Verslag van de vergadering van de statencommissie Economie en Mobiliteit, gehouden op woensdag 14 juni 2006, van 09.00 uur tot 12.55 uur in zaal A6 van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. W. Haasken (voorzitter; VVD), dhr. M.L.J. Out (VVD), dhr. J.L.H. Köller (PvdA), dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. H. Nijboer (PvdA), dhr. R.D. Rijploeg (PvdA), dhr. M.J. Jager (CDA), dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. H.C. Moll (GroenLinks), dhr. T.J. Zanen (PvhN), mw. I.S. Bulk (SP), dhr. C. Swagerman (SP), dhr. E.A. van Zuijlen (GroenLinks), mw. F. Stavast (plv. lid, GroenLinks). Niet aanwezig: dhr. F.J. van der Span (CDA), mw. Hoekzema-Buist (PvhN), mw. T. Deinum-Bakker (D66). Voorts aanwezig: dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), dhr. T.A. Musschenga (gedeputeerde), dhr. H. Bleker (gedeputeerde), mw. N. Gerritsen (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. De excursie van Turfvaart naar Toervaart van hedenmiddag is komen te vervallen vanwege gebrek aan deelnemers. Er is een brief is binnengekomen van het RWE. Die zal worden rondgestuurd. Dat heeft betrekking op het voornemen om een elektriciteitscentrale in Nederland te bouwen. De commissie wordt bij herhaling geconfronteerd met het begrip Noordelijke Ontwikkelingsas. Het is wellicht interessant om daar eens in een wat breder verband in deze statencommissie met elkaar over van gedachten te wisselen zonder dat men meteen tot politieke stellingname komt. Dit kan aan de hand van een presentatie van het ambtelijk apparaat van de provincie of van het SNN. Op deze wijze zou men een goed beeld kunnen krijgen van wat de Noordelijke Ontwikkelingsas precies inhoudt. De voorzitter stelt voor om daarover in september een werklunch te organiseren. Hij verzoekt voorts het College om daar iets over in de richting van de commissie te produceren, zodat de commissie daar enige houvast aan kan hebben in het gesprek dat daarover gevoerd zou kunnen worden. Hij informeert of dit tot de mogelijkheden behoort. Dhr. Haasken ziet de gedeputeerde Musschenga bevestigend knikken. De gedeputeerde Gerritsen zwijgt, hetgeen de voorzitter ook als instemming opvat. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt gecharmeerd te zijn van het idee. Hij is echter van mening dat GS niet moet worden gevraagd om het voortouw te nemen. Dit zou de commissie zelf moeten doen om vervolgens aan GS de ideeën van de commissie over te brengen. De voorzitter vindt dat ook prima, maar er is dienaangaande momenteel al het nodige in ontwikkeling. Dit zou hij graag van tevoren ontvangen.
1
Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) concludeert dat de voorzitter niet doelt op een visie, maar op een inventarisatie. De voorzitter bevestigt dit en stelt vast dat de werklunch georganiseerd kan worden. 2. -
Regeling van werkzaamheden voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. - vaststellen van de agenda De agenda wordt vastgesteld. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (mbt geagendeerde onderwerpen)
Er hebben zich geen insprekers gemeld. 4.
Vaststelling verslag commissie Economie en Mobiliteit van:
-
26 april 2006
Dhr. Köller (PvdA) geeft aan in deze vergadering een opmerking te hebben gemaakt die later ook door de gedeputeerde Bleker in de Staten is gebruikt: dieselolie uit speklappen. Dhr. Köller bedoelde daar toentertijd dat bericht dat een paar dagen geleden in de krant stond over varkensvetsmelterij Ten Kate die uit reuzel energie wint, mee. Of hij visionair is, kan hij niet zeggen. De voorzitter is stellig van mening dat dit het geval is. Dhr. Köller (PvdA) stelt dat hij, om de kracht erin te houden, wacht op een aanvraag voor subsidie voor de eerste pilot voor een biodieselvarkensfokkerij. Het verslag van 26 april 2006 wordt vastgesteld. -
24 mei 2006 (Dag van de Verantwoording)
Het verslag van 24 mei 2006 wordt vastgesteld. Toezeggingenlijst Toezegging 2 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat de brief deze maand zal verschijnen. Toezegging 3 De voorzitter merkt op dat de deadline van deze toezegging juni 2006 is. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat het gaat over kleinschalig vervoer. Dat zal de eerstkomende tijd meegenomen worden bij de besluitvorming ten aanzien van wel of geen aanbesteding. De gedeputeerde denkt niet dat de deadline van juni nog gehaald zal worden, gezien het tijdtraject waarin men nu zit ten aanzien van die
2
besluitvorming. Zodra dat er is, zal erover bericht worden. Dit zal vermoedelijk direct na de zomer zijn. Dhr. Rijploeg (PvdA) (microfoon staat uit) geeft aan dat dit de vorige keer al bekend was. 5. -
Mededelingen Gedeputeerde(n)
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) deelt mee dat gisteren in de Tweede Kamer een tweetal moties is aanvaard over Europese Structuur Fondsen. De eerste motie is er een van mw. Snijder-Hazelhoff (VVD) en dhr. Douma (PvdA) en wordt breed ondersteund. Het gaat erover dat het gevraagde budget van de Europese Structuur Fondsen beschikbaar komt, zijnde een bedrag van € 237 miljoen, waarbij een deel cofinanciering is opgehoogd in vergelijking tot de vorige keer. Het is € 55 miljoen extra, dat afkomstig is uit het FES. De tweede motie is van dhr. Van Dijk (CDA) en betreft het realiseren van centrale IPR voor de komende zeven jaar van zeven keer € 10 miljoen. Die centrale IPR blijft derhalve ook behouden en wordt eveneens gefinancierd uit het FES. Het College heeft nog een poging gedaan om te zorgen dat die middelen uit het FES ook conform de EFRO-doelstellingen besteed zouden kunnen worden. Dat is nog niet gelukt, maar het College gaat daar wel mee door, omdat dit dan meer vrijheden biedt dan dat het voor nationale prioriteiten zou moeten worden ingezet. Het goede nieuws is derhalve dat er een hoger en volledig EFRO-budget beschikbaar komt, dus is het ook zo dat de steden en de provincies die met elkaar overleggen over het operationeel programma van het EFRO daarover afgelopen vrijdag ook overeenstemming hebben bereikt. Daar moet wel bij gezegd worden dat de lidstaat in overleg is met de Europese Commissie over het Nationaal Strategisch Referentiekader. Dat is het plan dat de basis vormt voor die uitvoeringsprogramma’s. Er kunnen dus nog wat wijzigingen komen. Het College wacht dit verder af. In het Noorden zit men op één lijn. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) deelt mee dat met Rijkswaterstaat overeenstemming is bereikt ten aanzien van overdracht Oostelijke Ringweg-Eemshavenweg. De stukken worden nu gemaakt. De financiële overeenstemming betekent in feite dat circa dertig jaar eerder kan worden begonnen met het ongelijkvloers maken van de Oostelijke Ringweg. Dat is het grootste winstpunt. Ten aanzien van de chipproblematiek heeft de gedeputeerde het afgelopen weekend principeafspraken met het ministerie kunnen maken, ook financieel gezien. Dat was ook een heel getouwtrek, nog afgezien van allerlei voorwaarden die vanuit het IPO en vanuit de provincies zijn gesteld. Er ligt nu in principe een afspraak. Een en ander moet nu verder uitgewerkt worden. Op de treinen op het traject GroningenLeeuwarden wordt eerdaags begonnen met de proef ten aanzien van de chip voor een vijftigtal proefpersonen om zodoende op tijd klaar te zijn in het Noorden als de NS ook klaar is. Zo wordt een situatie vermeden dat men van Amsterdam naar Groningen gaat met de chip en dat men daarna weer op andere kaartjes over moet. Het is natuurlijk op zich al lastig om de verbinding van NS-treinen naar decentrale treinen te maken, maar dat is een kwestie van uitwerken op dit moment. Ongetwijfeld heeft de commissie vorige week de eerste nieuwe trein uit de fabriek in Zwitserland zien rollen. Dat betekent dat er nu ook verder gewerkt wordt – heel hard, zo heeft de gedeputeerde kunnen zien – aan de andere 342-treinen. Eerdaags gaat men testrijden, eerst in Duitsland – als men daar wat ontdekt, kan men
3
sneller terug naar de fabriek – en vervolgens in Nederland. De gedeputeerde verwacht dat eind oktober ongeveer op Groningen-Leer de eerste dienstregeling met nieuw materieel kan worden uitgerust. Op dat moment zal men ook wat extra materieel hebben, iets wat later op de agenda terecht zal komen. Een andere overeenstemming die de gedeputeerde met Rijkswaterstaat heeft bereikt betreft het overbruggen van de verschillen ten aanzien van de brug Zuidhorn, dus de omleiding. Hier was sprake van enkele miljoenen tekort. Ook dat is deze week opgelost. Daarbij is ook summier aan de orde geweest of de spoorbrug iets naar voren kan worden gehaald in het kader van de vaarweg Lemmer-Delfzijl. Zoals de commissie weet, zit deze nu in de tweede fase. Het is vanwege bezuinigingen opgeschoven, maar bij het Rijk schijnt er weer wat meer geld te zijn, dus gaat men dat naar voren halen. Daar is men nu aan het onderzoeken. De gedeputeerde heeft daarbij zeer nadrukkelijk de wens op tafel gelegd dat die dan niet enkelspoors maar duppelspoors zou moeten zijn. Dhr. Rijploeg (PvdA) heeft vernomen dat er de afgelopen week een nieuw budget beschikbaar is gekomen van geoormerkt BDU-geld voor het verbeteren van de kwaliteit van bushaltes voor mensen met rollators, etc. Dhr. Rijploeg informeert wat Groningen daarvan krijgt. De chipcard. Dhr. Rijploeg zou het graag een keer – het heeft overigens ook te maken met de Stad – hebben over de vraag wat het nu voor consequentie heeft voor het stationsgebied, in het bijzonder in de Stad, maar het kan ook op enkele andere plaatsen gelden. Stationsgebieden worden niet meer algemeen openbaar toegankelijk. Hoe wordt daarmee omgegaan? Stationsomgevingen zijn niet op alle tijden van de dag prettige omgevingen, iets wat eigenlijk wel zo zou moeten zijn. Wat kan de provincie daar aan doen en hoe kan de provincie negatieve dingen tegengaan? Dhr. Köller (PvdA) merkt op dat dhr. Gerritsen gewaagde van IPR. Het is natuurlijk een goede zaak dat dit voor een gedeelte in stand blijft. Over veertien dagen wordt de oude regeling ingetrokken. Dhr. Köller vraagt of het ook nodig is om de regeling wat aan te passen naar de hoeveelheid geld die ervoor beschikbaar is. Of gaat de provincie daar niet over? Dhr. Out (VVD) stelt dat gedeputeerde Musschenga het over de problemen rond de financiering van de bruggen bij Zuidhorn waren opgelost. Dhr. Out vraagt wat de gedeputeerde nu precies bedoelt, want de bruggen rond Zuidhorn zijn de afgelopen tijd ruim in de pers geweest. Het is ook een groot aantal. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat zijn mededeling betrekking had op de centrale IPR. Dit is dus Europees geld via het Rijk. Wat nu aan de orde is, is dat voor het operationeel programma EFRO nu meer middelen beschikbaar zijn gekomen. Daarvoor wordt nu een nieuwe IPR-regeling gemaakt. Aangezien de provincie van € 356.000 naar € 237.000 is gegaan, is het natuurlijk zo dat zij minder middelen heeft. Daarom moeten daarin ook keuzes gemaakt worden. Men is nog druk doende om dit uit te werken. Dat er een IPR-regeling wordt voortgezet, ook binnen die EFROmiddelen die er voor het Noorden zijn, is vrijwel zeker. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat het gaat om de hoge brug die komt te liggen in de rondweg rondom Zuidhorn-Noordhorn. Daar was een aantal financiële verschillen te overbruggen. Dat is inmiddels gebeurd. De chipcard en het stationsgebied. De gedeputeerde denkt dat het handig is om eerdaags, als het College in staat is geweest om verdere afspraken te maken –
4
ook met het Rijk – een notitie te doen toekomen over wat het inhoudt en hoe het gaat met de stationsomgeving en het al of niet afsluiten met poortjes, etc. Naar aanleiding daarvan kan dan het gesprek uitstekend worden gevoerd. Ten aanzien van het extra geld merkt de gedeputeerde op dat het nog niet in de BDU zit, maar het zal waarschijnlijk wel via de BDU gaan. Het ministerie heeft € 86 miljoen extra voor bushaltes op zijn begroting gezet. Het College zal daar – zoals te doen gebruikelijk – de nodige aanspraak op gaan maken, omdat de provincie Groningen daar natuurlijk ook van mee wil profiteren. Op dit moment is echter nog weinig tot niets over bekend wat daar uitkomt. De voorzitter heeft genoteerd dat de eerste nieuwe trein in oktober in de richting van Nieuweschans gaat rijden. Hij roept de gedeputeerde op er een ‘mooi feestje’ van te maken. -
Groningen Seaports
Dhr. Jager (CDA) deelt mee dat er een bestuursvergadering is geweest. Op verzoek van de Staten is daar door de provinciale vertegenwoordigers in het bestuur gevraagd om ten aanzien van de discussienotitie die de Staten hebben vastgesteld over de visie Eemshaven de medewerking te vragen vanuit de organisatie van Groningen Seaports om dat verder te ontwikkelen en er een bijdrage aan te leveren. Daar is het AB mee akkoord gegaan. Dhr. Köller (PvdA) verklaart dat er in die bestuursvergadering natuurlijk nog veel meer is gebeurd en gezegd. Daar hoort hij niets over. Dhr. Köller ziet dhr. Jager steeds meer optreden als een soort ‘havenbaron’. Nog even en dhr. Jager krijgt ook nog zo’n ‘kapitein Iglo-pet’ op. Er is toch wel meer te melden over de vergadering? Dhr. Köller hoort uit andere bronnen dat er wel wat meer gezegd is in die vergadering over investeringen die op stapel staan. Dhr. Jager (CDA) stelt ten aanzien van de opmerking dat hij een soort ‘havenbaron’ zou zijn, dat dhr. Köller wel eens vaker ‘rare uitspraken’ doet. Dhr. Köller mag niet klagen over de mate waarin de Staten geïnformeerd worden, zeker in deze periode als het gaat om wat er in het bestuur van Groningen Seaports speelt. Dat kan op twee manieren: in de openbaarheid en in de vertrouwelijkheid. Datgene wat dhr. Köller heeft vernomen, zal ongetwijfeld uit een vertrouwelijk gedeelte van de vergadering geweest zijn. Wat dat betreft verbaast het dhr. Jager ook dat dhr. Köller daar hier nu om vraagt. Daar kan dhr. Jager namelijk niets over zeggen. Dhr. Köller (PvdA) geeft aan niet de indruk te hebben dat het uit een vertrouwelijk stuk afkomstig was. Dhr. Jager (CDA) merkt op deze indruk wel te hebben. Dhr. Köller (PvdA) stelt in de richting van dhr. Jager hierover niet te willen debatteren. Hij kan echter zo zeven moties aantonen waarin de Staten aangegeven hebben niet meer in vertrouwelijkheid te zullen vergaderen. Het staat op allerlei manieren ook in de pers, daarom dacht dhr. Köller dat de commissie er meer informatie over zou krijgen. Wanneer dhr. Jager dit vertrouwelijk wil doen, dan mag dat van dhr. Köller ook. Men is dat nu wel weer gewend.
5
Dhr. Swagerman (SP) vindt het interessant om daar even op door te gaan. Er heeft net een ‘leuke’ discussie over de verschillen tussen geheim en vertrouwelijk plaatsgevonden. De voorzitter beaamt dat het interessant is, maar dat die discussie nu niet plaats gaat vinden. 6.
Rondvraag
Dhr. Köller (PvdA) verklaart dat hem is gevraagd om te kijken hoe het staat met de hygiëne en de schoonheid in de Arriva-treinen. Dhr. Rijploeg doet OV voor de PvdA, maar aangezien dhr. Köller de laatste tijd nogal wat tijd in treinen doorbrengt, heeft hij het op zich genomen om te onderzoeken hoe die treinen eruit zien. Hij wil er absoluut geen doemverhaal over houden. Wat hij tot nu toe in de periode dat het Arriva is – daarvóór weet hij het niet zo goed meer – heeft opgemerkt, is dat het er prima uitziet, dat de bakken regelmatig verschoond worden. Sinds 11 december 2005 is er ook weer een eerste klas. Dhr. Köller vraagt of de gedeputeerde een positief oordeel van de Staten over wil brengen aan de Arriva, dat de Staten vinden dat het er op dit moment – wat dhr. Köller van de lijn Delfzijl-Groningen ziet – prima uitziet, dat er weer eerste klas is, dat men er gelukkig rustig kan gaan zitten, want er is weinig controle. Bovendien rijden de treinen ook nog redelijk goed op tijd. Dhr. Nijboer (PvdA) stelt dat de ‘grote jongens’ weer bezig zijn. Essent wil Kabelcom afstoten, Menzis wil fuseren. De wethouder van Groningen staat op de bres voor de werkgelegenheid in de Stad, zo was uit de media te vernemen. Dhr. Nijboer veronderstelt dat de gedeputeerde op dezelfde bres staat. Hij informeert of dit het geval is en wenst te vernemen op welke wijze de gedeputeerde voor de werkgelegenheid in de Stad wil opkomen. Dhr. Out (VVD) merkt op dat de rondvraag soms ontstaat in de laatste twee minuten voordat men ’s ochtends de deur uitgaat, omdat men dan nog een vlotte blik in de krant werpt. Dhr. Out ontwaarde de kop ‘Actiegroep Aduarderbrug voelt zich gepasseerd’. De strekking van dat stukje is dat de burgerinitiatiefgroep Beter Bruggenplan – die bekend is, ook naar aanleiding van het werkbezoek wat de commissie aldaar heeft afgelegd – aangeeft dat ze tot hun verbazing geen gesprek hebben gehad over de uitgangspunten van de studie en dit ook niet krijgen. Dit heeft dhr. Out zeer verbaasd. De commissie is er geweest en heeft aangegeven dat zij de geluiden vanuit Aduard en omgeving heel serieus neemt. Vervolgens valt in de krant te lezen dat dit soort geluiden niet opgepakt of serieus genomen wordt. De vraag aan de gedeputeerde is dan ook of datgene wat in de krant staat, namelijk dat er geen serieus hoor/wederhoor heeft plaatsgevonden, correct is. Als het al correct zou zijn – iets wat dhr. Out zich eigenlijk niet kan voorstellen – wenst dhr. Out te vernemen hoe de vork in de steel zit. Dhr. Moll (GroenLinks) geeft aan een andere editie van het Dagblad van het Noorden te ontvangen. Hij heeft echter vergelijkbare vragen. De gedeputeerde heeft toegezegd dat hij opnieuw naar de brugproblematiek zou kijken. Dhr. Moll neemt aan dat daar studie voor verricht wordt en dat die studie inmiddels aangevangen is. Hij is benieuwd naar de onderzoeksopdracht die daarbij verleend is en wat de vragen zijn, want meestal is het zo dat als men een studie verricht de vragen die men stelt heel belangrijk zijn, ook voor de uitkomst. In de tweede plaats gaat dhr. Moll ervan uit dat degenen die het plan bedacht hebben, ook betrokken zijn bij het vormgeven en het uitvoeren van de studie. Dat zou dhr. Moll graag bevestigd willen horen.
6
Mw. Bulk (SP) merkt op dat de commissieleden een e-mail hebben ontvangen van dhr. Ytsma. Die had het erover dat landbouwverkeer en brommobielers regelmatig vast komen te zitten omdat niet aangegeven is dat rechtdoor niet meer mogelijk is, dat men dan op een verkeersweg waar ze niet mogen rijden of op een fietspad uitkomt. Het verzoek is niet om daarom meer borden te plaatsen. Mw. Bulk vraagt of de gedeputeerde op de hoogte is van het probleem. Het zou vermeld kunnen worden op een provinciale wegenkaart, zodat er een duidelijke route ligt voor dit soort weggebruikers. Hoe men er ook tegenaan kijkt, brommobielers zijn tegenwoordig ook vaste weggebruikers, daarom moet er serieus aandacht aan besteed worden. Mw. Bulk informeert of de gedeputeerde dit zou willen doen en de commissie – en desnoods ook de e-mailer zelf – wil laten weten. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) herinnert aan het feit dat de commissie enige tijd geleden in Den Haag heeft vergaderd met betrekking tot de energie-intensieve industrie. Hij vraagt de gedeputeerde of hij zou kunnen vertellen hoe het met die problematiek op dit moment staat. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) memoreert aan het feit dat hij in een commissievergadering begin dit jaar heeft gevraagd naar het onderzoek verkeersveiligheid verbindingsweg A7-Grootegast-Zuidhorn. Voor of rond de zomer zou daarover een notitie verschijnen. Dhr. Staghouwer is benieuwd naar de status. Dhr. Jager (CDA) heeft een korte vraag met betrekking tot een ingekomen stuk. Het betreft 7a, de regellichte zone in Oost-Groningen. Daarover verscheen vorige week of twee weken geleden nogal wat in de media, namelijk dat er een convenant gesloten zou zijn, dat er allerlei zaken afgesproken zijn. Dit verbaasde dhr. Jager nogal gezien de discussie die in de commissie gevoerd werd en de inzet van het College op dat moment. Dhr. Jager is overigens erg verheugd over het feit dat er nu afspraken gemaakt zijn, maar de CDA-fractie zou er wel graag en detail over geïnformeerd willen worden welke afspraken het betreft. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vraag van dhr. Jager. Er is in de commissie een discussie gevoerd. De discussie is voortgezet in het kader van de stuurgroep van de Veenkoloniën. Dat heeft ertoe geleid dat het convenant aangepast is, dat het niet zozeer zit op het afschaffen van regels – in de commissie is hierover een discussie geweest waarin werd opgeroepen om op te passen om dat te doen, want als men inboet aan ruimtelijke kwaliteit, worden ook de mogelijkheden voor economische ontwikkelingen minder. Dat heeft ertoe geleid dat het convenant vorige week is ondertekend. Het zit echter veel meer op het beter organiseren van en het gebruiken maken van de mogelijkheden. Het College heeft daar het stuk ook over vastgesteld. De gedeputeerde gaat ervan uit dat het ook de kant van de commissie op komt. De discussie heeft zich wat verlegd en het convenant is wat aangepast, ook in de geest van de discussie die in de commissie is gevoerd. De energie-intensieve industrie. De gedeputeerde heeft de commissie er de vorige keer over geïnformeerd. Hij verwacht dat daar een dezer dagen of dezer weken mededelingen over naar buiten komen. Men is bezig met de afronding. Er zullen door de minister mededelingen gedaan worden. Met wil het nu heel zorgvuldig afronden. Het gaat over grote belangen, grote bedragen. Men wil dat precies financieel-juridisch uitwerken. Het College blijft voortdurend informeren, maar het College heeft het idee – tenminste dat is de informatie die het College heeft vanuit het consortium - dat er nu goede voortgang is geboekt.Net als de commissie is de gedepu-
7
teerde natuurlijk zeer benieuwd of het inderdaad echt gaat gebeuren. Hij blijft het nauwgezet volgen, daar kan de commissie vanuit gaan. Dhr. Nijboer vraagt naar twee ontwikkelingen. Die bevinden zich in verschillende stadia, maar kunnen gevolgen hebben voor de werkgelegenheid van de Stad. De gedeputeerde heeft overleg gehad met de wethouder van de Stad. In elk geval zal op het punt van Kabelcom gezamenlijk worden opgetreden om daar te informeren en te bepleiten dat daar de werkgelegenheid in stand blijft. Daar is ook vanuit het College al aandacht aan besteed via de aandeelhoudersroute. Menzis is een wat nieuwe ontwikkeling, maar ook daar zal het College aandacht aan besteden om ervoor te zorgen dat het op een dusdanige manier gebeurt dat de belangen veiliggesteld worden. De eerste informatie daarover is dat Groningen die werkgelegenheid blijft behouden, maar dat is een voorlopige indruk die het College heeft. Het College zal daar verder navraag naar doen en aandacht aan besteden. Daar zal het College zo veel mogelijk samen met de Stad in optrekken. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) verklaart dat hij de positieve geluiden vanuit de Staten, vertolkt door dhr. Köller, ten aanzien van de netheid van de Arriva-treinen graag zal doorgeven aan de vervoerder. Dat zal hen goed doen. De gedeputeerde is op de hoogte van het e-mailbericht. Het College heeft het uiteraard bij het ambtelijk apparaat neergelegd om te kijken wat de provincie daarmee zou moeten doen. Het College zal de commissie hierover terugmelden en uiteraard ook degene die de e-mail verstuurd heeft. Als er onduidelijkheden worden geconstateerd dan moet het College ervoor zorgen dat dit verbeterd wordt. Ten aanzien van de vraag van dhr. Staghouwer stelt de gedeputeerde dat dit volgende week in de stuurgroep zit die er is in het Westerkwartier, waar alle gemeentelijke portefeuillehouders in zitten, samen met de provincie. Er wordt besproken hoe de aanpak gedaan zou moeten worden. Zodra er overeenstemming over is – er zit nog wat ruis op de lijn over de vraag hoe dit precies aangepakt moet worden, daar zit niet elke gemeente op dezelfde manier in, maar de gedeputeerde verwacht dat men er volgende week of de weer daarna goed uit zal komen – zal het College de commissie hierover berichten. Het Beter Bruggen-plan en het krantenartikel. De gedeputeerde stelt het krantenartikel niet te kennen. In de editie die dhr. Musschenga ontvangt heeft hij het vanochtend niet aan kunnen treffen. Mogelijk staat het in de editie voor de Stad of het is de gedeputeerde ontgaan. Dhr. Out (VVD) geeft aan dat het in de editie voor het Westerkwartier staat. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat hij aan de andere kant van de provincie woont. Dat is op zich niet zo ver, maar wel qua edities van het Dagblad van het Noorden. De gedeputeerde heeft dit weekend in zijn agenda ontdekt dat er een afspraak stond met de mensen van Beter Bruggen-plan. Omdat de gedeputeerde ook andere afspraken had staan, is dat dus misgelopen. Bovendien is de gedeputeerde intern nagegaan of dit moment het goede moment is om daarover van gedachten te wisselen. Men is nu namelijk aan het verzamelen hoe de provincie die zaak moet aanpakken. Eerst dient men de zaak op een rij te hebben voordat men daar verder over kan gaan. Daar moet men zelf ook een beeld van hebben. Er is verder niets aan de hand. Op het moment dat het er is, zit iedereen aan tafel, uiteraard ook de mensen waar de gedeputeerde al eens eerder mee heeft gesproken. Dat is overeenkomstig de afspraken die vorige keer in de commissie zijn gemaakt. Dhr. Out (VVD) verzoekt de gedeputeerde dringend om ook in overleg te gaan met deze club voordat de provincie ‘uitverzameld’ is, zodat datgene wat de club kan toe-
8
voegen aan het hele dossier erbij zit voordat de gedeputeerde weer stappen gaat ondernemen en dan tot de conclusie moet komen dat als hij dit of dat had geweten, hij ook nog zus of zo had gekund. Betrek ze er nu op tijd bij. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) stelt dat dhr. Out er niet bang voor hoeft te zijn dat dit niet gebeurt, maar wel op een tijdstip dat juist is uiteraard. Dhr. Nijboer (PvdA) sluit zich bij de oproep van dhr. Out aan. Er zijn niet voor niets bij de Jaarrekening noten over gekraakt. De PvdA-fractie is van plan – dat wordt na de zomer, want dit is de laatste commissievergadering vóór de zomer – om een initiatief te nemen om dat overleg in de toekomst beter te doen. Het lijkt nu toch weer frustraties op te roepen, wat eigenlijk onnodig is. De gedeputeerde spreekt een overleg af en zegt het vervolgens af. Er komt eigenlijk niets meer van. Daar is de PvdA niet gelukkig mee. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) protesteert hiertegen. Wanneer hij ziet dat er ook andere afspraken zijn gemaakt, moet hij een besluit nemen wat hij wel of niet doet. Dan weegt de gedeputeerde af op welke manier hij dat in gaat vullen. Wanneer men niet op een rij heeft waar de gedeputeerde het over zou moeten hebben, kan een andere partij nog zo veel inbrengen, maar dan is er geen goed gesprek. Daar kan men over van mening verschillen, maar hier protesteert de gedeputeerde ten zeerste tegen. Dhr. Nijboer (PvdA) begrijpt best dat er een afspraak verzet mag worden, maar niet dat dit onduidelijke blijft... De voorzitter zou het graag als onderdeel van de rondvraag willen beschouwen. Dhr. Musschenga heeft erop gereageerd. Daar is even de ruimte geweest om daar in interruptie op te reageren, maar daar zou de voorzitter het nu bij willen laten. Dhr. Moll (GroenLinks) geeft aan twee vragen aan de gedeputeerde te hebben gesteld. De eerste vraag is of er al een onderzoek is uitgezet. Dhr. Moll begrijpt dat men aan het verzamelen is, dus hij interpreteert het zo dat het antwoord ontkennend luidt, maar hij zou dat graag duidelijk horen. Op de tweede vraag heeft dhr. Musschenga wel feitelijk geantwoord. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) beaamt dit. Het is overeenkomstig datgene wat de gedeputeerde de vorige keer heeft toegezegd. Het College is er nu mee bezig en op het moment dat men daar echt goed zicht op heeft – het is een heel ingewikkelde zaak, waar ook nog eens het bestemmingsplan en het commissiebestemmingsplan doorheen loopt –... De gedeputeerde verzoekt om geduld. Dhr. Moll (GroenLinks) concludeert dat het feitelijk antwoord eruit bestaat dat er op het moment geen onderzoek is uitgezet. 7. a. b. c.
Ingekomen stukken ter kennisneming Brief van GS van 30 maart 2006, nr. 2006-04.078a/13/A.9, OMB, betreffende regellichte zone in Oost-Groningen/Veenkoloniën Brief van GS van 31 maart 2006, nr. 2006-04.498/13/A.15, EZ, betreffende Stand van zaken ESF Brief van GS van 31 maart 2006, nr. 2006-04.796/13/A.16, EZ, betreffende beslissing Raad van Tucht inzake accountant NNBT
9
d. e. f. g. h. i. j.
Brief van GS van 6 april 2006, nr. 2006-03.650/14/A.8, BW, betreffende Van Turfvaart naar Toervaart. Vaarverbinding Zuidlaardermeer-Oost Groningen. Stand van zaken project per januari 2006 Brief van GS van 13 april 2006, nr. 2006-06.556/15/A.9, VV, betreffende evaluatie mobiliteitsmanagement 2005 en werkplan 2006 Brief van GS van 27 april 2006, nr. 2006-05.757/17/A.11, BW betreffende Brug Enumatil Bestek 2004-52 en BS 04-2004; onder- en bovenbouw Brief van GS van 12 mei 2006, nr. 2006-08.203/19/A.13, WE betreffende voortgangsrapportage infrastructurele werken per 1 mei 2006 Brief van GS van 12 mei 2006, nr. 2006-06.471/19/A.17, WB betreffende versterken kunstwerken Nieuwklap (N355) over het Aduarderdiep en de Mensingeweersterloop (N984) Brief van GS van @ mei 2006, nr. 2006-08.420/20/A.7, OMB betreffende stand van zaken energietransitieproject Costa Due Brief van GS van @ mei 2006, nr. 2006-08.571/20/A.10, EZ betreffende consumentenonderzoek 2005
Dhr. Out (VVD) is het eens met datgene wat dhr. Jager zei bij de rondvraag met betrekking tot ingekomen stuk 7a. Waar ging het om? Ervoor te zorgen dat het ondernemersklimaat in de Veenkoloniën een extra push wordt gegeven. Op welke manier, dat moest de pilot uitwijzen. Er dient voor gezorgd te worden dat daar een sfeer heerst waarin ondernemend zijn, initiatieven ontplooien uit de verf gaat komen. Inderdaad is er een aanpassing geweest, dat heeft de gedeputeerde terecht aangegeven. Het gaat nu om de regionale aanpak Stimulering Ondernemersklimaat. Daar staan trouwens wel zaken in als: “De verplichting tot het verkrijgen van een vergunning waar mogelijk afschaffen”. Dus er zit nog zeker wel iets in het verhaal opgenomen als het over afschaffen van regelgeving gaat. De VVD-fractie is in elk geval blij dat het op is gepakt en dat de ondernemende uitstraling die ook de Veenkoloniën zouden moeten hebben, op deze manier vorm krijgt. Zij was er namelijk bang voor dat dit niet het geval zou zijn als men bijvoorbeeld in die commissie de gedeputeerde zich heeft horen afvragen waarom een zwaar instrument als een pilot nodig is om zaken te realiseren die eigenlijk al kunnen. Dat is natuurlijk niet wezenlijk veranderd als het gaat om de pilot die op dit moment plaatsvindt. Een clustering van deze activiteiten om dat helder over het voetlicht te brengen, vindt de VVD-fractie een heel goede zaak. Dhr. Out verklaart voorts een opmerking te hebben naar aanleiding van wat hij een van zijn persoonlijke hobbydossiers noemt, te weten brief 7f. Hij deelt mee dat hij over drieënhalve week gaat verhuizen. Wat dat aangaat zal de aandacht wellicht iets verslappen als het over Enumatil gaat. Het goede nieuws is dat dhr. Out naar Oost-Indië gaat, iets wat dhr. Out in deze vergadering vijf of zes keer in de stukken tegenkwam. Wat dat aangaat zit er ook perspectief in Oost-Indië. De brief die bij deze stukken zit, gaat erover dat er € 130.000 meer nodig is om de brug uit te voeren dan men in eerste instantie had gepland. Wanneer men de voordracht van vorig jaar juni er nog eens bij pakt, dan staat daarin onder andere: “We hebben uitgezocht wat voor soort brug het beste in het type dorp als Enumatil zou passen en zowel een lage brug als ophaalbrug waren mogelijke opties. Deze varianten zijn samen met de gemeente Leek besproken. Wij hebben in overleg met de gemeente en haar monumentencommissie vanwege het dorpsbeeld van Enumatil gekozen voor een type lage brug met ophaalmechanisme”. Tot zover de voordracht van € 550.000 van vorig jaar. Als het om informatievoorziening gaat – en daar ging het over –, gaat men er bij het lezen van zo’n voordracht vanuit dat er echt heel goed over is nagedacht en dat er overleg is geweest over de vraag wat een brug nu moet kosten, conform alle wensen en eisen zoals die op die plek met zich meebrengt. De vernieuwde
10
inzichten die op dit moment in de nieuwe brief zitten, zijn eigenlijk heel beperkt. Wat dat aangaat, is de overtuiging van de VVD-fractie dat het vorig jaar al best beter ingeschat had kunnen worden gelet op het vele overleg dat er ook al voor die tijd geweest was. Dhr. Nijboer (PvdA) stelt dat hij in de commissievergadering van april een vraag heeft gesteld over de drijvende onderwaterweegbree bij de vaarverbinding Zuidlaardermeer-Oost-Groningen en aangegeven dat hij daar op terug zou komen. Het is gebleken dat alles is onderzocht. Er is niets aan te doen. Er moet € 400.000 extra voor uitgetrokken worden. Het is zelfs zo dat als dhr. Köller een grap maakt in deze commissie – over een kruiskopkever die de plant had opgegeten – dat dit wordt nagetrokken, terwijl het beest helemaal niet bestaat. Er blijkt niets aan te doen te zijn, dus de PvdA-fractie ziet verder geen reden om hier op terug te komen. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) gaat allereerst in op de brug van Enumatil. Hij geeft aan verrast te zijn geweest, want de provincie heeft op dat moment zelfs overeenstemming bereikt met het College van B&W. Er zijn twee soorten bruggen in ogenschouw genomen en daarover is overeenstemming bereikt. Daar wordt dan een berekening voor gemaakt. Daarna zijn de bezwaren pas via de gemeente naar voren gekomen. Dat is iets wat de provincie dan overkomt. Het is iets wat in de gemeente Leek heeft gespeeld. Dan kan men als provincie zeggen zich daar niets van aan te trekken of besluiten er nog eens naar te kijken en te vragen hoe men het dan had willen hebben. Men kan proberen om er dan iets anders van te maken, overeenkomstig de laatste inzichten en wensen. De gedeputeerde kan geen antwoord geven op de vraag of men dat voor die tijd had kunnen zien. Dhr. Out (VVD) geeft aan dat het beeld dat hij ervan heeft, toch heel anders is. Er waren dingen bekend. Als het gaat over informatievoorziening lijkt het in de voordracht weer alsof er uitgebreid overleg geweest is, alle alternatieven zijn gewogen. Dan had dit echter niet als konijn uit de hoge hoed kunnen komen. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) stelt dat dit de opvatting van dhr. Out is. De gedeputeerde heeft een andere zienswijze. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) acht die reactie van de gedeputeerde iets te gemakkelijk. Gaat er in het vervolg bij dit soort trajecten een andere houding aangenomen worden om te voorkomen dat dit nog een keer gebeurt? Gewoon zeggen dat het nu eenmaal zo is, einde verhaal, dat kan natuurlijk niet. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat dit een overleg is geweest waarbij uitvoerig met de gemeente gesproken is over welke vorm, welke brug – een hoge of lage. Er was bestuurlijk overeenstemming over. Op dat moment wordt het op die manier aangepakt en uitgevoerd. Daar was men het op dat moment, zelfs toen het hier aan de orde kwam, nog over eens. Later is dit pas naar voren gekomen. Dan kan men zeggen dat dit laat is en de gemeente had misschien eerder de welstandscommissie in moeten schakelen, maar dat overkomt men dan een keer. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat het voor een eventuele nieuwe situatie dan toch een punt op de checklist van de provincie is of de welstandscommissie al is ingeschakeld of niet.
11
Dhr. Musschenga (gedeputeerde) acht dit logisch. De gedeputeerde was er toen echter vanuit gegaan dat als men die overeenstemming heeft over een paar modellen, dat hij niet deze nawerking zou krijgen. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat het punt niet is dat er zaken fout zijn gegaan, maar de vraag wat de provincie daarvan leert voor de toekomst. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) stelt dat dit niet de vraag van dhr. Out was. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat de vraag hem geen aanleiding geeft om daar nog uitvoerig op in te gaan. Hij denkt dat het goed is dat er een convenant is waarbij de accenten nu anders ingestoken zijn. Het College kan daarmee uit de voeten. De provincie wilde zorgvuldig omgaan met de kwestie van de waterweegbree. Er is van alle kanten naar gekeken en de procedure is op een nette manier gevolgd. Dat moet ook op een goede manier worden gedaan, want het is een bijzonder zeldzame plant. Op het totaal van de financiering moet wat daar aan de hand is ook niet worden overdreven. 8.
Voorjaarsnota
De voorzitter stelt voor om dit agendapunt in een termijn te behandelen, aangezien de volgende termijn toch plenair zal plaatsvinden. Dhr. Jager (CDA) geeft aan zich te zullen beperken en een aantal onderdelen aangeven waar de CDA-fractie naar alle waarschijnlijkheid in de tweede termijn in de Staten op terug zal komen. Dat zal in elk geval het onderwerp energie betreffen. Daarover heeft dhr. Jager op dit moment geen vragen of opmerkingen over. Met betrekking tot economie heeft dhr. Jager een vraag aan het College als het gaat om de Eemsdelta. Er wordt in het politieke gedeelte geschetst wat daar de ontwikkelingen zijn. Die zien er goed uit. Bekend is dat de provincie betrokken is bij een groep die in de Eemsdelta kijkt – ook aan Duitse zijde – wat voor ontwikkelingsmogelijkheden en samenwerkingsmogelijkheden er zijn. Dat miste dhr. Jager in het stuk. Misschien kan de gedeputeerde aangeven hoe het daarmee staat en in hoeverre dat in het Koersverhaal thuis hoort. Met betrekking verkeer en vervoer en mobiliteit stelt dhr. Jager dat de CDAfractie zich kan vinden in de boordvoorziening AG Wildervanckkanaal. Zij is zeer verheugd over het voornemen van het College om de cable barrier langs de N860 te vervangen. Het heeft enige tijd geduurd, maar aan de andere kant kan worden gezegd dat de acties absoluut succes hebben gehad. Ook de motorrijders zijn wat dat betreft erg blij. Het CDA is ook blij met het voornemen van de provincie om niet alleen de cable barrier te vervangen, maar ook heel nadrukkelijk met de motorrijders te kijken naar andere verkeersveiligheidsaspecten als het gaat om de bestaande provinciale wegen. Wat dat betreft is te zien dat vaak met relatief eenvoudige aanpassingen ook voor deze groep de veiligheid een stuk verbeterd kan worden. Het bestellen van de overlagen N366. Het is natuurlijk triest dat het moet gebeuren, maar de CDA-fractie begrijpt het wel. Het zal ook moeten gebeuren. Met betrekking tot de aanpak van grote projecten kan zij zich absoluut vinden in de voorgestelde aanpak. Als het gaat om de formatie is het CDA het met het College eens dat optie 3 zoals omschreven in de Voorjaarsnota, ook de beste optie is. Ook dat kan het CDA derhalve steunen.
12
Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) refereert aan blz. 8 betreffende economie. De zaken rond het Eemsdelta-gebied. Er staat dat er een groot aantal besluiten op allerlei gebied moeten worden genomen. Dat is heel vaag en heel mooi geformuleerd, maar dhr. Staghouwer verzoekt het College om hier iets concreter over te zijn. De ChristenUnie maakt zich enigszins zorgen over de alternatieve energiebronnen. Er wordt wel iets over gezegd, maar er is op dit moment toch een groot aantal initiatieven. De ChristenUnie-fractie zou het College willen oproepen om daar wat steviger op in te zetten en dat dan ook uit te spreken. Men komt ook de term Life Science weer tegen. Het is fantastisch om dit elke keer te noemen, maar er zijn inmiddels meer steden in het kleine Nederland die zich life science-stad noemen, bijvoorbeeld Wageningen, waar het ook uitgedragen wordt. Het is natuurlijk prachtig dat het College zich daar elke keer op voorstaat, maar misschien zou dit wat verder geconcretiseerd kunnen worden. De bereikbaarheid van Groningen. De fractie van de ChristenUnie maakt zich zorgen over de bereikbaarheid, met name aan de zuidkant van de Stad. De zuidelijke ringweg is al vaak over gesproken. Als men kijkt naar wat hierover geschreven wordt, dan komt men eigenlijk niet veel verder. Het is dhr. Staghouwer bekend dat de gedeputeerde heel stevig in onderhandeling is geweest met de gemeente Groningen, alleen heeft de fractie van de ChristenUnie toch het gevoel dat een en ander niet tot concrete zaken leidt. Misschien zou het toch beter zijn om concreet de zaken bij de horens te vatten om ook duidelijke signalen af te geven, want te zien is dat daar grote problemen ontstaan. Mensen worden daar dagelijks geconfronteerd met fileleed. Dat kan op termijn nog grotere problemen veroorzaken. Daar moeten duidelijke keuzes gemaakt worden. De Q-liner. De ChristenUnie vindt het fantastisch dat er nu aangezet wordt tot een kwartiersverbinding, met name met de nieuwe wijk in Leek. Mw. Bulk (SP) betreurt het dat dhr. Out te laat komt wonen in de nieuwe wijk in Leek, want mw. Bulk heeft begrepen dat er een prachtig feest komt. Dhr. Out (VVD) legt uit dat het feest niet in de wijk, maar in het centrum plaatsvindt. Daar mag dhr. Out ook komen. Mw. Bulk (SP) wenst slechts één opmerking te plaatsen en één vraag te stellen. De SP-fractie is onaangenaam verrast over de omvang van het bedrag voor de glastuinbouw. Dit zal niemand verbazen. Daar gaat de SP ook niet uitgebreid over discussiëren, want dat heeft weinig toe te voegen. Het feit is dat er nog steeds een grote werkeloosheid is in de provincie Groningen. Daarnaast is het een feit dat er niet overal een bus is waar men dat misschien zou willen. De SP-fractie vraagt zich af waarom beide zaken niet gecombineerd kunnen worden door een soort werkgelegenheidsplan, ongeveer à la plan Heinen, waarbij men bussen van Arriva zou kunnen huren en jongeren in de gelegenheid worden gesteld om ervaring op te doen, een opleiding te volgen en mogelijk later een vaste baan te krijgen op dat gebied. Het College heeft altijd goede ideeën. Mw. Bulk denkt ook dat dit zo voor de hand ligt, dat het College daar vast al een idee over heeft gehad. Zij informeert of dit het geval is. Als het College dit idee niet heeft gehad, dan wenst mw. Bulk te vernemen of het College met een notitie wil komen over dit plan om samen met gemeenten zoiets op te zetten. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat in de commissie ooit een notitie Meer grijs in Groningen is besproken. Als naar de Voorjaarsnota wordt gekeken, valt niet te ontdekken dat dit echt zijn weerslag heeft gekregen. Met name de zorgsector als eco-
13
nomisch speerpunt, waar D66 destijds om heeft gevraagd, is niet terug te vinden. Dhr. De Vey Mestdagh informeert of hij dit goed ziet of dat dit ergens ‘verstopt’ zit. De energiebesparing. D66 vindt het een goede zaak dat in het stuk staat dat in het laatste jaar van de collegeperiode meer aandacht zal worden geschonken aan energiebesparing. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt of de gedeputeerde daar reeds handen en voeten aan zou kunnen geven door aan te geven waar hij op gokt, behalve de verwijzing naar een convenant. Wanneer men van Oost-Indië naar Zernike in de Stad wil reizen, moet men eerst naar het Centraal Station en daarna van het hoofdstation door naar Zernike. Dhr. De Vey Mestdagh veronderstelt dat hetzelfde station bedoeld wordt. Hij vraagt of daar eenheid in gecreëerd kan worden. Hij stelt ‘hoofdstation’ voor als Groningse... Het betreft blz. 13 en 14. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat hij daarover strijd voert met de burgemeester. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) neemt aan dat de burgemeester het dan heeft over ‘hoofdstation’, want die gaat naar Zernike. Gronings is naar opvatting van dhr. De Vey Mestdagh ‘hoofdstation’. Dhr. Zanen (PvhN) verklaart er een tijdje uit geweest te zijn. Wat niet gestopt is in die tijd is de toevloed van stukken van diverse commissies. Als kleine fractie is het ook nog zo dat men vanuit meerdere commissies de stukken krijgt toegezonden. De Voorjaarsnota is vooral als het gaat om het Koersverhaal heel helder. Dhr. Zanen zal zich hierop concentreren om er in de statenvergadering het nodige over te zeggen. Er zijn nog enkele punten waar hij iets over wil zeggen, maar dat komt in de tweede ronde. De voorzitter excuseert zich voor het feit dat hij dhr. Zanen niet welkom heeft geheten na zijn afwezigheid door ziekte. Dhr. Haasken bekent daar niet bij stilgestaan te hebben, omdat het zo gewoon is dat dhr. Zanen aanwezig is. Hij heet dhr. Zanen alsnog weer van harte welkom en hij is blij dat dhr. Zanen weer terug is. Dhr. Zanen (PvhN) wenst ook de Staten te bedanken. Die hebben in de statenvergadering een kaart aan hem gestuurd. Dhr. Zanen geeft aan dat wanneer men ziek is, dat zeer prettig en positief is en ook goed helpt. Dhr. Moll (GroenLinks) heeft enkele opmerkingen aangaande mobiliteit. De Voorjaarsnota is gericht op de uitvoering van vele zaken die al in gang gezet zijn. Dat blijkt ook duidelijk uit de stukken. Het is ook een voorrecht van de nieuwe Staten om een heleboel zaken in te vullen. Dit acht dhr. Moll op zich politiek goed. Aan de andere kant is natuurlijk wel de uitdaging dat de periode die nu nog rest besteed wordt om zaken ‘keuzeklaar’ te maken. Dhr. Moll denkt dat Kolibri en de netwerkvisie – daar is de vorige keer over gesproken – heel belangrijke ingrediënten zijn. Het zou hem daarom een lief ding zijn – en hij hoopt dat het College dit met hem eens is en de Staten, maar ook de toekomstige Staten behulpzaam zal zijn – om in dat dossier in elk geval de ideevorming een aantal stappen verder te laten komen. De besluiten moeten misschien later worden genomen. Naar inzicht van dhr. Moll is het van groot belang dat dit project in de lucht blijft en ook in de lucht kan blijven doordat nu de goede zaak wordt voorbereid. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vervolgt met de portefeuille economie. Met betrekking tot arbeidsmarktbeleid ziet de GroenLinks-fractie tot haar vreugde dat waar in
14
het verleden door haar is getracht om geld naar voren te halen – wat toen gebeurde – GS nu zelf tot de conclusie komen dat zij te weinig geld hebben. Er moet dus iets bij worden gedaan. Dit lijkt GroenLinks een goed idee. Waar gaat het geld dan heen? Vervolg ESF-pilot. Dhr. Van Zuijlen vertelt dat de burgemeester van zijn woonplaats laatst in de locale krant stond met € 8 miljoen voor Effatha Guyot als onderdeel van de ESF die hij symbolisch uit mocht delen. Nu gaat het om enkele tienduizenden euro’s vervolg-ESF. Dat roept twijfels op over de effectiviteit van zo’n instrument. Dhr. Van Zuijlen verzoekt het College om een reactie. De GroenLinks-fractie zou de gedeputeerde willen oproepen om te gaan speeddaten of althans daartoe de gelegenheid te geven. De taskforce jeugdwerkeloosheid is daar landelijk mee bezig. Gisteren hoorde dhr. Van Zuijlen op Radio 1 dat locaal in IJsselstein een tweehonderdtal MKB-ondernemers en een tweehonderdenvijftigtal leerlingen of mensen die van scholen af komen aan het speeddaten waren geslagen en met groot succes. Het uitgangspunt was dat men veertig sollicitatiebrieven kan sturen, maar dat het uiteindelijk om de eerste indruk gaat. Wanneer men dat organiseert, leidt dat tot allerlei heel concrete afspraken. Die ondernemers warren er ook heel enthousiast over. Gegeven het feit dat de provincie inzet op faciliteren als het gaat om arbeidsmarktbeleid, is dit uitdrukkelijk een manier van faciliteren. Wanneer de GroenLinks-fractie de gedeputeerde kan helpen met een amendement om daar wat meer geld voor vrij te maken, dan hoeft hij het maar te zeggen. Dhr. Nijboer (PvdA) vraagt voor de helderheid met wie de gedeputeerde moet speeddaten. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) verklaart dat de gedeputeerde gelegenheid mag geven tot (speeddaten). Als het maar spannend is. Voorts heeft dhr. Van Zuijlen een vraag over formatie-uitbreiding bij EZ. Dit zal hedenavond in de commissie Bestuur & Financiën eveneens aan de orde komen. Er komt een zekere kentering in het terugdringen van de formatie. Nu is toch weer sprake van een zekere uitbreiding. Bij de GroenLinks-fractie is enige verwarring, want er staat aan de ene kant in de tekst ‘een tijdelijke uitbreiding’, noodzakelijk in verband met een moeilijk verhaal over de provinciale bedrijven. Even later gaat het toch weer over een structurele oplossing. Dhr. Van Zuijlen wenst te vernemen of het een tijdelijke aanvulling op de formatie betreft of dat het toch de bedoeling is om dat structureel te laten zijn. De cofinanciering. Er gaat heel veel extra geld heen, maar dat lijkt GroenLinks ook een goede zaak. Dhr. Van Zuijlen heeft wel een vraag ten aanzien van de reikwijdte van de cofinanciering. Er wordt gezegd dat men zich daarin toch wat moet beperken. Er staat een mooi rijtje waar GS wel aandacht aan zouden willen besteden. Dhr. Van Zuijlen was naar eigen zeggen iets te lui om te gaan zitten nazoeken wat er dan allemaal wegvalt. Wellicht kan het College in twee à drie woorden aangeven wat de belangrijkste zaken zijn waar geen geld meer naartoe zal gaan. De recreatieve vaarroutes. Dat is ook vrij veel extra geld, weliswaar het ESFI. In tijden van krapte wordt de GroenLinks-fractie daar niet echt warm van. Zij ziet liever nog wat extra geld naar de arbeidsmarkt gaan dan naar de recreatieve vaarroutes. Het betreft beleid, het is dus niet anders. De voorzitter merkt op dat het beleid wel hier bepaald wordt. Dhr. Out (VVD) stelt dat de VVD-fractie voor een aantal punten die meer politiek zijn, de tweede ronde zal gebruiken. Er staat een stukje in over de financiering van de vaarverbinding Erica-Ter Apel. Er staat: “Het wordt in 2006 duidelijk of we de financiering van het totale pro-
15
ject rond kunnen krijgen”. Bij de Rekening is het er nadrukkelijk over gegaan dat de bijdrage die de provincie Groningen heeft toegezegd ook de bijdrage is die de provincie zal doen, meer niet. Dhr. Out vroeg zich daarom af hoe dit gelezen moet worden als het gaat om ‘we’ en het rond krijgen van de financiering. Wie is deze ‘we’? Op blz. 62 staat een paragraaf over de voorfinanciering van het Winschoter Diep. Dhr. Out wenst te vernemen wat daar nu precies de consequenties van zijn. Wat gaat men daar bereiken? Er zit waarschijnlijk ook een doorkijkje in naar een agendapunt dat straks nog aan de orde zal zijn. Dhr. Out is heel benieuwd wat met deze paragraaf nu wezenlijk bedoeld is en wat ermee bereikt gaat worden. Als hij daar antwoord op heeft, kan hij het in de eerste termijn zo dadelijk gaan gebruiken in plaats van de tweede termijn in de statenvergadering. Dhr. Out dacht dat dhr. Van Zuijlen repte over speed eten, maar hij erkent hem verkeerd te hebben begrepen. Er staat een aantal zaken in deze Voorjaarsnota – die zullen ook terugkeren in het politieke gedeelte in de statenvergadering – waarvan het ‘tsjakka-gevoel’ een beetje ontbreekt. Dhr. Out roept op om nu niet te gaan uitbollen maar ervoor te zorgen dat de laatste periode men een aantal bewegingen goed door blijft zetten. Dan gaat het onder andere over de zuidelijke ringweg en een aantal andere mobiliteitsvraagstukken die al genoemd zijn. Men begint met de procedure en men start met planvorming. ‘Kom op’, zegt dhr. Out richting het College. Het is volle bak eraan trekken om die zaken van de grond te krijgen. Dat is ongetwijfeld de ambitie, maar dat spreekt af en toe wat weinig uit de Voorjaarsnota. In de Voorjaarsnota staat bijvoorbeeld een stukje tekst over de ZZL dat het lijkt dat nut en noodzaak van zo’n snelle OV-verbinding onvoldoende is aangetoond. Dhr. Out is van mening dat het College dat soort teksten zelf niet moet afdrukken. Er had moeten staan “zou zijn aangetoond” en “wij gaan er alles aan doen om men ervan te overtuigen dat men het helemaal verkeerd ziet”. Dhr. Out roept het College op om die spirit – het “Jetzt geht’s los” om in voetbaltermen te blijven – er voldoende in te houden, ook in het laatste jaar van deze collegeperiode. Het is heel mooi dat er een stuk is opgenomen over de verzelfstandiging van Seaports. Daar is ook eerder in de commissie over gesproken. De VVD-fractie hoopt dat het inderdaad gaat lukken. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de afronding van fiets- en wandelnetwerken, iets wat ook al jarenlang een moeizaam dossier is. De VVD vraagt zich af waarom het dan nu, in het laatste jaar, wel gaat lukken. Misschien kan de gedeputeerde aangeven waarom het nu wel gaat lukken, zodat men bij de Rekening volgend jaar niet hoeft te zeggen dat het zo mooi geweest zou zijn als het wel gelukt was. Hetzelfde geldt voor glastuinbouw. Wat voor effort gaat het College daar echt in steken, behalve het geld? Hoe gaat het College ervoor zorgen dat de ondernemers zo meteen echt klaarstaan om er in te gaan? Wat voor extra initiatieven kunnen daarin worden gedaan? Ook daar zal de VVD-fractie in tweede termijn op terugkomen, alsook op een aantal zaken rond energie en milieu. Het bestuur spreekt de zin uit: “Het betrekken van de inwoners op een interactieve manier”. De VVD-fractie was ontzettend blij dat deze zin in de Voorjaarsnota staat. Dhr. Out roept op om daar ook goed invulling aan te gaan geven. Dhr. Nijboer (PvdA) stelt met betrekking tot EZ dat er een extra ambtenaar komt die zich moet bezighouden met provinciale bedrijven. In het collegeakkoord is natuurlijk afgesproken om het ambtelijk apparaat iets te verkleinen. Hoe past dat hierin? Ook elders in de Voorjaarsnota – waar in deze commissie niet over wordt gesproken – is te zien dat extra mensen worden aangenomen. Dhr. Nijboer vraagt of dit nu echt nodig is en of dat echt niet binnen de programma’s kan worden opgelost. Moet daarvoor nu apart een voorstel naar de Staten om dat te regelen?
16
De cofinanciering. Dhr. Van Zuijlen gaat ervan uit dat het extra geld al geregeld is, maar dhr. Nijboer heeft het onder het kopje ‘door nieuwe Staten af te wegen’ zien staan. Het zal er waarschijnlijk wel van komen, dat is dhr. Nijboer met dhr. Van Zuijlen eens. Er zijn wel twee dingen van belang. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) interrumpeert en stelt dat het er wel van zal komen met GroenLinks erbij. Dhr. Nijboer (PvdA) merkt op dat het deze periode prima gelukt is met het CDA. De VVD heeft uiteindelijk ook ingestemd, ondanks de verhoging van de opcenten. Dhr. Nijboer hervat zijn betoog en stelt dat er weinig cofinanciering is. Dat is ook te merken aan het huidige project. Er is bij de Jaarrekening ook even over gesproken. Het is wel zaak dat gezamenlijk wel de criteria goed worden afgesproken, niet alleen door het maken van een groslijst, maar de vraag te stellen wat nu de afweging is om projecten wel of niet door te laten gaan, zeker als er sprake is van krapte en het over veel geld gaat. Daar dienen PS ook wat meer bij betrokken te worden. Dhr. Nijboer heeft begrepen dat het College van plan is om ten aanzien van de grote projecten niet alleen het SNN maar ook de statencommissie een rol in te laten spelen. Daar zou de PvdA een groot voorstander van zijn. De vaarverbinding Oldambt-Beerta waar als nieuw beleid geld voor wordt gereserveerd. Wanneer men een Blauwestad begint, een enorm project dat ook toeristisch is bedoeld, dan moet daar natuurlijk mee ingestemd worden. Men kan daar immers geen boten laten varen zonder vaarroutes aan te leggen. De PvdA-fractie heeft in het verleden al wel vaker wat kritische opmerkingen gemaakt over steeds weer ‘die kanalengraverij’ en zo weinig – en dhr. Out refereerde er ook al aan – geld voor fiets- en wandelpaden. Er is € 100.000 per jaar voor recreatieve fiets- en wandelpaden. Sinds jaar en dag wordt daar ongeveer vijftig procent van benut. Dat is echt te weinig. De PvdA-fractie is blij dat de nieuwe ‘kanalengraverij’ wordt afgewogen door de nieuwe Staten. De PvdA-fractie vindt wel dat het met die fiets- en wandelpaden het komende jaar echt beter moet. Dhr. Nijboer benadrukt er nu al drie keer bij de Jaarrekening namens de PvdA iets over gezegd te hebben. De PvdA zal in de Staten met alternatieven komen. Waarschijnlijk middels een amendement en mogelijk door reservering van extra geld, hetgeen nog in de fractie besproken moet worden. Er zijn in Flevoland en in Zeeland initiatieven. Die hebben knooppunten aangelegd en leggen ontbrekende schakels aan. Drenthe heeft een groot project. Wat hebben die provincies allemaal gedaan en wat kan de provincie Groningen gaan doen? De PvdA wil dat dit volgend jaar actiever gebeurt en dat het niet alleen bij woorden blijft, zoals dhr. Out ook al aangaf. Verkeer. Er werden ten aanzien van de zuidelijke ringweg en Kolibri wat opmerkingen gemaakt in de trant van ‘tsjakka’. Daar is de PvdA niet zo’n liefhebber van, maar dhr. Nijboer kan zich in deze tijd meer vinden in ‘Jetzt geht’s los’. De PvdA heeft bij de Jaarrekening 2004 opgeroepen om dit wat sneller te gaan doen. Nu wordt een studie, een netwerkanalyse gedaan. Eigenlijk heeft de PvdA nu het idee dat het aardig op gang is. Natuurlijk moet het allemaal snel. De PvdA-fractie ziet ook dat er ten aanzien van de grote infrastructurele projecten een hele lijst is van wat gedaan moet worden maar waar geen financiering voor wordt gezet. Aan de andere kant is er ook een ESFI-fonds met heel veel inkomende dividenden de komende tijd. Er wordt een heleboel aan de nieuwe Staten overgelaten. De PvdA heeft wel het idee dat als de netwerkstudie er is, dan de grote knopen kunnen worden doorgehakt in deze periode dan wel in de komende periode. Dhr. Nijboer is het heel erg met dhr. Moll eens dat nu de tijd is om alle afwegingen in elk geval panklaar te maken voor of de volgende tijd of dat er al een hoofdlijnendiscussie kan plaatsvinden. Zo pessimis-
17
tisch als dhr. Out is dhr. Nijboer daar niet over. Met die netwerkanalyse gaat het wel de goede kant op. De PvdA-fractie heeft ook gevraagd naar de hoogovenslak. Dat is goed beargumenteerd. Er is een goed stuk over gekomen van het College. Dat is noodzakelijk, het is niet anders. Het managementcontract. Anderhalf jaar geleden heeft er een discussie over plaatsgevonden. Het onderhoud van de provincie is ‘sober en doelmatig’. Het moest niet ‘goedkoop is duurkoop’ worden. Dan schrikt de PvdA-fractie toch wel een beetje van de zin op blz. 63: “Onderhoudstoestand van de provinciale infrastructuur baart ons zorgen”. Daar schrok de PvdA een beetje van, omdat toen, halverwege de evaluatie van het managementcontract, die discussie uitgebreid is gevoerd en gesteld werd dat de provincie het sober, maar doelmatig zou doen. Het zou niet duurder worden door de bezuinigingen. Nu lijkt het er toch op dat de provincie vooral met de kunstwerken met een lelijk lijk in de kast komt te zitten. Hoe verhoudt zich dat tot die discussie van anderhalf jaar geleden waarin werd gesteld dat het ‘sober en doelmatig’ zou worden gedaan? Er wordt aangegeven dat er de komende periode waarschijnlijk veel geld bij moet. De 150 kunstwerken moeten in beeld komen voor de komende periode, zodat het in elk geval een ‘zichtbaar lijk’ is en dat men weet wat men daarmee moet. Dat moet ook echt worden gedaan, want in het stuk wordt nog een beetje gesuggereerd dat het zinnig zou zijn. Dhr. Swagerman (SP) wenst dhr. Nijboer een vraag te stellen, feitelijk gericht aan meerdere partijen die over de fietspaden hebben gesproken. Het was voor de SP een heel duidelijk thema, daarom is de SP er niet nadrukkelijk over begonnen. Dhr. Nijboer signaleert dat hij er al drie jaar over praat dat er te weinig beschikbaar is en te weinig wordt uitgevoerd. Ook dhr. Out heeft zoiets aangegeven. De SP heeft zoiets aangegeven. Meerdere partijen vinden dat er meer fietspaden moeten komen. Dhr. Swagerman vraagt wat de fracties er dan van weerhoudt om – want het lijkt hem dat er een meerderheid is voor het meer aanleggen van fietspaden – dan nu een keuze te maken om niet de dure driemasters en motorbootkajuiten, jachten door een kanaal te sturen van een heleboel miljoenen, maar de mensen van het Oldambt op de fiets daar omheen te jagen, door het geld een klein beetje te herstructureren. Misschien is dat een idee. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat in het Oldambt een compleet netwerk aan fietspaden wordt gerealiseerd. Er wordt hier een beeld geschetst alsof heel Groningen stil ligt op dat punt. Dat is natuurlijk niet waar. Dhr. Swagerman (SP) herhaalt het voorbeeld van het kanaal dat door dhr. Nijboer werd aangegeven. Er zijn meer kanalen. Er ligt een redelijke scheefgroei in de aanleg van kanalen – zoals dhr. Nijboer aangaf – ten opzichte van de hoeveelheid fietspaden in de provincie en niet specifiek het Oldambt. Dat constateren meerdere partijen. Waarom zouden ze dan niet besluiten om het geld een beetje te herstructureren? Dhr. Nijboer (PvdA) geeft aan uitgelegd te hebben waarom de PvdA voor de vaarverbinding Oldambtermeer-Beerta zal stemmen: omdat de provincie met een groot project bezig is en als men daar een meer aanlegt, zou het natuurlijk nergens op slaan wanneer men daar niet met een boot kan komen. Er staat voor nieuw beleid € 3 miljoen aan vaarwegen. De PvdA weet nog niet of zij daarmee instemt. Voorts heeft dhr. Nijboer aangegeven dat de PvdA met een initiatief zal komen – en hij heeft dit de vorige vergadering ook al met mw. Bulk afgesproken, het initiatief zal dus waarschijnlijk worden gesteund door de SP – om te kijken wat andere provincies
18
doen en daar waarschijnlijk ook extra geld bij te doen. Volgens dhr. Nijboer wordt dhr. Swagerman op zijn wenken bediend. De voorzitter geeft aan dat desnoods op dit punt een amendement kan worden ingediend. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat bij de beantwoording van de vragen allereerst in op de uitbreiding van de formatie. Zoals te zien is, betreft het een tijdelijke uitbreiding die het College probeert in de structurele formatie te verwerken. Het is wel zo dat dit voorstel niet voor niets gedaan is. Er zijn natuurlijk afspraken over om daar zeer terughoudend mee om te gaan. Hier doet zich echter een enorm knelpunt voor. Dat heeft te maken met a. de kwetsbaarheid: het komt op een persoon terecht; b. er zijn ontwikkelingen in al die provinciale bedrijven die er niet om liegen en die veel aandacht vragen. Dat wil het College goed doen en goed blijven doen. Het College legt dit voorstel dan ook met overtuiging aan de Staten voor om dit zo te doen. Dhr. Jager vraagt naar de Eemsdelta. Dhr. Staghouwer refereert aan ontwikkelingen die in de Eemsmondregio aan de gang zijn. Dhr. Jager heeft een punt dat het College nog veel winst kan halen uit de samenwerking met Duitsland. Dat heeft binnen Seaports ook nadrukkelijk de aandacht. Dhr. Jager volgt dat daar ook op de voet. Het College stelt daar wel vast dat het daar wat langzaam gaat, maar dat heeft met de besluitvorming in Duitsland te maken, die over vele schijven loopt. Het College blijft daar echter ‘aan duwen en trekken’, want er moet op een gegeven moment natuurlijk wel iets uit gaan komen. Daar is blijvende aandacht voor. Dat zal binnen Seaports ook veel aandacht worden gegeven. Een groot aantal besluiten. De gedeputeerde zou heel graag willen, zo stelt hij in de richting van dhr. Staghouwer, dat hij de commissie daar precies over alle details en alles kan informeren. Bekend is dat een aantal gegadigden zich hebben gemeld voor de Oostlob van de Eemshaven. Het gaat om LNG-aanlanding, om Nuon, om RWE. Er zijn dus vele initiatieven. Op een gegeven moment gaat dit leiden tot besluiten. Dat zal ook van de kant van Seaports leiden tot besluiten. De gedeputeerde kan alleen maar toezeggen dat op momenten dat een en ander tot concreetheid leidt, het College de commissie daarover zal informeren. Dat is ook afgesproken in het verlengde van het short sea-havenbekken. De commissie is daar nadrukkelijk bij betrokken geweest. De gedeputeerde denkt dat dit ook geleid heeft tot het feit dat de Staten met het besluit konden instemmen en dat de lijn die gevolgd wordt, namelijk het bouwen op zekerheden, contracten en dan de uitgaven doen – dus niet op basis van verwachtingen, trends en allerlei mooie rapporten –, een vrij nuchtere aanpak, door de Staten nadrukkelijk is neergelegd in de commissie. Het College ziet dat ook als de meest wenselijke aanpak. Kijkt de gedeputeerde meer naar de ontwikkelingen in de Westlob – de minister-president zal op 27 juni officieel Holland Malt openen, dat is een nadrukkelijk voorbeeld, maar er zijn er meer – dan moeten de ontwikkelingen natuurlijk wel worden gefaciliteerd en het College moet er alles aan doen om dat goed en zorgvuldig te doen, maar ook met de vereiste snelheid. De gedeputeerde belooft dat de statencommissie daarover geïnformeerd zal worden. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft aan dat in het stuk staat dat volgend jaar een groot aantal besluiten genomen gaat worden. Dat betekent dat 2007 een cruciaal jaar is om een aantal doorbraken te zien. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat dit vermoedelijk dit jaar al het geval is. Dat is een aanvulling op de tekst.
19
De alternatieve energiebronnen spelen natuurlijk ook een rol bij het dossier waar de gedeputeerde zo-even over sprak, de energie-intensieve industrie, maar ook bij projecten die separaat in de voortgangsrapportage regelmatig in de commissie aan bod komen. Dat gaat over Costa Due, Energy Valley, het Energieconvenant. De gedeputeerde kan meedelen – en dat blijkt ook uit de rapportage – dat daar met volle kracht aan gewerkt wordt. Daar wordt dus flink op ingezet. De life science. Is dat nu onderscheidend genoeg? Moet de provincie daar wel op inzetten? Wanneer men om zich heenkijkt, is te zien dat rond het UMGC en de universiteit – dan denkt de gedeputeerde aan biochemie – veel ontwikkelingen plaatsvinden. Sommige gaan wat langzaam en zijn nog in een pril stadium, maar andere gaan heel hard, bijvoorbeeld het bedrijf Syncom. Dat brengt hoogwaardige werkgelegenheid met zich mee. Dat zorgt er ook voor dat de braindrain wordt tegengehouden. Het zorgt er ook voor dat er veel aanvullende werkgelegenheid plaatsvindt, die dan ook stevig verankerd is, omdat men hiermee op kennis loopt te concurreren en daarmee is het onderscheidend en concurrerend. Is het wel onderscheidend genoeg? Misschien zou het nog wel een scherper profiel kunnen krijgen. Daar zou aan gewerkt moeten worden. De gedeputeerde stelt dat men echter ook zijn zegeningen moet tellen dat die ontwikkelingen nu plaatsvinden rondom universiteit en UMGC als een goede spin-off. Hij roept op om die mogelijkheden ook te benutten en volop op in te zetten. Het is ook een van de punten waar het College binnen Pieken in de Delta of OP-EFRO nadrukkelijk aandacht aan wil besteden. De stad Groningen zet hier ook nadrukkelijk op in. Dhr. Gerritsen denkt dat het een kans is. Het moet niet al te snel aan de kant worden gezet vanuit het idee dat er in andere steden ook ontwikkelingen zijn. Dat klopt, maar dit is een van de punten waarin de provincie die hoogwaardige werkgelegenheid verder kan uitbouwen. Dat heeft ook gevolgen voor werkgelegenheid die misschien wat minder hoog gekwalificeerd is. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) merkt op er niet voor te pleiten om de zaak aan de kant te schuiven. Hij pleit ervoor om een en ander sterker te profileren. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) is het direct met dit pleidooi eens. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat de term ‘life science’ prachtig mooi is, maar dhr. Staghouwer verzoekt het College om een en ander te concretiseren en er scherper op in te zetten om de provincie duidelijker te profileren. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) acht dit uitstekend. Er is een project in het kader van het Innovatieactieprogramma dat Katalysator heeft. Dat voorziet ook in discussies met de sector. Dat gaat onder andere over het organiserend vermogen en de promotie en het op de kaart zetten. Bij energie is te zien dat dit goed op de kaart is gezet voor Noord-Nederland. Dat geldt nog niet voor de life science. Dat is een van de dingen die wel moet gaan gebeuren. Dat geldt ook voor het initiatief dat dhr. De Vey Mestdagh noemt, waar eerder in de commissie over gesproken is, over de zorgsector en Meer Grijs in Groningen. Het College heeft de commissie toegezegd eind dit jaar ook met een verhaal over vergrijzing te komen. Dit maakt nadrukkelijk onderdeel uit van de provinciale speerpunten in het kader van die programma’s waar de gedeputeerde het zo-even over had, dus ook op dit punt zal gekeken moeten worden naar een structuur waarin dit uitgewerkt zal worden, maar wel een structuur die ingebed is in de sector zelf en die ook door de sector zelf getrokken gaat worden. Het moet namelijk niet een overheids- en aanbodgestuurd verhaal worden. Dat er kansen liggen, is echter duidelijk. Het vorige punt van life science – geneesmiddelenontwikkeling, etc. – hoort daar eigenlijk bij, dat dient men als een samenhangend geheel te zien.
20
De energiebesparing. De hoofdlijnen zullen daar moeten zijn dat ook in de bestaande bouw wat wordt gedaan. Daar is concreet het project Lewenborg in het Zonnetje. Dat heeft in Lewenborg gedraaid, maar wordt nu uitgebreid naar een groot aantal gemeenten in de provincie onder de naam Wonen++. Daar is nu net een heel grote Europese subsidie voor. Die is vrijwel geheel binnen. Dat is een belangrijke benadering. Mw. Bulk (SP) constateert dat Wonen++ in meer gemeenten gaat plaatsvinden. Voor zover mw. Bulk bekend gaat het in totaal om drie gemeenten. Zij vraagt of er nog meer gemeenten gepland staan. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) dacht dat het ging om zo’n acht gemeenten, maar hij erkent dit niet paraat te hebben. Het is wel de bedoeling dat het meer aandacht krijgt. Zo zijn er meer projecten... Dhr. Rijploeg (PvdA) interrumpeert en stelt mensen te kennen die als bewoner mee hebben gewerkt aan het project. Voor de financiering zijn heel creatieve constructies bedacht. Dat is buitengewoon goed. De uitbetaling daarvan verloopt in sommige gevallen echter heel erg traag. Dhr. Rijploeg verzoekt de gedeputeerde om daar eens op te letten. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) zegt toe hier navraag naar te zullen doen. Het moet natuurlijk wel een beetje soepel lopen. Het is een interessante invalshoek. Die speelt dus in het Energieconvenant waar de provincie met de stad Groningen en een aantal private partijen aan werkt. Het nieuwe College van de Stad zet nadrukkelijk in op klimaatbeleid en energiebesparing. Het College heeft hier een voorstel aan de Staten gedaan om elk geval een jaar het Energieconvenant voort te zetten en het nieuwe College dit af te laten wegen voor de nieuwe periode. Daarin is energiebesparing de belangrijkste issue. Dhr. Van Zuijlen vraagt naar het arbeidsmarktbeleid. Het College denkt voor een aantal ontwikkelingen een intensivering te moeten doen. De ESF-pilot houdt nu op. Het College staat op het standpunt dat het ontwikkelen van scholingsprojecten gecontinueerd dient te worden. Dan is € 100.000 of enkele tienduizenden euro’s om die scholing te betalen natuurlijk heel beperkt. Het gaat hier ook meer om het in de benen houden van het organiserend vermogen. De provincie heeft in het kader van de ESF-pilot een aantal mensen rondlopen die ervoor zorgen dat er projecten ontwikkeld worden en dat er dus aanvragen uit allerlei fondsen en andere bronnen komen. Dan gaat het inderdaad om grote bedragen. Het is dus meer dat dit voorwaardescheppend, faciliterend is, net zoals het volgende punt. Dhr. Van Zuijlen doet een heel interessante suggestie met betrekking tot het speeddaten. Hij laat heel zorgvuldig in het midden of de gedeputeerde dat speeddaten zelf zou moeten doen. De gedeputeerde begrijpt echter dat dhr. Van Zuijlen aandacht vraagt voor het initiatief van de Taskforce Jeugdwerkeloosheid en de ontwikkelingen in het MKB. Het College zal hier naar kijken, want de gedeputeerde denkt dat het een heel effectief middel kan zijn. Wat hij daarover gelezen en gehoord heeft, spreekt hem zeer aan. Als dat ook in de provincie Groningen zou kunnen, moet men dat proberen te doen. De gedeputeerde zal met de mensen die dat organiseren contact opnemen om te kijken of dat gerealiseerd kan worden. De gedeputeerde vindt het een heel interessant initiatief. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat de gedeputeerde er zich op kan voorbereiden dat GroenLinks er in de Staten op terug zal komen. Misschien kan de gedeputeerde voor die tijd die contacten al...
21
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat hij dan ‘als de bliksem’ aan de gang zal gaan. De gedeputeerde herneemt zijn betoog en gaat in op de reikwijdte van de cofinanciering. Die zal het College nog wat preciezer bepalen. Dat geldt ook voor de criteria. Het klopt wat dhr. Nijboer zegt: het gaat om die beperkte middelen. Het College zal dus een afweging moeten maken en moeten kijken wat het meest effectieve is, wat het meeste bijdraagt. De provincie denkt er nog over na hoe dit het beste kan. Dat er wat scherpte in gebracht moet worden, is wel helder gegeven de beperkte middelen. De vraag wat nu niet meer wordt gedaan, kan de gedeputeerde niet helemaal precies beantwoorden. Misschien is dat iets voor het vervolg om daar nog even goed naar te kijken. De vaarroutes. Het College heeft samen met de Staten een brief vastgesteld. Over Erica-Ter Apel is een besluit genomen. Daar heeft de gedeputeerde een heel duidelijke uitspraak over gedaan in de statenvergadering. Dhr. Gerritsen constateert dat dhr. Out middels close reading het woordje ‘we’ naar boven heeft gehaald. Hij wenst echter gehouden te worden aan de uitspraken die hij in de Staten daarover heeft gedaan. De verzelfstandiging van Seaports. Daarover is het College in gesprek. Er wordt de hoop uitgesproken dat het nog gerealiseerd kan worden. Het College probeert er alles aan te doen om die gesprekken te laten plaatsvinden om dat in gang te zetten. De vragen met betrekking tot de fietspaden. Dhr. Gerritsen denkt dat het goed is dat dhr. Musschenga ook nog iets zegt over de utilitaire fietspaden. Waar het gaat om de recreatieve fietspaden is het zo dat het al een aantal keren aan de orde is geweest. Dat heeft ertoe geleid dat het College initiatieven heeft genomen tot het sluitend maken van verbindingen, het afronden van netwerken. Daar is het College succesvol in. De commissie heeft hier een aantal brieven over gehad, waarin ontbrekende schakels gerealiseerd worden. Het laatste feit is nog dat de lang gewenste fietsbrug bij Leegkerk gerealiseerd gaat worden. Het gaat er natuurlijk om dat er in recreatieve zin aansluitende netwerken plaatsvinden. Men moet zich niet verkijken op de provinciale middelen. Dat is maar een deel van het verhaal. Met die andere middelen is het zo dat cofinanciering tot tien à vijftien procent van allerlei bedragen is. Het gaat er vooral om dat het georganiseerd wordt en dat vanuit andere bronnen bijdragen komen. De commissie heeft daarover ook een rapportage van het College ontvangen. De gedeputeerde bestrijdt het beeld dat daar weinig aan zou gebeuren. Er gebeurt een heleboel op het gebied van utilitaire en recreatieve fietspaden. Met beperkte middelen is de provincie in staat om heel veel andere middelen los te krijgen en daarmee veel strategisch belangrijke verbindingen te realiseren. Het is ook met de commissie besproken hoe daar het beste op ingezet kan worden. Dit laat natuurlijk onverlet dat men natuurlijk initiatieven kan nemen op dit punt. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) staat positief ten opzichte van datgene wat dhr. Jager heeft aangegeven over de cable barrier en de motorrijders. Nu men er wat dieper is ingedoken, is te merken dat men het vaak heeft over voetgangers, fietsers en automobilisten en dat de motorrijders te weinig aan bod komen. Ze krijgen nu extra aandacht. Het allerbelangrijkste uitgangspunt blijft voor alle weggebruikers dat als ze niet teveel risico nemen, er weinig sores is. Dat gebeurt echter vaak niet. Dhr. Staghouwer heeft het over zorgen over de zuidkant van de Stad. De gedeputeerde geeft aan deze zorgen al een x-aantal jaren te hebben uitgesproken. Een jaar of zes à zeven geleden zijn er in de Staten debatten gevoerd ten aanzien van de zuidelijke ringweg. Toen lag er ook een soort ‘tsjakka-gevoel’ op tafel dat het allemaal gisteren al had moeten gebeuren. De commissie weet echter net zo goed als de gedeputeerde dat het ten aanzien van infrastructuur niet zo snel gaat. Dat kan zeker
22
niet als daar honderden miljoenen euro’s mee gemoeid zijn en als het bovendien geen weg is van de provincie zelf, maar een rijksweg, waarbij men ook geconfronteerd wordt met landelijke nota’s waarin staat dat de noodzaak om er wat aan te doen niet aanwezig is. Er wordt op het ministerie simpelweg gezegd dat die paar auto’s die in het Noorden achter elkaar staan geen file genoemd mag worden. Files zijn er volgens haar alleen in de Randstad. De discussie over de zuidelijke ringweg en allerlei economische gelden is bekend. Het is wederom dezelfde discussie die men tegenkomt. Dan moet men via andere wegen proberen om het wel te bewerkstelligen. Dat heeft in de regel wat meer tijd nodig. Dhr. Nijboer heeft echter gelijk: eind juni/begin juli is de netwerkanalyse klaar. Dan is ook de studie zuidelijke ringweg klaar. Op grond daarvan zal het College samen met de stad Groningen de mind opmaken om in het landsdelig overleg van 5 oktober met de minister te spreken over mogelijke invullingen hiervan. Daarnaast speelt natuurlijk altijd nog de discussie over al dan niet een snelle verbinding en de vraag dat als er geen snelle verbinding komt, wat er dan komt. Ook daarin speelt dit mee. Het College schaakt in dat opzicht op diverse velden van het schaakbord. Dhr. Nijboer heeft het bij het rechte eind als hij zegt dat het dan in een stroomversnelling zou kunnen komen. De gedeputeerde is het met dhr. Moll eens dat het op de agenda moet blijven. Men mag van de gedeputeerde niet anders verwachten. Het liefst zou men de grote contouren daarvan in de loop van dit jaar moeten kunnen bespreken en aangeven wat het traject is zoals dat ingezet kan worden en mogelijk uitgevoerd kan worden. Dat is natuurlijk wel afhankelijk van de middelen die er dan wel bij moeten. Dat gaat in samenhang met die beide studies en de Regiovisie Groningen-Assen... Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) begrijpt de gedeputeerde. Alleen de zaak die de gedeputeerde nu uitspreekt, komt niet voor in de tekst zoals die in de Voorjaarsnota staat geschreven. Dhr. Staghouwer zou graag willen dat dit anders was geweest, dan spreekt daar wat meer ambitie uit. Hij begrijpt en weet van de gedeputeerde, dat hij ambities heeft. Een groot aantal inwoners van de provincie Groningen wordt echter dagelijks geconfronteerd met dit soort ellende. Dhr. Staghouwer denkt dat de provincie daar keihard mee aan de gang moet. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat de provincie dat laatste ook doet. De gedeputeerde stelt dat hij in het opschrijven van de teksten misschien iets te behoudend is geweest door niet te zeggen: “Tsjakka! Dat zal nu uitgevoerd worden!” Als de gedeputeerde dat zegt, krijgt hij de volgende vraag van dhr. Out, namelijk: “Wanneer dan?” Dan komt de gedeputeerde ook niet verder. Dhr. Musschenga erkent dat teksten natuurlijk altijd anders geformuleerd kunnen worden. Dat neemt niet weg dat de commissie elke keer zeer nauw aan de hand genomen wordt en geinformeerd wordt over de vraag hoever het is. Er mag geen misverstand bestaan over de inzet ten aanzien van dit soort uitvoeringsplannen. Het kost vele dagen in de week om hier goed doorheen te komen. Ten aanzien van de stad Groningen waar over is gesproken als zou er tweespalt zijn, merkt de gedeputeerde op dat is afgesproken dat als het even kan met betrekking tot de zuidelijke ringweg en Kolibri voor het zomerreces gezamenlijk nog een standpunt ingenomen zal worden over hoe men de uitvoering ervan ziet. Dat is vorige week bij het kennismakingsbezoek met het nieuwe College afgesproken. Dat ligt derhalve geheel in de lijn van de afspraken. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) geeft aan dat de GroenLinks-fractie van harte hoopt dat het ook gaat om het transferium Haren en vooral de bijbehorende goede busverbindingen. Dat is toch waar de provincie het in eerste instantie van moet hebben.
23
Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat dit eigenlijk een integraal onderdeel van het geheel is. De zuidelijke ringweg is een element in het geheel. De provincie is natuurlijk met Haren bezig en gaat met Hoogkerk bezig. In dat netwerk – en dat netwerk heeft de gedeputeerde hier ook al eens vaker neergelegd – moet de provincie ten aanzien van haar OV in feite de goede dingen gaan doen. Dat neemt niet weg dat uit de studie zal blijken dat de zuidelijke ringweg in feite het grootste knelpunt van de Stad is. Als die niet wordt aangepakt, komt de binnenstad leeg te zitten. Dat zal dus coûte que coûte dienen te gebeuren. Van daaruit moet men de binnenstad goed kunnen bereiken met Kolibri. Als dat bewerkstelligd kan worden, kan dat ook de binnenstad en de mensen die daar hun brood verdienen of recreëren, heel goed van dienst zijn. Dan kan daar gezamenlijk een pilsje op worden gedronken. De Q-liner. Zo probeert de provincie elke keer een stap verder te komen in het OV. Waar de provincie wel ernstig rekening mee moet houden, is het contract dat is afgesloten. In dat contract zit een bepaalde som geld, waar men wat voor doet. Dat stelt grenzen. De provincie probeert heel creatief het ene met het andere te verenigen. Dan is er bijvoorbeeld Oost-Indië en concludeert men dat daar in de toekomst extra inkomsten te verwerven zijn. Zo kan men er op die manier alvast mee aan de slag. De gedeputeerde staat altijd op het standpunt dat als men nieuwe wijken aanlegt, eerst het OV moet worden aangelegd en daarna pas de rest moet invullen. Oost-Indië doet de provincie op een goede manier, maar het kan ook elders in de nabijheid op een heel goede manier. De provincie is echter gehouden aan het contract. Mw. Bulk stelt dat er niet overal een bus is. Waarschijnlijk bedoelt zij dat men niet overal kan reizen met een vorm van OV. Zo zit het namelijk op het platteland in elkaar. De gedeputeerde weet van mw. Bulk dat zij het daarover eens is. Als nu wordt gekeken naar de discussie die wordt gevoerd ten aanzien van het GGDcontract, dan is bekend dat het in december 2007 is afgelopen. Het College staat voor de beslissing van het wel of niet verlengen van dat contract met een à twee jaar. Op dit moment is de provincie de discussie met de gemeenten aangegaan. Voor de zomer heeft de gedeputeerde met alle gemeenten nog een gezamenlijk overleg – en ambtelijk gebeurt dat apart – over de nieuwe invulling van het huidige WVGgedeelte dat straks in de WMO zit. Dat betekent voor die contracten dat de provincie de gemeenten mee moet zien te krijgen om op het platteland de gelden – ook van de gemeenten – te houden. Op grond daarvan zou men ook de suggesties die mw. Bulk hier doet mee kunnen nemen. Het is niet nieuw, er wordt ook over nagedacht om op een heel integrale manier het platteland ook via de nieuwe contracten in te zetten. Men is nog niet zover dat bekend is hoe dat er precies uit gaat zien. Er dient ook nog gekeken te worden welke mogelijkheden men daar – ook financieel – krijgt. Er zijn in het land allerlei voorbeelden voor die de provincie op tafel heeft liggen om te kijken wat in de provincie Groningen het goede model is. Traditionele CVV/WVGcontracten duren niet tot in de eeuwigheid. Deze staan op dit moment ter discussie en daar past de suggestie van mw. Bulk uitstekend in. Daar zal het College op terugkomen. Mw. Bulk (SP) geeft aan dat zij twee zaken zou willen combineren: niet alleen dat WVG en WMO allemaal op één hoop gegooid wordt en dat het allemaal anders moet in de toekomst, maar de combinatie met een werkgelegenheidsproject. Dan hoeft het niet eens zo veel te kosten en de provincie slaat twee vliegen in één klap. Mw. Bulk geeft aan goed geluisterd te hebben of gedeputeerde Gerritsen er nog wat over zei, maar helaas was dat niet het geval. Het gaat om de combinatie, het gaat niet alleen over het feit dat niet overal een bus komt. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) stelt de suggestie van mw. Bulk goed te hebben gehoord: niet alleen wel of geen bus op het platteland, maar in combinatie met de
24
werkgelegenheidsproblematiek. De gedeputeerde zal het hierover ook met zijn collega hebben, want het is ook nodig om daar gezamenlijk in op te trekken. Misschien kan daar een project van worden gemaakt, dat zal bekeken moeten worden. Het zal ongetwijfeld meegenomen worden. Het is nu net de goede tijd ervoor, want men zit volop in de discussie. De gedeputeerde dankt mw. Bulk voor de suggestie. In antwoord op de vraag van dhr. De Vey Mestdagh ten aanzien van de termen ‘hoofdstation’ en ‘Centraal Station’ stelt de gedeputeerde dat het goed zou zijn om eens te kijken wat het nu moet worden, want het wordt verwarrend. Er is een grote voorstander in de Stad van de term ‘hoofdstation’. De gedeputeerde heeft begrepen dat het door anderen inmiddels ‘Centraal Station’ genoemd wordt. Hij geeft toe dat hij het zelf doorgaans ‘hoofdstation’ noemt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verklaart dat ‘hoofdstation’ in elk geval Gronings is. Bekend is dat de NS een voorkeur heeft voor ‘Centraal Station’, omdat dit gemakkelijker voor de bordjes te zijn. De NS zijn echter ook tegen de ZZL, de provincie heeft daarom wel meer met die club... De voorzitter stelt voor om de terminologie geen onderwerp van politieke discussie te laten worden. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) stelt dat het gaat om eenduidigheid. De provincie komt het ook steeds tegen en moet het steeds uitleggen. Het zou daarom goed zijn om dat niet uit te leggen. Als het om een bordje gaat, kan de provincie die zelf ook nog wel maken. Ten aanzien van de opmerking van dhr. Moll aangaande de uitdaging om een en ander ‘keuzeklaar’ te maken en het feit dat het hem een lief ding waard is om daar in de loop van dit jaar over te kunnen discussiëren, stelt de gedeputeerde dat hem dat ook een lief ding waard is om het in deze periode nog te kunnen doen, dan kan het in de volgende periode gewoon worden ingevuld. Managementcontract Wegen en Kanalen. Dat is wel belangrijk. Gezamenlijk is nu twee keer afgesproken dat het ‘sober en doelmatig’ zal zijn. Af en toe is er in de commissie discussie ten aanzien van de vraag hoe de wegen eruitzien. De gedeputeerde heeft eerder al aangegeven dat wanneer de Staten op een iets hoger level willen, zij daar direct het geld naast moeten zetten. Zo is het ook in die rapportages – die de commissies ongetwijfeld kent – neergezet. De Staten hebben echter zeer nadrukkelijk ook gekozen voor het ‘sober en doelmatig’. Dat is het punt. Wanneer de Staten daar meer aan willen doen – en alles kan – dan moeten de Staten ook hun financiën in de gaten houden of het ook in dat kader zou kunnen. Natuurlijk kan men hier en daar wel eens een andere keuze maken, maar voor het geheel is de level ‘sober en doelmatig’ Dhr. Nijboer (PvdA) is het geheel met de gedeputeerde eens: ‘sober en doelmatig’. Dat het sober is, is duidelijk. De discussie ging er vooral over of het ook doelmatig blijft. Wanneer de provincie allemaal bruggen laat vervallen en vervolgens duurder moet laten repareren... Dat was de discussie. 150 bruggen kunnen de statenleden niet overzien. Dhr. Nijboer vraagt of de provincie dan nog wel doelmatig bezig is. Ontstaan er geen lijken in de kast? Als reparaties eerder waren gedaan, zou het wellicht goedkoper gekund hebben. Daar ging de discussie over. Nu is er sprake van grote tegenvallers in infrastructurele projecten, grote uitgaven. Heeft de provincie het dan wel zo doelmatig gedaan? Daar heeft dhr. Nijboer anderhalf jaar geleden naar gevraagd. Nu vraagt dhr. Nijboer het weer, nu de gedeputeerde tegenvallers ziet.
25
Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat dhr. Nijboer het toespitst op de kunstwerken. Ten aanzien van de kunstwerken heeft het College de commissie ook al eens een notitie doen toekomen en aangegeven hoe dat eruitziet, hoe het in het verleden werd gedaan en hoe het wordt gedaan. Dat gebeurt met inspecties. Sinds jaar en dag zijn dat dezelfde soort inspecties. Wat men nu tegenkomt – en dat is heel cruciaal – is dat de bruggen die er voor zestig à zeventig jaar zijn ingelegd, nu allemaal zo’n beetje aan hun eind beginnen te komen. De een iets eerder dan de ander. Het betekent dat de gewone inspecties die de provincie doet, niet voldoende blijken te zijn. Daarom staat het College ook op het standpunt dat er ten aanzien van die kunstwerken andere inspecties moeten plaatsvinden, zodat de provincie beter weet waar het over gaat. Cruciaal blijft dat de bruggen ongeveer aan het einde van hun ‘levensduur’ zijn. Als dhr. Nijboer dat met ‘lijk’ bedoelt, dan zou de gedeputeerde dat niet zo willen betitelen. Wat de provincie op het ogenblik doet is wat de provincie bijvoorbeeld in de weg Zuidhorn-Groningen doet ten aanzien van de brug Nieuwediep: de brug voorlopig even op te knappen voor een x-aantal jaren tegen een gering bedrag om dan in feite in een keer alles heel goed aan te kunnen pakken. Dat is de keuze. De andere optie is om er nu een nieuwe brug neer te leggen terwijl de discussie daar nog gevoerd moet worden, waar nog verzameld wordt. Op die manier gaat de provincie ermee om. De gedeputeerde is echter blij dat dhr. Nijboer zegt dat het goed is om dat onderzoek van die kunstwerken te inventariseren. Dan heeft de provincie ook een beter beeld en kan ‘lijkvorming’ ook beter voorkomen worden. De voorzitter merkt op dat de gedeputeerde het er zelf niet over wilde hebben, terwijl hij het nu toch heeft over het einde van de ‘levensduur’ van de bruggen. Dhr. Nijboer (PvdA) vraagt of de gedeputeerde kan herhalen wat hij anderhalf jaar in de commissie zei – dat is de politieke vraag van dhr. Nijboer – dat het onderhoud in de provincie aan bruggen, wegen en alles wat ermee te maken heeft, ‘sober en doelmatig’ gebeurt. Is dat nu nog steeds het geval? Dhr. Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat dit nog steeds het geval is. De commissie heeft echter ook de tekst gelezen dat het het College wel zorgen baart. Dat heeft alles te maken met diezelfde uitgangspunten. Het zou de gedeputeerde minder zorgen baren als de provincie op een iets hoger level zou zitten. Daar moeten echter financiële middelen voor zijn, dat zijn politieke keuzes. Die zijn tot nu toe niet gemaakt. De voorfinanciering Winschoterdiep staat onder twee hoofdstukjes. Het gaat deels over de boordvoorziening AG Wildervanckkanaal en het andere gaat over het naar voren halen van gelden die reeds gepland waren ten aanzien van baggerwerk. Het College is op dit moment – maar feitelijk al geruime tijd – bezig om met het Rijk om de tafel te komen om gelden te krijgen die de provincie zou moeten hebben ten aanzien van baggerwerk, boordvoorzieningen van onder andere het Winschoter Diep, De Rensel, maar ook ten aanzien van Lemmer-Delfzijl. Het College constateert dat de provincie al een x-aantal jaren financieel gezien achterloopt in de bijdragen die de provincie ontvangt. Die gesprekken hebben heel lange tijd weinig tot niets opgeleverd. Friesland zit daar ook mee als men kijkt naar het Van Haringsmakanaal. Daar heeft men landelijk gezien een rapport Brinkman voor op tafel gelegd, waarin gezegd wordt dat het Rijk Lemmer-Delfzijl terug wil hebben en dat het Winschoter Diep en De Rensel via het provinciefonds versleuteld zou kunnen worden. Te begrijpen valt dat het op zo’n eenvoudige manier niet door het College kan worden geaccepteerd, omdat er tot nu toe niet gesproken kon worden over redelijke bedragen om het werk goed te kunnen doen. Dit heeft de afgelopen jaren ook betekend dat men het geld dat men had en dat misschien in het ene gestopt had moeten worden, ook voor het
26
andere gebruikt moest worden. Bij het Rijk is neergelegd dat de situatie nu absoluut klem zit. Naar aanleiding van het rapport Brinkman – en dat is dan wel weer de zegening van zo’n rapport – wordt de discussie op basis van dat rapport nu eindelijk gevoerd. Toevallig heeft de gedeputeerde gisteren met Friesland en Rijkswaterstaat overleg gevoerd om te komen tot een plan van aanpak dat er in september/oktober ligt voor wat betreft de invulling van die gelden. De vraag waar het naartoe gaat, of de provincie jaarlijks een bedrag krijgt of dat men het wil afkopen, is op dit moment onderdeel van gesprekken, ook met het ministerie. Op dit moment weet de gedeputeerde niet wat mw. Peijs wil. Dat zal men in oktober zien. Het zal ook onderdeel zijn van het landsdelig overleg. De gedeputeerde verwacht dat men daar niet in een keer uit komt, omdat het dan om fikse bedragen gaat. In de loop van dit jaar moet dat wel gebeuren. Dan kan de provincie ook pas op een goede manier met het baggerwerk – dat nu wel naar voren wordt gehaald – aan de slag. Het eigen gedeelte plus het gedeelte dat de provincie extra heeft van het Rijk moet dan ingezet worden om die zaak te klaren. Dat betekent dat de provincie de boordvoorzieningen dan op peil heeft. Dat moet namelijk eerst, want als men eerst gaat baggeren is dat het paard achter de wagen spannen. Daarna kunnen de baggerwerkzaamheden beginnen. Daar heeft de provincie echter wel de middelen voor nodig. De gedeputeerde weet niet precies om welke bedragen het gaat, maar het gaat om vele, vele miljoenen euro’s die de provincie niet heeft. Dat moet de provincie dus bij het Rijk zien weg te halen. Dat heeft dus te maken met dit punt hier om het naar voren te halen, om commitment te hebben dat datgene wat er stond in latere jaren, nu al beschikbaar te hebben om, vooruitlopend op de deal met het Rijk, daar invulling aan te geven. Dat heeft ook alles te maken met de problematiek die verder op die agenda staat, waarbij men constateert dat als het ondiep is, men officieel een maatregel moet nemen om niet tegen allerlei officiële zaken aan te lopen. Het enige wat daar inderdaad niet in staat is hoelang dat duurt. Dat hangt echter ook af van deze onderhandelingen. De gedeputeerde kreeg ook het beeld van de Staten dat zij op heel veel fietspaden willen fietsen, maar ze niet kunnen ontdekken. Hij zou de Staten willen oproepen dan eens echt op de fiets te stappen. Dan zullen de statenleden toch aardig wat weken moeten vrij nemen om al die fietspaden te kunnen berijden, want het zijn er heel veel en het zijn er meer dan bijvoorbeeld in zo’n tekstje staat. Bij recreatieve fietspaden en bij utilitaire fietspaden is het zo dat die vaak onderdeel uitmaken van andere plannen. Men kan bijvoorbeeld kijken naar de Regiovisie Groningen-Assen, het superfietspadenplan Groningen-Zuidhorn. Er is echter wel € 7 miljoen voor nodig. Het pad van Haren naar Groningen staat er ook keurig in. Er is wel geld voor nodig. Meerstad-Groningen: daar is ook geld voor nodig en daarvoor is ook de gemeente nodig. Bij al die andere zaken zijn ook de gemeenten nodig, want in het kader van de BDU doet men gezamenlijk ook aan die fietspaden. Soms maken gemeenten ook andere keuzes. Dat zijn zaken die goed beseft moeten worden wanneer men het heeft over fietspaden. De gedeputeerde denkt wat dat betreft dat daar meer onderweg is dan hier gesuggereerd wordt. Dhr. Nijboer (PvdA) geeft aan van al die zaken op de hoogte te zijn. Er worden met het College ambities afgesproken om € 100.000 in uit te geven, maar er wordt in drie jaar € 50.000 uitgegeven. Het College doet dus minder dan het zelf wil. De PvdA-fractie heeft drie jaar geleden een stuk of twintig punten in het Westerkwartier in de commissie aangedragen waarmee de provincie aan de slag zou kunnen. Het College heeft een brief met 25 projecten waar het zo mee aan de slag zou kunnen, waar een deel op financiering misloopt. De PvdA vindt dat daar meer aan kan gebeuren. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) merkt op dat het College de commissie tot tweemaal toe een brief heeft toegestuurd waarin gerealiseerd projecten staan, onder andere de
27
Fietsroute+ waar dhr. Musschenga het over heeft, Leegkerk, een aantal andere. Het gaat om heel grote bedragen. Het klopt dat vorig jaar de cofinanciering niet helemaal gebruikt is, maar het totaal is veel en veel groter en er zitten veel meer bronnen. Het College heeft al die afspraken gerealiseerd. Dhr. Nijboer (PvdA) acht het vanzelfsprekend dat het bedrag groter is, maar in Drenthe is een Fietstotaalplan voor € 12 miljoen, dat staat nog in geen verhouding tot wat hier gebeurt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt of dit zo is. Hij verzoekt dhr. Nijboer hard te maken dat – als alle plannen van vijf jaar en wat er nu in de pipeline zit in ogenschouw worden genomen – Groningen relatief gezien qua fietspaden onderbedeeld zou zijn. Daarnaast – en het is misschien ook goed wanneer dhr. Nijboer dat in zijn eigen fractie nog eens overweegt – is het zo dat de PvdA-fractie er tegenwoordig een hobby van in de Staten maakt om te zeggen dat geld voor ruilverkaveling en landinrichting allemaal niet zo nodig is. Wanneer dhr. Bleker naar de overzichten kijk, wordt het overgrote deel van de fietspaden in het landelijk gebied betaald met landbouwgeld, met ruilverkavelingsgeld en landinrichtingsgeld. Dan gaat het om gigantische aantallen, zowel in lengte als in geldbedragen. Als het de bedoeling van dhr. Nijboer is dat elk bosje, elk poeltje met een fietspaadje bereikt moet worden, dan is dhr. Bleker het overigens ook niet met dhr. Nijboer eens. De gedeputeerde denkt dat, wanneer men naar het landelijk gebied van de provincie Groningen kijkt en de knelpunten die nu nog worden aangepakt, het College het waar het gaat om het landelijk gebied behoorlijk goed voor elkaar heeft. Dat beeld dat dhr. Nijboer dus schetst – daarom reageerde de gedeputeerde naar eigen zeggen zo pinnig richting de SP-fractie – staat enorm haaks op wat dhr. Bleker meemaakt met gemeenten, met landinrichtingscommissies over de vraag hoeveel geld er in fietspaden wordt gestopt. De gedeputeerde vraagt zich daarom af of men ‘in twee werelden is beland’. Dhr. Nijboer (PvdA) geeft aan dat de PvdA daar in de Staten op terug zullen komen. Mw. Bulk (SP) roert de opmerking van gedeputeerde Bleker aan over het pinnig reageren in de richting van de SP-fractie... Dhr. Bleker (gedeputeerde) (microfoon staat uit) erkent dat dit in de richting van de SP-fractie onterecht was. De adressant was de verkeerde. Mw. Bulk (SP) heeft een aanvullende vraag met betrekking tot het verhaal van dhr. Musschenga over de fietspaden en de pluspaden. Onderdeel daarvan was dat wachttijden voor rood licht voor de fietsers maximaal zoveel seconden zou bedragen. Daar zou al uitvoering aan gegeven kunnen zijn. Mw. Bulk informeert of dit het geval is. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat dit nagezocht zal worden. Het zal worden toegevoegd. Toegevoegde passage: Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Bulk tijdens de commissievergadering Economie en Mobiliteit van 14 juni 2006 over de maximale wachttijd voor fietsers bij verkeerslichten op de Fietsroute Plus het volgende. De toekomstige Fietsroute Plus tussen Zuidhorn en Groningen zal aan de zuidkant van de N355 komen te liggen. Hierdoor kunnen de fietsers de kruising met de Heereweg (N983) richting Aduard passeren zonder voor het ver-
28
keerlicht te hoeven wachten. Voor fietsers vanuit Aduard geldt dat ze, om op de Fietsroute Plus te komen, ter hoogte van Aduard de N355 over moeten steken. Omdat de toeleidende route feitelijk niet behoord tot de Fietsroute Plus wordt hiervoor niet de streefwaarde van maximaal 60 seconden wachttijd gehanteerd. Bij de optimalisering van de kruising N355 met de Heereweg (N983) richting Aduard (planning voor 2010), zal wel rekening worden gehouden met de streefwaarde die geldt voor regionale fietsroutes. Op regionale fietsroutes is deze streefwaarde 90 seconden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat in op de vraag betreffende € 350 miljoen voor het project glastuinbouw van de zijde van de SP-fractie. Dat is het totale bedrag dat het College inschat dat er aan private en publieke investering mee gemoeid is als het komt tot volledige realisatie van de locatie Eemsmond. Van dat deel is naar inschatting van het College € 15 miljoen publieke infrastructuur op rekening van de rijksoverheid, provincie en gemeente. Als wordt besloten om daar definitief gelden voor beschikbaar te stellen, zal er eerst een debat plaatsvinden, want er is afgesproken om nu geen onomkeerbare financiële stappen te zetten, ook niet waar het gaat om het publieke deel van die € 15 miljoen. Voorts doet de gedeputeerde kond van het feit dat er een fietspad rond het glastuinbouwcomplex komt. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat het ongetwijfeld een heel goed verlicht fietspad zal worden. De voorzitter sluit het agendapunt af. De rest van de discussie hierover zal plenair plaatsvinden in de Staten. Inmiddels heeft dhr. Jager de vergadering verlaten, omdat hij zich niet wel voelde. Ook dhr. Van Zuijlen heeft de vergadering verlaten. Zijn plaats zal worden ingenomen door mw. Stavast. 9. Brief van GS van 19 mei 2006, nr. 2006-08.258/19/A.23, MB treffende Nota Mestvergisting
be-
Dhr. Moll (GroenLinks) merkt op dat de nota er ligt dankzij een motie van de PvdA (dhr. Moorlag en dhr. Rijploeg). De nota ziet er prima uit en geeft een heel goed overzicht van de regelgeving en datgene waar het om draait, stoffen die co-vergist kunnen worden, hoe de afwegingen plaats moeten vinden. Dhr. Moll dankt het College voor het overzicht. De volgende vraag is natuurlijk wat de rol van de provincie is. De rol van de provincie is ‘rustig stimulerend’. Wel stimulerend, want met name in nieuwe dingen wil de provincie via onderzoeken geld in steken. Al voor dat de nota er lag, zag de commissie af en toe wel eens wat langskomen wat dat beleidsbeeld bevestigt. Dhr. Moll denkt ook dat dit een passende rol voor de provincie is. In dat opzicht is er weinig aan de hand wat de GroenLinks-fractie betreft. Er is echter een andere kwestie, en dat is het regelgevingverhaal, dat natuurlijk voor een deel landelijk ingestoken is, waar de LTO op een bepaald moment toch een aantal knelpunten signaleert. Wanneer dhr. Moll de antwoorden leest die namens de minister gegeven worden, dan wordt hij daar niet vrolijk van. Hij heeft dan zelfs het idee dat de landelijke overheid de problemen die er feitelijk zijn niet zo ontzettend goed begrijpt. Het probleem is, ook voor de GroenLinks-fractie, dat het bij zulke installaties natuurlijk heel ‘leuk’ is dat ieder zijn eigen installatietje heeft, maar dat is niet zo effectief en niet zo efficiënt. Dhr. Moll heeft duidelijk het gevoel dat een deel van de regelgeving, die ongetwijfeld door goede motieven ingegeven is, het vinden van de juiste schaal belemmert. Dan gaat het met name om de tweedeling tussen bedrijfsgebonden acti-
29
viteit en industriële activiteit. Het schema is wel heel erg opgezet zoals het nu is – en dat is dan de regelgeving – vanuit het idee dat er een eigenaar is die het voor het grootste deel doet. Coöperaties, clustervorming is eigenlijk heel moeilijk omdat men dan meteen ook naar een bedrijfsterrein moet. Dhr. Moll voorziet daar toch een belemmering in. Hij vraagt – en hij stelt dat deze vraag wellicht in een andere commissie gesteld zou moeten worden, maar de nota ligt in deze commissie en er is een College dat gewend is om uit een mond te kunnen reageren, daarom legt dhr. Moll de vraag toch neer in de commissie Economie & Mobiliteit – of vanuit provinciaal ruimtelijk beleid toch niet iets te verzinnen is om dat probleem aan te pakken. Dhr. Moll denkt dat het voorzichtig stimulerende beleid van de provincie zeer gebaat is met niet alleen het doen van experimenten en het onderzoeken van haalbaarheid, maar ook met het zoeken naar regelgeving, zodat de zaak waar het echt om gaat wat vergisting betreft ook feitelijk goed ingericht kan worden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat de brief verwijst naar een actieplan Biomassa. Hij verzoekt het College om daar iets over te vertellen. Dhr. De Vey Mestdagh kent het actieplan niet, as geeft hij toe dat hij het gemist zou kunnen hebben. Misschien dat daar de zaken die GroenLinks aan de orde stelt naar voren komen. Als dat zo is, zou dhr. De Vey Mestdagh willen vernemen hoe dat in relatie staat tot – omdat het ook over biomassa gaat – tot Costa Due. Misschien komt het daar ook in terug, maar die relatie is dhr. De Vey Mestdagh niet geheel duidelijk. Dhr. Rijploeg (PvdA) wenst zijn waardering uit te spreken voor de heldere uiteenzetting van hoe de regelgeving op dit gebied nu in elkaar zit. Het is een goede weergave van wat er kan en wat er moet. De provincie toont haar goede wil. Toch bekruipt dhr. Rijploeg het gevoel dat de inzet van de provincie ook een tandje meer had gekund. Er zou niet alleen een beschrijving, het uitspreken van goede wil en een bereidheid om mee te werken en experimenten te steunen door de provincie gegeven moeten worden, maar er zou ook gekeken moeten worden of de provincie er op enigerlei wijze voor kan zorgen dat het daadwerkelijk in een hoog tempo van de grond komt, dat in de provincie Groningen die mestvergisters geplaatst worden zodat er mede werkgelegenheid gecreëerd kan worden. In de provincie zitten namelijk zelfs mestvergisterbouwers. Werkgelegenheid, milieu, energiebesparing komt allemaal bij elkaar. De kwaliteit van de landbouw is er ook nog mee gediend, zo was in het stuk te lezen, omdat de mest een hogere kwaliteit heeft. Het zijn honderd procent win/win-situaties, niet een maar wel een stuk of drie, vier. Dhr. Rijploeg mist ook een beetje – waar dhr. Moll ook op wijst – wat nu de ideale schaal is. Is die altijd wel gelijk? De bevoegdheden zijn beperkt, dat begrijpt dhr. Rijploeg, maar de provincie zou moeten kijken wat zij wel kan doen. Het ambitieniveau zou misschien wel iets omhoog kunnen. Dhr. Rijploeg geeft een voorbeeld. Waarom is er niet overlegd met energieleveranciers? Of gebeurt dit wel en staat het niet in het stuk? Op een bijeenkomst in de zomer van 2005 van Costa Due in het Provinciehuis sprak dhr. Rijploeg met iemand van Essent. Die vonden allemaal dit soort kleinschalige initiatieven maar niets, want dat was toch wel erg ingewikkeld in hun organisatie. Dhr. Rijploeg weet niet hoe andere energiebedrijven er tegenaan kijken. Wanneer men van goede wil is, moet men daar juist met creativiteit heel veel meer uit kunnen halen. Men zou bijvoorbeeld eens kunnen kijken of het interessant is om te kijken of er gasopslag is te plegen, zodat op momenten van piekbelasting wat meer kan worden geproduceerd en als er geen piek is wat minder. Dan krijgen de boeren of degenen die het exploiteren ook nog wat meer voor hun stroom. Bovendien is het effect veel groter. Het gaat om twee dingen: het rendement moet zo hoog mogelijk zijn – dat wordt terecht goed beschreven – en daarnaast moet verder worden gekeken dan alleen maar de huidige formele bevoegdheden die de provincie heeft om het rendement op-
30
timaal te gebruiken. Dhr. Rijploeg roept het College op om er naar te streven om bijvoorbeeld te bereiken dat in 2010 negentig procent van de mest in Groningen wordt vergist. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat in de nota uiteengezet wordt wat de kaders zijn waarbinnen gekomen kan worden tot een aantal goede projecten. Het is een goede aanzet, maar naar de mening van de ChristenUnie-fractie moet deze notitie nog veel meer handen en voeten krijgen. Aan de ene kant liggen er veel kansrijke initiatieven, maar er liggen even zo vele bijna onneembare hobbels. Dit is jammer gezien de enorme energieproblematiek op dit moment. Er zal stevig moeten worden ingezet op de weg van alternatieve energiebronnen. Dan dienen kansrijke initiatieven ondersteund te worden. De markt heeft ideeën, de overheid moet dit uitdrukkelijk stimuleren. Wanneer de mestvergisting met name op het agrarisch vlak wordt betrokken, dan zijn er vele mogelijkheden. Dit betreft niet alleen de mestvergisting maar ook het voorbeeld van de biodiesel – daar is in het verleden al uitdrukkelijk over gesproken. Er is inmiddels een enorme vraag naar deze alternatieve energiebron en daar moet de provincie veel meer voortgang in boeken. De voorzitter (namens de VVD-fractie) merkt op dat de VVD het een goed initiatief vindt. Daarbij ligt ook de vraag voor wat de provincie kan doen. Dit betreft vooral informatie, communicatie en het stimuleren van initiatieven, uiteraard op provinciale schaal. De VVD-fractie vindt dit heel goed. Zij vindt het echter wat verbazend en minder uitdagend op het moment dat in de nota meteen een landschappelijke discussie wordt ingevoerd. Dat is jammer, want het zou veel meer uitdagend zijn om te praten over maatwerk. Dat raakt bijvoorbeeld ook die discussie over de vergroting van agrarische bouwblokken. Dat zou de VVD-fractie meer aanstaan. Het hele stimuleringsbeleid krijgt nog gestalte in het actieplan biomassa. Dhr. Haasken denkt dat dit ook de discussie raakt over de afvalstoffenwetgeving. Wat verklaart men als afvalstof? Dhr. Haasken acht het goed om daar als provincie kritisch naar te kijken. Hem is niet bekend in hoeverre de provincie daar een rol in heeft. Het zou een goede zaak zijn om daar toch wat ruimer mee om te gaan dan dat er op dit moment mogelijkheden zijn. Wat een afvalstof is, hoeft het vaak helemaal niet te zijn. In de allerlaatste regel van de brief verzoekt het College de Staten om de nota Mestwetgeving vast te stellen door de brief voor kennisgeving aan te nemen. Volgens dhr. Haasken is dit onmogelijk. De Staten stellen iets vast, dan is het een voordracht. Een brief voor kennisgeving aannemen is prima, maar dat is toch iets anders dan de Staten normaal gesproken met elkaar gewend zijn om te gaan. Dhr. Haasken denkt derhalve dat dit iets anders moet worden geformuleerd. Hij vindt het prima om de nota vast te stellen, maar dan is het een voordracht. Dat is toch iets anders dan wat op dit moment voorligt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat allereerst in op het laatste punt dat dhr. Haasken aanroert. Hij kan zich herinneren dat waarin de Staten heel belangrijke zaken hebben vastgesteld door het voor kennisgeving aan te nemen, maar de gedeputeerde laat het graag over aan de griffie en de voorzitter van de Staten of dit inderdaad op deze manier formeel juist is1. Deze notitie gaat over mestvergisting. Er komt nog een nota Biomassa. Die zal in de nazomer verschijnen. Daar zal de gedeputeerde nu dan ook niet op in gaan. Dhr. De Vey Mestdagh refereerde eraan, maar de nota is nog in ontwikkeling.
1
Zie brief van de griffier van 20 juni 2006: De Nota hoeft niet in de vorm van een voordracht worden vastgesteld.
31
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat er staat dat dit een integraal onderdeel uitmaakt van die notitie. Misschien kan die notitie dan ook integraal worden vastgesteld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dat dit wellicht een mogelijkheid is. Het moet echter even formeel bezien worden. Het College wil wel graag de ruimte hebben om hier verder mee aan de slag te gaan en, gelet op de reacties in de commissie en ook wat dhr. Moll zei – er zijn natuurlijk voorstellen in de commissie geweest die als het ware preludeerden op deze notitie – blijft het College dat doen. De kwestie van de schaal en de vraag wat de rol van de provincie is. Met deze notitie heeft het College in elk geval duidelijkheid willen scheppen over het ruimtelijk kader. Dat is op zichzelf wel belangrijk, want dat is wel waar initiatiefnemers van nu het College het meest op bevraagd hebben, waarbij met name de vraag bij initiatiefnemers – particulieren, met name boeren – was of men nu dezelfde kant opgaat als met windmolens, namelijk dat het per definitie wordt gezien als een industriële activiteit, en dat zij dus niet vrij forse vergistingsinstallaties op hun eigen bedrijf mogen hebben. Of moet het per definitie op streekniveau, dus altijd voor meerdere ondernemers gezamenlijk? Daar heeft het College met deze brief duidelijk positie in gekozen. Het College heeft gezegd dat de categorieën A, B en C – en dat kunnen vrij forse metvergisters zijn –... Het College stelt in beginsel geen voorkeur te hebben voor agrarisch decentrale vergisters op boerderijniveau dan wel centrale vergisters op industriële basis op industrieterreinen. Het College geeft dus ook echt ruimte aan die locale op boerderijniveau opererende vergisters. Dat is belangrijk, ook voor gemeenten. Er is nu ook een aantal aanvragen ingediend. Het College geeft vervolgens aan hoe dat dan beoordeeld wordt, middels artikel 15 vrijstellingsbevoegdheid Wet Ruimtelijke Ordening. Er wordt een aantal objectieve criteria gehanteerd. Als daaraan voldaan wordt, dan is dat goed. Het is misschien niet spectaculair, maar voor initiatiefnemers, ondernemers en gemeenten is het wel belangrijk dat daar helderheid over is. Die helderheid is hiermee gegeven. Dhr. Haasken stelt dat het College in dit stuk weer over het landschap begint, maar het College geeft gewoon de criteria aan en dan behoort het tot de mogelijkheden. Daarmee wordt ook een oordeel van het College gegeven over de schaal. Het College vraagt zich echt af of de provinciale overheid een oordeel moet uitspreken over de schaal van deze economische activiteit waar het gaat om boeren die zich afvragen wat de beste benutting van de mest is. Als men dan tot de conclusie komt dat de beste benutting bestaat uit vergisting op het bedrijf of eventueel in een coöperatie – dat kan ook, in het Westerkwartier zijn er volgens de gedeputeerde 26 boeren die gezamenlijk een coöperatie aan het ontwikkelen zijn om tot gezamenlijke co-vergisting te komen – dan bepaalt die economische actor, de investeerder, de risiconemer, ook de juiste schaal. Het College heeft zich daar niet in gemengd. De schaalkeuze is naar inzicht van het College een zaak van de ondernemer. De hobbels waar dhr. Staghouwer aan refereerde. Dhr. Bleker is van mening dat waar het gaat om RO de provincie geen hobbels creëert, maar een helder, duidelijk beleidskader formuleert dat ruimte laat voor particuliere initiatieven op bedrijfsniveau. De grootste hobbel is, waar het gaat om de verdere ontwikkeling van deze tak, datgene wat door dhr. Haasken is genoemd, namelijk de definitie van wanneer een stof afval wordt. Op het moment dat een stof verschuift van reststof naar afval, gelden er – en dhr. Musschenga weet dat als voormalig gedeputeerde van milieu veel beter dan dhr. Bleker – ineens een heleboel andere regels waar het gaat om transport, waar het gaat om bewaren, etc. De gedeputeerde denkt dat men daar in Nederland, maar ook in Europa, nog eens goed naar moet kijken of de bedoelingen van destijds om bepaalde stoffen op een bepaald moment afval te noemen nog wel stroken met ook de bedoeling om uit stoffen zo veel mogelijk energie op te wekken. De
32
vraag is dus of de energiedoelen niet beperkt worden in hun realisatie door de ‘oude milieudoelen’ die leiden tot definities van stoffen waar het gaat om afval. Daar kan de provincie Groningen niet het voortouw in nemen, maar zij heeft wel – ook op enkele andere punten – in IPO-verband ook met dhr. Van Geel de zaak op de agenda geplaatst. Daar zijn hele Kafka-achtige voorbeelden van te bedenken die men zich met de kennis van nu over energie uit biomassa, etc. eigenlijk nauwelijks kan voorstellen. Daar moet – daar is de gedeputeerde het mee eens – wel over worden nagedacht. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft aan het volstrekt eens te zijn met de gedeputeerde. Hij vraagt waarom datgene wat de gedeputeerde nu zegt, niet tot uitdrukking komt in de voorliggende brief. Daar spreekt veel meer ambitie uit dan de manier waarop de zaak nu gesteld wordt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het in de brief ging over de vraag welke kaders en stimulerende mogelijkheden de provincie heeft voor mestvergisting binnen het huidige wettelijke kader zoals dat in Nederland en Europa geldt. Dat daar een knelpunt ligt, kan de provincie niet zelf oplossen. Het had inderdaad genoemd kunnen worden. Dat zou het punt van dhr. Staghouwer hebben weggenomen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat het feit dat afval als afval betiteld wordt, ook te maken heeft met het milieu. Daar kan men niet te gemakkelijk overheen gaan. Het is te gemakkelijk om afval als men dat niet als zodanig betitelt ook op allerlei illegale wijze te verwerken. Dhr. De Vey Mestdagh stelt daarom voor om aan de voorzichtige kant te blijven in deze discussie. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat de provincie als het gaat om milieu altijd voorzichtig is. Hij denkt dat het meer een kwestie is van het feit dat op het moment dat er in allerlei regelgeving afvaldefinities werden opgenomen, de discussie over stoffen die ook voor energie gebruikt kunnen worden, nog niet in die mate speelde. De gedeputeerde stelt voor om dat nu eens met de inzichten van nu en met de kennis en de doelen van nu opnieuw te doen. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat de PvdA vorig jaar in een motie om deze notitie heeft gevraagd. Dit is een beschrijvende notitie van de werkelijkheid, van wat de provincie op dit moment doet en hoe de procedures lopen. Het is goed dat die er is. Er spreekt echter te weinig ambitie uit, er wordt niet gesteld dat de provincie een inzet gaat plegen. Dhr. Rijploeg vraagt of hij mag verwachten dat in de notitie Biomassa die er aan komt deze ambitie wel uit spreekt en dat er ook doelen in geformuleerd worden – althans dat de provincie ernaar streeft om bepaalde doelen te bereiken en er alles aan doet om dat te bewerkstelligen. Als de provincie het zelf niet kan, zal de provincie stevig lobbyen bij dhr. Van Geel en zij gaat samenwerken met andere partijen. Dat het deze notitie ontbreekt is misschien begrijpelijk, want de status is wat beperkt ingevuld. Dhr. Rijploeg informeert of het College nog gaat spreken met energiebedrijven, met het waterschap die op dit gebied vergelijkbare activiteiten pleegt met de zuivering. Misschien kan men iets samen doen. Het is echter allemaal niet in beeld. Dhr. Rijploeg is van mening dat er een doel moet worden geformuleerd. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt voor om de discussie over de ambitie af te ronden op het moment dat de nota Biomassa er ligt. De gedeputeerde roept op om ook nuchter te zijn: de uiteindelijke energie die wordt opgewekt met mestvergisting in een provincie als Groningen... Dhr. Bleker durft niet het percentage te noemen van
33
de totale energiebehoefte in de provincie Groningen. Men moet op dat punt ook een beetje het boompje bij het beestje houden. De gedeputeerde voelt er niets voor om nu al een taakstelling op te nemen in de trant van: negentig procent van de mest wordt in 2010 in Groningen vergist. Daar spreekt wel ambitie uit, maar er spreekt ook iets anders uit. Wat dat precies is, weet dhr. Bleker niet. Het doet hem te veel denken aan kolchozen en sovchozen. Dhr. Rijploeg (PvdA) begrijpt dat elke keer als er een doelstelling door de provincie geformuleerd wordt om iets te bewerkstelligen, dit in communistische termen gegoten wordt door de gedeputeerde. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat als het in de buurt van de negentig procent komt, men ook met verkiezingen wel moet oppassen. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat tachtig procent ook goed is. De voorzitter komt terug op het punt waarbij gevraagd wordt om deze nota vast te stellen. Hij zou er graag aandacht voor vragen en hierover voorafgaande aan de statenvergadering duidelijkheid te verschaffen. 10.
Brief van OV-bureau Groningen-Drenthe van 10 april 2006, betreffende Ontwerpbegroting 2007
Dhr. Out (VVD) stelt dat bij deze ontwerpbegroting natuurlijk de nadruk kan worden gelegd op bijvoorbeeld het niet bereikt zijn van de gewenste weerstandscapaciteit en de risico’s die dat voor de provincie Groningen met zich meebrengt. Dat is echter een andere insteek dan de VVD-fractie wenst te kiezen, want zij wil bij deze nog een keer uitspreken dat zij heel positief is over de ontwikkelingen in het OV op dit moment in de provincie en de rol die het OV-bureau daar bij inneemt. Drie miljoen eurokaartjes, de lijn naar Oost-Indië werd net al genoemd – in een heel vroeg stadium. Het is trouwens een beetje vreemd dat die als activiteit voor 2007 benoemd staat voor een lijn die al rijdt als men naar de Begroting kijkt. Goede initiatieven rondom het vraagafhankelijk vervoer WMO/WVG zijn al genoemd. Er gebeuren op dit moment dus een heleboel goede dingen in het OV. Een heel mooie doelstelling om te lezen was: de reiziger centraal stellen door goed naar de reiziger en net niet-reiziger te luisteren, de dienstverlening aan te passen aan de wensen van de burgers en de reizigers te laten oordelen over de kwaliteit van de dienstverlening. Zowel GroenLinks als de VVD hebben daar ook bij de Rekening over gesproken, dat dit gedeelte eigenlijk vanuit de provincie op dit moment – behalve dan via het OV-bureau – niet duidelijk werd uitgesproken. Op wat voor kwalitatief goede manier wil de provincie zaken voor elkaar boksen? Dat is wel duidelijk in deze begroting te vinden. Het lijkt de VVD-fractie het belangrijkst als het over OV gaat. Voorts is de VVD heel benieuwd hoe het financieel gaat uitpakken nu gisteren ook de knoop is doorgehakt dat op 1 januari 2009 het nieuwe OV-chipknipsysteem operationeel moet gaan zijn, omdat dit op dit moment als PM-post in de begroting terug te vinden was en er nu meer zicht is op de horizon waarbinnen dat moet gebeuren. Mw. Bulk (SP) geeft aan dat de SP-fractie de vragen die zij over de begroting had, afgelopen maandag aan het OV-bureau zelf heeft gesteld. Wat dat betreft heeft de SP geen vragen meer. De SP heeft ook vernomen van een notitie of een brief die gestuurd is aan dhr. Musschenga over de chipcard. Mw. Bulk neemt aan dat de commissie die ook binnenkort zal krijgen. De gedeputeerde heeft ook al eerder gezegd er
34
iets over aan de commissie te willen meedelen via een brief. Dit zal de SP afwachten. De benadering van het OV-bureau vindt de SP prima, en dan ook bijvoorbeeld specifiek zoals het gegaan is in Oost-Indië naar de bevolking toe, vragen wat men eigenlijk wil en een inwijding met een feestje. Men doet het toch voor de mensen, dus wat dat betreft vindt de SP-fractie het prima. De Q-liners voor studentenvervoer naar Zernike. Dat wordt hier nu ‘IQ-liners’ genoemd. Dat zal wel per ongeluk zijn. Mw. Bulk denkt toch dat het handig is dat daar een andere naam voor wordt bedacht. De voorzitter informeert of de vragen die de SP-fractie aan het OV-bureau zelf heeft gesteld ook beantwoord zijn. Hij neemt aan dat ze beantwoord zijn namens het College. Mw. Bulk (SP) legt uit dat het ging om ambtelijke vragen die de SP had over deze begroting. Die heeft de SP-fractie aan het OV-bureau gesteld. Daar heeft zij antwoord op gekregen en daarom is de SP tevreden. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) heeft in de begroting gelezen dat er nogal wat financiële consequenties zijn van het afsluiten van het Damsterdiep. Hij vraagt of dit niet voorzien kon worden. Hij neemt aan dat dit soort bewegingen in een vroeg stadium bekend zijn en dat het dan opgenomen zou kunnen worden in de afspraken met de vervoerder. De volgende vraag betreft de marketing. Er wordt nogal een fors bedrag voor uitgetrokken. Dat is op zichzelf natuurlijk prima, maar misschien is dit wel iets te veel. Voorts wenst dhr. Staghouwer te vernemen hoeveel fte er nu concreet op het OV-bureau werken. Daarnaast is er nogal een forse post ‘onvoorzien’ opgenomen in de begroting. Dhr. Staghouwer heeft daar ook een argumentatie van gelezen, maar hij twijfelt daar nog wat aan. Dhr. Rijploeg (PvdA) refereert aan de presentatie van mw. Bosvelt in de commissie. In dat verband is ook gezegd dat het OV-bureau op een zeer goede manier bezig is. Dhr. Rijploeg wil zijn waardering uitspreken voor de manier waarop het OV-bureau functioneert. Dit de weg om op een creatieve manier om te gaan met de middelen die er zijn. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) merkt op dat in de commissie jarenlang in andere zin over OV is gesproken dan nu gebeurt. Inderdaad kan worden geconstateerd dat sinds de provincie Groningen samen met Drenthe het OV-bureau heeft ingericht, de professionaliteit daar met de dag stijgt. Iedereen moet even wennen aan de nieuwe situatie, bestuurlijk en ambtelijk. Wanneer men ziet wat daar nu gebeurt, de manier waarop, de inhoud die daar is en hoe ze daar mee omgaan, wat ze ook aan het ondernemen zijn voor nieuwe vervoersstromen, dan is dat enorm. Daar hoort inderdaad deze ontwerpbegroting bij. Er zal de komende jaren hier en daar nog wel wat bijgesteld worden. Daarom is ook de post ‘onvoorzien’ fors. Er is echter wel opbrengstverantwoordelijkheid en men heeft wel te maken met chipcardperikelen. Hoe komt men daar uit? Men kan wel een deal hebben, maar de vraag is of dat uitkomt. De provincie moet nu financieel gezien heel voorzichtig zijn, opdat zij niet in de problemen komt. Gezamenlijk is bewust gekozen voor opbrengstverantwoordelijkheid en de ontwikkelfunctie. Als men langer bezig is, kan men beter overzien wat daarin eventueel nog moet gebeuren. De bedrijfsvoering en het aantal fte. Er waren toentertijd 18 à 19 fte voorzien, men zit nu op 15,6 fte. Op dit moment is dat voldoende. Marketing is het laatst binnengekomen. Bij de reizigers komt men nogal eens tegen dat er heel veel mensen
35
zijn die niet precies weten wanneer wat waar... Er is de komende tijd een fors bedrag voor nodig om dat goed te doen. De provincie deed dat er altijd bij, maar nu kan men dat veel beter inrichten. Het is bestuurlijk nog even wennen. Het is een gemeenschappelijke regeling waarbij beleidswijzigingen en de begroting via de Staten lopen. Er moet gezocht worden naar het goede evenwicht in de informatie. Er worden door de directeur rapportages gemaakt voor het DB, die ook naar het AB gaan. Men zou daaruit ook zaken kunnen halen die ter informatie naar de statencommissie gaan. Dan krijgt de commissie dus veel vaker informatie over de voortgang. De opmerking bij de Rekening heeft de gedeputeerde uiteraard ook gehoord. Er moet een goed middel voor gevonden worden. Aan de andere kant is het natuurlijk zo dat het een gemeenschappelijke regeling is met een bestuur met haar verantwoordelijkheid, maar dat neemt niet weg dat men natuurlijk goed kan terugkoppelen. Daar zal het College aandacht aan schenken. De positieve opmerking zal de gedeputeerde doorgeven aan een ambtenaar van het OV-bureau, die ook aanwezig is voor het geval er vragen zijn die de gedeputeerde niet kan beantwoorden. De gedeputeerde kan de commissie verzekeren dat het OV-bureau – met name de directeur – bijvoorbeeld in zo’n landelijke chipcarddiscussie de boventoon voert. Dat is eigenlijk de enige die echt weet hoe het in elkaar zit. Dat is de leidraad om te komen tot overeenstemming en overeenkomsten. De afsluiting van het Damsterdiep moest in deze begroting worden opgenomen omdat het financiële consequenties zou kunnen hebben. Maar op het moment dat de stad Groningen in dit geval komt met afsluitingen van bepaalde gedeelten waar OV langs gaat, zijn daar in principe regels voor afgesproken. Toen de gedeputeerde dat hoorde, zei hij tegen de vorige wethouder dhr. Schuiling dat het voor rekening van de gemeente is. Hetzelfde gebeurt in principe ook met andere gemeenten. Daar vindt dus discussie over plaats en daar is men niet uit, maar begrotingstechnisch moeten wel voorzorgsmaatregelen worden genomen, anders heeft men straks niets om eventueel uit te geven. Het is niet bekend of de provincie daar nog een compromis moet sluiten. 11. Voordracht 11/2006 herinrichtingvoorstel zuidelijk deel verkeersknoop Beertsterweg - aansluiting A7 - Oostelijke Rondweg in de gemeente Winschoten Dhr. Nijboer (PvdA) geeft aan dat de commissie in het begin van het jaar een groter deel van het plan heeft besproken. Toen zou er na overleg met bewoners een nieuw plan komen. Een deel daarvan ligt hier nu voor. Daar staat in: “Op basis van een bijeenkomst is [over wat hier vandaag voorligt] geconcludeerd dat er geen zwaarwegende weerstand is tegen dit maatregelenvoorstel [van omwonenden]”. Dhr. Nijboer acht ‘geen zwaarwegende weerstand’ wat mager, daarom heeft hij informatie ingewonnen. Men is het er over eens, dat is mooi. Dat is ook de reden dat de PvdA hiermee instemt. Het wat zwaardere discussiepunt – ook voor de omgeving – ziet men in november terug. De PvdA-fractie hoopt dat er in goed overleg en met zo veel mogelijk overeenstemming een plan voor komt. Dhr. Out (VVD) deelt mee dat de VVD met dezelfde motivatie als de PvdA-fractie kan instemmen met deze voordracht. Mw. Bulk (SP) verklaart dat de SP ook instemt met deze voordracht. Met de zuidkant waren al niet zo veel problemen. Nu wordt ook nog een pijnpunt dat er was – de carpoolplaats – aan deze kant gehouden. Daar is de SP alleen maar blij mee.
36
Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft te kennen geen andere opmerkingen te hebben dan de reeds gemaakte. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt voor alle duidelijkheid uit dat dit het zuidelijke gedeelte is. Daar is absolute overeenstemming over. Men wil in Winschoten graag beginnen met die uitvoering, dus heeft de provincie het losgekoppeld. Een belangrijk issue is inderdaad de carpoolplaats waarvan de provincie heeft gesteld dat deze op dezelfde plek kan blijven liggen, niet aan de andere kant. In de loop van dit jaar komt men ongetwijfeld tot goede plannen en tot overeenstemming met de bewoners. Daar is de provincie mee bezig. De voorzitter concludeert dat de voordracht als B-stuk naar de Staten kan. 12.
Brief van GS van 27 april 2006, nr. 2006-07.468/17/A.12, VV betreffende nota Mobiliteit: stand van zaken m.b.t. maatregelen pakket voor de reductie van het aantal slachtoffers in 2010
Dhr. Nijboer (PvdA) merkt op dat de uitgebreide studies, overzichten en inventarisaties met betrekking tot de verkeersveiligheid in de provincie er uitstekend uitzien. De PvdA vindt ook dat er een goede brief ligt met allemaal soorten van maatregelen die genomen moeten worden: de aanpak van blackspots op ogenschijnlijk rustige landelijke wegen waar toch veel ongelukken gebeuren, educatie en al die andere zaken die worden genoemd. Het is een goed samenhangend pakket. Dhr. Nijboer informeert of de gedeputeerde in overweging zou willen nemen om landelijk te pleiten voor een drooglegging in het verkeer, dus niet alleen voor jongeren maar ook voor ouderen. Niet alleen de provincie Groningen zou dat moeten doen, maar geldend voor het hele land. De PvdA zou er groot voorstander van zijn dat er nu echt wordt gestopt met drinken i het verkeer, ook al zijn het twee biertjes. Dat zou veel helpen. Er staat dat de bermen misschien verhard moeten worden omdat daar toch wel vrij veel ongelukken gebeuren. Dhr. Nijboer kreeg een e-mail van iemand die zei dat dit ook weer nadelige effecten heeft. Als er (verharde) bermen liggen, denken mensen dat ze weer harder kunnen rijden. De PvdA verzoekt het College hier rekening mee te houden. De vrachtwagenchauffeurs vormen een belangrijk item. Twee Europarlementariërs, dhr. Rijploeg en dhr. Nijboer zijn tweemaal bij de FNV geweest om te spreken over de Poolse vrachtwagenchauffeurs. Iets wat hieraan gerelateerd is, kwam daar wel naar voren, namelijk wanneer men – men heeft natuurlijk een tachograaf – uit Polen komt rijden met een busje en om 5.00 uur aankomt en twee à drie uur ligt op houten banken en dan nog in de vrachtwagen gaat zitten, dan is dat natuurlijk heel gevaarlijk. Dan kan men allemaal computerprogramma’s ontwikkelen hoe mensen veiliger met vrachtwagenchauffeurs om moeten gaan en hoe die veiliger moeten rijden – en dat is ook prima –, maar er zou toch eigenlijk meer aandacht moeten zijn voor zulke elementaire zaken. Dhr. Nijboer heeft ook geprobeerd om daar wat meer informatie over te krijgen of daar ook meer ongelukken mee gebeuren. Aan de cijfers van de provincie is echter ook te zien dat het nog lastig is om over de laatste jaren het allemaal in beeld te krijgen. Het is een punt dat meer aandacht verdient. Dhr. Out (VVD) stelt dat de laatste cijfers die de commissie kortgeleden te zien heeft gekregen, een heel positief beeld lieten zien als het ging om de ontwikkeling. De provincie lijkt op weg om de doelstellingen zoals deze in het verleden werden geformuleerd, te halen. Dat kwam aardig in de buurt wanneer men terugblikte. Een paar weken later vindt er zo’n fataal ongeluk zoals op de Uiterburen is gebeurd, iets wat je terugzet in de realiteit van waar men over praat als het gaat over dit onderwerp.
37
Het is geen kille statistiek, maar gaat over een heel harde realiteit met heel veel leed daar omheen. Wanneer men dan de maatregelen leest zoals ze worden voorgesteld in de brief, krijgt een stukje tekst als ‘de aanpak van gevaarlijke routes’ en hoe men botsingen met vaste voorwerpen moet voorkomen ineens een heel andere lading dan wanneer men dat in eerste instantie in zo’n tekst meekrijgt. De VVD stemt dan ook in met de voortvarende aanpak en aandachtspunten zoals ze in de brief worden genoemd. Het is namelijk echt een onderwerp dat men heel goed en heel degelijk moet aanpakken. Het is af en toe zelfs jammer dat men nog ambities kan hebben waar toch nog steeds een aantal doden in tevoorschijn komt. Ieder slachtoffer blijft er namelijk een te veel. Wanneer men kijkt naar de verschillende onderwerpen, komt alleen af en toe de vraag boven wat de provincie nu moet, kan en wil doen en wat meer landelijke onderwerpen zijn om op die schaal te gaan benaderen. Dan gaat het bijvoorbeeld om jeugdige bezoekers, hoewel er in Drenthe ook een project loopt dat zich specifiek richt op jeugdige chauffeurs. Dhr. Out vraagt in hoeverre het iets landelijks is wat in heel Nederland zou moeten gelden en in hoeverre elke provincie daar haar eigen wiel in moet gaan uitvinden. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de voorlichting over de markeringen. Markeringen zijn in principe ook voor heel Nederland gelijk. Dat onderwerp is ook vaker in de commissie aan de orde geweest. In hoeverre moet de provincie op dit onderwerp het voortouw nemen? Of is het misschien toch een onderwerp dat op landelijke schaal veel beter zou kunnen worden uitgevoerd? De aanpak van de onderwerpen – hotspots, blackspots – is zonder meer nodig. Dhr. Moll (GroenLinks) verklaart dat het de laatste jaren gelukkig de goede kant op gaat met de verkeersveiligheid. Negatief geformuleerd neemt het aantal verkeersslachtoffers dat jaarlijks valt af. Dat is op zich goed nieuws. Dhr. Moll denkt dat een deel van de beleidsmatige inspanningen in het verleden zichtbare effecten laat zien. Toch is het aantal slachtoffers dat valt nog steeds hoog. Ieder slachtoffer minder is zeer wenselijk. De stukken laten een positieve trend zien over de tijd zien. Ongelukken in de provincie maken duidelijk dat die cijfers niet alleen op papier staan, maar dat het reële mensen betreft en dat het ook reële situaties zijn die inderdaad ook zijn te herkennen in de maatregelen die genomen zijn. Er is veel studie verricht en veel werk gedaan. GroenLinks bejegent de resultaten instemmend. Toch bekruipt dhr. Moll een vraag, ook naar aanleiding van stukken over andere landen die dhr. Moll leest. Hij leest in de literatuur dat men in Zweden verkeersveiligheid over een ander boeg wil gooien. Het langetermijndoel is daar – zoals men het hier over langetermijndoel heeft in de trant van percentagereducties in 2010, 2020 – nihil. Dhr. Moll vraagt zich dan af of ze daar geheel van deze wereld zijn. Dhr. Rijploeg (PvdA) interrumpeert en merkt op dat gedeputeerde Bleker dit ‘kolchozen’ noemt. Volgens dhr. Rijploeg is het een goed doel. Dhr. Moll (GroenLinks) geeft aan het over mensen te hebben, waar dhr. Rijploeg het over mest heeft. Dat is misschien het verschil. Als het over mensen gaat, vindt dhr. Moll dat het toch de moeite waard is zo’n doel van nul slachtoffers als na te strevendoelstelling te formuleren. Hij neemt aan dat men dat als men nadenkt met hem eens is. Wanneer men leest dat een ander land dat als doel voor de lange termijn stelt, dan vraagt dhr. Moll zich in eerste instantie af of dit kan. Al eeuwen is men er namelijk aan gewend dat verkeer slachtoffers eist. Wanneer men echter doorleest hoe men in Zweden redeneert, is te zien dat ze toch door zo’n doel te stellen met een andere blik naar de hele verkeersveiligheidsketen kijken. Op een bepaald moment stellen ze dat verkeersongelukken heel vaak het gevolg van gedrag zijn. Dat mensen zich af en toe verkeersonveilig gedragen is een gegeven. De bermen die zo-
38
even werden genoemd, zijn daar een voorbeeld van. Als de bermen geasfalteerd worden, dan gaan mensen misschien sneller rijden. Experimenteel onderzoek laat dat ook vaak zien. Het is dus niet alleen maar speculatie, het gebeurt ook. Accepteren dat gedrag een belangrijke factor is, betekent dus dat een overheid – want de overheid stelt dat doel – misschien zelfs wel verantwoordelijk moet zijn voor het kunnen opvangen van deviant gedrag van verkeer. Op dat niveau kan men opnieuw naar infrastructuur kijken en dan niet duurzaam veilig, maar inherent veilig gaat werken. Men kan vanuit zo’n filosofie ook naar vervoermiddelen kijken. Het is natuurlijk heel raar dat vervoermiddelen elke snelheid kunnen kiezen die de bestuurder wenst. Ook op dat niveau kan men op de lange termijn anders kijken. Dhr. Moll wenst er niet voor te pleiten om het Zweedse verhaal te kopiëren, maar toch roept hij het College op – en misschien achter het College dat voor deze provincie verantwoordelijk is ook andere gedeputeerde bestuurders op die voor verkeersveiligheid verantwoordelijk zijn – om toch kennis te nemen van zo’n filosofie, hoe dat uitwerkt en uiteraard misschien wat de resultaten daarvan zijn, wat de keuzes zijn, om dat te gebruiken als een manier om misschien de doelen op de lange termijn – want in het stuk staan ze: 7,5-15 procent minder doden in 2010. Dat is een forse stap minder, maar dat is natuurlijk nog 85 procent te veel –... Vanuit dat idee pleit dhr. Moll ervoor om op dit punt over de grenzen te kijken en te kijken hoe de Zweden dat doen. Het kan best zijn dat het in de praktijk daar ook geen nul zal worden, maar het kan ook zijn dat door op een andere manier, een veel systematischer manier en eigenlijk vanuit een andere doelstelling te kijken of er ook nieuwe wegen gevonden kunnen worden. De voorzitter acht het wel een interessant gegeven om dat eens in Zweden te gaan bekijken. Ook is dhr. Haasken benieuwd naar het onderzoek over gedrag. Hij informeert of in dat onderzoek ook het gedrag van elanden is meegenomen. Er vallen namelijk nogal wat doden als gevolg van botsingen met elanden in Zweden. Dhr. Moll (GroenLinks) merkt op het serieus te bedoelen. Het gaat hem naar eigen zeggen niet om de reis, het gaat erom dat de provincie nieuwe wegen exploreert om het verkeer veilig te maken. Het interessante van die benadering is dat ze dus inderdaad naar het hele systeem kijken, terwijl een hele hoop van deze maatregelen heel vaak op één element van het systeem functioneert. Misschien moet het hele systeem wel veiliger worden in plaats van alleen individuele elementen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt dhr. Moll welk onderdeel van het systeem hij mist in het voorliggende voorstel. Dhr. Moll (GroenLinks) legt uit dat in de voordracht een aantal elementen stuk voor stuk onder de loep worden genomen. Daar worden verbetermaatregelen voor genomen. Wat het interessante kan zijn van de Zweedse case – en dhr. Moll vraagt om studie – is dat ze het systeem centraal zetten. Soms kan men het systeem alleen verbeteren door het systeem als geheel te herstructureren in plaats van individuele elementen beter te maken. Dhr. Nijboer (PvdA) acht het heel mooi dat er een nieuw systeem wordt voorgesteld en dat dhr. Moll een suggestie doet. Hij vraagt dhr. Moll wat hij nu van de gedeputeerde wil. Moet het College het uit gaan werken? Het is allemaal namelijk vrij abstract wat dhr. Moll heeft aangeroerd. Dhr. Nijboer heeft eigenlijk nog niet begrepen wat dhr. Moll doet. Het lijkt een beetje op uitlokking. Wil dhr. Moll nu dat de gedeputeerde daar naar gaat kijken en gaat proberen om het in Groningen te doen? En wat moet er dan gebeuren?
39
Dhr. Moll (GroenLinks) stelt dat hij aan de gedeputeerde vraagt om kennis te nemen van het denken in Zweden en de uitwerking en de resultaten daarvan wellicht aan de commissie te communiceren. Dan kan de commissie verder praten. Het lijkt namelijk heel interessant. Dhr. Moll is van mening dat alles onderzocht moet worden, maar het goede behouden dient te blijven. Hij is zo’n andere benadering nog niet tegengekomen en hij staat open om daar iets van te leren. Dhr. Moll neemt aan dat dit ook geldt voor de gedeputeerde. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft in aansluiting op datgene wat GroenLinks naar voren heeft gebracht aan dat ook de D66-fractie heeft geworsteld met de achterliggende doelstellingen. Iedere gewonde en iedere mens die overlijdt als gevolg van het verkeer is er een te veel. De doelstelling zoals die bepaald wordt is eigenlijk het referentiejaar 2002, waarbij er een drietal jaren omheen wordt genomen om dat uit te middelen. Als men het een jaar eerder zou leggen, zou men op totaal andere doelstellingen uitkomen. Dat lijkt dus wat lastig. Dhr. De Vey Mestdagh wil echter wel aansluiten bij datgene wat GroenLinks heeft gezegd: het gaat er natuurlijk om uiteindelijk te streven naar inherent veilig gedrag, zodat er zo weinig mogelijk ongelukken met letsel gebeuren en mensen overlijden. Wanneer men kijkt naar de brief van het College, beschouwde D66 deze aanvankelijk als een aantal ‘open deuren’, maar als de achterliggende informatie wordt bekeken, is te zien dat het toch zeer gedegen onderbouwd en uitgewerkt is. De infrastructuur, de educatie en de handhaving zijn de drie punten waar het zich uiteindelijk op richt. De provincie heeft daarbij eigenlijk alleen een rol in de infrastructuur voor zover het ook nog specifiek provinciale infrastructuur betreft. Voor het overige zou de provincie kunnen coördineren, aanmoedigen en bespoedigen. Educatie wordt als primair punt bij de gemeente gelegd. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt of de gedeputeerde zich niet kan voorstellen dat de provincie daarin een verdergaande rol in speelt. Ten aanzien van de handhaving zou D66 ervoor willen pleiten dat de provincie er bij de politie op aandringt dat men daar handhaaft waar gevaarlijke situaties zijn. Dhr. De Vey Mestdagh heeft begrepen dat minister Remkes er van afstapt om de politie af te rekenen op het aantal bonnen. Dat werkt de situatie in de hand om vooral daar te controleren waar het geen kwaad kan om te hard te rijden. Het zou ook belangrijk moeten zijn dat daar gehandhaafd wordt waar ook de gevaarlijke situaties zijn. Wellicht kan dan dezelfde systematiek bij de politie worden toegepast als bij de rattenvangers: hoe minder overtredingen, des te minder boetes, des te beter ze het doen in de preventiesfeer. De PvdA komt met de suggestie om alles droog te leggen. De Belgische aanpak is om in elk geval de jongeren, die als probleemgroep duidelijk naar voren komt, te verbieden om op bepaalde tijdstippen achter het stuur te kruipen. De D66-fractie wenst te vernemen of er op provinciaal niveau of SNN-niveau ook naar dat soort zaken wordt gekeken. Voor het overige is D66 het volledig eens met de intentie. Mw. Bulk (SP) merkt ten aanzien van de suggestie van GroenLinks om het hele systeem veiliger te maken op dat de provincie daar aldoor al mee bezig is. Toen het eerste moeilijke kruispunt er kwam en er een verkeerslicht stond, dacht men ook dat het veilig was. Het gedrag van de verkeersgebruikers was echter zo dat zij zich daar niets van aantrokken. Nu legt men overal rotondes aan en hoopt men dat het veiliger wordt. Men is er dus mee bezig. De maatregelen die getroffen zullen moeten worden, zullen ook steeds kostbaarder worden in vergelijking met het aantal slachtoffers dat er valt of de vermindering daarvan. Er zal daarom een gigantisch bedrag tegenover moeten staan wanneer men het echt op nul uit wil laten komen. Dat zal ook in Zweden wel op de langere termijn gesteld zijn, zo neemt mw. Bulk aan. Wat hier ook weer opvalt en wat iedereen ook duidelijk was, is dat het grootste gedeelte van de
40
ongevallen veroorzaakt wordt door het gedrag van de verkeersgebruikers zelf. Dat is eigenlijk intriest. Het hoeft allemaal niet. Educatie is er ook een onderdeel van. De SP hecht hier groot belang aan. Wanneer mw. Bulk ouders ziet fietsen of rijden met kinderen, dan vraagt zij zich af hoe ze het in hun hoofd halen om zo op de weg te rijden met kinderen erbij. Het is een voorbeeldfunctie van het jaar nul. Mw. Bulk roept op om de ouders te betrekken bij het educatieve element op de scholen. Zij gelooft niet dat het bij de ouders echt doordringt dat zij een voorbeeldfunctie hebben. Het lijkt mw. Bulk een eerste initiatief dat misschien genomen zou kunnen worden op dat gebied. Men blijft bezig. Elk paaltje weghalen waar men tegenaan kan rijden, kan men blijven proberen, maar door allerlei oorzaken blijft toch nog altijd weer een ander paaltje staan. Men kan zich van alles voornemen, maar het is niet mogelijk om alles weg te nemen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft aan dat de punten in zijn bijdrage zijn genoemd door dhr. Out en dhr. De Vey Mestdagh. Hij wenst een tweetal zaken naar voren te halen. Allereerst de maatregelen om jonge bestuurders te wijzen op de risico’s van het verkeer. Dhr. Staghouwer heeft gehoord dat de minister daar mee bezig is, maar misschien zou de provincie ook nog een signaal kunnen uitsturen. Het tweede punt betreft de risicosituaties en de handhaving. Dhr. De Vey Mestdagh heeft hier ook al uitgebreid over gesproken, en de ChristenUnie-fractie is het daar volstrekt mee eens. Er moet niet worden gehandhaafd om de kas te spekken, maar om de verkeersveiligheid te vergroten. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) acht het met betrekking tot dit onderwerp goed dat er veel vragen worden gesteld. Het is namelijk een heel belangrijk onderwerp. De gedeputeerde gaat allereerst in op het voorstel tot drooglegging. Het is een onderwerp dat drie à vier jaar geleden regelmatig op het ministerie door de delegaties aan de orde is gesteld. Men is daar al ettelijke jaren langer mee bezig om te kijken of men tot 0,00 kan komen. De keus is uiteindelijk op 0,2 gesteld voor bepaalde categorieën. Men wenst gewoon niet verder te gaan. Vanuit het IPO zijn voorstellen ingediend, maar die hebben het niet gered. Dat neemt niet weg dat als men kijkt naar het verkeersgedrag, men dit opnieuw aan de orde kan stellen. De gedeputeerde is er voorstander van om het op 0,00 te stellen. Hij zal het daarom wederom op de agenda laten zetten. Dhr. Zanen (PvhN) vraagt of dit alleen voor jongeren geldt. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat het wat hem betreft voor iedere weggebruiker geldt. Iedere weggebruiker moet veilig op de weg rijden. Als een weggebruiker (naast drankgebruik) ook nog eens te hard rijdt, dan wordt het nog erger. Als men nuchter is, kan men misschien nuchter nadenken over zijn eigen gedrag. Bermen verharden heeft ook een nadeel. Hier en daar worden de bermen verhard. Dat kan het gedrag uitlokken dat hier gesuggereerd wordt. Men kan wat harder door de binnenbocht gaan rijden. Het College heeft ervoor gekozen iets te doen aan die specifieke wegen die eigenlijk aan de smalle kant zijn. Het is natuurlijk mogelijk om de bermverharding aan te brengen met daar overheen een laagje modder en gras, zodat het niet direct zichtbaar is. Het College is zich bewust van het feit dat dit problemen zou kunnen geven, maar kiest wel voor de verharding op plekken waar het nodig is. Meer aandacht voor vrachtwagenchauffeurs. De gedeputeerde denkt dat het goed is om dit neer te leggen in de commissie van VVB (Verkeer en Vervoer Beraad), waar alle geledingen aanwezig zijn, om te kijken wat daaraan kan worden gedaan. Daar zitten ook justitie en politie aan tafel. Dat geldt ook voor de opmerking ten
41
aanzien van handhaving van politie op de wegen. De provincie zal deze kwesties in die vergadering uitstekend aan de orde kunnen stellen. De gedeputeerde heeft de discussie zelf op landelijk niveau gevoerd en hij weet wel dat men dan met ministeries in aanraking komt die als het gaat om justitiezaken maar heel moeizaam vooruit te branden zijn op dit terrein. Er moet dus worden gekeken hoe er provinciaal mee omgegaan kan worden. Slachtoffers. Het zijn statistieken die hier genoemd worden. Een vorige commissievergadering heeft de gedeputeerde al eens gezegd dat men ten aanzien van de uitkomsten die er liggen niet moet bejubelen. Het was nog niet gezegd of er gebeurde weer een vreselijk ongeval. De gedeputeerde is nog steeds benieuwd of kan worden geconcludeerd dat het op bepaalde punten door het uitgezette beleid veel veiliger is geworden. De jeugdige automobilisten. Drie jaar geleden heeft de provincie het experiment Traffic Experience opgezet. Dat betekent dat men op het circuit in Assen en in Emmen een dag kan verblijven als jeugdige automobilist om daar van erkende instructeurs opleiding te krijgen om betere voertuigbeheersing te ontvangen. Dhr. Musschenga is er zelf geweest. Hij heeft niet alleen zelf achter het stuur gezeten, maar ook geluisterd naar wat men daar ontvangt. Die mensen waren enthousiast. De kostenpost is echter weer een belangrijke factor bij de afweging of men er wel of niet naartoe gaat. Bovendien is het vrijblijvend. Dit laatste heeft de gedeputeerde diverse keren op het ministerie besproken. Is het niet mogelijk om een vorm van dit soort nadere cursussen aanbieden, maar dan verplicht? In het kader van het rijbewijzensysteem zou dit opgenomen kunnen worden. Als men een nieuw rijbewijs heeft, dient men dan binnen een bepaalde termijn terug en moet men bepaalde zaken toevoegen om het echte rijbewijs te krijgen. Dat geeft aan dat men dan meer voertuigbeheersing krijgt. De gedeputeerde heeft gemerkt dat mensen dat heel erg waarderen en ook beter achter het stuur zitten. Het is alleen op te beperkte schaal. Nu is in Drenthe een experiment bezig. Friesland is daarbij aangehaakt. De provincie Groningen is nu aan het volgen wat dat voor effecten heeft. De gedeputeerde heeft begrepen dat het daar ook niet alle dagen even goed gaat. Men loopt er tegen grenzen aan. De vrijblijvendheid is echter heel groot. Vorige week is een vragenuurtje in de Kamer geweest ten aanzien van verkeersveiligheid. Het ging over de ongevallen die hebben plaatsgevonden. Daar werd gesuggereerd en gevraagd van de Kamer aan de minister om dit ook op de agenda te zetten. Maar vervolgens hoorde de gedeputeerde weer over de vrijblijvendheid. Hij heeft de Kamerleden ge-sms-t dat men een slag verder moet gaan als men effect wil beogen. De gedeputeerde is er dus ook hard mee bezig om dat op dat niveau in een ander vaatje te krijgen. Hij acht het noodzakelijk dat men daar verder in gaat dan wat er op dit moment gebeurt, anders krijgt men het niet onder de knie, dan krijgt men het niet voor elkaar dat weggebruikers hun weggedrag aanpassen. Dhr. Nijboer (PvdA) is blij dat de gedeputeerde zo vol voor die educatie en meer praktijkzaken gaat. Hij hoorde mw. Bulk en dhr. Staghouwer er ook iets over zeggen. Op zich heeft dhr. Nijboer er ook niet zo veel op tegen. Hij wil wel waarschuwen voor overspannen verwachtingen, want hij denkt dat ten aanzien van jongeren – en dhr. Nijboer is zelf ook nog jong en heeft zelf ook al een paar jaar in de auto gezeten – de harde hand de meest effectieve oplossing is wanneer er een fout is gemaakt. Ook een slipcursus kan natuurlijk een betere beheersing van de auto veronderstellen en daarna weer harder rijgedrag... Dhr. Musschenga (gedeputeerde) erkent dat er twee kanten aan zitten.
42
Dhr. Nijboer (PvdA) is van mening dat wanneer men er echt iets aan wil doen, het afpakken van het rijbewijs en een puntensysteem en dat soort zaken effectief is. Dit is niet verkeerd om te doen, maar hij zou er geen overspannen verwachtingen van koesteren. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) stelt dat het in totale samenhang moet worden gezien. Dan zou men daar een goed pakket van moeten maken. Dat moet overlegd worden. Daar komt ook bij dat men moet beginnen met het gedrag op scholen. De provincie is er druk mee bezig om op een gegeven moment scholen te entameren om daar speciaal ook mensen voor in dienst te hebben. Er worden door de provincie ook verkeerslabels uitgegeven aan scholen die er druk mee bezig zijn om scholieren bij te brengen hoe het gedrag op de weg gehanteerd zou moeten worden. Alles kan beter, maar scholen moeten ook medewerking willen verlenen. Wat de gedeputeerde betreft mogen er meer scholen aan meedoen, maar dat is niet alleen aan de gedeputeerde. De provincie probeert dat zo goed mogelijk te stimuleren. Mw. Bulk heeft gelijk dat wanneer men naar de nuloptie toe wil... Dat is wel het streven. De gedeputeerde zegt altijd dat de doelen alleen met de minister zijn afgesproken, maar dat het eigenlijk een discussie is die men niet moet voeren. Men moet eigenlijk van de nuloptie uitgaan. De provincie kent het Zweedse systeem. Als men van de nuloptie uitgaat, heeft men op een gegeven moment te maken met maatregelen voor de ‘laatste’ kruispunten, onveilige wegvlakken, die enorm veel geld gaan kosten. Dat wordt straks de afweging: wat wordt wel en wat wordt niet gedaan. Het uitgangspunt is dat men op een zo laag mogelijk percentage uitkomt. De gedeputeerde heeft altijd gezegd dat één dode of één gewonde te veel is. Het College zal de commissie berichten over het Zweedse systeem. Wanneer men kijkt naar datgene wat de provincie doet op de Groningse wegen, strookt dat ermee. Dat verschilt niet zo veel. In de Groningse situatie moeten oplossingen worden bedacht die hier op maat zijn. Wanneer de commissie daar meer informatie over wil, dan zal de gedeputeerde deze met alle plezier verzorgen. Het is de gedeputeerde een lief ding waard dat de provincie zo ver mogelijk komt. De elanden en de herten hier in Nederland. De provincie heeft het Lauwersmeergebied. Daar zijn schermen neergezet om de herten te weerhouden om de weg over te gaan. In Zuidoost-Drenthe is dit ook het geval. Ook op die manier is de provincie dus bezig. Het is al jaren geleden ingezet. Dat weten de meeste commissieleden niet, maar dhr. Moll ongetwijfeld wel. Dhr. Köller kan het ook weten. Die kan het als geen ander weten, want dat is degene die hier het langste rondloopt. In tweede termijn Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat de provincie een evenredig deel van vermindering van de landelijke problematiek op zich wil nemen. Dit roept de vraag op of de provincie Groningen op dit moment ook een evenredig deel van de problematiek veroorzaakt in het aantal kilometers dat wordt gereden. Of is de provincie Groningen al veiliger dan de rest van Nederland? Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat voor zover hij kan overzien de provincie Groningen aan de goede kant de streep zit. Wat dat betreft doet de provincie het erg goed. Daarbij moet wel worden bedacht dat wanneer men verder terug wil in de ongevallencijfers, er wel fors landelijk geld bij moet. De minister wil het naar beneden bijstellen omdat het College goede maatregelen heeft genomen. Daar is niets mis mee. Het IPO had toentertijd al een veel hoger ambitieniveau dan de minister. Dat heeft alles met geld te maken. Het is eigenlijk een heel merkwaardige discussie.
43
De gedeputeerde merkt op dat als men nog één dode en één gewonde heeft, men nog niet echt aan de goede kant. Provincie/gemeenten. Dit is nu na onderzoek en ambtelijke gesprekken met alle gemeenten op tafel gekomen. Het moet uitgewerkt worden. De gedeputeerde moet eerdaags nog één regio hebben, de bestuurlijke commitment van alle gemeenten krijgen om hier op diezelfde manier volop in mee te doen. Dat betekent ook dat de gemeenten ook financieel mee moeten doen voor hun wegen. Het is niet mogelijk om een provinciale weg sec te bekijken en te denken dat dit voldoende is. De gemeentelijke wegen spelen ook een rol als het gaat om ongevallencijfers. De voorzitter verwijst het onderwerp naar de C-lijst van de statenvergadering. 13.
Brief van de heren Hoepman en Boer van 19 april 2006 betreffende capaciteitsproblemen spoorlijn Groningen-Leeuwarden in de spits uren
Dhr. Moll (GroenLinks) acht het op zich een heel heldere brief. Hij denkt ook dat het goed is dat de statencommissie het signaal uit de samenleving serieus neemt en daar ook met het College over van gedachten wisselt. Het is een beetje vergelijkbaar met de discussie die onlangs werd gevoerd over de Q-liner Groningen-Drachten die af en toe ‘uitpuilde’. Dhr. Moll vindt het een goede zaak dat de Staten zulke signalen krijgen en ook aangeven wat zij daarmee doen. Ook in dit geval is de situatie vrij helder. In de eerste plaats gaat dhr. Moll ervan uit dat Arriva een vervoersplicht heeft. In de tweede plaats heeft de vervoerder die in de concessie stapt als er capaciteitsproblemen zijn een verantwoordelijkheid om het op te lossen. Dat is toch een beetje de taakverdeling die in Nederland bestaat. Het College is er verantwoordelijk voor dat de concessie aangeleverd wordt. Daarom acht dhr. Moll het ook terecht dat de Staten aan het College vragen hoe men dit ‘varkentje gaat wassen’. Het is natuurlijk heel hoopvol dat er nieuwe treinstellen aankomen. De gedeputeerde zei zoeven al dat die treinstellen zeker helpen. Dhr. Moll denkt echter dat ook aan Arriva duidelijk gemaakt moet worden dat in de toekomst alles natuurlijk heel mooi is, maar dat het ook voor vandaag van belang is dat het OV dienstverlening levert die de Staten ervan verwachten. Dat is niet alleen voor de Staten zelf, want zij zijn eigenlijk alleen maar gekozen vertegenwoordigers van de klanten, maar uiteindelijk voor de klanten. De Staten willen niet dat klanten op deze manier uit het OV worden weggejaagd omdat het niet biedt wat ervan verwacht kan worden. Dhr. Zanen (PvhN) geeft aan deze brief in de veelheid van stukken te hebben opgemerkt. Hij vindt het heel goed dat GroenLinks de brief terug heeft gehaald om erover te discussiëren, want het is van groot belang dat de signalen die de provincie krijgt over problemen die er zijn met capaciteit en gerieflijkheid voor de mensen die gebruik maken van het OV, op een goede manier worden opgevangen. De brief is gestuurd aan PS en is dus direct aan de Staten gericht. Dhr. Zanen denkt dat de Staten daarom heel terecht kunnen onderstrepen richting het College en richting het OV-bureau en richting degene die de concessie uitvoert dat er uiterste prioriteit aan wordt gegeven om dit probleem op te lossen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft te kennen dat D66 heel blij is dat de trein zo vol zit, want D66 is een groot voorstander van het OV. De D66-fractie ondersteunt GroenLinks en zou het jammer vinden als die volheid van treinen betekent dat men eigenlijk slachtoffer wordt van het eigen succes. D66 vindt daarom dat de gedeputeerde er inderdaad iets aan moet doen.
44
Dhr. Köller (PvdA) vraagt of dhr. De Vey Mestdagh ook zo blij is als hij zelf in een stampvolle trein zit. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) denkt dat zijn opmerking duidelijk genoeg was. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft aan op de statenvergadering iets later zijn hand op te hebben gestoken dan dhr. Moll. Hij prijst dhr. Moll en is het helemaal met zijn verhaal eens. Dhr. Rijploeg vindt het vooral extra van belang dat in de korte tijd dat de oude treinen nog rijden – ongeveer een half jaar – wordt getracht om dat probleem op te lossen. Het is een extra reden om als de treinen binnenlopen, dit met enige fanfare gepaard te laten gaan, zodat mensen ook weten dat het dan beter is en dat het dan ook daadwerkelijk waargemaakt kan gaan worden dat iedereen zo veel mogelijk een zitplaats kan krijgen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat ook de ChristenUnie-fractie het van harte eens is met de opmerking van GroenLinks. Zij wordt vanuit de regio ook zeer zeker aangesproken op deze problematiek. Dan gaat het met name om mensen die naar Groningen moeten. Er is heel veel weerstand. Zo jaagt men ze uit het OV-systeem. Dhr. Staghouwer verzoekt om een oplossing op korte termijn. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan al eerder te hebben aangegeven dat het goed is dat het op de agenda staat. Hij is al geruime tijd met deze problematiek bezig, ook al voordat deze brief binnenkwam, omdat de provincie al een aantal keren met Arriva om de tafel heeft gezeten om te kijken hoe deze problematiek aangepakt zou kunnen worden. Vanuit de provincie heeft men letterlijk en figuurlijk heel Europa afgebeld om te kijken of er nog extra treinstellen te krijgen zijn om deze nood te lenigen. Het is niet alleen maar een succes van nog meer reizigers – dat is er ook gelukkig, meer dan de provincie had gedacht – maar als dit ook nog gepaard gaat met een situatie zoals vorige week donderdag, toen dhr. Musschenga in Zwitserland was voor de nieuwe treinen en ’s ochtends het bericht kreeg dat er nogal wat treinen uitgevallen waren (circa 16), slaat de schrik de gedeputeerde om het hart. De gedeputeerde zei toen tegen de directeur dat het nu duidelijk was dat het materieel gewoon af is en dat vervanging hoogst noodzakelijk is. Men stuit nu op de tijdsspanne dat de nieuwe treinstellen nog niet zijn gearriveerd. In heel Europa zijn op dit moment geen extra treinstellen te krijgen. Dat betekent dat ook een Arriva op dit moment geen extra treinstellen kan inzetten. Daar moet de gedeputeerde heel eerlijk over zijn. De provincie heeft het onafhankelijk van Arriva bij al die bedrijven gevraagd. Als men ergens een treinstel kan krijgen, is het nog de vraag of die in Nederland de goede vergunning heeft en of die, nu er wel een goed ATB-systeem is, daarop mag rijden. Al met al is dit een problematiek die de gedeputeerde de nodige zorgen baart. Gelukkig heeft hij niet horen vragen of de gedeputeerde nu de boetes gaat opleggen, om het daarbij te laten. Zo zal het in dit geval niet gaan. Het is de commissie bekend dat dhr. Musschenga niet schroomt om dit soort maatregelen te nemen, maar als men constateert dat er absoluut geen extra materieel te krijgen is, dan zit men voor het blok. Dat is het grote probleem van de gedeputeerde. In overleg met Arriva is nu afgesproken dat naast de treinen extra bussen zullen worden ingezet om de nood te lenigen op die plaatsen waar dat nodig is. Vanaf nu tot de zomervakantie zal dit probleem zich voordoen. In de zomervakantie zullen die problemen zich veel minder voordoen, omdat er veel minder passagiers zijn. Wanneer men kijkt naar het tijdsschema van de nieuwe treinen, komt men na de zomervakantie een maand of anderhalve maand tegen waarbij men weer opnieuw een probleem kan hebben. Daarna zal het beter kunnen gaan, zo is de verwachting van de gedeputeerde. Met de nieuwe treinen zullen testritten gemaakt worden. De gedeputeerde gaat ervan uit dat dit
45
goed gaat. Eind oktober kunnen die treinen ingezet worden. In het najaar gaan die treinen rijden op de dienstregeling. Dan kan er worden geswitcht met het oude materieel en kan het nieuwe materieel in gebruik genomen worden. Zoals ooit is afgesproken en zoals de Staten hebben geaccordeerd, zal het als eerste ingezet worden op Groningen-Leer om te bewerkstelligen dat zo snel mogelijk in een keer kan worden doorgereden naar Duitsland. Als men daar gaat rijden, betekent dit dat daar materieel over is die op de andere lijn ingezet kan worden. Volgens het schema is op 1 januari 2007 Groningen-Leeuwarden aan de orde. Tegelijk probeert de provincie met een versnelde productie ook Groningen-Rodeschool vanaf 1 januari in te zetten. Dan heeft de gedeputeerde de grootste knelpunten, ook in die volgorde, bij de kop. De directie van de fabriek heeft de gedeputeerde vorige week nog weer verzekerd dat ze dat waar kunnen maken. Daar gaat hij op dit moment gewoon vanuit. Dat betekent dat men met maatregelen ten aanzien van extra bussen een tijdsspanne moet overbruggen. Al eens eerder is oud materieel op de rails gezet. Dat was uitstekend materieel, beter dan de Wadlopers. Op het moment dat op Groningen-Leer gereden gaat worden (met nieuwe treinstellen), zal dat op zijn zachtst gezegd met enig ceremonieel en feest gepaard gaan. Dhr. Musschenga veronderstelt dat de commissie de reportages van TV Noord heeft gezien en het Dagblad heeft gelezen. Hij stelt dat de nieuwe treinstellen fantastisch zijn. Men heeft het wel waar weten te maken. Inmiddels zijn het ook de mensen bij Arriva die nu echt in de gaten hebben dat zo’n gigantische operatie ook lukt. Voor de Groninger en de Friese bevolking is dit een ongelofelijke kwaliteitsslag. Het College doet er alles aan. Steeds wordt weer een poging gedaan om toch weer te bellen of er toch nog ergens materieel is. Er is nog een korte tijdsspanne te gaan, dan is het leed geleden. In tweede termijn Dhr. Moll (GroenLinks) begrijpt best dat ‘waar niets is, de keizer zijn recht verliest’, maar aan de andere kant besteedt de provincie iets uit met voorwaarden en wordt verwacht dat de aangegane verplichtingen gestand worden gedaan. Er kan een noodsituatie zijn, maar dan zou dhr. Moll twee dingen verwachten. Hij zou aan de gedeputeerde – en via de gedeputeerde aan Arriva – willen doorgeven dat deze situatie hem toch niet echt bevalt. In de eerste plaats omdat als er problemen zijn, men daarover dient te communiceren. Men moet het dan uitleggen, niet alleen aan de klagende reiziger, maar ook in het openbaar aan het publiek. Op deze manier is men namelijk toch stiekem een hoop draagvlak voor de groei die er was aan het uithollen. Dhr. Moll heeft geen enkele advertentie kunnen ontwaren waarin Arriva dit uitlegt. Hij denkt dat dit hoog tijd is als de situatie zo erg geweest is als nu ook op tafel komt. Ook wat er aan komt, moet worden gecommuniceerd worden. Dhr. Moll doet een oproep om de mensen die nog in de trein zitten in elk geval nog het idee te geven dat er iets aankomt. In de tweede plaats denkt dhr. Moll dat het bedrijf dat de wanprestatie levert of onvoldoende presteert in relatie tot wat de reiziger er voor moet betalen, misschien over compensatie moet nadenken. Ten derde is het terecht dat er bussen ingezet worden, maar eigenlijk verwacht dhr. Moll ook op dat punt een niet superreactieve houding maar een proactieve houding van het bedrijf. Op het moment dat men merkt dat men te vol zit en men weet dat die treinen er niet zijn, dient men iets anders te verzinnen. Dat moet ook worden gecommuniceerd. Dhr. Moll heeft er alle begrip voor dat er geen treinen in Europa zijn, maar een vervoerder die marktgericht is, die zijn klanten bedient, kan in zo’n situatie wel iets meer zijn verantwoordelijkheden waarmaken. Dhr. Moll heeft aangegeven langs welke drie wegen dat gekund had.
46
Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat men hier haast een soort OV-bureau mist die dit oppakt en dit soort zaken aanzet. Dhr. Zanen ziet de gedeputeerde nee schudden, hij is daarom zeer benieuwd naar een reactie. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft aan dat de commissie het vorig jaar of een half jaar geleden eens heeft gehad over de bezuinigingen in het OV. Diverse partijen, waaronder de PvdA, hebben ervoor gewaarschuwd dat het niet tot problemen zou moeten leiden met overvolle treinen. Dat blijkt nu wel het geval te zijn. De gedeputeerde zet een goed verhaal neer over de vraag hoe dat komt. Ondertussen is toen wel gezegd dat het niet tot problemen zou leiden, iets wat uiteindelijk wel gebeurt. Dat moet simpelweg worden vastgesteld. Arriva komt de afspraken niet na. Misschien is dat ook overmacht, maar het is wel de verantwoordelijkheid van dat bedrijf. Wat gaat het bedrijf doen om de gedupeerde klanten op enigerlei wijze – niet individueel, want dat is natuurlijk geen doen – te compenseren wanneer de problemen zijn opgelost? Dhr. Musschenga (gedeputeerde) gaat in op de opmerking van dhr. Zanen dat men een OV-bureau nodig heeft om dit soort dingen te voorkomen of om aan te kunnen pakken. De gedeputeerde wil dit bestrijden. De provincie heeft hier de nodige knowhow ten aanzien van rail zelf in huis. Die zit niet bij het OV-bureau. De provincie is uitstekend – en eigenlijk als enige – in staat om dit op een goede adequate manier aan te pakken. Wat dat betreft moet die knowhow nog bij het OV-bureau opgebouwd worden. Er is inderdaad een discussie geweest over bezuinigingen in het OV. De gedeputeerde heeft toen in de Staten gezegd dat voor zover dat toen te overzien was... Het ging toen ook om de lijn Groningen-Nieuweschans en met name bij Hoogezand waar – als de gedeputeerde het zich nog goed herinnert – bussen weg zouden gaan en treinen ingezet zouden worden. Op dit moment moet worden geconstateerd dat de prognoses van destijds meer dan achterhaald zijn en er sprake is van aanzienlijk meer instappers. Daarbij was er sprake van het spontaan uitvallen van materieel. Dat zorgt nu voor tijdelijke problemen. Het bedrijf heeft daar inmiddels wel wat aan gedaan. Cadeautjes uitdelen op het hoofdstation in Groningen is een ding, maar aan de andere kant heeft dhr. Moll gelijk: communicatie naar buiten toe zullen ze nog veel beter moeten doen. Er is wel op aangedrongen. De gedeputeerde zal dat nogmaals doen, ook ten aanzien van maatregelen in de periode waar het over gaat, zodat het bedrijf nog eens goed duidelijk maakt aan reizigers waar het om gaat, wat ze kunnen verwachten en niet kunnen verwachten. De communicatieparagraaf dient bij Arriva nog eens heel goed tegen het licht te worden gehouden. De gedeputeerde zal Arriva daar op aanspreken. Het is inderdaad hun verantwoordelijkheid, hun probleem. Ondertussen zijn reizigers ook inwoners in de provincie. Dhr. Musschenga wil graag dat het goed rijdt en dat men goed instapt. Er is niets erger dan volle treinen. Nood breekt echter wet. De voorzitter rondt het agendapunt af. 14. Brief van GS van 30 maart 2006, nr. 2006-03.266/13/A.22, MT betreffende schriftelijke vragen betreffende tijdelijke beperking vaardiepte op het Winschoterdiep De voorzitter merkt op dat zeer onlangs nog een brief van de Kamer van Koophandel is rondgestuurd die op dit onderwerp betrekking heeft. Die brief kan bij dit onderwerp worden betrokken.
47
Dhr. Out (VVD) merkt op dat het bij de Voorjaarsnota ook even is langsgekomen. Nu het om twee stukken gaat, wil dhr. Out aangeven dat de zorgen die de Kamer van Koophandel in hun brief aangeeft, volledig door de VVD-fractie worden gedeeld. Ook de zorgen die de gemeente Winschoten heeft aangegeven op dit dossier en de problemen die het veroorzaakt voor de bedrijven die daar hun nering vinden, worden door de VVD gedeeld. Dat was ook een belangrijk deel van de achterliggende gedachte waarom de VVD-fractie de gedeputeerde heeft bevraagd op deze beperking van de vaardiepte. Er staat vergoelijkend in de beantwoording van de brief: “Het brengt enige economische en financiële schade met zich mee”. Dat is niets meer of niets minder dan een maatschappelijk bedrijfsrisico, zo zou dit betiteld moeten worden. Aldus het antwoord dat de VVD-fractie heeft teruggekregen op de vragen die zij heeft gesteld. Men kan niet alles in zo’n beantwoording neerzetten, maar wanneer men wat verder gaat kijken en men komt het Provinciaal Blad tegen waar ook een groot aantal bedrijven – die hierover gingen – hun zienswijze heeft ingediend met uiteindelijk deze uitkomst dat het gewoon een risico is wat ze maar te nemen hebben... Het is natuurlijk wel uitermate vervelend wanneer de provincie tegelijkertijd ook ambities heeft om het water ook als volwaardig vervoersalternatief in te gaan zetten. Op deze manier lukt dat natuurlijk niet erg. Tegelijkertijd geeft dhr. Out aan het geld ook niet te hebben, evenmin als de VVD. Derhalve informeert hij wat de voorfinanciering hiervoor gaat betekenen. De VVD-fractie is wel benieuwd wat de status is van de juridische stappen tussen Winschoten en de provincie. Daarnaast vraagt dhr. Out wat voor termijn de gedeputeerde nu wel in het vooruitzicht kan stellen. Het geld dat de provincie moet bijdragen, is naar voren gesteld. Ten aanzien van het landelijk geld is het College op dit moment nog druk aan het dealen om dat voor elkaar te krijgen. Wat voor perspectief kan er nu worden geboden, zeker als het gaat over de economische schade die dit verhaal met zich meebrengt? Binnen twee jaar beginnen met de baggerwerkzaamheden acht dhr. Out op dit moment wel een heel softe toezegging. Dat is natuurlijk weinig concreet. Dit raakt een ander onderwerp dat in het verlengde hiervan ligt. Dit betreft het baggerdepotbeleid van de provincie. Op wat voor manier gaat de provincie om met baggerdepots? Het komt namelijk in dit dossier terug, omdat een belangrijk deel van de kosten ook samenhangt met de wijze waarop men het baggerslib weer gaat verwerken. Wanneer men de voordracht en de plannen leest rond Zuidhorn en het aquaduct, was daar ook een exorbitant hoog bedrag gemoeid met de manier waarop de provincie met het baggerslib om zou willen gaan. De fractie van de VVD zou graag meer inzicht willen hebben over hoe dat beleid is en wat op dit moment de status is van de vele baggerdepots die de afgelopen jaren her en der zijn neergelegd. In hoeverre kan daar weer gebruik gemaakt van worden? Het veld ligt er, een dijkje er op, nieuwe bagger er bovenop? Op wat voor manier gaat de provincie daarmee om, zeker als men nogmaals richting Noordhorn-Zuidhorn kijkt hoeveel geld daarmee gemoeid is? Het zijn niet alleen de kosten voor het weghalen van de bagger uit het water, maar ook waar men er daarna mee naartoe moet. Dat is een belangrijk onderdeel van het probleem. Voor de VVD gaat het om twee zaken: wanneer kan men nu echt iets gaan verwachten om die schade te beperken en ervoor te zorgen dat water een volwaardige modaliteit blijkt als het gaat over vervoer? Waar kan de regio op rekenen? Aan de andere kant wenst de VVD te vernemen op wat voor manier de provincie omgaat met de baggerdepots in de provincie. Dhr. Out vraagt of de provincie op dat vlak zo scherp mogelijk kan zeilen om de financiële kosten voor dat gedeelte van het probleem zo minimaal mogelijk te laten zijn. Dhr. Nijboer (PvdA) sluit zich aan bij de woorden van dhr. Out.
48
Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat iedereen de problematiek op dezelfde manier in beeld heeft. Het klopt, als men graag wil dat er meer over het water gaat, dan is dit belemmerend. Dhr. Out vraagt wanneer het een aanvang kan nemen. Dat ligt in elk geval aan de onderhandelingen die er nu inderdaad weer gevoerd gaan worden. Ze hebben een hele tijd stilgelegen omdat het landelijk gezien, vanuit het Rijk, niet mogelijk was. De gedeputeerde kan er geen exacte datum voor aangeven. Dat is ook de reden waarom in die brief die einddatum niet genoemd is die nu aangevochten wordt. Het proces om de beperking er weer af te halen, heeft Winschoten verloren. Daar was geen noodzaak toe, zei men bij de rechtelijke macht. Het blijft er dus gewoon op liggen. Dat neemt niet weg dat het probleem natuurlijk niet gecancelled is. Winschoten weet dat ook. Natuurlijk is de provincie in overleg daarmee. De zorgen van de KvK en de gemeente Winschoten zijn ook die van het College. Misschien heeft het College ze nog wel veel meer, omdat men nu ook constateert dat men ten aanzien van het baggeren moet zorgen dat de boordvoorziening als eerste echt up to date wordt. Dat heeft ook alles met financiën te maken. Dan kan er worden gebaggerd. Men het beetje geld dat de provincie nu naar voren haalt, kan ergens worden begonnen. De provincie heeft het andere geld echt nodig. De gedeputeerde hoopt dat hij direct na de zomer van de minister inzicht krijgt – op 5 oktober is het overleg, waarbij het is geagendeerd – in hoever zij zou willen gaan. Dan krijgt men meer zicht op het eindtraject. Men moet eerst het een, en dan het ander doen. Dan moet men er ook nog de vergunningen voor hebben. Wanneer men het heeft over baggerslib, is dat een problematiek apart. Dat is erg vaak besproken in de commissie Landschap, Water & Milieu. Daar ligt ook een heel plan aan ten grondslag. De provincie heeft de afgelopen jaren een heel plan neergelegd over de wijze waarop de provincie daarmee omgaat. Daarbij komt de provincie ook in aanraking met nieuwe landelijke wetgeving die aangeeft dat als men baggerslib ergens neerlegt en men er niets meer mee doet, het aanzienlijk hoge kosten gaan worden. De gedeputeerde gelooft dat de provincie dat proces inmiddels gewonnen heeft en dat zij de extra kosten niet hoeft te betalen omdat het eigenlijk depots zijn waar de provincie weer wat mee gaat doen, op grond waarvan de provincie dan weer onder andere wetgeving valt. Het is net afval. Er is nu nieuwe wetgeving. Vandaar dat bij Zuidhorn de bagger onder de weg ligt. Dat is een aanzienlijke kostenbesparing. Zou men dat anders doen en men zou al dat bagger weg moeten brengen, gaat het zo om tientallen miljoenen euro’s extra. Provinciaal wordt getracht om al dat bagger dat tijdelijk ergens in baggerdepots moet liggen, moet slinken, te hergebruiken onder de wegen of anderszins, ook door derden. Daar zijn ook heel brede afspraken over met het bedrijfsleven, met gemeenten. Op die manier gaat de provincie ermee om. Toen dhr. Musschenga nog in de commissie Landschap, Water & Milieu optrad, heeft hij dat daar uitvoerig neergelegd. Het is hem niet bekend of daar nog een nieuwe notitie over verschenen is. Dat is de stand van zaken. De provincie heeft dit moeten doen omdat men op een gegeven moment constateert... De provincie moet zich feitelijk ook indekken: als men geen vaarbeperking oplegt en er zou wat gebeuren, staat men sowieso aan de lat. Het is inderdaad een bedrijfsrisico. Dat is ook wettelijk omschreven. De inschatting is dat het risico gering is. Dat kan worden aangevochten of anderszins worden bekeken. Op het moment dat er een claim komt, moet die behandeld worden. Zo simpel is het. Dhr. Out (VVD) merkt op dat bij zo’n claim natuurlijk wel meespeelt hoe ver gaat men met het economisch bedrijfsrisico. Op het moment dat men vindt dat dit te ver gaat, zijn dat ook een vorm van kosten. Die kosten kan men dan afwegen tegen wat de maatregelen met zich meebrengen. De gedeputeerde geeft op dit moment eigenlijk aan dat wanneer men dat wettelijk zou toetsen, dat men wegkomt met de schade zoals deze nu is door te stellen dat het normaal bedrijfsrisico is.
49
Dhr. Musschenga (gedeputeerde) beaamt dit. Als provinciale overheid – en dat toetst de provincie ook aan wet- en regelgeving – komt men daarmee weg. Dat zegt de gedeputeerde nu zo, maar dat kan nooit de bedoeling zijn van het beleid. De provincie komt hiervoor te staan, en dan moet het op die manier worden gedaan door aan te geven dat er tien procent minder in een schip kan. Dat betekent af en toe een schip extra. Dan krijgt men daarover de discussie. De voorzitter sluit het agendapunt af. 15. Brief van GS van 13 april 2006, nr. 2006-06.562/15/A.10, EZ, treffende baanverlening Groningen Airport Eelde (GAE)
be-
De voorzitter vraagt zich af of de brieven die hierover bij de commissie liggen voldoende breedte geven aan dit agendapunt. Dhr. Haasken heeft zelf het gevoel dat het wellicht beter op een ander moment zou kunnen, omdat de vertraging er opnieuw in zit. Hij heeft ook van het College begrepen dat er weer het nodige in aantocht is. Misschien is het handiger om hierover eerst de gedeputeerde het woord te geven en dan wellicht nog te kijken of er een termijn aan te verbinden is. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) stelt dat de brieven op zich heel helder zijn, zowel de vraagstelling als het antwoord. Af en toe wil het College natuurlijk inzicht hebben in het proces. Daarnaast is er afgelopen dinsdag (13 juni) in het College over deze materie gesproken. Geconstateerd is dat er weer een datum aan het verstrijken is. Dan gaat het over afspraken die de provincie heeft met Eelde. In het College is afgesproken dat ten aanzien van het businessplan een notitie opgesteld zal worden om te kijken hoe ver men daarmee is en hoe het nu geïnterpreteerd moet worden ten aanzien van datgene wat toentertijd allemaal op tafel lag. Wordt dit allemaal gehaald? Hoe ziet dat er nu uit? Het College wil daar nu dus inzichten in hebben. Dhr. Musschenga heeft reeds met dhr. Gerritsen overlegd over de vraag hoe het College dit zou moeten doen. Dhr. Gerritsen moest echter weg, waarop dhr. Musschenga zich bereid verklaarde om deze brieven voor zijn rekening te nemen. Op die manier kan veel zinvoller over het geheel worden gesproken dan wat dit is. De voorzitter vraagt of het goed is om dit af te wachten. Over het geheel genomen duurt het natuurlijk schandalig lang zoals men hier tegen de hele baanverlenging aankijkt. Het is een overheidsoptreden waarvoor dhr. Haasken zich op feestavonden diep voor schaamt. Hij is daar helemaal niet gelukkig mee. Om er op dit moment, met de stof die er nu ligt, over door te spreken, lijkt de voorzitter wat mager. Hij informeert of het de instemming van de commissie heeft om de gegevens die net door dhr. Musschenga in het vooruitzicht zijn gesteld, af te wachten. Tijdens de eerstvolgende commissievergadering – die overigens pas in september plaatsvindt – kan er dan in wat uitgebreidere zin over gesproken worden. Dhr. Köller (PvdA) geeft aan het hier eigenlijk gloeiend mee oneens te zijn, omdat hij weer ziet dat er twee fenomenen met elkaar worden verweven, namelijk de business en de procedure en de situatie rondom de baanverlenging. Dhr. Köller heeft dit altijd duidelijk gescheiden weten te houden. Hier liggen nu een paar boze brieven die over en weer zijn gegaan. Op een gegeven moment heeft dat geresulteerd in een soort charmeoffensief van de Commissaris van de Koningin. Dat heeft eigenlijk tot gevolg gehad dat er gezegd is dat er op 1 juli weer een deadline is. Men hoeft maar even in het nieuws te komen met Eelde en Vole wordt weer wakker. Met andere woorden de provincie moet gewoon doorgaan en blijven hameren op de finale beslis-
50
sing over de baanverlenging, want als de provincie dit weer laat vertragen en af laat hangen van het businessplan, weet dhr. Köller wel wat er verlengd wordt, niet de baan, maar wel de procedure. Dhr. Köller denkt dat men hier allemaal zat van is. Het geeft namelijk elke keer weer aanleiding om allerlei discussies te starten. Dat was precies hetzelfde geval toen die professor De Wit kwam. Dan krijgt men elke keer weer discussies die eigenlijk tot niets leiden, maar wel weer allerlei mensen in de gelegenheid stellen en ook vaak weer slordigheden veroorzaken, waarop de mensen die dusdanig juridische scherpslijpers zijn dat ze vast wel iets vinden dat er een komma verkeerd staat, waarop de verlenging van de baan zou zijn. Dhr. Köller wil best over business praten, maar de rest moet niet worden losgelaten en daar niet aan vast worden gekoppeld. De voorzitter merkt dat men op deze manier toch in de discussie verzeild raakt. Hij wil er ook best ruimte voor geven, want deze... Dhr. Moll (GroenLinks) geeft aan dat de voorzitter een ordevoorstel heeft gedaan of de commissie dit punt moet bespreken of niet. Hij ziet het verhaal als een vrij uitgebreide stemverklaring voor dat ordevoorstel. Dhr. Moll is de opvatting toegedaan dat de stukken zoals die nu op tafel liggen, geen aanleiding geven tot enige zinnige discussie. Het is mogelijk om de rituele formules die dhr. Köller gebruikt te herhalen, maar... Dhr. Köller (PvdA) interrumpeert en stelt bezwaar te maken tegen deze bewoordingen. Wat GroenLinks tot nog toe gedaan heeft, lijkt namelijk meer op rituele zaken. Dhr. Köller heeft er altijd redelijk realistisch tegenaan gekeken, niet ritueel. Dhr. Moll (GroenLinks) verklaart dat iedereen daar zo zijn mening over heeft. Dit acht dhr. Moll het ‘leuke’ van de politiek. Als dhr. Köller er behoefte aan heeft om formules te herhalen, dan is dat zijn goed recht. Dhr. Moll doet daar vandaag echter niet aan mee, dat lijkt hem een stuk zakelijker. Mw. Bulk (SP) geeft aan nergens op in te zullen gaan, behalve dat de SP-fractie het ordevoorstel van de voorzitter ondersteunt. Zij heeft ter verduidelijking een vraag. In de brief van het College staat 1 juli, in de brief van dhr. Alders staat 1 juni en in de brief van de minister staat 1 juli 2005. Mw. Bulk wenst te vernemen over welke datum het nu gaat. 1 juni is namelijk al geweest, 1 juli komt nog. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) begrijpt dat het feit dat dit punt nu op de agenda staat alleen van belang is in verband met de heroverweging ten aanzien van de aandelenoverdracht naar de provincie. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt het College of het klopt dat het tot nu toe niet tot een heroverweging heeft geleid bij het College. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat er absoluut geen sprake is van een heroverweging. Er werd de gedeputeerde vanochtend gevraagd hoe het zit met de baanverlenging, of er voldoende discussie over is, of dit breed genoeg is, hoe de insteek zou moeten zijn. Toen heeft dhr. Musschenga gezegd wat in het College is gemeld, omdat het College graag inzicht wil hebben, ook in die andere zaken. Maar ten aanzien van de baanverlenging op zich hoeft dhr. Köller zich absoluut geen zorgen te maken wat het College betreft. Dit kan de commissie ook lezen in de brieven. Het College wil die voortvarendheid. Het is volgens de gedeputeerde ook niet zo dat men zich moet schamen voor overheden, het zijn de procedures waarin de provincie elke keer opnieuw verzeild raakt.
51
De voorzitter merkt op dat deze ook door overheden worden verzonnen. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) vraagt of dhr. Haasken bedoelt dat de mogelijkheid bestaat om in procedure te gaan. De voorzitter bevestigt dit. Dat wordt ook door overheden verzonnen. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) beaamt dit. Dat is het democratisch recht waar men gezamenlijk in zit. Die discussie of men dit wel of niet goed vindt moet men naar inzicht van de gedeputeerde nu niet aangaan. Hij constateert met anderen dat er op dit moment nog procedures lopen, dat men hopelijk bezig is – de gedeputeerde is altijd heel erg voorzichtig – met de laatste procedures, dat men over een half jaar à driekwart jaar weet waar men staat en dat de zaak daarna in werking kan treden. Waar het nu om gaat is dat ten aanzien van afspreken van het contract onduidelijkheid bestond over de vraag hoe ver het nu is, hoe het nu gaat. Daar heeft het College wat brieven over geschreven. De gedeputeerde zal navraag doen en aan het verslag toevoegen of het nu 1 juni of 1 juli is2. Volgens de gedeputeerde was het 1 juni, al geeft hij toe het contract op deze details niet ‘tussen de oren’ te hebben. Het andere was simpelweg informatie over de stand van zaken. Als de commissie de informatie heeft, mag zij ermee doen en laten wat zij wil. Als de commissie het op de agenda wil zetten, dan zij dat zo. 16.
Sluiting
De voorzitter deelt mee dat de commissie nu het reces in gaat. Een persoon in de commissie gaat met een bijzonder reces, te weten de secretaris mw. Gerritsen, die op zwangerschapsverlof gaat. De voorzitter overhandigt een boeket aan de secretaris. Hij sluit de vergadering om 12.55 uur.
2
Het betreft 1 juli.
52
Toezeggingenlijst EM (bijgewerkt t/m vergadering van 14 juni 2006)
1
2
Datum toezegging 15/06/05 (p. 34 verslag)
(07/12/05, p.37 ev verslag)
3
(25/01/06, p. 18 verslag)
4
(25/01/06, p. 21 verslag)
5
(14/06/06, p. 43 verslag)
Onderwerp
Deadline
Bleker zegt toe dat het college een bijdrage zal leveren dat de discussie over de systematiek van financiering van H2i2/infrastructuur kan plaatsvinden ten behoeve van de Staten die in 2007 hier regeren. Energy Valley: Gerritsen zegt toe de signalen van de commissie (o.a. over de structuur) mee te nemen richting de andere partners. Hij zegt toe te zullen zoeken naar een andere vorm dan de Raad van Deelnemers. Hij rapporteert wat hiervan de uitkomsten zijn.
tweede helft 2006
Portefeuillehouder Musschenga
juni 2006
Gerritsen
Het werkplan van EV wordt naar de commissie gezonden. Het College komt met een notitie waarin wordt ingegaan op openbaar vervoer. De vragen van de PvdA-notitie 'vervoer voor iedereen' worden hierin meegenomen. Het college komt met een planning, een plan van aanpak en een financieel overzicht mbt de verdubbeling van de N33 De commissie wordt geïnformeerd over het Zweedse model m.b.t. verkeersveiligheid
maart 2006 na de zomer
Musschenga
voor de zomer
Musschenga
Musschenga
53