sterk mee met dhr Van der Werf c.s. in deze spannende tijden waarin wordt bepaald wie ontslag krijgt en wie mag blijven. Zij ontkomt er echter niet aan om het stuk kritisch te beschouwen. De Colleges en het OV-bureau hebben niet alleen naar 2005 gekeken, maar hier – gelukkig, om de rust terug te laten keren – tot en met 2007 beleid op ingezet. De ChristenUnie-fractie acht het voorliggende voorstel van dien aard, dat zij de richting kan dragen en hiermee kan instemmen. De leek kent niet alle lijnen, waardoor het nauwelijks mogelijk is om hierop te reageren. Hier en daar is geprobeerd om inzicht te verkrijgen in datgene wat er speelt en welke mogelijkheden grijpbaar zijn. De ChristenUnie is echter ook van mening dat nooit zonder dat met betrokken partijen is gesproken – bijvoorbeeld Bedum – een richting mag worden uitgezet die helemaal niet kan. De situatie in Bedum moet overigens nog goed tegen het licht worden gehouden. In het stuk staat dat het gaat om de opheffing van de Q-Liner met lijn 61, maar dhr Roggema hoort dat hier ook nog een lijn 161 in het spel is. In dat verband zou hij een en ander nader beschouwd willen hebben. Een tweede punt is de capaciteit. Wanneer buslijnen worden geschrapt, hoe is dan de bezetting van de bussen? Worden het louter staanplaatsen of nog meer staanplaatsen? Kunnen de reizigers überhaupt allemaal in de bus? Dergelijke vragen gelden niet alleen de lijn tussen Bedum en Groningen, maar in brede zin, dus voor de hele provincie. Dhr Roggema vraagt of de provincie deze vragen stelt en hier rekening mee houdt. Het is naar zijn opvatting voor de reiziger een punt op grond waarvan de reiziger al dan niet opnieuw voor het OV zal kiezen. De uitgangspunten op bladzijde 3 zijn helder geformuleerd met het verhogen van de efficiëntie op de sterke zware vervoerbundels. Het is verbazingwekkend dat dit nu pas
22
in beeld komt. Men zou veronderstellen dat het ook onder normale omstandigheden voor een bedrijf van belang is om de efficiëntie zo groot mogelijk te laten zijn. Een opvallend detail is voorts dat wordt gesproken over het aantal passagiers dat op sommige trajecten zeer laag is: gemiddeld nul tot één reiziger per rit. Dhr Roggema meent zich te herinneren dat de Staten ooit het criterium van zes passagiers per rit hebben vastgesteld. Wellicht kan de gedeputeerde hier meer duidelijkheid over verschaffen. Er wordt gesproken over de 600 lijnen. In hoeverre wordt hierover overleg gevoerd met de scholen? Vindt wel een juiste afstemming plaats om de mensen op tijd op school te krijgen, met voldoende capaciteit? In hoeverre vindt overleg plaats met het consumentenplatform, waaraan op bladzijde 6 wordt gerefereerd? In welk traject is dit aan de orde? Zal dat tussentijds terugkomen? Eveneens geldt dat voor de betrokken gemeenten. Op welke wijze zullen de Staten worden geïnformeerd over de eventuele reacties die aan het College worden doorgegeven? Dhr Roggema wenst voorts het punt communicatie in brede zin aan de orde te stellen. Alles wat gaande is dient voldoende te worden gecommuniceerd naar de statencommissie – iets wat naar opvatting van dhr Roggema overwegend gebeurt. Daarnaast dient te worden gecommuniceerd naar de reiziger en de consument. Iedereen zal goed op de hoogte moeten zijn als straks in januari een andere dienstregeling wordt ingevoerd. Dit is in de beleving van de ChristenUnie lang niet voldoende onder de aandacht gebracht. Een voorbeeld van het tekortschieten van de communicatie is de 1 eurokaart waarover wordt gesproken. In brede zin onderstreept de ChristenUnie dat communicatie volop de aandacht dient te krijgen om zo draagvlak te creëren bij de bestuurder, maar ook bij de inwoner. Dhr Rijploeg (PvdA) wenst een aanvullende opmerking te maken met betrekking tot de 1 eurokaart. Hij vindt het een goede actie, maar hij heeft zich verbaasd over het feit dat de statenleden dit in de krant moesten lezen. Dhr Roggema (ChristenUnie) oppert dat het mooi is dat de statenleden het in de krant lazen. Dit heeft in elk geval publiciteitswaarde. Daarnaast zou dhr Roggema het ook op andere wijze vernomen willen hebben, al acht hij dit een ondergeschikt belang. Belangrijker is het dat iedereen ervan op de hoogte wordt gebracht. Dit dient goed te worden aangepakt. Dhr Van der Ploeg (ChristenUnie) is het met betrekking tot het belang van communicatie geheel eens met dhr Roggema, maar reageert op de opmerking van dhr Roggema ten aanzien van het bevorderen van draagvlak. Dhr Van der Ploeg vraagt dhr Roggema of hij werkelijk van mening is dat de provincie draagvlak moet creëren voor dit soort maatregelen. De provincie dient immers alleen maar uit te leggen wat er gebeurt. Dhr Roggema (ChristenUnie) bevestigt dit, maar stelt dat communiceren twee zaken inhoudt. Wanneer moeilijke zaken uitgelegd moeten worden, dient dit op een juiste wijze te worden gedaan. Als de provincie het breed uitzet, wordt daarnaast begrip gekweekt, omdat men begrijpt dat de provincie niet anders kan dan het treffen van deze maatregelen. Mw Bulk (SP) stelt vast dat het om de zoveelste rijksbezuiniging gaat die de provincie moet doorvoeren. Ook in de kabinetten Kok – mw Bulk geeft aan het niet te kunnen laten – is niet meer geld voor OV beschikbaar gekomen. Mw Bulk geeft te kennen de bijdrage van dhr Rijploeg überhaupt niet echt te begrijpen. In de vorige commissievergadering zei dhr Rijploeg dat het OV-bureau zijn werk goed heeft gedaan. Vervolgens somt hij een aantal alternatieven op die misschien ook mogelijk geweest waren en waar alsnog naar gekeken zou kunnen worden, enzovoorts. Mw Bulk neemt aan dat het OV-bureau de alternatieven ook heeft afgewogen. Dhr Rijploeg geeft aan de ene kant aan dat het OVbureau zijn werk goed heeft gedaan, maar aan de andere kant laat hij blijken hierbij grote twijfels te hebben.
23
Dhr Rijploeg (PvdA) interrumpeert en geeft te kennen dit een merkwaardige redenering te vinden. Zoals hij eerder al aangaf, kan alles altijd beter. Er kan altijd worden gekeken of sommige problemen niet alsnog kunnen worden opgelost. Het is natuurlijk ‘flauwekul’ dat het niet denkbaar is om nog iets andere keuzen te maken. Dhr Rijploeg acht het knap werk dat het OV-bureau heeft verricht, namelijk minder ritten te laten vervallen dan het percentage bezuinigingen. Dit wil nog niet zeggen dat men daarom met alle gemaakte keuzen honderd procent hoeft in te stemmen. Het kabinet Kok was overigens een compromis, waarbij de PvdA ook moest samenwerken met de VVD en daarom nooit haar eigen zin alleen kon doorzetten. Dhr Rijploeg zou wensen dat men meer eerlijk zou aangeven waar men het niet mee eens is, maar wat men wel slikt omdat het nu eenmaal moet. Het is helaas in de Nederlandse cultuur niet gebruikelijk. Daar hoeft op dit moment echter niet over te worden gesproken. Mw Bulk (SP) verduidelijkt dat dhr Rijploeg in zijn betoog niet heeft gezegd waar hij het niet mee eens is en waar hij niet mee instemt, hij heeft alleen een aantal alternatieven genoemd waar misschien naar gekeken zou kunnen worden. Mw Bulk gaat ervan uit dat het OV-bureau daar zeker naar heeft gekeken en dat hier waarschijnlijk geen alternatief is. Helaas is nu eenmaal sprake van rijksbezuinigingen. Volgens de SP is het busvervoer in de provincies Groningen, Drenthe en in iets mindere mate de Stad op een groot dieptepunt. Opnieuw is nu een efficiëntieslag gemaakt. Men vraagt zich daarbij af hoe het mogelijk is om nog een efficiëntieslag te maken als toch al zo weinig ‘vet op de botten’ zit. In theorie is het derhalve knap gedaan. Mw Bulk stelt dat de praktijk nu ook een rol zal gaan spelen. De eerste mensen melden zich. Hoe zal het in de praktijk gaan lopen? In sommige gebieden zullen mensen – in de richting van Zuidbroek –twintig minuten moeten lopen naar een bushalte of naar het station. Is dat nog aanvaardbaar? Mw Bulk is het met GroenLinks eens dat de Staten hier een fundamentele discussie moeten voeren over het OV en de vraag wat de Staten aanvaardbaar achten in het OV. Kunnen de Staten van mensen verwachten dat ze een uur of anderhalf uur in een bus of een trein moeten zitten om op school of op het werk te komen? De SP-fractie vindt dit niet aanvaardbaar. Mw Bulk vindt dat hierover een discussie moet worden gevoerd en dat naar middelen moet worden gezocht om ervoor te zorgen dat deze onaanvaardbare zaken niet gebeuren. In de praktijk komen ontegenzeggelijk knelpunten. Die knelpunten zijn al enigszins in beeld, want mensen beginnen zich te melden. De echte klap zal echter komen op 11 januari als de eerste bussen in de nieuwe dienstregeling rijden en de eerste bussen niet rijden waar men ze gewend is. GroenLinks en de VVD gaven ook al aan dat het nu heel belangrijk is voor de provincie en de gemeenten dat over de alternatieven goede voorlichting wordt verstrekt. Een mens is namelijk een ‘gewoontedier’. Als iemand elke dag een bepaalde lijn neemt, en deze opeens wegvalt, wat kan die persoon dan doen, behalve denken “Er rijdt geen bus meer”? De provincie dient dit duidelijk in beeld te brengen bij de verschillende gebruikers. Voorts dient de provincie te waarborgen dat mensen met een bus of een trein meekunnen en dat het vervoer niet vol zit omdat het te krap is bemeten of überhaupt niet rijdt. Mw Bulk doelt op spitsbussen. Er is altijd ruimte geweest voor de inzet van spitsbussen. Mw Bulk vraagt aan het College of deze ruimte nog steeds aanwezig is. Mw Bulk zegt niet op een bepaalde lijn te willen ingaan, want inzet van meer bussen op één lijn gaat ten koste van bussen op een andere lijn. Samenvattend: het is zwaar onvoldoende wat straks aan bus en trein in de provincie gaat rijden. Het is helaas een kortzichtig rijksbeleid. Mw Bulk neemt aan dat zelfs de gedeputeerde deze mening is toegedaan en dat hij witheet bij de minister zat. De provincie moet garanties bieden voor de mensen die wegens te volle bussen op stations blijven staan en een goede voorlichting geven over alternatieven. Dhr Van der Span (CDA) merkt op dat bezuinigingen op dit heel belangrijke onderdeel de vraag doet rijzen hoe het vraagstuk bezuinigingen moet worden opgelost met behoud van een vitaal platteland, want in wezen gaat het om een dergelijk gebied. Dhr Van der Span acht dit een moeilijke vraag. Het OV-bureau – althans de mensen die daar achter
24
werken – heeft daar zijn uiterste best voor gedaan. In de notitie vindt dhr Van der Span in dit verband onoverzichtelijk dat zeer veel lijnen worden opgesomd zonder dat dit middels een kaart is aangegeven. Derhalve verzoekt hij of een vervolgnotitie vergezeld zou kunnen gaan van een overzichtelijk kaartje met in het rood de lijnen die aanwezig waren en de capaciteiten die werden vervoerd, en in het groen de lijnen die overblijven met de verwachtingen daarbij. Dan is het in één oogopslag duidelijk en toegankelijk, hetgeen uren werk scheelt. Dhr Van der Span is om nostalgische reden verheugd dat in de notitie eerst Sappemeer en dan Hoogezand wordt genoemd. De inwoners van Hoogezand-Sappemeer hebben vier uitstekende verbindingen per trein. Dat is een feit, alleen wenst dhr Van der Span in zijn algemeenheid op te merken dat het samenvoegen of laten vervallen van lijnen wel vereist dat zorgvuldig wordt gekeken waar de ene lijn loopt en waar de andere lijn gelopen heeft. Een spoorlijn loopt namelijk aan de rand van de bebouwing en heeft een beperkt aantal stations. Een bus loopt door de bebouwing en heeft vele halteplaatsen. Daarbij dient in overweging te worden genomen dat op bepaalde stations de fietsbergingen nu al uitpuilen en de parkeerplaatsen vol zijn. Dhr Van der Span vraagt zich dan af hoe het naar de toekomst toe passend kan worden gemaakt. De CDA-fractie wenst van de gedeputeerde te vernemen of ook naar de randvoorwaarden is gekeken, ook in het kader van de huidige bezettingsgraden. Kunnen inderdaad nog wel zoveel mensen in het bestaande vervoer worden bediend? De bussen die overblijven zijn namelijk vol, maar de trein – zeker in de spits – is ook redelijk bezet. De voorzitter is dit bekend, want hij maakt hier gebruik van, zo heeft dhr Van der Span begrepen. Als oplossing valt mogelijk te denken aan bovenplaatsen in de trein. Het CDA vraagt om aandacht voor het punt van een mogelijk overvolle trein. Dhr Rijploeg (PvdA) vraagt wat dhr Van der Span bedoelt met zijn opmerking over bovenleidingen. Dhr Van der Span (CDA) antwoordt dat het misschien een mogelijkheid is om treinen met twee verdiepingen te laten rijden. Het is een detail, maar deze treinen hebben bovenleidingen. In bussen is het net zo: het is niet mogelijk om een aanhanger aan een bus te hangen. De provincie dient na te gaan of de mensen wel kunnen worden vervoerd. Waar dhr Van der Span voorts tegenaan loopt – en dat is in het kader van de bezuinigingen misschien heel verklaarbaar – is dat een OV wordt ingevoerd dat niet spoort met het beeld dat de provincie in de Regiovisie oproept. Het CDA vraagt de gedeputeerde derhalve hoe het College het opgeroepen beeld en de bezuinigingsmaatregelen gaat rijmen. In hoeverre wordt nog overleg gevoerd met partners om te kijken of het definitief is of dat misschien op creatieve wijze toch nog andere oplossingen kunnen worden gekozen. Tot slot merkt dhr Van der Span op dat, wanneer iemand niet langer met het OV reist – dit is iets wat dhr Van der Span met dhr Van der Ploeg eens is –, het buitengewoon moeilijk is zo iemand ooit weer met het OV te laten reizen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) deelt mee dat D66 een partij is die het OV een warm hart toedraagt. In coalitieverband is dit soms – zoals dhr Rijploeg al verwoordde – lastig. Het belang dat D66 hecht aan OV, leidt ertoe dat mw Gräper persoonlijk en met haar vele provinciale statenleden een zware lobby voeren bij de Tweede Kamerfractie om te trachten hier verandering in te brengen. Mw Gräper is van mening dat dit een taak is voor alle regionale vertegenwoordigers die in de commissie zitten en zeggen dat ze het graag anders willen hebben. Zij denkt dat velen deze taak ook op zich nemen. Het gaat om rijksbezuinigingen. Het zijn bezuinigingen die niemand in de vergaderzaal heeft gewild, maar waar de provincie uitvoering aan moet geven. In dat licht heeft het OV-bureau zeer goed werk geleverd. Het doet pijn, want bezuinigen doet pijn. Het levert af en toe ‘rare’ situaties op. Met het in beeld komen van de gevolgen van de bezuinigingen komen de probleemgevallen ook in beeld. Bedum en Hoogezand zijn daar voorbeelden van. Op persoonlijk niveau zal het op veel meer plaatsen het geval zijn. Mw Gräper acht dit iets wat goed moet worden uitgezocht, waarbij de provincie goed zorg dient te dragen voor de communicatie van de alternatieven, zodat de mensen
25
die in het OV zitten, na 10 januari grotendeels ook in het OV zullen blijven zitten. Op het moment dat men niet meer met het OV reist, vreest mw Gräper dat men niet gemakkelijk zal besluiten om weer met het OV te reizen. Op het moment dat de provincie alternatieven aan wil bieden en de Staten besluiten om uit het voorliggende pakket toch een of twee lijnen overeind te houden, betekent dat, dat hier geld mee gemoeid is. Niets meer, niets minder. Het geld komt niet uit Den Haag, die illusie heeft mw Gräper niet. Het geld moet regionaal of lokaal worden aangedragen. De D66-fractie wil de gemeenten, die nu roepen dat het belangrijk is dat bepaalde lijnen blijven bestaan, oproepen ook in hun eigen financiën te kijken welke ruimte voorhanden is om dergelijke lijnen overeind te houden. De provincie kan dit namelijk niet alleen opvangen. Dhr Zanen (PvhN) interrumpeert en geeft aan dat de gemeenten ook moeilijk zitten vanwege hetzelfde kabinet. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) repliceert, stellende dat een en ander te maken heeft met keuzen. Het heeft niet alleen met dit kabinet te maken, maar ook met de economische ontwikkelingen zoals deze op dit moment in Nederland zijn. Het heeft te maken met keuzen die moeten worden gemaakt, die misschien nu pijn doen, maar wel voor de toekomst van belang zijn. Uiteindelijk is dat ook de keuze die een gemeente maakt, bijvoorbeeld door te besluiten om hier op dit moment geen geld voor vrij te maken of te constateren er op dit moment geen geld voor te hebben en andere zaken te laten prevaleren. De provincie is binnen haar eigen financiën niet in staat om 7,5 miljoen euro op te hoesten om daarmee dit soort bezuinigingen… Dhr Rijploeg (PvdA) interrumpeert en uit zijn verbazing over het feit dat mw Gräper bij de Begroting geen voorstel heeft ingediend voor meer geld uit de provinciale begroting – dhr Rijploeg geeft aan ook niet te weten hoe men aan een dergelijk bedrag zou moeten komen – te reserveren en vervolgens wel de gemeenten, die waarschijnlijk nog krapper zitten dan de provincie, vraagt het te doen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) ontkent dat zij heeft beweerd dat de gemeenten het zouden moeten oplossen. De Staten hebben bij de Begroting aangegeven dat zij geen mogelijkheden zien om de volledige bezuinigingen op te vangen. Vervolgens zal in de praktijk, met het voorstel van het OV-bureau en uiteindelijk – want dat is natuurlijk veel belangrijker – wat Arriva hiermee gaat doen in de dienstregeling, duidelijk moeten gaan worden waar eventueel echt grote knelpunten ontstaan. Op het moment dat die knelpunten zodanig in het licht komen, dat ze daarmee onaanvaardbaar zijn, betekent dit dat naar oplossingen moeten worden gezocht. Als het om één lijn gaat, betreft het geen 7,5 miljoen euro, maar een ander bedrag. Mw Gräper weet niet of binnen het programma zoals het op dit moment is, ruimte is om één of twee lijnen op bepaalde momenten – bijvoorbeeld in de spits of niet in de spits – wat langer overeind te houden, omdat daar dusdanige problemen dreigen dat deze onaanvaardbaar zijn. Dit heeft dhr Rijploeg feitelijk zo-even ook gevraagd door het College te vragen op zoek te gaan naar andere alternatieven, waardoor misschien verschuivingen kunnen plaatsvinden. Mw Gräper wil alleen aangeven dat het niet louter een provinciale verantwoordelijkheid betreft, maar ook de verantwoordelijkheid van gemeenten die aangeven dat het belangrijk is voor de ontwikkeling. Gemeenten zouden derhalve mede inzet kunnen tonen. Dat is iets heel anders dan ‘het over de schutting gooien’ en het bij de gemeenten op het bordje leggen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt in hoeverre bij D66 principiële bereidheid bestaat om, daar waar initiatieven tevoorschijn komen voor innovatieve vormen van vervoer die het gebruik verhogen, provinciaal geld beschikbaar te stellen. GroenLinks heeft die principiële bereidheid. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) antwoordt dat D66 deze principiële bereidheid absoluut heeft. Die principiële bereidheid heeft D66 al op meerdere gelegenheden daadwerkelijk
26
uitgesproken. GroenLinks vindt D66 in dat opzicht aan haar zijde. Mw Gräper weet niet of dit het antwoord is op de vraag. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat zijn vraag hiermee voldoende is beantwoord. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) vervolgt haar betoog en stelt dat dit ook een van de redenen was waarom D66 blij was met het OV-bureau en de wijze waarop het nu is ingevuld. Dat is tevens een van de redenen waarom mw Gräper bijvoorbeeld enthousiast heeft gereageerd op het voorstel van het OV-bureau als het gaat om die 1 euro-kaartjes. In de beantwoording die de commissie heeft gekregen naar aanleiding van de vragen in de vorige commissievergadering staat, dat in de meeste gevallen sprake is van een alternatief. In de tekstuele beleving van mw Gräper betekent dat dit niet alle gevallen betreft. In hoeverre is het mogelijk – bijvoorbeeld in de vorm van CVV – om ervoor te zorgen dat hier in alle gevallen een alternatief mogelijk is? De marketing. Toen intertijd de Q-Liner naar Ten Boer ophield te bestaan, was in de ogen van D66 marketing daar een belangrijke oorzaak van. Onbekend maakt onbemind. In het licht van datgene wat Kolibri is en wat de Staten met Kolbiri willen, een hoogwaardig openbaarvervoersnet op met name de verbindende lijnen rond de Stad, is het natuurlijk de vraag of het weghalen van de lijnen naar Bedum de beste keuze is hier voorligt. Belangrijker is nog welke lessen de Staten hieruit leren, ook in de richting van de andere Q-Liners, en hoe daar mee om dient te worden gegaan. Mw Gräper zou de gedeputeerde willen vragen in hoeverre marketing bij het OV-bureau een rol speelt om daar meer promotie te maken voor het OV, zodat het ook bekender is welke alternatieven voor het autoverkeer bestaan. Mw Gräper wenst de oproep van GroenLinks en de SP te ondersteunen om in deze samenstelling te gaan discussiëren over de vraag wat de Staten als basis zien voor het OV. Waar liggen bij de Staten de grenzen? Mw Gräper denkt dat het heel goed is als de provincie, nu al een aantal jaren wordt gewerkt met de nota ‘OV in beweging’, nagaat of deze nota nog steeds actueel is of dat de Staten wellicht aanpassingen wenselijk achten. Het is daarom goed als de Staten deze discussie met elkaar aangaan. Het consumentenplatform is al een tijd bezig. De Staten hebben weinig contact met dit platform. Misschien is het een idee om met het consumentenplatform te praten om te kijken welke ervaringen zij hebben. Het consumentenplatform is akkoord gegaan met het voorliggende stuk. Is het mogelijk om – zeker in dit soort belangrijke dossiers – te vernemen wat hier nog meer is gezegd, want mw Gräper neemt aan dat in een discussie meer plaatsvindt dan alleen maar het opsteken van een hand. De voorzitter geeft de insprekers de gelegenheid om kort hun bevindingen weer te geven naar aanleiding van de eerste termijn. Dhr Van der Werf (Arriva) merkt op dat hij de vorige discussies over dit onderwerp niet heeft meegemaakt. Het valt hem echter op dat de commissie veel vragen heeft, op allerlei gebieden en van allerlei partijen. Dhr Van der Werf vraagt zich af of wel goed is nagedacht over de vraag wat de maatschappelijke consequenties van het geheel zijn, of het maatschappelijk wel aanvaardbaar is, of dergelijke bezuinigingen van reizigers, van kinderen, van scholieren, kunnen worden gevraagd. Technisch gezien kloppen bepaalde zaken in het voorstel. Het is mogelijk om lijnen aan elkaar te kunnen koppelen. Dhr Van der Werf vreest echter dat misschien niet diep genoeg over is nagedacht of de provincie dit van het publiek mag vragen. Dhr De Graaf (wethouder van Bedum) wenst in te gaan op de bijdrage van mw Gräper. Zij heeft dhr De Graaf al eerder aangesproken op de financiële mogelijkheden. Dhr De Graaf merkt principieel op dat daarin geen taak ligt voor een gemeente als Bedum. De gemeente wordt hiervoor van rijkswege ook niet bemiddeld, anders dan de provincie of de gemeente Groningen. Natuurlijk bestaat een mogelijkheid om eigen middelen vrij in te zetten. De gemeente Bedum is ook niet ongenegen om dit te doen, zoals dhr De Graaf
27
reeds heeft aangegeven. De gemeente Bedum heeft infrastructurele maatregelen voor gemeenterekening genomen om de Q-Liner mogelijk te maken, zoals het aanpassen van bushaltes, het plaatsen van fietsenstallingen bij bushaltes. De bekostiging van het OV heeft Bedum echter niet voor eigen rekening genomen. Dhr De Graaf wil er daarnaast op wijzen – ook dhr Zanen en dhr Rijploeg brachten dit naar voren – dat de gemeentelijke financiën momenteel niet veel ruimte laten en dat bovendien donkere wolken dreigen van Haagse plannen die het verdere gemeentelijke belastinggebied ernstig gaan inperken. Die plannen maken het niet echt gemakkelijk om fors op OV te gaan inzetten als de gemeente hier geen middelen voor beschikbaar heeft. De voorzitter stelt voor de agendapunten 10 en 11 om te draaien, zodat de aanwezigen van het WerkHotel de behandeling van het agendapunt eerder kunnen vernemen. Aldus wordt besloten. Dhr Musschenga (gedeputeerde) stelt dat het niet de eerste keer is dat hier wordt gesproken over de bezuinigingen die de provincie zijn opgelegd. Het College heeft deze bezuinigingen niet gewild, maar geconstateerd dient wel te worden dat de provincie Groningen de laatste in de rij is die deze bezuinigingen over zich heen krijgt. In andere delen van Nederland zijn deze bezuinigingen reeds ingevoerd. De oorzaak hiervan is bekend. Er bestonden meerjarenafspraken, op grond daarvan kon men niet aan de provinciale budgetten komen. Nu is dit wel het geval, vandaar dat de provincie vlak voor de zomer de forse bezuinigingsbedragen over zich heen heeft gekregen. Dat ook een CDA-gedeputeerde in Groningen hierbij niet staat te juichen, moge duidelijk zijn. De gedeputeerde denkt dat het goed is om gezamenlijk als politieke partijen eraan te werken om wijzigingen te krijgen in datgene wat in het nationaal verkeers- en vervoersplan stond ten aanzien van OV – en nu niet meer in de nota Mobiliteit –, kortom de aandacht voor het OV. De partijen kunnen in Den Haag proberen hier het een en ander aan te doen. De gedeputeerde zegt dit bijna dagelijks te doen. Door een aantal partijen wordt gesteld dat het OV-bureau knap werk heeft verricht. De gedeputeerde denkt dat dit terecht is. Het is knap werk om een bezuinigingsoperatie in het GGD-gebied (Groningen, Groningen-stad en Drenthe) van 7,5 miljoen per jaar door te voeren. In het licht van opmerkingen in de laatste jaren dat het OV al onder het minimum zit, is dit een knappe prestatie. Aan de andere kant zijn geluiden te horen dat de provincie waarschijnlijk heel andere slagen had kunnen maken als de provincie niet te maken had gekregen met de bezuinigingen. Dhr Rijploeg zei dit in zijn eerste termijn. Dit beaamt de gedeputeerde. Dit is een van de voordelen die nu reeds zichtbaar zijn in het kader van het hebben van het OV-bureau. Nu kan gericht in een groot gebied worden gewerkt aan bijvoorbeeld verbeteringsslagen. Het College zou dit graag hebben gedaan, ook al tijdens de zomer, ware het niet dat de bezuinigingen eerst doorgevoerd moesten worden. Vervolgens is het College inmiddels aan de slag om na te gaan of het mogelijk is om in de naaste toekomst de opwaartse lijn weer in te gaan. Stilzitten is hier derhalve niet bij. Dit geldt ook in zijn algemeenheid. Veel specifieke vragen zijn gesteld over ‘lijn x’, ‘lijn y’ en ‘lijn z’, datgene wat de provincie deze zomer samen met de vervoerder op papier heeft gezet, de uitgangspunten die hierbij golden en de wijze waarop een en ander is gedaan. De vorige keer heeft de gedeputeerde al uitgelegd wat het uitgangspunt hierbij is geweest. Het uitgangspunt heeft alles te maken met de tellingen en met inzichten die de provincie heeft over de hoeveelheid instappers en de plaatsen waar zij instappen en hoe de vervoersstromen lopen. Vandaar dat de provincie heeft gekozen voor een vervoerskundige opzet ten aanzien van deze bezuiniging. Wanneer het College dit niet zou hebben gedaan en simpelweg tegen de vervoerder zou hebben gezegd dat het bedrijf 7,5 miljoen euro minder zou krijgen, iets wat contractueel mogelijk was geweest – stelt de gedeputeerde ook in de richting van de mensen van Arriva –, dan zou zeer waarschijnlijk sprake geweest van een grote kaalslag in het landelijk gebied, met daarbij de grote vraag of de provincie wel in staat zou zijn om de 7,5 miljoen euro op te kunnen hoesten. Daar is niet voor gekozen. De keuze is gemaakt om het OV ook in de plattelandsgebieden zo goed mogelijk overeind te houden. De gedeputeerde stelt dat goed moet worden beseft dat
28
datgene wat de provincie jarenlang heeft gehad – wederom iets wat de gedeputeerde niet voor het eerst zegt – als iets wat tussen de oren zit, al een tijdje achter de rug is. Een paar jaar geleden is een eerdere bezuinigingsslag gemaakt: kleinere bussen op lijnen waar toen al van bekend was dat weinig instappers te noteren waren. Toen was het College ook zeer benieuwd hoe een en ander zou verlopen. Het geeft altijd problemen op het moment dat dergelijke bezuinigingen worden ingevoerd. Het is echter een gewenningsproces. Mw Bulk heeft gelijk als ze stelt: op het moment dat dit soort zaken gebeuren, zal het de eerste tijd niet vloeiend verlopen. Feitelijk heeft het College de OVvisie die toentertijd is vastgesteld weer op tafel gelegd en zich afgevraagd of het College met deze bezuinigingsoperatie nog uit de voeten kan met deze visie. In de vorige vergadering heeft dhr Moll hiernaar gevraagd. Deze vraag heeft de gedeputeerde wel beantwoord, zo geeft hij in de richting van dhr Van der Ploeg aan. Naar opvatting van het College kan het zich nog steeds houden aan deze visie. Het heeft echter niet alleen maar te maken met het laten rijden van veel bussen en treinen. Het heeft te maken met de basisgedachte van het OV. Op dit moment heeft het College voorstellen liggen waarbij jammer genoeg moet worden bezuinigd, maar de zaak nog steeds redelijk overeind blijft. Meer is altijd welkom. Vanuit die visie zijn alle lijnen nu neergelegd. In reactie op de geluiden vanuit de provincie, zoals de gemeente Bedum deze aangeeft – maar hierover worden ook geregeld brieven verstuurd door individuele personen die aangeven wat het in hun geval betekent – stelt de gedeputeerde dat datgene, wat binnen wordt gebracht, wordt verzameld en beantwoord. De provincie is aan de slag gegaan om na te gaan of de geschetste situaties stroken met de werkelijkheid, wat een en ander precies impliceert en of de provincie in staat is om hier nu alvast iets aan te doen, voordat de definitieve dienstregeling is voltooid. Het is op dit moment een continu proces. De provincie krijgt deze brieven ook continu binnen. De gedeputeerde geeft aan de laatste te zijn die zegt dat ze dat niet zouden moeten doen. Ten aanzien van bijvoorbeeld de positie van Bedum stelt de gedeputeerde het volgende. De Q-Liner vervalt. De wethouder heeft gelijk, infrastructurele investeringen hebben plaatsgevonden – met subsidies, is de gedeputeerde genoodzaakt hierbij te vermelden. Gezamenlijk zijn deze investeringen gepleegd. Het is jammer wanneer die infrastructurele maatregelen nu teniet zullen worden gedaan. Misschien kan het op termijn weer worden ingevoerd, maar dat heeft te maken met andere ontwikkelingen in het gebied. Feit is, dat de provincie vanaf het begin constateert dat datgene wat naar Groningen rijdt – of het nu de Q-Liner, lijn 61 of lijn 161 is – gekenmerkt wordt door onvoldoende instappers en dat derhalve maatregelen moeten worden getroffen. De provincie heeft constant getracht om meer mensen in de Q-Liner te krijgen. Dit is niet gelukt, niet in Ten Boer en niet in Bedum. De provincie moet dan ook daarin haar verantwoordelijkheid nemen en zich afvragen wat in die situatie de beste oplossing is. De provincie heeft ervoor gekozen om de Q-Liner er uit te halen en lijn 61, die maandag tot en met vrijdag twee keer per uur via Bedum rijdt tussen Groningen en Middelstum, in stand te houden. Dan krijgt men te maken met de vraag hoeveel instappers er zijn. Is de capaciteit van de bussen voldoende? Dhr Out (VVD) interrumpeert en constateert dat de gedeputeerde aangeeft dat de provincie er alles aan heeft gedaan om de Q-Liner beter vol te krijgen. Dit strookt niet geheel met de geluiden vanuit Bedum: een keer blijkt een huisaanhuiskrantje te zijn geweest, dat was alles. Dhr Out vraagt of de gedeputeerde iets meer over zou kunnen zeggen over de stappen die zijn gezet om te trachten de lijn rendabeler te krijgen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat voor de bus, zeker in de beginfase, veelvuldig promotie is geweest om de Q-Liner vol te krijgen. Met de gemeente heeft overleg plaatsgevonden, omdat niet alleen de Q-Liner in Ten Boer, maar ook die in Bedum op de nominatie stond om toen al te verdwijnen, aangezien het niet was gelukt om de bus vol te krijgen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Q-Liners die vanuit Leek komen, waar de provincie extra heeft moeten inzetten. Het is natuurlijk niet zo vreemd dat bij het optuigen van dergelijke zaken – in experimentfase of anderszins – niet alles over de hele breedte altijd even goed slaagt. Dit dient goed te worden beseft. De provincie moet dan wel haar verantwoordelijkheid nemen. Het is niet zo dat de lijn 161
29
helemaal zal worden opgeheven. Inmiddels is de provincie bezig om te kijken hoe het zit, ook met de instappers. Straks komt het feitelijk erop neer – en dit zal in de dienstregeling, die Arriva moet invullen, blijken – dat ten aanzien van de situatie sec uitbreiding plaatsvindt op basis van de uitgangspunten. Natuurlijk weet men dat niet ter plekke. Dat is ook onmogelijk, want het betreft een continu proces waarin de provincie nu zit. Op het moment dat de dienstregeling verschijnt, kan de provincie aangeven wat het exact betekent. Dit houdt onder meer verband met allerlei zaken die de provincie nu aan het onderzoeken is en het voornemen om enkele zaken toch nog anders te laten lopen dan in de zomer in eerste instantie met Arriva is bedacht. Dan is er straks geen sprake van een Q-Liner vanuit Bedum, maar kunnen de mensen in St. Annen nog steeds met lijn 161. Straks rijdt in de ochtendspits vier keer per uur een bus vanuit Bedum, en in de middagspits drie keer per uur. Dat zijn de ontwikkelingen die nu gaande zijn. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) wenst een concrete vraag te stellen teneinde een iets beter beeld te krijgen. De nieuwe dienstregeling moet ingaan op 1 januari. Dhr Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat de nieuwe dienstregeling ingaat op 10 januari. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het nu eind oktober is. De gedeputeerde spreekt van een continu proces, maar dat continu proces kan niet lang meer doorgaan, slechts enkele maanden, waar ook nog een vakantie tussen zit. Dhr Musschenga (gedeputeerde) bevestigt dit. Dienstregelingen zijn altijd een continu proces. Nu is dat nog een slag erger het geval. Het is onmogelijk bij het bewerkstelligen van een gigantische financiële operatie in één keer alles voor honderd procent op papier te zetten. Bijstellingen zijn altijd nodig, iets waar mw Bulk gelijk aan heeft. Bij het ingaan van de nieuwe regeling zijn bijstellingen onvermijdbaar. De provincie is nu ook al bezig met deze bijstelling ten opzichte van de plannen die in de zomer werden gemaakt. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het hem niet te doen is om een evaluatie van hoe een en ander is gegaan. Het gaat hem om datgene wat de komende maanden staat te gebeuren. Binnenkort komt een dienstregeling. Dhr Van der Ploeg wenst te vernemen wat de gedeputeerde of Arriva in de achterzak heeft om daadwerkelijk tot aanpassingen te kunnen komen en hoe snel deze aanpassingen kunnen worden gedaan. Dhr Musschenga (gedeputeerde) acht dit een interessante vraag, die echter vrij moeilijk te beantwoorden is. Het is immers de financiële rekensom geweest die heeft aangegeven hoe de provincie tot de bezuinigingen moet komen. Vanuit de aanbesteding zitten alle ritten financieel geredeneerd vol. De gedeputeerde voorziet dat de provincie tot na het in werking treden van de dienstregeling zal nagaan waar aanpassingen moeten worden gedaan. Misschien is het dan zo dat er in 2005 problemen overblijven. De gedeputeerde zal die, mochten deze zich voordoen, dan voorleggen. Dhr Roggema (ChristenUnie) vraagt voor de duidelijkheid of het zo is dat het voorliggende stuk niet meer actueel is, aangezien blijkbaar al verschillende wijzigingen in voorbereiding zijn. Dhr Musschenga (gedeputeerde) bevestigt dit. Het stuk is immers een momentopname na de zomer waarbij de Staten worden geïnformeerd over het gigantische bedrag, waarbij vooraf is gezegd dat er fors zou worden bezuinigd. De volgende stap was dat het College wist waar het over sprak. Het College heeft de Staten inzicht gegeven in de wijze waarop de provincie tijdens de zomer met Arriva heeft overlegd, om aan te geven wat in eerste instantie het uitgangspunt is om te komen tot een goede dienstregeling. Uiteraard betreft het niet alleen Bedum, het is GGD-breed. De mensen van het OV-bureau zijn alle dagen bezig met de continue wisselwerking. Het College hoopt dat een en ander zo goed mogelijk zal worden ingevuld. In reactie op de vraag vanuit de
30
Staten om te kijken naar de visie die ooit is vastgesteld – al enkele jaren geleden, overigens – merkt de gedeputeerde op dat het de Staten vrij staat om daar invulling aan te geven. Als de Staten dit alleen willen doen, kunnen zij dit alleen doen. Als de Staten hulp wensen, dan kunnen zij deze ook krijgen, zelfs tot achter de komma. De gedeputeerde kan zich voorstellen dat die wens bestaat, maar wenst de vraag in breder verband te zien. Inmiddels is de provincie ook bezig met een spoorvisie. Landelijk bestaat in het geheel geen visie, zijn alleen enkele bouwstenen gezet. Aangezien een visie ontbreekt, heeft de provincie de noordelijke bouwstenen op een rij gezet. Nu wordt een visie ontwikkeld over datgene wat het College in de toekomst wenselijk acht. Voor ‘integraliteit’ is spoorvisie, busvisie en CVV-visie nodig. Mw Gräper vraagt naar het dekkingsgebied. Drie gemeenten – Leek, Hoogezand-Sappemeer en Slochteren – maken geen onderdeel uit van het CVV. De gedeputeerde is in gesprek met Hoogezand of die hier ook onder zullen gaan vallen, want deze gemeente beseft nu dat ze iets mist. Dit geeft aan dat Slochteren en Leek daar wellicht ook mee in zee zullen willen gaan. Dan is derhalve sprake van een dekkend systeem. Natuurlijk loopt men tegen de zones aan, zo stelt de gedeputeerde in de richting van dhr Van der Ploeg. Deze zones kan men invullen, daarna kan men wel verder, maar moet men de portemonnee trekken. Er zijn daarbij twee – en dat hebben de Staten vorig jaar goedgekeurd – uitgangspunten: van deur naar halte - en dan kan de reiziger zo overstappen met het regulier vervoer, zowel bus als trein -, en daarnaast kan de reiziger in de vier zones worden vervoerd, maar moet dan wel een uur van tevoren bellen. Iemand weet normaal gesproken een uur van tevoren best of hij of zij op pad wil. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat de vraag natuurlijk is of, wanneer de provincie wordt geconfronteerd met een dergelijke bezuiniging en lijnen moeten worden opgeheven, niet reden genoeg is om naar de sanering apart te kijken. Dhr Musschenga (gedeputeerde) geeft dhr Van der Ploeg hierin gelijk, alleen is hier sprake van bestaande contracten, zowel in Noord- als in Zuidoost-Groningen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) is van mening dat het al dan niet bestaan van contracten los staat van de vraag of het College iets wil of niet. Dhr Musschenga (gedeputeerde) riposteert, stellende dat de bestaande contracten niet losstaan van de vraag of iets ook kan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het hem erom te doen is wat de politieke inzet is, wat de Staten willen en wat de gedeputeerde wil. Dhr Musschenga (gedeputeerde) verklaart dat het College wil. Dan is de vraag of het College ook kan. Het College kan, mits de Staten daar de consequenties van aanvaarden. Die vraag wordt namelijk altijd financieel vertaald, daar wenst de gedeputeerde heel helder in te zijn. De vervoerders kunnen ook niet anders, want die moeten ook hun ‘centen’ ontvangen. Dat is de consequentie, want dan wordt het contract namelijk opengebroken. Dit kost altijd geld en is iets wat men naar opvatting van de gedeputeerde nu niet zou moeten willen. Men zou nu alleen maar moeten willen dat de operatie waar de provincie nu mee bezig is, begin januari van start gaat. Het College blijft werken aan de knelpunten, iets wat de gedeputeerde in de vorige commissievergadering al aan dhr Moll had toegezegd. Daar waar de provincie er niet meer uit komt en men van mening is dat hier toch iets aan moet worden gedaan, zal het College ongetwijfeld bij de Staten terugkomen. De Staten moeten ervan uitgaan dat de opmerkingen die hier zijn gemaakt ten aanzien van knelpunten, in de eerste plaats binnen bestaande budgetten zullen worden aangepakt en mogelijk zullen worden opgelost. De Staten zullen de gedeputeerde vragen hoeveel ruimte het College nog heeft en in welke mate het College zijn best heeft gedaan om binnen beschikbare budgetten de zaak voor elkaar te krijgen, voordat de Staten bereid zullen zijn om eventueel nog extra middelen hieraan toe te voegen. De gedeputeerde zou dit nu absoluut niet aan de Staten
31
willen voorstellen. Het klinkt vreemd uit de mond van een gedeputeerde die deze bezuinigingsoperatie moet ophoesten, aldus dhr Musschenga, maar men dient reëel te blijven en zicht te hebben op waar het over gaat. Overzicht is echter pas begin volgend jaar aanwezig. Dit wil de gedeputeerde hier in alle eerlijkheid aangeven. De discussie had op zich eerder kunnen plaatsvinden, zo stelt de gedeputeerde in de richting van dhr Van der Ploeg. De gedeputeerde heeft in 2003 al aangegeven dat het College melding kreeg dat de provincie forse bezuinigingen voor de kiezen zou krijgen. Die mededeling heeft de gedeputeerde meerdere keren gedaan. Op grond daarvan had deze discussie eerder kunnen plaatsvinden. Het zou echter hetzelfde zijn geweest als wat nu gemeenten aan de gedeputeerde vragen, namelijk of de provincie de gemeenten niet eerder had kunnen inlichten. De volgende vraag zou dan echter zijn wat het voor de gemeenten betekent. Dan zouden de Staten bij een dergelijke discussie hebben gevraagd hoeveel bezuinigd zou moeten worden. Wanneer het bedrag van de bezuinigingen niet bekend is, is het zeer lastig om een dergelijke discussie aan te gaan. Wanneer men over het openbaar vervoer goede gesprekken wil voeren, dient men de lijnvoering die aan de orde is te kennen. De brieven die de gedeputeerde krijgt, gaan over de situatie van individuen ter plekke ten opzichte van het voorliggende voorstel. Als men niet exact weet waar men het over heeft, dan komt men niet verder en krijgt degene die de vraag stelt niet het goede antwoord. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) oppert dat hij kan meeleven met de gedeputeerde wanneer hij stelt dat de kaderstellende functie van de Staten eerder aan de orde had kunnen zijn op basis van niet bekende bedragen. Men kan het dan echter in elk geval hebben over de principes en de criteria die men aan het OV-bureau meegeeft op het moment dat de bedragen daadwerkelijk worden ingevuld. De andere kant is dat, op het moment dat de bedragen bekend zijn, er naar inzicht van dhr Van der Ploeg een actieve informatieplicht ligt bij het College naar de Staten toe. Dhr Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat het College deze actieve informatieplicht ook gestand heeft gedaan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) meent dat het College deze bedragen pas na de zomer bekend heeft gemaakt. Dhr Musschenga (gedeputeerde) is deze mening niet toegedaan. Dhr Van der Ploeg kan zeggen dat de Staten kaders hadden willen meegeven, maar die kaders zijn al aanwezig. De kaders staan in de visie die is afgesproken en is goedgekeurd. Die visie volgt het College nog steeds. Het College volgt derhalve nog steeds de opdrachten die de Staten het College heeft verleend. Dat dhr Van der Ploeg nieuwe of andere opdrachten wil meegeven, is de volgende slag. De gedeputeerde kan dit wel begrijpen, maar stelt dat het College heeft gehandeld op basis van de besluitvorming in de Staten. Ten aanzien van communicatie en voorlichting meldt de gedeputeerde dat de provincie hier nu ook volop mee bezig is, nu de eerste slag van de zomer achter de rug is. De provincie tracht de communicatie optimaal in te richten. De Staten kunnen ervan uitgaan dat de provincie de voorlichting ook op een optimale manier naar de burgers toe geeft, meerdere keren en waar nodig in speciale gebieden extra. Hier wordt nu een plan voor gemaakt. De provincie krijgt het nu extra voor de kiezen, op grond daarvan zou men in Den Haag moeten protesteren, wordt gesteld. De gedeputeerde heeft al aangegeven dat de provincie Groningen feitelijk de laatste in de rij zijn die dit voor de kiezen krijgt. Welke combinatie ook in Den Haag zetelt, bij niemand is op het ogenblik ruimte om deze move terug te draaien. Dhr Rijploeg (PvdA) roept in herinnering dat in de tegenbegroting van de PvdA 320 miljoen extra voor OV is uitgetrokken. Ook de andere linkse partijen hebben dergelijke plannen. Die ruimte is derhalve wel aanwezig.
32
Dhr Musschenga (gedeputeerde) stelt dat ruimte om deze move terug te draaien niet aanwezig is, ook niet met de voorstellen van de PvdA. Dhr Rijploeg (PvdA) acht dit onjuist. Dhr Musschenga (gedeputeerde) stelt vast dat hierover verschil van mening bestaat. Politiek is toch interessant. Dhr Zanen (PvhN) interrumpeert en refereert aan de vraag die hij had gesteld in hoeverre in een termijn van twee jaar de gelden die de provincie voor OV toekomen ook teruglopen als gevolg van een geringer gebruik van het OV, oftewel de geringere opbrengsten die wellicht gaan ontstaan. Dhr Musschenga (gedeputeerde) stelt dat in de stukken staat dat de operatie juist zo is uitgevoerd met het oog op de komende jaren. In die zin verwacht het College daar geen extra bezuinigingsrondes. Hier is rekening mee gehouden. In de vorige commissievergadering heeft de gedeputeerde al aangegeven dat wanneer de provincie dit niet zou doen, elk half jaar een nieuwe ronde ingelast zou moeten worden. Dat is niet verstandig. De gedeputeerde heeft begrepen dat de commissie het daar mee eens is. Parallelliteit, een onderwerp waar dhr Out aan refereerde. Die discussie heeft vroeger ook al eens plaatsgevonden ten aanzien van het Integro-project. Het is altijd een lastige discussie. Wat is parallelliteit? Waar is parallelliteit? Waar is juist geen parallelliteit? Hier is behoorlijk invulling aan gegeven. Parallelliteit is met name daar vastgesteld waar de treinen rijden. Aan de achterkant van het station vertrekt de trein naar Groningen en aan de voorkant vertrekt de bus naar Groningen. Daar kan de provincie derhalve een grote slag maken. Het is nog altijd zo – en dit staat ook in de OVvisie – dat het spoor de hoofddrager van het OV is. Dhr Out (VVD) merkt op dat zijn vraag niet zozeer was wat parallelliteit is. De vraag was of men het verdwijnen van de parallelliteit aankan. Dit is niet alleen door de VVD-fractie, maar ook door andere partijen gevraagd. Het is prima dat, wanneer de provincie ergens iets moet doen, aan de parallelliteit wordt gewerkt. Dat ligt voor de hand en is een goede keuze. Kan de modaliteit die overblijft de extra toestroom van reizigers aan? Dhr Musschenga (gedeputeerde) bevestigt dit. Dit kan de gedeputeerde stellen, omdat de provincie aan de voorkant is begonnen. Het is de provincie bekend wat aan de voorkant in- en uitstapt. Hier en daar zijn varianten waarbij iemand iets verder moet lopen om bij de halte te komen. Dhr Rijploeg (PvdA) geeft te kennen niet in Hoogezand-Sappemeer of Zuidbroek te wonen, maar wel veel klachten te horen van mensen die daar wonen over hoe onvoorstelbaar volgepropt de treinen zitten. ’s Ochtends in de spits is het naar het schijnt geregeld duwen om nog binnen te komen. Nu weet dhr Rijploeg niet zeker in hoeverre die mensen overdrijven, maar hij hoort de verhalen net even te vaak. Derhalve wenst hij over deze problematiek een serieus antwoord van de gedeputeerde. Dhr Musschenga (gedeputeerde) legt uit de het College in het contract over rail heeft opgenomen dat men ’s ochtends in de spits, van 8.01 uur tot een bepaalde tijd, moet voldoen aan een bepaalde hoeveelheid zitplaatsen. Dit is ook berekend op basis van instappers en uitstappers. Op basis daarvan kan worden geconstateerd dat men hier soms niet aan voldoet – en het is de Staten bekend wat de afgelopen tijd daaraan is gedaan, ook door de provincie, met het opleggen van forse boetes. Dat is aardig verbeterd. Dat een trein af en toe volzit is inderdaad een feit. Af en toe zit de bus ook vol, dan is er meer aanbod. Soms is dit het geval, omdat het regent. Bij slecht weer ontstaat die beweging waarbij fietsers in een OV-modaliteit stappen, iets wat op zich goed is. Was het maar zo dat de fietsers dit steeds deden, dan zou de provincie daar continu in kunnen voorzien. Incidenteel is het echter nooit goed op te lossen.
33
Dhr Rijploeg (PvdA) merkt op dat met NoordNet cijfers overeen zijn gekomen over het aantal reizigers dat men moet vervoeren. Dat aantal zal op 10 januari veranderen. Op 10 januari is geen nieuw contract met NoordNet voorhanden, dat gaat pas volgend jaar 15 december in met een maatschappij, welke dit ook zal zijn. Dhr Rijploeg informeert of overleg heeft plaatsgevonden met Arriva c.q. NoordNet – want dat is feitelijk hetzelfde – over… Dhr Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat NoordNet hetzelfde is als Arriva. Dhr Rijploeg (PvdA) bevestigt dit. Dhr Musschenga (gedeputeerde) verklaart dat gedurende de hele zomer veelvuldig overleg is geweest met de vervoersmaatschappij, niet alleen in het kader van de bus. Dhr Rijploeg (PvdA) vraagt of deze maatschappijen met één mond opereren of de provincie wellicht uitspelen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat men aan de bedrijven moet vragen of ze met één mond opereren. De provincie heeft echter helder in beeld waar het over gaat en dat de vraag of de reizigers straks kunnen worden vervoerd bevestigend kan worden beantwoord. In incidentele gevallen zal het zo zijn dat er veel staanplaatsen worden ingevuld. Zelfs dat soort aspecten zijn in de aanbesteding opgenomen. Dhr Rijploeg (PvdA) vraagt of het zo is dat op een bepaalde tijd, zeker in het begin, iets meer controle op de lijnen kan plaatsvinden. Hem bereiken namelijk ook klachten van meisjes, die ’s ochtends liever niet in de trein willen zitten vanaf Hoogezand, omdat ze dan teveel opdringerige lieden om zich heen aantreffen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) acht dit een buitengewoon lastig punt. Het is echter niet mogelijk individueel vervoer op de lijn te hebben. Men heeft te maken met een OVmodaliteit waar men gebruik van kan maken. Er zijn andere sectoren die toezien op datgene wat dhr Rijploeg naar voren brengt. Dan zijn er de controlemechanismen die straks ook in de spooraanbesteding meer zullen worden aangescherpt dan tot nu toe het geval is. De scholieren vormen een belangrijk item. In de stukken heeft het College hierover aangegeven dat het College de lijnen in de spits veel meer geschikt wenst te hebben voor onder andere scholieren. De provincie is daartoe volop in overleg met onderwijs, niet alleen in de Stad, maar ook buiten de Stad, teneinde na te gaan wat dit betekent voor de invulling van scholierenlijnen. Het wil niet zeggen dat hier alleen maar scholieren in deze bussen kunnen. Ook andere passagiers mogen in deze bussen plaatsnemen. Men weet dan echter wel dat het een scholierenlijn betreft. De gedeputeerde krijgt nu wel eens de klachten te horen dat zoveel scholieren in de bus zitten dat men zich enigszins unheimisch in de bus voelt. Dat zijn veranderingen die de provincie zal bewerkstelligen. Het overleg is nu gaande. In het zuiden van de Stad hebben ze daar voorzieningen voor. Bijvoorbeeld voor AOC Terra in Winsum, maar ook in Leek hebben ze daar aparte bussen voor rijden. Twee jaar geleden heeft de gedeputeerde hierover al overleg over gehad met de directie. De provincie moet hier nu volop mee aan de slag. Het komt allemaal achter dit hele gebeuren weg. In dat opzicht gaat het niet louter om bezuinigingen, maar ook om een efficiencyslag. De toekomst van het OV gaat er anders uitzien, met andersoortige invullingen. De gedeputeerde begrijpt dat de Staten daarmee aan de slag willen. Hij juicht dit toe. Consumentenplatform betreurt deze bezuinigingsoperatie natuurlijk ook, maar constateert vervolgens dat het niet anders kan en stelt vast dat de opzet die deze zomer is gemaakt in eerste aanleg een goede invulling is. Het platform kan daar achter staan. Wanneer het consumentenplatform voor de commissie zal verschijnen, zal de commissie
34
mogelijk dat antwoord krijgen. Het zou goed zijn om van het consumentenplatform te vernemen hoe het verder met het platform gaat. Inmiddels is de provincie bezig met vervolgslagen. Dat betreft ook de 1 eurokaart. Het kwam ineens in de publiciteit, iets wat voor de gedeputeerde ook enigszins onbegrijpelijk is. Soms gebeurt iets in de vakantieweek wat het College niet geheel in de hand heeft. Het is het verlengde van voorstellen met betrekking tot Winsum-Groningen of in Drenthe, en dat geldt dan voor de daluren. Het heeft alles te maken met extra reizigers. De gedeputeerde vraagt zich af of de provincie op dit moment wel een overzichtskaartje moet maken van de buslijnen, want de provincie is nog volop bezig met de invulling van enkele zaken. Een kaartje zou dan zo achterhaald zijn. Aan de dienstregeling die begin januari van start gaat, moet men kunnen zien – en volgens de gedeputeerde zitten bij de dienstregeling ook kaartjes waarbij men kan zien hoe de lijnen lopen – wat de wijzigingen zijn. De gedeputeerde denkt dat de provincie de tijd heel hard nodig heeft om alles goed voor elkaar te krijgen. Kolibri is op zich belangrijk, en het College houdt het zeer goed in de gaten. Kolibri betreft echter een beperkt gebied. Hier gaat het om een GGD-gebied wat veel verder gaat dan alleen maar het Regiovisiegebied. De consequenties worden uiteraard ook daar besproken, maar veel belangrijker is het dat het in het GGD-gebied wordt besproken met alle betrokkenen. De voorzitter informeert of behoefte bestaat aan een tweede termijn. Hij verzoekt de fracties om hun bijdrage zo mogelijk staccato te houden, aangezien de commissie door de tijd wordt beperkt. In tweede termijn Dhr Rijploeg (PvdA) dankt de gedeputeerde voor de uitgebreide beantwoording van de vragen die de gedeputeerde heeft onthouden. Hij vraagt hoe het zit met de aansluitingen van bus op trein en de ruimte die soms niet meer aanwezig is in de nieuwe dienstregelingen, die overigens al sinds juni zijn verslechterd, om daadwerkelijk te wachten, in verband met de kosten die Arriva op de zogenaamde DRU’s krijgt vergoed. De sociale veiligheid. Dhr Rijploeg betreurt dat de gedeputeerde daar enigszins badinerend over doet, alsof de provincie individuele treinritten zou moeten instellen. Dhr Rijploeg hoort klachten van meisjes die nauwelijks meer in de trein durven, omdat daar ook vervelende figuren rondlopen. Wanneer een trein overvol is, dan is dit extra vervelend. Dhr Rijploeg wenst er daarom op aan te dringen dat – hij heeft zelfs geluiden gehoord dat de trein fungeert als mobiele hangplek voor spijbelende jongeren – op een bepaalde manier wordt gecontroleerd. Het zou bijvoorbeeld afhankelijk kunnen zijn van het aantal reizigers dat met de treinen gaat. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) vraagt dhr Rijploeg of zij mag concluderen dat de PvdA het herhaalde verzoek van D66, om bij het PvE met betrekking tot het spoor de conducteur terug te brengen op de treinen, ondersteunt. Dhr Rijploeg (PvdA) lijkt dit nogal ver gaan, want hij denkt niet hiervoor de middelen op tafel te kunnen leggen. Misschien dat D66 dat in Den Haag kan regelen. NoordNet heeft echter wel degelijk ploegen in dienst die met twee mensen tegelijk door de trein heen wandelen. Men zou ook gericht op bepaalde lijnen, juist daar waar het extra druk is, kunnen gaan werken. De provincie zou hier misschien samen met anderen goed naar kunnen kijken. Misschien is er een rol voor de - ook door D66 bijna afgeschafte stadswachten, met al die Melkertiers… Integratie van stad- en streekvervoer zou misschien nog meer kunnen. Dhr Rijploeg heeft als voorbeeld genoemd dat het wenselijk zou kunnen zijn om te kijken of bepaalde stadslijnen, die nu zeer wonderbaarlijke frequenties krijgen van twaalf minuten, niet beter een frequentie van vijftien minuten kunnen krijgen en de lijnen als het echt
35
druk is niet kunnen worden verdubbeld. Zo wordt het meer geconcentreerd op een klokvaste dienstregeling. Voorts heeft dhr Rijploeg nog geen antwoord mogen horen op zijn vraag met betrekking tot de trajectkaarten en mensen die feitelijk geen gebruik meer kunnen maken van hun kaart, omdat het vervoer aanmerkelijk is verslechterd. Hoe zit dat met die mensen en de meerkosten die mensen moeten maken die genoodzaakt zijn om met een Q-Liner te reizen? Dhr Van der Ploeg (Groenlinks) dankt de gedeputeerde voor de beantwoording. Hij is niet op alle punten tevredengesteld. Met een dergelijk onderwerp is dit echter ook lastig. In algemene zin acht dhr Van der Ploeg de gedeputeerde te optimistisch en te positief. Feitelijk verkoopt hij zijn beleid. Dhr Van der Ploeg heeft opgetekend: ‘redelijk overeind kunnen houden’, ‘opwaartse lijn zoeken’. Het gaat simpelweg over een vorm van kaalslag in het OV. Dit hoeft niet te worden ontkend, sterker nog, men zal hier mee moeten leven. Keuzes zijn gemaakt. De gedeputeerde is hier vooral mee bezig. Men leeft echter in een duaal tijdperk. Als het gaat om een discussie over de visie, dan hebben de Staten de nota waar de gedeputeerde naar verwezen heeft, en die al jaren geleden is vastgesteld. Met alle wijzigingen die zijn opgetreden is het naar inzicht van dhr Van der Ploeg wel degelijk van belang om de discussie als Staten kaderstellend te voeren. Dhr Van der Ploeg ziet de opmerking van de gedeputeerde zo, dat hij de Staten daar graag in zou willen ondersteunen. De vervolgvraag is hoe de Staten dit vorm zullen geven. Dhr Van der Ploeg kan zich voorstellen dat GroenLinks deze vraag in de Staten aan de orde gaat stellen. Hij wenst dit terug te koppelen naar zijn fractie. Het tweede punt, eveneens procedureel, geldt het lopende proces zoals dat nu gaat. In eerste termijn heeft dhr Van der Ploeg aangegeven dat hij van mening is dat de commissie daar boven op moet blijven zitten. Hij wenst op dit punt het College te vragen om, ook voor de volgende vergadering, een vervolgnotitie te schrijven over de reacties die zijn binnengekomen, de vervolgstappen die zijn genomen, de wijze waarop de detailinvulling daadwerkelijk is vormgegeven, ook ten aanzien van het punt van de communicatie, iets wat dhr Van der Ploeg andermaal wenst te onderstrepen. Dhr Zanen (PvhN) heeft van de gedeputeerde begrepen dat hij nu knelpunten krijgt aangereikt vanuit de gemeenten, et cetera, en dat hij zoekt naar mogelijkheden om die knelpunten op te lossen. Hij geeft aan dat het zou kunnen zijn dat daar extra middelen voor nodig zijn en dat hij dan naar de Staten komt om deze middelen te vragen. Naar opvatting van dhr Zanen dienen de Provinciale Staten een bereidheid uit te spreken om in elk geval mogelijk te maken dat knelpunten worden opgelost. De zaak Bedum zou een dergelijk knelpunt kunnen zijn. Misschien niet, maar dat zou met argumenten moeten worden afgewogen. Het tweede is dat men zou kunnen zeggen dat, wanneer de dienstregeling in 2005 volledig van kracht wordt, men pas goed gaat beseffen wat daadwerkelijk gaat gebeuren. Men moet zich inderdaad als Staten openstellen voor wat dan aan problemen boven water zal komen. Op voorhand dient de commissie hier boven op te zitten en wellicht moet het leiden tot een aanpassing van de voorliggende visie. Dhr Zanen wenst een vraag te stellen over de treinvisie die de gedeputeerde noemde. In SNN-verband was deze treinvisie aangekondigd, maar de Commissaris deelde mee dat deze voorlopig nog niet te verwachten was. Dhr Zanen informeert wat de reden hiervan is. Dhr Out (VVD) doet andermaal het verzoek om bij een volgende gelegenheid een eenduidiger, overzichtelijker en wellicht meer gesjabloneerde rapportage tegemoet te mogen zien dan de Staten nu hebben ontvangen. De gedeputeerde stelt heel stellig dat de vervangende modaliteit het aankan. De VVD-fractie zal het nadrukkelijk in de gaten houden. Dhr Roggema (ChristenUnie) dankt de gedeputeerde voor de breedvoerige beantwoording. Hij herhaalt zijn vraag naar de terugkoppeling over de plannen die verder worden ontwikkeld. De ChristenUnie wenst hier graag van op de hoogte te blijven.
36
Mw Bulk (SP) deelt mee dat de SP graag op de hoogte wenst te blijven van de vervolgslagen die nu worden gemaakt. Voorts wil de SP-fractie zo snel mogelijk inzicht in de dienstregeling. Daarnaast wenst de SP op de hoogte te blijven van de vervolgslagen die worden gemaakt nadat de dienstregeling van kracht is geworden, maar die nog wel binnen het budget passen. De SP wil niet louter wachten tot de gedeputeerde naar de Staten komt wanneer de aanpassingen niet binnen het budget passen. Dhr Van der Span (CDA) sluit zich aan bij de vraag van dhr Out met betrekking tot de gesjabloneerde weergave van het vervolg. De CDA-fractie wil dat het College haar op de hoogte houdt van de ontwikkelingen in dit dossier, want het is buitengewoon belangrijk. Tot slot informeert dhr Van der Span of in het hele gebeuren ook een stimulans is ingebouwd – want dit kan hij zich niet herinneren – zodat, wanneer de vervoerder bijvoorbeeld zijn best doet om meer mensen in de bus te krijgen, daar enige compensatie of extra maatregelen tegenover kunnen staan. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) is verheugd te horen dat blijkbaar nog zoveel ruimte in het hele systeem zit dat er aanpassingen kunnen worden gedaan terwijl het proces nu al loopt. Mw Gräper denkt dat dit goed is, omdat altijd in de praktijk blijkt hoe zaken daadwerkelijk uitpakken. De D66-fractie wil ook graag worden geïnformeerd, maar de heel korte termijn is naar inzicht van mw Gräper niet direct nodig, want zij bevroedt dat de ambtenaren hard zullen moeten werken om die slag te slaan. De tijd is nu eenmaal slechts op één manier te besteden. D66 acht het belangrijker dat verbeteringsslagen plaatsvinden dan dat de commissie als eerste wordt geïnformeerd. De informatie moet echter wel worden verstrekt. Het is namelijk wel goed om te controleren of het daadwerkelijk goed gebeurd is. Dit kan wat D66 betreft ook in januari of februari, als het plaatje compleet is. De visie. Het is naar inzicht van mw Gräper de taak van de Staten om dit op te pakken. Misschien is dat het eerste thema waar de werkgroep Langetermijnagenda, dat uit de commissie E&M is gevormd, mee aan de slag kan. Dhr Musschenga (gedeputeerde) deelt mee dat hij binnenkort een belangrijke inbreng heeft te leveren bij het landelijk congres Railforum, waar hij mag spreken over decentralisatie van het OV. De gedeputeerde veronderstelt dat niet iedereen in de zaal even blij met hem zal zijn, gezien zijn breedsprakigheid. De trajectkaart zal ambtelijk worden aangegeven, dit heeft de gedeputeerde, zoals hij zelf zegt, ‘niet direct tussen de oren zitten’. Integratie stad- en streekvervoer. Hiervoor geldt hetzelfde als met alle andere vervoersmodaliteiten of andere lijnen die de provincie heeft: er is continu beweging waarbij wordt onderzocht of aan knelpunten nog iets te doen is of niet. Of men van twaalf minuten naar vijftien minuten kan gaan is altijd onderwerp van gesprek. Zo extreem als dhr Rijploeg het stelt heeft de gedeputeerde het niet op het netvlies. Ook dat is echter onderwerp van voortdurend onderzoek naar de mogelijkheden. De gedeputeerde geeft aan niet badinerend te hebben willen spreken over de sociale veiligheid. Hij heeft simpelweg gesteld dat dit een lastige kwestie is en dat de vervoerder zijn plicht die hij is aangegaan in het bestek moet uitvoeren. Wanneer de vervoerder dit niet doet, dan zal het College de vervoerder op de huid zitten. In het kader van de aanbesteding rail – welke nu niet aan de orde is – zal ook daar weer een extra slag worden gemaakt ten aanzien van frequentere controles in dat systeem. OV-visie. De Staten willen hiermee aan de slag, iets wat de gedeputeerde toejuicht. Hij stelt voor om dit zeer breed te doen. Ten aanzien van tussentijdse informatie stelt de gedeputeerde dat de Staten van hem gewend zijn dat hij, daar waar hij informatie kan verstrekken, dit ook doet. Dit zal de gedeputeerde blijven doen, ook al is het louter uitvoering die des Colleges is. Men dient goed te beseffen dat de dienstregeling niet wordt opgesteld en vastgesteld door de provincie, maar door de vervoerder. Op het moment dat de vervoerder de dienstregeling heeft voltooid, kan het College de dienstregeling laten zien aan de Staten. Dan is het
37
zinvol om aan te geven hoe alles ervoor staat. Op dat moment kunnen de Staten constateren waar wijzigingen zijn geweest en waar misschien nog ruimte is gevonden. Dat is zeer duidelijk. Met alle respect voor de vragen en de snelheid waarmee men informatie wil, denkt de gedeputeerde dat het verstrekken van informatie op een goed moment dient plaats te vinden. Ten aanzien van de treinvisie die niet in SNN-verband is geagendeerd verklaart de gedeputeerde dat de titel van de bouwstenen die er lagen ‘Treinvisie’ was, maar dat de visie nog moet worden ontwikkeld. Om deze reden is het van de agenda afgevoerd. De visie moet nog ontwikkeld worden, bovendien moeten de Staten nog met de visie aan de slag. Het was prematuur. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het GroenLinks vooral te doen is om de voorlichting, de voorlichtingscampagne. Hij neemt aan dat deze in kaart is gebracht en dat de Staten hierover kunnen worden geïnformeerd. Dhr Musschenga (gedeputeerde) oppert dat het College hier mee bezig is. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) noemt als tweede punt het monitoren van effecten zoals ze kunnen optreden. Hoe wordt daar mee omgegaan? Dhr Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat dit zaken zijn die de gedeputeerde normaliter ook altijd terugkoppelt in de commissie. Dit zal de gedeputeerde blijven doen. Informatie die het College krijgt, zullen de Staten ontvangen. De gedeputeerde kan alleen niet zeggen op welk moment. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat de GroenLinks-fractie benieuwd is hoe het College op deze twee punten - voorlichting en het monitoren van effecten - zijn beleid gaat invullen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) deelt mee dat de Staten, als het bijvoorbeeld over de communicatie en de publiciteit gaat, zullen kunnen zien wat er gebeurt. Daar worden stukken over gemaakt. Bovendien heeft het College actieve informatieplicht. De gedeputeerde merkt op dat hij gewend is om dergelijke zaken ook altijd door te sturen. Wat het College ook op papier zet, de Staten zullen het altijd krijgen, ook al gaan de Staten hier soms niet over. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat de Staten vooraf met het College kunnen spreken over de genoemde punten voorlichtingscampagne en het monitoren van effecten. Het is een verzoek van de GroenLinks-fractie aan het College om op die twee punten nadere toelichting te geven. De voorzitter merkt voor alle duidelijkheid op dat wanneer dhr Van der Ploeg het heeft over de monitoring van effecten, hij waarschijnlijk doelt op de effecten vanaf 10 januari. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) bevestigt dat hij doelt op de effecten op het moment dat de dienstregeling start. De voorzitter stelt voor de duidelijkheid dat het in dat geval niet over de agenda’s voor de komende commissievergaderingen gaat. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) is van mening dat het dan juist wel over de agenda’s voor de komende commissievergaderingen gaat. Dhr Van der Ploeg wil geen voorlichting ondergaan, maar hierover discussiëren voordat het wordt gestart. De voorzitter vraagt dhr Van der Ploeg of hij reeds in november of december wil spreken over de effecten.
38
Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) ontkent. Hij wil spreken over de wijze van monitoring en de manier waarop het College… Dhr Musschenga (gedeputeerde) verklaart dat de handelingswijze altijd aan het papier wordt toevertrouwd. Die kunnen de Staten krijgen. Men dient echter goed te beseffen wie verantwoordelijk is voor wat. De gedeputeerde geeft het woord aan dhr Stoker ter beantwoording van de vraag over de trajectkaarten en dergelijke zaken. Dhr Stoker (OV-bureau) stelt zichzelf voor en legt uit dat hij nauw betrokken was bij het opstellen van het hele bezuinigingspakket. Het OV-bureau wordt nu geconfronteerd met een aantal zaken dat achter de bezuinigingen vandaan komt. Een ervan betreft de mensen die in de huidige situatie een abonnement hebben ten opzichte van de verschuiving die zal plaatsvinden tussen de diverse OV-modaliteiten, bijvoorbeeld van een gewone bus naar een Q-Liner of van een bus naar een trein. Het probleem is minder groot dan in eerste instantie werd gedacht, omdat met name in de spitsperiode, wanneer de Q-Liner-toeslag geldt, het onderliggend net in grote lijnen overeind blijft. Er is met name sprake van substitutie Q-Liner-bus in dalperioden en avondperioden, waar op de Q-Liner geen toeslag is verschuldigd. Met betrekking tot de overlap trein/bus wordt op dit moment hard gestudeerd op de daadwerkelijke knelpunten die kunnen optreden met jaarabonnementen. De voorzitter concludeert dat het agendapunt kan worden afgesloten. Besloten wordt om het stuk te kwalificeren als C-stuk, zodat het in de statenvergadering bij hamerslag kan worden afgedaan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat hij in tweede termijn reeds heeft aangegeven dat hij in zijn fractie wil overleggen of GroenLinks van zins is dit onderwerp naar de Staten te brengen, maar dan niet als integrale behandeling. De GroenLinksfractie zal er dan twee of drie punten uit willen pikken. De voorzitter stelt vast dat geen behoefte bestaat om hier anders dan als C-stuk mee om te gaan. GroenLinks zal nog aangeven hoe zij daar in het Presidium op zal terugkomen. 10.
Brief van 17 september 2004, nr. 2004-16922 + bijlage 1 t/m3, inzake uitvoeringsagenda provinciaal arbeidsmarktbeleid 2004-2008
Dit agendapunt wordt doorgeschoven naar de volgende vergadering. 11.
Afschrift brief 2004-18877 van de potentiële partners van een WerkHotel in Groningen van 19 juli 2004, gericht aan GS, betreffende oprichting werkhotel (besloten in de vergadering van PS van 8 september 2004) en afschrift brief 2004-22131 van Werkhotel aan GS van 17 september (besloten in de vergadering van 6 oktober 2004)
Dhr Nijboer (PvdA) verklaart dat de PvdA er is om op te komen voor mensen die het minst hebben. Kwetsbare mensen een plek geven in de samenleving is een van de redenen waarom de PvdA nog steeds actief is. Ook in het collegeprogramma staan sociale samenhang, mogelijkheden tot ontwikkeling van mensen, werkgelegenheid stimuleren, proberen mensen een baan te bieden, hoog in het vaandel. Het initiatief van het WerkHotel sluit daar uitstekend bij aan. Ontwikkeling van mensen, zorgen dat ze, als ze misschien buiten de boot vallen, toch een kans krijgen om een baan te vinden en ze in een wat stabiele omgeving kunnen verblijven. Het sluit ook goed aan bij de moties die door de PvdA en ook andere partijen zijn ingediend en worden ondersteund. In de Staten is voortdurend aandacht voor aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, jeugdwerkeloosheid, werkeloosheid in bredere zin. De PvdA acht het goed dat mw Schippers en anderen zoveel steun hebben weten te vinden bij organisaties en dat hier zoveel organisaties
39
achter staan. De PvdA-fractie is benieuwd of de gedeputeerde of ambtenaren al in gesprek zijn geweest met de gemeente Groningen, waar in juni een raadsbreed gesteunde PvdA-motie is aangenomen om dit initiatief op te pakken en verder te ontwikkelen. Is de provincie hier reeds in gekend? Indien dit het geval blijkt, dan hoort de PvdA-fractie graag hoe het staat. Als het niet het geval is, dan ziet de PvdA graag dat de gedeputeerde daar snel, samen met de anderen, mee verder gaat. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt de stukken met interesse en instemming te hebben gelezen. De vragen over het vervolgtraject heeft hij kunnen stellen. In tegenstelling tot de inspreker acht dhr Van der Ploeg geld wel belangrijk, iets wat overigens van een financieel woordvoerder te verwachten is. Het bedrag van 16.000 euro moet ter beschikking kunnen worden gesteld, ook omdat het voorstel – voor zover dhr Van der Ploeg het kan beoordelen – naadloos past in de beleidsvisie zoals deze vandaag (27 oktober 2004) waarschijnlijk niet meer wordt besproken, maar wel op papier staat. Dhr Van der Ploeg roept op simpelweg door te gaan. Hij is benieuwd of men ook uit de detaillering zal komen. In de detaillering zit namelijk altijd de kneep. Het ingaan van een dergelijk ontwikkelingstraject is goed en moet enthousiast worden omarmd. Dhr Zanen (PvhN) geeft aan dat hem bij het lezen van de stukken vooral de hoeveelheid organisaties opviel die zich actief hebben verbonden met het initiatief. Dat is het alleen al waard dat de provincie zich hier tegenover zo open mogelijk opstelt. Het gaat erom een eerste ontwikkelingsfase gefinancierd te krijgen. Daar zou ruimte voor geboden moeten worden. Indien dhr Zanen het goed heeft gehoord, was het idee om zich op termijn te richten op een capaciteit van zestig jongeren die zouden kunnen worden geplaatst. De behoefte werd verondersteld veel groter te zijn. Misschien dat de Staten hier op enig moment meer zicht op zouden kunnen krijgen, want dit is nog niet geheel duidelijk. Dhr Staghouwer (ChristenUnie) deelt mee dat hij de stukken eveneens met interesse heeft gelezen. Het lijkt een goed initiatief. Wel heeft dhr Staghouwer het gevoel dat het eerder bij Welzijn thuishoort, maar gaandeweg het doornemen van de stukken en in het licht van de partners die hierin meedenken werd hem duidelijk waarom dit niet het geval is. Het gaat om een startsubsidie. Op zichzelf heeft dhr Staghouwer hier niet zoveel problemen mee, maar hij heeft uit de inspraak begrepen dat er op termijn weer bij de provincie zal worden aangeklopt. Hij kan zich dit wel voorstellen, maar stelt dat de provincie bij toekenning van een startsubsidie min of meer in het diepe springt. Hij roept het College op zich daar voor te hoeden. Het idee is positief, maar dhr Staghouwer wil niet ‘in het diepe’. Mw Bulk (SP) merkt op dat de SP het ook een goed idee acht. Hieraan bestaat behoefte, dit bleek ook uit de woorden van de inspreker. Een groep die hiervoor in aanmerking zou kunnen komen is aanwezig. Het gaat om een bedrag van 16.000 euro. De SP roept op het bedrag ter beschikking te stellen voor de ontwikkelingskosten, zodat zo snel mogelijk aan de slag kan worden gegaan. Dhr Jager (CDA) geeft te kennen enigszins verbaasd te zijn over het feit dat de stukken op de agenda staan, om de eenvoudige reden dat dit volgens hem een goed project is, dat op een terrein speelt waar de provincie zich eigenlijk elke inspanning moet veroorloven die haast maar mogelijk is, gezien het belang. Dhr Jager heeft begrepen dat er binnen de organisatie verschillend naar werd gekeken. Verschillende afdelingen zijn hierbij betrokken, iets wat het altijd lastig maakt, zeker voor externen. Dhr Jager wenst van de gedeputeerde te vernemen hoe hij hier tegenaan kijkt, met name ten aanzien van het feit dat de afdeling Sociaal-economische zaken, Werkgelegenheid, Arbeidsmarktbeleid erbij is betrokken alsook de afdeling Onderwijs en Welzijn. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) deelt mee het stuk eveneens met zeer veel interesse en instemming te hebben gelezen. Het is een goed project, dat naar opvatting van D66 kan worden aangevangen. Mw Gräper was in dat opzicht ook verbaasd dat het op de
40
agenda stond, omdat zij simpelweg het gevoel had dat dit initiatief niet op tegenstand zou stuiten. Zij stelt voor om hier met voortvarendheid mee aan de slag te gaan. De voorzitter uit namens de VVD-fractie sympathie voor het project. Het past in het verlengde van wat dhr Van der Ploeg zei binnen het arbeidsmarktbeleid zoals de provincie dit voert. De VVD heeft ook geen moeite met het bedrag van 16.000 euro, hoewel de Staten hier zelf niet over gaan. Het is simpelweg de competentie van het College. Tegelijkertijd geeft dhr Haasken aan door de stukken heen te hebben kunnen lezen dat men enthousiast is. Dit is heel goed, maar kan ook een gevaar inhouden, met name waar het gaat om het goed blijven bewaken van de financiële aspecten ervan. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat het College het WerkHotel eveneens een goed en sympathiek plan vindt, omdat het voorziet in een hiaat: het begeleiden bij de huisvesting, structuur bieden aan mensen die anders buiten de boot dreigen te vallen. Het voorziet derhalve in een meerwaarde die nu niet aanwezig is. Ambtelijk hebben reeds enkele gesprekken plaatsgevonden. Het verloopt prima, daarom denkt het College dat het allemaal wel goed zal komen. Wel blijven natuurlijk enkele vragen over met betrekking tot het punt dat dhr Jager noemt: is het alleen onderwijs, ervoor zorgen dat mensen hun opleiding afmaken, of kan tegelijkertijd ook een slag worden gemaakt naar het werk? Het past echter volgens de gedeputeerde volledig in het concept. Daarnaast bestaat de vraag ten aanzien van de financiën: wanneer nu de startsubsidie wordt verleend, is het dan helder hoe zaken verder verlopen en is de exploitatie dan geregeld? Het is een heel positief plan, dat met name op het punt van de jeugdwerkeloosheid en het arbeidsmarktbeleid een waardevolle inbreng kan hebben. Het is ook zeer verheugend om te constateren dat zoveel organisaties gezamenlijk achter het initiatief zijn gaan staan. De gedeputeerde verwacht dat het College hier binnenkort uit zal kunnen komen. Dan zullen de Staten hierover worden geïnformeerd. De voorzitter vraagt mw Schippers of zij behoefte heeft om te reageren op datgene wat in eerste termijn is gezegd. Mw Schippers geeft aan zeer positief te staan tegenover de reacties. Zij stelt zelf zeer enthousiast te zijn en merkt dat ook de Staten het een waardevol initiatief vinden. Dat de Staten het overbodig vinden dat het is geagendeerd vindt mw Schippers echter niet, want het WerkHotel vraagt niet alleen geld, maar ook of de provincie bereid is mee te denken. Dit is ook gevraagd aan de ambtenaren. Ook het netwerk en de ideeën van de provincie zijn welkom. De voorzitter dankt de inspreekster en informeert of er behoefte bestaat aan een tweede termijn. In tweede termijn Dhr Zanen (PvhN) herinnert aan zijn vraag over de capaciteit van het WerkHotel. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) vraagt zich af of deze vraag aan hem is gericht. Zo-even werd deze vraag gesteld en heeft dhr Sikkema hier antwoord op gegeven. Bij de Thuiszorg zag hij een duidelijke doelgroep. Mw Schippers merkt op dat op dit moment jeugdzorgvoorzieningen in de provincie worden gesloten, omdat jongeren daar niet willen wonen. De jongeren koesteren de wens om naar de Stad te gaan. Dit is een extra reden om het WerkHotel in de Stad te openen, ook voor jongeren uit de provincie. De voorzitter dankt de inspreekster en constateert dat het agendapunt voldoende is behandeld. Het kan als C-stuk op de agenda van de statenvergadering worden geplaatst. In verband met de beperkte tijd wordt besloten alleen agendapunt 12 nog te behandelen.
41
12.
Toeristisch Huis Oost-Groningen: Brief van 22 juli 2004, nr. 2004-13696, betreffende uitvoering plan van aanpak (op verzoek van de heer Out in de vorige vergadering); Brief van 2 september 2004, nr. 2004-20488, betreffende jaarverslag/ jaarrekening 2003 (op verzoek van de heer Out in de vorige vergadering); Brief van oktober 2004 w.o. chronologische notitie; plan van aanpak en overzicht van lopende projecten. (in de extra commissievergadering van 27 september toegezegd door de gedeputeerde) Deze laatste brief wordt nagezonden.
Mw Stavast (GroenLinks) merkt op dat GroenLinks verheugd is over de brief. De GroenLinks-fractie had om de brief gevraagd, maar agendering was niet strikt noodzakelijk. Alles is chronologisch keurig op een rij gezet. Het is een goed overzicht. GroenLinks deelt alle uitgangspunten die aan het eind zijn verwoord. Aan het eind van de brief wordt opgemerkt dat de verdeling van verantwoordelijkheden tussen provincie en gemeenten in lijn is met datgene wat landelijke brancheorganisaties zeggen. GroenLinks is het eens met deze taakverdeling, maar vraagt zich af of het College dan nog wel een taak ziet om zicht te houden op de wijze waarop dat zich in en tussen de gemeenten of met de gemeenten gezamenlijk ontwikkelt. GroenLinks acht het namelijk altijd een taak van de provincie om te stimuleren en na te gaan of zaken goed lopen. Er wordt – zo heeft GroenLinks begrepen – gedacht over doorstartmogelijkheden. GroenLinks is de mening toegedaan dat dit iets is wat aandacht verdient. Dhr Roggema (ChristenUnie) dankt het College voor alle brieven. De ChristenUnie informeert of hier nog iets nieuws te melden is. De ontwikkelingen die eventueel gaande zijn zullen in de commissie worden teruggekoppeld, zo neemt de ChristenUnie aan. Dhr Jager (CDA) is met dhr Roggema benieuwd naar de laatste stand van zaken. Een tijd geleden heeft een goede discussie plaatsgevonden. De CDA-fractie heeft geen aanvullende vragen. De voorzitter merkt namens de VVD-fractie op dat een tijd geleden in een aparte zitting hierbij is stilgestaan. In de beantwoording van vragen van de commissie, maar ook in het stuk dat de commissie aangereikt heeft gekregen van het THOG, staat dat de provincie geld heeft gestoken in een organisatie zonder een juridische grondslag. Hierover wenst dhr Haasken nadere informatie van de gedeputeerde. Een van de slotconclusies van dhr Philbert, directeur van het voormalig THOG, is dat de gemeenten de provincie volgt in haar koers als tijdelijk subsidiënt. Dhr Haasken denkt dat zich daarin ook iets wreekt over de houding die de provincie heeft aangenomen nadat het NNBT ter ziele is gegaan, de enigszins ambivalente houding ten aanzien van de RVVV’s. Hierover wenst de gedeputeerde geen structuurdiscussie voeren, heeft hij bij herhaling aangegeven. De VVD heeft bij herhaling aangegeven hoe de VVD hierover denkt. Dhr Haasken is van mening dat dit toch enigszins onduidelijk is gebleven, waardoor bij de RVVV’s het beeld is ontstaan dat de provincie voor een andere vorm kiest, maar dat de RVVV’s nog een tijdje meedoen omdat dit een aantal jaren geleden zo is ingezet. Men krijgt het gevoel dat het vertrouwen bij de RVVV’s niet echt meer aanwezig is. Dhr Haasken zou hier gaarne enige nadere beschouwing van de gedeputeerde over willen hebben. Dhr Jager (CDA) vraagt dhr Haasken of hij het eens is met het feit dat de gedeputeerde simpelweg de boodschap naar buiten heeft gebracht die een grote meerderheid van de Staten hem als opdracht hebben meegegeven. De VVD-fractie had hier een andere houding in als het gaat om de vraag wat de rol van de provincie is in de VVV-wereld. Hier is een duidelijke uitspraak van de Staten over geweest, waarin de VVD een minderheidspositie innam.
42
De voorzitter geeft aan dat de VVD-fractie in het verleden heeft gesteld niets te zien in de RVVV’s. Dhr Haasken begrijpt dan ook niet waarom in het stuk van het College wordt opgemerkt dat het een klap is voor de toeristische ontwikkeling van de regio OostGroningen. Dhr Haasken gelooft hier niets van. Het is wel een klap voor de bestuurlijke verhoudingen die daar hebben gespeeld. De RVVV’s verkeren naar opvatting van dhr Haasken in een situatie waarin zij onvoldoende duidelijk hebben wat nu de houding is van de provincie ten aanzien van de RVVV’s. Heel nadrukkelijk is gesteld dat de hele promotie en marketing bij Marketing Groningen wordt neergelegd. Daarmee voelen de RVVV’s zich onvoldoende bediend. Dhr Jager (CDA) stelt dat dit geen antwoord is op de vraag die hij stelde. De vraag was of de woordvoerder van de VVD met dhr Jager kan concluderen dat de houding die het College heeft ingenomen in deze zaak, een houding was die gebaseerd is op een statenuitspraak. De voorzitter bevestigt dit. Dhr Zanen (PvhN) merkt op dat in de Staten een motie aan de orde is geweest, ingediend door de VVD. Een aantal fracties heeft zich zeer nadrukkelijk achter deze motie geschaard. Het is derhalve wel een punt van discussie, ook in dit verband. De voorzitter herinnert aan het feit dat de motie het niet heeft gehaald. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) deelt, in antwoord op de vraag van mw Stavast, mee dat het College zich nu iets op de achtergrond houdt. De Colleges van de gemeenten hebben het voortouw en beraden zich nu over wat ze gaan doen. De provincie heeft wel aangegeven zich daarbij ondersteunend te willen opstellen. De provincie denkt derhalve wel mee. De gemeenten moeten echter eerst aangeven wat zij willen. Daarin is men nu iets verder, maar men is hier nog niet helemaal uit. Natuurlijk moet de receptieve en informatieve functie voor toeristen weer gestalte krijgen, zodat de bezoekers hun weg kunnen vinden. Zo is ook de opmerking bedoeld dat het een klap is voor het toerisme in Oost-Groningen: de receptieve functie is weggevallen. Wanneer deze weer in het leven wordt geroepen is het een ander verhaal. De gemeenten denken er ook over na of men nog iets meer wil en ook nog iets aan promotie wil doen. Het zal dan zo moeten zijn dat dit ook vanuit de gemeenten betaald zal moeten worden, want de provincie heeft, naar opvatting van de gedeputeerde, een heel duidelijke en heldere lijn ingezet over de promotie. De gedeputeerde heeft geregeld contact met dhr Horseling. Binnenkort zal de gedeputeerde de stand van zaken van dhr Horseling wel vernemen. Contact heeft plaatsgevonden met de curator om enkele zaken te melden die de provincie heeft aangetroffen, zoals de vermoedens van onregelmatigheden. De curator is hiervan op de hoogte en zal daar verder naar gaan kijken. Men denkt niet aan een doorstart van het THOG, maar men vraagt zich af hoe en in welke kleine eenheden men weer aan de slag wil gaan. Mw Stavast (GroenLinks) vraagt of, als niet aan een doorstart wordt gedacht, dan wel aan een vorm van samenwerking wordt gedacht tussen de verschillende betrokkenen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat dit nog zo vaag is dat hij daar geen mededelingen over kan doen. Hij geeft aan inderdaad niet veel behoefte te hebben om de structuurdiscussie opnieuw te voeren. Het College heeft in de Staten enkele keren helder uiteengezet wat daar de keuzen zijn. De gedeputeerde stelt vast dat de VVDfractie daar anders tegenaan kijkt. Hierover bestaan duidelijke uitspraken, die ook vanuit de Staten worden gesteund. In de notitie van dhr Philbert wordt gezegd dat de gemeenten de koers volgen van de provincie. De gedeputeerde kan zich daar niet in herkennen. Het College heeft steeds gezamenlijk met de gemeenten overleg gevoerd en gezamenlijk is vastgesteld wat de belangrijkste stappen zijn die moeten worden genomen. Het betreft derhalve een tamelijk gezamenlijk gedragen verhaal.
43
De juridische grondslag. Bekend is dat het plan was dat alle VVV’s zich onder de stichting zouden scharen. Hier is inderdaad sprake geweest van een overgangssituatie. Bij het THOG lag echter wel degelijk een juridische grondslag. De voorzitter sluit het agendapunt af. 13.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 12.41 uur.
44
Toezeggingen Statencommissie Economie en Mobiliteit (27 oktober 2004) 1.
Over het onderhoud van het gasnet zegt het College een schriftelijke antwoord toe. Dit en volgend jaar vindt onderzoek plaats met de NAM, Gasunie en de afdeling Milieuvergunningen. Na afloop van het onderzoek wordt de commissie geïnformeerd. (21 januari 2004, 19 mei 2004, 23 juni 2004, 22 september 2004 en 27 oktober 2004)
2.
De reeds eerder gedane toezegging evaluatie erfgoedlogies wordt nagekomen (schriftelijk bij het verslag). (14 april 2004, gedeputeerde Gerritsen) Stand van zaken: het onderzoek is afgerond. Circa begin oktober aanstaande ontvangen PS een GS-brief waarin wordt ingegaan op de resultaten van het onderzoek en de daarin opgenomen aanbevelingen
3.
Onderzocht wordt de mogelijkheid van een tuchtprocedure richting de accountant m.b.t. het NNBT. (Gerritsen, 3 december 2003) Toezegging blijft staan. (21 januari en 14 april 2004)
4.
Het komen tot een brede regeling logies/ontbijt accommodaties wordt opgepakt in de vorm van een project. (afkomstig van de 'oude' toezeggingenlijst, gedeputeerde Gerritsen, 25 februari 2004). Reactie afdeling EZ: zie nummer 3 van deze lijst: op deze toezegging zal worden ingegaan in de hierboven genoemde brief van GS aan PS.
5.
De Staten ontvangen op korte termijn schriftelijk bericht over het Railservicecentrum. (gedeputeerde Musschenga, 14 april 2004). De onderzoeksresultaten zullen direct na de zomer beschikbaar zijn. (gedeputeerde Musschenga, 23 juni 2004 en 22 september 2004)
6.
De commissie wordt geïnformeerd over de mogelijk te verwachten problemen bij de invoering van ATB bij de treinen op noordelijke spoorlijnen. (gedeputeerde Musschenga, 19 mei 2004)
7.
Met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid is sprake van incidentele kosten die te maken hebben met de afwikkeling van BOA. De Staten zullen hierover worden geïnformeerd zodra alles definitief is afgewikkeld. (gedeputeerde Gerritsen, 19 mei 2004). Reactie afdeling EZ: de afwikkeling kan pas geschieden als de Equal projecten zijn afgerond, dit zal media 2005 zijn. De definitieve afronding volgt in de zomer van 2005.
8.
Met betrekking tot Groningen op de ladder geldt dat het project is afgerond, maar de financiële afwikkeling nog niet. Het College zal de commissie in een later stadium informeren over de precieze financiële afwikkeling. (gedeputeerde Gerritsen, 19 mei 2004). Reactie afdeling EZ: de financiële afwikkeling ligt momenteel bij het SNN.
9.
Over de stand van zaken ten aanzien van de projecten die in het verleden bij het BOA waren ondergebracht en door het BOA zijn uitgevoerd zal worden gerapporteerd. (gedeputeerde Gerritsen, 19 mei 2004). Reactie afdeling EZ: Hierover zal in de novembercommissievergadering worden gerapporteerd.
10.
De Statenleden kunnen via het verslag worden geïnformeerd over de vraag of de leerstoel van dhr. Ockels al is ingesteld. (gedeputeerde Gerritsen, 19 mei 2004) Noot van de secretaris: volgt (19 mei 2004 en 23 juni 2004)
45
11.
De organisatie en kostenstructuur van het project 'Science & Business Matching' zal worden doorgelicht en de beoogde effecten worden aangescherpt. Ook de verhouding tot de Kamer van Koophandel wordt uitgewerkt. Dit zal na verwachting na de zomer gebeuren (gedeputeerde Gerritsen, 23 juni 2004)
12.
Inzicht zal worden gegeven in de financiële consequenties van de fusie met betrekking tot het OV. (gedeputeerde Musschenga, 23 juni 2004)
13.
De gedeputeerde zegt toe met de collega’s van de Gemeenschappelijke Regeling inzake het OV-bureau te zullen bespreken wanneer en hoe teruggekoppeld gaat worden en hierover zal worden teruggerapporteerd. (gedeputeerde Musschenga, 23 juni 2004)
14.
De brief waarin het College een subsidiebeschikking formuleert inzake PMOV wordt naar de commissie gestuurd. Door de commissie kan zodoende worden beoordeeld hoe de stapeling van financiering en cofinanciering in elkaar zit en deze desgewenst kan worden besproken. (gedeputeerde Bleker, 22 september 2004)
15.
Gedeputeerde Gerritsen beraadt zich over een alternatieve aanwending van de reserve van 2,5 miljoen euro voor de buitendijkse werf. De commissie wordt geïnformeerd als het college een definitieve aanwending van het bedrag heeft gevonden. (gedeputeerde Gerritsen, 22 september 2004 en 27 oktober 2004)
16.
Gedeputeerde Gerritsen komt in de oktobervergadering van de commissie terug op de Vrouwenvakschool in Assen (gedeputeerde Gerritsen, 22 september 2004)
17.
De commissie krijgt het rapport van Fryslan inzake feitelijke werkgelegenheidsontwikkeling bij glastuinbouw alsmede het stappenplan. Dit stappenplan komt in januari beschikbaar. Tevens brengt het college de werkgelegenheidcijfers in beeld ten aanzien van diverse doelgroepen. (gedeputeerde Bleker, 22 september 2004)
46