Verslag van de vergadering van de statencommissie Landschap, Water en Milieu, gehouden op woensdag 18 januari 2006 van 9.00 uur tot 13.10 uur in Zaal A6 van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. A. Maarsingh (voorzitter; CDA), dhr. L. Meijndert (CDA), dhr. A.A. van Dam (CDA), mw. J.M. Drees (PvdA), dhr. K.J. Havinga (PvdA), dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA), dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. W. Haasken (VVD), mw. I.S. Bulk (SP), dhr. H. Hemmes (SP), mw. A.F. Bos (GroenLinks), dhr. H.C. Moll (GroenLinks), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. J. Roggema (ChristenUnie), mw. D.J. Hoekzema-Buist (PvhN). Afwezig: dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN) en mw. T. DeinumBakker (D66). Voorts aanwezig: dhr. H. Bleker (gedeputeerde), mw. N. Gerritsen (secretaris), dhr. W.L. ’t Mannetje (inspreker), dhr. H. Emmens (ambtelijke bijstand), dhr. N. de Laat (ambtelijke bijstand), Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen, verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet alle aanwezigen hartelijk welkom. Hij wenst eenieder nog veel heil en zegen toe voor het nieuwe jaar. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) heeft zich afgemeld wegens ziekte. Op 28 januari is er een bijeenkomst over de Waddenzee te Leeuwarden onder leiding van twee bewindslieden, mw. Dekker en dhr. Veerman. Tien mensen van de Groninger Provinciale Staten zijn daarbij welkom. De belangstelling voor deelname zal geïnventariseerd dienen te worden. Daarna komt er een wachtlijst. Dhr. Haasken (VVD) vraagt hoe groot dan de totale afvaardiging uit Groningen zal zijn. Wie zijn de andere twaalf aanwezigen? Mw. Gerritsen (secretaris) (microfoon staat uit) legt uit dat de totale afvaardiging uit Groningen uit 22 personen mag bestaan: tien mensen van het College, tien mensen van de Staten en twee mensen van de ambtelijke ondersteuning. Dhr. Haasken (VVD) stelt dat het College niet uit tien, maar uit vijf personen bestaat. Als hooguit twee of drie collegeleden naar de bijeenkomst gaan... Dhr. Bleker (gedeputeerde) (microfoon staat uit) verklaart dat het College van GS bereid is om iets in te leveren ten behoeve van de Staten. Dhr. Haasken (VVD) concludeert dat er bijna twintig mensen uit de Staten naar toe kunnen gaan. De voorzitter geeft aan dat de commissie Landschap, Water & Milieu natuurlijk de aangewezen commissie is. Hij informeert wie van de commissieleden belangstelling heeft. Dhr. Luitjens (VVD) deelt mee zich reeds te hebben aangemeld.
1
Mw. Bos (GroenLinks) (microfoon staat uit) merkt op dat zij zich ook al wilde aanmelden, maar het nog niet heeft gedaan. De voorzitter constateert dat veel commissieleden de bijeenkomst willen bijwonen. De secretaris zal de namen opnemen en de opgave regelen. Het quotum is daarmee ongeveer gevuld. Er zijn geen wachtlijsten. 2.
Regeling van werkzaamheden
-
voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. -
vaststellen van de agenda
Er is een tweede aanvullingsagenda verzonden. De agenda wordt vastgesteld. -
verkiezing plaatsvervangend voorzitter
De voorzitter stelt voor om de plaatsvervangend voorzitter aan het einde van de vergadering te kiezen, dan kunnen er enkele woorden worden uitgesproken in de richting van de scheidend vice-voorzitter, dhr. J. Roggema. Aldus wordt besloten. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
De voorzitter deelt mee dat dhr. ’t Mannetje namens LTO Noord wenst in te spreken op agendapunt 9. Hij stelt voor de agenda ongewijzigd te laten. 4a.
Vaststelling verslag Commissie Landschap, Water en Milieu van 30 november 2005, inclusief toezeggingenlijst
Mw. Bos (GroenLinks) geeft te kennen dat op blz. 13 RIZA veranderd dient te worden in RIKZ. De gedeputeerde noemde verderop ook voor het gemak RIZA (Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling), maar volgens mw. Bos had dit in beide gevallen RIKZ (Rijksinstituut voor Kust en Zee) moeten zijn. Dhr. Haasken (VVD) (microfoon staat uit) werpt tegen dat wanneer het zo in de vergadering werd genoemd, het goed in het verslag staat vermeld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) (microfoon staat uit) vermoedt dat mw. Bos gelijk heeft. Het gaat om het RIZK. De gedeputeerde vraagt of het over de Watervisie Lauwersmeer gaat. Mw. Bos (GroenLinks) beaamt dit. Zij verbetert de gedeputeerde en stelt dat het om het RIKZ gaat. Voorts merkt mw. Bos op dat op blz. 13, de vijfde regel van boven “Deze variant is namelijk niet ongunstig” verandert dient te worden in “Deze variant is namelijk niet gunstig”. Mw. Drees (PvdA) (microfoon staat uit) geeft aan dat op blz. 13 op de negende regel van onderen staat: “Er wordt hard gewerkt aan interactieve planvorming bij Meerstad, maar de provincie heeft ook de waterberging”. Deze zin moet worden aangevuld met: “goed interactief opgepakt”. Dan is het een goed lopende zin. Het verslag van 30 november 2005 wordt met genoemde aanpassingen vastgesteld.
2
Toezeggingenlijst Toezeggingen 1, 2 en 3 blijven staan. Mw. Drees (PvdA) stelt voor om een toezegging 4 toe te voegen. Op blz. 3 van het verslag heeft mw. Drees een vraag gesteld over het soortenbeleid. Dhr. Bleker heeft geantwoord dat dit in april in de commissievergadering komt. Dit is echter niet te vinden in de GS-planning. Het zou ook in de GS-planning opgenomen kunnen worden. Mw. Drees zou in elk geval ergens expliciet vastgelegd willen hebben dat het soortenbeleid ongeveer in april in de commissie komt. De voorzitter informeert of deze ‘knoop in de zakdoek’ kan worden aangevuld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) (microfoon staat uit) beaamt dit. De toezeggingenlijst wordt vastgesteld. 4b.
Vaststelling verslag 21 december 2005
Mw. Bos (GroenLinks) legt uit dat op blz. 3 op de vijfde/zesde regel van boven in de zin: “Het beleid van het College is dan...” het woord “dan” weggestreept dient te worden. Onderaan deze alinea staat de zin: “Hoe wil het College in de toekomst omgaan met ontwikkelingen waarbij een belangenafweging moet worden gemaakt tussen natuur en maatschappelijke belangen?” Het woord “maatschappelijke” in deze zin wenst mw. Bos veranderd te zien in “landschappelijke”. Dhr. Van Dam (CDA) refereert aan blz. 5, tweede regel van boven: “...maar ook aspecten moeten meegewogen worden.” Dit dient te worden gewijzigd in: “...maar ook andere aspecten moeten meegewogen worden.” Voorts staat onderaan het betoog van dhr. Van Dam op blz. 5 “diepswal” met een kleine letter. Het betreft echter een straatnaam, derhalve dient dit veranderd te worden in “Diepswal”. Verder merkt dhr. Van Dam op dat hij heeft gesproken over de ‘grootste zelfkruiende watermolen van Europa’. Hij heeft getracht dit de afgelopen weken te verifiëren, hetgeen niet is gelukt. De voorzitter constateert dat dhr. Van Dam hierover nog enige twijfels heeft. Dhr. Van Dam (CDA) bevestigt dit. Wel kan hij met stelligheid zeggen dat het de grootste molen was van de provincie Groningen en een van de grootste in Nederland. De voorzitter stelt dat de commissie het ongetwijfeld zal vernemen wanneer het onderzoek van dhr. Van Dam is afgerond. Dhr. Van Dam (CDA) geeft aan deze opmerking te maken teneinde te voorkomen dat de aanduiding ‘grootste zelfkruiende watermolen van Europa’ een zelfstandig leven zou gaan leiden. Voorst stelt hij dat in het Dagblad van het Noorden een artikel heeft gestaan waarin de bijzondere eigenschappen van de betreffende molen uitvoerig beschreven zijn. Dat het een bijzondere en beeldbepalende molen is geweest, is een ding dat zeker is. De voorzitter merkt op dat er nog een aanvulling op het verslag is. Hij stelt voor om deze aanvulling te betrekken bij de bespreking verderop in de vergadering. Het verslag van 21 december is met de genoemde wijzigingen vastgesteld. 5.
Mededeling gedeputeerde(n)
3
Dhr. Bleker (gedeputeerde) heeft in de eerste plaats een mededeling met betrekking tot de toekomstige budgetten uit Europese programma’s. Daar is ook al het een en ander aan publiciteit over geweest, onder andere uitspraken van het Friese statenlid dhr. Atsma. Daaruit zou opgemaakt kunnen worden dat de ‘pap’ inmiddels gestort zou zijn, dat inmiddels volstrekt vast zou staan welke bijdragen er voor de komende zeven jaar naar Noord-Nederland, resp. Groningen gaan waar het gaat om EFRO- en POP-middelen. De gedeputeerde deelt mee dat de ‘pap absoluut nog niet is gestort’. Er ligt een ambtelijk verdelingsvoorstel, waarover nog overleg moet plaatsvinden met de Kamer, met de regio’s, maar ook met de Europese Commissie. De lidstaat Nederland moet ook richting de Europese Commissie het verdelingsvoorstel kunnen beargumenteren en verantwoorden, omdat de Europese Commissie immers heeft aangegeven dat er wel een relatie moet zijn tussen de hoeveelheden geld naar regio’s en de situatie die men in die regio’s aantreft. Daar waar nog het een en ander aan potentie en ontwikkeling nodig is, zal ook meer geld naartoe geschoven moeten worden. Dat is ruwweg het uitgangspunt van de Europese Commissie. Voor het overige is de lidstaat er vrij autonoom in. Volgens de ambtelijke voorstellen zou het EFRO-geld op 25 procent van het bedrag komen ten opzichte van de afgelopen zes à zeven jaar. Het zou tot een kwart worden teruggebracht. Waar het gaat om het POP zou het tot een derde worden teruggebracht. Dit zijn natuurlijk zeer forse dalingen. Die hebben te maken met een tweetal zaken: een lagere geldstroom vanuit Europa naar Nederland en een verdelingseffect binnen Nederland, omdat met name waar het gaat om EFRO en ook POP de Randstad-provincies verhoudingsgewijs veel beter bedeeld worden – of eigenlijk nu voor het eerst bedeeld worden waar het gaat om EFRO – dan in het verleden. Dit betekent dat het College de komende twee à drie maanden alles op alles zal zetten om aan de ene kant de verdeling binnen Nederland te beïnvloeden. Ook wanneer de verdeling evenwichtiger en beter zou zijn gemaakt vanuit het perspectief van de provincie Groningen, is het totaalbedrag veel lager dan vroeger. Het College zal zich inzetten om dat gat dat wordt geslagen – zowel door de verdeling als door het lagere totaalbedrag – op de een of andere manier geheel of gedeeltelijk gecompenseerd te krijgen, bijvoorbeeld uit het ene miljard dat door dhr. Zalm en dhr. Balkenende is onderhandeld met de Europese Commissie. Voor de westelijke provincies, waar nu voor het eerst deze grote sommen Europese gelden naar toe gaan, behoeft absoluut geen compensatie plaats te vinden. De compensatie zal zich derhalve met name richten op bijvoorbeeld een regio als Noord-Nederland. Daar heeft het College inmiddels op het niveau van het kabinet als met Kamerleden contacten over om dit tij – in elk geval gedeeltelijk – te keren, want zoals het er nu voorligt, kan het niet. Teruggaan tot een kwart (EFRO) en een derde (POP) is op deze manier niet mee te werken. De tweede mededeling betreft particulier natuurbeheer waar ook in de commissie regelmatig over is gesproken. De provincie heeft na contacten en overleg met de terreinbeherende organisaties eind vorig jaar ongeveer 70 ha – een achttal percelen – verloot onder particulieren. Er waren aanzienlijk meer belangstellende particulieren dan de provincie kavels voor particuliere natuurontwikkeling in de aanbieding had. Die verloting heeft eind 2005 plaatsgevonden. Er vinden nu nadere gesprekken plaats met de degenen die ‘uitverkoren’ zijn om tot precieze afspraken te komen. Daar horen overigens ook afspraken met de aangrenzende terreinbeheerders bij. In een enkel geval zal de provincie het aan de particulier toe te delen perceel enigszins verkleinen om daarmee een deel van het perceel voor de terreinbeherende organisatie beschikbaar te stellen, omdat dit vanuit beheer en ecologie voordelen biedt. Het College is derhalve tegemoet gekomen aan wensen op dat gebied van de terreinbeherende organisaties. Dat de belangstelling groot was, is op zichzelf natuurlijk een goede zaak, omdat het College daar een stevige taak heeft. De derde mededeling betreft de Oude Lauwers. Het College heeft een brief ontvangen van het Wetterskip Fryslân. Het Wetterskip Fryslân heeft het College in de eerste plaats gevraagd of het College de ontgrondingenvergunningen wilde geven. Het College heeft dit ambtelijk laten beoordelen en onderzoeken. Die ontgrondingenvergunning voor de verplaatsing van die dijk is op grond van het provinciale beleid en de
4
beleidsregels te geven. Er bestaat nu een risico dat het werk niet op tijd wordt aangevangen en afgerond. Dat risico kan ook tot een financieel risico leiden, namelijk het vervallen van een deel van de subsidie ter grootte van € 200.000,-. Het Wetterskip Fryslân heeft het provinciaal bestuur gevraagd garant te staan voor het bedrag van € 200.000,-. Het College zal dit niet doen. Het is een werk van het Wetterskip Fryslân. Dat is ook de initiatiefnemer. Er wordt ecologie mee gediend. Daar heeft het College een bijdrage aan geleverd, maar het College is niet bereid om die bijdrage nog eens met mogelijk € 200.000,- te verhogen in de vorm van het overnemen van dat risico. Het Wetterskip Fryslân geeft in dezelfde brief aan, dat als het College niet bereid zou zijn om het risico over te nemen, het Wetterskip terugvalt op de oorspronkelijke optie die men had, namelijk het her en der 30, 40, 50 cm ophogen en op een aantal punten verbreden van de dijk, kortom het moderniseren van de dijk. Het College wenst dit na enige overweging als gegeven te beschouwen en zal niet het risico op zich nemen. Er blijft een droge ecologische strook achter de dijk. Er komt tevens een nieuwe sloot achter de dijk. Dat is vanuit waterhuishoudkundige maatregelen nodig. Er wordt dus het een en ander aan werk uitgevoerd en voor dat werk is geen vergunning verplicht. De voorzitter stelt voor de laatste mededeling te betrekken bij het betreffende agendapunt. Dhr. Havinga (PvdA) vraagt met betrekking tot de eerste mededeling van de gedeputeerde of het landelijk binnengehaalde succes in Europa nu door het Noorden wordt betaald. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat dit te kort door de bocht is. Het beperktere bedrag dat naar Nederland gaat, is voor een deel ook heel goed te beredeneren vanuit solidariteitsoverwegingen richting de nieuwe lidstaten. Waar het Noorden wel de tol voor betaalt, is dat met name in de verdeling binnen Nederland andere gebieden nu ook veel beter ‘aan snee’ komen, zoals de westelijke provincies waar het gaat om EFRO. Daar moet het Noorden wel voor ‘bloeden’. De gedeputeerde herhaalt echter zijn woorden dat de ‘pap nog niet gestort is’. Het College probeert om dat ene miljard – en dat wordt ook in de Kamer her en der gedeeld – ingezet te krijgen als een gedeeltelijke compensatie voor de teruggang in Noord-Nederland. Dhr. Havinga (PvdA) stelt met betrekking tot de tweede mededeling van de gedeputeerde dat de commissie vorig jaar een excursie heeft gehad richting Smeerling/Ter Wupping. Toen heeft dhr. Havinga begrepen van de afvaardiging die daar aanwezig was – en daar was een brede vertegenwoordiging – dat de provincie zich ongerust maakte over de enkele kavels die uitgegeven zouden worden op onderdelen waar men een totaal waterhuishoudkundig systeem zou kunnen beperken, omdat het nog niet uitgevoerd zou kunnen worden. Dhr. Havinga vraagt of de gedeputeerde er enig zicht op heeft hoe het daar ligt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat de terreinbeherende organisaties sindsdien kenbaar hebben gemaakt dat daar waar dat het geval is, zij ook bereid zijn tot ruiling. Als de provincie in de loop van het voorjaar een perceel koopt dat vanwege beheertechnische redenen heel aantrekkelijk zou zijn om dit te voegen bij een groter perceel dat al in beheer is van de terreinbeheerder, dan zijn de terreinbeheerders in beginsel bereid om een perceel van gelijke grootte elders, dat minder strategisch gelegen is, aan te bieden om dat dan vervolgens voor particulier natuurbeheer in te zetten en dat andere voor beheer door de terreinbeheerders. Het gesprek daarover verloopt behoorlijk. De provincie is ook bezig om een kaart te maken. Het College zal er in de loop van het voorjaar met de terreinbeheerders nader over spreken. Het College gaat niet als een dolle tekeer, maar wenst wel particulier natuurbeheer. De voorzitter wenst namens de commissie de gedeputeerde op het hart te drukken dat PS met betrekking tot de structuurfondsen het voorstel om een deel van het miljard
5
terug te halen, steunen. De pap is natuurlijk wel gestort in de Europese Unie, ondanks het feit dat er in 2008 à 2009 nog wordt geëvalueerd. Aan de verdeling wordt echter niet getornd. Het gaat natuurlijk niet alleen naar de nieuwe lidstaten, heel veel miljarden gaan ook extra naar oude lidstaten. Dat zijn al die cadeautjes. Nederland heeft het grote cadeau van een miljard minder contributie, anderen hebben vele andere cadeautjes en geld gekregen. Het is een lijst dat niet op één A4’tje past. Het ondersteunt de visie van GS in Groningen om te zeggen dat zij dan ook recht hebben op een deel van dat miljard, want de tegenprestatie was geen enkel cadeau. 6. Rondvraag Er zijn geen vragen voor de rondvraag. 7. a. b. c.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 2 december 2005, nr. 2005-23.053/48/A.14, LGW, betreffende begrenzing 1.000 ha extra ganzenfoerageergebied in Groningen Brief van GS van 8 december 2005, nr. 2005-21.653/49/A.15, MB, betreffende Stand van zaken Duurzame Ontwikkeling Brief van GS van 22 december 2005, nr. 2005-23.783/51/A.32, LGW betreffende Financieringsstrategie (LOP) projecten Noord/Oost-Groningen
Dhr. Haasken (VVD) geeft te kennen dat de VVD het onderwerp van brief c graag op de agenda van de volgende vergadering zou willen hebben. Het gaat dhr. Haasken niet zozeer om de financieringsstructuur, maar het is typisch een onderwerp waar de commissie Landschap, Water & Milieu eens over van gedachten zou moeten wisselen, waarbij dan ook met name de status van een dergelijk verhaal aan de orde zou moeten komen. Dhr. Havinga (PvdA) merkt met betrekking tot brief c op dat het opvalt dat Noord bijna € 3,5 miljoen van het bedrag pakt, terwijl Oost slechts € 0,5 miljoen krijgt. Hij vraagt of dit te maken heeft met weinig activiteiten in Oost. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat deze verdeling te maken heeft met het feit dat ten aanzien van het landschapsontwikkelingsplan Noord behoorlijk voorloopt op Oost. Dit heeft al tot veel meer concrete projecten geleid. De voorzitter stelt vast dat de commissie het voorstel van dhr. Haasken overneemt. d. e.
Brief van GS van 6 oktober 2005, nr. 2005-11.738/40/A.7, LGW, betreffende Rapportage "Karakterisering Werkgebied Rijndelta" volgens artikel 5 van de Kaderrichtlijn Water (inclusief 2 bijlagen) Brief van GS van 2 januari 2006, nr. 2005-25.218/51/, LGW, betreffende advies van POG en PPC/PCWM over het onderwerp bergingsgebieden en noodbergingsgebieden in het waterschap Hunze en Aa's.
De voorzitter constateert dat de brieven voor kennisgeving worden aangenomen. 8.
Brief van GS van 30 november 2005, nr. 2005-25.584, SG, (bijlage) betreffende planning Statenstukken. Hierbij wordt betrokken het voorstel van de werkgroep voor eventuele activiteiten in de eerste helft van 2006.
Dhr. Havinga (PvdA) valt het op dat alle planningen afwijken van de oorspronkelijke planning. Hij informeert of daar een algemene verklaring voor te geven is. Mw. Bos (GroenLinks) mist het onderwerp muskusrattenbestrijding. Daar zouden ook heel wat veranderingen doorgevoerd worden.
6
Dhr. Van Dam (CDA) merkt in de richting van mw. Bos op dat zij het rapport van Alterra heeft ontvangen. Mw. Bos (GroenLinks) beaamt dit. Er wordt echter een heel vervolg aan gegeven. Dhr. Bleker (gedeputeerde) erkent dat veel afwijkt. In een aantal gevallen worden de redenen per onderwerp trouwens wel genoemd. Muskusratten. De gedeputeerde denkt dat het goed zou zijn om bijvoorbeeld voor de tweede helft van 2006 de voortgang landelijk onderzoek aanpak muskusrattenbestrijding te agenderen. Dhr. Bleker geeft aan er recentelijk overleg over te hebben gehad met de besturen van de waterschappen. Zij delen geheel de opvattingen die ook in de commissie naar voren zijn gekomen om als provincie Groningen mee voorop te lopen in het opnieuw doordenken van de aanpak van de muskusratten. Daar was het College zeer tevreden over. Dhr. Haasken (VVD) acht het een goede zaak dat de waterschappen de opvattingen van het College in dezen delen. De commissie heeft er ongeveer drie à vier maanden geleden over gesproken. Dhr. Haasken verbaast het dat de commissie nu nog weer bijna een jaar moet wachten. Hij deelt geheel de woorden van mw. Bos, daar waar zij er de vinger bij legt dat de commissie er het eerste halfjaar niet over spreekt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) werpt tegen dat de commissie ook heeft aangegeven dat het goed is dat het landelijk onderzoek plaatsvindt en dat de provincie Groningen daar een heel actieve rol in zou moeten spelen. Het landelijk onderzoek loopt volgens een bepaald tijdschema. Voor 1 juni zijn daar geen echte resultaten uit te verwachten. Daarom stelt de gedeputeerde voor om in de tweede helft van het jaar de voortgang te agenderen. Het gaat al dertig jaar op dezelfde manier, het is niet mogelijk om in vier maanden een andere techniek te bedenken. De voorzitter stelt voor om dit in de tweede helft van 2006 mee te nemen. Die druk ligt er wel. Hij sluit het agendapunt af en dankt de werkgroep voor de overige voorstellen op basis van de GS-planning. De commissie verwacht nieuwe suggesties. 9.
Brief van GS van 8 november 2005, nr. 2005-21.493/44/A.8, LGW, betreffende Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied. Hierbij wordt betrokken: 1. de brief van GS van 22 december 2005, nr. 2005-25.575, LGW, aan de leden van Provinciale Staten van Groningen met de beantwoording van de Statenvragen betreffende het Provinciaal Meerjaren Programma (PMJP) Landelijk Gebied en 2. brief van GS van januari 2006, nr. 2006-00450, LGW betreffende informeren PS aangaande PMJP 2007-2013.
De voorzitter geeft het woord aan dhr. ’t Mannetje, wiens betoog hier integraal wordt weergegeven. Dhr. ’t Mannetje (inspreker): “Dank uw wel, voorzitter. Geachte commissie, van de LTO heb ik de gelegenheid u toe te spreken. LTO Noord constateert dat de provincie op de goede weg is met het faciliteren van het veranderingsproces van de land- en tuinbouw. Het landbouwstructuuronderzoek, de impuls voor kavelruil en de aanpassing van het POP worden gevoeld als een belangrijke ondersteuning voor de versterking van de sector, zodat deze een vitale drager van het landschap kan blijven. Wij maken ons zorgen om de middelen voor de structuurversterking van de landbouw, voorzien beschikbare middelen in de verplichtingen van de lopende projecten. Precieze gegevens van Groningen ontbreken. Uit een overzicht
7
van 12 september – brief GS aan PS – blijkt dat aan de structuurversterking jaarlijks € 5,2 miljoen wordt besteed, waarvan € 4,8 miljoen afkomstig is van het Rijk. Met het ILG/POP wordt in de toekomst per jaar € 3,8 miljoen verwacht. Een deel daarvan, € 0,6 miljoen, wordt toeberekend aan het Waddenfonds, hetgeen ook nog zeer onzeker is. Met het geld dat min of meer in bestaand beleid wordt gestoken, is er – ondanks alle positieve signalen – dus per saldo niet meer, maar juist minder structuurversterking beschikbaar. Hoe gaat dat nu met de afronding van lopende modulaire projecten en kavelruil? Kan dit nog worden nagekomen? In omliggende provincies blijkt er sprake te zijn van tekorten als de systematiek van normkosten wordt doorgevoerd. Wij vragen ons af hoe dat precies in de provincie Groningen zit. Andere middelen voor vitalisering voor land- en tuinbouw. Door de hervorming van het Europees landbouwbeleid zullen de bedrijven ingrijpend moeten worden aangepast. LTO Nederland heeft een programma geformuleerd waarbij zij naast structuurverbetering inzet op versterking van concurrentiekracht, benadeelde gebieden, zoals kwetsbare landschappen, blauwe en groene diensten en verbreding. Met de agenda Vitaal Platteland geeft het kabinet aan hoe het een impuls wil geven aan het omschakelingsproces. Groningen heeft een relatief groot aandeel van gewassen dat onder de marktordening valt. De gevolgen van het Europees landbouwbeleid komen daarom hier ook harder aan. Het is daarom niet alleen logisch, maar ook wenselijk om een aanzienlijk deel van het modulatiegeld weer te investeren in het aanpassingsproces. Wij vragen ook aandacht om de inzet van de modulatie weer zo veel mogelijk naar dit gebied te halen. In Groningen en Drenthe worden de grootste modulatiegelden geïnd. In hoeverre kunnen wij dit naar dit gebied terughalen en investeren in de concurrentieversterking? Ik zal een aantal punten benoemen: investeringspremies bij nieuwe ontwikkelingen, ontwikkeling van nieuwe kennis is noodzakelijk en innovatie, waarbij ook moet worden gedacht aan onderzoek om haar tot stand te brengen. Daarnaast moet er aandacht zijn voor de ruimtelijke ordening met maatwerk en schaalvergroting van de bedrijven. Structuurverbetering blijft ook noodzakelijk. Er is sprake van een goede dienstverlening die tot stand moet komen en blijven, productieomstandigheden zullen nog verder verbeterd moeten worden. Daar is verkaveling, c.q. kavelruil voor nodig. De waterhuishouding zou ongewijzigd aandacht moeten krijgen. We moeten vaststellen dat wij nogal wat wegen uit de jaren 1960 in ons gebied hebben liggen, die niet allemaal volledig doelmatig meer zijn. Tot slot wil ik het gebied Westerwolde noemen. Dit wordt als kleinschalig gebied regelmatig in stukken van de provincie benoemd. We moeten vaststellen dat de landbouw zich grootschalig ontwikkelt. Ik denk dat we in die norm moeten zeggen dat Westerwolde een kleinschalig gebied met grootschalige landbouw is en niet louter een kleinschalig gebied. Dat is in eerste instantie mijn bijdrage, voorzitter.” Mw. Drees (PvdA) gaat in op de systematiek van de normkosten. De commissie heeft eens een stuk ontvangen dat ging over de onderhandelingen in januari tussen de provincies en het ministerie van LNV en over de gelden die beschikbaar waren voor de landbouw binnen de EHS, kavelaanvaardingswerken en dergelijke. Mw. Drees vraagt of de normkosten daarover gaan. Toentertijd had mw. Drees begrepen uit datgene wat de gedeputeerde over de onderhandelingen vertelde, dat de provincie voldoende ruimte had gekregen. Dhr. ’t Mannetje (inspreker) merkt op dat LTO Noord hier enigszins het zicht op kwijt is. De tabel die ook de commissie heeft, is door het secretariaat van LTO doorgespit. Ook LTO Noord stelt de vraag hoe het nu precies zit. LTO Noord heeft derhalve dezelfde vraag als mw. Drees.
8
Mw. Bos (GroenLinks) geeft aan in het relaas van dhr. ’t Mannetje niet geheel te hebben begrepen wat er werd gezegd over modulatiegelden. Er moet zo veel mogelijk naar Groningen. Dhr. Mannetje noemde ook Drenthe. Mw. Bos informeert wat hij precies bedoelt. Dhr. ’t Mannetje (inspreker) legt uit dat wanneer Groningen en Drenthe bij elkaar worden geteld, daar de meeste gewassen liggen waar op het moment steun aan gegeven wordt. Daar gaat komend jaar 3% modulatie van af. Wanneer men dat landelijk gaat verdelen, is er geen zicht op waar dat terechtkomt. Daarom pleit dhr. ’t Mannetje ervoor dat het zo veel mogelijk naar die gebieden teruggaat waar het betaald wordt, omdat daar de versterking en de aanpassing het grootst zullen zijn in de landbouw. De voorzitter neemt aan dat dhr. ’t Mannetje niet wil zeggen dat de akkerbouw meer steun ontvangt dan de veehouderij, want dat is maar een derde. Deze is hier enigszins geconcentreerd. Dhr. Maarsingh hoopt dat dhr. ’t Mannetje de 3, 4 en 5% goed begrepen heeft. Dat wordt in de komende jaren afgeroomd van de landbouwsubsidies en dat moet weer zijn bestemming krijgen. De voorzitter veronderstelt dat LTO Noord vraagt dat indien voor zetmeel hier dat bedrag hier wordt geïnd, ervoor moet worden gezorgd dat het niet in de veenweidegebieden terechtkomt, maar in de provincie blijft. Dhr. ’t Mannetje (inspreker) legt uit dat hij ervoor pleit dat de verhoudingen die ingeleverd worden, ook weer terugkomen in het gebied. In eerste termijn Dhr. Meijndert (CDA) dankt voor de beantwoording van de gestelde vragen. Het CDA is voorstander van het verkrijgen van draagvlak en de burger dicht bij de politiek. Mede om die reden hecht het CDA ook aan het voortbestaan van landinrichtingscommissies, ook al zullen mogelijkerwijs taak en samenstelling wat worden aangepast aan nieuwe werkwijzen. Het gaat naar de provincies toe. De CDA-fractie stelt met zorg vast dat een eventuele inhaalslag van achterblijvende EHS-ontwikkelingen elders kan leiden tot een geringere geldstroom naar de provincie Groningen voor dit doel. Dat staat op de provinciale inzet voor voorfinanciering. Dhr. Meijndert wenst dat het College daar voldoende aandacht aan schenkt. Het ILG-budget is voor zeven jaar. Waar gaat het nu om? Om de kernvragen, zoals aangegeven in het rapport, wat ervoor wordt gedaan, wat de prioriteiten of accenten zijn en wat de raming van kosten en middelen is. De evaluatie volgt daar natuurlijk nog op, maar dat is op dit moment nog niet aan de orde. Eind 2006 dient het rapport definitief door de commissie besproken te worden. Het PMJP betreft echter de uitvoering van rijkstaken met ILG-gelden, gecombineerd met provinciale doelen en middelen, inclusief diverse fondsen. Cofinanciering vindt plaats met provinciale, EU- en POP-middelen. In de nota zijn overigens ook provinciale doelen opgenomen. Het hele beleidsveld landelijk gebied is in doelen bijeengebracht. Keuzes en prioritering vinden in een later stadium plaats, zo is mede uit de toelichting op vragen gebleken. Inzet van de provincie is om zich maximaal in te zetten om meerdere doelen binnen de gestelde kaders aan elkaar te koppelen bij het uitvoeren van het beleid middels de projectplannen. De CDA-fractie wenst in het derde concept, wanneer er meer bekend is over de rijksfinanciering, meer zicht te krijgen op de prioriteiten, zodat zij over die keuzes een mening kan geven. Met de beschikbare middelen het maximum uit de ambitie halen als bijdrage aan het vitaal platteland, slimme plannen maken en efficiënte aanpak, zo staat op blz. 9. Deze integrale benadering en inzet spreken het CDA aan. Gegeven de ruime inzet van het Rijk voor de natuur – behoudens de opmerking die dhr. Meijndert zo-even maakte – vindt de CDA-fractie het voldoende om aan te blijven sluiten bij de financiering van het Rijk, inclusief de voorfinanciering die de provincie daar al op doet. Blijft over: landbouw, recreatie, toerisme en sociaal-economische vitalisering. Voor de landbouw zijn, naar het oordeel van het CDA, binnen de gegeven situatie voldoende middelen aanwezig. De CDA-fractie heeft daarin althans geen gaten kunnen ontdekken. Dhr.
9
Meijndert wijst daarbij ook naar de overeenkomst met de minister van LNV. Landbouw is in de provincie Groningen een belangrijke economische sector. Duurzaam ondernemen geeft een voordelig saldo van afgerond € 3,6 miljoen. Dhr. Meijndert heeft bij de ambtenaren naar geïnformeerd hoe dit in elkaar steekt, maar nog geen duidelijk antwoord ontvangen. Hij wenst van de gedeputeerde te vernemen hoe dit geïnterpreteerd dient te worden. Bij Bodem staat ook nog een minteken, wat dus een plus in het lijstje van kosten betekent. Bij sociaal-economische vitalisering hecht de provincie onder andere sterk aan het MKB. Plattelandseconomie is meer dan landbouw en veeteelt, ook al genereren landbouw en veeteelt indirect veel werk in andere sectoren. Desondanks is het MKB de grootste werkgever op het platteland, zo staat ook in de nota op blz. 7. Samen met de doelen recreatie en toerisme onderschrijft het CDA hiervoor de inzet van POP-middelen, EU-middelen en andere fondsen die mogelijk beschikbaar zijn, en uiteraard een goede inzet van de provinciale middelen. Ook de provincie moet zich niet onbetuigd laten. De beschikbaarheid van die middelen is vanwege het meerjarige karakter op dit moment nog onderdeel van komende besluitvorming in het nieuwe College, resp. Staten. Het CDA ziet dit als een belangrijke factor, en vanuit die attitude vindt het CDA ook dat minstens de ontbrekende bedragen concreet moeten worden ingevuld in die nieuwe situatie. Een duidelijk punt dus voor collegeonderhandelingen, c.q. statenprogramma. De ambities zijn samengevat een harde taakstelling voor de EHS, door het Rijk gefinancierd, afronding van de landinrichting – daarbij verwijst dhr. Meijndert ook naar de brief van 30 maart 2005, waarover in het uitvoeringscontract het een en ander is gezegd. Middag-Humsterland wordt door het Rijk gefinancierd. Dan blijven voor de provincie over: het gebiedsprogramma, landbouw, toerisme, etc. Vooral de sociaal-economische vitalisering zal de provincie voor een groot deel uit eigen middelen moeten betalen. Dan gaat het zoals gezegd om een brede sociaal-economische benadering van het vitaal platteland. Dhr. Meijndert neemt aan dat dit in de projecten terug te zien zal zijn. Zorgen zijn er wel voor het duurzame natuur- en landschapsonderhoud (blz. 9). Nieuwe financieringsbronnen moeten worden gevonden. Waaraan denkt het College dan? Aankopen is één, maar het moet ook tot wasdom komen en in stand worden gehouden. Die zorg is in de nota niet ingevuld. Dhr. Meijndert verwijst indirect naar werkbezoeken die de commissie wel eens aflegt. Hij hoort bij dorpshuizen en steunstee’s ook dat een en ander mooi is gefinancierd, maar dat de exploitatie een probleem is. Dhr. Meijndert informeert in welke mate hij dat hier ook in moet vertalen, zodat het landschap ook in de toekomst goed blijft. Het moet niet alleen worden aangekocht en een keer worden ingericht. Als bijlage bij de brief is een doelentabel als voorbereiding voor de onderhandelingen met het Rijk opgenomen. Aangegeven is welke doelen via rijksmiddelen en welke via provinciale middelen worden gefinancierd. De provinciale bijdragen op de tabel hebben wel een voorlopig karakter. Wat in de tabel ook opviel was het Waddenfonds. Als dhr. Meijndert het goed uit de stukken heeft begrepen, mag geld uit het Waddenfonds alleen naar nieuw beleid. Hier staat het voor EHS ingevuld, dat is geen nieuw beleid. Dit lijkt dus niet juist te zijn. In de nota is aandacht besteed aan de duurzaamheidtoets. Citaat uit de brief: “Er is gekeken naar ecologische, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen en de balans hier tussen.” Het CDA kan instemmen met de benadering dat duurzaamheid geen doel in zichzelf is, maar een leidend beginsel bij te maken keuzes. Anderzijds ziet het CDA het begrip nergens expliciet als argument. Het heeft zo weinig handen en voeten gekregen, al beseft dhr. Meijndert dat dit lastig is. In de financieringsbijlage blijven het deels aannames. De CDAfractie vraagt of desondanks mag worden aangenomen dat in alle redelijkheid veel van die gelden wel zullen komen. Er staat echter bij dat wanneer het geld wegvalt, de keuzes anders zullen worden. Dhr. Meijndert neemt aan dat dit straks ook te maken heeft met het stellen van prioriteiten. Er komt ook nog een catalogus staatssteun voor groene diensten. Dhr. Meijndert heeft dit gehaald uit een IPO-brief van 9 december 2005. Hij informeert of dat hierbij ook nog een rol kan gaan spelen. In concept 3 wenst de CDAfractie invulling voor de wijze waarop de voortgang en evaluatie zullen plaatsvinden. Nu staat in het concept alleen maar vermeld wat en hoe te rapporteren waarmee de Staten de aanbeveling zullen beoordelen vanuit hun controlerende en beleidsbepalende rol.
10
Per saldo is het een breed opgezette nota, waarin het toekomstig beleid en de noodzakelijke financiële inzet wordt omschreven. Een beleid, dat – zoals in de reacties op vragen van de PvdA op meerdere plaatsen is aangegeven – is omschreven in bestaande nota’s, niet nieuw is, maar wel in samenhang wordt aangeboden en mogelijk ook in samenhang wordt uitgevoerd op projectniveau. In die samenhang moet vooral de primaire winst worden geboekt. De uitgezette onderhandelingscyclus op basis van het voorliggende document onderschrijft het CDA. De CDA-fractie ziet het eindresultaat van de onderhandelingen tegemoet en zal dan haar oordeel geven. Voorts zou dhr. Meijndert graag zien dat de commissie in september een informatieronde krijgt als concept 3 klaar is. Een bijeenkomst ter toelichting van wijzigingen in bedragen en voornemens ter voorbereiding van de commissievergadering van november zou dhr. Meijndert op prijs stellen, zodat de commissie zich er tijdig op kan oriënteren en zich een mening kan vormen. De voorzitter merkt op dat de brieven met de beantwoording van de vragen uiteraard bij het agendapunt worden betrokken. Het is een goede zaak dat de vragen zijn beantwoord. Daarnaast moet ook de brief bij het onderwerp worden betrokken met de actuele informatie die aan het eind van de vorige week is meegestuurd. Dhr. Stevens (ChristenUnie) wenst meer in algemene zin iets over het stuk te zeggen. De ChristenUnie beschouwt het ook als een beoordelingskader en een onderhandelingsdocument. Veel bestaand beleid dat al eerder is vastgesteld, is in het stuk opgenomen. Dit bestaande beleid past ook binnen de stukken die nu aan de orde zijn. In algemene zin kan de ChristenUnie instemmen met het uitgangspunt dat gezien de ruime inzet van het Rijk voor natuur, de POP-middelen meer voor landbouw en economische vitalisering worden bestemd. De procedure voor de verdere behandeling van dit stuk – concept 3 en daarna de definitieve vaststelling – is bij de laatste brief van het College verder uitgewerkt. De fractie van de ChristenUnie kan hiermee instemmen. Voorts sluit zij zich aan bij de vragen van het CDA betreffende de evaluatie en de mogelijkheid om in het najaar een hoorzitting te houden over dit onderwerp. Dhr. Meijndert (CDA) interrumpeert en geeft aan dat hij geen hoorzitting wenst, maar wel geïnformeerd wil worden. Dhr. Stevens (ChristenUnie) merkt op dat de ChristenUnie voorts de beantwoording door de gedeputeerde van de vragen van dhr. ’t Mannetje afwacht. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) stelt vast dat dit het begin is van de onderhandelingen over wat de provincie ervoor krijgt. Er staan veel onduidelijkheden in over wat de rijksbijdrage zal zijn. Daarnaast is er onduidelijkheid over de vraag wat er met het Waddenfonds wel en niet mag. Daar zijn nogal wat tegenstrijdige berichten over. Het wordt echter wel als onderbouwing voor de plannen gebruikt. Mw. Hoekzema heeft het gevoel dat de provincie gestraft wordt omdat zij met de EHS behoorlijk voorop loopt, nu de kans bestaat dat de provincie daar minder geld voor krijgt. Zij wenst te vernemen hoe reëel het is dat de provincie daar op wordt gekort. De regio Middag-Humsterland. Hiervoor wordt alleen particulier geld gereserveerd. Nu staat er ergens dat de gemeenten die het betreft zich wel kunnen verenigen met de doelen. Mw. Hoekzema vraagt of deze gemeenten zich ook kunnen verenigen met het geld dat zij erin moeten steken. Mw. Bos (GroenLinks) merkt op dat alle onderwerpen die de commissie de laatste jaren heeft besproken, kort en nogal breed opgesomd in het stuk staan. Het is niet heel gedetailleerd, iets wat misschien geen wonder is. Dhr. Meijndert (CDA) vraagt wat mw. Bos bedoelt.
11
Mw. Bos (GroenLinks) is van mening dat het breed verwoord is, niet erg gedetailleerd. Bijvoorbeeld het tegengaan van verdroging. Er staan procenten die algemeen bekend zijn. Mw. Bos zou er wel meer over willen weten. Zij weet bijvoorbeeld dat het Rijk een taskforce heeft ingesteld. Hoe staat het daarmee? Is de provincie Groningen daarbij betrokken? Heeft de provincie daar goede tips van gekregen? Zijn er bijeenkomsten? Is de provincie daar bij aanwezig geweest? Dergelijke zaken staan niet in het stuk vermeld. Dit gaat misschien te ver, maar mw. Bos zou het graag willen weten. Zo zijn er heel veel vragen die rijzen wanneer men het stuk leest. De PvdA heeft al wel honderd vragen gesteld. Mw. Bos stelt dat men bewondering mag hebben voor de ambtenaren die al deze vragen hebben beantwoord. Sommige vragen vond mw. Bos wat overbodig. In het stuk staan alle ambities en doelen voor het landelijk gebied. Het is per regio ingevuld. Het Rijk moet nog met het geld komen, dan komt er een concrete invulling. Mw. Bos informeert in hoeverre dit in de commissie komt en hoe PS hierover mee mogen praten. Voorts vindt zij de optimistische toon die her en der in het stuk voorkomt, enigszins storend. Het gaat overal goed en de provincie mag best trots zijn op allerlei zaken, maar er staat bijvoorbeeld: “Natuur en landschap gemiddeld genomen niet ongunstig” en er staat over de cultuurhistorische structuren in het Noorden dat nog weinig door verkaveling is aangetast. Iedereen weet echter wat ruilverkavelingen daar hebben aangericht, dus het klopt niet wat er wordt gezegd. Voorts ligt het accent erg weinig op herstel van natuur- en landschapswaarden. Er wordt aan de andere kant erg voor schaalvergroting in de landbouw gepleit. Het College heeft eerder aangegeven dit te willen faciliteren. Die schaalvergroting is al gaande. Misschien is het ook moeilijk om de schaalvergroting te stoppen. Mw. Bos vraagt echter waarom het College schaalvergroting ook nog extra zou willen faciliteren. Er staat namelijk ook bij wat de gevolgen van een schaalvergroting zijn. Het betekent: egaliseren, waterafvoer verbeteren, etc. Dit zijn juist zaken die voor natuur en landschap niet goed zijn. Mw. Bos wil ook graag meer weten over de EHS-korting. Zij begrijpt überhaupt niet waarom het Waddenfonds genoemd is, want dat heeft immers niets te maken met het geld van het Rijk in het kader van het ILG-budget. De term “biologische landbouw” staat helemaal niet in het stuk, terwijl dit een speerpunt is van het ministerie van LNV. Misschien dat daar nog meer aan gedaan kan worden. Ten aanzien van waterbeheer mist mw. Bos het streven naar zoet/zoutovergangen in het stuk. Mw. Bulk (SP) hoort een optimisme dat de SP-fractie helaas niet deelt. De fracties geven aan wat zij meer zouden willen. Mw. Bulk denkt dat men ervan uit moet gaan – en dat weet iedereen ook – dat de provincie minder krijgt en dat zij heel veel doelen met veel kunst- en vliegwerk zal moeten bereiken. Dat er keuzes gemaakt moeten worden, heeft de gedeputeerde zo-even ook al gezegd. Mw. Bulk is van mening dat de commissie hierover verder moet discussiëren, want die keuzes zullen voor de provincie best belangrijk zijn. De SP-fractie geeft dan ook niet aan voor bepaalde zaken meer of minder middelen te willen, maar roept het College op zo veel mogelijk geld binnen te halen. De SP-fractie heeft in dezen vertrouwen in het College. Daarna dient het College zo snel mogelijk aan te geven waar die keuzes gemaakt moeten worden, zodat de fracties zich daarover kunnen uitspreken. Mw. Bulk had eveneens zorgen met betrekking tot de EHS. De provincie Groningen heeft de vrijval van andere provincies benut. Mw. Bulk wenst te vernemen of de provincie daarom nu minder vanuit het Rijk krijgt. Komt dat wel goed? Dhr Luitjens (VVD) sluit zich aan bij de inleiding van mw. Bulk over beschikbare middelen en keuzes. Het voorliggende concept PMJP is een versie van half oktober 2005, terwijl het nu januari is. Men dient zich te realiseren dat het geen beleidsnota is. Alle doelen die er in het landelijk gebied zijn, zijn hier bijeengebracht. Die doelen zijn uiteraard kwalitatief, de prestaties zijn nog niet ingevuld en zijn medeafhankelijk van de financiële problematiek die mw. Bulk ook aanduidde. Allereerst is uitgegaan van de rijksdoelen, vervolgens zijn de provinciale doelen erbij ingezet. Het is het ingezette beleid – dhr. Luitjens denkt dat dit een goed uitgangspunt is – en er wordt geëxtrapoleerd alsof
12
de provincie dat beleid bestendigt. Een periode van zeven jaar is natuurlijk een lange periode om nu al te kunnen zeggen wat men in jaar zeven exact zal doen. Dhr. Luitjens is van mening dat er een goed uitgangspunt is gekozen om de activiteiten neer te zetten. De financiële tabel is wel ingevuld, zo voorlopig als dat op dat moment kon, met bijdragen van de partners. Er komt duidelijk uit naar voren dat de kansen die Groningen maakt om rijksmiddelen aan te trekken vooral liggen op het vlak van EHS en de landinrichting. Op dat vlak zijn natuurlijk afspraken met de minister gemaakt. Dhr. Luitjens gaat ervan uit dat die afspraken worden nagekomen. In de inleiding van het stuk staat de zinsnede “met partners”. Dhr. Luitjens kan dit niet rijmen met het feit dat verderop een zinsnede staat dat het geen financiële verplichting voor de partners in zal houden. Als men gezamenlijk iets in het landelijk gebied wil – en dat is de afgelopen jaren natuurlijk ook al gebeurd – en men stelt gezamenlijk doelen en prestaties op, dan betekent dat toch ook dat men moet trachten om het gezamenlijk te financieren? Elk van de partners heeft toch ook zijn eigen begroting? Dhr. Luitjens gaat ervan uit dat de gedeputeerde hier op in zal gaan. Concept 3 – dat volgens dhr. Luitjens in maart/april aanstaande beschikbaar komt – is natuurlijk zeer interessant, omdat dan de beschikbaarheid van de rijksmiddelen duidelijk is. Dan wordt duidelijk welke keuzes de provincie moet maken. Nu al staat in de tabel waar provinciale middelen voor ‘aan de lat’ staan. Dan kan dan worden bezien of de bestendiging financieel gezien in principe kan worden voortgezet of dat andere keuzes gemaakt moeten worden. Daar hoort natuurlijk bij dat investeringen in fysieke infrastructuur uiteindelijk moeten worden benut door midden- en kleinbedrijf en een sociaaleconomisch vitaal en leefbaar landelijk gebied, naar verhouding moet dat dan ook worden meegenomen in het vitaliseren van het landelijk gebied. Het is goed dat in de financiële tabel ook watermaatregelen zijn opgenomen, hoewel daar geen rijksfinanciering voor staat. De mogelijkheid doet zich natuurlijk voor dat na de huidige bijdrage van het kabinet in Water 21e Eeuw toch weer rijksmiddelen beschikbaar komen. Dan kan in elk geval worden aangegeven wat voor de huidige Europese periode de provinciale doelen en gewenste prestaties zijn en kan het verder gebruikt blijven worden als onderhandelingsdocument, ook voor dat doel. Het verdere traject. Concept 3 is interessant. Dhr. Luitjens sluit zich aan bij het verzoek van dhr. Meijndert om op het moment dat het concept er ligt, een informatieve bijeenkomst te houden waar de ins en outs en dergelijke zaken naar voren worden gebracht. Dhr. Luitjens was verbaasd over een opmerking die ergens tussen haakjes in een tabel stond, dat er eventueel in SNN-verband onderhandeld zou worden. De VVD-fractie ging ervan uit dat er gezamenlijk opgetrokken wordt in noordelijk verband in de voorbereiding, onderhandeling en uitvoering van de activiteiten in het landelijk gebied. Het landelijk gebied is immers een integraal onderdeel van het mal- en contramalprincipe en ook bij het huidige plattelandsontwikkelingsprogramma en Kompas is dat het geval. Dhr. Luitjens zou graag een nadere uitleg willen over de noordelijke samenwerking in de MJP’s. De commissie De Graaf heeft gezegd dat provincies er niet klaar voor zijn om te kunnen werken met de MJP’s en deze verantwoordelijkheid niet aankunnen. Dhr. Luitjens verzoekt het College om een reactie. Dhr. Luitjens gaat ervan uit dat de provincie de verplichtingen die zij aangaat, nakomt en ter beschikking krijgt van minister Veerman. Hij vraagt zich af welke rol het College van GS kan spelen in de problematiek van de onevenredige modulatie die in dit gebied plaatsvindt, om die (middelen) via de MJP’s, maar waarschijnlijk via landelijke activiteiten en investeringsprogramma’s toch weer ter beschikking te krijgen voor vooral die delen van de landbouw die de provincie Groningen regarderen. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) meent dat het op verzoek van de PvdA-fractie was dat de behandeling van de MJP naar de commissie van vandaag is geplaatst. De PvdA wilde daar goed naar kijken. Er is ook een schriftelijke vragenronde geweest. De PvdA-fractie vindt dit van belang, omdat het om veel geld, veel jaren en veel aspecten gaat. Zij dankt het College om de beantwoording van de vragen die de PvdA per e-mail heeft gesteld. Het
13
waren er inderdaad bijna honderd. In die beantwoording zijn de PvdA twee zaken opgevallen. Het College zal het MJP op een aantal punten aanpassen die voor de PvdA belangrijk zijn. Dit geldt met name voor de aanpak van het architectonisch cultureel erfgoed. Daar is een positief antwoord op gekomen. Daarnaast is er een positief antwoord gekomen op de introductie van de groene en blauwe diensten. Het tweede punt dat de PvdA is opgevallen, is dat niet alle antwoorden – hoe hard de ambtenaren ook hebben gewerkt, iets waar dhr. Veluwenkamp zijn complimenten voor uitspreekt – evenveel kwaliteit bezitten. Bijvoorbeeld vraag 55: Waarom wil het College de zorgvoorzieningen op het platteland niet verbeteren? Het antwoord is in feite: “Daarom”. Vraag 60: Hoe gaat u de innovatieve kracht van het MKB versterken? Dat is iets wat immers iedereen wil. Het antwoord: “Dat moet het MKB zelf doen”. Vraag 61: Wat verstaan GS onder ontwikkeling van dorpen? Antwoord: “Plannen maken”. Naar de smaak van de PvdA-fractie klinkt het allemaal enigszins als: “Zoek het zelf maar uit”. Gedachtewisseling op dat niveau lijkt niet op prijs te worden gesteld. Als de antwoorden op de vragen van de PvdA-fractie nu zo voor de hand liggen dat ze eigenlijk niet beantwoord hoeven te worden, vraagt dhr. Veluwenkamp om ze in elk geval wel te beantwoorden. Als antwoorden gemakkelijk zijn, moeten ze gewoon worden gegeven. Als de antwoorden niet zo voor de hand liggen, moet er worden nagedacht en dient het resultaat van deze overweging aan het papier te worden toevertrouwd. Dhr. Veluwenkamp acht dit allemaal slechts ‘gemonkel’, men dient ter zake te komen. Het MJP geeft – dat is al in verschillende toonaarden gezegd door de eerdere sprekers – niet meer dan een indruk van het stuk dat PS eind 2006 gaan vaststellen. Het kan in de loop van het jaar nog alle kanten op. Het is – zoals door sommigen werd gezegd – een onderhandelingsstuk. Dat betekent voor de commissie dat zij nu al zo precies mogelijk moet formuleren wat zij wil, wat haar uitgangspunt is. Dat doet het College – voor zover de PvdA-fractie dit begrijpt – in het voorliggend concept. De PvdAfractie wil dit ook proberen te doen, en wel als volgt. Dhr. Veluwenkamp zegt zich natuurlijk tot de hoofdlijnen te zullen beperken. Er zijn drie hoofdpunten. Het eerste punt is dat de PvdA-fractie voorstelt dat Groningen samen met Friesland en Drenthe een gezamenlijk programma indient. Dhr. Luitjens verbaasde zich erover dat deze stukken niet samen met Friesland en Drenthe werden voorbereid en ingediend. Die verbazing wordt door de PvdA-fractie gedeeld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) interrumpeert en vraagt of de PvdA-fractie ook de behandeling in het AB van het SNN wil laten plaatsvinden, alsmede de verantwoording aan de minister door het bestuur van het SNN. Dat is een lijn die wel is voorgesteld. Het College heeft steeds gedacht dat decentraal moet, wat kan, noordelijk wat moet en vooral met partners in de regio zelf. Als de PvdA voorstelt om van het programma – dan zullen er negen programma’s in Nederland komen, geen twaalf, maar negen – formeel een integraal programma te maken, dan heeft dit verregaande consequenties waar het gaat om de verantwoordingslijnen, zo de wet het al toelaat, ook hier in deze Staten. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) stelt dat de PvdA wel die kant op denkt, maar niet op de wijze waarop de gedeputeerde het formuleert. De democratische legitimatie van de besluitvorming van het SNN is natuurlijk altijd problematisch. De PvdA kan zich echter wel voorstellen dat men het in de Staten eens wordt over de inbreng in het SNN, dat het SNN-bestuur daarover verantwoording aflegt, maar dat dit natuurlijk niet wegneemt dat deze Gedeputeerde Staten verantwoordelijk blijven richting Provinciale Staten. Dat daar een democratisch ingewikkelde situatie is, onderschrijft dhr. Veluwenkamp, maar dat geldt voor het functioneren van het SNN als geheel. Het is wonderlijk om dat probleem nu ineens als drempel te leggen voor een gezamenlijke aanpak, waar men de afgelopen jaren met zo veel succes is opgetrokken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) (microfoon staat uit) wenst er graag duidelijkheid over, ook van de zijde van de PvdA. Hij geeft aan dat de optie is besproken om niet meer over een Gronings budget te spreken, maar van een noordelijk budget en van één programma. De minister is er heel duidelijk over: dan is ook een ander orgaan verantwoordelijk richting
14
de minister voor de uitvoering. Dan zijn niet Groningen, Friesland en Drenthe apart verantwoordelijk, maar een ander orgaan. Toen heeft het College zich afgevraagd of dit al eens eerder is voorgekomen. Die suggestie is ook op tafel gekomen waar het gaat om het ISV, ook een budget dat men samen zou kunnen voegen. Het is niet zo dat het feit dat het College dit nu niet voorstaat, afwijkt van de gangbare lijn. Als het College het wel zou hebben gedaan, zou dat in die mate een afwijking zijn van wat er tot nu toe gangbaar is in de noordelijke samenwerking. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vraagt hoe het is gegaan met het Kompas-progamma. Is dat geen gezamenlijke aanpak? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het Kompas-programma niet alleen een gezamenlijke aanpak is van de noordelijke provincies, maar van de noordelijke provincies en een aantal ministeries. De formele verantwoordelijkheid voor de besteding van delen van het Kompas-programma ligt niet bij het College, maar ligt in gezamenlijkheid. Dat zijn noordelijke zaken. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) merkt op dat het hem ook in die situatie toe lijkt dat GS verantwoordelijk zijn voor de Groningse inbreng in die samenwerking – het gaat nu over Kompas – in relatie met Provinciale Staten. Het is niet zo dat PS het College op pad sturen en het zelf laten uitzoeken met de vrienden uit Drenthe en Friesland en de departementen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit: waar het gaat om de onderhandelingen is dat de inzet van het College. Om de analogie naar het Kompas-programma door te trekken: beslissen over projecten gebeurt in noordelijk verband. Een projectbeoordelingscommissie, vervolgens de portefeuillehouders – de bestuurlijke commissie van gedeputeerden – en vervolgens het DB SNN. De gedeputeerde vraagt zich af of PS nu de bedoeling hebben om projecten in Westerwolde, Middag-Humsterland en al dat soort zaken waar het College afspraken over maakt met de mensen in het gebied, in noordelijk verband te laten beoordelen en beslissen. Die kant wilde het College niet echt op, maar het zou de consequentie kunnen zijn van de redenering van de PvdA-fractie. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) geeft aan dat de PvdA-fractie deze consequentie accepteert. Elk lichaam heeft haarvaten, elke constructie heeft details. Dhr. Moll (GroenLinks) acht de discussie tussen dhr. Veluwenkamp en de gedeputeerde wel interessant, maar deze betreft vooral de techniek. Hij is meer geïnteresseerd in de inhoud. Dhr. Moll vraagt dhr. Veluwenkamp welke meerwaarde de PvdA op het niveau van projectuitvoering verwacht van een noordelijke benadering versus een Groningse benadering. Dat de PvhN hiervoor zou kunnen pleiten, kan dhr. Moll zich voorstellen. Om in de richting van de andere fracties overtuigend te zijn, dient de PvdA ook aan te geven welke meerwaarde zij voorziet. De GroenLinks-fractie is daarbij vooral geïnteresseerd in de inhoudelijke meerwaarde. Dhr. Moll bekent die meerwaarde op dit moment niet te zien, al stelt hij dat GroenLinks uiteraard overtuigd kan worden. Hij denkt dat de PvdA nog wel een weg te gaan heeft in dezen en hij wenst de PvdA vandaag voor het eerst op dit punt uit te dagen. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vraagt de voorzitter of hij hier op in dient te gaan. Dhr. Moll (GroenLinks) merkt op dat dhr. Veluwenkamp een majeur politiek punt – weliswaar tijdens een commissievergadering – aan de orde stelt. Als hij de discussie wil doorvoeren, zal hij deze vraag naar opvatting van dhr. Moll wel moeten beantwoorden. Als de PvdA-fractie deze vraag vandaag niet beantwoordt, dan waardeert GroenLinks de inbreng van de PvdA op dat punt in de context van onbeantwoorde vragen, dus als het ware nog niet dusdanig uitgewerkt dat de PvdA het overtuigend kan neerzetten.
15
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) legt uit dat bij de uitwerking van programma’s in detail – een detail zoals de gedeputeerde zo-even noemde – geen voordeel is van noordelijke samenwerking. De PvdA ziet het voordeel van noordelijke samenwerking in dit soort situaties in een betere onderhandelingspositie met de minister. Door verschillende sprekers is er zo-even aangegeven dat het College er in Den Haag het beste uit moet slepen en dat dan wel zal worden gekeken hoe het geld moet worden verdeeld. Dit vindt de PvdA-fractie een wonderlijke volgorde, iets waarop dhr. Veluwenkamp straks zal terugkomen. Het is natuurlijk waar dat wanneer men als drie gezamenlijke provincies met een samenhangend noordelijk programma voor het landelijk gebied – en iedereen weet dat het landelijk gebied van Nederland vooral in het Noorden is gesitueerd – naar de minister gaat, men sterker staat dan wanneer de provincies dit afzonderlijk zouden doen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat daar ook volstrekt geen verschil van mening over bestaat. Of dat moet leiden tot de vormgeving die dhr. Veluwenkamp bepleit, is echter zeer de vraag. Het College ziet dit in het geheel niet, omdat het dan contraproductief zou werken. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) stelt dat de samenwerking er wel eens gelegen in zou kunnen zijn dat er een zekere consistentie is in de structuur van de programma’s die worden voorgelegd. Het zou bijvoorbeeld slecht zijn wanneer de ene provincie een heel andere maatvoering zou hebben in de programma’s die worden ingediend, dan een andere provincie. Dhr. Bleker (gedeputeerde) werpt tegen dat het IPO, het ILG en het ministerie van LNV daar allang voor hebben gezorgd, want die programma’s hebben dezelfde opbouw en dezelfde opzet, met dezelfde doelen en dezelfde tabellen. Die kan men allemaal in ogenschouw nemen, al zijn ze nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Het College heeft het Noorden niet nodig voor de systematiek, dat wordt in IPO-verband gedaan. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) erkent dat de systematiek helder is, dat is in IPO-verband geregeld. Hij wees echter op de maatvoering. Wanneer men naar de bedragen zou kijken die verschillende provincies opvoeren, dan verschillen die nogal, ook in het Noorden. Dit blijkt uit de ambtelijke stukken. De voorzitter acht dit een mooie vorm van dualisme. Hij is echter van mening dat de partijen elkaar nu reeds behoorlijk begrijpen en wenst ervoor te waken dat de discussie te lang wordt uitgesponnen. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) geeft aan dat dit de reden was waarom hij aan de voorzitter vroeg of hij de vraag van dhr. Moll moest beantwoorden. De voorzitter is van mening dat dhr. Veluwenkamp dit goed gedaan heeft. Met name na de laatste reactie van dhr. Veluwenkamp is er duidelijkheid gekomen op de vragen van zowel dhr. Moll als de gedeputeerde. Dhr. Maarsingh vindt het goed dat de discussie heeft plaatsgevonden. Dhr. Havinga (PvdA) merkt op dat dhr. Moll hier wel een heel belangrijke uitspraak doet, namelijk dat er slechts een partij is in de Staten die voor samenwerking in noordelijk verband is. Dit acht dhr. Havinga een tamelijk krasse uitspraak van GroenLinks, al hoopt hij dat dit anders is bedoeld. Dhr. Moll (GroenLinks) (microfoon staat uit) is de opvatting toegedaan dat dhr. Havinga nu wel erg ver gaat. Dhr. Moll reageerde op een discussiebijdrage van de PvdA. Dhr. Veluwenkamp gaf aan dat hij nu niet kan of wil aangeven wat de inhoudelijke meerwaarde (van noordelijke samenwerking) op dit dossier is. In de politiek is het zo dat wie
16
stelt, moet bewijzen. Als die stelling niet bewezen is, dan is de discussie even gesloten en niet zo interessant, althans niet interessant genoeg om overtuigend te zijn. Dhr. Havinga (PvdA) vraagt wat de tussenvoeging dat alleen de PvhN zoiets alleen zou kunnen bepleiten, toevoegt. De voorzitter (microfoon staat uit) geeft aan dat mw. Hoekzema had kunnen zeggen dat haar niet woorden in de mond gelegd hadden mogen worden die zij niet gezegd heeft. Hij stelt voor dat dhr. Veluwenkamp zijn betoog vervolgt. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) hervat zijn relaas en stelt dat het voorstel aan het College is om gezamenlijk met Friesland en Drenthe een programma in te dienen. Daartoe dient contact te worden opgenomen met de andere Colleges. Het tweede punt dat dhr. Veluwenkamp aan de orde wenst te stellen, is dat de PvdA-fractie het MJP graag afzonderlijk zou willen behandelen in de commissie Bestuur & Financiën om daar te zien hoe het programma goed kan worden opgenomen in de provinciale begrotingscyclus. Het sluit enigszins aan op het punt dat de gedeputeerde zoeven antwoordde. Het derde punt is dat de PvdA-fractie graag belangrijke verschuivingen binnen het MJP zoals het nu voorligt, ziet. Beseft wordt, dat het een begindocument is, dat er nog een derde concept zal komen – daar zouden deze punten in meegenomen kunnen worden – en dat men een onderhandelingsfase ingaat, maar het moet bekend zijn met welk doel men die onderhandelingen ingaat. De cijferopstelling zoals nu bij het MJP zit, geeft natuurlijk al een heel duidelijke indicatie van de verhoudingen waarin het College nu denkt – afgezien van de vraag of dat ook gerealiseerd zou kunnen worden. De PvdA wil een kader dat op een paar wezenlijke onderdelen afwijkt van het voorliggende concept. Dat kader moet tot uiting komen in de financiële tabel, hoe voorlopig deze ook is. Kort gezegd gaat het erom dat de PvdA-fractie van mening is dat er veel meer aandacht en geld moet naar de beleidsopgave sociaal-economische vitalisering. Dat is een belangrijk punt voor de PvdA. Zij gaat er vanuit dat GS dit met haar eens zijn. Dit blijkt wel uit de antwoorden op vragen 64, 67, 68, waar wordt gezegd dat het College aandacht voor dat punt heeft en zorg heeft om de middelen die daarvoor vrijkomen. Dit is het belangrijkste punt voor de PvdA. Zij wil de economie, de sociale samenhang, de voorzieningen op het platteland versterken, niet sectoraal, maar geïntegreerd, gebiedsgericht. Daar moeten GS meer energie in stoppen dan dat nu lijkt te gebeuren. Dhr. Veluwenkamp noemt kort een aantal voorbeelden: versterking MKB is reeds genoemd, ook toerisme en recreatie in dat verband, jeugdzorg, aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, multifunctionele centra met alles wat daar bij hoort, functiewijziging hergebruik verlaten boerderijen, zorg, waaronder ouderenzorg. Dhr. Veluwenkamp ziet de gedeputeerde reeds denken dat dit niet allemaal in even grote mate of zelfs in geringere mate valt binnen het MJP, maar de PvdA stelt zich ook voor dat er linken kunnen worden gelegd met programma’s buiten het MJP, zodat men het beleid integreert. De vraag is natuurlijk waar dat geld vandaan moet komen als er meer geld naar sociaal-economische vitalisering moet gaan. GS onderkennen dat middelen een zorgpunt zijn. De vraag is dan hoe GS dit oplossen. De PvdA-fractie ziet een drietal bronnen van geld. De eerste bron is geld uit het Europese Plattelandsontwikkelingsprogramma II met de daarbij behorende cofinanciering. Uit antwoord 72 begrijpt dhr. Veluwenkamp dat GS dat anders zien. Als dat zo is, hoort de PvdA dit graag. De PvdA ziet echter Europees geld om te ‘veroveren’. De tweede bron is geld uit het Waddenfonds. Het hoort niet in de tabel, heeft het College zelf gezegd en hebben anderen ook al aangegeven, het hoort niet tot het ILG. In de septembervergadering zei de gedeputeerde echter zelf dat een derde van het Waddenfonds zou worden aangewend voor stimulering van de economie, dat dit in het verband van het MJP besproken zou worden. Inmiddels ligt er ook een brief bij deze agenda voor waarbij dat geld voor economie meer dan een derde lijkt te zijn. Het is een wat diffuus gestelde brief die voor dhr. Veluwenkamp niet helemaal te begrijpen is, maar er valt uit te distilleren dat er meer bestemd is vanuit het Waddenfonds voor duurzame economie.
17
Dhr. Bleker (gedeputeerde) interrumpeert en vraagt of dhr. Veluwenkamp doelt op de brief van de minister vanwege de motie in de Kamer om meer fifty-fifty... Dhr. Veluwenkamp (PvdA) beaamt dit. Daar wordt vervolgens een complicering in toegepast die dhr. Veluwenkamp naar eigen zeggen boven de pet gaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft te kennen het eveneens ingewikkeld te vinden. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vervolgt zijn betoog en stelt dat de derde geldbron voor vitale economie, sociale samenhang en leefbaarheid bestaat uit het overhevelen van geld uit de beleidsopgave landbouw in dit programma. De vraag is of dat verantwoord is om te doen, ook al gezien het betoog van dhr. ’t Mannetje, die er sterk voor pleit om die financiën voor landbouw goed overeind te houden. De PvdA-fractie acht het wel verantwoord om dat te doen. De beleidsopgave landbouw betreft in hoofdzaak de bevordering van innovatie, concurrentiekracht van de landbouwsector. Het meeste geld gaat naar de inrichting van de agrarische ruimte. In totaal betreft dat in dit programma € 50 miljoen voor landbouw. Dat is 2,5 keer zoveel als er in de tabel staat voor de beleidsopgave sociaal-economische vitalisering, waar € 19 miljoen voor staat. Het is 12,5 keer zoveel als er in de tabel staat voor plattelandseconomie. Dan gaat het over het MKB, toerisme en recreatie. 12,5 keer meer geld gaat er in dit voorstel meer naar de sector landbouw dan naar de sector MKB, toerisme en recreatie. De PvdA acht dit een scheve verhouding. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt dhr. Veluwenkamp of hij denkt dat de minister van Landbouw zijn rijksgeld voor landinrichting naar het MKB laat stromen. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vermoedt van niet. De minister van Landbouw is echter slechts één van de gesprekspartners. Er zijn meer geldbronnen dan alleen het ILG. Dhr. Luitjens (VVD) werpt tegen dat dhr. Veluwenkamp het nu heeft over het onderdeel van wat er specifiek in het ILG zit. Dat komt natuurlijk wel van de minister van Landbouw. Dat komt niet van de minister van Verkeer en Waterstaat. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) veronderstelt dat niet alle landbouwgeld in de tabel integraal afkomstig is van de minister van Landbouw. Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat er heel succesvol noordelijk is onderhandeld. Het Noorden heeft een deal gemaakt waarbij de verdrievoudiging van de eigen middelen gerealiseerd kan worden. Dat gebeurt wel onder de voorwaarde dat het aan een aantal landbouwdoelen wordt besteed. Wanneer het College daar de eigen middelen van afhaalt, dan is de rest ook weg. Daar heeft dhr. Luitjens natuurlijk wel een punt. Het College kan de eigen extra inzet voor landbouw – die € 5 miljoen die ook in de Voorjaarsnota is genoemd – tot nul terugbrengen, maar dan reduceert het College het hele verhaal met € 20 miljoen. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) merkt op dat tussen het totaal en nul een verschil zit. Dhr. Bleker (gedeputeerde) roept in herinnering dat dhr. Veluwenkamp stelde dat het 12,5 keer meer was voor de landbouw, derhalve gaat hij ervan uit dat een rigoureuze herschikking zou moeten plaatsvinden om alles in evenwicht te krijgen... Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vermoedt dat wanneer men het volledig in evenwicht zou willen brengen, er problemen ontstaan. Daar pleit de PvdA ook niet voor. Een zekere aanpassing zou echter onderzocht moeten worden. Het zou bijvoorbeeld al erg instructief zijn voor PS om te weten wat er nu echt vastligt in afspraken en wat niet. Daarbij kan ook nog bediscussieerd worden of men zich voor de volle honderd procent aan die afspraken wil houden. Dit weet dhr. Veluwenkamp nog niet zeker.
18
Dhr. Luitjens (VVD) verkeert in de veronderstelling dat men zich statenbreed heeft uitgesproken voor het noordelijk onderhandelingsresultaat op het gebied van landinrichtingsmiddelen, inclusief de verdubbelaars en verdriedubbelaars, etc. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) acht dit correct. Hij informeert hoe lang dat traject loopt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het traject zeven jaar loopt. Hij dacht zelfs dat de commissie het College destijds heeft aangespoord om met de twee andere provincies een dergelijke deal te sluiten. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) bevestigt dit. De commissie heeft de gedeputeerde na het behaalde resultaat zelfs statenbreed gefeliciteerd! Dat stond ook in het verslag. Men kan zich voorstellen dat binnen het landbouwbudget ook wordt geschoven. De PvdA-fractie heeft gepleit – en dhr. Veluwenkamp begint daar steun voor te proeven – voor groene en blauwe diensten en wat dies meer zij, een initiatief van de minister van Landbouw. Dhr. Veluwenkamp kan zich voorstellen dat men binnen het landbouwbudget in de vorm van groene en blauwe diensten helpt de agrarische sector een belangrijke functie te laten behouden. Dhr. ’t Mannetje heeft de commissie vandaag herinnert aan de belangrijke taak van de landbouw bij het onderhoud van het landschap. Landschap is een goed van iedereen. Misschien heeft de samenleving – de PvdA in elk geval wel – een idee over hoe het landschap in Groningen eruit zou moeten blijven zien. Als de landbouwsector daarbij kan worden ingeschakeld, is dat de PvdA wat waard. Dhr. Bleker (gedeputeerde) sluit zich aan bij de woorden van dhr. Luitjens dat er geen beleidsnota voorligt. Het is de eerste aanzet voor een PMJP met de kennis die op dat moment voorhanden was waar het gaat om taakstellingen, rijksdoelen, te verwachten geldmiddelen. Er wordt in dit stuk ook geen extra geld voor het een of ander ingezet. Het College redeneert als het gaat om provinciaal geld op basis van de Meerjarenbegroting en extrapolatie daarvan voor zover het latere jaren betreft dan in de Meerjarenbegroting is voorzien. De evaluatiecommissie van dhr. De Graaf heeft het College ook ‘verweten’ dat het PMJP van Groningen – gemiddeld genomen kwam Groningen er goed uit – van weinig nieuwe ambitie getuigde. Het College heeft dit opgevat als een compliment. Het College heeft namelijk aan ambities in de diverse stukken, in het POP, in de gebiedsprogramma’s, in de Natuurnota’s, etc. geen gebrek. Het College heeft deze ambities ook in toenemende mate geconcretiseerd per regio met de bestuurlijke en maatschappelijke partners in die regio. Een voorbeeld is het landschapsontwikkelingsplan. Het College heeft nu in deze eerste aanzet dus vooral geredeneerd vanuit de bestaande beleidsambities, vanuit de taakstellingen die daaruit voortvloeien en door het Rijk voor een deel zijn bepaald (EHS). Het College heeft geredeneerd vanuit de bestaande middelenstroom op het brede terrein van het landelijk gebied. De keuzes die daar nog nader in gemaakt kunnen worden, komen inderdaad in 2006 op tafel. Enkelen hebben daar al een voorbeschouwing of een schot voor de boeg over gegeven. Het College gaat zich ook – gehoord deze commissievergadering, maar gelezen ook de reacties die het College uit de gebieden krijgt – beraden op mogelijke herschikking van geldmiddelen voor de onderscheiden doelen. Daar hoort wel een kanttekening bij. Het College gaat over provinciaal geld. Dan gaat het om vijftien tot twintig procent van het totale programma. Daar kan het College mee schuiven. Het College kan geen EHS-geld van de minister voor andere doelen inzetten dan voor de realisatie en inrichting EHS. Het College kan geen landbouwgeld van de minister inzetten voor andere doelen dan de door de minister te bepalen landbouwdoelen. Het College kan geen geld van de minister voor MiddagHumsterland inzetten voor andere doelen dan voor het nationaal landschap. Het College kan wel, omdat het het thema sociaal-economische vitalisering onderbedeeld vindt, het provinciaal geld meer die kant op schuiven. Het College kan besluiten te stoppen met de gelden die door het College bij realisatie EHS gelegd worden. In de afgelopen jaren is er € 12 miljoen uit cofinanciering Kompas gegaan naar natuurprojecten. Dat is gemiddeld genomen € 2 miljoen per jaar. Wat heeft het College daarmee gedaan? Daarmee is niet
19
de EHS sec ingericht, maar daarmee zijn combinaties gerealiseerd met water. Er was EHS, daar was geld voor. Vervolgens zijn ook kleinschalige waterberging, fietspaden, de ontsluiting van het gebied gerealiseerd. Er wordt gecombineerd met recreatieve voorzieningen, het College tracht het waterschap bereid te vinden om ook te investeren door zelf wat geld bij te leggen. Daar is die € 12 miljoen naar toe gegaan. Het is mogelijk om gezamenlijk te stellen dat de EHS een rijkstaak is, met rijksgeld en rijksnormen en dat de € 12 miljoen die de provincie de afgelopen zes à zeven jaar grosso modo uit de Kompas-financiering kreeg, naar sociaal-economische vitalisering gaat. Dit kan men ook voor de landbouw zeggen. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) interrumpeert en merkt op dat de gedeputeerde nu de goede kant op gaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog en stelt dat er bij de landbouw één verschil is: daar verdwijnt het geld van de minister voor een belangrijk deel. Bij de EHS doet de provincie namelijk extra, maar bij de landbouw is het een overeenkomst tussen het Noorden en de minister van LNV geweest. De minister is bereid om elke euro die het Noorden in landbouwdoelen stopt, aan te vullen met nog een euro. Die twee euro laat men verdubbelen door het POP, waar de minister overigens ook toestemming voor moet geven. Als wordt besloten om de provinciale euro’s daar vanaf te halen, dan vindt die verdubbeling ook niet plaats. Dan kan ook nog, alleen moet men zich dan afvragen wat de consequenties zijn van het punt van de natuur en van het punt van de landbouw. Het College dubt ook met de politiek-inhoudelijke vraag hoe men daarmee verder moet. Het is belangrijk dat dit in deze Provinciale Staten wordt besproken. De gedeputeerde hoopt dat die discussie in de Staten kan plaatsvinden en niet in het SNN hoeft plaats te vinden, omdat hij denkt dat de Friezen er weer anders over denken dan de Groningers en de Drenten. Wanneer men zou besluiten om de EHS uitsluitend te realiseren door middel van rijksgeld, zonder cofinancierings- en functiekoppelingsgelden vanuit de provincie, dan zouden die fietspaden er dus niet komen, dan komt die ontsluiting er niet, dan komt die recreatieve voorziening er niet, dan komt die combinatie met water er niet in een reeks van gevallen. Het College beschouwt dit als een verarming. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) merkt op dat de gedeputeerde in discussie is met een partner die hier niet aan het woord is geweest. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan te hebben gekeken naar wat het CDA zei. Het CDA heeft bijna letterlijk gezegd: EHS-taakstelling met rijksgeld. De gedeputeerde geeft aan dat hij in zijn beantwoording nog maar bij de fractie van het CDA is. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vraagt of het CDA dit op de manier zoals de gedeputeerde interpreteert, heeft opgevat. Dhr. Meijndert (CDA) (microfoon staat uit) antwoordt dat het CDA dit niet met die bijwerkingen zo heeft opgevat. Die andere gelden waren niet in discussie. De EHS op zichzelf wordt gefinancierd uit de EHS-gelden. Die andere doelen die de gedeputeerde opnoemde, staan natuurlijk niet ineens ter discussie. In het rapport stonden niet die andere doelen genoemd. Dhr. Meijndert heeft op het concept gereageerd. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vraagt of hier een misverstand is opgelost. Dhr. Bleker (gedeputeerde) constateert dat het CDA de EHS met rijksgeld wil financieren en opening houdt om provinciale meefinanciering voor de realisatie van de EHS beschikbaar te houden als het bijdraagt aan andere doelen. Dhr. Meijndert (CDA) beaamt dat het CDA die combinatie voorstaat. Dit stond echter niet zo in het concept, waar dhr. Meijndert op heeft gereageerd.
20
Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog en gaat over op het onderwerp landbouwdoelen en het bedrag dat er nu genoemd staat, ook in de richting van de inspreker. Er is een overeenstemming over de klassieke landinrichtingsprojecten. Die financiert de provincie voor een deel voor, de rest is financiering door het ministerie van LNV. Voortzetting van de modulaire landinrichtingsprojecten en het opstarten van nieuwe moderne modulaire landinrichtingsprojecten waarbij er altijd een combinatie is van doelen – landbouw, natuur, water, recreatie (zie Middag-Humsterland) – zullen uit het landbouwbudget zoals genoemd in stukken betaald moeten worden. Het College heeft de Dienst Landelijk Gebied een berekening laten maken hoeveel geld hiervoor nodig is. Daar is ongeveer driekwart van het geld voor nodig van wat geraamd is. Ongeveer driekwart van de € 22 miljoen van de deal die de provincie over die periode heeft gesloten met het ministerie van LNV, is voortzetting en het opstarten van nieuwe moderne landinrichtingsprojecten à la Midden-Groningen. De deal met het ministerie van LNV is € 5,5 miljoen. Dat wordt dan € 11 miljoen en dat wordt dan € 22 miljoen. Dan is er nog een deel beschikbaar, daar heeft het College ook een berekening op losgelaten. Schaalvergroting etc. zal via kavelruilen mee gefaciliteerd worden – zoals ook in de Staten is gesteld – en dat zal uit dat andere kwart van het geoormerkte landbouwbudget in het Meerjarenprogramma betaald moeten worden. Daar zullen ook verbredingszaken, stimulering biologische landbouw uit dat geheel mee moeten worden bekostigd. Mw. Drees (PvdA) interrumpeert en stelt dat het goed zou zijn als het College de vraag wat er met die € 22 miljoen moet gebeuren, eens een keer goed op een rij zou zetten en met de commissie Economie & Mobiliteit zou bespreken. Het is namelijk erg veel informatie, waardoor het nu wel erg breed wordt en ook niet alleen meer betrekking heeft op de commissie Landschap, Water & Milieu. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat hij probeert duidelijk te maken dat driekwart van de opgaven onder het doel landbouw zit in voortzetting van moderne brede kleinere en grotere landinrichtingsprojecten, waarbij landbouwdoelen, natuurdoelen, recreatiedoelen als het ware samengaan. Dit omdat de commissie de vraag stelt waar dat geld naar toe gaat en omdat de gedachte mogelijkerwijs zou kunnen ontstaan dat het alleen maar voor schaalvergroting en kavelruil is. Wanneer men zou besluiten om dat geld naar de sociaal-economische vitalisering te schuiven, dan heeft dat dus gevolgen voor dat element. Dhr. Haasken (VVD) interrumpeert en vraagt hoe het zit met het andere kwart van het bedrag. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het andere kwart met name betrekking heeft op de kavelruiloperaties. Kavelruil is niet meer de inrichtingsopgave van voorheen, dat zijn de kavelruilcoördinatorenkosten, proceskosten, etc. Daar zit ook de stimulering verbreding landbouw, etc. in. De voorzitter vraagt of dit niet ook betrekking heeft op het prioriteit geven aan een kavelruil bij de uitvoering van een groot plan, zodat er een win/win-situatie ontstaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Het kunnen puur landbouwkundige kavelruilen zijn. De kavelruilen die de provincie doet – dat was ook in de rapportage van de gebiedsprogramma’s te zien –, zijn bijna altijd kavelruilen waar zowel de realisatie van de EHS als de verbetering van de landbouwstructuur mee gediend worden. Het is te simpel om te stellen dat geld moet worden geschoven van natuur en landbouw naar sociaal-economische vitalisering. Dan gaat het niet alleen over landbouw sec, maar ook over andere zaken die daarmee annex zijn. Het College wil er zich ook nog op beraden hoe het met name waar het gaat om die sociaal-economische vitalisering de zaak kan versterken.
21
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) interrumpeert en wenst de gedeputeerde mee te geven – aangezien hij hierover toch in overleg gaat in het College – dat wanneer het geld niet wordt gestopt in de sociaal-economische vitalisering, dit betekent dat men daar al keuzes maakt. Waar stopt men het geld allemaal niet in als het wordt gestopt in landbouw, natuur en landschap? Dat is natuurlijk een afweging. Aan beide kanten is die pil minder of meer bitter. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. De noordelijke provincies vergelijkend, is iets heel interessants waar te nemen. Waar het gaat om de ambities sociaal-economische vitalisering zou de provinciale bijdrage van Groningen op € 8 miljoen uitkomen, de provincie Friesland op € 60 miljoen en de provincie Drenthe op € 2 miljoen. De gedeputeerde kan zich niet voorstellen dat dit waar is. Hij denkt dat daar ook een heleboel presentatie en ‘wat reken je waar aan toe’ meespeelt. Zo heeft de provincie Groningen in haar bedragen niet opgenomen: de regeling zorginfrastructuur voor kleinschalige zorgvoorzieningen op het platteland, de regeling multifunctionele gebouwen, de regionale cultuurprogramma’s. Wanneer men dat zou doen, zou men het jaarlijkse bedrag van de provincie Groningen met € 780.000,- moeten verhogen. De vraag wat het College nu moet doen, is naar opvatting van dhr. Bleker tweeërlei. Waar het gaat om het thema sociaal-economische vitalisering nog eens kijken of bij datgene wat de provincie nu heeft benoemd als bedragen, wel alle relevante bedragen zitten. Daarnaast zou het College – en dat is ook een uitdaging aan de Staten – mogen specificeren wat het College daar precies wil bereiken. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) merkt op dat dit collegebeleid is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat als het gaat om stimulering MKB, er nu in de tekst staat: “Bevorderen dat zo veel mogelijk MKB-bedrijven gebruik kunnen maken van de landelijke regelingen voor innovatie, exportbevordering, etc.” Dat staat er nu in als een van de doelen. Dat is niet zo’n duur doel. De provincie subsidieert niet, geeft geen investeringspremies, maar moet bevorderen dat die Groningse MKB’ers op het platteland zo veel mogelijk van de landelijke regelingen gebruik maken. Dat is het doel zoals het nu staat geformuleerd. Het doel is ervoor zorgen dat per gemeente, per groep van gemeenten, per regio er goede aanspreekpunten voor ondernemers zijn die ervoor zorgen dat die ondernemers bij de goede regelingen van EZ terechtkomen, en niet een ‘pot met geld’ van de provincie. Dhr. Havinga (PvdA) interrumpeert en stelt dat de vraag natuurlijk is of dat voldoende is om het MKB voldoende handen en voeten te geven voor die leefbaarheid van het platteland. Dhr. Bleker (gedeputeerde) onderkent dit, maar stelt dat hierbij moet worden gezegd dat het gebruik van de landelijke subsidieregelingen van EZ door het MKB in het algemeen – en dus ook door het MKB in Groningen – op dit moment nog ver beneden datgene ligt van wat beschikbaar is aan geld. Er is dus zo nu en dan sprake van onderuitputting. Dhr. Meijndert (CDA) vraagt of dit ook aan de procedures kan liggen. Er zijn ook ondernemers die stellen dat ze misschien een bedrag van bijvoorbeeld € 30.000,- kunnen krijgen, maar dat ze dan de helft van dit bedrag weer ergens aan advieskosten moeten neertellen. Het kost te veel geld of te veel tijd. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat er allerlei oorzaken voor zijn. De vraag is of de provincie veel geld moet besteden aan het doel van de versterking van het MKB of dat het zodanig georganiseerd moet worden in de provincie dat de MKB’ers van het geld dat al beschikbaar is uit allerlei regelingen, beter gebruik maken. Een ander voorbeeld. Er is een heel laagdrempelige regeling in LEADER, Stipo. Die regeling is in één keer uitgeput. Die regeling is ook niet specifiek. Wanneer men
22
voorstaat dat de provincie zelf zo’n regeling treft, gaat het om aanzienlijke miljoenen. Die vraag moet nog gezamenlijk beantwoord worden. Voordat men zegt dat er meer geld moet komen, moet men eerst bepalen wat men op welke manier wil bereiken. De gedeputeerde belooft de commissie dat het College daar in een volgend stuk nader duidelijkheid over zal geven en dan ook zal zien hoe herschikking van middelen eventueel zou kunnen gaan plaatsvinden. De EHS en de inhaalslag in andere provincies. De provincie Groningen ligt – en dat is een fantastische prestatie – met een à twee andere provincies op kop waar het gaat om de realisatie van de EHS. Er is hier een soort van voorwaarschuwing gegeven. Het zou kunnen zijn dat de minister vanwege de achterstanden elders ook financieel prioriteit geeft aan die gebieden elders en de provincie Groningen de komende jaren dus bijvoorbeeld minder zou kunnen gaan kopen dan wel tot de mogelijkheden zou behoren. Dat acht het College een uiterst ongewenste zaak. De drie noordelijke provincies zullen er met een à twee andere provincies die in dezelfde situatie zitten hard voor knokken bij de minister om dat te voorkomen. De kwestie van het Waddenfonds. De criteria voor projecten die in aanmerking komen voor cofinanciering uit het Waddenfonds, worden bepaald door het Rijk. De projecten worden uiteindelijk ook toegewezen door de minister van VROM. Het College denkt wel dat er een reeks projecten is op het terrein van natuur en economie, die zich met name in het kustgebied – want een van de criteria is dat het in gemeenten moet zijn die grenzen aan de Waddenkust – lenen voor cofinanciering uit het Waddenfonds. In een van de stukken van VROM wordt bijvoorbeeld gezegd dat men uit het Waddenfonds misschien ook wel innovatieve geen lichthinder veroorzakende glastuinbouw zou kunnen stimuleren. Dat is een economisch initiatief. Er wordt ook gesproken over natuurwaarden binnendijks, over toeristisch-recreatieve investeringen. Het College ziet derhalve wel mogelijkheid om de doelen en projecten binnen de programma’s die in dat kustgebied gelegen zijn, uit dat Waddenfonds gecofinancierd te krijgen. Het College is de afgelopen vier maanden op dat punt wel iets voorzichtiger geworden, omdat de minister de zaak toch wel aan het inperken is en ook de bevoegdheid over de financiering wel heel strikt in Den Haag is komen te liggen. Middag-Humsterland. Dit betreft nationaal landschap en rijksgeld. Er zit geen provinciaal geld in de planning van het College, wel regionaal geld, met name ook van het waterschap. Gemeenten onderschrijven de intentie, maar committeren zich op dit moment nog niet – en ook het waterschap niet – aan dat toch vrij hoge bedrag dat daar staat. Dat is derhalve ook een kwestie van nader overleg. Mw. Bos sprak over landschapherstel. Voor het doel landschap buiten het gebied van de nationale landschappen is geen rijksfinanciering. Dit is een van de moeilijkste punten voor de provincie voor de komende jaren, omdat het College daar wel concrete plannen heeft: wierdenherstel, herstel van essen en dijken, etc. die ook heel operationeel zijn en waar geen lange verhalen bij gehouden hoeven te worden, waarvan het werk als het ware voor het oprapen ligt, maar die gefinancierd moeten worden door de provincie zelf, door de gemeente en eventueel uit POP-middelen. Ook de eigen provinciale bijdragen voor het landschapherstel in de Meerjarenbegroting zijn niet indrukwekkend. De komende maanden komt het College ongetwijfeld op de vraag of voldoende kan worden waargemaakt van de ambities die in de landschapsontwikkelingsplannen zijn geformuleerd. De gedeputeerde zou het zelf doodzonde vinden wanneer de provincie daar tot een minimum terug zou moeten, want landschapherstel is niet alleen goed voor het landschap, maar bevordert ook geweldig het draagvlak en de betrokkenheid van mensen bij hun omgeving en de zorg voor hun omgeving. Het College zal bezien hoever het daarmee kan komen. Mw. Drees (PvdA) heeft een technische vraag over het landschapherstel. Er staat wel een budget buiten de EHS, maar dat heet dan ‘natuur buiten de EHS’. Mw. Drees vraagt of dit een relatie heeft tot het landschap. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent. ‘Natuur buiten de EHS’ betreft akkerrandenbeheer, faunaranden, stimulering weidevogelbeheer, etc.
23
Mw. Bos stelde een vraag over verdrogingbestrijding. Daar heeft het College naar opvatting van dhr. Bleker heel heldere taakstellingen over. De taakstelling voor 2005 wordt – zo is de gedeputeerde in de eerste week van januari gemeld – royaal gehaald. Er is ook heel goede hoop dat dit voor 2006 weer zal gebeuren, gelet op de projecten die op de plank liggen. Daar heeft het College nu geld voor op de Begroting en dit wordt soms gecombineerd met realisatie EHS. Het College blijft daar simpelweg doen wat het al deed. De provincie is ambtelijk betrokken bij de taskforce. De eerste bevindingen zijn dat de taskforce niet echt tot nieuwe inzichten voor de provincie leidt. Het leidt soms wel tot keuzes. Soms zou men idealiter 300 ha in een bepaald gebied zo willen inrichten dat het verdrogen wordt tegengegaan, maar dan mist men 30 ha ervan. Dan kan de provincie wachten tot die 30 ha ooit eens komen, maar men kan er ook voor kiezen om nu 270 ha aan te pakken. Op die lijn zit het College op dit moment meer. Als de provincie voldoende gebied heeft en het is een voldoende grote entiteit, wordt de zaak aangepakt en wordt niet gewacht tot St.-Juttemis tot de provincie de laatste 30 ha in zo’n gebied heeft verworven of het particulier natuurbeheer is. Het is dus voortzetting van bestaand beleid. Ten aanzien van biologische landbouw roept de gedeputeerde mw. Bos op om de doelentabel op blz. 13 te bekijken. Zoet/zoutovergangen. Hiervoor heeft het College in zijn plannen geen concrete ambities. Ze zijn in het stuk ook niet genoemd. De vraag van dhr. Luitjens met betrekking tot financiële verplichtingen van de partners. De provincie is nu zo ver met de partners – met name gemeenten en waterschappen – dat ze aangeven dat het programma hen aanspreekt en dat ze ook een belangrijke financiële medeverantwoordelijkheid voor zichzelf zien. Het merendeel van de partners geeft met de provincie de voorkeur aan een meerjarige afspraak om die financiële verplichting gestalte te geven, dus niet altijd per project, maar ook een meerjarige afspraak. Dat zijn voorlopige bestuurlijke signalen die het College in de ronde van overleggen vanuit de gemeenten heeft gekregen. Dat moet allemaal na raadsverkiezingen, begrotingen, etc. verzilverd en verzekerd worden, want dan zouden de gemeenten net als de provincie in de Meerjarenbegroting de bijdrage realisatie PMJP met een bepaald bedrag moeten hebben voorzien. Het zou de voorkeur hebben van het College om met een meerjarige afspraak te werken. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) interrumpeert en geeft aan de indruk te hebben dat bij veel gemeentebesturen de wens leeft om het zo te doen zoals de gedeputeerde zegt, maar dan toch ook concreet te worden over projecten. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit volmondig. Met name richting de raden zal men concreter moeten zijn dan nu in de stukken is voorzien. Dat is ook de opgave die het College per gebied op zal pakken. Dit al vrij goed mogelijk, omdat er natuurlijk ook regioprogramma’s liggen waar belangrijke onderdelen van dit programma al in een eerder stadium een concretere gestalte hebben gekregen. Watermaatregelen. Het College zal inderdaad met het oog op een nieuw nationaal Bestuursakkoord Water afspraken moeten maken met de staatssecretaris en de minister van Verkeer en Waterstaat over de opgave die er op dat punt ligt. Het heeft te maken met kwantiteit, berging, het vasthouden van water, waterkwaliteit, de Kaderrichtlijn Water. Het is van belang om het in het programma te verdisconteren als daar duidelijkheid over bestaat, omdat er ook weer zaken zijn die gecombineerd moeten worden met andersoortige inrichtingsmaatregelen, maar die zijn nu nog niet zo te formuleren. De rol van de Staten. Het College zal in zijn volgende voorstel de gedachten van het College over de betrokkenheid van de Staten bij de vaststelling en de periode daarna schetsen. De Staten kunnen daar dan hun koers in bepalen in discussie met het College. Uiteindelijk bepalen de Staten natuurlijk hoe zij bij het proces van totstandkoming en van uitvoering van het programma betrokken zijn. Datzelfde zal het College overigens ook doen met de gemeenten. Als gemeenteraden zich meerjarig committeren, wil het College daar ook een zekere zelfde systematiek proberen te schetsen.
24
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) merkt op dat dhr. Meijndert heeft voorgesteld om in september een informatieronde in te lassen. Dat is een goed idee. Dhr. Luitjens zei dat er in april een derde concept ligt en dat het wenselijk zou zijn om daarover te discussiëren. Dhr. Veluwenkamp vraagt of gedeputeerde nu zegt bij het derde concept een voorstel te zullen doen voor de behandeling waar deze zaken een plaats in kunnen krijgen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Die informatieronde waar dhr. Meijndert om vroeg, lijkt de gedeputeerde prima en deze zegt hij dan ook toe. Voorafgaand aan de behandeling van het volgende concept komt er dan een informatieve bijeenkomst waar mensen van het Provinciehuis nader zaken kunnen toelichten. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) geeft aan dat het iets ingewikkelder is. Voor zover dhr. Veluwenkamp nu begrijpt, ligt er in april een derde concept. Dan zou er – net zoals dit nu gebeurt – ook over het derde concept van gedachten gewisseld kunnen worden. Dhr. Meijndert (CDA) (microfoon staat uit) legt uit dat hij verzocht de informatieronde in september te houden, omdat het in juni door GS zou worden vastgesteld, zo bleek uit het schema. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) stelt dat in september inmiddels ook de onderhandelingen met de minister zijn geweest. De voorzitter (microfoon staat uit) is van mening dat de vraag van dhr. Veluwenkamp nu op tafel moet komen of de gedeputeerde vindt dat de commissie er na het derde concept over moet spreken. Dhr. Luitjens (VVD) geeft aan dat zijn voorstel gelijk is aan dat van dhr. Veluwenkamp: als het derde concept er is. Uit de stukken die hij heeft gezien, destilleert hij dat het derde concept in maart/april zou moeten verschijnen. Dan zou er een informatiebijeenkomst gehouden moeten worden. Daarna kan de commissie over de inhoud van gedachten wisselen op politieke punten. Dat is dan voordat ‘de pap gestort is’. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het College daar een groot voorstander van is. Dhr. Luitjens (VVD) legt uit dat het voorstel van dhr. Bleker eruit bestaat om in het derde concept ook de rol – nu en gedurende die zevenjarige periode – van PS, gemeenteraden, AB’s van waterschappen neer te leggen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Dan kan de commissie daarover ook discussiëren, want het gaat niet alleen om de rol van de Staten op korte termijn in de opmaat naar het definitieve PMJP, maar het is ook van belang wat de rol van de Staten daarna is. Hoe zit het met projecten, programma’s, hoe krijgt de verantwoording gestalte, gebeurt dit via het jaarverslag, zijn er mogelijkheden tot bijstelling? De voorzitter constateert dat die afspraak is gemaakt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) erkent dat nu niet meer aan deze afspraak te ontkomen is. De voorzitter (microfoon staat uit) verklaart dat dit helderheid geeft. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog en snijdt zijn laatste punt aan, te weten de noordelijke samenwerking. Groningen, Friesland en Drenthe onderhandelen in het IPO richting het ministerie van LNV gezamenlijk in de opmaat naar het definitieve PMJP. Soms zoekt het College ook coalitiepartners buiten het Noorden. De commissie kent de brief van een jaar geleden van de vijf grootschalige landbouwprovincies: Zeeland, Flevoland, Groningen, Drenthe en Friesland. Dat is een uitermate succesvolle en effectieve actie geweest. Het Noorden heeft soms ook vrienden beneden Zwolle. Wat
25
denkt men van de reconstructieprovincies en de niet-reconstructieprovincies? Wat denkt men van de provincies die ongeveer in dezelfde situatie zitten waar het gaat om de EHS, die bijvoorbeeld ook voorop liggen en die dreigen gekort te worden? Het Noorden treedt dus gezamenlijk op en zoekt her en der op bepaalde dossiers ook andere coalitiepartners ter versterking. Er wordt niet alleen samen onderhandeld, maar er worden in de drie provincies met de gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties PMJP’s gemaakt. Daarvan vindt het College van GS het heel belangrijk dat er bestuurlijke en maatschappelijke commitment in de regio is, dat er ook politieke accenten kunnen worden gelegd per regio, maar ook in deze provincie. De politiek in Groningen is namelijk weer een andere dan de politiek in Drenthe en in Friesland. Het College werkt dus sterk van onderop en vindt dat er uiteindelijk één PMJP voor Groningen moet komen met één budget, maar om ervoor te zorgen dat er zo veel mogelijk geld wordt binnengehaald voor Groningen, onderhandelt het College niet alleen met de collega-provincies Friesland en Drenthe, maar zal het College ook – gelijk aan het proces dat nu loopt – een soort van strategische koepel boven de drie PMJP’s hangen, een noordelijk strategisch programma waarmee ook duidelijk wordt gemaakt dat er ook gezamenlijke belangen en ambities zijn om zaken te realiseren. Die noordelijke koepel boven de drie PMJP’s zal ook hier ter sprake komen. Het Noorden wil een raamconvenant met het ministerie van LNV waarin ook afspraken staan over het schuiven met middelen tussen de provincies, zodat er als er ooit één euro niet besteed wordt in Friesland, deze niet per ongeluk naar Noord-Holland gaat, maar altijd of bij Drenthe of bij Groningen terechtkomt en dat dit later weer wordt verrekend. Dat is de inzet van het College en daar zijn in het DB SNN ook afspraken over gemaakt. Vervolgens wordt nadrukkelijk gekozen voor een uitvoering per regio, niet eens per provincie. Het College is van mening dat de aansturing op het niveau van de provincie moet liggen, maar dat er in de regio Westerkwartier, Noordwest-Groningen, Westerwolde, Oldambt, Centraal-Groningen ook verantwoordelijken moeten zijn vanuit gemeenten en waterschappen die zeggen hiervoor te gaan. De provincie voert er de regie over. Dat is de gedachte die het College heeft over hoe bottom-up zo dicht mogelijk bij de regio, bij de mensen in de regio, bij de MKB’ers in de regio, etc. het werk wordt gedaan en de provincie ook snel kan reageren. Een projectvoorstel gaat dus niet eerst naar de provincie en dan naar de projectbeoordelingscommissie van het SNN om tot een beslissing te komen. Het College wil zelfs toe naar systemen waarbij verantwoordelijkheden worden gedelegeerd in de regio, waarbij tot bepaalde bedragen zaken worden gedaan in de regio. Dat is de gedachte die het College heeft: zo laag mogelijk bottom-up, strategisch samenwerken met Noord-Nederland, keiharde gezamenlijke belangenbehartiging, schuiven met middelen, coalitiepartners zoeken buiten Noord-Nederland waar dit aan de orde is. Als dat geen noordelijke samenwerking is, dan breekt de gedeputeerde – naar eigen zeggen – de klomp. Dhr. Luitjens (VVD) concludeert dat het tussenzinnetje dat hij ergens in een tabel tegenkwam met de strekking ‘wellicht eventueel in SNN-verband’, daar niet meer in past. Het was echter een concept van oktober 2005. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dat het een concept van oktober is. Daar zijn gezamenlijk gesprekken over gevoerd. Alle varianten zijn besproken. Dit is zoals Groningen er in staat en zoals de partijen er met elkaar uitkomen. De voorzitter geeft dhr. ’t Mannetje de gelegenheid om te reageren. Dhr. ’t Mannetje (inspreker) geeft aan dat de oude afspraken met betrekking tot de EHS uitgevoerd zouden moeten worden. Daarop dient te worden ingezet. Bij de schaalvergroting horen kavelruil, een stuk landschapsinvulling en maatwerk ruimtelijke ordening. Die zaken moeten in een geheel worden gezien. LTO Noord wil graag geïnformeerd worden over het verdere verloop. LTO Noord is altijd bereid om daar een bijdrage aan te leveren. In tweede termijn
26
Dhr. Meijndert (CDA) memoreert aan het feit dat hij over de financieringstabel twee vragen had gesteld. Als het wordt opgeteld leidt het tot enkele miljoenen verschuiving. Dhr. Meijndert doelt op het minteken, waarvan hij zich afvroeg of dat wel klopte. Bij Duurzaam Ondernemen bij Landbouw is ineens een overschot van € 3,6 miljoen. Als dit klopt, zou hier iets mee gedaan kunnen worden. Hetzelfde doet zich voor bij Duurzaam Bodemonderzoek. Voorts heeft dhr. Meijndert gevraagd of in het derde concept inzicht in de prioriteiten zou worden gegeven. Hij verzoekt het College dit alsnog te beantwoorden. Duurzaam landschapsonderhoud. Er wordt de zorg uitgesproken hoe dit op de lange termijn gered kan worden, want het CDA ziet dit nog niet. Het College wordt verzocht hier inzicht in te geven. Het CDA kan zich vinden in het antwoord op de vraag over het SNN. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) interrumpeert en geeft aan het laatste punt te hebben gemist. Dhr. Meijndert (CDA) verduidelijkt uit dat dhr. Veluwenkamp de vraag over het SNN primair had gesteld. Het antwoord was derhalve ook primair in de richting van de PvdA gegeven. Dhr. Meijndert kan zich echter in het antwoord vinden. Men moet ook op elkaar durven reageren. Voorts had dhr. Meijndert in eerste termijn ook nog een vraag gesteld over groene diensten. Die is echter ook door de VVD gesteld. Indirect is het antwoord wel gegeven. De economische vitalisering van het platteland. Dhr. Meijndert ziet verschuiving van landbouwmiddelen niet direct zitten. De doelen zijn aardig door de gedeputeerde aangegeven. Als dhr. Meijndert de antwoorden hoort, zal er nog een bredere afweging worden gemaakt en zal er nog meer inzicht worden gegeven in hoe het kan. Op zich vindt de CDA-fractie het idee van economische vitalisering belangrijk. Het MKB en de werkgelegenheid werden genoemd. Op dit moment kan het antwoord niet duidelijk worden gegeven. Dhr. Stevens (ChristenUnie) merkt op dat het voorliggende stuk en de discussie die is gevoerd een goed vertrekpunt zijn voor de onderhandelingen met de minister van LNV. De ChristenUnie-fractie wenst de gedeputeerde en iedereen die hem daarin bijstaat veel succes. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) geeft aan dat zij zich hedenochtend had voorgenomen niet te beginnen met het stokpaardje van de PvhN: “We hadden liever gezien dat...” Schijnbaar had zij meer vertrouwen in de gedeputeerde ten aanzien van de samenwerking dan andere partijen. Gezien het verleden gebeurt dat ook altijd. De provincie is nu eenmaal democratische onderhandelingspartner met het Rijk. Zo heeft mw. Hoekzema dit stuk ook beschouwd. Voor de PvhN hoeft dit niet direct opgehangen te worden aan noordelijke samenwerking. Zodra dat democratisch geregeld is, zoals de PvhN het graag zou willen, wordt het een andere situatie. Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat de GroenLinks-fractie de volgende stappen afwacht, waarna meer concreet kan worden gesproken over de voorstellen en de prioritering. Mw. Bulk (SP) deelt mee dat de SP-fractie absoluut geen meerwaarde ziet in één gezamenlijk noordelijk programma, zoals de PvdA dit voorstaat. Vaak zullen de noordelijke provincies met één stem spreken, dat zullen de Colleges dan ook doen. Dit lijkt mw. Bulk prima. Dat men af en toe gelden van elkaar over zou kunnen nemen, is ook een uitstekend idee. Er zullen echter ook andere provincies zijn waarmee de provincie Groningen af en toe met één stem spreekt. Die zouden worden uitgesloten bij één gezamenlijk noordelijk programma, iets wat de SP niet wil. Bovendien vindt de SP dat het hier moet blijven, en wel van onderop zoals het College aangaf.
27
Dhr. Luitjens (VVD) geeft aan de modulatieproblematiek te hebben aangestipt. Voor het overige heeft hij antwoorden gekregen op de opmerkingen die hij heeft geplaatst. Die gaan een eind de goede kant uit. Dhr. Luitjens ziet met belangstelling concept 3 tegemoet, waarin allerlei aspecten die nu in de discussie aan de orde zijn geweest, verder uitgewerkt zullen staan. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) verklaart iets minder optimistisch gestemd te zijn ten aanzien van noordelijke samenwerking dan sommige andere partijen. Als er een overkoepelend programma gemaakt zou worden tussen drie programma’s, waarbij Groningen aangeeft de komende zeven jaar graag € 400 miljoen te willen investeren, terwijl Friesland in een ander programma onder dezelfde paraplu € 2,4 miljard zegt te willen investeren, dan zou de minister volgens dhr. Veluwenkamp opperen dat het weliswaar een mooie overkoepeling is, maar dat men met een verschillende inzet spreekt. Wat is dat voor een onderhandelingspositie? Er is geen samenhang tussen de aanpak van de verschillende provincies. Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat de gezamenlijke provincies bijna € 2 miljard hebben overtekend. De twaalf provincies hebben in totaal, als de PMJP’s worden opgeteld, € 2 miljard meer geprogrammeerd dan er van het Rijk beschikbaar is. Er is namens het IPO een bestuurlijk overleg geweest met het ministerie van LNV. Het ministerie heeft gesteld daar niet aan te zullen beginnen. De taakstelling, het budget is gegeven, de provincies worden geacht om het binnen dat budget te doen. Het was een heel kort overleg, dat op dat onderdeel slechts een halfuur duurde. Dat betekent dat het IPO nu alle provincies onder het mes heeft. Wie zijn de grote veroorzakers van de overprogrammering? De gedeputeerde voelt er niets voor om als twaalf provincies gezamenlijk meer geld te vragen voor provincies die onevenredig hebben overgeprogrammeerd. Die provincies moeten volgens dhr. Bleker simpelweg ‘dimmen’ en nuchter worden. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) interrumpeert en stelt dat zijn pleidooi is om er gedrieën in noordelijk verband over te spreken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat dit precies is wat er gebeurt. In de onderhandelingen in IPO-verband heeft dhr. Bleker namens de drie noordelijke provincies gezegd dat de eerste provincies die nu onder het mes moeten, de reconstructieprovincies zijn. Die dachten dat de deal die ze met het ministerie van LNV hebben gemaakt, een gouden deal was, maar komen er nu achter dat er niet voldoende geld is en leggen er nog een half miljard bovenop. De gedeputeerde kijkt dan niet alleen naar Friesland, Groningen en Drenthe, maar ook naar Zeeland en Flevoland. Met zijn vijven is het soms net even sterker knokken dan alleen. Dhr. Bleker zegt op dit moment helemaal niet onder de indruk te zijn van een mededeling dat een andere provincie relatief gezien veel meer geld heeft opgevoerd voor het PMJP. Dat kan dus ook onterecht geld zijn. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) interrumpeert en geeft aan dat dit niet de draagwijdte van zijn opmerking was. De draagwijdte van zijn opmerking was dat de gedeputeerde doet alsof er in noordelijk verband wordt samengewerkt – gezamenlijke overkoepeling –, maar dat er op dit soort basale punten van aanpak tot op heden geen overeenstemming is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat men bijna om de twee weken ambtelijk om de tafel zit. Er zijn adviescommissievergaderingen. De gedeputeerde begrijpt niet waar het verhaal vandaan komt dat het Noorden niet samenwerkt. Als hij kijkt hoe er in IPOverband wordt geopereerd, hoe deze zomer na de opening van de koolzaadoliemolen in Delfzijl gezamenlijk de deal is gesloten over de landbouwgelden, de gezamenlijke brief met de andere provincies, het schuiven met middelen en nu het strategisch programma dat in voorbereiding is, dan begrijpt hij niet wat er aan schort.
28
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) stelt dat Groningen in SNN-verband op allerlei gebied goed samenwerkt. De indruk wordt gewekt dat het in dit dossier niet gebeurt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt door wie deze indruk wordt gewekt. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) antwoordt dat dit uit het stuk blijkt. Als men de ambtelijke stukken ziet uit de andere provincies, is te zien dat er heel andere paden worden bewandeld. Dhr. Veluwenkamp wil niet zeggen dat dit betere paden zijn, maar andere paden. Dat getuigt niet van onderlinge afstemming. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt waar het nu om gaat. Gaat het er nu om te beoordelen of het College in zijn PMJP voor de provincie Groningen de goede dingen doet en zo veel mogelijk geld binnenhaalt met andere provincies, zodat die goede dingen gefinancierd kunnen worden, of wil dhr. Veluwenkamp graag dat de provincie Groningen het in beginsel net zo doet als in Friesland en in Drenthe? Dhr. Veluwenkamp (PvdA) legt uit dat wanneer men gezamenlijk optrekt, er een gezamenlijke aanpak, een consistent bod richting de minister moet worden gedaan. Het kan niet zo zijn dat men gezamenlijk optrekt, maar een verschillende systematiek hanteert en ‘het rommeltje’ zo bij de minister aflevert. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat er één bod komt. De laatste opmerking van dhr. Veluwenkamp werpt de gedeputeerde verre van zich. De voorzitter grijpt in. De gedeputeerde probeert aan te geven dat er wordt samengewerkt, dat zelfs koolzaadolie smeert, maar dat er naast het voordeel van drie noordelijke provincies er ook nog het nadeel is van een paar reconstructieprovincies die samen een heel sterke opstelling kiezen, en dat de noordelijke provincies niet-reconstructieprovincies die niet bij het Noorden horen erbij betrekken – en daar is niets mis mee, dhr. Maarsingh maakt dat ook elders wel mee. Met die reconstructies moet men een beetje voorzichtig zijn, men moet er zich tegen wapenen. Volgens de voorzitter is er geen verschil van mening tussen dhr. Veluwenkamp en de gedeputeerde. Hij informeert of dhr. Veluwenkamp nog een verschil van mening ziet. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) antwoordt dat het tijd wordt dan een ander in de commissie eens over dit onderwerp spreekt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog. Hij vindt het jammer wanneer het werk van de provinciale ambtenaren en ambtenaren in Drenthe en Friesland wordt gekarakteriseerd als ‘een rommeltje’. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) geeft aan dat het hem niet te doen is om de onafhankelijke stukken, want hij twijfelt niet aan de kwaliteit van de afzonderlijke stukken. Het ging om de onderlinge samenhang daarvan en het gehalte van de samenwerking die daaruit blijkt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat de commissie in de loop van 2006 ook de formele resultaten van de noordelijke samenwerking, het strategisch programma, het raamconvenant zoals daar over wordt gesproken, krijgt. Het uitgangspunt van het College blijft, ook gehoord deze discussie in de Staten, om met een echt Gronings PMJP bottom-up dicht bij de regio’s, bij de gemeenten, bij de maatschappelijke organisaties te werken, waarbij ook het politieke debat in deze commissie kan plaatsvinden en ook de politieke beoordeling in deze Staten kan plaatsvinden, ook waar het gaat om het schuiven met middelen tussen de doelen. Modulatie. De gedeputeerde denkt dat de inzet dezelfde is – wat nog niet wil zeggen dat de inzet zal worden bereikt –, namelijk: noordelijk boerenmodulatiegeld moet ook weer terug naar het Noorden.
29
Groene diensten. Het College heeft de toezegging gedaan om daar in de tweede helft van 2006 met een notitie over te komen. Daar heeft trouwens ook de catalogus staatssteun betrekking op. Met name waar het gaat om het beheer van het landelijk gebied en waar het gaat om combinatie van landbouw met andere functies, zal in het volgende stuk dan wel in een latere fase dat concept van de groene diensten nader met elkaar moeten worden geduid. Juist wanneer er geen structurele middelen zijn voor landschapsonderhoud, moet getracht worden het op een andere manier te organiseren. Wat de mogelijkheden daarvoor worden, is nog de vraag. De gedeputeerde is van mening dat minister Veerman als het gaat om landschapsonderhoud in combinatie met boeren en groene diensten, te snel het alleen maar heeft over de veenweidegebieden en in feite zegt dat het in de rest van Nederland niet speelt. Dhr. Bleker vindt dit niet terecht en heeft dit ook meerdere keren tegen de minister gezegd. Er is een rekenfout gemaakt. De gedeputeerde geeft toe hier verantwoordelijk voor te zijn. Dhr. Emmens (ambtelijke bijstand) erkent de fout te hebben gemaakt. Het is een optelling van allerlei tabellen die er onder liggen. Het is in een verkeerde kolom getotaliseerd. De bijdrage van het Rijk verwacht de provincie volgens de tabel even groot te zijn als de bijdrage totaal zou moeten zijn. Er zou € 3 miljoen moeten staan, het tekort is € 6 miljoen. Dat is het verschil. De overige bedragen die negatief eindigen zijn voornamelijk het gevolg van procentuele afwijkingen. De provincie werkt van heel breed naar heel fijn, dus het derde concept zal deze fouten niet meer bevatten. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat er ook nog een vraag is gesteld over Duurzaam Bodemgebruik. Dhr. Emmens (ambtelijke bijstand) geeft aan dat dit in dezelfde categorie valt. De voorzitter acht het een goede zaak dat er een zeer intensieve discussie over dit onderwerp is geweest. Het gaat om grote belangen. Met spanning wordt uitgekeken naar maart of april, als het derde concept verschijnt. De commissie zal er dan over spreken. De voorzitter sluit het agendapunt af. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) geeft te kennen dat de PvdA-fractie dit een belangrijk punt vindt en er in de Staten over wenst te spreken. De voorzitter concludeert dat de brief zal worden geagendeerd voor de Staten. Hij stelt vervolgens agendapunt 10 aan de orde. Hij deelt mee dat dhr. Vervat vraagt of de commissie nog plannen heeft om ter plaatse bij de Lauwers een bezoek af te leggen. 10.
Brief van GS van 30 november 2005, nr. 2005-22.830/48/A.27, LGW betreffende schriftelijke vragen Statenfractie GroenLinks over het afgraven oude dijken langs de Lauwers
Mw. Bos (GroenLinks) refereert aan de reeds gemaakte opmerkingen van dhr. Bleker naar aanleiding van de brief van het Wetterskip Fryslân. De commissie heeft de brief nog niet gezien en mw. Bos vraagt of de brief voor de commissie beschikbaar kan komen. Voorts vraagt zij of de aanvraag voor de vergunning voor ontgronding al dan niet officieel is ingediend en zo ja, wanneer dat is geschied. Mw. Bos verklaart dat de gedeputeerde nu toegeeft dat als men niet op tijd klaar komt, dit financiële consequenties kan hebben. Uit de stukken heeft zij begrepen dat een en ander klaar moest zijn vóór 1 mei 2006. Dat is al snel. De kans is groot dat, als GS van plan zijn de vergunning te verlenen, er een uitgebreide juridische procedure start met bezwaar en beroep, misschien zelfs tot aan de Raad van State. Dat is echter alleen maar oponthoud en waarschijnlijk wordt die deadline niet gehaald. Mw. Bos is zeer benieuwd naar hoe een en ander precies zit. Als het werk niet op tijd klaar komt, gaat € 200.000,- verloren.
30
Gevraagd wordt aan de provincie Groningen om hiervoor garant te staan. Graag hoort mevrouw Bos expliciet dat het College dit niet wil. Voorts wordt teruggevallen op de oorspronkelijke optie van het ophogen van de dijk en daarvoor is geen vergunning verplicht. Graag hoort mevrouw Bos wat nu precies de stand van zaken is op dit moment. Zij vraagt zich af wat het nut en de zin is van de ophoging en hoort daarop graag een nadere toelichting. Het dorp Pieterzijl dat er vlakbij ligt, is veel lager gelegen. Het water kan nooit zo hoog komen dat die ophoging wordt gerechtvaardigd. De vorige keer heeft de gedeputeerde met betrekking tot het landschap verklaard dat het heel belangrijk is dat de ontstaansgeschiedenis nog te zien is. Dit staat recht overeind. Mw. Bos heeft kaarten gezien van de plannen waarin dat tracé teniet wordt gedaan. Wat er voorgenomen is, is geknutsel en daarmee is het oude tracé niet meer te herkennen. Dat zou doodzonde zijn. Als nu ook het Wetterskip Fryslân meent dat het te gek wordt en de provincie Groningen geen garantie verleent voor dat bedrag van € 200.000,-, dan is de weigering om de garantie te verlenen een goede manier om eventuele juridische procedures te omzeilen. Mw. Bos vraagt zich af of de gedeputeerde daar blij mee is en of hij het daar mee eens is. Op die manier hebben de fouten die zijn gemaakt, geen negatieve gevolgen en blijft het landschap onaangetast. De sluis en de oude molen. Het zou mooi zijn als daarvoor geld beschikbaar zou kunnen komen om op die cultuurhistorische belangrijke plekken iets te doen. De beloofde voorlichtingsbijeenkomst in Pieterzijl. Mw. Bos vraagt hoe daar nu mee wordt omgegaan. De vraag van dhr. Vervat over de excursie. De vorige keer heeft mw. Bos al aangegeven dat zij er positief tegenover staat. De werkzaamheden rond het Visvlieterdiep. Er zijn kaden verlegd en op veilige normhoogten gebracht. Ten aanzien van de gemelde werkzaamheden is geconcludeerd dat die vrijgesteld zijn van vergunningplicht. Mw. Bos benadrukt dat nu gebleken is dat dit ten onrechte is en dat hier dus illegaal is gehandeld. Er is noch een ontgrondingsvergunning aangevraagd, noch verleend. Wat zou de gedeputeerde doen als een boer op gelijke wijze zou handelen? Wat zijn dan de stappen van de provincie? Mw. Bos somt op dat er twee mogelijkheden zijn: legalisatie en herstel onder handhaving van de regels. Zij heeft het bange vermoeden dat er mogelijk nog meer is gebeurd dat niet volgens de regels is verlopen. Mw. Bos is er 100% zeker van dat de commissie niet altijd weet wat er achter de deuren van de collegekamer wordt besproken. Soms lekt er iets naar buiten en de inhoud daarvan geeft dan weer aanleiding tot zorg. Mw. Bos vraagt aan dhr. Bleker, in de veronderstelling verkerend dat hij dit had beloofd, of hij inmiddels zelf al stappen heeft ondernomen richting Pieterzijl. Mw. Bulk (SP) vraagt of het nog haalbaar is om de genoemde deadline te halen. Voorts vindt zij dat de boodschap van het Wetterskip enigszins naar chantage riekt. Er was mw. Bulk naar aanleiding van de schriftelijke beantwoording van de vragen van mw. Bos het volgende opgevallen. Er staat dat in de projectgroep o.a. de Grontmij is vertegenwoordigd en dat in het verslag staat dat in de werkgroep ook de Grontmij zit en dat deze werkgroep de drager van het project is en de externe uitvoerder (Grontmij) aanstuurt. Klopt dit? Is de Grontmij hier een externe uitvoerder? De situatie zoals weergegeven, lijkt mw. Bulk niet geheel zuiver. Dhr. Haasken (VVD) refereert aan de gegeven schriftelijke antwoorden. In de eerste termijn is een aantal weken geleden ingegaan op de gedeelde verantwoordelijkheden. Het blijkt dat er sprake is van werkgroepen en projectgroepen. Interessant is waar de afweging plaatsvindt. Onduidelijk is waar dit binnen het provinciale apparaat geschiedt, terwijl de provincie ook partij is in het voortraject. Feitelijk is de provincie planeigenaar en tegelijkertijd dient zij het plan te beoordelen. Hoe wordt dan de afweging getoond? Dit is vrij problematisch en dhr. Haasken verzoekt hieromtrent om een toelichting van de kant van het College. Dhr. Van Dam (CDA) brengt naar voren dat de inzet was om gelijktijdig meerdere doelen te realiseren: water en natuur. Dat is ook gebeurd in het Visvlieterdiep en daar
31
blijkt een vergunning nodig te zijn geweest die ten onrechte niet is verleend. Toch is dat project politiek geaccordeerd, want dat is hier in deze commissie aan de orde geweest en toen was de gehele commissie enthousiast dat die combinatie kon worden gemaakt … Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat toen nooit is gesproken over het illegaal afgraven van een dijk. Dhr. Van Dam (CDA) werpt tegen dat er toen wel is gesproken over de realisatie van dat project, de waterkundige werken plus de verbindingszone … Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat zulks altijd binnen de wet dient te gebeuren en dat je er als statenlid van uit mag gaan dat dit inderdaad zo gebeurt, terwijl je nu teleurgesteld wordt. Dhr. Van Dam (CDA) antwoordt ervan uit te gaan dat alles waartoe opdracht wordt gegeven, ook inderdaad legaal wordt uitgevoerd. Mw. Bos (GroenLinks) concludeert dat gebleken is dat dit niet altijd zo gebeurt. Dhr. Van Dam (CDA) is het ermee eens dat dit in dit geval inderdaad zo is. Zijn betoog vervolgend stelt hij dat zijn fractie de vorige keer de brede doelstelling heeft benadrukt inzake water, natuur, cultuurhistorie en dat de waardering van de mensen uit het gebied zelf bij dit onderwerp betrokken dient te worden. Uit de woorden van de gedeputeerde van deze ochtend moet worden afgeleid dat wordt teruggevallen op een heel smalle doelstelling. De kadeverhoging en de subsidiegedrevenheid. Dit beschouwt dhr. Van Dam als mager. Is dit niet een voorbeeld van het principe dat het betere een gevaar kan zijn voor het goede? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt het volgende. In de week voor de kerst is de officiële aanvraag voor een ontgrondingsvergunning van het Wetterskip Fryslân binnengekomen. Die aanvraag is op dit moment in behandeling. De ambtelijke voorbereiding dienaangaande om tot een beslissing te komen is nagenoeg afgerond, dus die zal binnenkort op de bestuurlijke tafel liggen. Dhr. Bleker stelt al eerder te hebben aangegeven, onder meer in de brief, dat het College met de kennis van dat moment ertoe neigde om een dergelijke ontgrondingsvergunning te geven. Het ambtelijk werk dat is gedaan bevestigt het College in die neiging. Het bedrag van € 200.000,-. Dhr. Bleker stelt eerder te hebben aangegeven dat de vraag of al dan niet een ontgrondingsvergunning wordt verleend, niet bepaald mag worden door de kwestie of daarmee POP-geld in gevaar komt. De koninklijke, juridisch correcte weg dient bewandeld te worden of het nu om een boer, burger of een waterschap gaat. Dat daar het risico aan verbonden is dat er geen € 200.000,- aan subsidie binnenkomt, mag voor de beoordeling van de vergunningaanvraag zelf niet van betekenis zijn. Dit standpunt huldigt het College nog steeds. Dat is ook in de richting van het waterschap duidelijk gemaakt en het waterschap komt vervolgens met zijn mededeling. Dat betekent dat in deze fase geconstateerd moet worden dat er een behoorlijk risico aanwezig is dat niet aan een der subsidievoorwaarden wordt voldaan, namelijk het tijdig starten en afronden van het project. Het risico wordt op € 200.000,- geraamd en de vraag is of de provincie Groningen dit gat wil dichten als het daadwerkelijk gaat optreden. Of de kans groot is of klein – de kans is overigens groot dat deze € 200.000,verloren gaat – heeft voor het College niet uitgemaakt. Het College heeft besloten om niet garant te staan. Het is primair een project van het waterschap met een neventak met de ecologische verbindingszone (EVZ). Het College heeft bovendien geen enkele grond om dit te doen. Eventueel zou dit dienen te gebeuren uit het budget voor ecologische verbindingszones. Het College vindt dit niet redelijk. Het waterschap is inmiddels ambtelijk op de hoogte gesteld dat het College van GS niet voornemens is om dit te doen.
32
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vraagt of het waterschap dezelfde vraag gesteld heeft aan de beoogde terreinbeheerder. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat dit, althans formeel, niet het geval is. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vraagt of de beoogde terreinbeheerder zich mogelijk vrijwillig heeft gemeld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat er zich tot op heden niemand heeft gemeld om een gat van € 200.000,- te dichten. Zo staat het er voor. Dat betekent dat het waterschap kenbaar heeft gemaakt dat als de garantie er niet komt, zij terugvallen op de oorspronkelijke optie van het ophogen en verbreden van de dijk, kortom het moderniseren van de dijk. Dat moeten zij doen op grond van wat zij noemen de “reglementaire veiligheidshoogten” van die kaden. Mw. Drees (PvdA) vraagt wat de datum is waarop het waterschap beslist over de doorgang van het project. Zij zullen waarschijnlijk een vergunning krijgen, maar wanneer beslissen zij over ophoging? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat nu duidelijk is geworden dat GS geen garantie afgeven, het waterschap besloten heeft tot ophoging van de dijk. De vraag of die waterstaatkundige werkzaamheden nodig waren, stond eerder niet ter discussie. De opzet van de operatie naast de Lauwers is juist het op de reglementaire veiligheidshoogten brengen van de kaden en daar wenst het College van GS niets aan af te doen. Dat betekent in dit geval dat er wel veranderingen plaatsvinden aan de dijk, namelijk ophoging, versterking en verbreding van een sloot aan de achterzijde van de dijk. Dhr. Havinga (PvdA) vraagt wie het alternatief heeft ingebracht. Was dat de provincie? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat de provincie, toen het waterschap met de maatregelen voor de Lauwers kwam, kansen zag voor nog een andere opgave door een en ander te combineren. De beoordeling van ontgrondingsvergunningen vindt niet plaats door de afdeling die betrokken is met het project sec. Het is een zaak van de afdeling Milieuvergunningen. De landschapsmensen hebben wel een adviserende stem, maar de vergunningverlening is functioneel gescheiden van de projectvoorbereiders. Het valt wel onder dezelfde gedeputeerde en ook bij hetzelfde College. Het laatste kan niet anders, maar het eerste had anders gekund. Het waterschap heeft toegezegd dat, als er eenmaal een definitief besluit is ten aanzien van de garantie, het de verdere communicatie in het gebied zal verzorgen, want het is, meer dan eerder het geval was, een waterschapsaangelegenheid, want het gaat de werken uitvoeren voor de doelen van het waterschap. De Grontmij is aannemer van het project en zit in de werkgroep. Zij is externe partner in de zin dat zij de uitvoerende aannemer is. Zij is in de werkgroep betrokken om een goede afstemming tussen opdrachtgeving en uitvoering te bereiken. Zij draagt geen verantwoordelijkheid voor de keuzen die gemaakt worden. Mw. Bulk (SP) werpt tegen dat de Grontmij ook in de projectgroep zit. Hebben zij daar dan ook niets met keuzen te maken? Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het hier gaat om de uitvoering van een werk. Dan is het verstandig dat wordt overlegd over de precieze inrichting en de voortgang van de werkzaamheden. Dhr. Bleker ziet daarin niets bijzonders. De oudste en grootste zelfkruiende molen langs de Lauwers en de oude sluis. De gedeputeerde denkt dat afgewacht moet worden of er initiatieven uit het gebied komen om er bijvoorbeeld een gedenkplaat te plaatsen. Wat betreft de oude sluis antwoordt hij dat de provincie vaker wordt geconfronteerd met mensen die iets ouds of waardevols zien verkommeren en zich vervolgens afvragen of de overheid hier iets aan kan doen.
33
Dat is soms wel eens mogelijk. Vaak behoort zoiets niet tot de prioriteitenlijst van de beheerder of eigenaar. Los van dit project zal moeten worden bezien of er initiatieven van deze of gene eigenaar of beheerder komen. Zich richtend tot mw. Bos stelt dhr. Bleker dat in de beantwoording over Visvliet van het begin tot het eind geen woord Frans voorkomt. Er staat ook dat de betreffende dijken niet waren opgenomen in het rapport waar mw. Bos de ter discussie staande dijk wel in heeft aangetroffen. Mw. Bos geeft ook aan dat hier een ontgrondingsvergunning aangevraagd had moeten worden. Echter, de ontgrondingsvergunning was ook verstrekt. De weg die de overheid open staat als er toch iets gebeurt waarvoor een vergunning had moeten worden aangevraagd is inderdaad tweeërlei, namelijk: legalisatie van de nieuwe toestand of herstel van de nieuwe toestand in de oude staat. Voorts heeft mw. Bos opgemerkt dat men hier in de commissie niet altijd op de hoogte is van wat er in de collegekamer en de gang daar naar toe wordt besproken. Dhr. Bleker refereert aan zijn vroegere beroepspraktijk als adviseur en interimmanager. Als hij dan naar een Raad van Bestuur of Directie ging, verwachtte hij dat de gesprekken daar wel een bijzonder hoog niveau zouden hebben. In de praktijk bleek dat echter altijd tegen te vallen. Het zal mw. Bos ook tegenvallen dat noch in de loop naar de collegezaal, noch in de collegezaal zelf, over dit onderwerp is gesproken. Het onderwerp hoort thuis in de operationele uitvoering en erkend moet worden dat er gewoon fouten zijn gemaakt. Aangegeven is wat die fouten zijn en wat de uitkomst daarvan is. Voor de fouten en ook voor de goede zaken is het College verantwoordelijk. De commissie heeft o.a. de rol te controleren, te monitoren en te agenderen en op dit punt is de commissie daarin goed geslaagd. Dhr. Havinga (PvdA) vraagt of de gedeputeerde iets gaat doen aan de functionele scheidingen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat de functionele scheiding gehandhaafd moet blijven en dat bij een nieuwe portefeuilleverdeling voor een nieuw College de partijen die dan om tafel zitten, zullen moeten bepalen of zij dat een aantrekkelijke combinatie vinden. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of dhr. Bleker in wil gaan op de verschillende rollen die de provincie hier heeft. Als planeigenaar zit de provincie bij verschillende projectgroepen en vervolgens is de provincie de beoordelaar. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat als een plan primair van een andere eigenaar is en de provincie beveelt een toevoeging aan die provinciale doelen aan – en dit is niet minder dan slim opereren – dan dient de provincie niet meteen in de aansturing van dat project een rol te spelen. Dan is het beter om daarin wat terughoudend te zijn. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat de provincie vaak terecht de regie wil voeren. In een situatie als deze waarin de provincie inhaakt en zelf komt met een voorstel om eens na te denken over de EVZ die daar zal worden gerealiseerd, dan wordt het plan verder uitgewerkt. De provincie heeft erbij gezeten. Is er in dit voortraject verzuimd om een vergunningsprocedure op te starten – waardoor vervolgens het werk wordt vertraagd – waarbij de provincie vervolgens verklaart niet mee te willen doen als het gaat om garantstellingen? Dhr. Haasken kan zich voorstellen dat er toch nog eens met alle partijen om de tafel wordt gezeten. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart heel geïnteresseerd te zijn in een oproep om toch nog eens te proberen om dat gat gedicht te krijgen, zodat het plan dat door de provincie werd gewenst, alsnog wordt gerealiseerd. Als er een dergelijke wens in deze commissie breed wordt gedeeld, zal bekeken worden of er nog mogelijkheden zijn. Het is zeker wel zo dat € 200.000,- geen haalbare kaart is, maar eventueel is samen met andere partijen toch nog een oplossing mogelijk. Tot nu heeft het College verklaard dat een garantstelling voor € 200.000,- onmogelijk is. Evenwel wordt betreurd dat de kwaliteit van de
34
EVZ op die plaats niet wordt gerealiseerd. Landschappelijk wordt het verder aanvaardbaar geacht om de dijk te verplaatsen en te accentueren. Zo luidt de stellingname. Dhr. Havinga (PvdA) vraagt of die subsidie van € 200.000,- te maken heeft met het nieuwe plan of met het oude plan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat voor het oorspronkelijke plan van het waterschap dit bedrag van € 200.000,- niet aan de orde is. Het gaat om het plan zoals ecologisch gewenst. Dhr. Veluwenkamp (VVD) voelt wel wat voor de suggestie van dhr. Haasken om er nog eens goed naar te kijken. Er is verantwoordelijkheid genomen en er zijn fouten gemaakt. € 200.000,- is weliswaar veel geld, maar er is toch ook een toekomstig beheerder, het Groninger Landschap, die ook aan tafel heeft gezeten en ook belangen heeft. Mw. Bos (GroenLinks) verbaast zich over deze opmerkingen. De VVD heeft ooit opgemerkt dat dit op willekeur lijkt en dat er nooit een afweging is voorgelegd. Deze ecologische verbindingszone is belangrijk, maar het gedeelte van de dijk is uit nood geboren. De gedeputeerde meent dat de kwaliteit niet wordt gehaald, maar de kwaliteit had veel beter gekund. Het had nooit aan deze kant gemoeten, ook niet wat betreft de natuurwaarden. Het was een tweede keus. De andere kant kon niet worden verkregen, want de boer daar wilde niet verkopen. Er zijn vele alternatieven die niet zo schadelijk zijn voor het landschap. Dat hangt zeker niet af van dit stukje. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat voorkomen moet worden dat de discussie zich versmalt tot een landschapsinhoudelijke discussie, want dat is altijd een zeer subjectieve kwestie. Gezien de conclusie dat het karakter van de huidige dijk toch teloorgaat door allerlei activiteiten om het veiligheidsniveau te verhogen, is de optie van belang om het ecologische verhaal waar de provincie zelf mee is gekomen, in beeld te houden en ook om de betrouwbaarheid van het provinciale apparaat overeind te houden. Bekeken moet worden of niet toch met alle partners tot overeenstemming kan worden gekomen. Mw. Bos (GroenLinks) stelt daar tegenover dat de plannen zodanig zijn dat het oude tracé wordt aangetast en dat het daarom gaat. Dhr. Haasken (VVD) antwoordt wel te geloven dat het karakter van de dijk wordt aangetast, want ook dhr. Bleker stelde dit, omdat het waterschap nu overgaat op het oorspronkelijke plan om de bestaande dijk te versterken. Dhr. Van Dam (CDA) roept zijn opmerking in herinnering dat hij het jammer vond dat de brede doelstelling werd versmald. Het is goed om eventuele mogelijkheden onder ogen te zien voor verbreding met betrekking tot de natuurdoelstellingen. Dhr. Van Dam stelt dat hij de suggestie van mw. Bos dat allerlei alternatieven voorhanden zijn, niet deelt. Als de gronden aan de andere kant van de Lauwers niet verkregen kunnen worden, ontbreekt dit alternatief. Mw. Bos (GroenLinks) is het ermee eens dat op dit moment een alternatief ontbreekt, maar onbekend is wat er over vijf of tien jaar mogelijk is. Er kan worden afgewacht. Dat gebeurt immers vaker. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat de kaden nu verhoogd worden. Dat is het punt. Mw. Bos (GroenLinks) verklaart daar ook niet tegen te protesteren. Daar is geen ontgronding voor nodig. Dat is niet erg, want dat gebeurt ook met andere dijken. Dhr. Van Dam (CDA) vraagt of mw. Bos dan van mening is dat dan vijf, tien of vijftien jaar gewacht moet worden met de realisering van de verbindingszone tot er een betere
35
kans komt en dat tegen het waterschap gezegd moet worden dat de reglementaire verhoging nu niet uitgevoerd moet worden. Mw. Bos (GroenLinks) antwoordt dat zij juist geen commentaar heeft op die verhoging. Zij vraagt zich echter wel af, gezien het feit dat Pieterzijl heel laag ligt, waarom een kilometer verderop een dijk moet worden aangelegd. Dhr. Van Dam (CDA) merkt op dat deze vraag al eerder is beantwoord. De voorzitter vat de discussie samen. Eén der dilemma’s is of de discussie nu moet worden afgemaakt of niet. GroenLinks heeft de discussie aangekaart en zegt nu dat het oorspronkelijke plan toch beter is. Mw. Bos (GroenLinks) vult aan dat die verbetering slechts de verhoging betreft vanwege de veiligheid. De voorzitter vraagt de vergadering of het onderwerp besproken moet worden in de Staten of dat het advies kan worden uitgebracht dat het oorspronkelijke plan moet doorgaan. Of dient er niet nog een overlegronde plaats te vinden tussen GS en de betrokken partners? Mw. Bos (GroenLinks) vraagt of de brief van GS reeds is uitgegaan richting het waterschap met de mededeling dat de provincie niet garant wil staan. Of gaat die brief er nog naar toe? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat een brief van het waterschap, gedateerd 13 januari 2006, is ontvangen. Hierover is afgelopen dinsdag (17-01-2006) in het College gesproken. Algemeen was de mening dat geen garantstelling moest worden afgegeven. Nu gaat er dus een officiële reactie richting het waterschap waarin staat dat GS niet bereid zijn tot de garantstelling van € 200.000,-. Gehoord deze discussie zal dhr. Bleker nog eens nagaan of anderen bereid zijn dat gat mede te dichten. Hij is niet erg optimistisch over de uitkomst, maar hij geeft hiermee gevolg aan de mening van een meerderheid in de commissie. Leidt dit tot niets, dan wordt teruggevallen op de door mw. Bos aanvaardbaar geachte uitkomst, namelijk een ophoging van de dijk en enkele kleinere aanpassingen. De voorzitter informeert of er inderdaad een meerderheid is die vindt dat nagegaan moet worden of er nog een andere oplossing is. Hij concludeert dat de fractie van de PvdA hier positief tegenover staat. Dhr. Haasken (VVD) heeft, gezien het verloop tot nu toe, geen al te hoge verwachtingen. De voorzitter merkt op dat dit door alle fracties is gezegd, maar nu wordt aanbevolen er toch nog eens naar te kijken. De SP zegt dat het niet hoeft, ook de fractie van GroenLinks vindt dat, maar er is een meerderheid die vindt dat er toch nog eens naar moet worden gekeken. Dhr. Havinga (PvdA) vraagt zich af waar eigenlijk over wordt gepraat. Om welke opties gaat het? Is het slechts een verhoging of gaat het om een bredere doelstelling? Dhr. Bleker (gedeputeerde) beluistert het zo dat de commissie de opvatting van het College deelt dat de garantstelling van € 200.000,- voor de gewenste ecologische verbindingen in combinatie met de realisering van de waterbouwkundige werken, geen goede zaak is. Dhr. Bleker constateert vervolgens dat een meerderheid het College oproept om te bezien of met andere partijen tezamen mogelijkerwijze het risico voor het waterschap tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, zodat toch nog de
36
oorspronkelijk door de provincie Groningen gewenste ecologische verbinding in combinatie met de dijkverhoging wordt gerealiseerd. Wordt daarvoor geen oplossing gevonden, dan is de optie van het waterschap dat de dijken worden verhoogd en de sloten verbreed de enige oplossing. Mw. Bos (GroenLinks) denkt dat de juridische procedure alsnog van start gaat. Zij gelooft niet dat de rechter zal oordelen dat een en ander zou moeten lopen als voorgenomen. Zij is voorts van mening dat dhr. Bleker een onduidelijk antwoord heeft gegeven over de andere illegale afgraving van een dijk. Er is gekozen voor legaliseren, maar mw. Bos heeft hierover nooit iets in de krant gelezen. Moet die procedure nog beginnen? Zij heeft de indruk dat, zoals nu blijkt, ten onrechte is afgegraven en geen vergunning is aangevraagd, terwijl voor legalisatie een bepaalde procedure dient te worden gevolgd. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verzekert dat dit ook zal gebeuren. Mw. Bos (GroenLinks) concludeert dat dit nog moet gebeuren. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat hier sprake is van een vergunbare situatie en daarom hoeft niet om herstel te worden gevraagd, maar zal op de gebruikelijke manier worden gelegaliseerd. De voorzitter vraagt de commissie hoe zij denkt over de samenvatting die door dhr. Bleker is gegeven van het besprokene. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vraagt of voor het oorspronkelijke plan inzake de ecologische verbindingszone en de plannen van het waterschap provinciaal geld op de Begroting staat of met andere woorden: zijn die € 200.000,- additioneel? Dhr. De Laat (ambtelijke bijstand) antwoordt dat de provincie in het oorspronkelijke plan niet meebetaalt. De financiering bestaat uit Europese subsidies en een bijdrage van het waterschap. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) acht dit zeker een argument om het onderzoek waartoe de voorzitter concludeerde, met de nodige slimheid uit te voeren. De voorzitter concludeert dat de meerderheid van de commissie achter de eerder gegeven samenvatting staat. De brief wordt op de C-lijst geplaatst. Hij vraagt of de commissie nog wil ingaan op het verzoek van dhr. Vervat om een werkbezoek ter plaatse af te leggen. Mede gezien het feit dat verschillende leden van de commissie al ter plaatse hebben gekeken, concludeert hij dat, daar hiervoor niet veel animo bestaat, afgezien wordt van de uitnodiging en dat dhr. Vervat daarvan op de hoogte gesteld moet worden. 11.
Brief van GS van januari 2006 betreffende voortgang Waddendossier
Dhr. Bultje (PvdA) was op de eerste plaats benieuwd naar de datering van de brief van de minister. Hij heeft wat zoekwerk verricht en kwam zodoende terecht op de weblog van de Friese gedeputeerde dhr. Bijman die al op 29 december 2005 reageert op deze brief van de minister. Aanvankelijk had dhr. Bultje een brief over de reactie op de PKB verwacht. Dhr. Bijman stelde dat als het kabinet cofinanciering van de regio verwacht, het niet zo mag zijn dat de regio geen of minimale zeggenschap over de besteding heeft. Zoals aangegeven lijkt het erop dat het toch de centrale kant op gaat en dat de provincies slechts mogen adviseren. Dit kwalificeert de PvdA-fractie als een slechte ontwikkeling. Wel wordt de rol van het Regionale Coördinatiecollege Waddengebied (RCW) uitgebreid. In dit dossier is het lastig te achterhalen waar wat gebeurt en welke de ontwikke-
37
lingen zijn. Als de rol van het RCW wordt uitgebreid kan dhr. Bultje zich voorstellen dat er wat meer openheid wordt betracht wat betreft het daar besprokene. Hij denkt daarbij aan de manier waarop de Raad van Ministers de agenda en de notulen naar de Kamerleden stuurt. Op soortgelijke wijze zouden de statenleden een agenda van die vergadering moeten ontvangen en een verslag of besluitenlijst. Wat ook bij die centralisering behoort is een Beheers- en Ontwikkelingsplan dat zou worden vastgesteld door het RCW. Betekent dit overigens dat het Interprovinciaal Beleidsplan Waddenzeegebied (IBW) daarmee komt te vervallen? Dhr. Bultje verklaart zich al meerdere malen gestoord te hebben aan de koppeling die door het kabinet wordt gelegd tussen gaswinning en het Waddenfonds, zeker ook gezien de onderbouwing. In de brief wordt letterlijk gezegd dat het kabinet met de politieke koppeling beoogt het belang van samenhang tussen essentiële onderdelen van het Waddenzeebeleid aan te geven. Wat dhr. Bultje betreft is de enige samenhang tussen gaswinning en het Waddenfonds juist die politieke koppeling. Op blz. 2 van de brief van de minister wordt uitgegaan van jaarlijks ingediende projecten voor het Waddenfonds. Op blz. 5 wordt verklaard dat er slechts financiële toezeggingen worden gedaan tot het maximum van het bedrag waarmee het fonds reeds is gevoed. Betekent dit dat gedurende het komende jaar als een gek zo veel mogelijk voorstellen moeten worden ingediend en dat er zo veel mogelijk toezeggingen binnen moeten worden gehaald en dat vervolgens per jaar blijkt hoeveel er nog over is om jaarlijks alsnog te verdelen? Of vindt er ieder jaar een race plaats om de overgebleven € 30 miljoen te verdelen? Nu komen er zeer veel organisaties met voorstellen en het zou dhr. Bultje niet verbazen dat er al voor € 5 miljard aan voorstellen is ingediend. Hoe gaat dat in de praktijk? Tot slot heeft de PvdA-fractie een e-mail ontvangen van een natuurorganisatie die zich gestoord had aan het dreigement in de brief van de minister, inhoudende dat als er beroep wordt aangetekend tegen de vergunningverlening, dit consequenties kan hebben voor het Waddenfonds. Dhr. Bultje vraagt zich af of deze waarschuwing mede is gericht aan de provincies. Groningen heeft zich voorgenomen om de plannen kritisch te volgen, maar moet de brief van de minister zodanig worden uitgelegd dat als dit volgen te kritisch verloopt, er ook consequenties volgen voor het Waddenfonds? Dhr. Luitjens (VVD) vraagt zich af wat precies wordt bedoeld met het kritisch volgen van de vergunningenprocedure, hetgeen GS als hun uitgangspunt aangeven. Hij denkt dat iedereen het erover eens is dat het Waddengebied een belangrijk natuurgebied is, maar wat houdt het volgen door het College precies in? Je kunt positief kritisch volgen, maar je kunt ook volgen en proberen de zaak zoveel mogelijk in tijd te rekken. Van dit laatste is de VVD-fractie geen voorstander. Ook de relatie tussen het Integraal Beheersplan en het Beheers- en Ontwikkelingsplan is voor de VVD-fractie een vraag. Waar doen de provincies mee? De PKBprocedure loopt nu. Het IBW is daarvan een voortvloeisel en daarin komen de provincies duidelijk in beeld. Hoe is het tijdstraject en hoe kijken GS hier tegenaan? Mw. Bos (GroenLinks) refereert aan de lange geschiedenis van de PKB en verwijst naar documenten uit 2002, een reactie op de derde nota Waddenzee van de Stuurgroep Wadden Provincies. Zij vraagt de gedeputeerde of hij de betreffende punten opnieuw gaat inbrengen of onderstrepen. De oude PKB dl. 3 staat nog recht overeind, plus de veranderingen. Gaat de gedeputeerde het gehele verhaal naar voren brengen of krijgt de commissie een paar punten opgesomd? Ook in het kader van de IBW heeft de provincie een reactie gegeven. Mw. Bos verwijst naar een aantal belangrijke punten die zij eerder heeft ingebracht. In de definitie zoals die op dit moment wordt gehanteerd, staat wel ‘duurzame ontwikkeling’, maar de GroenLinks-fractie vindt dat net als in de vorige PKW ook in deze PKW het woordje ‘herstel’ moet worden opgenomen. Vervolgens wijst mw. Bos op de nota van de gezamenlijke natuurbeschermingsorganisaties ‘Het Tij Gekeerd. Herstelplan voor het Waddengebied’. Het is van wezenlijk belang dat de maatregelen daarin genoemd, door de provincie worden ingevoerd.
38
Bovendien dient het voorzorgsprincipe te worden gehandhaafd. Als provincie is indertijd een kritisch standpunt ingenomen tegenover militaire activiteiten in het Waddengebied. De gedeputeerde van Friesland heeft eens voor de radio kenbaar gemaakt dat hij meent dat die activiteiten afgebouwd moeten worden en met name de laagvliegroutes. Andere punten van belang zijn de kans op calamiteiten en een goede coördinatie van de bestrijding daarvan. Mw. Bos denkt dat het tijd is dat goede afspraken daaromtrent op papier staan. De uitwerking zal aan de orde komen bij de beheersplannen. Aan het IBW kan pas verder worden gewerkt als de PKB in een verder gevorderd stadium verkeert of is vastgesteld. Graag hoort zij daarover nadere informatie. De reactie van de Waddenprovincies op PKB-3 in 2002 ging ook over de decentralisatie van de MB-wet. Volgens mw. Bos is een en ander nu daadwerkelijk overgedragen aan de provincies. Graag wil zij weten met welke gevolgen dit gepaard gaat inzake militair oefenterrein, Marnewaard, laagvliegroutes, overlast, etc. Hierover zijn door haar al eens schriftelijke vragen gesteld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt wanneer die schriftelijke vragen zijn gesteld. Mw. Bos (GroenLinks) herinnert het zich niet precies, maar denkt dat dit niet langer dan twee jaar is geleden. Het Waddenfonds. Mw. Bos vindt dat de grondhouding van het kritisch volgen, zoals door GS wordt ingenomen, terecht is. Zij hoopt dat die grondhouding wordt volgehouden en betreurt het dat de motie Atsma is aangenomen in de Tweede Kamer. Er worden achteraf allerlei redenen aangevoerd om deze motie goed te praten, maar de motie deugt eenvoudigweg niet. Inzake de term ‘additioneel’ die in het stuk wordt gebruikt, vraagt mw. Bos zich af waarom de term ‘herstel’ niet kan worden gebruikt. In dit verband verwijst ze naar zeegras en mosselbanken. Op blz. 3.7 staat dat het Waddenfonds alleen activiteiten subsidieert die passen binnen het vigerende wettelijke kader. Daarbij wordt gedoeld op nationale regelgeving en niet internationale regelgeving. Mw. Bos vraagt zich af waarom dat zo is, want hier heeft men juist met de Europese richtlijnen van doen. En wat is in dit verband die ‘passende beoordeling’? Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) meent dat de provincie veel te weinig te zeggen krijgt in het geheel. Er is sprake van een zwaarwegende adviserende rol, maar als verder wordt gelezen gaat dat slechts over een volgorde in prioriteiten. Dat betekent dat de provincie inhoudelijk verder niets heeft te zeggen, maar dat zij slechts aan de rand advies uit mag brengen. Dat blijft een probleem. Voorts is mw. Hoekzema benieuwd naar hoe het verder gaat met de gaswinning onder de Waddenzee. Er schijnt gisteren een rapport te zijn uitgebracht dat verschillend geïnterpreteerd kan worden. De regering legt een en ander uit als rooskleurig, maar diverse andere organisaties hebben een geheel andere beoordeling. Op Ameland wordt het rapport behoorlijk negatief beoordeeld. Mw. Hoekzema denkt dat de mogelijkheden van de provincie om daarop invloed te hebben, beperkt zijn. Dhr. Stevens (ChristenUnie) merkt op dat het College signaleert dat het besluit met betrekking tot de gaswinning een gelegitimeerd besluit is door het kabinet en de Tweede Kamer en dat de provincie dus wel mee moet werken, maar de zaak kritisch volgt. De fractie van de ChristenUnie is het met deze lijn eens. Het rapport waarover mw. Hoekzema sprak is waarschijnlijk de MER-rapportage ‘Gaswinning Waddenzee’, waaraan de media momenteel aandacht besteden. Dhr. Stevens neemt aan dat ook de commissie wordt geïnformeerd over de resultaten van de studie. Met betrekking tot het Waddenfonds wijst dhr. Stevens op twee punten die een relatie hebben met het onderwerp PMJP. De eerste opmerking daarover betreffen verhoudingsgetallen. In de brief van het kabinet staat dat het gaat om een bedrag van € 750 miljoen. In het PMJP wordt een bedrag genoemd van € 64 miljoen. Dhr. Stevens neemt aan dat de conclusie niet is dat als het geld grofweg wordt verdeeld over de drie
39
provincies Noord-Holland, Friesland en Groningen, Groningen dan ongeveer € 64 miljoen claimt. Graag hoort hij hierop een nadere toelichting. Een ander punt dat bij de discussie over het PMJP speelde betreft het geld voor een duurzame economische ontwikkeling, hetgeen in relatie staat tot de motie Atsma. De gedeputeerde heeft gesuggereerd dat het wellicht mogelijk is om de glastuinbouw die op een duurzame wijze zal worden geëxploiteerd, in aanmerking te laten komen voor cofinanciering vanuit het Waddenfonds. Als hij dit zo bedenkt, zullen er echter veel meer sectoren in aanmerking kunnen komen om op die wijze gefinancierd te worden. Dhr. Stevens dacht daarbij onmiddellijk aan het Chemiepark in Delfzijl en de discussie over duurzame energie en voorts aan hoe het Chemiepark, dat zo dicht bij de Waddenzee ligt, een duurzamere status kan krijgen. Als men dit soort projecten in overweging neemt, liggen daar zeker kansen. Dhr. Stevens roept op tot een nadere verkenning van de mogelijkheden op dit terrein. Dhr. Van Dam (CDA) signaleert het centralisme dat uit de betreffende brief spreekt. Het is een wat wonderlijke ontwikkeling als dit terrein vergeleken wordt met andere beleidsterreinen. In de brief van de minister wordt op blz. 4 aangegeven dat het belangrijk is om in de eerste jaren van het Waddenfonds goede voorbeeldprojecten neer te zetten die voorwaardenscheppend zijn voor het verdere verloop. Genoemd worden projecten die in de toekomst urgent zijn, een voorbeeldfunctie kunnen vervullen, snel realiseerbaar zijn en rapporteerbare resultaten opleveren. Door de motie van dhr. Atsma is een forse verschuiving opgetreden naar de economie. Dhr. Van Dam vraagt of de provincies met de Waddenzee voldoende mogelijkheden hebben, om de projecten waarnaar de minister vraagt op een goede, duurzame manier gestalte te geven. De voorzitter stelt voor, gezien de nog beschikbare tijd, om de verkiezing van de vicevoorzitter uit te stellen naar de volgende vergadering. Aldus wordt zonder beraadslaging of stemming besloten. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het College het met dhr. Bijman eens is waar het gaat om zijn opstelling over de invloed van de regio bij de programmering van het Waddenfonds. Het College is doende om de bestuurlijke structuur rond de Waddenzee wat te verduidelijken en te saneren. Dat betekent inderdaad dat het RCW centraler komt te staan en dat de werkwijze van het RCW als het gaat om openheid en informatieverstrekking, wordt aangepast en daarover zal de commissie te zijner tijd worden geïnformeerd. De buitenwereld zal veel directer kunnen volgen wat in het RCW aan de orde komt, hoe er over wordt gesproken en wat de uitkomsten zijn. IBW. In noordelijk verband met Noord-Holland, Friesland en Groningen zal in een later stadium worden bepaald of en hoe een IBW eruit gaat zien als de PKB is geformaliseerd en het programma voor het Waddenfonds is geschreven. De vraag is dan wat de toegevoegde waarde is van een IBW. De ‘projectencarrousel’. Jaarlijks zal er een ronde met voorstellen en een beoordeling daarvan plaatsvinden. Het is dus niet zo dat wie het eerst komt, het eerst maalt, maar projecten moeten uiteraard wel op tijd worden ingediend. Worden de provincies bedreigd als zij zich te kritisch opstellen over de winning van aardgas in de zin dat er dan geen projecten in hun gebied zullen worden gehonoreerd uit het Waddenfonds? Dhr. Bleker verklaart dat dergelijke dreigementen in de richting van de provincie niet zijn geuit. Kritisch volgen. Dhr. Bleker verklaart dat GS geen strategie volgen van tijdrekken. Hij heeft uit De Telegraaf vernomen dat dhr. Bos het besluit over de winning van aardgas onder de Waddenzee wil terugdraaien als hij zou deelnemen aan een nieuw kabinet. GS volgen de zaak kritisch zonder oneigenlijk gebruik daarvan door de zaak te traineren. Waar zaken niet goed zijn, worden die aan de kaak gesteld en als dat tijd kost om dat in de procedure te herstellen, is dat een feit. Dhr. Bleker begrijpt dat die houding breed in de Staten wordt ondersteund.
40
Het Waddenfonds. Dhr. Bleker verklaart dat het voorbeeld van de donkere duurzame kassen afkomstig is uit een der stukken van het ministerie van VROM. Dit heeft het College zeer aangesproken. Het biedt mogelijkheden om zaken te combineren. Economie in de buurt van de Waddenzee zonder hinder voor natuur en mens. Duurzame energie kan ook worden gelieerd aan havengebonden bedrijvigheid. Dhr. Bleker is ervan overtuigd dat voldoende projecten kunnen worden aangeboden. Het bedrag van € 64 miljoen uit het PMJP. De gedeputeerde stelt dat het gaat om heel voorlopig getaxeerde bedragen met de kennis van september of oktober 2005. Voor dat bedrag steekt dhr. Bleker zijn hand niet in het vuur. Vragen met betrekking tot de natuurbeschermingswet. In het beleidsprogramma zal een passage worden opgenomen over hoe de problematiek van de natuurbeschermingswet inhoudelijk en organisatorisch zal worden aangepakt. Dit zal medio dit jaar ter beschikking komen. PKB. Tot 22 februari 2006 is er gelegenheid om te reageren op de PKB zoals die nu is uitgebracht voor burgers en overheden. Op 9 februari 2006 hebben de waddenprovincies een bestuurlijk overleg. Daaraan zal een overleg op 7 februari 2006 met de verantwoordelijke ministers voorafgaan. Gisteren hebben GS hun reactie op hoofdlijnen bepaald. Gestreefd wordt naar een gezamenlijke reactie met Noord-Holland en Friesland en dat behoeft nog enige afstemming. Het is inderdaad zo dat wordt gereageerd op de veranderingen die in deze PKB ten opzichte van de eerdere PKB zijn ingevoerd. Eerdere reacties op zaken die hetzelfde zijn gebleven, blijven dan ook gewoon staan. Het probleem is nu dat de inspraaktermijn sluit op 22 februari en de statencommissie niet vóór 22 februari bijeenkomt. Dat betekent dat de reactie van GS wel toegestuurd kan worden, maar dat deze niet meer in de commissie kan worden besproken. Dat zou overigens wel kunnen in de statenvergadering van 15 februari 2006. Echter, dan heeft het belangrijke bestuurlijke overleg van 9 februari reeds plaatsgevonden. De reactie daarop kan met inbreng van de Staten na 15 februari 2006 worden uitgebracht. Dhr. Bleker laat het over aan de Staten op welke wijze zij willen reageren. GS stellen enigerlei vorm van betrokkenheid van de Staten zeer op prijs. De voorzitter denkt dat het verstandig is om hierover in de Staten te spreken. Hij vraagt of de commissie de voorkeur geeft aan een aparte bijeenkomst van de commissie. Dhr. Bultje (PvdA) laat het graag afhangen van de aard van de reactie. Als het voor de PvdA-fractie een goede reactie is, dan hoeft het niet bij voorbaat te worden geagendeerd. Hij stelt voor om de reactie eerst af te wachten om daarna, in overleg met de andere fracties, te besluiten of bespreking in de Staten nodig is. De voorzitter denkt dat dit een goede werkwijze is. Hij concludeert verder dat het stuk voldoende is besproken en als C–stuk naar de Staten kan gaan. 12.
Brief van GS van 8 december 2005, nr. 2005-23046/49/A.14, LGW, betreffende ontwerp Waterwet en ontwerp waterschapswet (op verzoek van de PvdA).
Dhr. Havinga (PvdA) wil in verband met uitstel van het agendapunt naar de volgende vergadering graag van de gedeputeerde weten hoe de procedure is van de wetgeving. Uit de brief blijkt dat in de loop van 2006 een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer zal gaan. Het gaat er nu om te bezien of er nog invloed uitgeoefend kan worden vanuit de Provinciale Staten op een aantal onderdelen. De PvdA opteert in haar verkiezingsprogramma voor opheffing van de waterschappen, maar als er een volwaardig democratisch stelsel komt van verkiezingen en lijsten, is de PvdA bereid een stap terug te doen en voorlopig genoegen te nemen met dat eerste fenomeen. Echter, te lezen valt dat het lijstenstelsel niet is gericht op deelname van de politieke partijen en daarmee heeft de PvdA zeer veel moeite. Vandaar dat de PvdA-fractie deze discussie met de andere fracties wil aangaan, temeer daar eerder is gebleken dat vrijwel iedereen
41
voorstander was van actieve deelname van de politieke partijen. Wat is procedureel handig en wat kan nog om invloed uit te oefenen? De voorzitter vraagt de gedeputeerde wat nog kan en of de volgende keer daarvoor niet te laat is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat nog veel mogelijk is. In IPO-verband echter is de stelling betrokken dat ten aanzien van dit punt het IPO geen uitdrukkelijke positie zal innemen, omdat de standpunten per politieke partij en per provincie zeer verschillen. Dit punt is min of meer uitgesloten van de gezamenlijke lobby richting de staatssecretaris om de waterwet goed voor elkaar te krijgen. Dhr. Meijndert (CDA) vraagt zich af of een standpunt hierover door de Staten wel zinvol is. Wetgeving vindt plaats in de Tweede Kamer en via de eigen fractie kan invloed worden uitgeoefend. Het lijkt dhr. Meijndert problematisch om tot een gezamenlijke opvatting te komen. Dhr. Havinga (PvdA) antwoordt dat dhr. Bleker reeds heeft aangegeven dat er in IPOverband te veel verschil van mening is. Dat onderdeel valt dus af om als groep naar voren te brengen. Echter, dat sluit niet uit dat PS Groningen iets zouden kunnen doen. De voorzitter heeft de indruk dat deze discussie niet tot zijn recht kan komen. Het zou beter zijn om de discussie de volgende keer op de agenda te plaatsen om uitvoeriger van gedachten te kunnen wisselen. Dhr. Havinga (PvdA) kan zich hierin vinden als er voldoende tijd is om nog invloed uit te oefenen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat dit het geval is. De behandeling in de Kamercommissie is nog niet geagendeerd en daar zal het eerst moeten worden besproken. De staatssecretaris is min of meer uitgesproken. De voorzitter concludeert dat er nog genoeg tijd is en dat het daarom goed is het onderwerp, naast de verkiezing van de vice-voorzitter, als een der eerste punten te agenderen op de volgende vergadering van de commissie. 13.
Sluiting
De voorzitter dankt de aanwezigen voor de medewerking. Vandaag wordt ook afscheid genomen van Jakob Roggema. Hieraan kunnen veel en goede woorden worden gewijd daar de ervaringen met hem zeer positief zijn. Daarvoor bedankt de voorzitter hem zeer. In de laatste statenvergadering is reeds uitgebreid aandacht besteed aan het afscheid van dhr. Roggema op een manier die, zoals de voorzitter bekent, niet overtroffen kan worden. Voorts bedankt de voorzitter hem voor de vriendschappelijke verhoudingen die de commissie van zijn kant heeft mogen ervaren. Hij hoopt dat dit wederzijds is geweest en als dit eventueel niet het geval was, biedt hij daarvoor alsnog excuses aan. Bij wijze van cadeau overhandigt de voorzitter Jakob Roggema het bordje met zijn naam en daaronder ChristenUnie dat normaliter voor hem staat als aandenken aan zijn functioneren in deze commissie en als blijk van waardering van deze commissie. De vergadering wordt om 13.10 uur gesloten.
42
Toezeggingenlijst LWM (bijgewerkt t/m vergadering van 18/01/06)
1. 2.
Datum toezegging 08/06/05 (p. 41 verslag) 14/09/05 (p. 13 verslag)
3
PSvergadering dd 5/10/05
4
30/11/05 (p.4 verslag)
5
18/01/06 (p. 25 verslag)
(p. 29 verslag) 6
18/01/06 (p. 36 verslag)
Onderwerp
Deadline
Bleker zegt een notitie toe met bijlagen over groene en blauw diensten Het College zal in de loop van het voorjaar 2006 de Staten rapporteren over de wijze waarop de aanscherpingen en de verhoging van het in control zijn (mbt monitoring) heeft geïmplementeerd. Bleker zegt toe dat de Staten inzicht krijgen wat aan particulier en niet-particulier natuurbeheer is gerealiseerd. In de loop van 2006 worden de Staten geïnformeerd over de discussie over natuurdoelen/uitkom-sten van overleg/welke afspraken met alle betrokken partijen op dit punt zijn gemaakt, e.e.a. passend in het gebiedsplan. De gevolgen voor Groningen van het landelijke soortenbeleid en de veranderingen daarin (o.a. leefgebiedenbeleid) komt in de commissie Ten aanzien van het PMJP: - Bij concept 3 van het PMJP organiseert het college een informatieve bijeenkomst - In concept 3 van het PMJP staat tevens de rol van de staten op korte en lange termijn - de commissie krijgt de formele resultaten van de noordelijke samenwerking, het strategische programma en het raamconvenant Bleker beziet, tav de dijk bij de Lauwers, of met andere partners tezamen mogelijkerwijze het risico voor het waterschap tot een aanvaarbaar niveau kan worden teruggebracht, zodat toch nog de oorspronkelijk door de provincie Groningen gewenste ecologische verbinding in combinatie met de dijkverhoging wordt gerealiseerd.
ca tweede helft 2006
Portefeuillehouder Bleker
april/mei 2006
Bleker
in de loop van 2006
Bleker
april 2006
Bleker
maart/apr il 2006
Bleker
in de loop van 2006 Bleker
43