Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgeving en Milieu van 13 juni 2007 van 09.00 uur tot 13.35 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA, voorzitter), dhr. J.G. Abbes (CDA), dhr. B.P.A. Blom (SP), dhr. L.A. Dieters (PvdA), mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), dhr. W. Haasken (VVD), mw. A.A. Hazekamp (PvdD), dhr. H.T. Hoiting (PvhN), dhr. F.A.M. Keurentjes (CDA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. H. van der Molen (SP), mw. I.P.A. Mortiers (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), mw. M.R. Schalij (PvdA), mw. F. Stavast (GroenLinks), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. L.A.M. Stoop (PvdD), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66). Niet aanwezig: dhr. T.J. Zanen (PvhN). Voorts aanwezig: dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. M.A.E. Calon (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), mw. C.A.M. Mulder (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), dhr. J.C.F. Broekhuizen (secretaris); dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Gedeputeerde Calon komt iets later in verband met een bezoek van de koningin aan het Lauwersmeergebied. Dat betekent dat er wat geschoven moet worden in de agenda. Er is een extra commissievergadering op maandag 25 juni om 19.30 uur over de Kaderrichtlijn Water. De commissie heeft daarover informatie gekregen met een brief van 7 juni. De voorzitter heeft begrepen dat niet iedereen op die datum kan, maar wellicht kan men dan een vertegenwoordiger sturen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart dat het voor GroenLinks dan uitermate lastig is om aanwezig te zijn. Hij heeft begrepen dat ook andere fracties probelemen hadden met die datum. Dit bleek gisteren in het overleg van fractievoorzitters. De voorzitter geeft aan dat alle andere fracties hebben aangegeven aanwezig te kunnen zijn, of met vaste vertegenwoordigers in deze commissie, of met een vervanger van deze mensen. De voorzitter zou het plezierig vinden als GroenLinks zich daarbij zou kunnen aansluiten. Op woensdag 20 juni van 8.30 uur tot 11.00 uur vindt het Platform Verdroging, veldexcursie Westerkwartier plaats. De commissie krijgt hier nog een programma van. Het vertrek zal zijn vanaf het Provinciehuis. Op donderdag 21 juni is er een excursie intensieve veehouderij, maar dit is nog niet helemaal zeker. Daarvan krijgt men nader bericht. Op donderdag 28 juni van 18.00 uur tot 19.30 uur is er in het Provinciehuis een presentatie van het Meerjaren Investeringsprogramma (MIP) van de Regio Groningen-Assen. Er wordt gewerkt met volle en lange agenda’s. De voorzitter overweegt om een aantal punten achterin de agenda te plaatsen die men gewend is om voorin de agenda te doen om te kijken of op die manier tijd kan worden gewonnen. Het gaat dan om het verslag, de toezeggingenlijst en de ingekomen stukken. 2.
Regeling van werkzaamheden
-
voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. -
vaststellen van de agenda
De voorzitter verklaart dat dhr. Calon aan het begin van de ochtend absent is. Gedeputeerde Bleker komt eraan. De heer Slager is ook aanwezig. De voorzitter stelt voor om de punten 14, 11 en 12 eerst te behandelen. Dit zijn punten voor dhr. Bleker en dhr. Slager. Daarna zal de agenda volgens plan worden vervolgd. Er zijn een paar nazendingen geweest met betrekking tot aanvullingen op de oorspronkelijke agenda. Het gaat om een paar ingekomen brieven, die nu genummerd zijn als 8c, 8d, 9 en 14.
1
De agenda wordt vastgesteld. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
De voorzitter deelt mee dat er zes insprekers zijn. Een wenst in te spreken met betrekking tot agendapunt 9, te weten dhr. Van der Pol. Met betrekking tot agendapunt 12, de vuurwerkvrije jaarwisseling, zijn er vijf insprekers, dhr. Pool, dhr. Mul, mw. Dieckx, dhr. Meijering en mw. Baghiti. Bij dit agendapunt zullen de insprekers de gelegenheid krijgen om 3 minuten te spreken. De betogen van de insprekers worden hier integraal weergegeven. Dhr. Van der Pol: “Ik moet een stukje corrigeren inzake mijn eerdere brief. De bestaande huisjes nummers 12 tot 28 zijn namelijk niet verkocht. Ze zijn wel te koop aangeboden deze winter. Vervolgens heb ik vragen over de brief van Gedeputeerde Staten. Daarin staat dat het om niet meer dan tien recreatiewoningen gaat, dat tien recreatiewoningen zijn toegestaan, maar op dit moment zou het nieuwe bestand van huisjes 21 worden en in de brief van Gedeputeerde Staten staat dat het er maximaal twaalf worden. Daar begrijp ik iets niet van. Verder wordt in de brief van Gedeputeerde Staten gesteld: ‘Het realiseren van voorgestelde maatregelen zal tot gevolg hebben dat het recreatiegebied wordt opgewaardeerd en daardoor een extra impuls aan het gebied wordt gegeven’. Echter, deze impuls heeft een zeer akelige terugstoot. Er zal niet meer genoten kunnen worden van een groene omzoming van de jachthaven. De geplande recreatiewoningen van Zeilschool De Lauwer zullen door de ligging aan het water niet in het landschap ingepast kunnen worden. Daarmee kom ik te spreken over het gebiedje. Het gebied is in wezen de rand van jachthaven Noordergat. Die is destijds heel mooi ingepast in het landschap, groen omzoomd. Op dit moment gaat het erom dat die groene rand om de jachthaven volgens de brief van Gedeputeerde Staten vervangen gaat worden door een harde bebouwde rand. Dat zou wellicht niet in strijd zijn – zoals in de brief wordt gesteld – met het Provinciaal Omgevingsplan, waar de functie recreatie is ingevuld, het is echter wel in strijd met het bestemmingsplan, want daar staat ‘waterrecreatie’. De bedoeling is destijds geweest dat er een paar loodsen gezet mochten worden, een heleboel heipalen – voor meerpalen natuurlijk – mochten er gezet worden en een paar gebouwtjes. Die staan er inmiddels. Maar het gaat helemaal niet om de bouw van recreatiewoningen. Hoe waardevol het gebied is, mag blijken uit de vogeltellingen. Er is in 2005 een oriënterend ringonderzoek geweest waaruit bleek dat het gebiedje waardevol zou kunnen zijn ten behoeve van vogelonderzoek. De precieze vanggegevens wil ik u daarbij overhandigen. Dat heb ik inmiddels aan de griffier gedaan. Dan kunt u zelf bij onafhankelijke vogelwerkgroepen of bijvoorbeeld de Universiteit van Groningen nagaan of het een bijzonder gebiedje is. Andere argumenten kunt u in mijn brief vinden. De conclusie is dat het gebied zich beter leent voor het opzetten van een vogelonderzoekstation dan voor een appartementencomplex en eigenlijk zich beter leent voor niet-intensieve recreatie zonder bebouwing. Verder is het zo dat de structuurschets van de gemeente De Marne de facto een bouwaanvraag ten behoeve van Zeilschool De Lauwer en camping Bos behelst. Wanneer u besluit af te wijken van het moratorium worden hiermee verwachtingen gewekt, zodat de inspraak bij de bouwplannen, de noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan, en dergelijke tot een farce zou verworden. Alleen al hierom dient de correcte volgorde eerst een bouwaanvraag bij de gemeente, dan inspraak bij de gemeente, een besluit van de gemeenteraad, eventueel gevolgd door resp. provincie en Raad van State gevolgd te worden. Het doen van een principe-uitspraak over ontheffing van het moratorium past hier niet.” Dhr. Meijering: “Ik wil allereerst de PvdD even vertellen dat ik het erg op prijs heb gesteld dat zij als eerste dit onderwerp op de agenda hebben geplaatst. Ik heb wel begrepen dat het een race tegen de klok was, omdat bijna alle partijen dit punt willen agenderen, omdat het namelijk om een punt gaat dat bij alle politieke partijen erg hoog op de agenda staat: het probleem van het milieu. Vuurwerk doet mij denken aan de dagelijkse beelden… heeft voor mij te maken met geweld. Ik ben deze jaarwisseling ook mijn huis in gevlucht. Ik vond het doodeng in de Nieuwe Boteringestraat. Ik wist niet waar ik het zoeken moest. En dat is niet de bedoeling voor een feest. Ik houd van feesten, ik ben zelf tangodanser, wij gaan regelmatig optreden voor een feest. Het is heel belangrijk in de samenleving, er moet veel meer gefeest worden! Genieten van het leven! Maar hier gaat het om een heel andere kwestie. Het is toch niet zo dat voor een feestje van een paar uur er jaarlijks, in dit geval afgelopen jaarwisseling drie dodelijke slachtoffers zijn, 960 gewonden in Nederland naar het ziekenhuis moeten, waarvan ongeveer honderd opgenomen worden met lichamelijk en zwaar lichamelijk letsel. Het moet niet zo zijn dat voor een feestje van een paar uur wij circa € 100 miljoen de lucht in schieten, terwijl de problemen om ons heen immens zijn in de wereld. Wij moeten ons gewoon doodschamen! Dat meen ik serieus. Ik zit hier niet om iemand van een feestje af te houden. Ik wil hier graag pleiten voor een moment van bezinning, even een timeout nemen, even goed nadenken waar wij in godsnaam mee bezig zijn hier in Nederland. Schandalig! Ik zeg het rechtuit tegen u allemaal als politieke vertegenwoordigers. Ik ben ervan overtuigd dat het merendeel van de bevolking - als u dat op het netvlies heeft, wat ik niet had toen ik hier op 2 januari als burger het Provinciehuis binnenstapte op de nieuwjaarsreceptie, ik had het echt niet op mijn netvlies - in de breedte, als iedere Nederlander weet wat de gevolgen zijn van een feestje van een paar uur, dan zegt het merendeel bij een referendum: “Dit moet anders”. Daar gaat het om. Ik doe een dringend beroep op u om in de breedte te kijken en niet alleen naar de kwestie milieu. De kwestie milieu… ik heb
2
cijfers gezien die ver achterhaald zijn. Er moet onderzoek komen. Vuurwerk moet jaarlijks op de politieke agenda komen, ook hier in de Staten iedere keer terugkeren, kijken naar alternatieven. Belangrijk is natuurlijk dat we de jeugd erbij betrekken, want daar vallen de slachtoffers, tussen 10 en 19 jaar 40%. Daarom kunnen we de komende jaarwisseling een time-out nemen, kijken hoe het ander moet met de jaarwisseling. Er zijn 101 alternatieven. We hebben hier in de provincie Groningen fantastische artiesten. Er zijn zo veel creatieve oplossingen. Wij worden bestookt met mails, op het ogenblik. Trouwens D66 in de gemeenteraad heeft het nu ook op de agenda gezet, het komt binnenkort dus ook nog in de raad aan de orde. Maar dit kan echt niet! Er zijn alternatieven. Maak één groot feest…” Dhr. Pool: “Ik voel me bevoorrecht in dit gezelschap. Ik had me wel voorbereid om mijn ei in vijf minuten te leggen. Ik hoop dat ik tenminste het eigeel hier kan achterlaten om mee te delen dat niemand eigenlijk lawaai nodig heeft om gelukkig te zijn. Lawaai is echter cultuur geworden in onze samenleving, eigenlijk in de hele wereld. “Al onze medewerkers zijn bezet, u wordt zo snel mogelijk geholpen.” Dat is die onzin, waarmee wij allemaal te maken krijgen, wanneer we een telefoontje willen plegen, naar welke firma dan ook. Men gaat ervan uit, dat geen mens zonder stilte kan. Als er een seconde stilte valt op de radio, dan gaat het alarm af. Wij leven namelijk met terreur van geluid in winkelcentra, moderne high-tech oorkleppen, bij voetbalwedstrijden, het uitgaanscentrum, in de disco, verschrikkelijk! De concerten. Die muur van de luidsprekers kan niet groot genoeg zijn, elk jaar opnieuw. Maar wat mij nog het meest ergert, is dat wij in een paar jaren tijd het vuurwerk hebben overgenomen van de Chinezen, zonder ons daarbij af te vragen of wij in diezelfde traditie passen. Wij hebben die traditie passend gemaakt door te stellen dat wij het vuurwerk nodig hebben om boze geesten weg te werken. We hebben onze zintuigen gekregen als werktuig. Die vijf zintuigen hebben we gekregen om te kunnen communiceren met ons zelve en met de omgeving. Het gehoor is ons belangrijkste, want dat schijnt namelijk de toegang tot de ziel te zijn. Waarom zeg ik dat? Zelfs wanneer iemand overleden is, dan nog maken we ongelofelijk veel mooie muziek voor de persoon, want wij gaan ervan uit dat hij het nog hoort. Iemand in coma wordt aan de praat gehouden met geluid. In onze gehoorgang zit ook het evenwichtsorgaan. Dat evenwichtsorgaan is een soort van sluis, een sensor van alle geluid dat op ons losgelaten wordt, om die op te vangen, te toetsen of het bij ons past. Geen wonder dat zoveel mensen uit het evenwicht geslagen worden en in feite geen raad met zichzelf weten. U moet nagaan: alle rellen en dat soort toestanden vinden plaats na een ongelofelijke kakofonie van lawaai. Ik besluit met te stellen dat er één vrouw nodig was om de cultuur van de segregatie in de VS te veranderen. Zij wilde niet opstaan die ochtend in de bus en de VS veranderden helemaal. Wij hebben een hele raad en we hebben bovendien een hele provincie. Niets gaat boven Groningen, laat het stil zijn! Dhr. Mul: “Ik zal het heel kort houden. Ik ben een heel gewone inwoner van de provincie Groningen. Iedere week komt de provinciepost bij mij op de deurmat. Tot mijn grote verwondering zat er veertien dagen geleden de brief van meneer Meijering tussen. Dat vond ik heel bijzonder, want het was een heel andere toonzetting dan normaliter bij politieke stukken. Alleen dat al was voor mij een reden om de auteur van de brief op te bellen en te zeggen dat ik het een mooie brief vond. In de tweede plaats wil ik zeggen dat ik de vorige sprekers heel erg goed vond, want dit is een bijzonder onderwerp dat politiek gezien eigenlijk wordt weggelachen, landelijk ook. Alleen het feit al dat het aandacht heeft, vind ik heel bijzonder. Mijn beroep is musicus en muziekpedagoog en wat de vorige spreker zei, klopt helemaal. Gisteren heb ik met grote aandacht geluisterd naar het interview voor de VARA met de leider van de PvdD. Dat was heel erg goed. De journalist vroeg wat het effect was van geluid op dieren. Daar werd op ingegaan, maar wat de journalist niet vroeg – en dat is nog veel belangrijker – was wat het effect van geluid is op mensen. De vorige spreker had het er al over. Ik wil aan u als gedeputeerden voorstellen om een onderzoek in te stellen naar het effect van alle mogelijke geluiden in het publieke domein. Daar ligt een taboe op en het is heerlijk om dat nu te doorbreken. Dagelijks wordt men geconfronteerd met alle mogelijke effecten van geluid op het gedrag van mensen. Het Johan van Veenplein in Uithuizermeeden is daar een voorbeeld van. Dagelijks tot wekelijks komen daar jongeren uit de hele regio van onze provincie. Ze verzamelen zich daar, ze zetten de deuren en ramen van de auto’s open, de muziek gaat zo hard mogelijk aan, zodat de omwonenden geen televisie meer kunnen kijken en zelfs niet meer kunnen horen. Alleen dat al is iets. In Uithuizermeeden is het iedere week jaarwisseling, om het zo te zeggen. Daar mag u als provincie aandacht aan gaan geven. Het gaat niet alleen om de jaarwisseling, maar het gaat om het hele jaar.” Mw. Dieckx: “Andere kant van de wereld: honger, geldnood, voedselpakketten. Nederland: vreetpartijen, drank, vuurwerkpakketten. December: reclame in de brievenbus. Zomaar te kiezen: € 75, voor € 120, € 200. En alles in tien minuten tijd de lucht in. Vieze straten, het blijft weken liggen. Wie ruimt het op? Ramen dicht, het stinkt. Lawaai. Dit is wat we zien en wat we ruiken. Dan heb ik het niet eens over wat er onzichtbaar blijft hangen in de lucht. Waar zal ik zijn in mijn huis die nacht? Mijn hondje, och mijn hondje ... Heel die maand die eeuwig schrikkende rotjes, knallen.
3
Haar uitlaten is een maand lang een kwelling met als hoogtepunt de bewuste nacht. 365 dagen oorlogsbeelden op tv. Raketten, geweren. Oudjaar: dezelfde geluiden. Andere kant van de wereld: honger, geldnood, voedselpakketten. Nederland: vreetpartijen. € 100 miljoen de lucht in. Vuurwerkpakketten. Hier voedselpakketten, daar vuurwerkpakketten. Of… hoe zat het nu ook weer? Of is het andersom? Het maakt feitelijk niets uit, het is allemaal dezelfde stank, ergernis, angst, onrust. Maar zeker en vast is er één groot verschil: wat ze hier voor zoveel geld de lucht in knallen, zou aan de andere kant van de wereld beter terechtkomen wat de armoe betreft. En hoe zat het ook alweer? Voedselpakketten, vuurwerkpakketten. Dank u.” Mw. Baghiti: “Als ik soms in de stad rondfiets, valt het me op dat de meeste scholen en peuterspeelzalen heel mooi versierd zijn met groen gras, blauwe lucht, bloempjes. Dan denk ik: “Laten we met zijn allen een goed voorbeeld geven aan de kinderen en de jeugd door diezelfde mooie natuur te beschermen”. Waarom? Omdat wij mensen heel kwetsbaar zijn en wij wonen in die natuur. Wij eten ervan, we slapen erin, het is ons tehuis van ons allemaal. Er zijn alternatieven om het gedrag van mensen, dat soms heel moeilijk te veranderen is… Door er een beetje over na te denken, zijn er alternatieven te vinden. Bijvoorbeeld bij de jaarwisseling kunnen wij gratis allerlei voorstellingen aanbieden aan jongeren en aan volwassenen, zodat ze vrij entree krijgen en champagne kunnen krijgen van bijvoorbeeld 23.30 uur tot 1.00 uur. Op die manier kunnen we op een leuke manier Oud en Nieuw afsluiten zonder lawaai en zonder toestanden. Ik vind het idee om een vuurwerkvrij Groningen te houden, een heel leuk idee. We zeggen meestal dat er niets gaat boven Groningen, maar ik vind dat de gezondheid boven alles gaat.”
4.
Vaststelling verslag van 16 mei 2007
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) refereert aan pag. 10, alwaar hij vroeg naar de quick scan als het gaat om het landschap en de tekorten. Uit het verslag blijkt niet dat dhr. Hollenga feitelijk heeft gezegd dat die informatie naar de commissie toe zou komen. Er staat dat dhr. Hollenga te kennen geeft het na te zullen gaan. Maar na interruptie van de voorzitter heeft hij het ook toegezegd. Dhr. Van der Ploeg is in afwachting van die brief, omdat GroenLinks daar bij de Algemene Beschouwingen het nodige over zou willen zeggen. Dit soort brieven moet niet blijven liggen. Het is inmiddels vier weken. Het moet sneller kunnen. De voorzitter geeft aan dat het punt op de toezeggingenlijst staat als punt 7. Hij informeert of dhr. Van der Ploeg een concrete suggestie heeft voor wijziging van het verslag. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat hij als wijziging graag in tekstuele zin wil zien dat het is toegezegd. Naar aanleiding van het verslag wenst hij dat de brief zo snel mogelijk naar de commissie toe komt, omdat vier weken in feite al te lang is. De voorzitter stelt dat het opgenomen kan worden in het verslag. Of de gedeputeerde het eerste doet, is al toegezegd. Of hij het tweede doet, daar heeft de gedeputeerde nu een opmerking over. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat hij de cijfers waarom gevraagd is, bij het verslag van deze vergadering zal toevoegen. Toevoeging aan het verslag: zie bijlage Dhr. Dieters (PvdA) refereert aan pag. 8, bij de mededeling van het College. De PvdA wil terugkomen op de mededeling van gedeputeerde Bleker in deze commissie gedaan. Het betreft hier het project Binnen A. Uit deze mededeling bleek dat het College het oorspronkelijke plan dat met vele partijen is besproken, zelfs tot over de grens heen gaat verlaten en met een nieuw plan komt. Het oorspronkelijke plan kon toch op een ruim draagvlak rekenen? Dhr. Dieters kan zich voorstellen dat deze partijen zich geschoffeerd voelen. De reactie is bekend. Inmiddels heeft men ook een brief van Het Gronings Landschap mogen ontvangen, welke bij de ingekomen stukken staat. Als men goed geïnformeerd is, is de hoofdreden van deze wijziging dat de
4
eigenaar van de benodigde gronden hier geen afstand van wil doen. Een vreemde gang van zaken. Het is toch de politiek die beleid vaststelt en niet individuele belangenbehartigers? Als dat wel zo is, dan kan de politiek wel ophouden. Wat is dan nog de waarde van democratische besluitvorming? De voorzitter vraagt of dhr. Dieters voorstellen tot wijziging van het verslag heeft. Dhr. Dieters (PvdA) ontkent. Hij heeft gereageerd naar aanleiding van het verslag. Hij wil daarbij niet gezegd hebben dat niet naar individuele belangen moet worden geluisterd. De PvdA vraagt zich af of hierover een inhoudelijk debat gevoerd moet worden. De PvdA-fractie denkt van niet. Zij wil dan ook voorstellen om dit punt als bespreekpunt voor de volgende commissie op de agenda te plaatsen, samen met de brief van Het Groninger Landschap, nog voordat de publieksbijeenkomst wordt gehouden. De PvdA vindt dat op dit moment geen onomkeerbare processen in gang moeten worden gezet. De voorzitter vraagt wat de PvdA in de volgende commissie specifiek aan de orde wil hebben. Dhr. Dieters (PvdA) legt uit dat er een nieuw plan ligt. Dit is een bestaand plan. Dit wil dhr. Dieters specifiek aan de orde hebben voordat er een onomkeerbaar proces in gang wordt gezet. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat dit om een reactie van de gedeputeerde vraagt met betrekking tot de uitvoering. De voorzitter merkt op dat de commissie op de agenda kan zetten wat zij wil, maar hij wil graag de gedeputeerde hierover horen als hij hier opmerkingen over heeft. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het College op een heel interactieve manier – zoals door de Staten vaak gevraagd wordt – in het gebied aan de gang is gegaan om een globaal plan dat ooit is geformuleerd, uit te werken en in te vullen. Dat interactieve proces zal worden afgerond in een publieksbijeenkomst. Het lijkt de gedeputeerde goed dat daarna de Staten – die het stuk met het standpunt van het College overigens ook toegestuurd hebben gekregen – zowel de inhoud als de procesgang beoordelen. Om welk plan dan ook in dat gebied gerealiseerd te krijgen, zet het College wel bepaalde onomkeerbare stappen, zoals het op vrij grote schaal verwerven van gronden. Dat is echter een plicht die GS hebben om zich goed voor te bereiden op uitvoering van plannen door gronden te verwerven. Dhr. Dieters (PvdA) begrijpt dat er toch onomkeerbare processen in gang zijn gezet. Interactieve actie is altijd goed, daarover geen misverstand. Het gaat hier over een plan dat door vele jaren met veel verschillende partners, dus ook interactief, is vastgesteld. Zo staat het ook in de stukken. Dhr. Dieters ziet nu een wijziging in het plan. Hij vindt dit een belangrijke wijziging van het plan. De commissie kan er pas na de vakantie over spreken. Dan is een bepaald proces al in gang gezet. Dat gaat te snel. Als blijkt dat het een tijdsfactor is, dan stelt hij zelfs voor om dit punt als bespreekpunt naar de Staten te brengen, omdat de Statenvergadering deze maand nog plaatsvindt. De voorzitter legt uit dat het de fracties vrij staat om zaken voor de Staten te agenderen. De gedeputeerde heeft echter aangegeven dat er een stuk was gekomen richting Staten. Misschien kan dit nog eens worden gecheckt. De Staten zijn er erg geïnteresseerd in. Dhr. Bleker (gedeputeerde) begrijpt dat de Staten er erg geïnteresseerd in zijn. Hij zal het gaan checken. De commissie krijgt van het College de informatie die bij het waterschap en bij het College bekend is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat wanneer de PvdA het wil bespreken voor de zomer, hij verwacht dat de PvdA via het Presidium een voorstel doet. De voorzitter onderschrijft deze conclusie. Het verslag wordt met inachtneming van de wijziging vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
5
Toezegging 1 – de toezegging blijft staan. Toezegging 2 – dit wordt juni 2007. Toezegging 3 Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft te kennen dat het in juni in GS wordt besloten. Daarna komt het in de Staten. Toezegging 4 De voorzitter geeft aan dat er een brief in voorbereiding is in het College. Die brief zal de commissie binnenkort bereiken. Toezegging 5 – de toezegging blijft staan. Toezegging 6 De voorzitter merkt op dat er staat dat het is toegevoegd aan dit verslag. Dit betreft het verslag van 4 april. Het is dus al beantwoord. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het niet van de toezeggingenlijst af kan, want bij de tweede opmerking bij de toezegging naar aanleiding van de beantwoording blijft een vraag bestaan. Die vraag is nog niet beantwoord. De voorzitter verklaart dat daar staat dat de commissie op de hoogte wilde worden gehouden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat het over het uitvoeringstraject ging, hoe de volgende stappen zouden zijn. Daar zou de commissie over geïnformeerd blijven worden. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt te weten wat de vraag was. Dhr. Van der Ploeg was nieuwsgierig naar datgene wat de gemeente zou besluiten. Het College zou erop toezien dat het netjes gebeurt. In de brief was een aantal argumenten aangegeven waar het aan moest voldoen. Men wilde graag weten of dat er ook uit zou komen. Daarvan zal het College de commissie op de hoogte houden. De voorzitter informeert of daar een tijd bij is. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) ontkent. Het College is hiervoor afhankelijk van de gemeente. Toezegging 7 Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat zo-even is toegezegd hoe het College dit probeert af te handelen. Toezegging 8 De voorzitter vraagt of hier een termijn bij kan worden aangegeven. De heer Slager (gedeputeerde) legt uit dat het om een bestaande notitie gaat. Hij begrijpt uit de woorden van de voorzitter dat deze nog niet verzonden is. De gedeputeerde zal er achteraan gaan. De toezeggingenlijst wordt vastgesteld. 6.
Mededelingen gedeputeerde(n)/commissaris van de Koningin
Dhr. Hollenga (gedeputeerde) deelt mee dat er in het kader van de realisering van de robuuste verbindingszone Hunzedal - Midden-Groningen in de buurt van Westerbroek tussen de A7 en het Winschoterdiep en de bebouwing van Foxhol wordt onderzocht in hoeverre dat een wat breder plan kan zijn, inclusief landbouwverbetering, leefbaarheid, ontwikkeling recreatie. Dat betekent dat de provincie er een gebiedsproces van maakt. In het kader daarvan zou op 2 juli aanstaande ’s avonds om 20.00 uur in het dorpshuis van Westerbroek een voorlichtingsbijeenkomst voor de burgers in het gebied plaatsvinden. Statenleden die aanwezig willen zijn, zijn van harte welkom. De tweede mededeling vloeit voort uit het initiatief van PvdA en CDA in de vorige periode om in het kader van landinrichtingsprojecten wat nauwer betrokken te worden bij de planvorming. Ten aanzien van de landinrichting Haren is een voorontwerpplan opgesteld dat nu de inspraak ingaat. Er
6
is een aantal planwijzigingen in aangebracht. Het heeft te maken met wegen en waterlopen, uitwerkingsgebieden EHS en noodberging Onner- en Oostpolder. Daarvoor is een planwijziging nodig. Deze wordt besproken op een bijeenkomst in het gebied op 21 juni. De uitnodiging daarvan is bij het secretariaat bekend. De landinrichtingscommissie moet daarna het voorontwerp omzetten in een ontwerp. De afspraak is dat dit ontwerp ter kennisname komt aan de commissie. Eventueel kan de commissie dit ontwerp bespreken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) twijfelde of zijn mededeling in deze commissie zou kunnen, maar dit is de commissie Omgeving, Ruimte en Milieu en daar past wel een mededeling over voortgangbesprekingen Zuiderzeelijn, omdat daar ook een belangrijke ruimtelijke impuls mee verbonden is. De stuurgroep Zuiderzeelijn heeft gisteren een eerste officiële overleg gehad met de nieuwe minister, dhr. Eurlings, over de vraag hoe men verder moet met de Zuiderzeelijn. Het zal duidelijk zijn dat de stuurgroep Zuiderzeelijn op het standpunt staat zoals dat ook eind vorig jaar is betrokken, namelijk dat het kansrijk lijkt om een hogesnelheidstrein Schiphol-Almere-Lelystad-Heerenveen-Groningen te realiseren, de HST3-variant. Dat heeft de stuurgroep aan de minister duidelijk gemaakt. In het overleg gisteren zijn vooral proceswerkafspraken gemaakt. Daarbij is in elk geval duidelijk geworden dat deze minister erg veel vaart zet achter de afronding van de besluitvorming rond de Zuiderzeelijn, zoveel vaart dat men nog medio juli een tweede bestuurlijk overleg met de minister heeft, dat een derde bestuurlijk overleg eind augustus/begin september al te verwachten is. Dat duidt er allemaal op dat de minister geen aanpak wil van nieuwe studies, ambtelijke samenwerking en tegenwerking onder elkaar, maar dat hij het als een bestuurlijk politiek proces met het Noorden en Flevoland wil afronden en zoals hij zegt ‘aan de rand van de zomer’ tot een werkelijke afronding wil komen. Dhr. Haasken (VVD) heeft een vraag naar aanleiding van de mededeling van dhr. Hollenga. Hij kwam met de mededeling met betrekking tot het verbreden van de plannen of de visies met betrekking tot de robuuste verbindingszone Hunzedal - Midden-Groningen. Dat is toch enigszins cryptisch, want als je naar een voorlichtingsbijeenkomst gaat, heb je wat voor te lichten. Dhr. Haasken informeert wat het College gaat voorlichten. Kennelijk wil het College iets verbreden en wil het College iets anders. Wie wil dat dan? Wat zijn de ambities van wie en hoe komt dat bij elkaar? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat dit dan ook de reden is dat hij de Statenleden uitnodigt om aanwezig te zijn op 2 juli. Dan zal er in het gebied over worden gesproken. Het heeft ook te maken met de wensen van een aantal partners die daarbij betrokken zijn. Dat zijn de gemeente Hoogezand, de natuurorganisaties. Het heeft ook te maken met het feit dat – dat is ook een afspraak met Meerstad – het een verbinding vormt richting Meerstad en dat er met het ministerie van LNV afspraken zijn gemaakt om een stuk natuurontwikkeling te doen in relatie met die robuuste verbindingszone. Het College probeert ook in het belang van de mensen die daar wonen, te kijken of er mogelijkheden zijn om daar – want die vragen zijn nadrukkelijk gesteld door de burgers aldaar – te kijken of er extra dingen kunnen gebeuren die de woonomgeving van die burgers ten goede komen. Het College zoekt naar meer mogelijkheden, voor zover dat past in de plannen van de robuuste verbindingszone en voor zover het past binnen de financieringsmogelijkheden die daarvoor zijn. Daarvoor wil het College de burgers erbij betrekken en hun informeren over de stand van zaken op dat moment. 7.
Rondvraag
Dhr. Haasken (VVD) had gehoopt dat gedeputeerde Hollenga bij de mededelingen iets had kunnen zeggen met betrekking tot de ganzen in het kustgebied. De commissie heeft onlangs een informatiebriefje ontvangen. Dhr. Haasken is benieuwd wat de inzet van het College op dit punt tot nu toe is geweest. Daar is de vorige keer heel weinig over gezegd. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt vast dat dhr. Haasken doelt op de 1.000 ha foerageergebied langs de Dollard, wat een tijdelijke toezegging was van het ministerie van LNV en waarvan het College van mening was dat men er alles aan moest doen om dat te handhaven. Het College heeft daarvoor ook actie ondernomen richting het ministerie van LNV. Vorige week kwam er ambtelijk bericht dat het waarschijnlijk afgewezen zou worden. Dat is voor het College aanleiding geweest om samen met Friesland… Zolang de brief er nog niet is, weet de provincie formeel nog van niets. Het College heeft afgelopen vrijdag derhalve opnieuw contact gezocht met het ministerie van LNV. Gisteren heeft gedeputeerde Hollenga met zijn collega in Friesland gesproken. Er is vandaag of gisteren opnieuw overleg over geweest om te kijken of het tij nog gekeerd kan worden. Het College
7
heeft wel – en dat heeft de gedeputeerde ook gedaan mede namens zijn collega in Friesland – op een bijeenkomst afgelopen vrijdag in Drachten met de belanghebbenden, de verschillende agrarische natuurverenigingen toegezegd dat het College de lobby op dat terrein, ook al zou daar wijziging in komen, voortzet om te kijken wat de mogelijkheden naar de toekomst toe… Er bleek dat er groot draagvlak was voor die mogelijkheden, zowel in Friesland als in Groningen. Volgend jaar zijn er wellicht nieuwe mogelijkheden, nieuwe kansen. Het College doet er alles aan, maar het is onbekend of men het zal redden. 8. -
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 16 mei 2007, 2007-10.530/20/A.7, FC betreffende afhandeling toezegging 1 Statencommissie Omgeving en milieu Brief van GS van 20 mei 2007, nr. 2007-10.360c/20/A.11, LGW + bijlage 1 + bijlage 2 + bijlage 3 betreffende wijzigingen programma Beheer Groningen Brief van GS van 3 mei 2007 (nr. 2007-6768) betreffende bezwaar tegen gedeeltelijke weigering Nb-vergunning Windpark Eemshaven t.b.v. 'Windpark Westereems BV'. Afschrift van een brief van Stichting het Groninger Landschap aan het college van Gedeputeerde Staten van 8 mei 2007 betreffende Binnen Aa.
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft met betrekking tot brief 8c. Er wordt aangegeven dat het College namens PS protest had aangetekend. Dhr. Van der Ploeg vroeg zich af waar de zinsnede ‘namens Provinciale Staten’ vandaan kwam. Hij kan zich niet herinneren dat de Staten daar een motie of iets dergelijks over hebben aangenomen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het College altijd alles namens Provinciale Staten doet. Dat doet het College totdat het tegendeel blijkt doordat de Staten zeggen dat het niet goed is. De voorzitter stelt dat de Staten dit beschouwen als een uitnodiging. Vervolgd wordt met agendapunt 14. Bespreekpunten 9.
Brief van GS van 26 april 2007, nr. 2006-17.340/17/A.9, RP betreffende verzoek om principe-uitspraak over afwijking van het provinciaal beleid recreatiewoningen voor Lauwersoog Hierbij kan betrokken worden de brief van de heer van der Pol van 8 mei 2007 betreffende verzoek om handhaving van het provinciale beleid t.a.v. recreatiewoningen te Lauwersoog.
Dhr. Abbes (CDA) geeft te kennen dat de CDA-fractie er op tweeërlei opzicht in zit. Er wordt gesproken over een principe-uitspraak en in dezelfde brief is te lezen dat het College voornemens is om in dit concrete geval af te wijken van het moratorium. Het CDA heeft in het fractieoverleg niet de brief van dhr. Van der Pol mee kunnen nemen. Als men zijn woordvoering erbij pakt, dan heeft hij in de laatste regel wel een punt: het doen van een principe-uitspraak over ontheffing van het moratorium past hier niet. Het gaat dus om twee zaken: een principe-uitspraak over dit concrete geval. De CDAfractie was voornemens om in dit heel specifieke geval hiermee akkoord te gaan. Er is een jaar of twee geleden al een precedent geweest bij camping De Bouwte in Midwolda. In die zin is er al een keer afgeweken van dit moratorium. Op dit moment wil dhr. Abbes er sterk voor pleiten om – aangezien hij vindt dat de inspreker een punt heeft – deze hele discussie over een principe-uitspraak over het moratorium voor zich uit te schuiven en te betrekken bij de discussie over het nieuwe POP, dat men op dit moment dus niet akkoord gaat met een principe-uitspraak. Het CDA staat open voor de mogelijkheid om in dit ene concrete geval af te wijken, maar wenst de principediscussie naar voren door te schuiven. Mw. Mortiers (PvdA) verklaart dat de PvdA-fractie, alvorens het verzoek van GS hier te bespreken en alvorens er onomkeerbare besluiten worden genomen, eerst opheldering van het College wil over een drietal punten. GS zijn samen met Friesland bezig aan een samenhangende structuurvisie voor het Lauwersmeergebied. Aan beide kanten wordt aan deze ontwikkeling gewerkt. De PvdA vermoedt dat
8
binnen dit kader toch enige terughoudendheid zal worden betracht ten aanzien van incidentele besluiten. Is dat vermoeden onterecht? De PvdA wil van GS ook enige opheldering over de noodzaak van de uitbreidingplannen. De brief van dhr. Van der Pol maakt de noodzaak van de voorgestelde uitbreiding discutabel. De PvdA vraagt het College of meer duidelijkheid kan worden verschaft over de geschetste gang van zaken. Voorts wenst de PvdA te vernemen of het economische argument inzake de financiële exploitatie nog stand houdt als zich – zoals eerder in de brief werd gesuggereerd, maar dhr. Van der Pol retireerde in zijn woordvoering zo-even enigszins, maar dat neemt niet weg dat het financiële argument waarom hier zou moeten worden afgeweken, in stand blijft. In de brief memoreerde hij dat er een huizentransactie zou hebben plaatsgevonden. Zo-even vertelde hij dat er huizen te koop waren aangeboden. In beide gevallen wil de PvdA enige opheldering over de gang van zaken –… Een derde punt dat de PvdA graag beantwoord wil zien, is de vraag hoe het College de kwalitatieve argumentatie van dhr. Van der Pol beoordeeld inzake de verrommeling – wat toch mede de aanleiding was, samen met leegstand, om een moratorium in te stellen – de natuur en de belangen van watersporters. Dhr. Van der Molen (SP) deelt mee dat de SP het niet juist vindt om af te wijken van het moratorium. In de tweede plaats is de noodzaak tot uitbreiding niet onderbouwd. Ook het punt van de natuur wordt in de brief helemaal niet aan de orde gesteld. In de brief van dhr. Van der Pol wordt gesproken over verrommeling. Dat is dhr. Van der Molen uit het hart gegrepen, dus daar zou hij van de kant van het College de nodige woorden over willen horen. Hoewel het gebied vanuit het POP is aangeduid als recreatie, gaat men toch voorbij aan het bestemmingsplan van dit gebied. Dat bestemmingsplan bepaalt dat het bestemd is als watergebied. De inspraak die daarmee te maken heeft wat betreft de bouwaanvraag hiervoor geldt, wordt op deze manier enigszins omzeild door nu aan de provincie te vragen om van het moratorium af te wijken. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt de gedeputeerde of hij het bij het juist eind heeft wanneer hij stelt dat de provincie uitsluitend de mogelijkheid heeft een bestemmingsplan tegen te gaan voor zover het om die twee extra woningen gaat op de locatie die genoemd is. Of kan de provincie alle twaalf nog stoppen? Dhr. Hoiting (PvhN) vertelt dat toen hem de brief onder ogen kwam, hij in eerste instantie dacht dat je als overheid, als je zo’n moratorium ingesteld hebt, niet op grond van deze argumenten daarvan zou moeten afwijken, want als je dat wel doet, maak je jezelf een beetje ongeloofwaardig als overheid. Nu heeft dhr. Hoiting begrepen dat dit moratorium in het verleden een soort noodgreep was om de eerder genoemde verrommeling tegen te gaan om als provincie een rem te kunnen zetten op de uitbreiding van recreatiebungalows. Hij vraagt of de provincie straks met het nieuwe POP en met de nieuwe WRO wel de mogelijkheid heeft om op andere manieren die verrommeling tegen te gaan. Als dat zo is, zou dhr. Hoiting ervoor willen pleiten om vast te houden aan het moratorium en te zeggen: “Laten wij nu deze procedures gaan afhandelen zoals ze afgehandeld zouden moeten worden, ook in de eerder genoemde kwestie van de bouwaanvraag bij de gemeente, het bestemmingsplan, et cetera”. Dhr. Hoiting vraagt of de provincie in de toekomst betere instrumenten heeft om greep te houden op deze bouwplannen. Mw. Hazekamp (PvdD) heeft in eerste instantie een vraag over het vorige plan van dezelfde ondernemer die daar indertijd tien recreatiebungalows heeft gebouwd. Zij las in het advies aan B&W van gemeente De Marne van 18 april 2006 dat indertijd het College niet heeft ingestemd met de bouw van deze woningen. Mw. Hazekamp was toen nog niet betrokken bij de provincie. Het kan zijn dat zij in de tussentijd iets gemist heeft. Zij vraagt het College of het klopt dat het College zich toen van instemming heeft onthouden. Wat was de reden daarvan? Hoe verhoudt de afwijzing van toen zich tot de goedkeuring nu? Voorts heeft mw. Hazekamp een vraag naar aanleiding van een opmerking van de inspreker. De woningen van dezelfde ondernemer die daar nu staan, zijn niet verkocht en zijn nog steeds in zijn bezit. Daarmee betreft de afwijking niet twee, maar elf of twaalf woningen. Klopt dat? Waarom staat er dat het om twee woningen gaat als het mogelijk om meer gaat? De noodzaak. Het is de PvdD niet helemaal duidelijk waarom dit nu zo’n grote extra impuls aan het gebied geeft. Er staat in het verzoek dat GS van mening zijn dat de opwaardering van het recreatiegebied zwaarder weegt dan de ruimtelijke doelen van het beleid. Zeker als wordt gekeken naar het Lauwersmeergebied, deelt de PvdD die mening niet. Het is een belangrijk gebied, het ligt aan de randen van open water en de natuurwaarden die daar zijn – zoals ook in de lijst die door de
9
inspreker is aangeleverd –, zijn best groot. De PvdD wil op dit moment geen principe-uitspraak doen over afwijking van het moratorium voor bouw van deze recreatiewoningen. Mw. Stavast (GroenLinks) geeft aan dat GroenLinks één alinea argumentatie in de brief om van het moratorium af te wijken weinig overtuigend. Het blijft een functie recreatie houden en je verandert een natuurlijke oever en dat heet dan opwaarderen. Dat kun je opwaarderen noemen, maar dat kun je onder dezelfde noemer toerisme en degeneratie noemen. Het is maar waar je het accent legt. GroenLinks vindt de tweede argumentatie, dat het voor de bedrijven anders wat moeilijk te exploiteren zou zijn, een hellend vlak-argument, want als je als overheid bedrijfsplannen moet gaan volgen en daar je beleid op afstemt, is dat een uiterst vreemde argumentatie. GroenLinks is derhalve niet van plan om de principe-uitspraak te doen. Wel is zij zeer nieuwsgierig naar de antwoorden op alle concrete precieze vragen die gesteld zijn. GroenLinks voelt zich ook zeer aangesproken door de argumentatie van de inspreker en dankt de inspreker hiervoor. Dhr. Haasken (VVD) verklaart dat de VVD de inzet van het College met betrekking tot deze ontheffing, volgt. Wel vindt de VVD dat het College de Staten het op dit punt lastig maakt. Bij eerdere gelegenheden heeft de VVD reeds aangegeven dat de provincie van het moratorium af zou moeten. Het College bewijst eigenlijk zelf dat je met zo’n moratorium niet goed uit de voeten kunt. Een inzet als deze geeft dat aan, want het is feitelijk volstrekt willekeurig. Dat is wat het niet in orde maakt. Desondanks wil de VVD het College volgen in deze inzet. De principediscussie wil de VVD voeren in het kader van het POP. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) vraagt naar aanleiding van de brief en de argumenten van de inspreker in hoeverre deze principe-uitspraak een precedentscheppende werking heeft. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt, ingaande op de vraag van mw. Van der Graaf, dat de principeuitspraak geen precedentscheppende werking heeft. Dhr. Calon deelt voorts niet de mening van dhr. Haasken dat het om willekeur gaat. Dit is een zwaar woord, want als het moratorium er niet zou zijn, zou het overal kunnen. Maar dan was er geen verbod op het vestigen van recreatiewoningen voor zover het binnen bestemmingsplannen past. Dhr. Haasken (VVD) interrumpeert en merkt op dat je dan toch het planologisch beleid in bestemmingsplannen hebt vastgelegd. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat je dat nu ook hebt. Dan zou je binnen de bestemmingsplannen zoals die gelden, overal recreatiewoningen kunnen bouwen, maar dan geldt inderdaad je normale planologische regie. Het College gaat nu verder, want er is een moratorium. Dat is er juist op gericht om zelfs binnen de planologische regie van streekplan in het POP en in het bestemmingsplan paal en perk te stellen aan het aantal recreatiewoningen. Ook al is het planologisch fantastisch, dan nog geeft de provincie aan niet meer recreatiewoningen te willen. Op een gegeven moment waren er redenen om dat moratorium in te stellen. Dhr. Calon is het wel met dhr. Haasken eens dat het goed is om bij de discussie over het POP te praten over de vraag of het moratorium nog zinnig is. Naar de ChristenUnie zegt de gedeputeerde dat het geen precedent heeft, omdat het beleid is vastgesteld in het moratorium – althans een beleid dat door de Staten is vastgelegd – dat bij recht recreatieondernemers tien van die recreatiewoningen neer mogen zetten. Als ze meer willen, dan zijn GS bevoegd om af te wijken – dat zit in het systeem van het POP. Als het College wil afwijken, dan is met elkaar afgesproken naar aanleiding van camping De Bouwte, dat het College vooraf aan de Staten vraagt of de Staten daarmee akkoord gaan. Formeel rust die bevoegdheid bij GS. Het College wilde daar echter geen politiek gedoe over, derhalve worden de Staten vooraf gevraagd of ze het er wel of niet mee eens zijn. De kwestie is hier dat de man/vrouw tien recreatiewoningen bij recht mag bouwen en het worden er twaalf. Dus je wijkt twee af. Als de Staten zouden zeggen het niet eens te zijn met die principe-uitspraak – dat zou kunnen – dan is het aan GS om vervolgens te besluiten of men zich daar iets van aantrekt of niet. Als het College zich er dan iets van aantrekt en dus zegt dat het niet doorgaat, dan mogen er tien worden gebouwd, als het College zich er niets van aantrekt, dan heeft het College waarschijnlijk ruzie met de Staten. Dat is onverstandig, dus dat zou niet de lijn van de gedeputeerde zijn. De gedeputeerde kan zich voorstellen dat de onderbouwing op dat ene A4’tje voor die tien tot twaalf voor Statenleden te kort door de bocht is. Dat heeft de gedeputeerde namelijk als lid van het College ook gezegd toen hij dat zag. Hij was er aanvankelijk op tegen. Dhr. Calon is er echter wezen kijken en hij heeft samen met collega Gerritsen naar de exploitatieopzet gekeken en de mensen hebben het College ervan overtuigd dat die hele exploitatieopzet met die twee woningen
10
nodig zijn om de zaak rendabel te maken. Dhr. Calon is best bereid om die hele exploitatieopzet, al die financiële gegevens, vertrouwelijk voor de Statenleden ter inzage te leggen, zodat de Staten er zich een oordeel over kunnen vormen. De gedeputeerde vindt dat overigens vrij ver gaan voor Staten, want waar is men als DB dan nog mee bezig? Waarom heeft het College in het verleden niet ingestemd met die tien? Dat is omdat het planologisch niet goed geregeld was en ook niet is op dit moment. Er zat gewoon een technische fout in het bestemmingsplan. Het College was het op zich wel eens met tien woningen, maar niet met de manier waarop zij de kaart hadden gemaakt, iets waar het College ook naar kijkt. Stel nu dat de Staten zouden aangeven met die twaalf in te stemmen, dan nog staan ze er niet, want dan moet – dat is ook terecht opgemerkt – er een bestemmingsplanwijziging komen. Dan moet de gemeente De Marne een bestemmingsplanwijziging doen. De gemeente De Marne is al eeuwen met deze mensen in overleg, daarom neemt de gedeputeerde aan dat ze dat wel zullen doen, want ze zijn ook met de provincie in overleg. Dan zou men de vraag kunnen stellen of de provincie redenen heeft om op basis van het omgevingsplan het bestemmingsplan te weigeren. Nu kan men allemaal zeggen dat men het niet mooi vindt, dat men het verschrikkelijk vindt – en daar kan de gedeputeerde soms ook nog wel begrip voor opbrengen – maar het College en de Staten zijn gehouden om het beleid dat in het POP staat als uitgangspunt te nemen. Op basis van het huidige POP kan het College de wijziging van het bestemmingsplan die de gemeente bij de provincie zal aanvragen, niet tegenhouden. Dhr. De Vey Mestdagh vroeg wat de borgingen zijn, hoe het zit met de nieuwe WRO. In principe kan men daar heel ver in gaan, maar het debat daarover zal met het POP gevoerd moeten worden, omdat de nieuwe WRO vrij digitaal is. Je komt met de verordeningssystematiek te zitten. Je zou kunnen zeggen: “Ik trek de contouren rond de bestaande huizen die er staan, daar buiten mag je helemaal niets doen”. Dan kan geen gemeente om de provincie heen. Als dat standhoudt in het omgevingsplan, kan men nooit buiten een bestaande contour bouwen. Dat is natuurlijk idioot, want dan zou je geen enkel dorp meer uit kunnen breiden. Dan komt het probleem: dan moet je exact gaan omschrijven wanneer je wel uit kunt breiden en wanneer je niet uit kunt breiden. Als je dat niet exact omschrijft in je verordening en er worden procedures aangespannen door burgers tegen de provincie, dan gaat de provincie ‘nat’ bij de rechter, want dat zegt de rechter dat de provincie dit in de verordening op had moeten schrijven. Dit is de hersenkraker die bij het nieuwe POP zit. Dhr. Calon houdt niet van digitale werelden, want hij vindt dat je elk object op zijn merites moet beoordelen. Dat is de charme van het huidige rechtssysteem, dat je soms wel verbeteringen ziet bij dorpen die wel uitgebreid worden en soms zie je ook een rommel. Van tevoren zeggen dat het niet kan, omdat het rommel is, gaat de gedeputeerde te ver. Waarom de structuurvisie, waarom daar niet op gewacht? Mw. Mortiers geeft aan dat dit niet ter inzage heeft gelegen. Dan komt er begripsverwarring, want de visie over het Lauwersmeer – de gedeputeerde heeft het al eens eerder gezegd in een debat met dhr. Van der Ploeg in de Staten – is niet om een structuurvisie te maken. Het woord structuurvisie staat hier nu, en zo krijgt zo’n woord ineens allerlei ladingen. Bij het Lauwersmeer is de provincie al ‘eeuwen’ bezig om Lauwersoog te upgraden. Men is in Zoutkamp al ´eeuwen´ bezig, binnendijks, buitendijks, het is allemaal niet zo gemakkelijk verlopen. Sinds twee jaar is men bezig Zoutkamp binnendijks mooi te maken. Er is een initiatief bij de kruitfabriek Lauwershaven, er is een initiatief bij de Lauwerszee en er is inmiddels een recreatiedorp gebouwd bij een zo´n stap. De provincie Friesland en de provincie Groningen hebben gezegd dat al die incidentele initiatieven niet goed zijn. Je moet eigenlijk een visie maken waarin je die zaken op elkaar afstemt, dat gaat versterkt, omdat je niet overal alles gaat doen. In de startnotitie POP staat ´gebiedsopgave´, daar staat geen ´gebiedsvisie´. Het woord ´visie´ is hier al vertaald in ´structuurvisie´. Dan is de stap nog maar heel klein naar het planologisch toetsingskader. Het is niet de bedoeling om in de visie over het Lauwersmeer een apart planologisch toetsingskader te maken waar bestemmingsplannen aan getoetst moeten worden. Het bestemmingsplan moet gewoon getoetst worden aan het omgevingsplan, nu en in de toekomst. Het moet een visie zijn, een opgave zijn, dat men ook de handen uit de mouwen kan steken en stenen kan stapelen. Dat betekent niet overal huizen bouwen, maar betekent dat je niet overal alles tegelijk doet, dat je dat goed op elkaar afstemt binnen de planologische kaders die daarvoor gelden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart dit geheel te kunnen volgen. Het is inderdaad waar plaats je dit, in welk kader? Het is bij de gedeputeerde bekend dat men ten aanzien van deze specifieke locatie ook een aantal trajecten heeft doorlopen. Er is geld gereserveerd voor opwaardering van het watergerichte recreëren, het strandgebeuren aldaar, meer andere zichtlijnen. Dat is natuurlijk expliciet verbonden aan de bestemmingsplanprocedure. De vraag is in hoeverre deze ontwikkeling past in die plannen van toen, waar de Staten problemen mee hadden en over discussieerden met het College, maar waar de Staten nog nooit definitief een verhaal hebben gekregen.
11
Dhr. Calon (gedeputeerde) beaamt dit. Als de Staten geen toestemming zouden geven, dan zegt het College “nee”. Dan bouwt de ondernemer tien woningen. Niemand kan die tegenhouden, noch PS, noch GS. Het bestemmingsplan kunnen de Staten ook niet tegenhouden onder het huidige POP. De bestemmingsplanwijziging zal echt aangevraagd worden onder de regie van het huidige POP door het gemeentebestuur. Het kan misschien niet leuk zijn, maar het zal gewoon gaan gebeuren. Het past dan binnen het huidige omgevingsplan. Past het nu in de visie van het nieuwe plan van Lauwersoog, is het daar niet mee in strijd? De gedeputeerde komt er net vandaan en hij heeft er in het weekend ook nog eens rond gereden. Voor zover hij nu kan beoordelen, met de gegevens die het College nu heeft, zijn die twee extra huizen waar het hier om gaat daar niet mee in strijd. Dhr. Abbes (CDA) verklaart het verhaal van de gedeputeerde te kunnen begrijpen. Bij hem blijft echter het gevoel hangen dat in dit stuk wat nu voorligt – en dan gaat het puur over de terminologie – waarin gevraagd wordt om een principe-uitspraak, dit de gedachte oproept dat overal in elk bestemmingsplan met recreatie als bestemming uitbreiding van recreatiewoningen mogelijk is. Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat het College dit dan niet goed heeft opgeschreven en hij excuseert zich hiervoor. Dat is niet de bedoeling. Het gaat om deze individuele case. GS zijn gemachtigd om beargumenteerd af te wijken van het omgevingsplan. Concrete beleidsbeslissingen kunnen niet. Essentiële zienswijzen kunnen alleen na raadpleging van de Staten en andere zaken kunnen GS zelf doen. Het College heeft in het hele debat gesteld dat eerst de Staten gevraagd zouden worden. Het gaat dus om dit individuele geval. Het kan dus niet zo zijn – en zo moet het ook niet begrepen worden, en als het zo overkomt, dan heeft het College dit verkeerd opgeschreven – dat je dat daar overal kunt doen. Nee, dit ene bedrijf kan daar bij recht tien recreatiewoningen bouwen en vraagt nu of het er twaalf mogen zijn. Het past niet binnen het huidige beleid. GS zijn gemachtigd, de Staten gehoord, daar ja of nee tegen te zeggen en het College volgt het advies van de Staten daarover. Dhr. Abbes (CDA) vraagt of de gedeputeerde het niet met hem eens is dat dit tekstueel gelezen kan worden als: voor elke plek in de provincie Groningen waar recreatie als aanmerking voor het bestemmingsplan aangegeven wordt, afgeweken kan worden van dit moratorium. Er wordt namelijk gesproken over een principe-uitspraak. In de beleving van dhr. Abbes is een principe-uitspraak iets wat je altijd kunt toepassen in vergelijkbare gevallen. Dan moet de terminologie in de brief echt worden aangepast en ook de discussie of je dat beargumenteerd wilt, voor zich uitschuiven naar de discussie over het POP die nog zal plaatsvinden. Dhr. Calon (gedeputeerde) deelt mee dat als hij Piet Depla laat komen, de Staten een heel college krijgen over het woord ´principe´. Dan zal hij ongetwijfeld kunnen onderbouwen dat het allemaal klopt, juridisch, planologisch, tekstueel. Dan ontstaat er een heel debat tussen de Staten en de ambtenaar, de gedeputeerde is dan benieuwd waar het toe zal leiden. Als het verwarring bij de Staten schept, dan heeft het College het verkeerd opgeschreven. Het is niet de bedoeling / en dat kan hier ook niet uit afgeleid worden – dat je overal in de provincie af kan wijken van het moratorium. Het moratorium geldt totdat besloten is dat het niet meer geldt. Er komt iemand die vraagt om een afwijking en dan moet er een principe-uitspraak komen om ervan af te wijken. Dhr. Van der Molen (SP) vraagt of de tien woningen die er nu staan, niet meetellen in het hele gebeuren. Dhr. Calon (gedeputeerde) ontkent. De briefschrijver had een goed punt, want bij de gedeputeerde sloegen alle stoppen door toen hij de brief las. De onderneming heeft bij recht uitbreiding om tien recreatiewoningen te bouwen binnen het moratorium. Dus stel er staan er dertig, dan mag hij er tien bij bouwen. Dan moet hij wel aannemelijk kunnen maken dat het qua exploitatie fatsoenlijk is. Hij stelt nu dat hij het niet voor elkaar krijgt en dat het er twaalf moeten worden. De mensen van EZ en de collega van EZ hebben die hele exploitatie doorgeworsteld en men heeft geoordeeld dat die onderbouwing goed is. Dat geeft het College voldoende reden om in dit geval in principe deze aanvraag positief over te seinen. Dat legt het College nu aan de Staten voor. De tweede stap is het bestemmingsplan. Daar heeft de provincie ook naar gekeken, maar het gemeentelijke bestemmingsplan is nog niet ingediend. De provincie heeft nu wel gekeken of er een titel is op basis van het huidige bestemmingsplan om dat te weigeren. Die titel heeft het College niet. Dat zal de gemeente winnen en dat zal de onderneming winnen in procedures. Dat kan men mooi vinden of niet.
12
De briefschrijver triggert de gedeputeerde enorm. Er zijn nu dertig, dan tien erbij en doorverkopen en dan volgend jaar weer tien of over drie jaar weer tien. Elke keer tien erbij. Die truc gaat natuurlijk niet op. De gedeputeerde heeft laten uitzoeken of de provincie dit al eerder aan de orde heeft gehad dat mensen die truc deden. Als het moratorium stand zou houden, moet er wel iets in worden gebouwd dat je niet om de zo veel jaar er tien bij kunt bouwen. Dan ontstaat er een groeimodel, waar het College natuurlijk niet in trapt. Dat is ook niet de bedoeling van die regeling. De gedeputeerde kan dhr. Abbes geruststellen: als hij er nu “ja” tegen zegt, betekent dat absoluut niet dat het ergens anders in de provincie in vergelijkbare gevallen ook kan. Elk geval moet individueel beoordeeld worden. Mw. Mortiers (PvdA) vraagt of zij het goed heeft begrepen dat er eerst nog een bestemmingsplan aan de orde is de gemeente De Marne en dat daar dan ook de volledige procedure die daarbij hoort zal worden gevolgd, waardoor natuurlijk ook inspraak over die ontwikkeling mogelijk is. Mw. Mortiers stelt het wellicht slecht te hebben geduid door hier het woord ‘structuurvisie’ te bezigen. Hoe beoordeelt de gedeputeerde binnen de gebiedsopgave het op elkaar afstemmen van de diverse onderdelen? Wanneer de Staten hier nu “ja” op zeggen, komt men dan met de andere betrokkenen binnen de gebiedsopgave in botsing? Loopt de provincie dan niet al te zeer vooruit door de ondernemers die hier nu om ontheffing vragen van het moratorium zeer sterk een voordeelpositie te geven waardoor dan onomkeerbare besluiten zijn genomen, die nu denken: “Laten we voor de bui binnen proberen te zijn”? Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat er natuurlijk een bestemmingsplanprocedure komt, waar ook inspraak mogelijk is. Als men kijkt naar het huidige omgevingsplan – en het bestemmingsplan zal echt aangevraagd worden binnen het vigerende omgevingsplan, want het nieuwe omgevingsplan zal er pas in 2008/2009 zijn – dan ziet de gedeputeerde op dit moment geen titel voor de provincie om het tegen te houden, ook al zou men het willen. Sterker nog: de gedeputeerde denkt dat het zeer de vraag is of je het tegen zou moeten willen houden. Die zeer sterke bevordering van de ondernemer en ´voor de bui binnen zijn´. Dhr. Calon vindt dit een kwestieuze uitlating, want die ondernemer heeft gewoon het recht binnen de huidige regels die er zijn, binnen de bestemmingsplanwijziging, om tien recreatiewoningen te bouwen. Het enige wat hij aanvraagt, is twee meer om de exploitatie zodanig rendabel te maken dat hij dat bedrijf overeind kan houden. Hij heeft recht op tien en hij vraagt er twaalf aan, dus twee meer. Daar zit de afwijking. Als hij tien had aangevraagd, was hij hier helemaal niet terecht gekomen, ook niet bij de gedeputeerde, want dan het gewoon binnen het vigerende recht. Twee extra kun je niet beschouwen als een zeer sterke bevoorrechte positie. Dat kun je niet staande houden. Dan de vraag of het past in de toekomstige opgave die de provincie gaat maken voor Lauwersoog. Met de kennis die de gedeputeerde nu heeft, kan hij niet zeggen dat het er niet in zou passen. Daar is geen aanleiding toe. Dan kun je natuurlijk zeggen dat dit moet worden uitgebeend en dat goed op de eigen rechten moet worden gelet. De Staten kunnen besluiten alles op slot te zetten, omdat men niet het risico wil lopen dat het er niet in zou kunnen passen. Dan dient men zich af te vragen waar men mee bezig is, naar ondernemers en burgers in de provincie toe. Je hebt namelijk bestemmingsplannen waar men zich aan moet houden. Als je daar van af wilt wijken, dan gaat de gemeente een afwijkend bestemmingsplan indienen en dat wordt getoetst aan het huidig vigerende omgevingsplan en niet aan een toekomstig iets. Het moratorium was en is sec bedoeld om binnen het bestaand planologisch kader ongebreidelde uitbreiding van recreatiewoningen te voorkomen om dat ze leegstonden en aanleiding gaven tot permanente bewoning. Het enige wat hier wordt gedaan, is afwijken van het moratorium, meer niet. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het over twee initiatieven gaat. Hij heeft hier maar één initiatief gehoord. Er is ook een grotere ondernemer met negen extra woningen. Daar wordt helemaal niet op ingegaan! Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat daar precies hetzelfde voor geldt. De afwijking is dan in plaats van twee een afwijking van negen. Je kunt dus hetzelfde verhaal houden voor die ondernemer. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) denkt dat de exploitatie en rekening van Bos er iets anders uitziet dan… Dhr. Calon (gedeputeerde) verklaart daar vrij ver in te gaan. Hij heeft hier al antwoord op te geven. Als Statenleden daar twijfels over hebben, dan is de gedeputeerde bereid om vertrouwelijk – hij moet
13
eerst met de ondernemers overleg plegen, maar die toezegging doet dhr. Calon nu – die exploitaties ter inzage te leggen, dan kunnen de Staten zelf een oordeel vormen of het College het goed beoordeeld heeft of niet. Mw. Mortiers (PvdA) stelt dat zij hier nu niet wil discussiëren over de economische draagkracht van het project. Het is ook allerminst haar bedoeling geweest om de ondernemers op die locatie te denigreren of er iets kwaads over te zeggen, want zij heeft de indruk dat dit pioniers zijn die in dat gebied zijn gaan zitten. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) merkt op dat het College zijn keuze heeft gemaakt naar aanleiding van de inzage in die stukken die betrekking hebben op de exploitatie. Zijn dit dan de minimale aantallen waarmee die exploitatie te realiseren is of zitten ze daar al boven? Waar legt het College de grens? Heeft het College gekeken naar wat nodig is of is het een beetje meer? De voorzitter zou het plezierig vinden dat de fracties in tweede termijn aangeven hoe zij hier politiek instaan. In tweede termijn Dhr. Van der Molen (SP) heeft voldoende zaken aangedragen op grond waarvan hij denkt dat de provincie hier niet moet afwijken. Hij blijft nog steeds zitten met het punt van die principe-uitspraak om van dat moratorium af te wijken. Voorts blijft hij zitten met het punt dat de briefschrijver/inspreker voortdurend noemt: er zijn tien bestaande woningen. Er wordt niet goed antwoord op gegeven waarom er nu twaalf bij moeten. Vervolgens wordt er heel veel ‘poeha’ gemaakt om een onderbouwing te laten verschijnen die duidelijk moet maken waarom die twee extra echt nodig zijn om die exploitatie te waarborgen. De gedeputeerde heeft toegezegd dat de Staten daar inzage in kunnen krijgen. Dhr. Van der Molen denkt dat dit welhaast noodzakelijk is om daarover een oordeel te kunnen vellen. Hij wacht dit derhalve af, maar vooralsnog is hij van mening dat de provincie niet moet afwijken van het moratorium. Mw. Stavast (GroenLinks) wenst dhr. Van der Molen een vraag te stellen. Zij vraagt of dhr. Van der Molen dan niet vindt dat hij dezelfde fout maakt, dat wanneer de Statenleden zich gaan informeren over precieze bedrijfsplannen en bedrijfssituaties, er een ontzettende precedentwerking van uitgaat, omdat dan op allerlei andere situaties dit soort argumenten kunnen gelden. Mw. Stavast heeft helemaal geen behoefte om dat mee te puzzelen. Dhr. Van der Molen (SP) stelt dat, aangezien het een eenmalige aangelegenheid is, het best een verhelderend inzicht zou kunnen geven waarom dat in dit geval nodig is om die onderbouwing op zo’n manier mee te laten gelden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) deelt mee dat D66 geen behoefte heeft aan nadere onderbouwing op dit moment, tenzij de Staten daar meer berichten over bereiken. De afweging van D66 is als volgt. De bedoeling van het moratorium is dat er geen ongebreidelde uitbreiding zal zijn. D66 is in beginsel van mening dat de uitbreiding zoals die nu wordt voorgesteld, wel op zijn minst aan de bedoeling voldoet. Dan zou je nog kunnen zeggen of er niet andere zwaarwegende argumenten zijn om daar toch aan vast te houden. Als men het over de meest kwetsbare plaats op dit moment heeft aan het water, gaat het om twee woningen, waarbij de Staten de afweging moeten maken of deze twee woningen een belangrijk tegenargument zijn in de ontwikkeling van toerisme en recreatie. Wat D66 betreft is het toegestaan om deze uitzondering te maken, omdat D66 denkt dat de grote ingreep al door die tien woningen wordt veroorzaakt. Dhr. Hoiting (PvhN) verklaart dat de PvhN van mening is dat de provincie moet vasthouden aan het moratorium. Dat is ingesteld met een bedoeling, daar dient men niet zomaar van af te wijken. Er dient geen principe-uitspraak te worden gedaan, het moet worden meegenomen in de nieuwe ruimtelijke plannen voor de provincie. Mw. Hazekamp (PvdD) geeft te kennen dat het haar nog steeds niet helemaal duidelijk is hoe het zit met die tien bestaande woningen. Aan de ene kant is het moratorium bedoeld om ongebreidelde groei tegen te gaan. Er staan tien woningen. Er staat ook in het stuk dat volgens het provinciale
14
beleid een ondernemer per recreatiebedrijf niet meer dan tien recreatiewoningen mag hebben. Mw. Hazekamp hoorde de gedeputeerde zojuist zeggen dat het niet gaat om tien bestaande woningen… Dhr. Calon (gedeputeerde) interrumpeert en merkt op dat het gaat om het bijbouwen van woningen. Mw. Hazekamp (PvdD) vervolgt haar betoog. De gedeputeerde gaf zojuist aan dat er geen ongebreidelde groei kan plaatsvinden. Dat is uitgesloten. Dat punt vindt mw. Hazekamp nog steeds onduidelijk. Als je inderdaad tien woningen bij mag bouwen en deze ondernemer komt over twee jaar weer terug en zegt: “Ik heb hier mijn exploitatie en mijn exploitatiebegroting, ik heb er nog tien bij nodig”, op welke gronden zou dan mogen worden gezegd dat dit niet kan? Het moratorium staat immers toe dat je tien woningen bij bouwt. In de ogen van mw. Hazekamp blijft het derhalve niet om twee woningen gaan, maar om twaalf woningen. Hoewel de bestaande huisjes die daar staan al een behoorlijke inbreuk zijn op de waterrand, vindt de PvdD het niet aanvaardbaar om daar nu zo’n rijtje naast te zetten. De PvdD wil dan ook niet afwijken van het bestaande moratorium. Mw. Stavast (GroenLinks) verklaart dat de GroenLinks-fractie het nog iets sterker wil zeggen. Dit is een intelligente, capabele ondernemer die uitstekend van de regels op de hoogte is. Dus die kan ook wel een prachtige financiële onderbouwing maken waarom hij twaalf nodig heeft. De GroenLinksfractie vindt het een beetje merkwaardig dat niemand op dat ‘hellend vlak-argument’ ingaat. Het valt mw. Stavast ook op dat niemand refereert aan de argumentatie in de brief van de inspreker dat hier nog een stukje niet harde oever is, Dhr. Abbes (CDA) wenst te reageren op de uitspraak van mw. Stavast. Hij vindt het een beetje een suggestieve uitspraak. In de beleving van dhr. Abbes wekt mw. Stavast toch een beetje het beeld dat de twee ondernemers waar het om gaat als het ware de grenzen van de wettige kaders opzoeken. Vooralsnog dient men ervan uit te gaan dat ook deze ondernemers binnen die wettige kaders opereren. Iedere ondernemer in Nederland heeft het recht om ook zijn ruimte te zoeken en ook zo groot mogelijk te zoek, zolang men maar binnen die kaders blijft. Mw. Stavast (GroenLinks) acht dit prima en de ondernemer blijft niet in de kaders en hij zoekt als de Staten dit goed vinden. Dhr. Haasken (VVD) maakt gewag van het feit dat de VVD geen enkele behoefte heeft om inzage te hebben in de exploitatie van de betreffende bedrijven. Voorts is hij van mening dat de hele discussie er toch op wijst dat hier toch wel sprake is van willekeur. Desondanks blijft de VVD het College volgen in de ingezette koers. De willekeur komt voort uit het vermaledijde moratorium, omdat er hier een meerderheid is die zegt bang te zijn voor ongebreidelde groei van recreatiebungalows. In Drenthe is geen moratorium, in Friesland is geen moratorium. Er is niemand die daar bang is voor ongebreidelde groei van recreatiebungalows en het gebeurt daar ook niet. In Groningen heeft men nauwelijks recreatie van enige betekenis en er is meteen angst voor ongebreidelde groei van recreatiebungalows. Het slaat werkelijk nergens op. De VVD wil die discussie graag voeren in het kader van het POP en ziet daar naar uit. Mw. Van der Graaf (CDA) stelt dat de ChristenUnie wel geneigd is om het College hierin te volgen. Dhr. Abbes (CDA) denkt dat deze discussie wel aangeeft dat de terminologie al met al niet handig is. Er wordt nu gepraat over nummer twee van het beargumenteerd afwijken van het moratorium. Volgens dhr. Abbes is het symptomatisch in de discussie dat men daar niet goed aan doet, dat het gewoon discussie oproept. Hij pleit ervoor om het woord ‘principe-uitspraak’ er uit te gooien en de discussie over de principes door te schuiven naar het POP. In dit ene concrete geval dient het beargumenteerd te worden op grond van waarop het staat. Het moet uit elkaar worden getrokken. Volgens dhr. Abbes roept dit in juridische zin vragen op. Dhr. Calon (gedeputeerde) roept op om het woord ‘principe’ even te vergeten. Wat is dan het oordeel erover? Dhr. Abbes (CDA) geeft aan dat het in zijn beleving zo is dat een ondernemer op Parc Emslandermeer in Vlagtwedde morgen bij de provincie aan de deur kan kloppen en zeggen: “Ik wil ook nog twee, drie of negen extra recreatiewoningen bouwen, omdat de gemeente Vlagtwedde binnen de kaders van het bestemmingsplan dat gedeelte van Vlagtwedde aangemerkt heeft als een gebied voor
15
recreatieve ontwikkeling. Dan is het antwoord van de provincie “nee”. Als dhr. Abbes dan die ondernemer zou zijn, zou hij met dit papier gaan wapperen, want hier staat namelijk een principeuitspraak in Lauwersoog in. Dhr. Abbes vraagt zich ten stelligste af of de provincie die discussie voor de rechter zou winnen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft een vraag aan dhr. Abbes. Hij sprak over dit ene specifieke geval. Het gaat hier om twee specifieke gevallen. Dhr. Abbes (CDA) stelt dat het één in totaal is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) is benieuwd of het gaat om twee woningen of negen woningen. Wil dhr. Abbes die allebei niet? In deze vergadering mag wel duidelijkheid komen. Mw. Mortiers (PvdA) vindt dat dhr. Abbes helemaal gelijk heeft. De schets waarvan sprake is in de brief die het College de commissie heeft gestuurd… Wellicht was behalve economische belangen van de ondernemers via de schets ook duidelijk geworden dat het hier om een kwalitatief hoogstaande recreatieve verbetering gaat. Dan hadden de Staten misschien minder moeite gehad met de vraag van het College. Maar om hier nu principieel voor de hele provincie Groningen het moratorium weer open te gooien, daar voelt de PvdA weinig voor. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat het CDA en de PvdA helemaal niet zo bang hoeven te zijn voor een precedent, want dat is er allang bij het Schildmeer geweest. Dit is niet nieuw. Daar had men de vorige keer over moeten beginnen. Mw. Mortiers (PvdA) denkt dat de discussie hierover bij de herziening van het POP breedvoerig zal worden gevoerd. De argumentatie van de gedeputeerde heeft de Staten al een heel eind in de richting geholpen. Toch wil de PvdA weten waarom die schets, die wellicht had kunnen overtuigen, er niet is bijgevoegd. De voorzitter geeft de inspreker de gelegenheid te reageren. Dhr. Van der Pol: “Hoe kom ik hier eigenlijk? Ik kom hier doordat dhr. Pot iets te vroeg met zand is gaan schuiven. Ik trof konijnen aan tegen de steigers aan. Nu kunnen die konijnen natuurlijk vanzelf een emigratiebeleid in gang hebben gezet en ergens anders zijn gaan spelen, dicht bij de boten aan de noordkant. Maar ik miste ook op een gegeven moment de nachtegaal die daar altijd zat te broeden. En op een gegeven moment denk ik van: ‘Als er geen afweging wordt gemaakt over wat natuurwaarden zijn en recreatiewaarden, als die afweging helemaal afwezig is, dan moet ik toch maar eens inspreken’. Vandaar dat u mij hier heeft gezien.”
Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat hij door de inspreker wordt bevestigd in zijn mening dat de inspectie ruimtelijke ordening en volkshuisvesting naar de provincie moet. Als mensen aan het schuiven zijn, kan de provincie namelijk kijken of dat deugt of niet als het bestemmingsplan nog niet aangepast is, dat er gehandhaafd moet worden. Dat ligt nu bij de inspectie VROM. Die kan het College een briefje sturen: “Doe iets!” Dat heeft men al vaker in dit theater beleefd. Bij de bestemmingsplanwijziging – de inspreker heeft daar helemaal gelijk in – moet gekeken worden of het ruimtelijk past, of het kwalitatief goed is, maar er moet ook onderzoek gedaan worden naar natuurwaarden: het verdrag van Malta, archeologie. Dat moet allemaal bij het bestemmingsplan gebeuren. Als het niet goed is, wordt het planologisch afgewezen. Dat is indirect ook een antwoord op de vraag van mw. Mortiers. Bij de afwijking van het moratorium kijkt het College niet vooral planologisch, maar economisch. Het punt van het ‘principe’ en Vlagtwedde. Dhr. Abbes zegt: “Wat als Vlagtwedde nu wappert met die uitspraak?” Daar heeft dhr. De Vey Mestdagh helemaal gelijk in, want dat zou je nu kunnen doen met De Bouwte. In de eerste plaats schrijft de gemeente De Marne naar de provincie met de brief van 26 april 2007, waarin zij de provincie vraagt om een principe-uitspraak te doen over de bereidheid van de provincie om af te wijken. De gedeputeerde is bereid om te zeggen: “Schrijf dat nu genuanceerder op”, dus niet zoals in de brief aan de provincie staat. Dhr. Calon stelt met nadruk dat dit geen precedent schept. Elk individueel geval wordt individueel beoordeeld en vooral in economisch opzicht. Er wordt gekeken of er aanleiding is om af te wijken van het moratorium of niet. Er is derhalve geen willekeur, zoals dhr. Haasken beweert.
16
Dhr. Calon is teleurgesteld in die partijen die nu geen toestemming willen geven, daar waar veel van die partijen tot op heden en in het verleden zich erg sterk maken voor kleine ondernemers, ook in de recreatieve sector, die proberen het hoofd boven water te houden. De voorzitter informeert of het stuk op de C-lijst van de Statenvergadering kan. Mw. Mortiers (PvdA) memoreert aan haar vraag betreffende de schets. Dhr. Calon (gedeputeerde) legt uit dat, omdat het een planologische zaak is, het bij het bestemmingsplan wordt betrokken en niet bij de afwijking van het moratorium. Als je afwijkt van het moratorium, staan die huizen er nog niet. Dan moet de gemeente een bestemmingsplan maken. Daar moeten ze zorgen dat het past binnen het POP, onderzoek doen naar al die richtlijnen die er zijn (vogels, dieren, water, et cetera). Mw. Hazekamp (PvdD) geeft aan dat zij in eerste termijn een opmerking heeft gemaakt over het feit dat er indertijd geen goedkeuring was verleend voor die tien woningen. Toen gaf dhr. Calon aan dat het een planologische zaak was, dat het gewoon niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan. Nu geeft hij aan dat alle afwegingen in het kader van natuurwaarden, et cetera, gemaakt zullen worden bij dat bestemmingsplan. Is dat bestemmingsplan tussen de aanvraag voor die woningen en de bouw van die woningen die er nu staan, gewijzigd en heeft die toetsing daar plaatsgevonden? Zo nee, wie geeft dan de garantie dat die natuurwaarden voor de bouw van deze nieuwe woningen worden meegewogen? Dhr. Calon (gedeputeerde) beantwoordt eerst de laatste vraag en zegt dat niemand die garantie geeft, althans de inspectie VROM zou dat moeten doen. De provincie toetst er nu op. Op 1 juli 2008 gaat de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening in werking. Als dat bestemmingsplan voor die tijd bij de provincie komt, toetst de provincie ook op het feit of het verdrag van Malta, waterkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidsnormen, vogels meegenomen zijn bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Dat moet hier nog komen. Als het daarna is, mag de provincie daar niet meer op toetsen. Dat zit in het rechtssysteem, dat moet de gemeente zelf regelen. Dan moeten de burgers maar in beroep gaan bij de Raad van State en dan zal daar het pleit beslecht worden. Is het bestemmingsplan hier al geweest? Er is hier een bestemmingsplan geweest, daar zat gewoon een fout in de functiekaart. Het College was het in principe eens met die huizen, maar de lijntjes op de kaart klopten niet. Toen heeft het College aangegeven dat dit niet kan. Nu vragen ze twee afwijkingen, een van negentien – dus negen plus tien – en een van twaalf – twee plus tien. Het College zegt op basis van het moratorium dat je hier van af zou moeten kunnen wijken, een economisch verhaal. Het heeft geen precedentwerking. Het planologische verhaal komt bij het bestemmingsplan. De voorzitter informeert of het stuk op de C-lijst van de Statenvergadering kan. Mw. Stavast (GroenLinks) verklaart dat GroenLinks hier anders over denkt. Voorts lijkt er geen overduidelijke overeenstemming te zijn. De voorzitter concludeert dat GroenLinks het als A-stuk wil doorgeleiden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het meestal ook gebruikelijk is dat als voorzitters conclusies trekken en die voor iedereen helder zijn en waar iedereen het mee eens is, het niet in de Staten behandeld hoeft te worden. Het is misschien lastig. De voorzitter concludeert dat het als A-stuk naar de Statenvergadering gaat. Dat is het voorstel van GroenLinks. De voorzitter heeft de indruk dat er een meerderheid is die achter het voorstel van het College staat. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft dit niet gehoord als zodanig, rechtstreeks dus. Dhr. Calon (gedeputeerde) legt uit dat als er één partij is die zegt dat het een A-stuk moet worden, het een A-stuk wordt. In de commissie is een meerderheid die het voorstel steunt, althans een meerderheid in zetels in de Staten.
17
De voorzitter stelt vast dat dhr. Van der Ploeg er niet van overtuigd is dat dit het geval is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat het niet helder was dat het CDA en de PvdA in beide gevallen akkoord gaan met deze principe-uitspraak. Zo helder heeft hij dat niet gehoord. De voorzitter informeert bij het CDA en de PvdA of dit stuk wat hen betreft naar de C-lijst kan. Hij ziet beide partijen bevestigend knikken. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat het ook namens de VVD naar de C-lijst kan, er is echter nog steeds één partij die er plenair over wil spreken. De voorzitter geeft aan dat daar geen discussie over is. Hij kreeg echter de indruk dat dhr. Van der Ploeg betoogde dat als hier toch een meerderheid is om het als C-stuk te agenderen, het weinig zinvol is om het plenair in de Staten te behandelen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat als het wel zo helder is als het nu is, hij van mening is dat eerst in de fractie overlegd moet worden of GroenLinks het naar de Staten wil brengen. Als een speler dat apart wil, dan kan dat ook. Dhr. Van der Molen (SP) verklaart dat het ook als C-stuk onder voorbehoud kan worden doorgeleid. De voorzitter beaamt dit. Het wordt een C-stuk onder voorbehoud. Als het een A-stuk zou worden, gaat dit via het Presidium. 10.
Voorjaarsnota 2007 en bijlage
Dhr. Blom (SP) deelt mee dat de SP-fractie haar oordeel over de Voorjaarsnota wenst te geven in de Statenvergadering. Dhr. Hoiting (PvhN) sluit zich aan bij de woorden van dhr. Blom. Mw. Hazekamp (PvdD) uit dezelfde wens. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vertelt dat men in het gisteren in de commissie Bestuur en Financiën heeft gehad over het grondbedrijf. De commissie sloot gisteravond om 20.15 uur. In de periode tot 9.00 uur vanmorgen heeft dhr. Van der Ploeg iets gehoord dat hij toch expliciet wil vragen. De conclusie gisteravond was dat stuk zoals beschreven was in de Voorjaarsnota voorlopig was en dat er nog een principediscussie daarover zou plaatsvinden. Nu vernam dhr. Van der Ploeg – misschien klopt het niet, derhalve vraagt hij het – dat er inmiddels al een persoon was aangenomen om met name op het grondbedrijf invulling te geven. Dit vraagt om een toelichting. Ten aanzien van het woontraject wordt er onderzoek gedaan. Dat staat in de tekst als ISV3. Het gaat om € 100.000 in 2007. Voor 2008 een soortgelijk bedrag en ook in 2009. Dhr. Van der Ploeg neemt aan dat dit hetzelfde is als de herijkingoperatie, alleen staat in de tekst expliciet ISV3 en niet over de nota Bouwen en Wonen. Dhr. Van der Ploeg informeert of dit hetzelfde is. Ten aanzien van het landschap in brede zin en de bestuursakkoorden op regionaal niveau zou GroenLinks ervoor willen pleiten om in alle bestuursakkoorden in alle gebieden het landschap integraal mee te nemen en dat ook als inzet te hebben vanuit deze provincie. Dhr. Van der Ploeg zag in elk geval dat bij het Eemsdelta-gebied dat onderwerp niet als zodanig geagendeerd staat. Hij zou willen oproepen om dat integraal bij elk gebiedsgericht akkoord mee te nemen. In de vorige periode werd er € 250.000 voor het POP gepresenteerd. Dhr. Van der Ploeg zat naast mw. Bos, die toen op haar karakteristieke wijze zwaar verschrikt (uitriep): “Hoe kan dat in hemelsnaam, hoe moeten wij het opmaken!?” Nu gaat het om een bedrag extra van € 600.000. Gisteren is de toelichting gegeven. Dhr. Van der Ploeg heeft er niet expliciet op gereageerd, maar GroenLinks is niet bij voorbaat genegen om dit soort bedragen in dit stadium beschikbaar te stellen zonder een expliciete goede uitleg. Het bouwheerschap. Dhr. Van der Ploeg constateert dat dit doorgetrokken wordt naar vier jaar, maar GroenLinks heeft wel degelijk de behoefte om goed te kijken naar de effectiviteit van het instrument als zodanig en dat niet in deze periode direct al voor vier jaar vast te leggen. Er is een onderzoek doelmatigheid en doelgerichtheid geweest, maar niet naar de effectiviteit daarvan. Dhr.
18
Van der Ploeg vindt dat dit op enig moment wel het geval zou moeten zijn en vraagt aan het College of het bereid is om daar over in meer principiële zin met de Staten te spreken. Dhr. Haasken (VVD) zou zich bij dat laatste wel willen aansluiten, maar hij heeft eigenlijk de neiging dat nu niet te doen en de behandeling van de Voorjaarsnota in de Staten te doen. Er rest hem één vraag. Gaan de gemeenten met betrekking tot de behoefte-inventarisatie ook meebetalen? Dhr. Stevens (ChristenUnie) vertelt dat de ChristenUnie gisteren in de commissie Bestuur en Financiën aandacht heeft gevraagd voor het ontbreken van aandacht voor het Waddenfonds in de Voorjaarsnota. De gedeputeerde Calon heeft toen gezegd dat men zich geen zorgen hoeft te maken, aangezien de cofinanciering ook voor dat onderwerp is bestemd. Dhr. Stevens heeft in deze commissie de inhoudelijke vraag met betrekking tot de ambitie van het College als het gaat om het Waddenfonds. Wat wil het College in de komende vier jaar op dat punt realiseren en wat wil het College binnen halen van die € 800 miljoen? Dhr. Abbes (CDA) wil graag op één punt inzoomen, te weten landschap. Er is een tekort aan middelen voor het landschap. Er ligt dus een discrepantie tussen voorgenomen beleid en ambities en de financiële mogelijkheden. Dat zou misschien opgelost kunnen worden door onderhandelingen met het Rijk, want het is een beetje een wisselwerking: het Rijk komt met middelen als de provincie ook met middelen over de brug komt. Dhr. Abbes informeert hoe het met deze onderhandelingen staat, aangezien dit het CDA na aan het hart ligt. Dhr. Keurentjes (CDA) snijdt het onderwerp grondbedrijf aan. Hij sluit zich aan bij de vragen die dhr. Van der Ploeg heeft gesteld. Hier wordt gesproken over het onderzoek en het voornemen. Er zijn al verplichtingen aangegaan. Hoe verhoudt zich dat? Dhr. Keurentjes zou graag willen weten wat de overwegingen zijn om die strategische posities op te nemen op de markt, juist ook omdat er een aantal onzekerheden zijn, ook in relatie met DLG. Het gaat dus vooral om de onderbouwing van het voorstel. Dhr. Dieters (PvdA) gaat in op blz. 25, cofinanciering brede zin: “Met cofinanciering van structuurversterkende projecten wordt beoogd op verschillende terreinen provinciale doelstellingen te realiseren. Meer banen en een vitaal platteland”. Daar kan men niets op tegen hebben, maar verderop in de tekst staat: “Het eerste kan worden gemeten in banen, voor de tweede zijn nog geen zinvolle meetbare indicatoren ontwikkeld”. Vooral dit laatste punt vindt de PvdA belangrijk. Hoe ziet het College deze indicatoren en hoe wil men die gaan ontwikkelen? Wanneer kunnen de Staten daar kennis van nemen? De PvdA heeft er wel begrip voor dat versnippering van het budget niet een optimale werkmethode is, maar kleine dingen hebben toch grote effecten voor de leefbaarheid in de dorpen, met name de kleine. Dhr. Dieters verzoekt het College om een reactie. Blz. 27, programma Wonen en het nieuwe beleid. De behoefteberaming. Voor 2007 en 2009 wordt er € 100.000 opgevoerd en voor 2008 € 50.000. Dekking flexibel budget en sectoraal krediet. In de verklaring op blz. 28 staat dat 2008 via substitutie uit het regiobudget van het omgevingsbeleid kan komen. Echter, op blz. 8 is te lezen dat het wordt gedekt uit het flexibel budget. Dhr. Dieters informeert of het nu flexibel of sectoraal is. Bouwheerschap en vliegende brigade. De PvdA complimenteert het College hiermee en roept het College op ermee door te gaan. Het nieuwe POP. Dat gaat gepaard met hoge kosten. De PvdA wenst een onderbouwing waar deze kosten uit gaan bestaan. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft te kennen dat er vragen worden gesteld die gisteren ook gesteld zijn. Daar heeft de gedeputeerde antwoord op gegeven, daarom vraagt hij de secretaresse of zijn map van gisteren kan komen. Hij weet namelijk niet alle antwoorden uit zijn hoofd. In antwoord op de vraag van dhr. Dieters stelt de gedeputeerde dat er volgens hem een foutje in de Voorjaarsnota zit. Daar heeft hij gisteren ook antwoord op gegeven. Het bouwheerschap. Er is iemand aangenomen en die staat ook de titel van grondbedrijf. Wat doet die man? Dat is in dit geval Marco Groenhof. Die doet eigenlijk wat Cor Keestra in de Blauwe Stad en in Meerstad en wat daarvoor Henk Menninga deed. Dat was een sectordirecteur. Die man heeft dus wel allerlei etiketten op zijn voorhoofd, maar doet precies hetzelfde, want Cor Keestra is afdelingshoofd P&O geworden en Henk Menninga is niet meer bij de provincie in dienst. Er zal toch echt een ambtenaar moeten zijn die de Blauwe Stad bijhoudt en die Meerstad bijhoudt en die daar in die gremia kan opereren. Als de Staten de Voorjaarsnota accorderen, is het niet zo dat er een
19
grondbedrijf is zoals daar staat omschreven. Het is wel zo dat de provincie een onderzoek start – dat is een additionele taak die Marco Groenhof heeft om dat te begeleiden – hoe je zo’n grondbedrijf vorm zou kunnen geven. Dan komt het College met een voorstel, als het aan de gedeputeerde ligt eind deze herfst, aan de Staten, linksom of rechtsom, maar dat hangt ook af van de DLG, of men een grondbedrijf wil en zo ja, hoe. Misschien is dit genoeg verduidelijking voor dhr. Van der Ploeg De strategische posities. De provincie heeft al zo’n geval gehad met een vaarverbinding ergens in het oosten. Daar moest een boer onteigend worden en de provincie kon een eindje verderop een boerderij kopen en nog voordat die vaarverbinding helemaal rond was, kwam het College om die boerderij te kopen en te gebruiken als ruilgrond. Dat wordt bedoeld met strategische posities, dat op voorhand grond wordt gekocht om te ruilen. Dat dient men niet incidenteel te doen, dat gaat niet goed. Je moet kijken hoe je dat kunt organiseren, want anders wordt het incidentenpolitiek. De provincie is er nu een paar keer tegenaan gelopen, ook met de waterberging. Dat is ook één van de triggers om te kijken of je dat in een grondbedrijf kunt integreren, want dat heeft een heel sterke relatie. Wat gebeurt er met de DLG? In het kader van het bestuursakkoord probeert de provincie DLG over te nemen en te decentraliseren. Als dat gebeurt, zit je in een heel andere positie dan wanneer je nu zit. Ook voor de gedeputeerde is niet duidelijk wat de uitkomst in de herfst zal zijn. Hij weet wel ongeveer de richtingen die de provincie zou kunnen lopen, maar niet wat de uitkomst daarover is. Dat geldt ook voor de vraag die gisteren ook gesteld werd – trouwens, door dezelfde partij – over de middelen voor landschap en de accressen. Gisteren heeft de gedeputeerde heel uitvoerig uitleg gegeven over het bestuursakkoord, dat kost een halfuur en hij gaat dat hier niet herhalen. Hij roept op om de notulen te raadplegen. Als er vragen zijn, kunnen die bilateraal, telefonisch of bij de Staten worden beantwoord. Het College heeft gisteren ook toegezegd – dat was de eerste vraag van dhr. Van der Ploeg – dat de twee A4’tjes met de onderbouwing van het POP toegevoegd zouden worden aan het verslag. Daarin staat precies omschreven welk bedrag waarvoor is en hoe dat optelt. De gelden die gereserveerd zijn, zijn die nu alleen voor de nota Bouwen en Wonen of is dat met de behoefteraming en betalen gemeenten mee? Het antwoord op deze vraag zal aan het verslag worden toegevoegd. Dat is niet voor de herziening van de nota Bouwen en Wonen, het is om de behoefte te bekijken van transformatie en de onderbouwing ISV3-claim naar het Rijk toe. Dat wordt een felle wedstrijd, want ISV3 – dat is overigens gisteren ook allemaal gewisseld – daarvan weet niemand hoe het komt. Tot vorige week was het zo dat zowel de VNG als het kabinet van plan waren om het in het gemeentefonds te ‘kieperen’ en in het provinciefonds, nu staan die posten als PM in het akkoord dat de VNG en het Rijk hebben gesloten en er staat een voetnoot bij. Er staat bij dat het bij de evaluatie van het grotestedenbeleid bekeken zal worden. Dat kan twee zaken betekenen. Er zit veel geld in het grotestedenbeleid. Als uit die evaluatie zou komen dat het in het ISV zou moeten worden gestort, dan heb je veel ISV, als er uitkomt dat het puur grotestedenbeleid moet zijn, dan is er geen dekking voor ISV3 en komt er geen ISV3. Het kan alle kanten op. Het College vindt wel dat de provincie er niet op moet wachten en dat zij wel moet onderbouwen – met name in Oost-Groningen, daar ligt een gigantische transformatieopgave, niet zozeer een uitbreidingsopgave, in verband met de vergrijzing – of daar geld voor nodig is en hoeveel. Daar is dat voor nodig. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) interrumpeert en merkt op dat hier een onderzoeksvoorstel is geweest over herijkingonderzoek. Hij krijgt de indruk dat hier bijna dezelfde sessie gedaan moet worden, maar dan twee keer € 100.000. Dhr. Van der Ploeg vraagt of feitelijk twee verschillende opdrachten worden gegeven. Dhr. Calon (gedeputeerde) zegt toe dit antwoord bij het verslag te zullen geven. Volgens hem is het antwoord bevestigend, maar hij weet het niet zeker. De indicatie vitalisering zijn de accressen die bij landschap zitten, de accressen in het provinciefonds die geoormerkt zijn en waar het debat nu over is met de provincies in het kader van het bestuursakkoord. Men had met de minister van BZK en de staatssecretaris van Financiën afgesproken dat die accressen vrij zouden worden en dat de provincies hun middelen vrij zouden kunnen aanwenden. In deze Voorjaarsnota staat nog dat die accressen voor landschap en vitalisering uit die geoormerkte accressen provinciefonds moeten komen, dus die Voorjaarsnota was tot vorige week actueel. De afspraak die men vorige week met het kabinet heeft gemaakt, is eind vorige week geschonden. Vanmorgen is dhr. Calon gebeld dat hierover volgende week dinsdag kabinetsberaad zal zijn, omdat men het daar met elkaar niet eens is. De gedeputeerde weet niet waar dat geld vandaan komt. Zoals het College nu denkt, zoals het nu in de Voorjaarsnota staat, is die vitalisering uit die geoormerkte accressen provinciefonds. De inzet van het College is echter om dat niet te doen,
20
om die accressen vrij te maken. Dan valt het bij de provincie in algemene middelen. Dan zal er een claim moeten komen op algemene middelen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat er twee zaken aan de orde zijn geweest: landschap en Waddenfonds. Ten aanzien van de financiën voor landschap is al het nodige gezegd door dhr. Calon. Landschap is meer dan natuur en inrichting van landschapselementen, en dergelijke. Als het over het landschap gaat, gaat het altijd over bredere zaken: cultuurhistorie, cultureel erfgoed en al die zaken die erbij komen. Ten aanzien van dat terrein heeft het College in het PMJP en in het Waddenfonds voor de toekomst mogelijkheden om daar goed naar te kijken, in hoeverre je dat soort elementen kunt gebruiken om het landschap te versterken. Dat deed het College altijd al. De provincie deed dat bijvoorbeeld in de Leader-gebieden. In juli gaat het College het Leader actieprogramma vaststellen, over de hele provincie, zodat ook richting de burgers en maatschappelijke organisaties in de dorpen en de wijken aangegeven kan worden welke mogelijkheden er liggen. Dat geldt ook voor het Waddenfonds dat naar het College hoopt in september open gaat. De provincie zal daar zwaar op inzetten. Zij brengt waarschijnlijk nog eind deze maand een zogenaamd bidboek uit, met name voor kleinschalige initiatieven in de sfeer van recreatie, toerisme en andere kleine ondernemers om hen op die manier te helpen wat de mogelijkheden zijn. Op dit moment zal ten aanzien van de cofinanciering uiteraard van de bestaande cofinancieringmiddelen bij het Waddenfonds gebruikt gemaakt worden. De Staten hebben al eerder een bedrag à € 100.000 uitgetrokken voor ontwikkeling om initiatieven op gang te helpen. Er is gisteren toevallig een aanvraag in het College geweest van de geïntegreerde visserij. Die hebben uit dat bedrag ook wat gekregen om dingen te ontwikkelen ten behoeve van dat fonds. Dhr. Hollenga is het helemaal eens met de opmerking van de PvdA: kleine ingrepen en initiatieven hebben soms grote invloed op de leefbaarheid. Korte tijd geleden mocht de gedeputeerde aanwezig zijn bij de oplevering van Mensingeweer, waar ze dat gecombineerd hebben met een aantal andere verbeteringen van het dorp. Te zien is hoe wat daar gebeurt en hoe enthousiast die mensen daarmee omgaan. Dergelijke zaken moet het College verder ontwikkelen. De gedeputeerde zal zich nog eens beraden op de indicatoren bij Vitaal Platteland. Toen de Staten het PMJP vastgesteld hebben, hadden zij die indicatoren kennelijk ook nog niet in beeld, want daar komen ze ook niet echt aan bod. Er moet gekeken worden of er een modus voor gevonden kan worden. Dhr. Dieters (PvdA) reageert op de laatste woorden van dhr. Hollenga en geeft aan dat er niet alleen een modus voor gevonden moet worden, maar ook een methodiek om tot indicatoren te komen. Daar is hij in geïnteresseerd. Nadenken kan iedereen. Dhr. Dieters is blij met de steun. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) neemt aan dhr. Dieters meedenkt. Dhr. Dieters (PvdA) zou bijna zeggen dat men daar gif op kan innemen. De voorzitter informeert of de vragen toereikend zijn beantwoord. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) herinnert aan zijn vraag over het landschap in relatie tot het bestuursakkoorden, of het niet logisch was om die integraal mee te nemen in gebiedsgerichte afspraken. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat die vastgelegd zullen worden in het nieuwe POP. Op basis daarvan zullen de stuurgroepen aan de slag kunnen gaan om te kijken hoe zij daar verder uitwerking en invulling aan kunnen geven. Op dit moment is er bijvoorbeeld het landschapsontwikkelingsplan Noord. Dat beslaat het hele noordelijke gebied, inclusief de Eemsdelta. Men weet derhalve op dat gebied al enigszins welke kant het uit zou kunnen gaan, welke mogelijkheden het POP biedt om daar iets te doen. De voorzitter sluit het agendapunt af. Het komt terug in de voltallige vergadering van PS. De vergadering vervolgt met agendapunt 13. 11.
Antwoord van GS (20 maart 2007, nr. 2007-03.238/12, MV) op schriftelijke vragen fractie GroenLinks met betrekking tot Blik Recycling Nederland te Waterhuizen
21
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat dit bij uitstek een onderwerp is dat expliciet aan de taken van de provincie refereert. Op dit punt kan concreter met het College worden gesproken. De eerste keer toen dhr. Van der Ploeg hoorde van een mogelijk probleem bij Blik Recycling, moest hij druk bij zichzelf weghalen om te begrijpen waar het over ging en of het daadwerkelijk zo’n probleem zou zijn, omdat hij het niet kon geloven. Het heeft enkele dagen geduurd, maar elke vraag die hij stelde aan zijn bronnen, werd op een voor hem adequate wijze beantwoord. Dhr. Van der Ploeg vond dat hij er iets mee moest doen en derhalve heeft hij gedetailleerde schriftelijke vragen gesteld. Het College heeft gedetailleerd geantwoord, waarvoor dhr. Van der Ploeg het College bedankt. Hij heeft het College ook enig respijt gegeven wat betreft de behandeling, omdat hij voorzag dat wellicht op korte termijn tot een oplossing zou worden gekomen. Dit schijnt nog niet het geval te zijn, maar uiteraard wil dhr. Van der Ploeg het College uitnodigen om in te gaan op de huidige toestand terzake en de ontwikkelingen waar de gedeputeerde al wellicht iets over kan meedelen. Dhr. Van der Ploeg was dus verbaasd. Maanden later komt hij tot de conclusie dat dit toch echt iets is waarvan het schaamrood van op de wangen moet komen, want als je de hele exercitie en het proces terugkijkt, dan vallen een aantal schellen van de ogen ten aanzien van het handelen, ook van het provinciaal apparaat, kortom: over hoe de provincie heeft geopereerd. Er is namelijk nogal wat fout gegaan. Voor een deel wordt dat ook erkend door het College of aangegeven dat het verkeerde beoordelingen zijn geweest, maar als je dat in detail gaat bekijken, dan is dit iets waarvan dhr. Van der Ploeg vond dat de commissie er apart nog een keer over zou moeten praten en dat hij van het College wilde horen wat het nu van deze case heeft geleerd. Het proces. Er is eind 2005-begin 2006 al iets fout gegaan ten aanzien van de beoordeling of het een melding dan wel vergunning moest zijn. Daaraan is gekoppeld de vraag ten aanzien van de financiële zekerstelling. Dit vindt dhr. Van der Ploeg een belangrijk onderwerp in dit verhaal, want het gaat om het risico dat de provincie loopt met dit soort vergunningen. Financiële zekerstelling is al jaren in discussie, ook in dit huis. Er zijn notities verschenen, het is ergens in maart 2005 al in het FOoverleg geweest, waarin de lijnen zijn uitgezet. Als er op een gegeven moment iets bij een bedrijf verandert waar de provincie nauw bij betrokken is – de provincie was ook betrokken bij de toeleverancier –, als je de hele keten had bekeken, dan had je kunnen weten dat er een risico aan dit bedrijf zat. De alarmbellen zijn niet op tijd gaan rinkelen, het is mis gegaan. Hoe kun je nu dat instrument financiële zekerstelling expliciet hiervoor inzetten? Het had ook hier op dit punt al kunnen gebeuren. In de beantwoording wordt gezegd dat het niet verplicht was om tot een vergunning te komen en dat daarom het instrument niet is ingezet. Als dhr. Van der Ploeg naar zo’n case kijkt, vanaf het moment van melding in eerste instantie tot het proces waarbij het tot vergunningaanvraag komt, dan is dat een hele periode van een relatief slappe houding, van kennelijk toch het bedrijf de ruimte willen geven om een hobbel over te komen zonder erbij stil te staan dat het ook failliet kan gaan. Dhr. Van der Ploeg verzoekt om een nadere toelichting van het College. De voorzitter verzoekt de fracties te onthouden dat dhr. Van der Ploeg heeft gevraagd naar de situatie, naar wat GS hebben geleerd en ten derde wat de rol van de financiële zekerstelling is geweest. De voorzitter vraagt de fracties niet te diep in de geschiedenis te duiken, maar eventuele nieuwe punten naar voren te brengen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) verklaart dat er een probleem is, want dat is het afval dat daar verwijderd moet worden. De vraag is dan of het een taak van de provincie is om dat probleem op te lossen. Het is op zijn minst niet alleen een taak van de provincie. De gedeputeerde heeft wel iets gezegd over de rol op dat punt van de provincie. Dhr. Stevens wil graag vernemen wat de stand van zaken is en hoe andere partijen hun verantwoordelijkheid opnemen in het oplossen van het probleem. Dan is er vervolgens het vraagstuk of dit probleem voorkomen had kunnen worden door beter, ander toezicht van de provincie. Wat je in elk geval niet kunt stellen is dat, omdat er een probleem is, kennelijk het toezicht van de provincie niet goed is geweest. Dat geldt natuurlijk voor veel meer zaken: waar toezicht is, kunnen er toch ongelukken gebeuren of problemen ontstaan. Wel is het goed om, als je achteraf naar het hele proces kijkt, je af te vragen wat de provincie achteraf bezien anders gedaan zou hebben. Dhr. Stevens verzoekt het College om een reactie. Dhr. Abbes (CDA) vertelt dat toen de CDA-fractie de brief met de vragen en de beantwoording binnen kreeg, zij in eerste instantie het gevoel had dat de beantwoording wel adequaat was. Het gaat toch een beetje over de rol van de provincie als toezichthouder. Kan de provincie hier iets uit leren? De provincie heeft wel aan handhaving gedaan, in december al, maar inmiddels is men een x aantal maanden verder. Kan het sneller, kan het beter? Heeft de provincie haar rol als toezichthouder adequaat toegepast?
22
Dhr. Dieters (PvdA) geeft te kennen dat in de vorige commissie een enigszins vergelijkbaar punt aan de orde was, namelijk de problematiek bij Nieboer in Kiel-Windeweer. Toen heeft dhr. Dieters al gezegd dat er parallellen zijn te trekken. De belangrijkste twee vragen in het proces zijn naar opvatting van de PvdA-fractie hoe je ontwikkeling beoordeelt en wanneer je tijdig ingrijpt. De kade van de Winschoterkade ter plaatse is verzakt. Wie draait voor de kosten op om dat weer te herstellen? Het College heeft de financiële regels aangescherpt, maar het vermoeden is dat van een kale kip niet is te plukken. Dat wordt dus lastig. Dhr. Dieters vraagt voorts of er duidelijkheid is gekomen over de vrijstelling BTW- en BOM-heffing (BOM: Belastingen Op Milieugrondslag). Wat is nu de totale omvang van de schade ten laste van de provincie? Heeft het College nu al maatregelen in gang gezet – waarvan door een aantal fracties al is gezegd dat er een formule is waardoor het scherper kan? Dhr. Blom (SP) verklaart dat het een verhaal is dat een hoop vragen oproept, ondanks het feit dat de vragen uitgebreid beantwoord zijn. Wat voor de SP open blijft staan, betreft de kosten voor het repareren van de kade, het opruimen van de rommel die er nog ligt. Als je daar een rekensom op loslaat, kom je al gauw aan een € 250.000. Dat is een flink bedrag. In hoeverre denkt het College aan het verhalen van de kosten op eventuele doorstarters? Dhr. Blom denkt dat hier ook duidelijk van geleerd moet worden dat de structuur van zo’n vergunning toch de nodige risico’s inhoudt, met name als je als zakenman misschien zou kunnen gaan denken: “Als ik een ongelukje heb, is uiteindelijk toch de overheid degene die de rommel gaat opruimen en daar de kosten voor gaat betalen”. Dhr. Blom denkt dat de overheid daar niet voor is en dat daar iets op bedacht moet worden waardoor dat in de toekomst niet meer zou kunnen gebeuren. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) onderschrijft de vragen of er adequaat gereageerd is en de stelling dat de provincie er van kan leren. Minstens zo belangrijk is de financiële zekerstelling die je bij vergunningen kunt vragen. Gedane zaken nemen geen keer. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt de gedeputeerde hoe dat zit met de overige vergunningen die de provincie heeft afgegeven, of die op dat terrein up to date genoeg zijn. Dhr. Slager (gedeputeerde) geeft te kennen niet weer in te zullen gaan op de hele geschiedenis. Dat is bij de beantwoording van de vragen van GroenLinks aan de orde geweest. Er wordt meer vooruit gekeken dan achteruit. Wat heeft het College ervan geleerd? Dat je bij dit soort zaken nog veel voorzichtiger moet handelen en niet te veel vertrouwen in je medemens moet hebben, zeker als het om dit soort zaken gaat. Aan de andere kant moet men zich realiseren dat het om een bedrijf gaat. Dat bedrijf wil functioneren, daar werken mensen. Dat zijn altijd twee kanten die je tegenover elkaar moet afwegen. Nu is er al een aantal jaren de mogelijkheid van financiële zekerstelling. Dhr. Van der Ploeg zegt dat het al jaren in discussie is. Het is op dit moment nog steeds in discussie, want het is een moeilijk instrument. Op het moment dat de vergunning werd verleend aan Blik had de provincie dat instrument nog niet, dus de provincie kon op dat moment niet zeggen dat een vergunning werd afgegeven onder de voorwaarde van financiële zekerstelling. Later heeft de provincie wel ingevoerd dat als een vergunning wordt herzien, ook opnieuw de vraag wordt gesteld of hier met financiële zekerstelling gewerkt moet worden. Ook bij Blik ging dat een rol spelen. Omdat op het laatste moment de zaken opeens een heel snelle wending gingen nemen, is er ook nog afgewogen of de provincie daar financiële zekerheid zou moeten stellen, maar dat was te laat, want toen was het bedrijf inmiddels failliet en dan helpt het niet meer. Dhr. Stevens vroeg of het een taak van de provincie is. In principe niet. Wel het milieutoezicht, dat is wel duidelijk. Wat er nu is ontstaan, is dat er een bedrijf failliet is gegaan en dat er vervolgens een curator wordt benoemd die belast wordt met het oplossen van de problemen die er zijn. In dit geval is het iets ingewikkelder, omdat je hier ook met veiligheidsaspecten te maken krijgt. Er is enkele keren brand geweest. Dat moet niet gezien worden als een geweldig uitslaande brand die nauwelijks te blussen is, maar meer in de zin van ‘het begint wat te broeien, het begint wat te smeulen’ en de brandweer komt langs en lost het probleem op. Dat is inmiddels opgelost door het materiaal uit elkaar te trekken. Het was nogal stevig in elkaar gedrukt. Door die druk krijg je broei. Daar heeft men nu op gereageerd door het uit elkaar te trekken. De laatste weken is het ook rustig. Het risico op broei en dergelijk kun je nooit helemaal uitsluiten, maar men heeft het idee dat het wat dat betreft onder controle is. Dhr. Dieters (PvdA) interrumpeert en stelt vanmorgen uit het Dagblad van het Noorden te hebben begrepen dat het nog steeds aan de orde is.
23
Dhr. Slager (gedeputeerde) merkt op dat in de maand mei twee of drie keer de brandweer erbij werd gehaald, omdat er weer rook uit de stapel kwam en het weer begon te broeien. Tussen Kerst en Nieuwjaar is er echt goed brand geweest en dat is geblust. Vanaf dat moment is eigenlijk voortdurend gemonitord of er risico op brand was, ook door binnen in de bult met afval te kijken hoe hoog de temperatuur daar oploopt. Er zijn instrumenten voor om dat te meten. Op dat moment was er geen vrees. Er gebeurde ook maandenlang niets tot het moment dat het na een lange periode van droogte weer begon te regenen. Toen ontstond weer broei. Dat heeft een aantal keren geleid tot het inroepen van de brandweer. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of die situatie niet zal veranderen als die berg niet weggaat. Dhr. Slager (gedeputeerde) verklaart dat de verwachting is dat het grootste risico er uit is nu die bult uit elkaar getrokken is en het over het terrein is verspreid. Hij kan echter niet met zekerheid beweren dat er geen broei of brand meer ontstaat. Het wordt echter voortdurend in de gaten gehouden. Het College heeft wel de indruk dat de kans erop veel kleiner is geworden. Volgens de informatie van de gedeputeerde is de kade niet verzakt. Daar is wel even sprake van geweest in het begin, dat men dacht dat de enorme bult zwaar op het gebied drukte. Achteraf blijkt dat er geen sprake is van het verzakken van de kade. Daar was aanvankelijk wel vrees voor, maar nader onderzoek heeft uitgewezen dat dit niet het geval is. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt of dit betekent dat hij de eerste alinea van blz. 4 kan schrappen. Dhr. Slager (gedeputeerde) wijst erop dat de brief van 20 maart is en dat het inmiddels juni is. De situatie is iets gewijzigd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat je er alleen maar fysiek naar toe hoeft te gaan en te kijken. Dan zie je dat die kade een meter uit het lood het kanaal in gaat. Daar is niet zo veel misverstand over. Dhr. Slager (gedeputeerde) geeft aan dat zijn informatie niet verder reikt dan dat er geen sprake is van het verzakken van de kade. Hij vervolgt zijn betoog. De BOM-heffing. Als de provincie de zaak daar zou moeten opruimen, dan heeft dat een financieel voordeel, dan hoeft de provincie die BOM-heffing niet te betalen. De gedeputeerde benadrukt het woordje als. De provincie heeft eigenlijk met het opruimen van die berg niet te maken, wel met de veiligheid. Er is alleen daar een situatie ontstaan die onhoudbaar is, dus daar moet wat gebeuren. Vandaar de richting van de oplossing waar dhr. Slager dra op terug zal komen. De kosten van het opruimen van de rommel. Men moet uitgaan van een bedrag dat boven € 1 miljoen ligt, waarschijnlijk € 1,1 miljoen. Als men weet dat daar tussen 10.000 en 11.000 ton afval ligt en men vermenigvuldigt dat met de kosten van het opruimen daarvan, dan komt men boven € 1 miljoen uit. Normaal zou men dit in rekening brengen bij het bedrijf dat deze schade heeft veroorzaakt, maar dat is failliet, dus daar is niets te verhalen. De curator zegt dat er niets meer in kas is. Dan raakt men in een patstelling. Het lijkt de gedeputeerde geen mogelijkheid om het te verhalen op de doorstarters. Wanneer een dergelijke eis zou worden gesteld, zouden de doorstarters waarschijnlijk besluiten zich op een andere plek te vestigen. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt hoe het zit met de andere financiële zekerstelling. In iedere situatie waarin een milieuvergunning wordt aangevraagd en wordt overwogen wat de voors en tegens zijn, wordt ook meegenomen of dit een situatie is waar financiële zekerstelling moet worden gevraagd. Het vervelende daarvan is – en dat moet ook in die overwegingen steeds mee worden genomen –, dat je in sommige situaties eigenlijk financiële zekerstelling zou moeten vragen, maar dat zou ook direct betekenen dat het faillissement van dat bedrijf aanstaande is. Het is daarom altijd een heel moeilijke afweging of dit wel of niet dient te gebeuren, enerzijds het risico dat je loopt en anderzijds de vraag of het in dit geval wel reëel is. Een instrument als financiële zekerstelling lijkt misschien wel heel mooi – je laat een bedrijf bijvoorbeeld een bedrag storten op een geblokkeerde bankrekening, dan heb je daar in elk geval geld waar je bij kunt – maar het kan ook wel eens onmogelijk zijn. Het is een lastige discussie en men is intern bezig om te kijken of die regeling zodanig kan worden aangescherpt dat zij wat gemakkelijker hanteerbaar is. De toekomst. De provincie loopt wat dit betreft niet voorop. Het is niet de taak van de provincie om een oplossing voor dit probleem te zoeken. Het College kan echter ook niet met de armen over elkaar toekijken, want het risico van het geheel is te groot. De provincie heeft derhalve
24
reeds geruime tijd contacten met zowel de curator als met de eigenaar van de grond en het pand en mogelijke gegadigden die kunnen meewerken aan een oplossing. Het College heeft steeds gezegd daar niet het voortouw in te willen nemen, omdat het in principe niet het probleem van de provincie is. Het College wil wel heel nadrukkelijk daar partij in zijn en ook meedenken aan een oplossing. Daar is men mee bezig. Er zijn allerlei mogelijkheden afgewogen. Er heeft ook enige tijd geleden in de krant gestaan dat er een scheepswerf geïnteresseerd was in het terrein. Dan zit men echter nog steeds met de berg afval die er ligt. Er is op 21 juni een vervolgbespreking. Het College heeft de indruk dat in die bespreking mogelijk een oplossing kan worden gevonden. Dat betekent dan wellicht verkoop met opruiming gecombineerd. De gedeputeerde kondigt min of meer nu al aan dat het de provincie geld zal gaan kosten, want als men meedenkt over een oplossing en mede probeert iets te verzinnen, dan kan dat niet alleen maar met goede woorden en bijvoorbeeld voorzitter zijn van de onderhandelingen, dan zal de provincie ook een bijdrage moeten leveren. Het uiteindelijke doel is natuurlijk dat die berg afval die daar ligt, wordt opgeruimd en dat het terrein weer wordt gebruikt voor toekomstige activiteiten, want de situatie kan niet zo blijven zoals zij nu is. In tweede termijn Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat uit de antwoorden van het College blijkt dat de provincie het bokje is. Voor hoeveel is nog niet bekend. In elk geval wenst GroenLinks het College succes en sterkte toe bij de gesprekken. De inzet lijkt dhr. Van der Ploeg op zich duidelijk en terecht. Dat doet echter niets af aan de conclusie dat het de provincie in dit geval geld gaat kosten. Waarom kiest het College er niet voor om een juridische procedure te starten tegen de eigenaar van het bedrijf Blik Recycling? Dhr. Van der Ploeg neemt aan dat dit in de overweging is meegenomen. Er is gesproken over een vorm van afvalbandieterij, afvalmaffia. Als dat het geval is, moet de provincie als overheid er natuurlijk ook stelling tegen durven te nemen, want dhr. Van der Ploeg is het met dhr. Blom eens dat men dit soort kosten niet op de overheid en dus de burger moet laten vallen. Ten aanzien van de kade stelt dhr. Van der Ploeg dat de opmerking van de gedeputeerde duidelijk is. Misschien moet gekeken worden naar de definiëring van wat kade is en wat verzakking of uit het lood is. Als er kosten zijn, voor welke rekening zijn ze dan? Deze vraag is nog niet beantwoord, terwijl het een vraag is die dhr. Van der Ploeg interesseert. Ten aanzien van de financiële zekerstelling geeft de gedeputeerde aan dat het soms een lastige discussie is. Dhr. Van der Ploeg kan zich dat voorstellen. In geval van starters in deze sector die iets willen, is het lastig om tot die zekerstelling te komen. Daar zijn ook de financiële regelingen van de overheid voor, samen met banken, een borgstellingregeling, et cetera. Dhr. Van der Ploeg zou daar een vorm van creativiteit en restrictie als uitgangspunt bij willen nemen, want de provincie loopt een risico en dat is in dit geval heel duidelijk. Dhr. Haasken (VVD) heeft de indruk dat het College er goed bovenop zit. Met betrekking tot de financiële zekerstelling en de afweging die daarbij is aangegeven door de gedeputeerde, de afweging bij vergunningverlening, of je bedrijven het mogelijk maakt om van start te komen: bestaat de mogelijkheid om daarover in IPO-verband en met het bedrijfsleven na te gaan of een garantiefonds of iets dergelijks mogelijk om in dit soort problemen een oplossing te kunnen aanreiken? Dhr. Stevens (ChristenUnie) wenst de gedeputeerde succes bij de verdere onderhandelingen over het opruimen van de rommel. Dhr. Dieters (PvdA) stelt dat de kwestie van de kade een welles/nietes-geval is. Hij dringt erop aan dit te onderzoeken. Het staat niet voor niets in de brief. Dhr. Dieters wil er helderheid over, ook wat de kosten betreft. Dhr. Blom (SP) herhaalt dat de SP het niet vanzelfsprekend vindt dat de overheid geld steekt in het opruimen van dit soort problemen. Tegelijkertijd zou het tot de mogelijkheid moeten behoren dat een eventuele doorstarter, wetend hoe de situatie is, ook een aandeel in het probleem neemt. Daarnaast doet dhr. Blom de suggestie dat bij andere situaties waar de overheid te maken heeft met vergunningen en bijvoorbeeld zakelijke evenementen, daar een verzekering bij verplicht gesteld zou kunnen worden om dit soort situaties het hoofd te kunnen bieden. Het zijn risico’s en die kan de overheid gaan afdekken, maar men kan ze ook op een zakelijke manier laten afdekken en daar een verplichting aan stellen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) constateert uit het betoog van de gedeputeerde dat er geen acuut gevaar meer is wat tot direct optreden noopt. Hij begrijpt de stelling van de gedeputeerde niet dat de
25
provincie meedenkt en daarom ook mee betaalt. Of is het zo dat de grond die vanuit het faillissement zal moeten worden verkocht een negatieve waarde heeft met de rotzooi die er op ligt? Dhr. Hoiting (PvhN) sluit zich aan bij de woorden van dhr. Blom dat ook de PvhN vindt dat dit kosten zijn die in feite niet voor de provincie zouden mogen zijn. Er wordt een gevaarlijk precedent geschapen als dat wel gebeurt. Ook in de hele discussie omtrent de zekerstelling: aan de ene kant is het natuurlijk mooi dat er zekerheid gesteld wordt, maar daarmee geef je ook aan dat je verantwoordelijk bent voor het opruimen en als een zekerheidstelling onvoldoende, dat je dan alsnog wederom met kosten geconfronteerd wordt. De gebouwen zijn van een andere partij. Als iemand zijn woning ernstig vervuild achterlaat en met de noorderzon vertrekt, neemt niet de overheid de kosten van het opruimen voor haar rekening, maar de woningbouwvereniging van wie het pand is. Dhr. Hoiting zou het College willen vragen om die kosten zo veel mogelijk op de eigenaar te laten verhalen. Het is hun grond. Dhr. Slager (gedeputeerde) gaat in op de vraag van dhr. Van der Ploeg waarom, gezien de hele gang van zaken en gezien het feit dat al eerder is gezegd dat het misschien niet helemaal zuiver is gegaan – het woord milieumaffia is gevallen –… De gedeputeerde wijst erop dat dhr. Alders in een vorige bespreking van dit onderwerp ook al heeft gezegd dat je het gevoel krijgt dat dit allemaal niet klopt. Men moet zich derhalve sterk afvragen wat de provincie in dit soort situaties doet. De provincie heeft inderdaad aangifte gedaan bij de Officier van Justitie, omdat het College van mening was dat dit niet helemaal in de haak zou kunnen zijn. Men kan wel aangifte doen bij de Officier van Justitie, maar als die vervolgens zegt geen aanleiding te hebben om er iets mee doen, komt men niet veel verder. Zo ver is het nog niet, de provincie heeft er nog geen reactie op gekregen. Hij heeft de zaak in onderzoek en heeft ook de verschillende partijen die erbij betrokken zijn daarover benaderd. Er is dus wel degelijk naar die kant van het geheel gekeken. De kosten van de kade. Stel dat er wel sprake van verzakking – volgens de informatie van de gedeputeerde is dat niet het geval – dan betreft het een terrein van SIG Real Estate, de eigenaar. Die zal de eventuele schade moeten herstellen en eventueel als er sprake is van aansprakelijkheid, dat in rekening moeten brengen bij de inmiddels failliete huurder van zijn grond en pand, maar het lijkt de gedeputeerde niet dat de provincie daar een rol in speelt. De vraag van dhr. Haasken over financiële zekerheid of het niet in IPO-verband besproken zou moeten worden. De gedeputeerde acht het een goede suggestie om daar gezamenlijk eens naar te kijken. De provincie heeft in elk geval niet zulke goede ervaringen met het instrument financiële zekerheid. Vandaar dat intern is opgestart dat er naar gekeken moet worden of het kan worden verbeterd en of het handiger gemaakt kan worden, want het instrument afschaffen is weer een heel andere kant: dan ben je niet op de goede manier met je risico’s bezig. De rol van de provincie in dit geheel. De provincie heeft aanvankelijk een wat afwachtende houding aangenomen, juist vanwege het punt dat de provincie van mening was dat het niet in de eerste plaats een taak van de provincie is om dit probleem op te lossen. Er is een bedrijf failliet gegaan, daar wordt een curator voor aangewezen. Die zet alle financiële mogelijkheden en onmogelijkheden op een rijtje. In principe is de provincie daar niet bij betrokken, het is de taak van de curator om dat op te lossen. Er gaan helaas dagelijks bedrijven failliet. Er speelt hier echter een andere kant, namelijk op het gebied van veiligheid en milieubelasting die eventueel mogelijk is, dat dwingt de provincie min of meer om zich hier toch mee te bemoeien. Als men zich er mee gaat bemoeien, dan gaat het ook direct weer geld kosten, zo werkt het wel in zo’n geval. Wat daar ligt, moet men zich niet te veel van voorstellen, dat heeft een negatieve waarde. Om dat op te ruimen, dient men geld mee te nemen. Dhr. Dieters (PvdA) wenst te reageren op de rol van de provincie. Het probleem kan men ook uitleggen als het gevolg van de voorliggende periode wat de handhaving betreft. Daar is een aantal opmerkingen over gemaakt. Dhr. Slager (gedeputeerde) weet niet of de conclusie uit dit geheel moet zijn dat de provincie tekort geschoten is in het toezicht op deze instelling. Achteraf is dat natuurlijk heel gemakkelijk te zeggen. Een hele rij zaken is fout gegaan, constateert men achteraf. De provincie had dit anders aan moeten pakken, zij had daar veel zwaarder toezicht moeten houden, en dergelijke. Men moet zich echter realiseren dat de provincie toezicht houdt op 280 instellingen. Voor elk van die instellingen bestaat een bepaald bezoekschema, afhankelijk van het risico wordt een instelling vaker of minder vaak bezocht. In dit geval had de provincie geconstateerd dat hier zaken aan de orde waren die niet helemaal overeen kwamen met normaal afvalrecyclingbedrijf. Vandaar dat de frequentie van het
26
toezicht al was opgehoogd en in het jaar 2006 is daar maandelijks een bezoek gebracht om te kijken wat er aan de hand was. Aan het begin van dit jaar was het nog zo dat het er allemaal goed uitzag, bij de laatste controles aan het einde van het jaar groeide de berg zienderogen en was er ook duidelijk zichtbaar dat de hoeveelheid die daar lag de vergunning ver te boven ging. Toen is aangekondigd dat dit niet kon en dat er ingegrepen zou worden. Terwijl de provincie bezig was om de brieven te schrijven, ging het bedrijf failliet. De voorzitter wil niet dat de commissie nu gaat discussiëren over het verleden en vervolgens over het vergunningenbeleid van de provincie Groningen. Als de commissie het daar breed over wil hebben, zou het opnieuw geagendeerd moeten worden en dan niet als Blik Recycling, maar als vergunningenbeleid van de provincie Groningen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) maakt hier bezwaar tegen, want dit onderwerp gaat heel specifiek over Blik Recycling. De gedeputeerde maakt nu een omtrekkende beweging waarbij hij zich de vraag stelt of het antwoord wel gegeven kan worden op de vraag of het goed of slecht is gegaan. Het is een interpretatie die dhr. Van der Ploeg niet deelt en die ook niet past bij de beantwoording. Als er in mei geconstateerd wordt dat er problemen zijn, dat er omwonenden zijn die brieven sturen, dat er wat moet gebeuren, dat een ondernemer zegt binnen enkele weken wat te gaan doen, en als blijkt dat er niets gedaan is, start er pas na de zomer een vergunningaanvraagprocedure, dan denkt dhr. Van der Ploeg dat de provincie het niet goed gedaan heeft. Men maakt afspraken met een ondernemer, als deze de afspraken niet nakomt, moet men handelen. Dat moet de attitude zijn. Dhr. Slager (gedeputeerde) beweert niet dat er niets fout gegaan is bij Blik Recycling. Je komt daar op inspectie en je beschouwt de situatie die er aan de hand is, je komt tot de conclusie dat hier zaken de vergunning te buiten gaan, dan gaat men ingrijpen. Je kunt echter niet op dat moment, bij zo´n bezoek, direct maatregelen nemen en zeggen: “U gaat nu uw vergunning te buiten, ik sluit nu dit bedrijf”. Dat is niet de wijze van werken. Je schrijft derhalve een bedrijf aan en je geeft aan dat dit niet in de vergunning van het bedrijf staat en dat het bedrijf daarmee te ver gaat. In dat proces was de provincie bezig, het aanschrijven waarin men aangeeft dat het niet goed gaat. Toen brak het de provincie bij de handen af doordat het bedrijf failliet ging en stond de provincie met lege handen. Er zijn wel degelijk een aantal zaken fout gegaan, maar achteraf praten is zo gemakkelijk. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wenst antwoord op een vraag die door GroenLinks gesteld is. De gedeputeerde is op de strafrechtelijke aansprakelijkheid ingegaan, maar GroenLinks heeft nadrukkelijk gevraagd naar de civielrechtelijke aansprakelijkheid van bestuurders en directie. Betekent dit dat de provincie daar geen werk van maakt? Dhr. Slager (gedeputeerde) verklaart dat de provincie de hele zaak heeft gemeld bij de Officier van Justitie en aangegeven wat de bedoeling van de provincie was. Er is aangifte gedaan van wat er aan de hand is. Je kunt wel besluiten om de eigenaar daarvoor aansprakelijk te stellen, maar dat speelt natuurlijk ook in het werk van de curator mee, want de curator heeft tot taak om een oplossing te zoeken. Die zit met een meer dan lege portemonnee en die zal kijken waar hij de kosten kan verhalen. Die komt dan bij de eigenaren uit. De provincie heeft de afgelopen weken een kraan moeten huren om die afvalberg uit elkaar te trekken. De kosten van € 4000 daarvan zijn in rekening gebracht bij Blik Recycling. Of de provincie het geld ooit krijgt, is een ander verhaal. De voorzitter informeert of de commissie het punt voldoende besproken acht. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart dat het stuk wat hem betreft naar de C-lijst kan. Hij gaat ervan uit dat het College, op het moment dat er oplossingen aankomen, de commissie informeert en dat de commissie aan de hand daarvan de discussie zal oppakken. De voorzitter ziet de gedeputeerde bevestigend knikken. Het stuk komt op de C-lijst. De vergadering vervolgt met agendapunt 9. 12.
Brief van de heer drs. J.L. Meijering van 5 april 2007 zaaknr. 24047, briefnr. 11913 over voorstellen voor een eenmalige vuurwerkvrije jaarwisseling en structurele autoloze zondagen
27
Mw. Hazekamp (PvdD) dankt de insprekers voor hun bijdrage. Het was heel verhelderend en geeft een heel andere visie op het vuurwerk zoals dit rond de jaarwisseling wordt afgestoken. Zij bekent dat de brief van dhr. Meijering aanvankelijk terzijde werd geschoven, omdat het bijna 30 ºC was en men dan helemaal niet aan Oud en Nieuw denkt. In tweede instantie, nadat mw. Hazekamp zich wat in het onderwerp had verdiept, schrok zij. Zij had er niet zo bij stil gestaan welke gevolgen het afsteken van vuurwerk rond de jaarwisseling met zich meebrengt. Men kan de cijfers nalezen, er zijn rapporten verschenen van het RIVM, TNO, het ministerie van VROM, de GGD’s, et cetera. Hoewel het prachtig is om te zien en voor sommigen ook leuk om te horen, zitten er ontzettend veel nadelen aan vuurwerk. Nadelen die eigenlijk niet in verhouding staan tot het feestje en de mooie aanblik die het biedt. Allereerst geluidsoverlast, waar de insprekers het over hebben gehad. Het maakt ontzettend veel lawaai. De maximale wettelijke norm is 153 dB. Ter vergelijking: de pijngrens van mensen ligt bij ongeveer 120 dB. Als men er vanuit gaat dat de meeste dieren een beter gehoor hebben dan mensen, kan men zich voorstellen wat het allemaal voor gevolgen heeft. Het brengt enorme problemen met zich mee voor het milieu. Allereerst levert het heel veel afval op, zo’n 6 miljoen kilo papier, hout, metaal per jaar. Dat moet natuurlijk allemaal opgeruimd worden. Het levert echter ook heel veel min of meer onzichtbare gevolgen op. Het draagt bijvoorbeeld jaarlijks ongeveer 1% bij aan de totale hoeveelheid fijnstof in Nederland, 15% van het koper in het oppervlaktewater wordt volgens het RIVM veroorzaakt door vuurwerk. Koper is in die hoeveelheden giftig voor mens en dier en zit gewoon in de sloten. Er zijn ontzettend veel problemen, zeker ook bij siervuurwerk, met name voor mensen, maar ook zeker voor dieren. Er zijn zo veel dieren die tijdens de jaarwisseling de lucht in gaan – miljoenen ganzen die in een keer opvliegen – dat de neerslagradars allemaal echo’s vertonen en dat het lijkt alsof het in heel Nederland gaat regenen. Al die problemen zijn zo serieus dat de PvdD het van belang vinden om dit op de agenda te plaatsen. Mw. Hazekamp heeft uit het Dagblad van het Noorden inmiddels begrepen dat het College van GS aangeeft dat de provincie er niets aan kan doen. Dat misschien ook wel zo. De provincie heeft misschien niet direct wettelijke mogelijkheden om hier iets aan te veranderen of een verbod af te dwingen. De PvdD wil het College wel uitdagen om mee te denken over een vuurwerkloze jaarwisseling. Vuurwerkloos moet ruim worden gezien. De PvdD gaat er niet vanuit dat er geen vuurpijl de lucht in zal gaan, er zal ongetwijfeld vuurwerk worden afgestoken. De PvdD wil het College toch vragen om iets te doen aan bewustwording van de bevolking in Groningen, zeker gezien de enorme gevolgen voor mens, dier en milieu. Dhr. Blom (SP) dankt de insprekers. Hij vindt het heel moedig om hier te komen en zo’n verhaal te houden, wat toch niet zo’n aaibaar verhaal is. Dhr. Blom geeft toe dat hij als hartstochtelijk vuurwerkfan dit een moeilijk onderwerp vindt. Hij is echter ook geluidstechnicus en hij weet maar al te goed dat de gehoorschade die een vuurwerkbommetje kan veroorzaken, enorm is en dat al het geld dat de overheid uitgeeft aan bijvoorbeeld een dijk om een woonwijk heen, water naar de zee dragen is als je niet in diezelfde wijk die erachter ligt, zorgt dat die bewoners geen gehoorschade zouden kunnen oplopen door afgestoken vuurwerk. Dhr. Blom heeft daarnaast de ervaring in andere steden in de wereld gehad dat vuurwerk afsteken wel degelijk verboden kan worden en dat dit eigenlijk een heel goede zaak is, mits je daarbij de mensen geeft wat ze graag willen, namelijk een prachtig vuurwerk. Als je bijvoorbeeld kijkt hoe het in Sydney gaat… Daar krijgen ze 3 à 4 miljoen mensen op de been om naar het vuurwerk te kijken. Dan gaat het niet alleen meer om de vraag of men de mensen hun pleziertje wil afnemen of niet, maar over de vraag of men hier een economisch evenement kan organiseren met een weerga die enorm is. Er kan enorm veel geld mee worden verdiend als zo’n feestje wordt georganiseerd. De mensen zullen daar heel prettig op reageren en dat is een goede zaak. In de brief die de inspreker heeft gegeven, staan dergelijke zaken ook opgenoemd. Dhr. Blom denkt dat het een goede zaak is, en dat de provincie daar best over na kan denken of voorstellen gedaan kunnen worden en gelobbyd kan worden om misschien niet een algemeen vuurwerkverbod in te stellen, maar er iets van te maken wat een heel positieve wending in dit verhaal gaat betekenen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wenst zich aan te sluiten bij de opmerking met betrekking tot de bewustwording. Het gaat tenslotte over milieu, een heel belangrijk onderwerp. Het zal een onmogelijkheid zijn om vuurwerk volledig te verbieden. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt het College welke mogelijkheden de provincie heeft om hier een rol in te spelen als je het als zou willen. Dhr. Hoiting (PvhN) verklaart dat de PvhN het pleidooi van mw. Hazekamp met de uitdaging aan het College om hier iets aan te doen, van harte wil onderschrijven. Het is een belangrijke zaak. Uiterste inspanning is vereist om het vuurwerkgebeuren terug te dringen.
28
Mw. Stavast (GroenLinks) geeft aan dat de commissie heel creatieve, poëtische bijdragen heeft gehoord van de insprekers. Zij dankt de insprekers hiervoor. GroenLinks zat zich bijna af te vragen of dit nu de stille meerderheid is. Het botst wel met de huidige werkelijkheid. Democratie werkt zo dat je lang moet werken om een draagvlak voor nieuwe ideeën te krijgen. Het valt mw. Stavast op dat in de positieve bijdragen van anderen ook twijfel doorklinkt of een verbod ooit zal lukken. Dat lijkt mw. Stavast heel terecht. Getracht kan worden om het concreter te maken. Bewustwording is een codewoord dat voor GroenLinks van grote betekenis is. Het zijn echter wel processen waar men lang aan moet werken. Het enige wat op dit moment gezegd kan worden, is dat GroenLinks nieuwsgierig is naar concretere voorstellen en dat zij een bijdrage wil leveren aan de maatschappelijke discussie hierover. Dhr. Haasken (VVD) dankt de insprekers voor de zorg die zij hier uitspreken. Die zorg deelt de VVD. Het gaat voor een belangrijk deel om grote maatschappelijke thema’s. Tegelijkertijd wordt er ook bij gezegd dat het vuurwerk niet voorkomt uit een bepaalde traditie, die het westen niet zou hebben. Dhr. Haasken kan verzekeren dat hij als klein jongetje altijd met carbid heeft geschoten, wel degelijk een traditie die allang bestaat. Het zijn een aantal grootheden, waarbij men zich op gepaste wijze mag aansluiten. Heeft de provincie hier werkelijk een rol in? In die zin past de provincie enige terughoudendheid om ten aanzien van dergelijke grootheden uitspraken te doen. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) verklaart dat de ChristenUnie de stukken met belangstelling heeft gelezen. Te zien is dat de insprekers groot belang aan dit onderwerp hechten, ook gezien de moeite die zij hebben gedaan om het stuk überhaupt hier op de agenda te krijgen. Zoals dhr. Haasken al aangaf heeft dit te maken met grote thema’s uit de samenleving. Niet alleen kunnen er milieuproblemen ontstaan door het afschieten van vuurwerk, men heeft te maken met besteding van geld op een verantwoorde manier. Ook als het gaat om gewonden, gevaar voor mensen en dieren. De ChristenUnie vraagt zich af wat de mogelijkheden zijn. Ziet het College mogelijkheden om hier iets aan te doen, zoals het onder de aandacht brengen bij de inwoners van Groningen? De fractie van de ChristenUnie deelt de gevoelens van de insprekers. Dhr. Abbes (CDA) dankt de insprekers. Zo hoort de commissie eens andere verhalen. Het CDA heeft met belangstelling kennis genomen van de stukken. De manier waarop het gaat met inspreken is erg positief. Toen dhr. Abbes de stukken voor het eerst las, vroeg hij zich af wat het uiteindelijke perspectief is. Stuurt men aan op een direct vuurwerkverbod, dan vraagt dhr. Abbes zich twee zaken af. A) Valt het allemaal binnen de provinciale kaders? B) Men heeft te maken met een traditie en een stukje folklore. Niets is zo hardnekkig om te veranderen dan tradities die heel oud zijn. Dat neemt niet weg dat het probleem dat hier aangesneden wordt, door de CDA-fractie zeker wordt onderkend. Waar de provincie natuurlijk wel iets mee kan, is het onderwerp milieu. Bewustwording wordt ook genoemd, daar kan het CDA zich ook in vinden. Milieu is natuurlijk een agendapunt dat bij het CDA ook op de agenda staat. De CDA-fractie had niet het gevoel dat het onderwerp nieuw is, want dhr. Abbes leest al jarenlang in de kranten rond Oud en Nieuw wat voor een explosie aan milieuverontreinigende zaken er plaatsvinden, wat de gevolgen zijn voor de dieren en hoe het zit met de geluidsoverlast. Dhr. Abbes had derhalve geen ‘Aha-Erlebnis’. Hij vindt het echter goed dat men hiermee komt. Van de voorstellen die door dhr. Meijering worden aangedragen, vindt dhr. Abbes punt 7 heel realistisch. De provincie zou moeten kijken naar bewustwording bij bedrijven die het vuurwerk produceren om te kijken naar het milieu. Wellicht kunnen bepaalde adviezen worden gegeven. Dhr. Abbes roept op om in te zoomen op dit aspect, maar zich daarnaast te realiseren dat dit soort processen heel lang lopen en dat het beslist niet van vandaag op morgen gaat veranderen. Mw. Schalij (PvdA) geeft te kennen dat de PvdA in dezelfde richting denkt als de andere fracties. De PvdA is onder de indruk van de moeite die dhr. Meijering en zijn vrienden zich hebben getroost om dit onderwerp op de agenda van de commissie te krijgen. De overheden – de gemeenten en de provincies – hebben hun beleid ten aanzien van veiligheid en milieu recentelijk aangescherpt. Als waakzame burger dient men echter altijd alert te blijven en de daarvoor gangbare wegen te bewandelen als je denkt dat de veiligheid in gevaar is of er sprake is van ernstige milieuzaken. Aan de andere kant is het heel duidelijk een bewustzijnsdiscussie. Hoe kan men dat nu vormgeven? Aan de ene kant wordt het College gevraagd erover na te denken. Mw. Schalij zou het College een praktische suggestie kunnen doen. Landelijk heeft de regering gekozen voor duurzame dinsdag. Dat was een soort landelijke actie waar iedereen ideeën kon inleveren en waarbij men een soort
29
prijsvraag had voor een origineel idee waarvan men dan zou zien of dat uit te voeren was. Misschien dat de provincie een dergelijk initiatief kan nemen. Dat is ook mentaliteitbevorderend om daarover na te denken. Aan de andere kant is men heel afhankelijk van de burgers. Als men ziet dat burgers zich zo goed inzetten voor zo’n zaak, zou mw. Schalij de burgers willen oproepen om hun ideeën om te zetten in een creatief project op de grens van kunst, cultuur en milieu en dit in te dienen. Daarbij kan men aansluiten bij een traditie in de stad Groningen om landelijk aandacht te trekken met bijzondere projecten. Daarvoor is vast wel een pot te vinden bij de provincie – en anders zet de PvdA daar wel voor in – en ook bij de gemeente Groningen. Er zijn fondsen die dat soort initiatieven welgezind zijn. Mw. Schalij roept op om door te gaan, na te denken en geestverwanten te zoeken. Het is hier al eerder gezegd, mentaliteit veranderen gaat heel langzaam. Het zijn zaken waar iedereen mee bezig is, waar iedereen zich zorgen over maakt. De discussie moet ontstaan totdat er voldoende draagvlak is. Als er draagvlak is, komen er ook wel maatregelen. Aan beide kanten is er werk aan de winkel. Dhr. Slager (gedeputeerde) vraagt zich af hoeveel effect een bezoek aan een nieuwjaarsreceptie kan hebben. Daar is het eigenlijk allemaal begonnen. Dhr. Meijering had zich voorgenomen om naar de nieuwjaarsreceptie te gaan en kreeg daar een microfoon voor zijn neus met de vraag wat hij graag zou willen veranderen in het komende jaar. Daaruit is eigenlijk alles ontstaan. Het heeft geleid tot brieven en nu ook tot bespreking in deze commissie. Van de zijde van de insprekers is heel duidelijk geworden dat het een belangrijk onderwerp is, met heel veel aspecten. Het is niet alleen geluidsoverlast voor een aantal uren, het is ook voornamelijk milieu. Toch wordt het jaar in, jaar uit breed geaccepteerd, omdat het nu een keer bij oudejaarsavond hoort. Ieder jaar verschijnen er weer stukken in de krant en ieder jaar wordt men er weer mee geconfronteerd dat het bedrag dat in het lopende jaar aan vuurwerk wordt uitgegeven weer net even meer is dan het jaar daarvoor. Ieder jaar groeit het, ieder jaar wil men blijkbaar meer, ieder jaar moet ook de kracht groter zijn, want ook de omvang van de knallen stompt blijkbaar af. Men is het erover eens dat dit ongewenste ontwikkelingen zijn. Toch denkt de gedeputeerde niet dat men dit zomaar uit de wereld helpt. Welke bevoegdheden heeft de provincie, wat kan de provincie doen? Dit beperkt zich tot de bewustwording, want de regels op dit gebied worden op rijksniveau vastgesteld. Besluit Vuurwerk is een rijksbesluit dat voor heel Nederland geldt, waar de normen worden vastgesteld wat toegelaten is en wat niet toegelaten is. Daar heeft de provincie geen bevoegdheid. Bij de gemeenten speelt ook iets. Een gemeente kan bepalen welke verkooppunten worden vrijgegeven, binnen welke uren het vuurwerk mag worden afgestoken, maar dat is dan ook alles. De provincie heeft op dit gebied geen bevoegdheden en kan daarom heel weinig doen. Het enige wat overblijft is werken aan bewustwording en mensen ervan overtuigen dat dit geen goede zaak is om het op deze manier te doen. Wat wil het College dan op dit punt? De gedeputeerde roept op om op dit punt met initiatieven te komen, want als dit breed leeft in de samenleving, dan moeten er projecten uit te ontwikkelen zijn die opgepakt kunnen worden. Dan legt de gedeputeerde het min of meer een beetje terug in het midden van dit gezelschap. Hij denkt dat politieke partijen daar een heel grote rol in hebben, enerzijds in het beïnvloeden van de mensen in Den Haag die over deze wetgeving gaan en anderzijds in het beïnvloeden van de burgerij en het erop wijzen dat dit geen goede zaak is en het bevorderen van de bewustwording. De voorzitter geeft de insprekers de gelegenheid om te reageren. Dhr. Pool: “In de commissie is gesproken over vuurwerktraditie. Ik woon al 43 jaar in Nederland. Ik ken deze traditie niet. Hier en daar is er wat vuurwerk afgestoken, maar zoals het in de laatste jaren gebeurt, heeft het niets meer met traditie te maken. Het heeft alleen maar te maken met overnemen. Ook heb ik hier gehoord dat de provincie er niet zo veel aan kan doen. Daar twijfel ik een klein beetje aan, want in de provincie wordt er ook iets gedaan tegen het overdadig gebruik van alcohol of tegen het overdadig roken. Waarom kan die overheid, hoe klein die overheid ook is, iets doen aan het roken en aan het consumeren van alcohol en niets aan de overlast van vuurwerk? Het vuurwerk geeft niet alleen een auditieve overlast, maar ook op de omgeving, want de zware metalen zorgen ervoor…” Dhr. Meijering: “Ik ben een beetje emotioneel. Ik ben erg geraakt. Ik vind het jammer dat hier de helft van de burgers inmiddels vertrokken is. Ik had het mooi gevonden als het onderwerp bij elkaar was gebleven, de insprekers gecombineerd met de reacties van de Statenleden, de vertegenwoordigers van het volk, en vervolgens een nadere reactie van een minuut. De helft van de burgers is inmiddels vertrokken die heel erg betrokken waren. Daar was ook een inspreker bij, die zei nu andere plannen te hebben. Er zijn landen waar je, als je je mond open doet, als je inspreekt, als je je stem laat horen, wordt opgesloten of je wordt gekeeld. Gelukkig leven we hier in een democratische samenleving en kunnen wij onze stem laten horen. Ik moet zeggen dat de provincie daar een goed voorbeeld van is. Zelfs zo goed, dat de gemeente Groningen – onze hoofdstad – daar nog heel veel van kan leren. Ik heb de afgelopen paar dagen een boek geschreven. Dat wil ik nu graag aan de voorzitter overhandigen als eerste
30
de
exemplaar. Alle leden van de Staten krijgen dit boekwerk. Het heet ‘Woensdag de 13 ’. Daar staat alles in. Lees het alstublieft van a tot z. Het is het afgelopen weekend geschreven en het gaat ook naar de leden van de gemeenteraad en het gaat ook linea recta door naar de leden van de Tweede Kamer. U neemt een historisch advies met elkaar. Leg het niet bij het College neer. Neem uw verantwoordelijkheid! Dank u.”
Dhr. Meijering overhandigt de voorzitter een boek en een T-shirt. Dhr. Meijering: “Dit is in het weekend in de nacht geschreven. Het gaat over list en bedrog, het gaat in tegen onrecht, het gaat over machtsmisbruik, intimidatie en bureaucratie. Alles staat erin, inclusief vuurwerk. Nog één ding: zet het op de agenda ieder jaar en laat het vuurwerk worden. Hier, hier, hier moet het gebeuren! Niet bij het College, dat is verder weg. En de burgers hebben hun best gedaan. Dank u wel.”
De voorzitter bedankt dhr. Meijering. Dhr. Meijering: “Titia Lodewegen, een beroemde, betrokken dichteres, heeft een prachtig gedicht gemaakt. Ik wens u een heel wijs besluit. Ga met elkaar in conclaaf! U heeft een gemeenschappelijk doel!”
De voorzitter vraagt of er behoefte is aan een tweede termijn. Er is een brede oproep gedaan om aan bewustwording te werken, zelfs een enkele oproep om dit onderwerp in het milieubeleid op te nemen. Dhr. Slager heeft de bal weer teruggespeeld. Is er behoefte aan een tweede termijn? Dhr. Keurentjes (CDA) is benieuwd of de geachte inspreker ook voor de commissie of de Staten zo’n mooi T-shirt heeft. De voorzitter antwoordt dat dit verzoek wordt toegevoegd aan het verslag en dat dhr. Keurentjes hier misschien een e-mail aan kan wagen. Hierover dient niet in gesprek te gaan. Mw. Hazekamp (PvdD) is blij dat de volledige Staten hebben aangegeven dat het een belangrijk en serieus probleem is, dat ook niet wordt gewacht tot 1 januari en men weer in de krant leest wat er allemaal aan de hand is geweest. Mw. Hazekamp hoopt dat het College zelf ook met voorstellen komt. De PvdD zal de komende maanden zeker met de insprekers aan de slag gaan om een en ander verder uit te werken. De PvdD is blij met de toezegging van de gedeputeerde dat hij kijkt wat de mogelijkheden zijn voor uitvoering van die voorstellen. Dhr. Hoiting (PvhN) merkt op dat de gedeputeerde aangaf dat hij het balletje terugspeelt naar de burgers en mogelijk de Staten. Betekent dat dan ook dat het College de uitdaging die eerder geformuleerd is door de PvdD aan het College om hier werk van te maken, naast zich neerlegt en dat het College hier verder uit eigen beweging niets mee gaat doen? Dhr. Blom (SP) wil de insprekers aanraden om met hun initiatieven vooral ook richting andere overheden te gaan, bijvoorbeeld de gemeente Groningen, en het dan te zoeken in een realistische oplossing in de zin van een combinatie van het vuurwerkverbod met het organiseren van een evenement waar die mensen die dat feestje wel willen hebben, op af kunnen komen. Dhr. Blom denkt dat men op die manier veel kans zou kunnen hebben. Dan zou ook de provincie daar misschien een steentje aan kunnen bijdragen. Dhr. Slager (gedeputeerde) verklaart in eerste termijn getracht te hebben aan te geven dat de wettelijke bevoegdheden van de provincie erg gering zijn, dat het Rijk en gemeenten zijn die wat dat betreft aan zet zijn. Als er initiatieven uit het midden van deze vergadering komen, wil het College daar wel naar kijken. Wat het College wel kan, is bij het onderdeel jeugd en gezondheid en dergelijke dit element betrekken. Om vuurwerk te verbieden, en dergelijke, daarvoor heeft het College geen mogelijkheden. De vraag van dhr. Hoiting is hiermee ook beantwoord. Als er initiatieven komen, wil het College daar best naar kijken, verder zal het College kijken of er raakvlakken zijn met andere onderdelen. De voorzitter sluit het agendapunt af. Het punt kan op de C-lijst van de Statenvergadering. De vergadering wordt vervolgd met agendapunt 11.
31
13.
Brief van het Interprovinciaal Overleg van 15 mei 2007, kenmerk M/000100/2007 betreffende Voortgangsrapportage Vereniging IPO periode 1 januari - 1 mei 2007
De voorzitter constateert dat de brief als C-stuk doorgeleid kan worden naar de Statenvergadering. De vergadering vervolgt met agendapunt 15. 14.
Brief van GS van 4 juni 2007 (nr. 2007-13.201/22/A.16, LGW) betreffende informatie over wijziging waterschapsreglementen
Dhr. Dieters (PvdA) verklaart dat de PvdA het College wil bedanken voor de brief die is toegezegd in de vorige commissievergadering. De gedeputeerde wilde zich daarvoor inzetten om eerst een oriënterend debat met de Staten te voeren alvorens artikel 4-overleg aan te gaan met de waterschappen. Daar heeft hij zich aan gehouden, hetgeen positief wordt beoordeeld door de PvdA. Het reglement moet begin volgend jaar de PS worden vastgesteld. In dit stadium wil de PvdA aangeven welke richting zij uit wil en maakt daarbij een nadrukkelijk voorbehoud in haar definitieve standpuntbepaling. Dhr. Dieters wil het over drie van de zes aanpassingen hebben: gewenste omvang AB, de geborgde zetels en aanwijzen organisatie, de kandidaten van de geborgde zetels mogen benoemen. Gewenste omvang van het AB. Het College vindt een kleiner AB wenselijk. In de onderbouwing worden daar ook voorbeelden bij gehaald van gemeente- en provinciebesturen, wel een verschil: daar geen geborgde zetels, en dat is maar goed ook. Dhr. Dieters roept op om dat er niet bij te halen, maar te kijken naar het democratisch gehalte van het AB. De wet maximeert de omvang van het AB op dertig en het minimum is achttien. Het College gaat uit van 23 en vindt achttien te klein ten opzichte van de geborgde zetels, maar vindt tevens dat ingezetenen twee derde deel van het aantal zetels in het AB zouden moeten hebben. Om de invloed van geborgde zetels nog iets verder te neutraliseren worden twee in de aanbiedingen gedaan en komt men uit op 23. Dat is een keuze. De PvdA-fractie heeft inmiddels een brief van de Milieufederatie ontvangen met hun commentaar op de brief van GS. De PvdA onderschrijft hun opvatting ten aanzien van de achteruitgang van het democratisch gehalte van waterschapsbestuur conform het voorstel. De inzet van de PvdA is te gaan voor een zo groot mogelijk AB. Dat is in haar opvatting belangrijk, democratischer, zeker gelet op de betrokkenheid van de burgers op dit dossier dat in de toekomst alleen maar in belang gaat toenemen in verband met de vraag hoe men droge voeten houdt. De geborgde zetels. De benoemde zetels in plaats van gekozen. De PvdA vindt het een goede zaak dat het College voor het wettelijk minimum heeft gekozen, een continuering van beleid om geen geborgen zetels in de wet op te nemen, alleen de wetgever legt het op. Daarom kan men het beste op het minimum gaan zitten en proberen er het beste van te maken. In de afweging van het College, maar ook het artikel 3-overleg wordt als argument de economische waarde aangehouden. Dat is volgens de PvdA een politieke keuze. Hoe verhoudt dat standpunt zich met het uitgangspunt van artikel 13.2 van de wet dat financiële belangen – lees economische waarde – geen algemene toedelingcriterium voor zetels meer mag vormen? Om die reden acht de PvdA de voorgestelde verdeling dan ook als onevenwichtig. Zij denkt dat een verdeling 3-2-2 evenwichtiger is. Dhr. Dieters verzoekt het College om een reactie. Aanwijzing van de organisatie die de kandidaten van de geborgen zetels mag benoemen. Wat is de reden dat het College de ondernemers zetels aan wil laten wijzen door de Kamer van Koophandel? Waarom niet ten minste één door VNO/NCW? Voor natuurbeheerders wil het College het bos gaan aanwijzen. Ook hier de vraag: waarom? Waarom niet de gezamenlijke landschapsbeheerder als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Het Gronings en Drents Landschap? Het aantal leden van het DB. De PvdA vindt dat één van de zetels van het DB naar de natuurorganisaties zou moeten gaan, gezien het belang van natuurontwikkeling in Noord-Nederland. Dhr. Abbes (CDA) acht het goed om vast te stellen dat waterschap een functionele democratie zou zijn in plaats van een politieke democratie. De vraag die dhr. Dieters stelt kan men dan ook in een bepaald licht zetten. In de loop van het proces komen ze de komende maanden weer op tafel, hetgeen aan de hand van dit stuk niet van toepassing is. Het stuk zoals het voorligt is, is een stuk dat sterk gerelateerd is aan de planning die gericht is op 1 april 2008. Per onderdeel is uitgesplitst welke wijzigingen in het voorstel er liggen voor wat betreft de veranderingen van het reglement. De CDAfractie kan zich zowel in de keuzen, maar ook in argumenten van het College goed vinden. Zij gaat ervan uit dat dit onderwerp – überhaupt waterschappen in de brede zin van het woord – de komende
32
jaren nog vaak genoeg op de agenda zal komen. Dan zal men ook de ruimte hebben om nog eens inhoudelijk op onderdelen in te gaan. Dhr. Stevens (ChristenUnie) geeft te kennen dat de ChristenUnie wil benadrukken dat dit gaat om de uitwerking van een wettelijk gegeven, waarin een keuze is gemaakt voor zowel directe verkiezing als geborgde zetels. Die keuze is een gevolg van de functionele democratie waar de waterschappen uit bestaan. Evenwel, het is een democratie. Dat betekent dat zowel de geborgen zetels als de andere zetels op een zo goed mogelijke, democratisch mogelijke manier moeten worden vervuld. Met betrekking tot de leden van het AB zit dat wel goed, want die worden rechtstreeks gekozen. Er wordt voorgesteld om geen districtenstelsel in te voeren. Daar is de ChristenUnie het ook mee eens. Dat doet ook recht aan een zo rechtstreeks mogelijke verkiezing. Als het gaat om de benoeming van de geborgde zetels, kan de ChristenUnie zich op zich wel vinden in de verdeling zoals die nu is voorgesteld. Wel is de vraag of je met de doelgroepen ook voldoende hebt vastgesteld of die doelgroepen zich op deze manier goed vertegenwoordigd vinden. Het Bosschap kan wel vinden dat zij de vertegenwoordiger is van de betreffende doelgroep, maar vindt de betreffende doelgroep dat zelf ook? Dhr. Stevens denkt dat nog eens goed naar die vraag gekeken moet worden. Dhr. Luitjens (VVD) verklaart dat hij, toen hij binnen kwam, dhr. Dieters hoorde zeggen ‘het dagelijks bestuur’. Dhr. Luitjens dacht dat het stuk ging over aanpassing van het waterschapsreglement op basis van de nieuwe waterwet waar het gaat om de geborgde zetels en de omvang van het AB. Het DB wordt uit het AB samengesteld en dat regelt volgens dhr. Luitjens het AB nog zelf. Dhr. Dieters (PvdA) is dit volstrekt met dhr. Luitjens eens. Hij stelt echter dat hij zijn wensen mag uitspreken. Dit doet hij omdat er wel iets over in het stuk staat. Dhr. Luitjens (VVD) vervolgt zijn betoog. GS geven een aantal overwegingen op grond waarvan zij een aantal keuzen maken. De keuzen wat betreft de omvang van het AB kan de VVD-fractie volgen. Die 23 zetels zijn prima. Het punt waar het volgens dhr. Luitjens om gaat, is het aantal geborgde zetels. Die geborgde zetels zijn er, hoe verdeel je die? Daar moet je een maatstaf voor nemen. Economische waarde, economisch belang is daar een goede voor als het gaat om een functionele democratie, waarbij de heffing ook op basis van economische waarde zal gebeuren, want de nieuwe wet voorziet volgens dhr. Luitjens in het toe gaan passen van het Delflandsysteem. Dhr. Dieters (PvdA) merkt op duidelijk begrepen te hebben dat economische waarde uit de wet is geschrapt en dat het meer gaat om de belangen. De belangen zijn breder dan alleen maar economische waarde. Dat was nu juist een van de aanpassingen in de wet. Derhalve begrijpt dhr. Dieters het betoog van dhr. Luitjens niet. Dhr. Luitjens (VVD) vervolgt zijn betoog. Het criterium dat GS toepassen is de economische waarde van het ongebouwde, inclusief infrastructuur, bedrijventerreinen en dergelijke. Daar zit een beweging richting bedrijven in. Dhr. Luitjens zou graag wat meer willen weten over de overwegingen die achter de verhouding 4/2 zit. De VVD-fractie kan zich prima vinden in andere keuzen en geen kiesdistricten. Dhr. Luitjens verzoekt om toelichting op de verdeling van het aantal geborgde zetels. Mw. Stavast (GroenLinks) deelt mee dat GroenLinks zich aansluit bij de opmerkingen en de vragen van de PvdA. Mw. Hazekamp (PvdD) geeft aan dat de PvdD de vragen en opmerkingen zoals die zijn gemaakt door dhr. Dieters, volledig kan onderschrijven, zeker ook het punt met betrekking tot de samenstelling van de geborgde zetels en de verdeling daarin. Er wordt in het stuk aangegeven dat de waterschapsgebieden relatief weinig bos en natuur kennen. Iedereen streeft toch naar vergroting daarvan. Dus wat de PvdD betreft mag het aandeel vertegenwoordigers natuurbeheer en bosbeheer toenemen. Dhr. Hoiting (PvhN) merkt op dat door de fracties een aantal punten is genoemd waar men nadere toelichting op wil of waar men het niet mee eens is. De PvhN heeft een ander punt dan tot nu toe genoemd is. Het betreft met name de methodiek van het verkiezen van de ingezetenen. In de toelichting in het stuk staat genoemd dat afgestapt moet worden van het districtenstelsel, omdat dit niet nodig zou zijn. Alleen als er grote tegenstellingen in het waterschapsgebied – bijvoorbeeld stedelijk gebied en landelijk gebied – zijn, zou het van belang kunnen zijn voor de democratische
33
vertegenwoordiging om toch nog aan het districtenstelsel vast te houden. De PvhN is van mening dat dit in Groningen nu juist van toepassing is met een grote stad en daarnaast ommelanden die niet verstedelijkt zijn. Te zien is dat in een aantal programma’s – bijvoorbeeld de Kaderrichtlijn Water – grote nadruk gelegd wordt op bottom-up besluitvorming, waarbij ook de waterschappen een grote rol toebedeeld is. Vandaar dat de PvhN wenst dat, om juist de regionale vertegenwoordiging en de regionale belangen in de gebieden van de waterschappen goed te borgen, vastgehouden wordt aan een districtenstelsel en niet aan een lijstenstelsel. Met andere woorden: de PvhN is het niet eens met het voorstel om het districtenstelsel af te schaffen. Dhr. Van der Molen (SP) geeft aan dat het zijn eerste keer is dat hij in de commissie spreekt. Hij wenst zich aan te sluiten bij het verhaal van dhr. Dieters. Er is een klein verschil. De SP-fractie vindt ook dat het democratisch gehalte van het bestuur zo groot mogelijk moet zijn. Dat betekent dat zij het niet eens is met het uitgangspunt van GS om daar 23 van te maken. Dat is één belangrijk aspect. Wat betreft de verdeling van de geborgde zetels zou de SP liever zien dat – dat is dan het verschil – het verdeeld wordt volgens de formule van 2-2-2 en dan zou je de laatste kunnen geven aan de organisatie waar de meest zwaarwegende argumenten voor gelden. De SP gaat akkoord met de andere punten met betrekking tot het kiesstelsel en al die andere punten. De voorzitter merkt op dat het hem niet geheel helder is. Dhr. Van der Molen stelt een verdeling 2-22 voor? Dhr. Van der Molen (SP) beaamt dit. Twee voor de agrariërs en ongebouwd, dan twee voor de bedrijven en twee voor de natuur. Dan blijft er dus één over die dus nog te verdelen valt. Daar kan men het nog over hebben. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat er nog een heel formeel overlegproces plaatsvindt. Dat is ook wettelijk geregeld. Het is een overlegproces tussen de reglementerende provinciale overheden. In dit geval wordt een gedeelte een overlegproces waarbij twee provincies zijn betrokken, Drenthe en Groningen. Dat overleg heeft ook een wettelijke status. Kenmerk van het overleg is dat je niet vooraf met zonder meer vaststaande standpunten het gesprek in gaat. Dat betekent dat de opstelling die het College heeft gekozen de Groningse inbreng in het overleg is. Afgewacht zal worden wat de inbreng van de provincie Drenthe is en vervolgens zal men ook horen wat de inbreng van de betrokken waterschappen is. Het lijkt dhr. Bleker niet zo gepast om nu allerlei definitieve antwoorden te geven, reacties te geven op opstellingen die her en der vanuit de commissie worden gedaan. De gedeputeerde geeft te kennen dit op te slaan in zijn geheugen en mee te nemen bij de besprekingen met de waterschappen en met het provinciaal bestuur van Drenthe. De gedeputeerde kan wel enkele meer feitelijke punten beantwoorden. Dat betreft in de eerste plaats de aanwijzing van de geborgde zetels. Dat heeft men waar het gaat om de Kamer van Koophandel en het Bosschap geen keuze in, dat is via de wet bepaald. Waar het gaat om de verdeling van het aantal geborgde zetels is het inderdaad zo dat een kwalitatief criterium moet worden gehanteerd. Dat is in de wet opgenomen onder artikel 13, aard en omvang van het belang. Vervolgens dient men, uitgaande van die term ‘aard en omvang van het belang’, te kijken hoe bij de waterschapsreglementering en wetgeving in het algemeen dat criterium wordt geoperationaliseerd. Een van de tot nu toe gangbare en veel gebruikte uitwerkingen van dat algemene principe ‘aard en omvang van het belang’ is de zogenaamde economische waarde. Als het criterium economische waarde één op één toegepast zou worden, zou de sector natuur op nul komen te staan in de provincie. Dat zou in het geheel niet redelijk zijn. Men moet daar derhalve op een verstandige manier mee omgaan. Het principe van de economische waarde en de gebieden en beschermde belangen zou het volgens het College tot een onevenwichtige ondervertegenwoordiging in de geborgde zetels van het belang natuur en bos leiden. Dit zou niet moeten. Dit punt is multiinterpretabel. Als men de waterschappen van de provincie Groningen vergelijkt met andere, dan is het belang van bos en natuur ook qua oppervlakte, relatief gezien, heel gering. Dat vindt dhr. Bleker echter absoluut geen rechtvaardiging om het maar te minimaliseren. Het moet in elk geval op de manier waarop het College heeft aangegeven, waarbij de gedeputeerde wel moet zeggen dat argumenten om het verder op te hogen niet zo direct zijn te vinden. Maar daar zal het College in het gesprek met de waterschappen hun en zichzelf nog eens goed op bevragen. Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat de gedeputeerde een heel college houdt over wat het belang is. Dhr. Dieters gaf in zijn betoog aan dat de economische waarde een andere is, de aard en omvang, dhr. Bleker geeft het zelf aan. De PvdA heeft in eerste termijn aangegeven er richting aan te willen
34
geven. In de commissie wordt vaak gesproken over natuurontwikkeling en het belang daarvan, bijv. de EHS. Die waarde wordt dus alleen maar groter en het belang wordt alleen maar groter. Dhr. Dieters heeft ook aangegeven dat het College daarin een politieke keuze maakt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het College daar zelf en met de waterschappen heel goed over gaat spreken. De gedeputeerde geeft echter ook aan dat, als men denkt dat het toedelen van één zetel aan dit belang een ondervertegenwoordiging zou zijn, kijkend naar de gangbare criteria, dit niet het geval is. Zo zitten de waterschappen in de provincie nu eenmaal in elkaar. Dat is anders dan bijvoorbeeld op de Veluwe. Mw. Hazekamp (PvhN) stelt dat de gedeputeerde aangeeft dat, als je kijkt naar de omvang van natuur en bos in deze gebieden, het eigenlijk op nul zou moeten staan. Zij is erg benieuwd naar de rekensom die daaraan grondslag ligt. Wellicht dat de gedeputeerde dat naar de commissie zou kunnen sturen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat de rekensom simpel kan worden gemaakt… De voorzitter onderbreekt de gedeputeerde en verzoekt hem niet in technische details te vervallen. Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat de gedeputeerde het steeds heeft over het overleg met het waterschap. Dat gaat het College op 20 juni voeren. Het artikel 4-overleg is al een redelijk stevig overleg waar kaders worden neergezet richting waterschap en hoe daar verder mee om te gaan. Het mondt zelfs uit in een inspraakprocedure. Het is toch zo dat waterschappen volgend zijn aan wat in de Staten wordt gedaan? De PvdA wil richting aangeven. Daar bedoelt dhr. Dieters mee te zeggen dat de PvdA het College kaders meegeeft waarvan zij vindt dat de gewenste ontwikkeling moet zijn. Daar gaat de discussie over. Dan kan de gedeputeerde zeggen dat het College het overleg heeft en dat dit wettelijk is vastgesteld, de commissie geeft het College een boodschappenbriefje mee wat zij beschouwt als haar lijn, haar kader, de gewenste ontwikkeling zoals zij die ziet. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog en gaat in op het onderwerp districtenstelsel. Er moeten echt heel bijzondere omstandigheden qua heterogeniteit in het gebied zijn, verschillen in het gebied geografisch gezien, om een districtenstelsel te rechtvaardigen. Die treft men hier niet in die mate aan. Dat betekent dat het functioneren van het AB, dus van de gekozen vertegenwoordigers, wel zodanig moet zijn dat ze ook aandacht hebben voor de onderscheiden belangen in de regio’s, maar dat is iets anders dan dat je de structuur van het AB via het districtenstelsel tot stand laat komen. Daarvoor vindt het College onvoldoende rechtvaardiging. De infrastructuur is een punt van overleg, ook met het ministerie, omdat wel gebleken is dat het de vraag is of een deel van de infrastructuur – belang bij wegen, et cetera – wel op een goede manier in de hele systematiek is ondergebracht. Maar of er nog ruimte bij de wetgever is om dat te veranderen – merkt de gedeputeerde in de richting van dhr. Luitjens op –, is zeer de vraag. De samenstelling van het DB. Er zijn gelukkig ook geen bepalingen in de Provinciewet dat bijvoorbeeld in elk geval het CDA of de PvdA in een College van GS moet. Dat moet dus ook niet in de Waterschapswet en in de reglementen. Dhr. Blom (SP) stelt dat de commissie natuurlijk vaker uitlatingen van dhr. Bleker heeft gehoord over de waarde van natuur en de vraag of geld dat aan natuur zou moeten worden uitgegeven wel of niet belangrijk is. De krant staat tegenwoordig vol met betogen van economen die de politici ervan willen doordringen dat de natuur juist wel een heel grote economische in geld uit te drukken waarde heeft. Dhr. Blom zou hierover van dhr. Bleker een duidelijke uitspraak willen, hoe hij hierover denkt in verband met de verdeling van die geborgde zetels in de waterschappen. De voorzitter geeft in de richting van dhr. Blom aan dat mw. Hazekamp zo-even heeft gevraagd om een toelichting op de berekeningen van waarde en belangen en de opvattingen van het College daarin. De voorzitter stelt voor om die schriftelijke toelichting af te wachten. Dhr. Blom (SP) herhaalt dat de SP een duidelijke uitspraak van de gedeputeerde verneemt of het College echt in geld uitgedrukte economische waarde toekent aan natuur. De voorzitter verklaart dat dit een plaats zal krijgen in die reactie.
35
In tweede termijn Dhr. Dieters (PvdA) begrijpt dat het College aangeeft naar de waterschappen op pad te gaan met de brief die nu voorligt. Het is gissen of de richtingen die de fracties meegeven, meegenomen zullen worden. Dhr. Dieters ziet hier wel een belang dat de Staten hebben om die richting duidelijk mee te geven. Hij weegt op dit moment af of de PvdA dit als bespreekpunt in de Statenvergadering aan de orde wil stellen. Dat zal hij eventueel via het Presidium regelen. Dhr. Abbes (CDA) heeft een korte informatieve vraag aan dhr. Dieters. Hij noemt als voorbeeld onder andere het waterschap in de provincie Drenthe. Waarom noemt hij niet het waterschap in Friesland, aangezien het waterschap Noorderzijlvest daar ook raakvlakken mee heeft? Dhr. Dieters (PvdA) geeft te kennen dat hij dit heeft overwogen toen hij het opschreef. In het stuk wordt duidelijk gesproken over twee waterschappen, te weten Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s. Hij heeft in de tweede alinea ook aangegeven dat hij nog een nadrukkelijk voorbehoud maakt, omdat hij op dit onderdeel zich nader wil beraden met zijn collega’s in Drenthe, aangezien zij ook invloed hebben. Het Wetterskip wordt zijdelings genoemd, maar is niet aan de orde. Dhr. Luitjens (VVD) heeft de gedeputeerde horen zeggen dat hij alles wat hier de revue passeert aan meningen, meeneemt als extra bagage bij deze brief. Het ging over bos en natuur als plaats in de geborgde zetels. Door het Bosschap aan te wijzen gaat het om de leden van het bosschap. Men moet zich ook realiseren dat de provincie ook agrarische natuurverenigingen sterk ondersteunt. Dat is natuur buiten de gebieden die lid zijn van het Bosschap. Het is niet zo dat die grens zo strak is als sommigen doen geloven. De VVD-fractie vindt één zetel voor de leden van het Bosschap prima, maar daar mag het ook bij blijven. Dhr. Dieters (PvdA) geeft aan dat de PvdA het voorstel 3-2-2 heeft gedaan. Dat betekent natuur, dus Bosschap, één zetel. De organisatie die dhr. Luitjens bedoelt, kan dan ook één zetel krijgen. Als de VVD dit voorstel steunt, is dat geregeld. De voorzitter constateert dat dhr. Luitjens nadenkt. Mw. Stavast (GroenLinks) merkt op dat GroenLinks een duidelijke reactie horen van de gedeputeerde op de argumenten en de zich aftekenende meerderheid in de commissie om groenbelangen een steviger plek te geven. De komende argumentatie waarbij toch weer economische of grondgebruikredenering… Het is prima om kennis te nemen van zo’n redenering, maar hier tekent zich al af dat die in de Staten niet in meerderheid gedeeld wordt. Mw. Hazekamp (PvdD) wenst zich bij de laatste woorden aan te sluiten. In aanvulling daarop zou zij willen vragen om de beantwoording over de verdeling van die gebieden, zoals net is toegezegd door dhr. Bleker, aan de fracties wordt toegezonden en wel op heel korte termijn, zodat dit eventueel meegenomen kan worden voor de Statenvergadering. Dhr. Hoiting (PvhN) heeft met belangstelling kennis genomen van het standpunt van de gedeputeerde over het districtenstelsel. Hij blijft het oneens met de gedeputeerde. Het gaat hier over tweederde van het AB, de ingezetenen vormen altijd nog de grootste groep in dat bestuur. Dhr. Hoiting denkt dat het van zeer groot belang is dat de democratie daar optimaal haar werk kan doen. Als men gaat naar een lijstenstelsel per waterschapsgebied, dan zal men zien dat de waterschapsverkiezingen kopieën worden van de Statenverkiezingen, dat daar politieke partijen aan mee gaan doen en dat de directe betrokkenheid en de directe vertegenwoordiging van mensen in bepaalde gebieden in de waterschappen niet terug te vinden is. Met een districtenstelsel is het democratisch gehalte van de verkiezing van het bestuur veel meer geborgd. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wil zich hierbij aansluiten. Bekend is dat Drenthe haar water niet kan vasthouden. Zou dat niet een logische scheidslijn zijn om toch een belangenverschil te kunnen zien in bepaalde gebieden? Dat je het zand en de klei hebt waar duidelijk andere waterkundige zaken aan de orde zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft te kennen dit niet te volgen.
36
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat de gedeputeerde heeft aangegeven dat er een reden moet zijn om districten in te stellen. Een van de redenen zou kunnen zijn dat je onderscheid maakt in gebieden die uitstekend in staat zijn hun water vast te houden en de gebieden die dat niet kunnen en daarmee een ander karakter hebben met betrekking tot de waterbeheersing. De plaats van het DB. Met veel genoegen heeft dhr. De Vey Mestdagh de passage gelezen dat het DB naar de mening van GS past bij de algemene tendens om besturen te verkleinen. De vraag is of GS wat dat betreft niet een wat gekke positie innemen. Dhr. De Vey Mestdagh acht waterschappen uitstekend in staat om zelf te bepalen wat de strikt noodzakelijke omvang van het DB is. Hij vraagt zich af of de provincie hierin moet roeren. Dhr. Van der Molen (SP) wenst zich aan te sluiten bij de woorden van mw. Stavast en mw. Hazekamp ten aanzien van het belang van de natuur. Het zal in de Staten worden besproken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat de informatie die gevraagd is, zal komen. Toevoeging aan het verslag:
Zoals toegezegd in de commissie Omgeving en Milieu van 13 juni 2007 ontvangt u hierbij meer achtergrond informatie over de argumentatie en berekening achter de toedeling van het aantal geborgde zetels. Allereerst zal kort feitelijke informatie worden gegeven over wat de wet zegt over het totaal aantal geborgde zetels en de benoemende instanties. Vervolgens wordt ingegaan op de grondslag voor het bepalen van het belang; de economische waarde.
Geborgde zetels en benoemende instanties op grond van de wet Om te garanderen dat daadwerkelijk alle belangencategorieën vertegenwoordigd zijn, dient de provincie niet alleen de omvang van het bestuur vast te stellen, maar ook het aantal zetels dat daarbinnen toegekend wordt aan ieder van de specifieke categorieën. Op grond van de nieuwe Waterschapswet (art.13 lid 3) worden er zeven tot negen zetels gereserveerd voor de specifieke categorieën gezamenlijk, waarbij iedere categorie tenminste één zetel toegewezen krijgt om vertegenwoordiging zeker te stellen. De overige, niet geborgde zetels, zijn voor de categorie ingezetenen. Het gaat om de volgende specifieke categorieën van belanghebbenden (op grond van artikel 12 lid 2): agrariërs en overig ongebouwd, natuurterreinbeheerders en bedrijven. Op grond van de wet (art. 14 lid 1) worden alleen vertegenwoordigers van de categorie agrariërs en overig ongebouwd benoemd door een daartoe bij reglement aangewezen organisatie. Voor de nieuwe categorie natuurterreineigenaren zal op grond van de wet het Bosschap belast worden met de benoeming van kandidaten (art.14 lid 2). Voor de categorie bedrijven schrijft de wet voor dat de benoeming plaatsvindt door de Kamer van Koophandel en Fabrieken (art.14 lid 3). Voor deze categorieën is er dus geen sprake van bestuurlijke keuze vrijheid. Volgens de Memorie van Toelichting (p.20) worden de categorieën zeer wel in staat geacht via hun koepelorganisaties tot een repressentatieve benoeming van kandidaten te komen. Het staat de specifieke categorieën uiteraard vrij met een eigen lijst of lijsten mee te doen aan de verkiezingen en mee te dingen naar de stemmen van de ingezetenen." Verdeling zetels op grond van de wet Doel van de geborgde zetels is het zekerstellen van de vertegenwoordiging van alle onderscheiden belangen in het waterschapsbestuur. De provincie dient bij de bepaling van de aantallen zetels per categorie rekening te houden met de mate van het belang van elke categorie. Artikel 13 lid 2 Waterschapswet formuleert het als volgt: "voor de bepaling van het aantal vertegenwoordigers van elk van de in artikel 12 bedoelde categorieën wordt in aanmerking genomen de aard en omvang van het belang of de belangen die de categorie heeft bij de uitoefening van de taken van het waterschap".
37
Memorie van Toelichting De aard en omvang van het belang of de belangen die een categorie heeft bij de uitoefening van de taken van het waterschap moet dus op grond van de wet in aanmerking worden genomen bij de bepaling van het aantal vertegenwoordigers van elk van de geborgde categorieën. De omvang van de betaling door een categorie is volgens de Memorie van Toelichting als zelfstandig criterium uit het wetsartikel (artikel 13) geschrapt, omdat het geen direct afwegingscriterium meer is voor de mate van zeggenschap. Het accent ligt tegenwoordig op enerzijds de relatie belang-betaling (wie belang heeft betaalt) en anderzijds op de relatie belang-zeggenschap (wie belang heeft, heeft zeggenschap) en minder op de relatie betaling-zeggenschap. Met het verdwijnen van de symmetrie in de categorieën bij betaling en zeggenschap is een directe relatie immers niet meer mogelijk. Dat wil volgens de Memorie van Toelichting (p.16) bij het wetsvoorstel niet zeggen dat het buiten beschouwing zal blijven in de afweging: "de omvang van de betaling is immers ook afgeleid van de mate van belang van de categorie en kan als zodanig nog steeds gezien worden als een (zij het globale) indicator daarvoor. De provincie kan de mate van diversiteit van de belangen binnen de categorieën betrekken bij de bepaling van de zetelaantallen."
Objectief criterium Objectieve criteria kunnen door de provincie gehanteerd worden bij het bepalen van het belang, zonder dat uit die objectieve criteria direct en eenduidig een zetelverdeling is af te leiden.
Het meest simpele criterium is de oppervlakte. Dit leidt bij benadering tot de volgende oppervlakten per categorie:
Waterschap Noorderzijlvest: Totale oppervlakte bedrijven: 1113 ha (ca. 0,77%) Totale oppervlakte bos-en natuurterreinen: 15.000 ha. (ca. 10%) Totale oppervlakte agrarische gronden en overig ongebouwd: agrarische gronden: 102.400 ha. Overig ongebouwd: openbare wegen en rails en bouwpercelen: 4080 ha. overig: onbekend (> 74%) (Totale oppervlakte waterschap is 144.000 ha.)
Waterschap Hunze en Aa's: Totale oppervlakte bedrijven: 2661 ha (ca. 1,2%) Totale oppervlakte bos-en natuurterreinen: 19.131 ha. (ca. 8,9%) Totale oppervlakte agrarische gronden en overig ongebouwd: agrarische gronden: 154.159 ha. Overig ongebouwd: openbare wegen en rails en bouwpercelen: 6468 ha. overig: onbekend (> 75,4%) (Totale oppervlakte waterschap is 213.000 ha.)
De grondslag voor het bepalen van het belang kan ook gevonden worden in de economische waarde van de onroerende zaak. Dit leidt bij benadering tot de volgende waarden:
38
Waterschap Noorderzijlvest: -Economische waarde van bedrijven: circa E 2.200.000.000,- (ca. 33%) -Economische waarde van bos-en natuurterreinen: circa E 187.500.000,- (ca. 3%) (15.000 ha. x 12.500 euro per ha.)
-Economische waarde van agrarische- en overige ongebouwde gronden: circa E. 4.237.000.000,- (ca. 64%) (agrarische gronden: 102.400 ha. x 30.000 euro per ha. Overig ongebouwd: openbare wegen en rails: 900.000.000 euro, bouwpercelen: 250.000.000, overig: 15.000.000 euro.)
Waterschap Hunze en Aa's: -Economische waarde van bedrijven: circa E 7.774.400.000,- (ca. 32%) -Economische waarde van bos-en natuurterreinen: circa E 219.241.260 (ca. 0,9%) (19.131 ha. x 11460 euro)
-Economische waarde van agrarische- en overige ongebouwde gronden: circa E. 16.417.961.348,(ca. 67%) (agrarische gronden: 154.159 ha. x 35.000 euro per ha. Overig ongebouwd: openbare wegen en rails: 10.083.715.744 euro, bouwpercelen: 921.680640 euro, overig: 17.000.000 euro.)
NB) De cijfers zijn afkomstig van het waterschap en zijn voorlopig en onder voorbehoud. De bepaalde waarde per ha. is een gemiddelde waarde over het gehele beheersgebied.
Als afgeleide van de economische waarde kan aanvullend naar de betalingsomvang worden gekeken. De omvang van de betaling fungeert dan als controle factor. De omvang van de betaling voor de specifieke belangencategorieën wordt bepaald aan de hand van de omvang van het te beschermen belang, waarvoor de waardeverhouding van de te beschermen onroerende zaken de grondslag vormt (p. 25 MvT). Voor gebouwde onroerende zaken wordt hiervoor de waarde gehanteerd die op basis van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) wordt vastgesteld. Voor landbouwgronden en natuurterreinen, die vrijgesteld zijn van de waardebepaling van de WOZ, wordt de waarde in het economisch verkeer op een andere wijze vastgesteld (CBS, uitgifte prijs etc.). In het verlengde hiervan ligt dat ook de kostentoedelingssystematiek op basis van de methode-Delfland grotendeels gebaseerd is op waardeverhoudingen. Het College heeft weloverwogen deze inzet voor het overleg met de waterschappen gekozen. Het College wil dat overleg ook – zoals je overleg hoort in te gaan – met een open houding, dus ook met respect voor de inzichten van de medeoverheid, ingaan. Het IPO vraagt ook van de rijksoverheid een houding om open te staan voor de argumenten en overwegingen van de provincies als het gaat om zaken die de provincie betreffen. Zoals de provincies wensen dat de rijksoverheid met hen omgaat, zo wil het College omgaan met de waterschappen, ook op dit punt. Dat betekent dat GS, maar ook PS zich daarbij wel enige beperkingen in hun eigen standpuntbepaling mogen opleggen en ook enige relativering en enige ruimte mogen bieden. Op die manier zal het College vanuit deze brief het
39
gesprek met de waterschappen aangaan. Daarbij zal het College in de beschouwing betrekken de gevoelens in deze commissie, maar de gedeputeerde heeft niet de indruk dat dit een besluitvormende vergadering over dit onderwerp is, dus hij gaat ervan uit dat alle standpunten die hier worden ingenomen, richtingen duiden, maar dat er dus ook bereidheid is om in de eindfase naar argumenten van het College en naar argumenten van de medeoverheid te luisteren bij de definitieve bepaling. Als het zo wordt gedaan, gaat de gedeputeerde met vertrouwen dat artikel 4-overleg in. De voorzitter sluit het agendapunt af. Een paar fracties hebben aangegeven het punt wellicht naar de Statenvergadering te willen tillen. Het stuk kan vooralsnog op de C-lijst. De vergadering gaat verder met agendapunt 12. 15.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 13.35 uur. De geactualiseerde toezeggingenlijst zal worden nagezonden.
40