Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgeving en Milieu, gehouden op 9 september 2009 van 09.00 uur tot 13.35 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA, voorzitter), dhr. J.G. Abbes (CDA), mw. S.M. Beckerman (SP), dhr. L.A. Dieters (PvdA), mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), dhr. W. Haasken (VVD, mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. H.T. Hoiting (burgercommissielid PvhN), dhr. F.A.M. Keurentjes (CDA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. H. Miedema (burgercommissielid GroenLinks), mw. I.P.A. Mortiers (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), mw. M.R. Schalij (PvdA), mw. C. Sciacca-Noordhuis (SP), mw. F. Stavast (GroenLinks), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. L.A.M. Stoop (burgercommissielid PvdD) en dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66). Niet aanwezig: dhr. B.P.A. Blom (SP), mw. L. Veenstra (SP) en dhr. T.J. Zanen (PvhN). Voorts aanwezig: dhr. M.J. van den Berg (Commissaris van de koningin), dhr. P.M. de Bruijne (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), dhr. M.J. Jager (gedeputeerde), dhr. W.J. Moorlag (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), mw. J. Bordewijk (secretaris) en dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag mw. M.J. Baartman). Aanwezige insprekers: dhr. R. Heilijgers, dhr. H. Steentjes (LTO Noord) en dhr. E. Ader. 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet eenieder van harte welkom bij deze statencommissie Omgeving en Milieu. Dhr. Blom en dhr. Zanen hebben zich afgemeld. Dhr. Zanen wordt vervangen door dhr. Hoiting. Mw. Hazekamp heeft aangekondigd wat later aanwezig te zullen zijn. Na afloop van de vergadering is er een bijeenkomst van de werkgroep Krimp aangaande demografische transitie. Degenen die daar lid van zijn, weten waar dat is, namelijk in kamer 20. 2.
Regeling van werkzaamheden
- voorstellen vreemd aan de orde van de dag 1
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orden van de dag. - vaststellen van de agenda De voorzitter wil proberen met elkaar de agenda vast te stellen en verwacht dat dat wat voeten in aarde zal hebben. Men heeft in de brief van de voorzitter, van 26 augustus 2009, gezien, dat het punt ‘Passief bestrijden van muskusratten’ is verschoven naar de volgende vergadering om redenen die in de brief vermeld staan. Er is een stuk dat het College zou hebben voorbereid, maar dat is te laat om daar op dit moment vruchtbaar over te kunnen vergaderen. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of dat betrekking heeft op de brief van de Landelijke Coördinatiecommissie Muskusrattenbestrijding, waarin zij eigenlijk de gedeputeerde een aardige en elegante uitweg biedt om uit dit moeras te komen. Dhr. Jager (gedeputeerde) was onlangs in dat moeras op veldbezoek met de beverrattenbestrijding, wat ook een mooie tak van sport is, maar antwoordt ontkennend, met de mededeling dat er volgende week (week 38) een brief van het College komt met een standpuntbepaling, daar waar tot nu toe alleen conceptstukken naar de commissie zijn gegaan. Hij begreep dat er van verschillende zijden van de Staten het verzoek kwam om nu zo snel mogelijk tot een standpuntbepaling van GS te komen. Die komt eraan en het zou vreemd zijn als er tijdens deze vergadering nog een discussie plaatsvindt over dit punt, terwijl er al een voorstel in het College ligt voor volgende week. Vandaar dat in overleg met de voorzitter is besloten om alle stukken gelijk in de definitieve status naar de Staten toe te zenden. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of daar dan ook de brief van de Landelijke Coördinatiecommissie bij hoort. Dhr. Jager (gedeputeerde) antwoordt dat die daar ook onderdeel van zal uitmaken. De voorzitter deelt mede dat er insprekers zijn bij agendapunt 10, de noordelijke vaarroute Blauwe Stad. Hij stelt voor dat punt als eerste te bespreken. Dat betekent dat punt 10, na alle huishoudelijke zaken, als eerste punt op de agenda komt te staan. Gedeputeerde Jager heeft gevraagd of de brief van het College over het POP, gebiedsopgave veenkoloniën Zuid, wat naar voren mag en het voorstel is om dat agendapunt (14) vervolgens na agendapunt 10, de noordelijke vaarroute, te behandelen. Voorts heeft gedeputeerde De Bruijne de voorzitter gevraagd het door hem ingebrachte agendapunt 13, betreffende de bevolkingskrimp, daarop te laten aansluiten. Dat betekent dat de bespreekstukken afgehandeld zouden worden in de volgende volgorde: 10-14-13-9-11-12-15. Unaniem wordt aldus besloten. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) laat weten dat hij de dag voor deze vergadering nog niet wist of hij aanwezig zou zijn vanwege wat fysieke problemen (verhoging en dergelijke). Hierdoor is zijn voorbereiding in het water gevallen. Hij zou daarom agendapunt 11 graag doorschuiven naar de volgende vergadering. De voorzitter brengt in dat dat de terug- en vooruitblik Programma Landelijk Gebied betreft, waar ook nog een nagekomen mail over de voortgang EHS aan is toegevoegd. Het punt is op verzoek van dhr. Van der Ploeg op de agenda gezet. Eenieder gaat akkoord met het verschuiven van punt 11 naar de volgende vergadering. Agendapunt 11 wordt van de agenda van 9 september 2009 geschrapt. De voorzitter wil nog een andere zaak voorleggen. In het overleg van de commissievoorzitters is op 24 juni 2009 voorgesteld om in het vervolg, als commissieleden een activiteit zoals een werkbezoek of een conferentie voorstellen, dat door het betreffende commissielid en degene met wie hij of zij dat wil doen, voor te laten bereiden voordat men daar in de commissie een besluit over neemt, zodat er even een stukje tekst ligt aan de hand waarvan de commissie kan spreken. In de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid gebeurt dit al op deze manier, en het leek de voorzitters van de commissie een goede werkwijze om dat in het algemeen toe te passen. Dhr. Luitjens (VVD) vindt dat op zich mooi klinken, maar het moet natuurlijk niet inhouden dat er niks meer met spoed kan. Als het door moet naar de volgende vergadering, is men 6 weken verder.
2
De voorzitter geeft dhr. Luitjens daar gelijk in en als het haast behoeft, wat zo nu en dan voorkomt, moet daar een werkwijze voor zijn. Het gaat erom dat men even de tijd neemt, al is het maar een paar dagen, om elkaar te spreken, ook buiten de vergadering, en dat men dan kan doorzetten. Mw. Stavast (GroenLinks) vraagt of, als men wel tijdwinst wil maken, het een week voor de vergadering schriftelijk toegestuurd zou kunnen worden zodat men erover na kan denken. De voorzitter stemt daar volledig mee in. Het is dan goed voorbereid. De voorzitter laat weten dat er per fractie een spreektijd van 15 minuten wordt gehanteerd, en een uur voor het College. e
Er zijn vandaag 6 bespreekpunten. Men heeft derhalve ongeveer 2,5 minuut per punt. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
Er zijn drie insprekers. Dhr. Heilijgers van de ondernemingsvereniging Het Blauwe Lint spreekt in bij het agendapunt over de noordelijke vaarroute. Bij datzelfde agendapunt spreekt dhr. Steentjes namens LTO in en dhr. Ader namens de Stichting Landschap Oldambt. De voorzitter heet hen van harte welkom. Zij krijgen dadelijk het woord bij het desbetreffende agendapunt, dat na de huishoudelijke zaken als eerste aan de orde komt. 4.
Vaststelling verslagen Commissie Omgeving en Milieu van 27 mei 2009 en 10 juni 2009
Het verslag van 27 mei 2009 betreft de Dag van de Verantwoording. Het verslag daarvan is niet gedateerd. Het verslag wordt vastgesteld. Het verslag van de commissievergadering van 10 juni 2009 wordt zonder wijzigingen vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
De voorzitter geeft aan dat de toezeggingenlijst enorm is en stelt voor die nu niet helemaal door te ploeteren. Hij zou 1) willen kijken wat er af kan en 2) het College bij heel veel van de overige punten willen vragen of daar een datum bij kan. De voorzitter vraagt het College om buiten de vergadering om met de griffie op te nemen welke datum bij welk punt genoteerd kan worden. Vervolgens zal nog even de kring rondgekeken worden of er nog punten zijn waar men aandacht aan wil besteden. De voorzitter vraagt of eenieder de lijst met toezeggingen ontvangen heeft. Dat is zo. Hij vraagt gedeputeerde De Bruijne of hij opmerkingen heeft bij punt 1, investeringsfonds Wonen, Welzijn en Zorg. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat dat punt er maar eens af moet, omdat het een hardnekkig misverstand is en het bijna niet meer na is te gaan waar het vandaan is gekomen. Deze toezegging heeft volgens hem te maken met een omissie in de programmabegroting van 2008, waarin gesproken werd dat er uit het investeringsfonds Wonen, Welzijn en Zorg een deel besteed zou worden aan particuliere woningverbetering. Dat heeft daar ooit in gestaan en is middels een brief van het College vervolgens gecorrigeerd. ‘Het had er niet moeten staan, dus het geldt niet.’, heeft het College geschreven. Desondanks is die toezegging een eigen leven gaan leiden en alle zaken waar het College mee bezig is als het gaat om het onderwerp particuliere woningverbetering, zijn gerelateerd aan het krimpdossier. Dhr. Jager stelt voor om deze toezegging maar even te vergeten en dat men zich vooral concentreert op het krimpdossier, waar men in deze commissievergadering, maar hoogstwaarschijnlijk ook op een ander tijdstip, regelmatig met elkaar over spreekt. De voorzitter vraagt of dhr. De Bruijne voorstelt om dit maar te schrappen. Het onderwerp komt terug in het beleidsplan Bevolkingskrimp. Eenieder stemt daarmee in. De overige punten zijn voor de lange termijn en vragen om een datum.
3
Dhr. Jager (gedeputeerde) zou de toezegging met betrekking tot punt 3 graag over willen dragen aan gedeputeerde Moorlag. De voorzitter vraagt of dhr. Moorlag daarmee instemt. Dhr. Moorlag stemt daarmee in. De voorzitter merkt op dat er een e-mailbericht is ontvangen aangaande toezegging nr. 6, de prognose voortgang EHS. Deze kan van de lijst worden geschrapt. De punten 8,9,10 en 11 zijn allemaal geregeld en worden van de lijst geschrapt. Voor punt 13 wordt nog een datum afgewacht. Punt 14 betreft de vaarverbinding Blauwe Stad. Die is geagendeerd en kan van deze toezeggingenlijst af. Voor punt 15 wordt een datum gevraagd. Aangaande punt 16 wil de voorzitter gedeputeerde Gerritsen graag even horen. Hij vraagt wat daar het punt is. In de statenvergadering van 17 juni lag er een punt van GroenLinks over de verordening met betrekking tot bedrijventerreinen en de omstandigheden waaronder het College zou kunnen afwijken van de SER-ladder bij het realiseren van nieuwe bedrijventerreinen. Dat zou om ruimtelijke en eventueel om andere redenen kunnen. GroenLinks heeft toen de vraag gesteld wat dan die andere redenen zijn. Gedeputeerde heeft gezegd die op te zullen nemen bij de toelichting bij de verordening. Hij geeft het woord aan de gedeputeerde. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) haalt het punt terug in zijn herinnering. Het is in het POP-debat aan de orde geweest en gespecificeerd. Daar zijn, voor zover hij zich dat nu helder voor de geest kan halen, onder andere milieuaspecten bedoeld. De voorzitter geeft aan dat daar inderdaad opmerkingen met een dergelijke inhoud over zijn gemaakt, maar de vraag is of dat voldoende toelichting is om dit als opgenomen in de verordening te beschouwen. Maken een paar opmerkingen in de Statenvergadering deel uit van de verordening? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) moet even nagaan hoe dat precies is afgesproken en stelt voor dat via 1 het verslag te laten weten. In zijn beleving is dit punt destijds wel afgehandeld . Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) weet dat de discussie gespeeld heeft, maar het uiteindelijke resultaat is ook hem niet bekend. De voorzitter besluit dit punt te laten staan en dat beide partijen na zullen gaan hoe het zit zodat de volgende vergadering besloten kan worden of het er wel of niet af kan. Dhr. Keurentjes (CDA) komt nog even terug op toezegging nr. 15. De voorzitter heeft aangegeven dat met betrekking tot punt 15 het College gevraagd wordt een datum bij de griffie neer te leggen. Punt 15 blijft dus staan. De toezeggingenlijst is zo voldoende behandeld. 6.
Mededelingen
-
vanuit het College van Gedeputeerde Staten
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) brengt in dat het College een uitnodiging heeft gekregen van het Ministerie van VROM om deel te nemen aan een stakeholdersbijeenkomst waarin de mogelijkheden van de bouw van nieuwe kerncentrales in Nederland wordt verkend. Gelet op het collegeprogramma heeft het
1
e
In de toelichting op artikel 4.9 , 2 lid, is geen specificatie van 'andere redenen' opgenomen. Inmiddels zijn de e voorbereidingen gestart voor de 2 tranche van de Verordening. In dat kader zal aandacht worden gegeven aan de inhoud van het begrip 'andere redenen'. Er komt een voordracht tot wijziging en aanvulling van de Verordening in het eerste kwartaal van 2010. In ieder geval zal in de toelichting bij dat wijzigingsvoorstel worden ingegaan op het begrip 'andere redenen'. Onder deze andere redenen worden in beginsel de aspecten 'milieu en thematisering' bedoeld.
4
College gemeend aan die uitnodiging geen gehoor te moeten geven en zal dan ook bestuurlijk niet deelnemen aan de stakeholdersbijeenkomsten, maar zal wel zorgdragen voor een ambtelijke vertegenwoordiging die nadrukkelijk het Groninger standpunt over het voetlicht zal brengen, namelijk géén vestiging van kerncentrales en opslag van radioactief afval in Noord-Nederland. Dhr. Slager (gedeputeerde) heeft twee onderwerpen, met als gemeenschappelijk kenmerk een lange adem. In december 2006 zijn de Staten geïnformeerd over een onderzoek dat de VROM-Inspectie Noord heeft gedaan naar de provinciale uitvoering van alle VROM-taken. Daar kwam uit dat zo’n 85% van alle taken adequaat wordt uitgevoerd. De uitzondering zat met name in het gebied van milieuvergunningverlening en milieutoezicht. Daar is in maart 2008 een vervolgonderzoek op gekomen en ook daar is geconstateerd dat het nog niet helemaal 100% voor elkaar was. Overigens was Groningen de best scorende provincie van het hele land. In augustus 2009 is er weer een vervolgonderzoek geweest. Dhr. Slager heeft daar een conceptbrief van binnen gekregen waarin staat dat de VROMInspectie dusdanig tevreden is over de uitvoer van deze activiteiten dat zij het onderzoek willen afsluiten en de zaak als compleet en adequaat willen beschouwen. Zodra de definitieve brief binnen is, zal hij die, als daar prijs op wordt gesteld, naar de Commissie sturen. De voorzitter laat weten dat daar prijs op wordt gesteld. Dhr. Slager (gedeputeerde) vervolgt met het tweede punt, het onderwerp dat hij eerder in de commissie Omgeving en Milieu heeft uitgelegd. Dat heeft betrekking op omgevingsdiensten waarvan hij destijds gezegd heeft dat het Ministerie van VROM, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen het helaas op dit punt niet eens zijn geworden. Dat betreurt hij, want dat zou kunnen leiden tot een situatie waarin er van bovenaf opgelegd wordt hoe het dan moet. Daarover is driftig gediscussieerd, met als resultaat dar er uiteindelijk geen vrijwillige overeenstemming is bereikt en een package deal is afgesloten, waarbij iedereen wat water bij de wijn heeft moeten doen. Het College heeft via het IPO geaccepteerd wat daaruit is gekomen en het besluit genomen om daar de komende maanden samen met de Groningse gemeenten hard aan te gaan werken om invulling te geven aan een omgevingsdienst in de provincie Groningen. Aanvankelijk werd dat van bovenaf opgelegd en moest het overeenstemmen met de politieregio’s. Het College weet niet of dat de uitkomst zal zijn, maar dhr. Slager zal de commissie op de hoogte houden van de voortgang van dit project. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) merkt op dat in juni verscheidene malen op vrij temperamentvolle wijze gesproken is over de begrenzing van het bebouwd gebied dat in het POP ook vastgelegd is in een van de bijlagen. Daar zat met name bij de Verenging Groninger Dorpen (VGD) veel irritatie. Zoals hij in het POP-debat heeft medegedeeld, heeft een gesprek plaatsgevonden met de voorzitter van de VGD en is er in een uitvoerige brief aan de VGD uiteengezet hoe de procedure werkt met de wijzigingsbevoegdheid van het College om het bebouwd gebied op een andere wijze te begrenzen. Er is aangegeven wat voor het College de toetsingspunten daarbij zijn: de spanning tussen zuinig ruimtegebruik aan de ene kant en de andere kant de wens tot maatwerk en kwalitatieve verbetering. Daarmee is nog niet gezegd dat alle casuïstiek die misschien nog wat onrust of irritatie kan veroorzaken is opgelost, maar ten aanzien van het kader waarbinnen een en ander wordt beoordeeld en hoe die procedure loopt, is een flink stuk verheldering gegeven. De voorzitter merkt op dat er nog twee mensen zijn die iets willen zeggen, namelijk dhr. Luitjens en dhr. Dieters. Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat er destijds, zoals de gedeputeerde ook al zei, redelijk heftig over is gesproken. Er is nu na een gesprek een brief aan de VGD gestuurd. Dhr. Luitjens zou het op prijs stellen als die brief aan de commissie wordt toegestuurd, zodat de commissie daar ook kennis van kan nemen. 2
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) gaat daarmee akkoord . De voorzitter luidt punt 7 van de agenda in.
2
Het college stuurt de brief rechtstreeks aan Provinciale Staten. 5
7.
Rondvraag
Mw. Mortiers (PvdA) dankt de voorzitter. De PvdA-fractie heeft via de media kennisgenomen van het collegestandpunt inzake de palingvisserij. Namelijk via RTV Noord nieuws van 2 september 2009. De gedeputeerde Hollenga wil uitstel van het vangstverbod dat minister Verburg voorstelt in de periode van september tot en met november. D.d. 10 september 2009 komt deze problematiek opnieuw in de Tweede Kamer aan de orde. Kent de gedeputeerde het masterplan van de palingvissers onder de titel ‘Aalherstel in Nederlandse binnenwateren’, opgesteld door de combinatie van beroepsvissers, in samenwerking met het Productschap Vis en de Nederlandse Vissersbond? Hoe beoordeelt hij dit plan, dat de garantie biedt dat jaarlijks 157 duizend kilogram paling in zee wordt uitgezet, zodat ze zich daar voort kunnen planten? Biedt dit plan zijns inziens soelaas en zo ja, zou hij er dan bij de minister op willen aandringen, dit plan bij de Europese Commissie te verdedigen? Omdat het voortbestaan van de aal de PvdA-fractie ook ter harte gaat, wil zij graag van de gedeputeerde weten hoeveel vistrappen (vispassages) er in Groningen zijn, waardoor de paling zowel naar binnen als naar buiten kan trekken. Waar bevinden deze zich en is het huidige aantal wel voldoende of zouden er meer voorzieningen moeten komen om de paling voor uitsterven te behoeden? Kan de gedeputeerde dit toezeggen? De voorzitter merkt op dat hij ervan uitgaat dat het hier om de laatste vraag gaat. Het klonk als voorgelezen schriftelijke vragen, maar dit is de rondvraag. De laatste vraag is essentieel vandaag. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt bevestigend op de vraag of hij het Aalherstelprogramma kent. Hij heeft zich laten bijpraten ook door de palingvissers in de gemeente Groningen. Dat was de reden dat het College voorgesteld heeft daar iets aan te doen. D.d. 8 september 2009 is er een aangepaste brief aan de minister, met een afschrift aan de Tweede Kamer, verstuurd, in verband met de behandeling vandaag, d.d. 9 september 2009. De aanpassing zat hem erin dat afgelopen vrijdag alsnog het rapport van de Europese Commissie, op basis waarvan de Europese Commissie het plan van Nederland heeft afgewezen, is vrijgegeven. Het College heeft geen tijd gehad dat nu te bestuderen. Vandaar dat het College besloten heeft de vissers de gelegenheid te geven daar nog eens naar te kijken. Op de vraag of het plan soelaas biedt, antwoordt dhr. Hollenga tevens bevestigend. Hij gaat daarbij af op de kennis van de vissers zelf en de wetenschappelijke onderbouwing die hun plan heeft gekregen. Het aantal vistrappen (vispassages). Het College zal deze vraag schriftelijk beantwoorden. Het antwoord van dhr. Hollenga roept bij Mw. Hazekamp (PvdD) een nieuwe vraag op. Dhr. Hollenga gaf aan dat het plan zeker soelaas zou bieden. Waarom denkt hij dat het vangen van een aal en het vervolgens uitzetten van paling, bijdraagt aan het herstel van de aalstand? In het kader daarvan is mw. Hazekamp ook benieuwd welk percentage van de gevangen glasaal uiteindelijk uitgroeit tot paling en ook kan worden uitgezet. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat die laatste vraag vrij moeilijk te beantwoorden is. Wat betreft haar eerste vraag kan hij zeggen dat het zo is dat uit het oogpunt van dierenwelzijn, het voorstel van de vissers veel beter is. Het is namelijk zo, dat als de vissers drie maanden lang niet mogen vissen, de natuur ervan uitgaat dat de schieraal via natuurlijke weg – die in Groningen nauwelijks gekend is – naar buiten zou moeten. Als er drie maanden niet gevist wordt, wordt de aal via de gemalen naar buiten gewerkt waar een groot gedeelte van hen sneuvelt. Als de visser dat handmatig doet, weet hij zeker dat ze levend in zee komen. Mw. Mortiers (PvdA) licht toe dat haar laatste vraag juist daarom voor de duurzaamheid interessant was. De voorzitter laat weten dat het niet de bedoeling is hier nu uitvoerig over van gedachten te gaan wisselen. De vragen zijn gesteld en als men het punt aan de orde wil stellen, moet het geagendeerd worden. Hij nodigt andere commissieleden uit gebruik te maken van de rondvraag. Dhr. Keurentjes (CDA) zou graag van gedeputeerde willen vernemen wat de voortgang is in het buisleidingenstraatdossier.
6
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) legt uit dat, omdat er een Ruimtelijke Ordeningsaspect aan zit, er een shift binnen het College heeft plaatsgevonden en dat hij om die reden de beantwoording van de vraag van dhr. Keurentjes voor zijn rekening neemt. Er vindt binnenkort een overleg plaats met Groningen Seaports, die medeoprichter is van de stichting die het initiatief heeft genomen. Er wordt in huis gewerkt aan een plan van aanpak over hoe dat proces verder vormgegeven zal worden. Mw. Hazekamp (PvdD) sluit zich alvast aan bij de vraag die GroenLinks gaat stellen. De ochtend van 9 september 2009 was op de radio te horen dat de Milieufederatie Groningen zich zorgen maakt over de capaciteit om schoonmaakwerkzaamheden in de Waddenzee te verrichten indien daar een olieramp plaatsvindt. Gezien de ontwikkelen in de Eemshaven zullen transportbewegingen met grote olietankers toenemen. Is het College bereid om, mocht dat inderdaad zo zijn, daar ook richting bijvoorbeeld Rijkswaterstaat actie op te ondernemen? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat de opmerkingen van de Milieufederatie gemaakt zijn naar aanleiding van de MER-studie voor Vopak in de Eemshaven. Daar is in week 36 een voorlichtingsavond over gehouden waar is toegelicht hoe Vopak het bedrijf aldaar in de toekomst ziet. Tevens is daar een toelichting gegeven op de scheepsbewegingen die daarmee te maken hebben. Daar is in het geheel niet uit gebleken dat daar een groot risico dreigt van botsende schepen. Hij meent zich te herinneren dat de kans daarop een kans van 1 keer in de 80 duizend jaar is. Toen hij dat hoorde, was zijn eerste gedachte dat hij dat niet meer mee zal maken gedurende zijn leven, maar het kan in principe morgen gebeuren en daarom is het van belang alert te zijn op dat soort ontwikkelingen. Kortom, er hebben hem geen signalen bereikt dat daar inderdaad een kwestie van gevaar speelt. Echter, hij is wel bereid om contact op te nemen met Rijkswaterstaat om te achterhalen hoe zij daar tegenaan kijken en wat zij aan materiaal beschikbaar hebben om, in het geval er een olieramp plaatsvindt, in te kunnen grijpen. Mw. Hazekamp (PvdD) dankt de gedeputeerde voor deze antwoorden en neemt aan dat de Staten ervan op de hoogte zullen worden gesteld. Dhr. Miedema (GroenLinks) brengt in dat er onlangs in de krant stond dat de Raad van State een uitspraak heeft gedaan over de milieuvergunning voor de varkensstal in Uithuizen, waaruit bleek dat die milieuvergunning toch moet worden afgegeven. Nou is het eigenlijk zo dat feitelijk bijna niemand in de provincie die varkensstal wil: de gemeente niet, de provincie niet en omwonenden niet. Ook in het nieuwe POP is vastgesteld dat er geen nieuwe intensieve veehouderijen meer bij mogen komen. Is er nog iets wat de provincie, de gedeputeerde, zou kunnen doen om dat alsnog tegen te houden? Dhr. Slager (gedeputeerde) legt uit dat hij, gezien het feit dat het om een vergunning gaat, deze vraag even zal moeten beantwoorden. Hij heeft zich in het verleden ook op het standpunt gesteld dat als er een aanvraag bij hen binnenkomt, die aanvraag aan de hand van de huidige wet- en regelgeving moet worden behandeld. Bij een eerdere gelegenheid heeft hij al gezegd dat zij geen mogelijkheden zien om dit tegen te houden. Zij zullen derhalve een vergunning moeten verlenen. Daar is bezwaar tegen gemaakt bij de Raad van State en ook zij heeft geoordeeld dat de vergunning die het College heeft afgegeven, een juiste vergunning is. Daarmee houdt zijns inziens de taak van het College op. Dan kan je daar wel allerlei gevoelens bij hebben dat het niet zo zou moeten zijn, maar er is weinig aan te doen. Hetzelfde geldt voor de gemeente Eemsmond, waar een bouwaanvraag is binnengekomen. Zij willen het eigenlijk liever niet, maar er zijn geen gronden waarop zij dit kunnen tegenhouden. Dhr. Slager denkt dat hun mogelijkheden zeer beperkt zijn. Dhr. Miedema (GroenLinks) begrijpt dit antwoord op zich wel, maar er is inderdaad onlangs ook het nieuwe POP vastgesteld waarin is opgenomen dat men in feite geen nieuwe intensieve veehouderijen meer in de provincie wil. Gedeputeerde laat weten dat zij zich aan de regels houden en die vergunning derhalve moeten verlenen en dat of zij dat wel of niet willen, daarbij niet van belang is. Echter, in feite heeft de provincie uitgesproken dat zij dit soort ontwikkelingen niet wil. Hij proeft daaruit de wil van gedeputeerde niet echt om daar iets aan te doen en dat valt hem een beetje tegen. De voorzitter laat weten dat gedeputeerde antwoord heeft gegeven op de vraag en dat, indien dhr. Miedema hier meer over wil weten, hij dit moet agenderen. Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt of het niet zo is dat de bouwaanvraag die binnen is gekomen, zou moeten worden beoordeeld volgens het nieuwe POP. 7
Het is natuurlijk niet zo dat de Raad van State deze vergunningen zonder meer heeft goedgekeurd. Er zijn nog wel een aantal onderzoeken noodzakelijk, met name op het gebied van opslag van bijvoorbeeld brijvoer. Ziet de provincie daar nog een rol voor zichzelf in weggelegd? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat de zaken van brijvoer en dergelijke ertoe geleid hebben dat de provincie bevoegd gezag geworden is en dat is in de aanvraag meegenomen. Echter, men moet zich hierbij realiseren dat de aanvraag al een groot aantal jaren geleden is ingediend. Wat er nu in het POP wordt vastgesteld heeft daar geen enkele invloed op. Men moet rekening houden met het moment van aanvragen. Destijds golden er andere regels en die zijn in dit geval van toepassing. Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt of die bouwaanvraag dan ook al een aantal jaren geleden is ingediend of dat het toen alleen om een milieuvergunning ging. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het om één geheel gaat en dat wordt ook steeds aan elkaar gekoppeld. Aangezien de aanvraag binnen is gekomen bij de gemeente Eemsmond, weet hij niet precies de datum daarvan, maar ook zij hebben rekening te houden met de op dat moment geldende regelgeving en zij hebben hem gemeld dat zij geen mogelijkheden zien om dit, als de aanvragers dit plan doorzetten, tegen te houden. De voorzitter vraagt of er nog andere punten zijn voor de rondvraag. Dat is niet het geval. 8. a. b. c. d. e. f.
g. h. i.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 4 juni 2009, nr. 2009-32.484/23/B.3, RP, bijlage, betreffende Reactie op de aanvraag van de Vereniging van Vrienden van Ganzedijk voor financiële ondersteuning bewonersparticipatie. Brief van GS van 19 mei 2009, nr. 2009-27.506/20.A.10, LGW, bijlage, betreffende Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer. Brief van GS van 19 mei 2009, nr. 2009-26.519/21/A.17, LGW, betreffende Ontwerp Natuurbeheerplan Groningen. Bijlagen ter inzage in de Statenkast. Brief van GS van 23 juni 2009, nr. 2009-20.188/26/A.22, MB, betreffende Monitoring Bodemsanering 2008. Bijlagen ter inzage in de Statenkast. Brief van GS van 30 juni 2009, nr. 2009-38.806/27/A.15, MTZ, betreffende Jaarverslagen milieutoezicht en interbestuurlijk toezicht provincie Groningen. Bijlagen apart bijgevoegd. Brief van GS van 1 juli 2009, nr. 2009-38.256/27/A.20, PP, bijlage, betreffende Stand van zaken Waddenfonds - Info aan Statencommissie Omgeving en Milieu. Bijlagen bijgevoegd (het Waddenfonds magazine WadMag is alleen beschikbaar voor leden commissie i.v.m. beperkt beschikbare oplage). Brief van GS van 22 april 2009, nr. 2009-22.424/17/A.20, RP, betreffende Meerstad, voortgang en ontwikkelstrategie. Bijlagen achter de brief. Brief van GS van 30 juni 2009, nr. 2009-37.235/27/A.22, LGW, betreffende Definitieve vaststelling Beleidsnotitie Flora- en Faunawet 2009. Bijlagen apart bijgevoegd. Brief van GS van 19 mei 2009, nr. 2009-27.775/21/A.8, RP, betreffende Buisleidingenstraat Eemshaven-Delfzijl.
Dhr. Luitjens (VVD) vraagt gedeputeerde ten aanzien van brief 8.f, nieuw uitvoeringsprogramma in ontwikkeling voor bijdragen uit het Waddenfonds, wat de stand van zaken is en wanneer zij deze tegemoet kunnen zien. Wat toch opvalt de afgelopen tijd, is dat meer economisch getinte projecten nog niet goed aan de bak konden komen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) is het met dat laatste eens en dat is ook de reden dat het waarschijnlijk nog even opgehouden is. Het nieuwe uitvoeringsprogramma is er op dit moment nog niet. GS hadden verwacht dat het in de septembervergadering van het Regionaal College Waddengebied besproken zou kunnen worden, maar het staat nog niet op de agenda dus het zou wel eens november of december kunnen worden en dat betekent waarschijnlijk dat de eerstvolgende tender van het Waddenfonds ook niet open gaat in oktober of november. Dat hangt er even vanaf. Maar het College heeft hele strakke afspraken met het ministerie dat het uitvoeringsprogramma vastgesteld moet worden door het Regionaal College. Als het in de septembervergadering niet aan de orde komt, zal dat op zijn vroegst in oktober zijn.
8
Mw. Hazekamp (PvdD) heeft een aantal vragen bij verschillende stukken en afhankelijk van de beantwoording van die technische vragen zou zij eventueel stukken willen agenderen voor de volgende vergadering. Allereerst ten aanzien van brief 8.b en 8.c, die zij tezamen behandelt. Mw. Hazekamp vraagt zich af of hier ook een verordening bij hoort. Het kan zijn dat die in de stukkenstroom bij haar thuis is zoekgeraakt, maar het kan ook zijn dat die er nog niet is. Het enige dat zij heeft kunnen vinden is een publicatie in het Provinciaal Blad nr. 18 van 19 augustus jongstleden in het kader van de wijziging Uitvoeringsregeling inrichting landelijk gebied. Uit dit stuk blijkt bijvoorbeeld een aantal vragen die hier niet uit blijken en die mogelijk wel uit een eventuele verordening zouden blijken. Het lijkt erop dat de systematiek er een van ‘wie eerst komt, eerst maalt’ is, terwijl de provincie toch ook zou kunnen bedenken om naar de meest kansrijke aanvragen te kijken. Bovendien heeft zij nogal wat vragen over de monitoring, evaluatie en eventuele sancties et cetera. Voorts heeft zij vragen over brief 8.e. Opvallend vindt zij dat zij in het Jaarverslag van de afdeling Milieutoezicht, bijvoorbeeld bij de controles op de Flora- en faunawet, 82 controles in het kader van de Flora-en faunawet telt en er in de alinea erboven staat dat er in het kader van de Flora-en faunawetgeving 69 processen verbaal zijn opgemaakt. Zijn dat 69 van de 82, of moet zij dat anders zien? Wat betreft het Jaarverslag van 2008 van het interbestuurlijk toezicht, valt haar op dat daar nergens gesproken wordt over het Convenant Nalevingsstrategie Natuurwetgeving. Is daar wel aandacht voor geweest in het overleg? Is er nagedacht over een gezamenlijke prioriteitsstelling? Tot slot vindt zij het ten aanzien van 8.h, beleidsnotities Flora- en faunawet, teleurstellend om te zien dat zelfs naar aanleiding van schriftelijke vragen die zij over dit onderwerp hebben ingediend die overigens nooit zijn beantwoord omdat het te kort was om ze in de commissievergadering te beantwoorden... Ook in de stukken ziet zij daar niets van terug, met uitzondering van twee kleine wijzigingen op het gebied van bijvoorbeeld het stopzetten van de jacht bij extreem winterweer. De voorzitter onderbreekt mw. Hazekamp. Hij begrijpt haar interesse. Mw. Hazekamp (PvdD) vervolgt dat het punt dat zij wil maken is, dat dit nooit besproken is. De voorzitter begrijpt haar interesse in al deze inhoudelijke zaken, maar deze stukken zijn ingekomen stukken ter kennisneming. Hij begrijpt dat zij een procedurele vraag heeft naar aanleiding hiervan en dat zij het zou willen agenderen en dat kan zij doen, maar zij heeft nu allemaal inhoudelijke vragen en opmerkingen terwijl het niet de bedoeling is dat nu inhoudelijk te behandelen. Mw. Hazekamp (PvdD) wil dan in ieder geval graag punt 8.h agenderen, omdat er niet eerder de gelegenheid geweest is om over dit soort inhoudelijke zaken verder te spreken. De voorzitter vraagt haar, en dat hoeft niet nu, de secretaris van de commissie een mailtje te sturen waarin zij aangeeft welk aspect van dat punt zij dan zou willen behandelen. Hij geeft de gedeputeerde het woord om te reageren op de inbreng van mw. Hazekamp, maar het is niet de bedoeling nu inhoudelijk op deze punten door te gaan. Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt eerst nog een aanvullende procedurele vraag over ingekomen brief 8.b. Het gaat over het subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer. In het verleden zijn met name de specifieke pakketten voor Groningen, de akkervogelpakketten en dergelijke, aan de orde geweest. Wordt dat al in dat stuk vastgesteld of komt dat ook in brief 8.c, het Ontwerp Natuurbeheerplan, nog aan de orde? Want dat is nog een ontwerpstuk en komt later sowieso nog terug, maar dat andere niet. Als men nog over de akkervogelpakketten wil praten, bestaat die mogelijkheid dan later nog of moet dat dan nu bij dit punt besproken worden? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verwijst wat betreft de verordening waar mw. Hazekamp naar vroeg naar pagina 5 van de brief, waarin staat hoe het zit met die verordening die ook ter inzage in de Statenkast ligt. De akkervogelpakketten moeten ingepast worden in het Natuur- en Landschapsbeheer. Hij zal daar te zijner tijd nog in de commissie op terugkomen, want dat heeft tevens te maken met de financiering. De voorzitter sluit dit punt hiermee af en gaat over op agendapunt 10.
9
Bespreekpunten. 9.
Voordracht van Gedeputeerde Staten betreffende Programmabegroting 2010 (nummer 19/2009).
Dhr. Keurentjes (CDA) heeft een opmerking op pagina 97, aangaande de waterveiligheid. Er staat dat voor 2010 een rapportage over de veiligheid van zeekering wordt gesproken en dat daar onderzoek en planvorming is. Nu heeft men in de media kunnen vernemen dat op basis van, blijkbaar, uitkomsten van die rapportage, in ieder geval door de directeur van Noorderzijlvest geroepen is dat de uitkomsten aanleiding geven tot het maken van andere keuzes. Dat heeft hem zeer verbaasd en hij vraagt in hoeverre de rapportage gereed is en of het dus niet nodig is om het hierin op te nemen. Dhr. Abbes (CDA) heeft een aanvulling voor het College. Op pagina 108 wordt in de begroting gesproken van de bodemsanering (punt 52.01). Dat zakt van € 11,5 miljoen naar een begroting van € 2,3 miljoen volgend jaar. Dan gaat het over bodemsanering. Is dat verstandig? Bodemsanering is een urgente pot voor noodzakelijke uitgaven die zich onverwacht kunnen aandienen. Hoe denkt men hiermee om te gaan? Mw. Schalij (PvdA) brengt in dat de PvdA-fractie naar aanleiding van dit agendapunt een aantal algemene punten heeft. In eerste plaats betreft het de beantwoording van een vraag, namelijk wat het oordeel is van de PvdA over de aangepaste redactie van de begroting en hoe de PvdA oordeelt over het resultaat van de verbeterslag die is uitgevoerd. Die verbetering is wel degelijk te constateren en door deze wijze van presenteren en deze redactie van de begroting krijg je ook meer inzicht in hoe een aantal zaken samenhangen. Voornamelijk de inleiding en de totaaloverzichten geven aan waar programma’s, thema’s en speerpunten integraal een rol spelen. Er is ook sprake van een uitvoeringsplan van het POP. Daar heeft de PvdA een uitvoering van gekregen voor de komende periode met de belofte dat het een en ander verwerkt zou worden in de begrotingsstukken en met name in de productbegroting. De PvdA vraagt zich af of ook in de programmabegroting onderdelen opgenomen zullen worden, zodat de lijnen in die programmabegroting te volgen zijn, zeker waar er een aantal zaken in samenhang gepresenteerd worden en zodat ook de prioriteiten van de POP makkelijk te volgen zijn. Verder is het een beleidsarme begroting. Hier komen de al door de voorzitter genoemde donkere wolken opzetten en binnenkort zal men geïnformeerd worden over de financiële toestand die eraan zit te komen. De PvdA-fractie gaat ervan uit dat zij eerst die informatie wil afwachten om zich te bezinnen op nieuw uit te zetten lijnen en in dat kader is er voor de PvdA sowieso weinig ruimte om nieuwe beleidssuggesties te doen. Het nieuwe subsidiesysteem bij het programma karakteristiek Groningen. Voor de PvdAfractie is het onderdeel landschapsbeleid belangrijk. Daar is zij in het kader van besprekingen van begrotingen al eerder over begonnen. Hoe de verhouding is binnen dit beleidsonderdeel, valt pas te bezien als het nieuwe subsidiesysteem ingevoerd is. De algemene indruk van de PvdA is dat zij eerst wil kijken wat het toekomstperspectief is en waar accenten gelegd worden. Ook in het kader van bezuinigingen die doorgevoerd moeten worden wil de PvdA benadrukken dat zij, in de keuzes en prioriteiten die dan voorliggen - om een link te liggen naar het vorige punt dat hier behandeld is - de krimpagenda een heel belangrijk onderwerp vinden en daar tevens qua beleidsontwikkeling ook in een aangepaste financiële situatie zeer veel prioriteit aan toekennen, maar daar zal de PvdA-fractie nog op terugkomen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) spreekt zijn grote waardering uit voor de verbetering van de systematiek van de begroting en de uitbreiding naar de totale begroting. Het is er duidelijker op geworden. Er wordt veel concreter aangegeven wat de doelstelling is die gehaald moet worden, wat effecten zijn die nagestreefd worden en welke programma’s en activiteiten er worden ingezet. Dat vraagt er vervolgens wel om, om ook in de verantwoording over dat soort zaken die werkwijze door te voeren en de ChristenUnie wil graag van het College weten op welke manier er in de Jaarrekening en in het Jaarverslag er verantwoording wordt afgelegd over het realiseren van die doelstellingen en effecten, hoe het College daar in de verantwoording van 2009 maar ook in 2010 invulling aan geeft, hoe die effecten gemeten worden en of daar extra kosten mee gemoeid zullen zijn. Krimp is een heel belangrijk thema. Ook in de huis-aan-huisbijdrage over de begroting wordt de aanpak krimpproblematiek prominent genoemd, en terecht. Gedeputeerde heeft al aangegeven dat er veel gedaan wordt op dit punt, maar tegelijkertijd blijkt dit niet uit de begroting. Niet in financiële zin omdat het wellicht verstopt zit onder andere bestaande programma’s en ook op het gebied van de doelstelling die nu geformuleerd wordt als het opvangen van negatieve consequenties van de krimp, 10
zou men ook met het rapport krimp in de provincie Groningen in de hand nog wat concreter kunnen zijn. Hij gunt het College en de gedeputeerde het om in de begroting tot uitdrukking te laten brengen dat krimp voor de provincie een groot probleem is dat de volle aandacht heeft. Muskusrattenbestrijding. Op pagina 101 zijn bedragen genoemd voor de muskusrattenbestrijding.Is bij het bedrag dat daarvoor gereserveerd is een proef die men op het oog heeft meegenomen of niet? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) heeft ten aanzien van een tweetal punten een vraag. Ten eerste de begroting met betrekking tot krimp. Er is daar in totaal € 275 duizend begroot ten laste van de uitvoering POP gebiedsgericht werken voor de beleidsnota bevolkingsdaling. Verder staat er niks in. Gecombineerd met de opmerking van gedeputeerde met betrekking tot de brief die daarover behandeld is, dat vanuit het kabinet op zijn vroegst vanaf 2011 iets verwacht mag worden, rijst de vraag hoe dan het een en ander gefinancierd kan worden in de provincie, want er komt nogal wat op de provincie af. Er zijn nogal wat gemeenten in nood en er zijn gemeenten die zelf eigenlijk helemaal geen geld hebben, zoals Loppersum. Hoe ziet gedeputeerde dat? Op pagina 34 (onderaan) staat de opmerking ‘Verder zullen we nader bezien afhankelijk van de uitkomsten beleidsnota bevolkingsdaling.’ Moeten we niet alvast verder vooruit kijken? Het risico bestaat dat men anders in 2010 niet meer aan die onderzoeken doet. Dhr. De Vey Mestdagh vroeg zich sowieso af, gezien de lijst van activiteiten daarboven waar nogal wat onderzoek en geen uitvoer in zit, of dat wel te bekostigen is met zo’n bedrag. Dat gaat nog wel wat verder dan globaal in beeld brengen. Het onderwerp Energiek Groningen gaat de D66-fractie na aan het hart. Energie en klimaat bedragen in totaal 0,34% van de begroting. Dhr. De Vey Mestdagh heeft al eerder aangegeven dat hij dat geen verhouding vond. Gekeken naar de toekomst is te zien dat ook de lasten van Energiek Groningen de komende jaren afnemen, tot een halvering in 2013. Kan gedeputeerde hem vertellen wat het beleid daarachter is? Of heeft hij gezegd dat er een begroting gemaakt wordt waar geen beleid in zit? Als je een voorspelling doet over toekomstige uitgaven lijkt hem dat daar wel duidelijk een prioritering uit blijkt. Zou gedeputeerde hier wat over kunnen zeggen? Mw. Hazekamp (PvdD) zou dezelfde punten in kunnen brengen als de afgelopen jaren bij de begroting. Gezien de tijd zal zij dat niet doen. Op veel van die punten is in het verleden namelijk geen duidelijk antwoord gekomen. Zij had dezelfde vragen als de ChristenUnie ten aanzien van de muskusrattenbestrijding en het onderzoek, maar zij heeft nog een andere vraag over de muskusratten. Er staat in de toelichting bij de tabellen dat in 2009 en 2010 het bedrag hoger is in verband met hogere toegerekende apparaatskosten. Kijkt zij goed naar die cijfers, dan lijken die bedragen juist lager dan in andere jaren. Zij vraagt een reactie van gedeputeerde daarop. De PvdD vindt het erg jammer dat behandeling van dit punt weer uitgesteld wordt, want sinds er voor het eerst gesproken is over het onderzoek heeft het al 50 duizend dieren het leven gekost en heeft de provincie ook al weer € 4 miljoen aan de bestrijding uitgegeven. Er wordt in deze begroting niet expliciet over dieren gesproken, tenzij je tussen de regels doorleest en kijkt naar agriclusters, visserij en dierproeven. Ook over opvang heeft de PvdD al vaker gesproken en zij is op dit moment bezig met een voorstel dat nog nader moet worden afgestemd met een aantal opvangcentra in de provincie. Daarvoor zal de PvdD in de Statenvergadering met een motie komen. Tot slot. Het CDA heeft vragen gesteld over de begroting en een van die vragen baart de PvdD zorgen, namelijk dat de provinciale doelstelling van geurhinder ten aanzien van het milieubeleidsplan niet gehaald wordt. Zij wil toch vragen of het niet nodig is daar meer inspanning op te verrichten om te zorgen dat het toch beter wordt bekeken en gehandhaafd. De voorzitter merkt op dat volgens de cijfers waar mw. Hazekamp mee komt het doden van 1 muskusrat € 80 kost. Dhr. Miedema (GroenLinks) heeft twee opmerkingen over het hoofdstuk ‘schoon en veilig’. Op pagina 94 wordt gesproken over emissieplafonds die door de EU worden opgelegd en die in 2010 definitief ingaan. Dat vindt GroenLinks een goede zaak, maar aan de andere kant wordt er erg ingezet op het acquireren van grootschalige bedrijven zoals kolencentrales in de Eemshaven. Dat zijn bedrijven die juist veel schadelijke stoffen uitstoten. Is dat niet in strijd met elkaar? Lopen we op die manier niet heel snel tegen die emissieplafonds aan? Zouden we ons niet meer moeten richten op het acquireren van schone bedrijven of in elk geval bedrijven die weinig uitstoot veroorzaken? Binnenmilieu, pagina 103. Wordt er aandacht besteed aan de problemen rond de balansventilatiesystemen? Op het ogenblik komt dat veel in de publiciteit. Het zou heel slecht zijn voor de ge11
zondheid van de mensen die daar wonen en werken. Wordt er al aandacht besteed binnen dat programma? Zo niet, zou dat alsnog kunnen? Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat het een beleidsarme begroting is. Vanavond is er de commissie Bestuur en Financiën. De informatieve vraag omtrent de kustveiligheid rondom Delfzijl... Het is zeer belangrijk om iets aan krimp te doen en dat ligt dhr. Luitjens na aan het hart en vandaar ook dat de VVD voluit participeert aan het voorbereiden van de conferentie die door de Staten georganiseerd zal worden. Wat betreft de discussie omtrent de financiële donkere wolken en hoe daarmee om te gaan –daar zijn procedureafspraken over gemaakt waar dhr. Luitjens later op terug zal komen. Mw. Beckerman (SP) laat weten dat de SP geen inhoudelijke vragen heeft en dat de SP de inhoudelijke bespreking in de plenaire zitting zal doen wat betreft deze commissie. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) vangt zijn beantwoording van de vragen aan. Er is een aantal punten dat beleidsterreinen raakt die in zijn portefeuille zitten. De nieuwe opzet van de redactie. Dhr. Moorlag spreekt zijn dank uit voor de waardering die daarin doorklinkt. Het is een resultante van een uitvoerig proces en de komende jaren zal onderzocht moeten worden hoe de presentatie van de begroting maar ook van de jaarrekening op een hoog niveau gebracht en gehouden kan worden. Uitvoeringsplan POP. Het is een lastig vraagstuk hoe je dat nu precies verwerkt in de begroting. Het POP en ook het uitvoeringsprogramma is een meerjarig geheel en in een begroting heb je het over wat je aan middelen uitgeeft en wat je aan doelstellingen hebt in een bepaalde jaarschijf. De langjarige trajecten zijn moeilijk in concrete jaarschijven op te knippen. Neemt niet weg dat je met name in de eerste hoofdstukken van de begroting goed moet kunnen aangeven welke zaken voor de eerstvolgende begrotingsjaren prioriteit hebben en waar accent op gelegd wordt. Dat zou bij de Jaarrekening ook bij een beschouwing terug geformuleerd kunnen worden. Maar om het heel exact in het programma te verwerken, is waarschijnlijk ingewikkeld. Er is gesteld dat er een afwachtende houding wordt aangenomen met voorstellen ten aanzien van nieuw beleid. Dat lijkt hem een correcte opstelling omdat het komende halfjaar de hele begroting zal moeten worden opgeschut en men zal moeten kijken waar men in het licht van het perspectief vanaf 2011 de prioriteiten gaat leggen. Dhr. Slager (gedeputeerde) gaat in op de opmerking van dhr. Abbes, bedragen voor bodemsanering op pagina 108. Aan de lastenkant lopen de bedragen terug van € 11 miljoen naar € 2 miljoen in 2010 en aan de batenkant ook van € 9 miljoen naar € 0. De verklaring daarvoor wordt op pagina 110 gegeven, namelijk dat GS verwachten dat er minder rijksmiddelen binnenkomen en de gemeentelijke bijdragen af zullen nemen. Die verwachting is gerechtvaardigd, ook gezien de uitlatingen van het Ministerie van VROM daaromtrent. Daar wordt ook bij gezegd: ‘Vanaf 2010 worden de met rijksmiddelen te bekostigen activiteiten verantwoord bij de onderdelen lasten en baten actueel belangrijke projecten en activiteiten.’ Dhr. Slager neemt aan dat dhr. Abbes dat heeft gezien. Mocht dat het probleem zijn van dhr. Abbes, dan wil hij dat nog wel nader toelichten. Dhr. Abbes (CDA) verheldert dat hij bedoelde dat bij de toelichting op pagina 110 de redenen aangegeven worden zoals dhr. Slager weergeeft. Zijn punt was echter, dat men zich erbij neer kan leggen dat de bijdragen van het Rijk en de gemeenten afnemen, maar dat ook voor een andere weg gekozen kan worden door te stellen dat het wel een heel urgente post is. Ongelukken, calamiteiten en voorvallen dienen zich vaak onverwacht aan en het zijn wel hele dwingende, noodzakelijke uitgaven op zo’n moment. Is het niet verstandig om daar toch een x bedrag voor te reserveren, ook al is het niet nodig? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat er bij bodemsaneringen niet vaak sprake is van heel grote calamiteiten. Op dit moment is aardig in beeld waar de ernstigste vormen van bodemverontreiniging zich voordoen en men is bezig met een inventarisatie. Voor 31 december 2010 moeten alle humaan gevaarlijke gebieden (gebieden die gevaar opleveren voor de menselijke gezondheid) in beeld worden gebracht in heel het land. Daar wordt op dit moment hard aan gewerkt, maar in Groningen is al een aardig beeld van waar het om gaat. Dhr. Slager verwacht geen grote calamiteiten. Dat sluit niet uit dat zich onverwacht iets voor kan doen. Echter, hij zal nog even kijken waar die post gebleven is en zowel bij de baten als lasten is het inderdaad naar beneden gegaan en er staat bij dat die op een andere
12
plek is opgenomen. Dhr. Slager kan dat zo snel niet vinden, maar daar hoort dhr. Abbes nog meer 3 over . Afname bij Energiek Groningen. Dat is het gevolg van het verschuiven van de agenda. Op die manier probeert hij eronderuit te komen, maar dat zal hem wel niet lukken. Dit is eigenlijk een vraag voor dhr. Jager, maar die heeft inmiddels de vergadering verlaten. Dhr. Slager zal dat aan het verslag toe laten voegen en even uitzoeken waar die behoorlijke daling in zit. Hij heeft de post wel gevonden 4 maar hij heeft zo 1,2,3 de verklaring daar niet voor . Emissieplafonds. In 2010 moet de provincie daaraan voldoen. Het zijn Europese voorschriften die ook voor Nederland gelden. Dhr. Miedema vraagt zich af waarom, als je weet dat je je aan die emissieplafonds moet houden, je dan toch toestaat dat er kolencentrales in de Eemshaven worden gebouwd en of er niet veel voor te zeggen zou zijn om daar andere centrales te bouwen. Op 8 september 2009 heeft de voorlichtingsbijeenkomst over Advanced Power plaatsgevonden. Dat is een gascentrale en in die zin zal dhr. Miedema daar niet al te veel bezwaar tegen hebben. Echter, men heeft nou eenmaal te maken met de levering van elektriciteit en GS zien op dit moment geen mogelijkheden om aan de kolencentrales te ontkomen omdat de alternatieve methodes nog onvoldoende voldragen zijn om daarop te kunnen vertrouwen. Er blijft dan weinig anders over dan het te importeren uit het buitenland en dan krijg je stroom van kolencentrales, bruinkoolcentrales of zelfs kerncentrales. Dan span je het paard achter de wagen. Dhr. Miedema (GroenLinks) laat weten dat dhr. Slager zijn vraag niet goed begrijpt. Verwacht gedeputeerde geen problemen met die emissieplafonds en zou je je daarom voor de toekomst niet ook op andersoortige bedrijven moeten richten? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat hij heel goed weet wat dhr. Miedema bedoelt. Echter, bij de nationale emissieplafonds, die in 2010 van kracht worden, is rekening gehouden met de bouw van kolencentrales. De uitstoot daarvan, zowel in de Eemshaven als in het Rijnmondgebied, is daarin opgenomen. Dit onderdeel is ook onderdeel van de prejudiciële vragen van de Raad van State bij het Europees hof. Daarbij is duidelijk aangetoond dat hier al rekening mee is gehouden. 3
Naar aanleiding van de vraag over het teruglopen van de baten voor bodemsanering ter verduidelijking het volgende (alle bedragen in duizenden euro's). De raming voor 2009 is 9.271 euro. In dit bedrag is 4.000 extra geraamd voor de sanering persleiding Groningen-Delfzijl. Deze sanering is in 2009 afgerond, daarom is dit bedrag bij de raming voor 2010 niet weer meegenomen. Voor 2010 is een bedrag van 2.000 euro geraamd (te vinden op pagina 109, derde product van boven, derde kolom). Ten opzichte van 2009 betekent dit een verlaging van 3.271 ten opzichte van de reguliere middelen in 2009. Het bedrag van 2.000 euro is echter indicatief. Gezien de onzekere financiële situatie is onze verwachting dat de beschikbare rijksmiddelen aanzienlijk lager zullen zijn, dit zal echter pas duidelijk worden uit de beschikking. Mocht op basis daarvan het bedrag bijgesteld moeten worden dan zal dit bij de VJN gebeuren.
4
1) Betreffende de totale omvang van het Energiebeleidsbudget (de 0,34%). Onze beleidsinzet op het onderdeel Programma Energie is opgebouwd uit verschillende componenten, waarvan het bedrag dat in de begroting staat de beleidskredieten betreft. Dit zijn de bedragen die we in het kader van de verschillende onderdelen van het Programma inzetten als in hoofdzaak "proceskosten", en het ondersteunen van nieuwe initiatieven. Dit is echter maar een deel van het verhaal. De andere onderdelen zijn: 1) formatie 2) financiering vanuit het speerpunt Energie in de regionale economische programma's 3) additionele financiering op basis van nationale en Europese subsidies, en bijdragen van derden in samenwerkingsverbanden. Het beeld dat dit oplevert tekent veel beter de prioritaire positie van het onderwerp. 2) Betreffende de afname van de beleidskredieten de komende jaren. Een deel van de budgetten is structureel. De terugval van 2010 naar 2011 wordt in hoofdzaak veroorzaakt door het eindigen van het Actieplan Biomassa, waarvoor van 2007 t/m 2010 een kleine 300.000 €/jaar beschikbaar was. Na 2010 staat daarvoor geen geld meer op de begroting. Voor een tweetal onderdelen, te weten Duurzame mobiliteit (100.000 €/jaar) en het Energie & Innovatiefonds (waaruit we het 100.000 woningenplan en onze inleg in het Energieconvenant Groningen betalen, samen 250.000 €/jaar) is voor de jaren 2012 en verder een reservering opgenomen bij de Algemene dekkingsmiddelen ten behoeve van het voortzetten van nieuw beleid. Deze middelen worden pas bij het gereed komen van de nieuwe uitvoeringsprogramma's hiervoor daadwerkelijk aan het begrotingsonderdeel Energiek Groningen toegevoegd.
13
Binnenmilieu. GS hebben een pilot gehouden bij een tiental scholen in de gemeente Leek en geconstateerd dat het binnenklimaat van de scholen bedroevend slecht is. Dat heeft niet alleen te maken met een te hoge luchtvochtigheid, maar ook met een te hoog CO2-gehalte en soms tocht en allerlei andere klachten. Het was niet uitzonderlijk voor de gemeente Leek, want bij nader onderzoek bleek het bij andere scholen niet veel beter te zijn. Dat heeft ertoe geleid dat voor de scholen op dit moment in Groningen, Friesland en Drenthe een expertisecentrum met kennis over dit soort onderwerpen wordt opgezet. Aanvankelijk dachten GS dat dat wellicht iets was dat op kleine schaal opgepakt kon worden, maar gezien de aard van de problematiek willen GS dit veel breder oppakken en daar allerlei andere maatregelen, die aanvankelijk niet in beeld waren, aan toevoegen. Dhr. Slager zal kijken of de klimaatbalans nog toegevoegd kan worden aan de plannen zoals die er liggen. Naar zijn idee zit dat er op dit moment nog niet in, maar het wordt nog verder uitgewerkt en wellicht is er een mogelijkheid om dat mee te nemen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) neemt het woord. Dhr. Keurentjes refereerde aan de uitspraak van de directie van Noorderzijlvest over de veiligheid van de dijken. Dhr. Hollenga was erbij toen die uitspraak gedaan werd en was daar op zich content mee. De uitspraak is gedaan bij het bezoek van de Vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat aan Groningen. Aan het begin van de discussie dreigde die enkel te gaan over wat de provincie vond van de verhoging van het peil in het IJsselmeer in het kader van het Deltaprogramma. Daar hebben GS wel iets over gezegd, maar zij vonden het veel belangrijker dat er met name gekeken werd naar de veiligheid van de dijken in de provincie Groningen. Daar heeft dhr. Hollenga het nodige over gezegd. De directeur heeft onder andere te kennen gegeven dat zij verwachten dat er bij de derde toetsingsronde, als ook de nieuwe normen waar de commissie Veerman op geduid heeft in verband met onder andere de klimaatverandering van kracht gaan, forse investeringen moeten worden gedaan. Op dit moment is, op basis van de tweede toetsingsronde die tot 2015 loopt, het systeem op orde. Inmiddels is er een verzoek van het ministerie gekomen om de derde toetsingsronde in te zetten en GS hebben daarvoor een plan van aanpak gemaakt. Echter, de derde toetsingsronde is nog niet geweest. De verwachting was dat de normen worden aangepakt en dat zou kunnen betekenen dat er ook in Groningen weer gekeken wordt naar de dijk. Muskusrattenbestrijding. Dhr. Jager is niet aanwezig. De vraag is of de proef daarin is meegenomen. Waarschijnlijk werd gedoeld op de proef van het laten lopen van muskusratten in een tweetal gebieden, waar sprake van is en waar PS binnenkort over geïnformeerd wordt. Gekeken naar de bedragen en wat een proef zou kosten, dan zijn die bedragen daarin opgenomen want de bedragen zijn vrij constant en dat is het lopende beleid. Als een proef extra kosten met zich meebrengt zal daar opnieuw naar gekeken moeten worden en zal PS daar naar hij aanneemt opnieuw over discussiëren. Apparaatkosten in 2009/2010 die zouden stijgen door hoger toegekende kosten, terwijl zij lager zijn dan bijvoorbeeld de rekening 2008. Dhr. Hollenga weet niet wat de begroting 2008 en 2007 was. Als daaraan gerefereerd wordt...dat staat er niet bij. De afwijking is niet groot, dus zijns inziens klopt het wel wat er staat, maar is het ten opzichte van de voorgaande jaren. Het voorstel van de PvdD over opvang wordt afgewacht. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) neemt het woord. Er zijn een aantal commissieleden die opmerkingen hebben gemaakt over uitgaven krimp. Bij de uitgaven krimp moet eigenlijk onderscheid gemaakt worden tussen de bijdrage aan de daadwerkelijke maatregelen die genomen worden in het kader van de krimp en de bijdrage die de provincie levert aan het proces (onderzoek, externe expertise inhuren, procesbegeleiding). Het gaat om een samenwerkingsverband van gemeenten en dat gaat niet altijd vanzelf. Het is goed daar regelmatig bij te begeleiden. De proceskosten. Het kan zijn dat de post die in de begroting is opgenomen niet toereikend is. Dat heeft sterk te maken met de voortgang in beide prioriteitsregio’s. Dhr. De Bruijne sluit niet uit dat zij op het punt van de proceskosten aan de hand van de nota bevolkingsdaling nog bij de Staten terugkomen. Met betrekking tot de daadwerkelijke uitgaven van de maatregelen, denkt hij dat men zich moet realiseren dat zij daarin als provinciale overheid een zeer beperkte bijdrage kunnen leveren omdat het nadrukkelijk op het bord ligt van maatschappelijk middenveld, woningcorporaties, de onderwijs- en zorgsector en van de Rijksoverheid, want het gaat om algemeen rijksbeleid en het prioriteit geven aan krimp in plaats van naar groei. Het College zal zich waarschijnlijk beraden op dat onderdeel waar zij als provincie in het kader van het beleid als het gaat om de maatregelen in de krimpgebieden aan zouden kunnen bijdragen. Dhr. De Bruijne heeft al aangegeven dat GS daar dit voorjaar op terug zullen komen.
14
De voorzitter dankt dhr. De Bruijne. Het is gebruikelijk dat dit agendapunt in één termijn wordt afgehandeld en dat de tweede termijn in de Staten plaatsvindt. Hij vraagt of er behoefte is aan verduidelijking en of alles voldoende beantwoord is voor dit moment. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft nog een nabrander. Hij is op zich blij met de laatste opmerking van de gedeputeerde en het verbaast hem ook niet echt. Echter, er zijn snijvlakken, ook van provinciaal beleid zoals klimaat- en energiebeleid en kwaliteit van wonen in relatie tot krimp en daar ziet hij nog wel een taakopdracht, ook voor henzelf. Hij heeft zich niet goed voor kunnen bereiden en is nu pas op pagina 84 van de begroting beland, betreffende landschapsgeld. Hij zal daar in de commissievergadering Bestuur en Financiën van 9 september 2009 nog opmerkingen over maken, maar GroenLinks kijkt wel naar initiatieven op dit punt. De voorzitter besluit dat het stuk voldoende besproken is en als A-stuk naar de Provinciale Staten wordt doorgeleid. Hij laat weten dat dhr. Dieters in verband met de tijd agendapunt 12, die op zijn verzoek is ingebracht, doorgeschoven kan worden naar de volgende vergadering. Aldus wordt unaniem besloten. Rest agendapunt 15. 10.
Brief van GS van 30 juni 2009, nr. 2009-39.436/27/A.28, OMB/PB, bijlage 1, bijlage 2, bijlage 3, betreffende Tracékeuze en uitvoering noordelijke vaarverbinding Blauwestad. Hierbij wordt betrokken: Brief van GS van 25 augustus 2009, nr. 2009-49.326/35/A.11, OMB/PB, bijlage, betreffende tracékeuze en uitvoering noordelijke vaarverbinding Blauwestad.
De voorzitter luidt het punt in. De brief over GS over de tracékeuze ligt voor en d.d. 8 september 2009 is er een mailtje binnengekomen van het College waarin ‘Variant Haasken 2’ wordt besproken. Voorts is er een brief van LTO Noord binnengekomen met betrekking tot dit punt. De twee e-mails zullen bij dit punt worden betrokken. Er zijn drie insprekers. De voorzitter nodigt dhr. Heilijgers uit om als eerste naar voren te komen. Iedere inspreker heeft maximaal 5 minuten. De heer Heilijgers neemt het woord. “Geachte leden van de Statencommissie. Mijn naam is Rob Heilijgers. Ik ben zeventien jaar al als toeristisch ondernemer actief in de plaats Midwolde, gelegen op zo’n tien minuten van de haven en het strand aan de noordzijde van dit meer heb ik een locatie in het voormalige gemeentehuis. In 2003 legde ik samen met een collega-ondernemer, Diet Faber, de basis voor de vereniging Het Blauwe Lint, een vereniging van toeristisch recreatieve ondernemers, inmiddels uitgegroeid tot zo’n dertig leden. Een groot deel van deze ondernemers bevindt zich in de dorpen Midwolda en Oostwold aan de noordzijde van het Oldambtmeer. Ik ben hier om namens deze ondernemers een pleidooi te houden. Een pleidooi voor de noordelijke vaarverbinding. Alvorens in te gaan op het belang van deze noordelijke vaarverbinding en dan met name voor ons dorp, voor de directe omgeving, wil ik toch even terugkijken naar wat het landschapsproject Blauwe Stad voor ons betekent heeft tot op heden. De doelstellingen van de Blauwe Stad waren een economische impuls voor de regio en een verbetering van de leefbaarheid. De doelstellingen zijn m.i. voor een belangrijk deel bereikt. Een groot aantal van de nieuwe bedrijven werd en wordt momenteel nog gerealiseerd, m.n. aan de noordzijde van het Oldambt. Alleen hier al hebben zich zo’n 30-tal toeristisch recreatieve bedrijven gevestigd, variërend van pensions, b&b’s tot rondvaartboten, bootverhuur en dergelijke. Deze nieuwe ondernemers hebben met elkaar zo’n 10 miljoen geïnvesteerd in het gebied. En er ontstond bovendien nieuwe werkgelegenheid in het Oldambt: we praten over 100 tot 150 fte in dit gebied. Ten slotte is ook de leefbaarheid verbeterd. We zijn het aantal voorzieningen toenemen in het gebied en dat heeft zeker bijgedragen tot de leefbaarheid. Denk aan buitensportvoorzieningen, horeca en dergelijke. Een groot aantal ondernemers hebben dus investeringen gedaan in dit gebied. Wat zijn nu de verwachtingen? Zij verwachten dat er, geheel in lijn met de oorspronkelijke doelstellingen van de Blauwe Stad, verder ingezet zal worden op economische vitalisering van het gebied. Deze ondernemers hebben, net als indertijd, voorafgaand aan de aanleg van het meer, letterlijk hun nek uitgestoken. Dit hebben zij 15
gedaan vanuit de verwachting dat beide dorpen, Midwolda en Oostwold, optimaal profijt van het Oldambtmeer zouden hebben, dus waar mogelijk naar het water ontsloten zouden worden. De noordelijke vaarverbinding is gepland dichtbij het dorp Midwolda, parallel aan dit lintdorp. Ze vormt een ideale kans voor het dorp om de toeristische drukte op de vaarroute te benutten. Dit kan d.m.v. aanlegplaatsen, een goede bebording langs de vaarroute met alle voorzieningen in Midwolda daarop vermeld en door meerdere verbindingen met de Hoofdweg in het dorp. Ook nieuwe ontwikkelingen als GPS kunnen bijdragen tot de vindbaarheid van de voorzieningen in het dorp. Het is een investering. We praten over € 13,6 miljoen voor die noordelijke vaarverbinding. Cijfers, ontleend aan een rapport van ECORYS, een Europees onderzoeksorganisatie, geven aan dat deze investeringen van € 13.6 miljoen een bestedingsimpuls van € 3.5 miljoen per jaar kunnen geven. Dat is een kwart van de investering, die dus binnen enkele jaren terugverdiend kan zijn. Daarnaast is de verwachting dat er 27 extra arbeidsplaatsen zullen ontstaan met daarbovenop nog een 8 full time arbeidsplaatsen per jaar. De westelijke vaarverbinding daarentegen gaat door een gebied waar geen directe aansluiting kan worden gevonden met de faciliteiten van het dorp. De te verwachten economische impact voor het dorp Midwolda moet dus hier bijzonder laag ingeschat worden. Tot slot. Het oorspronkelijke doel van de ontwikkeling van de Blauwe Stad was de regio een economische impuls te geven. Gezien de ontwikkelingen tot op heden, die ik geschetst heb, zie ik geen reden om van dat uitgangspunt af te wijken. Het kostenaspect van een westelijke en een noordelijke optie mag dan vergeleken worden. Maar of dit ten gunste van de westelijke of de noordelijke vaarverbinding uitvalt, vind ik niet ter zake doende. Wat voor ons als inwoners en ondernemers van Midwolda véél belangrijker is, is: wat levert het op langere termijn op, in termen van besteding, werkgelegenheid en verbetering van de leefbaarheid in ons dorp? Ik wil dan ook afsluiten met een dringend verzoek. Ik vraag u , leden van de Statencommissie: maak een keuze die de sociaal- economische situatie van ons dorp Midwolda en het naburige Oostwold versterkt. Rond de dertig ondernemers vertrouwen op uw stem. De enige logische keuze is de noordelijke vaarverbinding. Alleen deze optie biedt ons dorp namelijk perspectief zich te ontsluiten via het water en zich, geheel in lijn met de oorspronkelijke gedachte van de Blauwe Stad, verder te ontwikkelen op toeristisch recreatief niveau. Ik dank u voor uw aandacht”.
De voorzitter dankt dhr. Heilijgers voor zijn inbreng en geeft de commissie de gelegenheid tot het stellen van informatieve vragen. Dhr. Abbes (CDA) merkt op dat dhr. Heilijgers het in het begin van zijn betoog had over een aantal arbeidsplaatsen van tussen de 100 en 150. Later memoreert hij het rapport van ECORYS waar gesproken wordt over 27 tot 35 arbeidsplaatsen. Dhr. Abbes vraagt dhr. Heilijgers dat nog eens naast elkaar te zetten en aan te geven wat nou naar zijn idee reëel is. Over hoeveel arbeidsplaatsen gaat het, in de toekomst? Dhr. Heilijgers antwoordt dat je op basis van de cijfers die er tot op heden zijn, dus de 100-150 fte, kunt stellen dat die 27, inclusief die 8 banen per jaar erbij, redelijke cijfers zijn. Naar zijn gevoel is het nog niet zo optimistisch. Het kan beter dan dat. Gekeken naar de ontwikkeling van de laatste jaren kan je zien dat er exponentiële groei is in de regio. De laatste vijf jaar zijn er rond de 10-15 bedrijven bijgekomen. Die groei zie je exponentieel toenemen. Het gaat hem er vooral om dat, als je de cijfers van het verleden op de toekomst projecteert, blijkt dat het een logische weg is om verder te volgen. Het lijkt onzinnig om van die weg af te stappen en dat doe je in feite met de andere opties die er liggen. De voorzitter vraagt of er zelfs een groei van het aantal bedrijven is zonder dat er een noordelijke vaarverbinding is. Dhr. Heilijgers denkt dat degenen die zich daar nu gevestigd hebben, echt geanticipeerd hebben op de situatie naar de toekomst en men verwacht wel degelijk ontsluiting naar het water. Op dit moment ligt het dorp nog met de achterste naar het meer en in die situatie willen zij verandering zien. Dhr. Haasken (VVD) gaat in op de situering van het kanaal aan de noordzijde van de Oudlandserweg. Welke economische activiteit verwacht dhr. Heilijgers die echt gerelateerd is aan het kanaal aan de noordzijde van die weg? Dhr. Heilijgers antwoordt dat vaarverkeer reuring betekent op die vaarweg. Hij heeft zijn jeugd doorgebracht in Loosdrecht en weet dat de drukte niet beperkt blijft tot de meren, maar zich uitspreidt naar de vaarwegen. Het is aan hen om te zorgen dat er een duidelijke profilering gegeven wordt van wat er allemaal te beleven valt in de regio. In overleg met de gemeente moeten zij bepalen hoe je mensen 16
vanaf het water het dorp in kunt trekken. Die verbindingslijnen zijn kort. De route van de noordelijke vaarverbinding ligt heel dicht tegen het dorp aan. Als je maar zorgt voor een goede bebording en dat de historische paden, die er in feite al liggen, weer benut worden om mensen de kans te bieden direct in het dorp te zijn voor hun eerste voorzieningen, al is het alleen voor de bakker en de supermarkt en dergelijke. Dan gaan ze de rest ook wel meemaken in het dorp. Dhr. Dieters (PvdA) heeft een vervolgvraag op de vraag van dhr. Haasken. Er wordt hier gepraat over kernen van dorpen en de noordelijke vaarverbinding. Kan dhr. Heilijgers, gekeken naar waar de jachthaven is gesitueerd ten opzichte van de kern van het dorp, uitleggen wat de meerwaarde is van een noordelijke vaarverbinding met de verbindingen van de vaarverbinding naar het dorp. Ook zou hij graag willen weten hoe dhr. Heilijgers aankijkt tegen de westelijke vaarverbinding waar nu ook al economische ontwikkeling plaatsvindt, in combinatie met het Midwolderbos. Zou hij die verschillen wat aan kunnen scherpen? Dhr. Heilijgers antwoordt ten aanzien van de eerste vraag van dhr. Dieters dat hij denkt dat op het moment dat er een sluis zal zijn aan de noordzijde bij de haven, dit ook wat extra reuring geeft op dat punt. Sluizen trekken aan. De route ligt strak tegen het dorp aan. Daar gaat verkeer komen. Er is een betere doorvaart door het meer. Vanaf de zuidoosthoek is reeds een vaarverbinding naar de noordelijke kant. Het betekent dat de mensen achter het dorp langs willen gaan. Dhr. Heilijgers verwacht dat, op het moment dat daar gezorgd wordt voor een goede bebording, je de mensen het dorp gewoon in trekt. De voorzitter verduidelijkt dat het punt van dhr. Dieters is, dat de mensen vanuit de jachthaven toch ook wel naar de bakker kunnen. Dhr. Heilijgers beaamt dat en in feite wordt daar ook wel aan gewerkt. De hoofdroute wordt ook opgesmukt. Daar gaat het een en ander gebeuren aan bestrating, groen, leuke lantaarnpalen. Het gaat er aantrekkelijker worden. Echter, dhr. Heilijgers denkt dat je het nog verder moet versterken. Het vaarverkeer is voor hen een heel belangrijke factor. Op dit moment is het dorp nog echt afgesloten naar de ontwikkeling die daar gemaakt is, het meer. Zij willen zorgen dat ze daar meer bij betrokken worden. Hij denkt dat een goede route dat wel doet, maar dat vaarverkeer op een gegeven moment op weg naar en van het meer af, ook behoefte heeft aan faciliteiten onderweg. De voorzitter geeft aan dat het tweede punt van dhr. Dieters was dat er aan de andere, de westelijke kant, ook bedrijvigheid is en dat dat ook zou kunnen worden ondersteund door de westelijke route. Dhr. Heijlijgers antwoordt dat de westelijke route geen enkele verbinding heeft met de faciliteiten in het dorp en daar heeft hij problemen mee. Los daarvan is er geen mogelijkheid om daar faciliteiten te genieten, want het is een beschermd gebied. Wat hij bijzonder oncharmant vindt, is dat je dwars door een ecologische verbindingszone moet kruizen en dat kan toch niet de bedoeling zijn van een ecologische verbindingszone. Maar het voornaamste punt is in feite de afstand naar het dorp en dat pleit voor de noordelijke vaarverbinding – die ligt daar strak tegenaan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) brengt in, zonder in herhaling te willen vallen, dat dhr. Heilijgers het erover had dat het dorp nu vanuit de achterkant naar het meer zit te kijken. Maar is het niet gevaarlijk dat indien de noordelijke route geïntroduceerd wordt, je twee achterkanten hebt en dan is het de vraag waar je in de toekomst je geld op in gaat zetten en in welke richting je je gaat ontwikkelen. Is het niet veel logischer om daar het meer te gaan ontwikkelen? Dhr. Heilijgers is van mening dat het een het ander niet uitsluit en dat beide elkaar potentiëren. Op het moment dat je zorgt voor een goede ontsluiting via het hoofdtraject door het dorp, doe je iets goeds, maar hij vindt dat je dat nog verder moet versterken. Het gaat om het vaarverkeer daar. Die mensen gaan moeilijk een lange afstand afleggen. Op het moment dat die vaarroute vlak langs het dorp is en daar middels goede aanlegplaatsen de gelegenheid is om nog even het dorp in te stappen om wat boodschappen te doen of te ontspannen en een glaasje te drinken op een terras, zullen ze meer naar het dorp getrokken worden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of dat betekent dat hij slechts ligplaatsvoorzieningen en geen bouwsels wil hebben aan de vaarroute aan de noordkant.
17
Dhr. Heilijgers denkt niet dat dat noodzakelijk is. Het gaat om misschien 100 meter die nodig is om het dorp in te stappen vanaf de vaarroute. Dhr. Heilijgers ziet dat niet als een probleem. Hij ziet het als korte lijnen, als iets dat vrij eenvoudig gefaciliteerd kan worden. De wegen liggen er, de paden zijn er. Het enige dat er moet gebeuren is zorgen voor goede aanlegplaatsen en bebording en de mensen het dorp intrekken. Het een sluit het ander niet uit. Dhr. Heilijgers acht het van groot belang dat de hoofdroute aantrekkelijk wordt en dat mensen via die route naar binnen kunnen stappen, maar vaarverkeer wil snel ergens kunnen zijn en de enige mogelijkheid daartoe is via die vaarroute. De voorzitter merkt op dat de mensen wel de nieuwe opgewaardeerde weg, de Oudlandseweg, over moeten steken. Dhr. Heilijgers beaamt dat. Daar moet een voorziening voor komen, maar hij neemt aan dat dat kan. De voorzitter dankt dhr. Heilijgers voor zijn inbreng en laat hem weten dat hij na de tweede termijn de gelegenheid krijgt om nog heel kort wat te zeggen, indien hij daar behoefte aan heeft. Hij vraagt dhr. Steentjes van LTO Noord naar voren te komen. Hij houdt de vergadering voor dat dhr. Heilijgers zich voortreffelijk aan zijn tijd heeft gehouden en dat de commissie de gelegenheid heeft genomen om 10 minuten lang vragen te stellen. Dhr. Steentjes (LTO Noord) neemt het woord. “Ik ben Harry Steentjes. Ik vertegenwoordig LTO en de agrariërs die te maken hebben met wat voor vaarverbinding dan ook, ze hebben er altijd mee te maken. In 2003-2004 zijn ongeveer de laatste aantekeningen gemaakt voor de verwerving van de gronden in de Blauwe Stad. We hadden aan de westkant een kanaal op papier om via de HAK om het overtollige water uit het Oldambtmeer kwijt te raken zonder dat we het gemaal hoefden te gebruiken en daar stonden in kleine lettertjes achter, want die lees ik ook wel eens: ‘tevens bestemd voor de toekomstige toeristische vaarroute.’ Ik dacht: gelukkig, nou zijn we eindelijk van alles af. Maar wat schetst mijn verbazing, in een keer was het van de baan en begon men over de noordelijke vaarroute. Maar in goed overleg met oud-gedeputeerde Bleker, in 2003, 2004, is met de betrokken agrarische ondernemers aan de hoofdweg van Midwolda. Ze zouden daar door de aanleg van een nieuwe vaarverbinding en een nieuwe wegverbinding van hun gronden worden afgesneden. De ondernemers stelden zich constructief op en waren bereid het plan te steunen op voorwaarde dat de bedrijven verplaatst zouden worden. De ondernemers willen zich verder ontwikkelen en dat is door de plannen en de planologische beperkingen in het huidige lint niet mogelijk. Na het bericht dat het plan financieel niet haalbaar was, bleef het jaren stil. Pas dit voorjaar bleek dat er financiële middelen zijn om een aangepast plan te realiseren. Dit is via de media gecommuniceerd. In juni werden de eigenaren onaangenaam verrast door een besluit van de gemeente Scheemda, waarbij op de gronden in de vaarverbinding de Wet Voorkeursrecht Gemeenten van toepassing werd verklaard. De ondernemers verkeren momenteel in onzekerheid of aan de voorwaarde van bedrijfsverplaatsing kan worden voldaan. Sommige onderdelen van het plan zijn ver uitgewerkt (kosten infrastructuur), maar voor bedrijfsverplaatsing is volstaan met een stelpost. Hoewel al in 2004 door LTO is aangedrongen op een nader onderzoek naar de schadecomponenten bij de aanleg van de vaarverbinding, is daar -voor zover wij weten- geen invulling gegeven. De ondernemers hebben een serieuze handreiking gedaan richting provincie om de vaarverbinding en verbetering van de wegverbinding gelijktijdig te realiseren. Op basis van de voorliggende studies krijgen we niet de indruk dat een grondige studie is gemaakt van de kosten die met bedrijfsverplaatsing gemoeid zijn. Het gaat om nieuwbouw, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het openbaar wegennet. Bij dergelijke planontwikkeling is het gebruikelijk dat de kosten op onteigeningsbasis worden berekend. Gezien de grootte van de bedrijven plaatsen wij sterke vraagtekens bij het bedrag dat in de begroting is opgenomen ("2 miljoen netto"). Wij wijzen u op recente landinrichtingsprojecten, waaruit juist de bedrijfsverplaatsingen zijn geschrapt om kosten te besparen. De wens om in het gebied een robuuste en natte verbindingszone te realiseren blijft als een donkere wolk boven het gebied hangen. Welk tracé ook wordt gekozen, er zal ruimte nodig zijn. Om een goede invulling te geven aan de bedrijfsverplaatsing is het nodig om zicht te hebben op de uitwerking van de natuurzone tussen Midwolda en Nieuwolda. Ook moet er duidelijkheid komen over de locaties die kunnen dienen voor de hervestiging van de agrarische bedrijven. Met de politieke discussie over de kernwaarden van grootschalige open landschappen achten wij snelle consensus over nieuwe bouwblokken geen vanzelfsprekendheid. Alles overziende pleit LTO Noord voor een meer integrale planontwikkeling, zoals bijvoorbeeld met planmatige kavelruil gebeurt. Met gedragen uitgangspunten, duidelijke doelen en een goed onderbouwde begroting kan met een gebiedsgerichte aanpak snel resultaat gehaald worden. Wanneer niet aan de voorwaarde van bedrijfsverplaatsing kan worden voldaan, dan is wat LTO Noord betreft, het tracé langs de Oudlandseweg niet meer in beeld. Het alternatief is dan een verbinding door het Midwolda Bos. Wij vragen ons af welke ontwerp-eisen gelden voor een volwaardige robuuste natte verbindingszone als deze de lintbebouwing van Midwolda doorsnijdt. Zijn dat dezelfde die de provincie ook hanteert voor een eerder traject van dezelfde zone, vanaf het Zuidlaardermeer tot aan het natuurgebied in de Herinrichting Midden-Groningen? Als inderdaad een zone van 75-100 meter breed het uitgangspunt is, dan is de opgave bij Midwolda ingrijpend. Ook als voor een vaarverbinding langs de 18
Oudlandseweg wordt gekozen, blijft de beleidsopgave voor nieuwe natte natuurverbinding op het gebied blijft rusten. Het is derhalve de vraag of "werk met werk" maken met een recreatieve vaarverbinding in een tracé in het Midwolder Bos uiteindelijk niet minder maatschappelijke impact heeft. Er hoeft immers slechts een keer een forse herinrichting plaats te vinden. Maar de bedrijven in het lint blijven op slot en wij vinden, als er gekozen wordt voor de westelijke vaarverbinding, dat de mogelijkheid er moet zijn dat de bedrijven door kunnen groeien. LTO Noord krijgt de stellige indruk dat het proces om de vaarverbinding te realiseren onder druk staat om budgettaire redenen. Snelheid mag echter niet ten koste gaan van draagvlak. Niet voor niets heeft de toenmalige gedeputeerde een bestuurlijke toezegging gedaan aan de betrokken agrarische ondernemers. Wij dringen erop aan om meer tijd te investeren in een goed en samenhangend plan dat de betrokken sectoren, inclusief de agrarische sector, zekerheden biedt. De middelen en de locaties moeten beschikbaar zijn. Dan kan er worden meegewerkt. Ik dank u.”
Dhr. Abbes (CDA) heeft een vraag over de eventuele bedrijfsverplaatsing. Kan dhr. Steentjes, naast het kostenaspect waarover hij duidelijk is hoe hij daar in zit, aangeven in welke mate het in technische zin haalbaar is. Hij kent de collega’s, hij kent waar de percelen liggen, hij kent de grootte van bedrijven. Er zal geruild en misschien wel herverkaveld moeten worden. Hoe ingewikkeld is deze hele operatie? Is dat haalbaar of is het echt een heel grote klus om dat te realiseren? Dhr. Steentjes (LTO Noord) antwoordt dat elk bedrijf waarin het lint zit, op dit moment ook een kavel heeft in het achterliggende land tussen Nieuwolda en Midwolda. Daar liggen twee verharde wegen. Nutsvoorzieningen zijn niet overal aanwezig. Dat kan opgelost worden, want technisch is er veel mogelijk. Op dat gebied ziet dhr. Steentjes weinig belemmering, maar er zal wat herverkaveld moeten worden en dat kost geld. Maar als men per se die noordelijke vaarverbinding wil...doe het dan goed. Dhr. Hoiting (PvhN) heeft een vraag naar aanleiding van de brief van 30 juni 2009 van het College over dit onderwerp. Daar leest hij op pagina 4 dat de situatie anno 2009 sinds 2005 op veel punten nog onveranderd is. Er staat bij het puntje ‘draagvlak’ dat zowel bij burgers, agrariërs en andere ondernemers, in grote meerderheid voorkeur gebleken is voor het Oudlandsewegtracé. Het is waarschijnlijk vragen naar de bekende weg maar is het volgens dhr. Steentjes onzin dat dit draagvlak er is en groot is voor dit tracé bij zijn achterban? Dhr. Steentjes (LTO Noord) geeft aan dat in 2003,2004 al gebleken is dat daar beslist draagvlak voor is als het op een goede manier geregeld wordt. Dat missen zij in de begroting van de gemeente die zij onder ogen kregen. Dhr. Hoiting (PvhN) vraagt of dat ‘goed geregeld zijn’, de bedrijfsverplaatsing betekent. Dhr. Steentjes (LTO Noord) antwoordt bevestigend. Hij durft dan ook nog wel te stellen dat voor de toekomst, voor de toeristische toestanden in Midwolda...de agrarische bedrijven in die bouwlinten toch een keer een probleem wordt. Door het laatste bestemmingsplan zitten ze sowieso nu al op slot. De partiële herziening. Er is een bouwaanvraag ingediend door een van de agrariërs, die ook niet gehonoreerd wordt. Die mensen zitten hartstikke vast. De voorzitter merkt op dat de positie van LTO Noord duidelijk is. Zij willen graag meewerken met het plan noordelijke route, als er gezorgd wordt dat de uitplaatsing op een goede manier plaats zal vinden. Dhr. Steentjes (LTO Noord) beaamt dit. De voorzitter dankt dhr. Steentjes voor zijn inbreng en laat hem weten dat hij na de tweede termijn nog even heel kort de gelegenheid krijgt het woord te nemen indien hij daar behoefte aan heeft. Er is 10 minuten aan de inspraak van dhr. Steentjes besteed. Dhr. Ader (Stichting Landschap Oldambt) neemt het woord. “Dank u wel meneer de voorzitter, de procedure is mij bekend. Het is waarschijnlijk ook bekend dat ik hier kom inspreken namens de Stichting Landschap Oldambt. Ik ben opnieuw erkentelijk dat wij de gelegenheid krijgen en mogen benutten om een pleidooi te houden voor het behoud van, wat toch wel erkend wordt als te zijn, het deel van het meest bijzondere landschap van Nederland en een landschap dat van internationale betekenis is. Dat zo’n pleidooi nog steeds nodig blijkt, bevreemd, maar het is duidelijk, want bijvoorbeeld uit de voorliggende inventaris, zoals die door Invraplus is gemaakt...in die inventaris wordt het landschap niet eens genoemd als een van de mee te wegen factoren in de afweging, laat staan dat het gebied zou worden onderkend als een gebied waar zorgvuldig mee moet worden omgesprongen. 19
Meneer de voorzitter, ik stel mij voor om uw vergaderefficiency te bevorderen door het heel kort te houden. Wij zonden alle leden van de commissie OM een pleitnota. Ik zou daar kortheidshalve naar kunnen verwijzen. Ik realiseer mij overigens dat die niet naar het college van GS is gegaan. Misschien dat de griffie dat nog staande de vergadering zou kunnen repareren. Maar wij zien natuurlijk wel graag 5 dat die pleitnota integraal wordt opgenomen bij de stukken als verslag van deze vergadering en wij hopen natuurlijk bovenal dat de door ons daar genoemde argumenten in die pleitnota wel degelijk meegenomen zullen worden in uw afweging. Onze argumenten betreffen uiteraard het landschap en dat zou het voorliggende rapport wat gebalanceerder maken. Ik zou daarbuiten nog wel namens de stichting één aspect willen belichten. Een belangrijk argument bij een vaarweg, een additionele vaarweg in het gebied, is natuurlijk werkgelegenheid. Of dat nou een noordelijke of een westelijke vaarroute is, maar het gaat, de argumenten daarvoor zijn vooral van werkgelegenheidsaard. Wij begrijpen en wij onderschrijven het belang van schepping van werkgelegenheid voor de hele regio. Niet alleen voor het dorp Midwolda maar voor de regio als zodanig waarin de Blauwe Stad gesitueerd is. Dan denk ik dat je daarbij de aantekening moet maken, dat een westelijke variant meer effect zal sorteren bij het scheppen van werkgelegenheid dan een noordelijke variant voor de regio. Ook Invraplus onderkent in zijn rapport dat de westelijke vaarverbinding voor varensgasten aantrekkelijker is dan de noordelijke route en dat is uiteraard ook evident dat het aantrekkelijker is om daarlangs te varen dan langs die noordelijke route. Dus is ook de conclusie dat die westelijke vaarweg meer zal bijdragen aan verhoging van aantrekkelijkheid van het vaargebied in haar totaliteit en daarmee van de werkgelegenheid in de regio in zijn totaliteit. Meneer de voorzitter, ik dank u zeer voor uw aandacht.”
Mw. Hazekamp (PvdD) heeft een aantal vragen voor dhr. Ader. Allereerst geeft hij in zijn notitie aan dat de combinatie EHS en recreatie heel goed mogelijk is en dat dat op heel veel plaatsen wordt gedaan. Zou hij daar een voorbeeld van kunnen noemen? GS zeggen dat de agrarische verplaatsing uit het lint voordelen met zich meebrengt, en wel voornamelijk op milieugebied. Zou dhr. Ader daar een reactie op kunnen geven? Dhr. Ader (Stichting Landschap Oldambt) antwoordt met betrekking tot de combinatie EHS en vaarverbinding dat met het tracé tussen het Oldambtmeer en het uiteindelijke Termunterzijldiep gedeeltelijk al een combinatie wordt gemaakt langs het nieuwe kanaal, dus daar is sprake van zo’n voorbeeld. Dhr. Ader meent zich uit de gesprekken over de verbindingen rond de Hamdijk en noodwaterberging te herinneren, dat daar ook sprake zou zijn van combinaties van EHS en vaarverbindingen. Dat zijn twee voorbeelden hier uit het Oldambt die ongetwijfeld kunnen worden aangevuld met vele andere. Wat betreft de uitplaatsing van agrarische bedrijven uit het lint en de voordelen daarvan op milieugebied. De Stichting Landschap Oldambt heeft zich niet over dat aspect gebogen. In zijn algemeenheid zien zij uitplaatsing van die bedrijven uit het lint als een potentiële bedreiging voor de gaafheid van het lint en het uitplaatsen van die bedrijven in de ruimte ten noorden van Midwolda als een potentiële bedreiging voor die ruimte. Echter, zij begrijpen wel dat sommige agrariërs wellicht graag bedrijfsuitplaatsing zouden willen, omdat hen dat mogelijkheden geeft tot vergroting. Daar moet uiteraard een zorgvuldige afweging worden gemaakt. Als daarvoor gekozen wordt, waar zij om andere redenen wel begrip voor zouden kunnen hebben – het gaat de Stichting Landschap Oldambt niet om het bevriezen van ontwikkeling, maar om het zorgvuldig inbedden van die ontwikkeling in dat bijzondere landschap – dan wordt de vraag waar je die bedrijven dan gaat plaatsen en of er dan voldoende rekening wordt gehouden met de landschappelijke waarde die dan toch op de tocht komt te staan, heel belangrijk. Dhr. Abbes (CDA) gaat in op het landschappelijke aspect en in het bijzonder de noordkant van het dorp, de Oudlandseweg en de bomenrij. Daar wordt dan diep gegraven en er komt een weg langs te liggen. Kan dhr. Ader specificeren wat de landschappelijke bezwaren daar zouden zijn maar ook wanneer men rekening zou houden met een zo terughoudend mogelijke inrichting daarvan? Wat is volgens hem de grootste inbreuk op het gezicht op het dorp? Dhr. Ader (Stichting Landschap Oldambt) antwoordt dat het graven van een kanaal dat beneden het maaiveld ligt tot geen enkele impact op het zicht op het dorp leidt, maar dat het onaannemelijk is dat het daarbij zal blijven. Als je kijkt naar de tekeningen en de doorsnede van de Oudlandseweg dan zie je al dat daar een driedubbele bomenrij op staat, wat betekent dat je vanuit het noorden, vanuit de ruimte, tegen een anoniem bos aankijkt wat overal in Nederland zou kunnen staan in plaats van tegen het karakteristieke lint wat de afsluiting is van het oude ontginningsgebied. Dat zijn hele bijzondere elementen, die samen dat landschap bepalen. Echter, wat ook in de tekeningen, in de profielen, niet 5
zie pagina 47 van dit verslag. 20
te zien is, is dat er vijf bruggen in komen. Het is nergens te vinden hoe hoog ze precies zullen zijn en er komt ook een dijk in te liggen over een deel van het tracé - maar de bovenkant van die bruggen wordt waarschijnlijk hoger dan vier meter. Dat zijn enorme objecten. Die weg wordt aan de noordkant van het kanaal geprojecteerd. Een nachtmerriescenario is dat er op een gegeven moment druk ontstaat om aan de noordkant bedrijfjes te vestigen die dan met de achterkant naar het land liggen, want bedrijfsgebouwen van werfjes liggen achter de helling en de helling ligt tussen kanaal en bedrijf. Er wordt gesproken over onderhoudswerkzaamheden en het ECORYS-rapport, maar dat kan je daar niet kwijt, dus er zal ongetwijfeld druk komen om die bestaande situatie te gaan veranderen: er komt bedrijvigheid, er komen bedrijfjes en dat zal natuurlijk het karakter van het aanzien van het lint vanuit het noorden in belangrijke mate wijzigen, om niet te zeggen aantasten. De voorzitter stelt voor verder te gaan en een aanvang te maken met de bespreking van het stuk. Hij dankt dhr. Ader voor het moment. Hij geeft de fractie van de VVD als eerste het woord. Hij wijst de vergadering erop dat er per fractie een kwartier is voor de hele vergadering en dat is 2,5 minuut per agendapunt. Dhr. Haasken (VVD) laat weten dat de VVD-fractie een vaarverbinding tussen het Oldambtmeer en het noordelijke vaarcircuit van het Termunterzijldiep noodzakelijk acht. Het gaat er hier om welk tracé je daarvoor kiest. Er is een aantal varianten mogelijk en er is een aantal vragen met betrekking tot financiën voor de verschillende tracémogelijkheden. Men wordt geconfronteerd met een tracé waarbij men de maatschappelijke discussie over wélk tracé niet heeft kunnen voeren. Sterker nog, er wordt een tracé voorgehouden die wordt bestempeld als zijnde feitelijk de enige mogelijkheid. Als je dan nagaat dat je tegenwoordig bijna voor elke te verplaatsen stoeptegel een MER-discussie moet voeren en die discussie hier voor drie kilometer nieuwe vaarweg niet met de Staten is gevoerd, vraagt hij zich af waarom dat niet is gebeurd. Dhr. Haasken wil niet beweren dat er een volledige MER-rapportage plaats dient te vinden, maar een fatsoenlijke weging tussen de verschillende varianten was minstens op zijn plaats geweest en dat is nog steeds mogelijk. Als het dan gaat om de noordelijke vaarverbinding dan is zijn vraag aan het College welke economische ontwikkeling zij concreet verwacht langs en voor die noordelijke vaarverbinding. Mag er volgens het College ook worden gebouwd? Want als dat niet het geval is, dan is er een doorgaand kanaal waarbij men vanaf de jachthaven in de richting van het Termunterzijldiep misschien nog een keer aanlegt om een brood te kopen in Midwolda en komend vanaf het Termunterzijldiep in de richting van de jachthaven zal men naar de inschatting van dhr. Haasken doorvaren. Hoe schat het College haar onderhandelingspositie in wanneer het tracé moet worden verworven? Hoe denkt het College invulling te geven aan herplaatsing van de agrarische bedrijven? De VVD-fractie kan zich voorstellen dat de behoefte en de wens er is in de agrarische sector bij de bedrijven in het dorp. Dat heeft hij ook beluisterd en dat kan hij zich ook heel goed voorstellen. Maar maak dat niet afhankelijk van die vaarverbinding. Ook als die vaarverbinding er niet komt aan de noordzijde zal de behoefte blijven bestaan zich buiten het dorp te vestigen. Hier wordt het heel nadrukkelijk met elkaar verbonden en dan is de vraag op zijn plek of er rekening gehouden is met bouwmogelijkheden aan de noordzijde van die vaarverbinding en als dat niet het geval is dan zullen er naar zijn inschatting aanzienlijk meer bruggen moeten worden gebouwd en aan de noordzijde van het kanaal ook nog eens een keer een parallelweg, hetgeen niet in de begroting is terug te vinden. De discussie over het westelijke of Midwolderbostracé. Hoe ziet het College de opvatting van de Stichting Groninger Landschap, waarin voor waterrecreatie feitelijk geen plaats is in het complex van de Ennemaborg. Hij vraagt daarnaar omdat ook die opmerking is gemaakt door de directeur van de Stichting Groninger Landschap en er vele watersportgebieden in Nederland zijn die die combinatie van functies heel goed kennen. Te denken valt aan de Weerribben, de Wieden en noem al die gebieden maar op die een hoogwaardige natuurfunctie kennen en waar heel veel boten te vinden zijn. Werk met werk maken. In het Midwolderbos worden momenteel nogal wat werken uitgevoerd en er wordt een vrij omvangrijk bestek voorbereid. Dhr. Haasken neemt aan dat twee van de drie bruggen die daar zijn gelegen op de nominatie staan om vervangen dan wel gerestaureerd te worden. Het lijkt hem geweldig om dat te combineren met een mogelijk te verplaatsen vaarverbinding langs dat tracé. Of is het zo dat die bruggen worden vervangen omdat ook tijdens het werkbezoek sprake bleek te zijn van het dempen van dat kanaal vanaf het nieuwe kanaal tot aan het voormalige gemaal Huninga. Is er sprake van dat dat kanaalgedeelte gedempt gaat worden of wordt teruggebracht tot een sloot? De westelijke variant wordt feitelijk bestreden. Er worden alleen bedreigingen gezien en geen kansen. De EHS zou worden doorsneden, maar de EHS wordt niet doorsneden, er is een doorsnijding middels een kanaal en die doorsnijding kent een belangrijke natuurhistorische achtergrond die te maken heeft met de ontginning van dat hele gebied. Vandaar ook zijn vraag: wordt dat kanaal gedempt? De robuuste verbindingszone zou niet mogelijk zijn. Of die vaarverbinding via de westelijke of via de 21
noordelijke route gaat, ter hoogte van de Hoofdweg blijft dat knelpunt met die robuuste verbinding, hoe dan ook. Daar doet die vaarverbinding niets aan af. En ineens is de glaciale rug van Midwolda/Oostwold geen probleem meer ondanks de toch hele ferme bewoordingen in het POP. Dat verbaast de VVD-fractie zeer. En dan is er ook ineens een enorm verkeerskundig knelpunt ter hoogte van De Vicarie (Imca Marina). Terwijl hij als watersporter (hij heeft een fors aantal jaren vrij veel, ook in Friesland, gevaren) weet dat de meest markante punten zich bevinden waar reuring is, waar het krap wordt en waar het gezellig is. Juist op die plekken denkt hij dat dat een kans bij uitstek is. Dhr. Haasken heeft contact gehad met de Stichting Recreatie Tourvaart Nederland. Daar is in het vrij recente verleden (2008) een beleidsnotitie gemaakt, waarin variant nr. 2, die de VVD-fractie vorige week als onmogelijk werd geschetst...maar de begrotingen waren € 14, bijna € 15 miljoen. De Stichting Recreatie Tourvaart Nederland heeft dhr. Haasken medegedeeld dat er een begroting ligt van DHV (Advies- en ingenieursbureau) van € 6 miljoen. Weet het College daarvan? Waarom weten wij dat eigenlijk niet? De voorzitter laat weten dat dhr. Haasken 7 minuten gesproken heeft. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat dhr. Haasken al heel veel vragen heeft gesteld maar dat hij toch ook, alvorens de antwoorden af te wachten, enkele opmerkingen wil maken. In de eerste plaats ziet ook de GroenLinks-fractie het belang van een verbinding. Het is onlogisch een meer te creëren en vervolgens daar met een boot aan te komen en de enige route om weg te kunnen de route zou zijn waarmee je gekomen bent. Namens de GroenLinks-fractie wil hij dank zeggen voor de inzet van velen en in een vrij korte periode. Tijdens het werkbezoek viel hen op dat de burgemeester bezig was met een soort oefening van zelfbeheersing, die bij het ambt hoort. Zij lieten daarmee wel duidelijk zien hoe het ligt in Midwolda en de omgeving en bij het bestuur. Het is uitermate bevreemdend voor de gemeente en de gemeenteraad dat de Staten nu ineens nog over die verbinding gaan praten. Het is iets waar zijns inziens de Staten niet zo veel aan kunnen doen. Hij sluit dan ook aan bij de opmerking van dhr. Haasken waarom de Staten daar niet eerder over gesproken hebben en waarom, zo blijkt uit de brief, de ringcommissie heeft gemeend dat zij wel een besluit zou kunnen nemen, maar dat vervolgens niet zou hoeven voorleggen. Het is een aanzienlijk ruimtelijk besluit waar je als Staten in feite besluitvormend zou moeten zijn. Dhr. Van der Ploeg dankt dhr. Haasken dat het nu alsnog, misschien slechts gedeeltelijk, besproken kan worden. De stukken die voorliggen geven wel degelijk aanleiding tot vragen en er zijn er heel veel gesteld. Dhr. Van der Ploeg heeft op dit moment één aanvullende vraag. Er wordt een project financiering benoemd met een EFRO-toekenning, althans een claim daarop. Mocht er nu vanuit de Staten zeggen ‘We gaan toch nog even een andere route diepgaander bekijken.’, wat betekent dat dan voor zo’n EFRO-aanvraag? Moeten we er rekening mee houden dat die in de komende jaren dan niet meer beschikbaar is? Kortom, het gaat over vertraging waar de GroenLinks-fractie niet op zit te wachten. Hij wacht de andere vragen eerst af voor de eerste conclusies. De voorzitter laat weten dat dhr. Van der Ploeg 3 minuten gesproken heeft. Mw. Hazekamp (PvdD) merkt op dat de PvdD-fractie, hoewel deze vaarverbinding heel veel kansen biedt, ook heel veel bedreigingen ziet. Een van de grootste punten waar de PvdD-fractie zich zorgen over maakt is de aantasting van het landschap bij de noordelijke variant. Zij gaat nu niet alle al eerder opgenoemde punten opnoemen. Een aantal zaken die de PvdD belangrijk vindt heeft zij vorig jaar al in een motie beschreven bij de behandeling van het voorontwerp POP waarbij zij al aangaven dat het zuidelijke tracé onderzocht zou moeten worden omdat het noordelijke nogal wat nadelen kende. Mw. Hazekamp heeft zich nog onvoldoende in het zuidelijke Midwolderbostracé (de Variant Haasken) verdiept, maar zij is benieuwd naar een reactie van GS op dit punt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) laat weten dat de D66-fractie zich aansluit bij de opmerkingen en vragen die door de VVD zijn gesteld en gemaakt. Dhr. Hoiting (PvhN) brengt in dat ook de PvhN-fractie het belang van de vaarverbinding onderschrijft. Zij zal een belangrijke betekenis hebben voor het gebied en voor Groningen in het geheel. Naar aanleiding van de insprekers en de stukken heeft hij een aantal vragen. De eerste raakt de vraag die dhr. Van der Ploeg al stelde, namelijk: er is door de insprekers de suggestie gewekt dat snelheid van handelen geboden is in verband met beschikbaarheid van budgetten, is dat juist? Staan die onder druk en betekent dat uitstel of vertraging die de beschikbaarheid van de budgetten in gevaar brengt?
22
Een tweede vraag. Er zijn vraagtekens gezet bij de kosten van de verplaatsing van de bedrijven. Daar is een bedrag van € 2 miljoen voor genoemd. Dhr. Hoiting zou graag van het College willen horen in hoeverre zij dat bedrag anno 2009, 2010, 2011 toereikend acht om dit te kunnen realiseren. Er wordt in de stukken genoemd dat er draagvlak is voor de noordelijke variant. Een eventuele zuidelijke variant heeft gevolgen voor andere inwoners van Midwolda. Is daar al overleg over gepleegd? Is er bij de mensen die de gevolgen daarvan zullen ondervinden, ook voldoende draagvlak? Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) laat weten dat de ChristenUnie, ook in relatie met het POP dat afgelopen juni is vastgesteld, wil zeggen dat de Nederlander bij vaarrecreatie niet alleen meer aan Friesland, maar ook aan Groningen moet denken. Met dat in het achterhoofd vindt de ChristenUniefractie het toch wel heel erg belangrijk dat er inderdaad een vaarverbinding wordt aangelegd. Vervolgens is de vraag waar die moet komen te liggen en daar ligt het discussiepunt van vandaag. Er zijn al een heel aantal vragen over gesteld en de discussie is helder naar voren gebracht. Ook de voordrachten van de verschillende insprekers hebben dat laten zien. Maar de ChristenUnie-fractie wil daar toch een aantal vragen bij stellen. Dhr. Haasken heeft het over het ontkoppelen van de uitplaatsing van agrarische bedrijven van de aanleg van de vaarverbinding. In hoeverre is dat een optie voor het College? De vraag die de ChristenUnie-fractie eigenlijk bezighoudt, heeft betrekking tot de kosten die in de begroting zijn aangegeven, namelijk een post van € 2 miljoen. Daar worden ernstige vraagtekens bij geplaatst. Zou het College nog even haar licht kunnen laten schijnen op hoe zij tegen dat punt aankijkt? Vanuit de Stichting Landschap Oldambt is aandacht gevraagd voor het landschap. De ChristenUnie-fractie is benieuwd naar de reactie van het College hierop en wat de consequenties zijn voor de aanblik en de ontwikkeling. Vanuit insprekers zoals dhr. Heilijgers en dhr. Ader ziet mw. Van der Graaf ook enige discussie op dit punt. Aanlegplaatsen hoeven niet per se te leiden tot bebouwing, stelt de een. De ander geeft aan dat het gevolg op den duur toch zal zijn dat er gebouwd zal worden. Dat in ogenschouw genomen, is zij benieuwd naar de reactie van het College naar de discussie op dat punt. De glaciale rug. In het POP wordt gesproken over een verbod op diepploegen en afglijden van de glaciale rug. Wordt dat verbod doorbroken als er inderdaad gekozen wordt voor het Oudlandsewegtracé? Hoe ziet het College het een en ander met elkaar in verband? Dhr. Abbes (CDA) brengt in dat de CDA-fractie op zich wel sympathie heeft voor de noordelijke variant, maar dat het vooral gebaseerd is op het feit dat er veel draagvlak bij de bevolking, bij de locale politiek en bij de ondernemers is. Echter, zij wil er nog niet mee instemmen. Dat hangt van de beantwoording van een aantal vragen af die te maken hebben met financiën en die van landschappelijke aard zijn. De eerste vraag betreft de begroting. De CDA-fractie maakt zich zorgen of er überhaupt wel een gesloten begroting geleverd kan worden bij het hele project. Dhr. Steentjes heeft de uitplaatsing van boerenbedrijven genoemd. Het geldt ook voor de compensatie van andere particulieren. Hoe denkt het College daarmee om te gaan? De CDA wil niet graag dat men in de loop van het proces wordt geconfronteerd met budgetoverschrijding. Hoe kan het College de verrommeling (bruggen, lantaarnpalen, borden et cetera), die altijd gepaard gaat met de aanleg van infrastructuur, die nu gepland is aan de noordzijde van het dorp, zo veel mogelijk voorkomen? Kunnen GS ook voorkomen of garanderen dat de zuidelijke strook tussen de vaarverbinding en het eigenlijke dorp een ratjetoe van nieuwe bebouwing gaat worden waardoor het karakteristieke dorpssilhouet van Midwolda ernstig aangetast gaat worden? Hoe denkt het College daarmee om te gaan? Deze discussie ligt vooral op gemeentelijk bestemmingsplanniveau. Gezien de formuleringen en de inzet op het gebied van karakteristieke landschappen in het POP – ook het Oldambt is aangemerkt als een zeer waardevol landschap – hoe denkt het College daarmee om te gaan met betrekking tot de verplaatsing van eventuele landbouwbedrijven in het open gebied? Is dat haalbaar? In het POP ligt iets vast, anderzijds zijn er mogelijkheden, maar een en ander staat enigszins op gespannen voet met elkaar. Waarom denkt het College dat deze toch wel forse investering zo veel gaat opleveren voor het dorp? Hoe beoordeelt het College de aannames en conclusies in het rapport van ECORYS? Hoe realistisch is de aanname van maximaal 35 fte structureel? De argumenten van Stichting Groninger Landschap hebben het CDA, zwak uitgedrukt, niet echt overtuigd. En passant werd het CDA weer geconfronteerd met de inrichtingsplannen. Dhr. Abbes is daar wel weer van geschrokken. Er is geen enkele relatie gemaakt met de cultuurhistorische setting van borg en park. Daar zal hij op een later moment nog op terugkomen. In het lijstje van voors en tegens geeft het College alleen aan dat er weerstand is van het Groninger Landschap. Het is een 23
feitelijke constatering dat het Groninger Landschap dat niet wil. Wat zijn volgens het College dan de zwaarwegende en doorslaggevende inhoudelijke argumenten in deze discussie? Tot slot heeft dhr. Abbes nog een kleine opmerking. Hij kreeg gisteren pas per e-mail het alternatieve voorstel van de VVD. Dat voorstel was alleen in financiële zin uitgewerkt. Over de verdere impact daarvan heeft het CDA nog niet kunnen discussiëren. Daar heeft het CDA als zodanig dan ook nog geen mening over. Dhr. Dieters (PvdA) laat weten dat de PvdA ook het belang ziet van een vaarverbinding vanaf het Oldambtmeer maar vooral ook richting het noorden en het hele rondje dat de Staten ooit is gepresenteerd als vaarroute. Dat kan goed bijdragen aan de regionale economie en de werkgelegenheid voor het gebied – in het kader van vitaliteit en leefbaarheid. Dat vindt de PvdA-fractie een heel belangrijk gegeven. Echter, men wordt nu wel geconfronteerd met het voorstel van dhr. Haasken dat ook hij gisteravond via de mail binnenkreeg. Dat moet wel op zijn merites worden beoordeeld, maar daar was nu onvoldoende tijd voor. Er is in de Staten altijd wel gesproken, ook in de vorige periode, over een noordelijke vaarverbinding, maar destijds werd door de toenmalige gedeputeerde gezegd dat dat langetermijnwerk zou zijn en dat het 15-20 jaar zou gaan kosten omdat het financieel op korte termijn niet realiseerbaar zou zijn. Via de Staten is PS uiteraard wel via voortgangsrapportages op de hoogte gehouden maar de PvdA vindt het toch een omissie dat er nu, om 5 voor 12, een definitieve tracékeuze gemaakt moet worden. Het is lastig om het zo ook goed te kunnen beoordelen. Veel zaken en vragen zijn aan de orde gekomen en gesteld. Dhr. Dieters is zeer nieuwsgierig wat GS gaan zeggen over de variant Haasken (variant 3). Voorts wil hij nog een vraag stellen met betrekking tot de uitplaatsing. Wordt dit wel voldoende geacht? Dhr. Dieters denkt daar iets anders over. Is er zicht op hoe het College dat gaat invullen? GroenLinks heeft de vraag ook al gesteld, maar wat betekent het in de tijd voor de EFROsubsidie en Waterschap en de gemeenten als er toch verder wordt gediscussieerd over deze varianten? Daar wil hij graag wat meer over weten. Mw. Sciacca (SP) sluit zich aan bij alle goede vragen die gesteld zijn. Zij heeft nog wel één klein vraagje. Hoe verhoudt deze discussie zich tot de besluitvorming in Scheemda waar toch gesproken wordt over breed draagvlak? De voorzitter merkt op dat de discussie over de financiële donkere wolken die snel op de provincie afkomen dan nog niet eens aan de orde is geweest. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) acht het goed om even terug te gaan naar het proces. In 2002 heeft het College de brief vastgesteld over prioriteiten waar het gaat om de vaarverbindingen. Daar hoort de noordervaarverbinding ook bij. In 2006 zijn er in de voorjaarsnota middelen voor beschikbaar gesteld. In het kader van de ringcommissie Blauwe Stad is uitvoerig werk gemaakt van de ontwikkeling van de tracés en van afweging. Daar is PS ook via voortgangsrapportages Blauwe Stad over geïnformeerd. Dat heeft het College tot drie keer toe gemeld, inclusief de afweging. Tegelijkertijd is het een complex project: het is verbonden met de EHS en met de rondweg. Het College heeft geen mogelijkheden gezien om dat te financieren en te realiseren. Binnen Scheemda zijn de ontwikkelingen verder gegaan: het dorpsontwikkelingsplan, er is nagedacht over tracés en besluitvorming van de Raad. Vele belanghebbenden zijn uitvoerig geraadpleegd. Ondernemers – en de heer Heilijgers noemde het ook al – maar ook vele anderen zijn erbij betrokken geraakt. Binnen de gemeente Scheemda is het vrij helder dat het Oudlandsewegtracé de voorkeur geniet en dat is afgewogen en in een besluitvorming neergeslagen. Het College heeft PS niet een expliciet tracébesluit voorgelegd. Dhr. Gerritsen kan alleen maar naar de reden waarom dat niet gebeurd is gissen. Het zou te maken hebben met het feit dat het op dat moment nog niet actueel was, omdat het onhaalbaar was. Vastgesteld moet worden dat het een omissie is dat het College dat niet heel klip en klaar aan PS naar voren heeft gebracht. Het is goed dat dat op dit moment alsnog plaatsvindt, hoewel dat pas in een laat stadium is. Dhr. Gerritsen wil er heel duidelijk en open over zijn dat dat op een moment had gemoeten dat het College had gezegd dat zij het hadden losgekoppeld en dat GS dat direct aan PS hadden moeten voordragen bij de tracékeuze. Dat is niet gebeurd en het is goed dat het in ieder geval nu aan de orde komt. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft op dit punt een vraag. Hij maakt uit zijn brief van het College op dat de ringcommissie daarover een besluit heeft genomen. Hij neemt aan dat dat besluit – in ieder geval het overleg met Scheemda en het resultaat daarvan – ook in het College is besproken en dat 24
het College heel duidelijk een afweging heeft gemaakt om dat bijvoorbeeld wel of niet te melden en voor te leggen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) weet niet of het College daar expliciet een beslissing over heeft genomen. In elk geval heeft de ringcommissie dat besloten, maar in alle openheid is de informatie in het College en in PS geweest. PS weten over de afweging en over de besluitvorming die heeft plaatsgevonden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het niet om de informatie, maar om de besluitvorming in het College, om het besluit om het wel of niet voor te leggen, gaat. Wie gaat er uiteindelijk over zo’n besluit? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat het College niet het besluit heeft genomen om het PS niet voor te leggen, maar ook niet het besluit genomen dat zij wel had moeten nemen, namelijk om het PS wel voor te leggen. Dhr. Gerritsen licht toe wat de afwegingen zijn en zal proberen om op de vragen in te gaan. Er is sprake van een afweging tussen een tweetal tracés. Dhr. Haasken heeft d.d. donderdag 3 september 2009 een derde variant bij het College ingediend. Het College heeft gemeend dat ook meteen te moeten onderzoeken. Voor het College onderscheidt deze variant zich met name op het vlak van de financiën. Dat is ook in de richting van wat dhr. Abbes aangaf. De variant is wat goedkoper maar verder in de argumentatie loopt het eigenlijk naar dezelfde punten toe, namelijk dat het door de westkant gaat, naar het Midwolderbos, waar natuurbestemmingen prevaleren. Dat sluit niet uit dat er recreatie plaatsvindt. Het Stichting Groninger Landschap heeft daar een heel zwaar punt van gemaakt. Het College vindt dat recreatie en natuur in principe goed samen zouden kunnen gaan. Dat zet het College duidelijk minder zwaar aan en in haar argumentatie heeft zij ook aangegeven dat dat voor haar niet het bepalende punt is. Als dat zorgvuldig gebeurt, waarom niet? Dat gebeurt op allerlei punten wel vaker en dhr. Ader heeft in de inspraakreactie ook gezegd dat er straks aan de noordkant de robuuste verbindingszone komt en de combinatie met de EHS. Het College vindt dat ook allemaal heel verantwoord dus daar ligt niet het zware punt. Het is een afweging waarbij een aantal factoren een rol speelt. Tot dusver aangaande het punt recreatie en EHS. Als het gaat om het oorspronkelijke ontwerp van de Blauwe Stad is de westkant met name voor natuurdoelen bestemd, zoals Ennemaborg en het Midwolderbos. De recreatieplas gaat ook een natuurgebied worden en daar zal rekening mee gehouden moeten worden. Indien de variant van dhr. Haasken uitgevoerd zou moeten worden moet je daar met sluizen werken om het peilverschil goed te kunnen handhaven, tenminste, als je de natuurdoelstellingen wilt laten realiseren. Daar ligt niet een zwaar punt. Wat betreft de kosten. Het Oudlandsewegtracé komt neer op € 13,6 miljoen, de oorspronkelijke Midwolderbosvariant op € 16, 9 miljoen. De zuidvariant is in een eerste quickscan op € 14,2 miljoen geschat. Men wilde goed kijken naar het Midwolderbos, want daar ligt dat kanaal al. Echter, het gaat ook om het bevaarbaar maken, het realiseren van bruggen en een sluis waardoor je toch met aanzienlijke kosten te maken hebt. Op het punt van de kosten kan je door de oogharen heen stellen dat de Oudlandsewegvariant wat goedkoper is dan de andere varianten, maar ook daar ligt niet een heel zwaarwegend punt waarvan het College zou zeggen dat het bepalend moet zijn in de discussie. Hij komt straks nog terug op hoe je met bepaalde begrotingsposten, als het gaat om uitplaatsing, omgaat. Wat zijn dan wel bepalende punten? Ten eerste betreft dat de toeristische ontwikkeling. Die is in het oorspronkelijk ontwerp van de noordrand Blauwe Stad ook aan de noordkant, rond de jachthaven, gepland. Daar gebeurt al heel erg veel. Het College verwacht dat als je dat aan de noordrand verder uitwerkt en tot ontwikkeling brengt, dat voor Midwolda verdere impulsen kan geven. Op welke manier? Niet door aan de noordkant bebouwing te realiseren zodat je dat open landschap gaat aantasten. Wat dat aangaat is hij het eens met dhr. Ader en dhr. Abbes dat men er ontzettend voor moet waken dat niet te gaan doen. Aan de zuidkant staan boerderijen. Daar zou enige ontwikkeling kunnen plaatsvinden, maar wel zorgvuldig – geen ratjetoe en geen rommel. Dat zal beperkt blijven. Men moet zich wel realiseren dat de vaarverbinding heel dicht tegen het dorp Nieuwolda aanligt, direct op loopafstand. Daar liggen allerlei mogelijkheden: aanlegsteigers, bewegwijzering. Er zijn ontwikkelingsmogelijkheden aan die zuidkant. Agrariërs zouden in dat voorstel worden uitgeplaatst. Dat biedt ruimte voor verdere ontwikkeling van Midwolda. Midwolda is al uitvoerig in ontwikkeling. Dat wil het College aanjagen, want zij vindt het geweldig wat daar gebeurt. Dhr. Heilijgers heeft dat geschetst en het College denkt dat dat een nadere impuls geeft. Niet alleen door het kanaal daarachter, maar ook doordat het een doorgaande verbinding gaat worden, want aan de zuidkant vanuit het Winschoterdiep richting 25
de Blauwe Stad en aan de noordkant, komt naar het Termunterzijldiep een doorgaande verbinding naar de Dollard. Het College denkt dat dat van belang is, waardoor het Oldambtmeer ook echt rendement gaat opbrengen en dat is voor het hele project Blauwe Stad van belang. Met name die concentratie in dat dorp Midwolda zal zijns inziens voor de opbrengsten gaan zorgen. Dat is de insteek geweest bij de keuze die het College daarin gemaakt heeft. Het locale draagvlak is daar ook bij van belang. Het dorpsontwikkelingsplan en de gemeenteraad hebben daar geen misverstanden over laten bestaan. Daar zit ook aan gekoppeld de bereidheid van de gemeente Scheemda om te cofinancieren. Dat gaat om een bedrag van € 3,5 miljoen maar dat is wel gekoppeld aan de noordelijke variant. Op het punt van de aanvraag en de financiering ziet het College mogelijkheden om binnen de provincie een aantal zaken te doen. Dat staat op zichzelf los van welke variant het is. Dan is er de EFRO-subsidie, die op dit moment mogelijk en beschikbaar is en dat zal waarschijnlijk nog wel een half jaar tot een jaar doorlopen, maar de mogelijkheden liggen voor. Wordt er voor een andere variant gekozen, dan loop je tegen een aantal dingen aan zoals de besluitvorming in Scheemda en de daaraan gekoppelde financiering van de gemeente Scheemda, want die is bedoeld voor die variant. Dhr. Gerritsen schetst in alle openheid zoals het voorligt. Er is nadrukkelijk gevraagd of het College wel kan garanderen dat het allemaal goed gaat met de bedrijfsverplaatsingen. Er is in een vroeg stadium contact opgenomen. Er is goed overleg geweest. Dat heeft een tijdje stil gelegen omdat er een tijdje niks gebeurde. Het College heeft een stelpost opgenomen en er is sprake van een onderhandeling. Er wordt gesproken met de boeren als voor dit tracé wordt gekozen. Dat gaat om een nettobedrag. Het gaat er ook om dat er gronden en panden verworven worden die ook weer verkocht kunnen worden. In brutocijfers gaat dat om een hoger bedrag. Het College heeft het opgebouwd op basis van ervaringscijfers en een oordeel van deskundigen. Dhr. Gerritsen wil en kan daar in alle eerlijkheid niet over in detail treden want dan gaat het over een onderhandeling. Dhr. Gerritsen begrijpt dat men van de kant van de agrariërs de belangen hier behartigt en insteekt op een goede prijs. Bij andere ontwikkelingen speelt dit ook wel eens een rol en hoewel er sprake is van een beoogd tracé, zal de zaak nog besproken moeten worden in onderhandeling. Dat is in die zin niet zo heel bijzonder. Het is een operatie die ook wel weer voordelen biedt, mits je hem goed uitvoert. Daar doelt dhr. Abbes ook op, namelijk: een goede inplaatsing en uitkijken met hoe je dat met het landschap doet. Het is belangrijk dat boeren daar aansluitend op gesitueerd zijn en meer mogelijkheden voor ontwikkeling hebben, dus er gaat tevens een landbouwbelang mee gemoeid omdat men nu binnen de bebouwing van Midwolda onderhevig is aan allerlei milieueisen en richtlijnen. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of dit betekent dat de gedeputeerde zegt dat het College ruimte ziet voor hervestiging aan de noordzijde van het kanaal? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat hij gezegd heeft dat dat een heel gevoelig proces is waar je heel voorzichtig mee om moet gaan om dat direct aan de noordkant te doen. Je bent niet voor niets aan het verplaatsen en het zal allicht wel aansluitend op de percelen moeten. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat die niet aan de zuidzijde van het kanaal liggen. De voorzitter resumeert dat het erom gaat of het aan het kanaal of ten noorden van het kanaal moet. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat de vraag is of dat direct ten noorden van het kanaal moet of verder in het gebied, wat ook kan. Het zal in ieder geval op een zorgvuldige manier moeten gebeuren en hij denkt niet dat dat direct ten noordzijde van het kanaal moet. In ieder geval moet het aansluiten op het perceel. De voorzitter vraagt of dhr. Gerritsen zo zijn beantwoording heeft voltooid. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) wil nog even kort de punten bij langs gaan. In hoofdlijnen denkt hij de beantwoording te hebben voltooid. Dhr. Ader heeft in de inspraak terecht op de belangen gewezen. Dhr. Gerritsen denkt dat de ruimtelijke impact van het graven van het kanaal zeer beperkt kan blijven. Daar moeten de ROaspecten goed in ogenschouw genomen worden. De gemeente Scheemda zal daar ook van doordrongen zijn. In het POP is een uitzondering gemaakt voor deze verplaatsing en dat geldt ook voor een aantal andere situaties. Midwolderbos. De combinatie recreatie en natuur is te combineren. Verder heeft hij uitgelegd hoe het komt dat dat in de kosten toch hoog uitpakt. 26
De voorzitter geeft aan dat hij nog een tweede termijn heeft. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat er daarom nog even snel doorheen. Hij moet erkennen dat het punt van de glaciale rug een bezwaar is bij de noordelijke variant. Het is jammer dat dat moet, maar dat is in de afweging meegenomen. Maar net zoals het College de EHS, recreatie aan de zuidkant en de Midwolderbosvariant niet als een doorslaggevend bezwaar heeft gezien, heeft zij ook dit niet als een doorslaggevend bezwaar gezien. Erkend moet worden dat dat zo is. Dhr. Keurentjes (CDA) brengt in dat dhr. Gerritsen bij de opmerkingen die hij maakte over de verplaatsing en de herlocatie van de bedrijven, ook sprake was van ontsluiting en herverkaveling van de percelen aan de noordkant van het dorp. Zou hij daar nog op willen antwoorden? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft een vraag over de stelpost van € 2 miljoen. Er is een bijdrage van de provincie van in totaal € 4,5 miljoen. Heeft het College dat voor zichzelf gemaximeerd? Dhr. Van der Ploeg haalt dat niet uit de brief. En, stel dat het uit de hand gaat lopen, komt deze vraag dan terug? Dhr. Haasken (VVD) laat weten dat de vraag die hij gesteld heeft met betrekking tot de informatie die hij d.d. 8 september 2009 gekregen heeft van de Stichting Recreatie Tourvaart Nederland nog niet is beantwoord. De Stichting Recreatie Tourvaart Nederland is een coördinerende stichting vanuit het Rijk en het IPO, de provincies, die de ontbrekende schakels in het toervaartnet in beeld krijgt. Daar ligt een brief van de provincie met de mededeling dat de provincie werkt aan de noordelijke variant. En dat is meer dan een verdubbeling van de begroting die er lag op basis van de variant 2 die er ligt. Hoe kan dat? Dhr. Hoiting (PvhN) merkt op dat ook hij een vraag heeft gesteld die niet beantwoord is. Hij doelt op de vraag of er al gesprekken geweest zijn met de omwonenden van de zuidelijke variant en of er daar draagvlak is voor de zuidelijke variant. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt met betrekking tot de vraag van dhr. Hoiting dat Imca Marina aan de zuidelijke variant woont en dat daar verder niet zo veel mensen wonen. Voor zover hij weet is daar niet mee gesproken. Dat onder voorbehoud, want hij heeft nu even niet heel scherp voor ogen hoe het hele proces in Scheemda is verlopen. Dhr. Gerritsen tast in het duister met betrekking tot het onderzoek van DHV. Hij weet daar helemaal niets van en heeft daar een ander briefje over. Gedeputeerde spreekt zich niet uit over het tracé. Het tracé is een kwestie van gemeente en provincie. Maar er werd gevraagd naar de studie van DHV en daar zijn GS niet van op de hoogte. Dhr. Haasken (VVD) verbaast zich erover dat gedeputeerde de begroting die bij de Stichting Recreatie Tourvaart ligt voor een tracé dat overeenkomt met een tracé dat PS is aangereikt, die € 15 miljoen zou kosten, niet kent. Hoe kan dit? De voorzitter laat weten dat zijn vraag helder is en dat het antwoord er nu niet komt. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) bevestigt dat hij het antwoord nu niet heeft en dat hij ook niet weet hoe dat in elkaar zit. De voorzitter laat weten dat gedeputeerde het antwoord per direct op gaat zoeken. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat in op de vraag van dhr. Van der Ploeg. De € 4,5 miljoen van de provincie betreft € 2,25 cofinanciering en € 1,75 uit ESFI (vaarverbindingen). Dat is in principe gemaximeerd. Zo moet je met een begroting omgaan. De voorzitter merkt op dat hij ‘in principe’ zegt en dat hij ziet dat dhr. Gerritsen met een schuin oog toch altijd naar de gedeputeerde Moorlag kijkt. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) laat weten dat niemand aan het onmogelijke gehouden is.
27
Herverkaveling aan de noordkant. Dhr. Gerritsen kan zich voorstellen dat dat op het moment dat je die verplaatsing gaat doen ook aan de orde is. Het lijkt hem op zichzelf in de reden liggen dat die aspecten er ook bij bekeken worden. Tot dusver wat betreft de nabranders van de commissie. De voorzitter laat weten dat de eerste termijn geweest is en vraagt de insprekers of zij de behoefte voelen om maximaal 2 minuten het woord te voeren zonder dat daar verder van gedachten over wordt gewisseld. Dhr. Heilijgers merkt op dat er even gesproken werd over de impact van de zuidelijke of de westelijke variant. Afgaand op gedeputeerde Gerritsen zijn er weinig bedrijven die daar voordeel van hebben anders dan bijvoorbeeld een Imca Marina. Gekeken naar welke bedrijven er naast die route gevestigd zijn blijft dat eigenlijk ook tot die ene beperkt. Dhr. Heilijgers stelt dat 30 bedrijven in het verleden in feite hun mening al hebben neergelegd, samen met de bevolking. Dat is heel breed gedragen en volgens de vaste procedure gebeurd. Allen hebben aangegeven dat zij met de noordelijke verbinding instemmen. Dhr. Ader zei iets over dat de westelijke verbinding wat meer impact zou geven voor wat betreft de werkgelegenheid. Dhr. Heilijgers zou daar graag wat meer over horen want hij heeft geen idee waar dat op gestaafd is en kan het zich niet voorstellen. De meest voor de hand liggende stelling vanuit het bedrijfsleven is, dat je in moet zetten daar waar al reuring is, waar al bedrijfsleven zit dat zich sterk gemaakt en ontwikkeld heeft. Zijns inziens heeft het geen enkele zin om dat weer op een andere route te gaan initiëren, waar verder nog geen voorzieningen zijn en waar in zijn ogen ook geen voorzieningen kunnen komen omdat het beschermd gebied is. Dhr. Steentjes kan er heel kort in zijn. Welke verbinding je ook maakt, de agrarische sector wordt op de een of andere manier getroffen. Als de westelijke verbinding er komt, zitten ze met een bedrijf dat op slot zit, nu al. Door alle toeristische activiteiten in Midwolda, ook in het gebied tussen de Hoofdweg en de Oudlandseweg, komt dat steeds meer in het gedrang. Als je het in een keer goed wilt doen, trek hem er dan langs de noordkant langs en zorg voor een goede verplaatsing. Dhr. Ader had graag afgezien van een tweede termijn, maar nu er vragen zijn gesteld wil hij die toch graag beantwoorden. In de eerste plaats de vraag hoe het zou kunnen dat er door een westelijke variant meer werkgelegenheid in het gebied zou ontstaan dan door een noordelijke variant van de vaarweg. Dat is onder andere te vinden aan de hand van het rapport van ECORYS, die op basis van enige heroïsche aannames veronderstelt dat een vaarverbinding in zijn algemeenheid zal leiden tot 5100 extra vaardagen. Die aannames zijn onder andere dat door die additionele vaarweg, het gebied als vaargebied een stuk aantrekkelijker zal worden. Het is niet alleen de varensgasten zelf, maar iedereen duidelijk dat het als je als bootbezitter en opvarende de keus hebt om door een natuurgebied te varen en langs die weg je weg te vervolgen naar het vaargebied waarop aansluiting wordt gezocht, beduidend aantrekkelijker is dan de weg te moeten vervolgen langs een doorgaande weg waar veel verkeer is. De aantrekkelijkheid van het vaargebied in zijn totaliteit zal meer verhoogd worden met een westelijke vaarverbinding dan met een noordelijke vaarverbinding. In het rapport van Invraplus wordt dat ook onderkend en het lijkt dhr. Ader volstrekt evident. Voorts zijn er nog twee opmerkingen waarvan dhr. Ader het toch niet kan laten daar nog even op in te gaan. Er wordt gesuggereerd dat er absolute consensus in het dorp bestaat over de wenselijke routing van de vaarweg met de rondweg. Het is dhr. Ader bekend dat er ook ondernemers in Midwolda zijn die er helemaal niet blij mee zijn en die wil hij desgevraagd ook wel noemen. Hetzelfde geldt voor de dorpsontwikkelingsplannen. Zoals dhr. Ader al eerder aan heeft gegeven, heeft hij bij monde van de secretaris van de Vereniging Dorpsbelangen vernomen dat men oorspronkelijk voor de westelijke vaarweg was, maar toen men moest vrezen dat daarmee ook de gewenste rondwegontwikkeling in het gedrang kwam heeft men gekozen voor de noordelijke variant. Echter, oorspronkelijk was men voor de westelijke variant. De voorzitter dankt de insprekers. De vergadering staat voor een tweede termijn. Hij vraagt eenieder zich in de tweede termijn te beperken tot de keuze het ofwel als C-stuk naar de Statenvergadering te leiden, of het nu te bespreken, wellicht met een verklaring over waar men staat en welke keuze men zou maken. Het lijkt hem niet zinvol de discussie en informatie-uitwisseling te herkauwen, want dat leidt op dit moment niet tot meer inzicht. In tweede termijn Dhr. Haasken (VVD) laat weten dat het wel redelijk helder is waar hij staat. Het zal zich vooral toespitsen op de beantwoording van het College. Eigenlijk zijn er nauwelijks voors of tegens met betrek28
king tot welke vaarweg dan ook en gedeputeerde motiveert de noordelijke vaarverbinding met de toeristische ontwikkeling voor het dorp Nieuwolda, waar nogal wat vraagtekens bij zijn te plaatsen. Gedeputeerde benadrukt dat er niet gebouwd zal worden aan de noordzijde van het kanaal voor toerisme en recreatie. Waar het dan uiteindelijk op neerkomt is dat er een heldere financiële analyse komt van de verschillende varianten. Zijn vraag blijft dan ook, met betrekking tot de Stichting Tourvaart Nederland, daar in de Staten nog over te vergaderen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) brengt in dat er ook een aantal mensen naar deze vergadering zijn gekomen en dat het hem overdreven lijkt alleen vragen te stellen en verder niks te zeggen. In de eerste plaats heeft het College gezegd dat het een omissie is geweest. Dat het zo is gelopen is jammer voor het gebied maar ook voor PS, want PS zitten in een lastig parket. Dhr. Van der Ploeg is persoonlijk van mening dat veel partijen zowel de problemen als de effecten nogal overdrijven. Een redelijke afweging is wel mogelijk op basis van de voorgelegde informatie. Een aantal aspecten is, als het om de noordelijke variant gaat, voor GroenLinks van groot belang, namelijk het uitplaatsen op een ruimtelijke...wat dhr. Ader zorgvuldig heeft omschreven... De GroenLinks-fractie zou het absoluut verkeerd vinden als er aan de noordkant van de vaarroute een ontsluitingsweg zou komen met daarna bebouwing. Als het over inplaatsing gaat, zou het op bestaande infrastructuren moeten aansluiten en dat zou waarschijnlijk betekenen dat een vorm van ruilverkaveling noodzakelijk is. Daar zijn allerlei wettelijke regelingen voor als het gaat over de kosten. Wat betreft de kosten voor de provincie, vindt hij € 4,5 miljoen uitermate veel geld in deze zware tijden en hij zou het dan ook echt willen maximeren. Er zal wel degelijk moeten worden onderzocht of het wel binnen de begroting kan. Dhr. Van der Ploeg heeft in zijn fractie gezegd dat hij vandaag geen definitief uitsluitsel zou geven omdat het in de fractie terug zou komen. Echter, zijn persoonlijke neiging is te kiezen voor de noordkant. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) zou de vraag aan gedeputeerde willen stellen om duidelijkheid te scheppen over de € 6 miljoen begroting versus de € 5 miljoen voordat hier verder over gesproken wordt. Verder vraagt hij hoe gedeputeerde zich tot nu toe heeft opgesteld met betrekking tot de tracékeuze in het hele proces vanuit de provincie? Het gevoel bestaat bij dhr. De Vey Mestdagh dat de provincie één belang heeft, namelijk dat het rondje varen voor elkaar komt en dat de tracékeuze vooral aan de locale overheid overgelaten wordt. Is dat de opstelling die gedeputeerde tot nu toe in dit proces heeft gekozen? Dhr. Hoiting (PvhN) laat weten dat ook de PvhN-fractie op dit moment nog geen definitief standpunt inneemt. Echter, zij spreken een lichte voorkeur uit voor de noordelijke variant en met name vanwege dat wat er in de gemeente Scheemda al gebeurd is en de afspraken die daarover gemaakt zijn. Hij vindt dat daar respect voor moet zijn. Voorts wil hij de aandacht vestigen op het volgende punt dat tot nu toe niet aan de orde is gekomen en er ook bij hoort, namelijk de vraag wat men gaat doen met het nieuwe kanaal. Worden er passeerstroken gemaakt of wordt het opgewaardeerd? De PvhN-fractie is van mening dat, als er een nieuwe vaarweg gemaakt wordt, het nieuwe kanaal ook goed bevaarbaar gemaakt moet worden en dus de duurdere variant voor het bevaarbaar maken van het nieuwe kanaal uitgevoerd moet worden. Dat trekt een wissel op de financiering van het hele plan. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) merkt op dat het aspect ‘locaal draagvlak’ al genoemd is, maar dat de ChristenUnie-fractie wil benadrukken dat daar niet al te lichtvaardig mee om moet worden gegaan. Er is een democratisch proces geweest in de gemeenteraad en die heeft zich uitgesproken. Dat het punt niet eerder in de Staten aan de orde is geweest, daar heeft gedeputeerde inmiddels een toelichting op gegeven. Dat bleek een omissie te zijn. Voor de ChristenUnie-fractie is het feit dat het proces in Scheemda inmiddels een traject is dat is gelopen een zwaarwegend punt in de overwegingen. Dat brengt hen tot de opvatting om toch wel zeker de noordelijke variant goed te benadrukken in dezen. De voorzitter laat weten dat hij dat zal moeten accepteren als voorzitter maar hij moet mw. Van der Graaf er ook op wijzen dat zij niet moet pleiten voor de weg van het College om buiten de Staten om beslissingen te nemen door eerst het woord te geven aan de locale overheid. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) wilde ook niet bepleiten dat dat de gang van zaken zou moeten zijn waar PS goedkeuring over zou moeten uitspreken. Want dat kan de voorzitter haar niet aanrekenen.
29
De voorzitter gaat akkoord, hij begrijpt het zo goed. Dhr. Abbes (CDA) wil nog vragen of het College een wat verdere specificering van een begroting aan zou kunnen leveren, naast de vragen die met name dhr. Haasken heeft gesteld en die de CDA-fractie heel relevant vindt. Voorts is hij benieuwd naar wat volgens het College de doorslaggevende argumenten van Groninger Landschap zijn. Tot slot merkt hij op dat er, ondanks het feit dat de CDA-fractie neigt naar de noordelijke variant, dermate veel vragen zijn dat zij er geen bezwaar tegen hebben om de finale discussie in de Staten te voeren. Dhr. Dieters (PvdA) stelt tevens vast dat er veel vragen zijn die nog beantwoord moeten worden. Vandaag zal dat niet meer lukken. Hij begrijpt dat het stuk als A-stuk naar de Staten gaat, wat de mogelijkheid biedt om in de tussenliggende periode relevante informatie te geven. Welke keuze je ook maakt, de keuze moet altijd beargumenteerd worden. Dat betekent dat je naar alle varianten kijkt en ook als fracties daar een afweging in maakt. Dat zal met de aanvullende informatie helder worden. Hij hoopt overigens dat die aanvullende informatie tijdig wordt geleverd, zodat men de kans heeft daar in de fractie goed over te spreken. Dat komt dan in de Statenvergadering terug. Mw. Sciacca (SP) geeft aan dat de SP-fractie naar de noordelijke variant neigt, maar dat zij begrijpt dat het een voordracht wordt en dat er nog heel veel nieuwe informatie komt en dat zij dat in de fractie verder zullen bespreken. De voorzitter laat weten dat hij niet denkt dat het een voordracht wordt, maar dat het als bespreekpunt in de Staten komt. Mw. Sciaccia (SP) merkt op dat het een A-stuk wordt. De voorzitter beaamt dat. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) merkt op dat de manier waarop het nu gegaan is, geen uitnodiging mag zijn om dat vaker zo te doen. Hij benadrukt nogmaals dat het een omissie is. Het locale aspect speelt een onherroepelijke rol, maar de Staten moeten wel in staat gesteld worden om de afweging te maken. Dhr. Gerritsen heeft de toelichting en argumentatie gegeven, die met name te maken heeft met toeristische ontwikkeling. Hij zal dat nu niet herhalen. De begroting is zo specifiek als die in de Invraplusrapporten staat. Dat staat PS ter beschikking. Wat betreft de vraag die dhr. Haasken stelt met betrekking tot DHV zullen GS dat heel goed gaan uitzoeken en PS tijdig informatie leveren over hoe dat precies zit. Dat lijkt hem buitengewoon 6 van belang vanwege het totaal andere bedrag . Dhr. Abbes (CDA) wil een verhelderende vraag stellen. Hij bedoelde met zijn vraag over de begroting, dat zij graag inzicht willen hebben in of het een open begroting is, of dat de begroting gesloten kan worden. Met andere woorden: hoe groot is het risico dat er een vervolg op komt en dat er toch meer budgettering beschikbaar gesteld moet worden? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat het College met de beste inzichten een begroting hebben opgesteld en zij denken het daarmee te kunnen doen, maar absolute garanties zijn er niet in het leven. Het College gaat er wel voor dit zo te realiseren en zij hebben ook argumenten dat dit zou moeten gaan volstaan. Dat is niet lichtvaardig tot stand gekomen. Met betrekking tot de vraag van dhr. Van der Ploeg kan hij duidelijk zijn. Aan de noordkant van het kanaal geen extra weg en niet daar de bedrijven. Dat lijkt hem heel helder. Aansluiting op bestaande structuren zal mogelijk tot een proces van ruilverkaveling kunnen leiden. Daar kan dhr. Gerritsen zeer goed mee uit de voeten. Op de vraag over de provinciebijdrage heeft hij antwoord gegeven. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt hoe de opstelling geweest is. Daarvoor moet hij even informeren bij de portefeuillehouder die hiervoor dat dossier deed. Het is zo dat binnen de ringcommissie er 6
Deze informatie is rechtstreeks door GS aan Provinciale Staten gestuurd en tevens bij dit verslag gevoegd (zie bijlagen). 30
met locale partijen uitvoerig overleg over is geweest en het is een tamelijk en open transparant proces op locaal niveau. Dat daar eigenlijk het primaat heeft gelegen betekent niet dat GS helemaal niets vinden. GS hebben altijd wel de toeristische belangen in het oog gehouden, maar het primaat in het proces heel nadrukkelijk op locaal niveau neergelegd. Zo is het nadrukkelijk gegaan. Het boerenkanaal. Dat gaat met passeerstroken. De voorzitter besluit dat het stuk als A-stuk naar de Statenvergadering wordt doorgeleid. Er is een korte schorsing alvorens over te gaan op agendapunt 14. 11.
Brief van GS van 12 mei 2009, nr. 2009-28.390/20A.9, LGW, bijlage, betreffende Terugen vooruitblik Programma Landelijk Gebied. Afgesproken in Provinciale Staten van 27 mei 2009, op verzoek van de fractie van GroenLinks. Doorgeschoven naar de commissievergadering van 28 oktober 2009.
12.
Brief van GS van 14 april 2009, nr. 2009-21.793/16/A.8, MTZ, betreffende beantwoording vragen over afvalopslag in Groningen. Op verzoek van de PvdA, commissievergadering 10 juni 2009. Doorgeschoven naar de commissievergadering van 28 oktober 2009.
13.
Brief van GS van 8 april 2009, nr. 2009-20.894/15/A.14, RP, betreffende Statenfractie PvdA - motie betreffende verzoek tot het doen van onderzoek m.b.t. de nadelige gevolgen van de bevolkingskrimp. De commissie heeft hierbij (ter informatie) nog een memo van de gedeputeerde ontvangen (zie bijlage). Hierbij wordt betrokken: Brief van GS van 16 juni 2009, nr. 2009-35-724/25/A.8, RP, betreffende rapport Krimp in Groningen.
Mw. Stavast (GroenLinks) merkt op dat er bij dit agendapunt drie teksten staan: een memo, een toelichting op een rapport en een overzicht van activiteiten naar aanleiding van de motie van de PvdA. Men kan dan ook niet zeggen dat het niet op de agenda staat. Dat zal ook zeker niet de inhoud van de reactie van de PvdA-fractie zijn. Zij merken dat het ook gelukt is een aantal landelijke bestuurders, een minister en een staatssecretaris van weer een ander ministerie, hiernaartoe te krijgen. In het onderwerp zit ook duidelijk het op gang brengen van landelijke bewustwording en dat is ook gelukt. De PvdA-fractie wil op één onderwerp reageren. Minister Van der Laan heeft in eerste instantie gezegd dat Vogelaarwijken misschien mee zouden moeten betalen aan de financiering van oplossingen van problemen die zich voordoen. Daarna is er gesuggereerd dat het misschien de groeiregio’s in de eigen provincie zouden moeten zijn die zich daar verantwoordelijk voor zouden moeten voelen. De laatste opmerking is dat er wel een interbestuurlijk actieplan bevolkingsplanning naar de Kamer gaat maar dat de besluitvorming eigenlijk over de verkiezingen heen zou moeten zijn. Zij weet niet in hoeverre alle berichtgeving even volledig en genuanceerd is, maar daar trekt GroenLinks wel de conclusie uit dat er nog meer moet gebeuren omdat ook het landelijk beleid zich wel verantwoordelijk moet voelen voor deze situatie. GroenLinks vindt het goed dat er gekeken wordt naar welke concrete zaken er allemaal moeten gebeuren om de leefbaarheid op orde te houden en denkt niet dat er een strategie te bedenken is om de bevolkingsdaling tegen te houden, maar is wel van mening dat er een tweesporenstrategie moet zijn en dat men moet proberen te kijken wat je eraan kunt beïnvloeden. Aan vergrijzing doe je niets maar aan ontgroening ligt gebrek aan werkgelegenheid ten grondslag en hoewel economie een andere commissie is, wil GroenLinks één idee melden, juist omdat het zo gericht is op landelijke politiek. Namelijk, alle ministeries hebben een groot deel uitvoeringsadministratie en voorlichtingsadministratie. In dit digitale tijdperk wil GroenLinks, juist waar het dat soort werkzaamheden betreft, het voorstel doen te kijken of er niet een deel van die werkgelegenheid in de propvolle randstad richting Noorden zou kunnen komen. Mw. Stavast vindt het fijn dat zij uitgenodigd zijn om mee te denken en dat zullen zij dan ook in de commissie verder doen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) deelt mede dat de ChristenUnie-fractie blij is met het rapport ‘krimp in de Groninger gemeenten’. Uiteraard niet blij met de krimp maar wel met het feit dat er in dit rapport een aantal instrumenten en gevolgen van de krimp klip en klaar zijn omschreven. Dat versterkt tevens het 31
urgentiebesef van dit probleem en dat kan wat GroenLinks betreft niet groot genoeg zijn, omdat zij de krimp ook beschouwen als een zeer groot probleem met zeer grote gevolgen voor de provincie. Wanneer je dan in het rapport leest dat de komende 20-30 jaar in de gemeente Delfzijl het aantal inwoners met 40% zal dalen, wordt je nog eens weer met de neus op de feiten gedrukt. Het effect daarvan is gigantisch. GroenLinks is blij met de concrete instrumenten zoals in het rapport beschreven. Daar is maar één conclusie mogelijk en dat is dat er extra geld nodig is om die instrumenten uiteindelijk te kunnen effectueren. De grote vraag is: hoe komen we aan dat extra geld? In het rapport wordt een goede vertaling gemaakt naar de mogelijke betekenis hiervan voor de overheid. Op basis van ervaringscijfers zou het overheidsaandeel 66% moeten zijn en dat komt neer op een bedrag van € 360 miljoen. Als de ervaringscijfers van de omgeving Delfzijl worden toegepast naar een onderverdeling provincie, Rijk en gemeente, is de vraag voor welk deel van die € 360 miljoen de provincie Groningen dan aan de lat zou staan. Is daar een bedrag te noemen? Hoe kan men daar in de begroting voor 2010 en in de meerjarenbegroting 2010 al rekening mee houden? Dhr. Stevens zal bij de behandeling van de begroting 2010 nog nader ingaan op hoe concreet men daarin kan worden als het gaat om de krimpproblematiek. Dhr. Keurentjes (CDA) wil vooral een aantal opmerkingen die procedureel van aard zijn, plaatsen. Daartoe gaat hij in op de toegezegde beleidsnota waarvan komend voorjaar de eerste concepten het levenslicht mogen aanschouwen. Tegelijkertijd wordt in de briefwisseling gesproken over de ontwikkeling van de woon- en leefbaarheidsplannen. Het CDA is benieuwd naar de voortgang daarvan en wil graag op de hoogte gehouden worden van de ontwikkelingen, want er bereiken hen berichten dat woningbouwcorporaties soms een bijzondere positie innemen daar waar de woon -en leefbaarheidsplannen door gemeenten (een publieke taak) worden ontwikkeld. Omdat men voor het overige in de commissie mee aan de slag zal gaan, laat hij het hier nu eerst bij. Mw. Schalij (PvdA) kan niet nalaten nog even te refereren aan de oorspronkelijke motie die hier genoemd werd en die anderhalf jaar geleden bij de voorjaarsnota van 2008 aan de orde was. Er kwamen daarbij twee punten naar voren. Er werd verzocht een onderzoek te doen met betrekking tot de nadelige gevolgen van de bevolkingskrimp. De PvdA vroeg betrokken gemeenten in de krimpgebieden te vragen naar een samenhangende meerjarenagenda om de nadelige gevolgen van de krimp op te vangen. Een tweede vraag was om, samen met andere betrokken regio’s in het land, de Rijksoverheid extra middelen ter beschikking te stellen voor de aanpak van krimp. Er is destijds ruim een jaar gewacht op die motie en toen men dat in april 2009 wilde behandelen viel het onderwerp helaas van de agenda af. Nu komt men erop terug en ziet men het geheel. Men heeft er lang op moeten wachten, maar opeens komt er heel veel op gang. Eigenlijk had zij in april al namens de PvdA-fractie willen complementeren over de gang van zaken, want opeens werd de gang er goed ingezet en kwam men een heel eind. Ondertussen is men al weer een stuk verder. In de hele discussie over dit thema gaat het nu razendsnel en wat ook interessant is, is dat men vanuit Groningen vooraan staat en meedoet in de landelijke discussie en daarbij past een compliment naar een aantal bestuurders die ook vanuit Groningen daarbij een belangrijke rol spelen. Zij denkt dat men aan het begin staat van een hele interessante inhoudelijke discussie, ook in dit gezelschap, temeer daar ook de Staten een werkgroep hebben ingesteld om daar dieper op in te gaan. Wel heeft zij de vraag aan gedeputeerde om afgezien van de informatie die zij nu al hebben gekregen over de vorderingen over deze materie, onder andere in gesprekken met vertegenwoordigers van het kabinet, of er aanvullend nieuwe dingen zijn te melden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wil, als hij dit stuk zo bekijkt, aansluiten bij de opmerkingen van GroenLinks. Hij heeft in het verleden in het kader van het POP ook al gezegd, dat je de gevolgen van krimp aan de ene kant moet aanpakken, maar er ook voor moet zorgen dat de krimp als het even kan niet heel hard verder gaat en dat betekent wat D66 betreft ook het meer toestaan van stuwende bedrijvigheid ook buiten de economische kernzones om, voor zover dat terreinen zijn. Dat is de aansluiting op GroenLinks die terecht zegt dat een van de grote problemen de vergrijzing maar vooral ook het weggaan van nieuwe mensen is. Als dat niet op de een of andere manier wat afgeremd wordt vanuit de provincie, gaat het maar door. Een voorbeeld is Delfzijl. Het is heel belangrijk dat daar opleidingsinstituten blijven, want zodra de scholieren van daar elders in Nederland een opleiding gaan volgen is het maar net de vraag of je ze terug krijgt om er de banen in te vullen die daar nog wel zijn.
32
Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) wil graag op een aantal concrete vragen ingaan. Hij sluit aan bij de vraag van mw. Schalij. Zij vraagt wat op dit moment de actuele voortgangsinformatie is op dit dossier. Dat is juist, er is de afgelopen maanden nogal wat energie gestoken om het thema bevolkingsdaling in de provincie Groningen goed op de landelijke agenda te krijgen want daar ontbrak het te veel aan. Parkstad Limburg was vooral bij Den Haag in beeld, terwijl de daadwerkelijke prognose van de bevolkingsdaling in Noord- en Noordoost-Groningen aanzienlijker is dan elders in het land. Alle activiteiten waren vooral gericht op de kabinetsnota bevolkingsdaling die in oktober aan de kamer wordt aangeboden. Er is op 22 september een algemeen overleg met de minister Wonen, Wijken en Integratie in Den Haag. Daarbij staat een brief van april van minister Van der Laan en de staatssecretaris Bijleveld op de agenda. Ook in Den Haag worden brieven van de kant van het dagelijks bestuur op termijn behandeld. GS zullen daar op 22 september bij aanwezig zijn. Dhr. De Bruijne heeft de komende week een ronde in Den Haag waarbij hij de kamerleden van de diverse fracties, de woordvoerders op dit dossier, een voor een spreekt en daarbij nogmaals naar voren brengt wat, wat Groningen betreft, op kortere en langere termijn de situatie is en wat ze daarbij ook van het Rijk verwachten. Actueel speelt nu de voorbereiding van de kabinetsnota. Het concept van 4 september heeft dhr. De Bruijne de avond van 8 september 2009 gelezen. Dat is nog lang niet wat het wezen moet en het is afwachten of de nota bevolkingsdaling – het heet dan ook een interbestuurlijk actieplan – wel voldoende acties zal omvatten waar de provincie Groningen ook echt iets mee zal opschieten. Op het voortraject van die nota zetten GS zwaar in om te kijken of dat nog beïnvloed kan worden. In tweede instantie – en daar is de ronde met de kamerleden ook voor bedoeld – is het van belang dat er vanuit de Kamer eventueel wordt bijgestuurd in deze kabinetsnota. De stand van zaken, standpunt van het kabinet, besluitvorming. Minister Van der Laan heeft volgens de krant gezegd dat het over de verkiezingen heen moest. Duidelijk moet zijn dat als het over dit dossier gaat, dat wat er op de provincie afkomt een verregaande bevolkingsdaling in de net genoemde regio’s. Verdergaand, omdat krimp voor de provincie Groningen niet zo nieuw is en er al een paar decennia sprake is van een geleidelijk verlopende krimp die alleen in de Eemsdelta en Delfzijl heel hard heeft toegeslagen en in Oost-Groningen in de stedelijke kernen wat minder zichtbaar is gebleven terwijl er tegelijkertijd wel enorm is geïnvesteerd in de woningvoorraad door met name de woningcorporaties en de transformatie daarvan, teneinde te voorkomen dat er leegstand zou ontstaan. Op basis van gegevens van gemeente en woningcorporaties is er in de provincie Groningen € 185 miljoen gedesinvesteerd...het verschil tussen de huurwaarde van nieuwe huurwoningen en de sloop van bestaande woningen. In de herstructurering is in de afgelopen 15 jaar gedesinvesteerd voor een bedrag van € 185 miljoen. Voor de provincie Groningen is investeren in de effecten van bevolkingsdaling helemaal geen nieuw verschijnsel. Hij durft wel te stellen dat dit in tegenstelling is tot Parkstad Limburg, maar wel met alle respect voor de problematiek daar, en dat men nu een enorm hoge rekening bij het Rijk probeert neer te leggen vanwege het feit dat de woningcorporaties daar op het gebied van herstructurering nog niets gepresteerd hebben. In de provincie Groningen heeft men dat wel en dat moet ook meetellen in de beoordeling van het Rijk bij datgene wat er in het vervolgtraject gebeuren moet. Want dat wordt nog aangrijpender dan het tot nu toe geweest is. Geconstateerd moet worden dat je, in deze fase, waarbij krimp wat betreft de Rijksagenda een vrij nieuw thema is, vooral veel moet zaaien en hopen dat je na de kabinetsformatie van het volgende kabinet kunt gaan oogsten, waarbij de bevolkingsdaling ook een kabinetsenvelop moet worden in de kabinetsformatie en in het kabinetsprogramma dat daaruit volgt. Dhr. De Bruiijne heeft op de korte termijn, tot 2011, geen grote verwachtingen van het ombuigen van de huidige rijksbudgetten die aan verstedelijking besteed worden naar de krimp – dus van groei naar krimp, vanwege het feit dat de claims op die budgetten aanzienlijk zijn, maar ook omdat die budgetten voor een deel ook al zijn verminderd of anders zijn aangewend in het kabinetsbeleid inzake de crisis. De BLS-gelden voor de komende periode zijn al naar voren gehaald en besteed aan versnelling van de woningbouwproductie rechtstreeks. € 100 miljoen is al neergedaald en er komt nog € 150 miljoen achteraan. Ook in de provincie Groningen profiteert men van het naar voren kunnen halen van nieuwbouwprojecten. Maar de gelden zijn al bestemd of besteed door het kabinet. Gekeken naar wat er in de verstedelijkingsopgave in de komende periode voorligt en de kracht van de lobby vanuit West-Nederland en de stedelijke gebieden op die gelden, moet je nuchter zijn en alles doen om het, ook in het overleg dat GS met de Rijksoverheid hebben, wel op korte termijn te bepleiten maar rekening houden met het feit dat men, alleen al vanwege het toch sterk gedaald zijn van die middelen, daar niet zo heel veel van mag verwachten. De politieke discussie van groei naar krimp moet landelijk nog gevoerd worden en wordt op dit moment alleen nog uitgesproken door minister Van der Laan maar heeft in het politieke debat op Rijksniveau nog niet daadwerkelijk gespeeld. Dat gaat ongetwijfeld wel gebeuren aan de hand van de
33
kabinetsnota bevolkingsdaling die in oktober verschijnt en dit najaar door de Tweede Kamer zal worden behandeld. Groeiregio’s: meebetalen en in de buurt. In de provincie Groningen zijn regio’s waar groei plaatsvindt (centraal Groningen en stedelijk netwerk Groningen-Assen) en regio’s waar het tegenovergestelde het geval is. Het is uitdrukkelijk niet het beleid van het College om te suggereren dat groei-instrumenten in Centraal Groningen verminderd zouden moeten worden ten gunste van de krimpregio’s. Integendeel, het College heeft richting minister Van der Laan ook duidelijk gecommuniceerd dat je de krimpregio’s in de provincie Groningen geen slechter dienst kunt bewijzen dan in te boeten op de economische ontwikkeling van Centraal Groningen. Daarmee laat je Centraal Groningen achteruit gaan, terwijl het zeer de vraag is, gegeven wat je de krimpregio’s aan middelen zou kunnen alloceren, of je daar de krimpregio’s daadwerkelijk mee helpt. De stad Groningen heeft een onderzoek op poten gezet waarvan de resultaten binnenkort verschijnen. Het effect in de relatie tussen groei en krimp in de provincie Groningen wordt nader uitgezocht, maar er liggen hele duidelijke verbindingen waarbij je juist de groeiregio haar gang moet laten gaan en moet laten versterken, omdat dat ook neerdaalt in de krimpregio’s. GS zijn absoluut niet van oordeel dat je dat op provinciaal niveau moet verevenen. Wel zou je kritisch kunnen kijken naar wat er in groeiregio’s in West-Nederland wordt uitgegeven aan extra bijdragen in situaties waarbij de grondopbrengsten- en exploitatie ook zonder die bijdrage best kostendekkend zouden kunnen zijn. Dat soort middelen zou je wellicht kunnen realloceren naar de krimpregio’s. Twee sporen. De gevolgen aanpakken maar ook erger voorkomen. Dat lijkt hem een juiste insteek. Als het gaat om het krimpdossier moeten GS zeker geen dramatisch verhaal houden waarbij alleen maar gewezen wordt op de negatieve effecten. De ogen moeten daar niet voor gesloten worden en er moet op geanticipeerd worden. Maar er moet ook oog zijn voor de gevolgen van de krimp en met kracht met alle instrumenten die ingezet kunnen worden bij de economische ontwikkeling in de krimpregio. Dhr. De Bruijne wijst in dit kader op de Eemsdelta, waar door mede-inzet van dit College een aantal scholen voor voortgezet onderwijs hebben besloten om in samenwerkingsverband een fusie aan te gaan om juist die diversiteit in het vervolgonderwijs in de regio te kunnen houden. Op dat soort punten moeten GS nadrukkelijk blijven inzetten en zij zullen dat ook zeker doen. Rijksdiensten of rijkstaken hiernaartoe halen. Daar is collega gedeputeerde Gerritsen druk mee bezig. Extra geld. Duidelijk is dat er voor de daadwerkelijke majeure opgave van de komende jaren de middelen van provincie, gemeenten maar ook van woningcorporaties in het gebied tekort schieten. Er zal op de een of andere wijze een Rijksfonds moeten komen van waaruit de activiteiten in de krimpregio’s bekostigd moeten worden. Op korte termijn zijn GS erop uit om – en dat is van een heel ander gehalte – in het kader van de nota bevolkingsdaling proefprojecten op het gebied van de particuliere woningvoorraad in OostGroningen en de onderwijsproblematiek in de Eemsdelta te bepleiten, dat die ook in die nota worden opgenomen. GS hebben twee soorten projecten ingediend en aangezien... De voorzitter onderbreekt dhr. De Bruijne met de mededeling dat het niet de bedoeling is te ver in detail te treden. Gedeputeerde De Bruijne gaat ervan uit dat de werkgroep over dit onderwerp baat zal hebben bij enige informatie over hoe GS hiermee bezig zijn. De voorzitter laat weten dat de werkgroep voor haar eigen informatievoorziening zorgt. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) is uiteraard bereid om die werkgroep ter plekke van informatie te voorzien. Daar gaat het niet om. Echter, hij wil dit agendapunt graag aangrijpen om de commissie bij te praten over waar GS mee bezig zijn. De voorzitter vervolgt dat de tijd beperkt is en vraagt dhr. De Bruijne zich tot de hoofdzaken te beperken. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) gaat verder met de beantwoording van de vragen die nog open staan. Begroting 2010. Deze is door eenieder ontvangen en men heeft kunnen zien dat er voor dit thema geen extra geld gevraagd wordt, wat niet wil zeggen dat men daar vanuit bestaande programmabudgetten op in zal zetten, dat zal het College zeker doen, ook in 2010.
34
Voortgang woon- en leefbaarheidsplannen. Het Pact Eemsdelta is in een zeer vergevorderd stadium. Er wordt een presentatie gegeven aan de Raden van de gemeenten in het Eemsdeltagebied. Dhr. De Bruijne heeft bevorderd dat ook de Staten van deze commissie daarvoor worden uitgenodigd zodat zij daar ook ter plekke van kennis kunnen nemen. Dat vindt in de loop van de komende weken plaats in het gebied en voor de presentatie van het Pact en de nadere informatieronde daarover zijn de Staten van harte uitgenodigd. Het Pact Eemsdelta is een heel eind. Als het goed is zullen GS dat binnenkort ondertekenen. Het Plan Oost-Groningen heeft een wat langere bevalling gehad maar is nu op één oor na ook gevuld. Op maandag 14 september 2009 heeft dhr. De Bruijne overleg met de portefeuillehouders daar zodat de eerste aanzet van het woon- en leefbaarheidplan Oost-Groningen zover is dat die door de colleges kan worden vastgesteld en ook bij het college van GS terechtkomt. De voorzitter stelt voor het daarbij te laten. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) gaat daarmee akkoord. Er is nog een aantal vragen gesteld, maar als de voorzitter hem daar de tijd niet meer voor toestaat, legt hij zich daar uiteraard bij neer. De voorzitter daagt dhr. De Bruijne uit die vragen buitengewoon beknopt te beantwoorden. Gedeputeerde De Bruijne stemt daarmee in. Er is een vraag gesteld over zorgen van de woningcorporaties. Gedeputeerde kan bevestigen dat zij daar zorgelijk over zijn, maar er is inmiddels met de woningcorporaties met name in de Eemsdelta een vergaand proces van samenwerking waarbij zij samen met de corporaties de opgave voor de Eemsdelta zullen gaan uitwerken. Er is oog voor het probleem en het mag helder zijn dat woningcorporaties deze opgave niet zelf kunnen dragen en dat het Rijk daar bij gehaald moet worden. Dhr. Keurentjes (CDA) stelt een vraag ter verduidelijking. De regio is aan zet bij de woon- en leefbaarheidsplannen. Daarbij spelen de woningbouwcorporaties ook een rol. Dhr. Keurentjes heeft begrepen dat met name in Oost daar waar gesloopt wordt en minder wordt herbouwd een voorraad wooneenheden virtueel blijft bestaan en dat de woningbouwcorporaties in de discussie en de vorming van de woon- en leefbaarheidsplannen bij de gemeenten met die virtuele voorraad proberen te sturen of zelfs te onderhandelen. In hoeverre is het de verantwoordelijkheid van de woningbouwcorporaties om met dat zakgeld het proces, waar de gemeenten bij uitstek in hun regionale verantwoordelijkheid uit moeten komen...of dat de juiste gang van zaken is. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) kan dat niet hard maken. Hij heeft dit soort geluiden wel gehoord. Daar waar sprake zou zijn van het door corporaties verzilveren van woningcontingenten lijkt hem dat dat absoluut niet kan en ook niet mag. Hij gaat ervan uit dat dat niet gebeurt. Dhr. Keurentjes (CDA) vraagt het College dat in ieder geval in de regio Oost nader te onderzoeken om dat te kunnen bevestigen of te ontkrachten. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) kan dat absoluut niet bevestigen. Hij heeft er alleen wat geluiden over gehoord, maar in de zijlijn. Hij zegt toe dat hij dit in het komend overleg met de portefeuillehouders bespreekt en rechtstreeks zal vragen of zij daadwerkelijke feiten kunnen noemen op dit punt, want men moet ervoor waken dat de in het gebied werkzame corporaties niet in een soort daglicht geplaatst worden waar ze helemaal niet in thuis horen. De voorzitter merkt op dat hij in zijn beantwoording een impliciete oproep hoort aan de verschillende fracties om binnen eigen gelegenheden ook eens landelijk te wrikken om in de nieuwe periode wat geld vrij te maken. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) beaamt dat met klem. Er moet partijbreed vanuit de provincie een lobby in stand gehouden worden. De voorzitter merkt op dat dit een punt is dat het College vraagt om een reactie vanuit de Staten op de ingeslagen weg. De reactie is in een eerste termijn gegeven. Dhr. Stevens (ChristenUnie) is heel blij met de concreetheid van het rapport. Er worden ook concrete bedragen genoemd. Hij wijst erop dat hij nog een vraag heeft gesteld over het provincieaandeel. Het
35
overheidsaandeel wordt op ervaringsbasis geschat op € 360 miljoen gebaseerd op 66%, maar wat is dan het provincieaandeel gebaseerd op die ervaringscijfers in de omgeving Delfzijl? Mw. Stavast (GroenLinks) wil gedeputeerde hartelijk danken voor zijn poging in korte tijd veel informatie te proppen. Dat waardeert zij erg. Zij heeft ook het aanbod gehoord de werkgroep nog uitgebreider te informeren, maar zij vraagt zich af of dat een goede vorm is, want zij is geneigd te zeggen dat dat wel hier in de commissievergadering hoort. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) legt naar aanleiding van de vraag van dhr. Stevens uit dat GS bezig zijn met...het gebeurd op twee sporen. Het tweede spoor, waar hij het nu verder niet over heeft gehad, is de interne beleidsvoorbereiding die in dit huis plaatsvindt op dit dossier. Daar zijn GS druk mee bezig en er is ook toegezegd dat er een provinciale beleidsnota komt waar in staat wat men op dit punt gaat doen als provincie, waar de Staten ook op kunnen reageren. Daarin zal ook het punt aan de orde komen welke inspanning de provincie in financiële zin vanuit haar eigen begroting pleegt op dit dossier. Dat moet duidelijk aan bod komen en wel in het licht van een algemene winstwaarschuwing die men allemaal kent over het toekomstige financieel perspectief. Het voorstel dat dhr. De Bruiijne zal doen aan de Staten namens het College over de besteding van de ISV-3-middelen kan hij de Staten aangeven dat het College voornemens is om die ISV-3middelen voor een aanzienlijk deel te laten neerdalen in de beide krimpregio’s. De voorzitter constateert dat het stuk als C-stuk naar de Staten gaat en dat gedeputeerde in deze Staten brede steun ondervindt voor zijn beleid. 14.
Brief van GS van 19 mei 2009, nr. 2009-29.967/21/A.22, OMP/PB, bijlage, betreffende POP-gebiedsopgave Veenkoloniën Zuid.
Dit agendapunt is naar voren gehaald. De voorzitter geeft de CDA-fractie als eerste het woord. Dhr. Abbes (CDA) zal, gezien de tijd, proberen het beperkt te houden. Er wordt gesproken over een centrumpositie van Stadskanaal en de uitbouw daarvan. Stadskanaal ligt als het ware tegen de provinciegrens aan. In hoeverre zijn de plannen gestroomlijnd met de Drentse plannen? Wordt dat geïntegreerd bekeken? De kaart op pagina 9. Het viel dhr. Abbes op dat op vroegere kaarten, en die staat bijna altijd ingetekend, een zone staat die over Ter Haar naar het Ter Apelkanaal loopt, en vervolgens naar Drenthe. Dat was oorspronkelijk een van de twee robuuste verbindingszones van Westerwolde naar de Hondsrug. Op de kaart op pagina 9 is die verdwenen en vervangen door een nieuwe zone vanaf Onstwedde naar Musselkanaal. Vanwaar deze rigoureuze wijziging in het plan? In alle andere stukken staat het gewoon ingetekend. Graag een toelichting daarop. Overwogen wordt om te werk te gaan via een PPS-constructie. Het voorbeeld van de instelling van de nieuwe compagnie. Aan welke publieke middelen denkt het College dan die zij in die constructie wil stoppen in het licht van de huidige financiële ontwikkeling. Het is publiek privaat en dan zal de provincie ook met een x bedrag over de brug moeten komen. Verder wordt er gesproken over een haalbaarheidsonderzoek voor het project Terra Mater. Daar is het CDA zeer benieuwd naar, zou daar graag kennis van nemen en zo nodig daarover discussiëren. Is dat mogelijk? Kan het rapport richting CDA komen zodat zij daarover kunnen praten? Tot slot heeft hij een vraag van procedurele aard. Er ligt een plan van aanpak voor. Verderop staat dat er in de toekomst een convenant gesloten zal worden met alle betreffende partijen, waarop een en ander zal worden beklonken. Kan PS de komende periode over de feitelijke, finale invulling van die plannen discussiëren, dan wel op onderdelen daarvan? Het gaat uiteindelijk om een groot gebied, namelijk de veenkoloniën zuid, en alleen al het project rondom het Pagediep is al een beschouwing op zich waard. Hoe gaat men hier procedureel mee verder? Mw. Stavast (GroenLinks) merkt op dat PS om een mening worden gevraagd, want zij hebben er niks over te zeggen. Dat is gelukkig vóór de vergadering duidelijk geworden. GroenLinks sluit zich graag aan bij de vragen van het CDA en is ook erg nieuwsgierig naar de antwoorden daarop. GroenLinks vindt wel dat er een zeker enthousiasme uit de tekst overkomt en daar zijn zij blij mee. Er zijn een heleboel ideeën over landschapsontwikkeling. Gekeken naar de tekst, is ook over de agribusiness de tekst het kortst. In de begroting moet een denktank worden ingesteld, dus blijkbaar zijn er niet erg veel creatieve ideeën. Voorts wordt er in deze tekst erg gezocht naar de grenzen van het POP. Het moet 36
zo grootschalig mogelijk. Het is juist dat in dit gebied grootschaligheid mogelijk is, maar daarmee is dat nog niet verplicht. Over sommige vormen van grootschaligheid kan je je afvragen in hoeverre dat ook duurzaam is en ook of dat economisch duurzaam is, gezien de toekomst van landbouw. GroenLinks zou de denktank graag mee willen geven ook na te denken over mogelijkheden voor biologische landbouw. Al zijn de bedrijven gemiddeld kleiner, dat hoeft niet te betekenen dat ze in dit gebied niet zouden kunnen. Dhr. Dieters (PvdA) denkt dat het stuk dat voorligt een goede richting aangeeft. De PvdA-fractie kan zich volledig vinden in de speerpunten, zeker ook als de combinatie gelegd wordt met de kaderrichtlijn water. Daar zijn bij dit document ook een aantal dingen over gezegd. Wat betreft agribusiness – daar staat bij ‘plan uitwerken, invullen en versterken’. Dhr. Dieters mist dan het woordje innovatief. Hij denkt dat juist dit gebied een sterke rol kan vervullen om landbouwinitiatieven te doen. Hij sluit zich aan bij de vraag van het CDA. Dhr. Haasken (VVD) ontkomt niet helemaal aan de opmerking dat hij er nog wat te weinig samenhang in vindt zitten. Hij vindt dat wel van belang omdat duidelijker aangescherpt moet worden, waar je je uiteindelijk op wilt richten. Door die verminderde samenhang is dat nu niet helder genoeg. Het is heel uitdagend om op alles in te gaan en dat doet hij niet, maar het is belangrijk dat men zich realiseert dat er een probleem ligt op sociaal-economisch terrein en de vraag is of dat in ruimtelijke zin opgelost moet worden. Die vraag is ook van belang bij de verdere doorontwikkeling van een project als deze. Er kan aanleiding voor zijn: het sociaaleconomisch probleem in het Oldambt is een grote ingreep in de Blauwe Stad. De vraag is of dat in de veenkoloniën ook op die manier aan de orde is. Aan de andere kant constateert hij dat het zich wel erg beperkt tot een aantal wethouders en ambtenaren. Dat zou hij er toch graag, juist ook vanwege de hele breedte die men zoekt, voor willen pleiten om veel meer de breedte van het veld op te zoeken en het niet te beperken tot een viertal wethouders, of drie wethouders, de gedeputeerde en bijna iedere keer dezelfde ambtenaar. De VVDfractie pleit dus nadrukkelijk voor verbreding en niet in de zin van een klankbordgroep want dat is wat te beperkt. Dhr. Abbes (CDA) stelt een vraag ter verduidelijking. Dhr. Haasken gebruikt de interessante zinsnede dat hij eraan twijfelt of sociaaleconomische problemen wel in ruimtelijke zin opgelost zouden moeten worden. Stelt hij daarmee feitelijk het hele project als zodanig in twijfel, want het raakt natuurlijk de essentie van het hele inrichtingsgebeuren. Dhr. Haasken (VVD) antwoordt dat hij ook bij de inleiding aan heeft gegeven dat hij daar meer diepgang in nodig heeft en dat er meer scherpte nodig is om dat verhaal goed in beeld te krijgen. Mw. Hazekamp (PvdD) brengt in dat, zoals GroenLinks al aangaf, het stukje over agricluster vrij kort en bovendien erg vaag is. In dat kader vindt de PvdD-fractie het opmerkelijk. Zowel bij een bijeenkomst die men als Statenleden heeft gehad bij de gemeente Stadskanaal en Vlagtwedde en bij de raadsvergadering in Vlagtwedde van 1 juli, is dit voorstel besproken en leken de plannen op het gebied van agricluster toch wel wat concreter. Daar werd bijvoorbeeld gesproken over de vetsmelterij van Ten Kate, een megastal met meer dan duizend koeien, een grote slachtfabriek. Als die plannen voor een agricluster van 20 ha dit soort zaken omvat, waarom is het dan nog nodig daar zo uitvoerig over te praten en brainstormen? In hoeverre zijn dit soort zaken al concreet? Het lijkt erop alsof de gemeente Vlagtwedde en ook Stadskanaal al heel duidelijk zijn waar zij naar toe willen. Delen GS ook die koers naar deze megastallen, megaslachterij en megavetsmelterij? Dhr. Hoiting (PvhN) merkt, aansluitend op de woorden van dhr. Haasken, op, dat hij, toen hij het stuk eerst last, dacht dat er een aantal wethouders, ambtenaren en mensen van de provincie onder het genot van een hapje en een drankje hebben zitten brainstormen wat zij allemaal zouden kunnen doen in het gebied en dat in grote lijnen op papier hebben gezet. Die gedachte vindt hij een beetje terug in de begroting van de proceskosten. Dat lijkt hem wel heel erg nattevingerwerk allemaal. Hij denkt dat een externe partij die een subsidieverzoek indient bij de provincie met zo´n begroting niet weg zou komen. Dat vraagt wat de PvhN-fractie betreft ook om een nadere onderbouwing. Een aansluitende vraag daarop is of als dit stuk ter kennisneming naar de Staten gestuurd wordt, dat dan ook betekend dat men instemt met de kostenraming en daarmee € 150 duizend aan provinciale middelen beschikbaar te stellen om dit proces op gang te zetten. Voordat het gebeurt, zou ook de PvhN-fractie graag een verdere uitwerking zien van deze ideeën. 37
Wat betreft de agribusiness sluit dhr. Hoiting zich aan bij mw. Hazekamp. Ook de PvhN is zeer benieuwd naar hoe ver die plannen gevorderd zijn. Tot slot heeft dhr. Hoiting een vraag over een hippisch centrum dat genoemd wordt in de stukken. Zijn vraag is of daar concrete plannen voor zijn en of er een partij is die op dat gebied iets wil doen. Of moet hij dit binnen het kader van de brainstorm zien? Hoe concreet is dat? Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) laat weten dat ook de ChristenUnie kennis heeft genomen van het plan van aanpak waar ook duidelijk in staat dat er niet meer een nieuwe visie wordt bedacht, omdat die er al ligt, en dat het vooral om de praktische aanpak gaat. Wat betreft de samenstelling van de stuurgroep. Dat lijkt de ChristenUnie niet verrassend, maar als het dan gaat om de aanpak, zou het wellicht een idee zijn om de burgers en de sleutelpersonen meer een plek te geven in de projectteams, want daarmee zou daadwerkelijk invulling worden gegeven aan de aanpak. Dat wilde zij meegeven als suggestie en zij vraagt daarop een reactie van het College, want de ChristenUnie denkt dat dat een meerwaarde op zou kunnen leveren omdat het dan niet alleen blijft bij het benutten van afstemming en uitvoering, maar ook daadwerkelijk tot ‘gebruik maken van’ komt. Dat is wellicht een nuanceverschil, maar toch. Dhr. Jager (gedeputeerde) dankt de voorzitter. Hij gaat van start met een belangrijk kernpunt, namelijk de centrumpositie van Stadskanaal in de wereld. Er is nadrukkelijk uitgegaan van de gedachte dat Stadskanaal in het gebied zoals dat omschreven is – en er moet niet het beeld gecreëerd worden dat het het grootste gebied is in de provincie, maar wel een heel belangrijk en mooi gebied in de provincie – dat in die omgeving en in dat gebied qua voorzieningen en impact, Stadskanaal echt de centrumpositie en belangrijkste plaats is en ook de plek is van waaruit GS kunnen kijken hoe je kan versterken en wat die positie is. Dhr. Jager kan de garantie geven dat Stadskanaal zichzelf niet beperkt tot een blik op de eigen provincie, maar ook regelmatig over de grens kijkt en dat betekent dat alle plannen en ideeën die er vanuit Stadskanaal ingebracht en ontwikkeld worden, ook nadrukkelijk afgestemd worden op de buurgemeente aan Drentse zijde. Uiteraard zullen GS ook, daar waar het bijvoorbeeld aan de agenda van de veenkoloniën raakt, maar ook op andere punten, die afstemming hebben. Dhr. Jager denkt dat dat een andere hoofdopmerking is. Deze gebiedsuitwerking- en opgaven staan niet op zichzelf. Het is niet zo dat GS de illusie hebben dat zij met dit beleidsonderdeel de opgaven die zij geformuleerd hebben in het POP en die ook in bredere zin in de Staten zijn geformuleerd, verwachten op te lossen. Het is een onderdeel van beleid richting het gebied, maar ook de agenda van bijvoorbeeld de veenkoloniën moet daar nadrukkelijk bij genoemd worden, ook als een belangrijk instrument om de veenkoloniën verder te helpen en met name op het punt van de sociale positie verbeterslagen aan te brengen. Kijkend naar de kaart op pagina 9 stelt dhr. Abbes een vraag waarvan dhr. Jager direct in alle bescheidenheid aan moet geven dat hij daar geen antwoord op heeft en dat GS zullen zorgen dat dit later aan het verslag wordt toegevoegd. Dhr. Jager heeft een kopie van de kaart en dat wekt mis7 schien nog wat vragen op omdat het origineel wat helderder is, maar het antwoord komt eraan . PPS-constructie, welke publieke middelen? Dhr. Jager denkt dat daar een knelpunt direct zichtbaar wordt. Dat is ook mede een reden dat er naar deze constructie gekeken wordt. Een aantal Statenleden gaf aan (waaronder dhr. Haasken) dat het wel een heel beperkt wethoudersclubje zou
7
De verbindingszone waar de heer Abbes op doelt is niet verdwenen zoals hij suggereert maar staat nog steeds op kaart behorend bij ons plan van aanpak. Hij staat er echter alleen met beide uiteinden op (een zwarte pijl) en dat hadden we gedaan omdat hij buiten het eigenlijke gebied van de POP gebiedsopgave valt. De verbindingszone via het beekdal van de Mussel Aa is niet nieuw en staat ook als landschapsontwikkelingszone op de POP-kaart. Samengevat onderscheiden we de volgende verbindingszones tussen de Hondsrug en Westerwolde (project 2.2. in het programma van de Agenda voor de Veenkoloniën): 1. De zone vanuit de Runde in Drenthe naar de Ruiten Aa (de zone waar de heer Abbes van dacht dat die verdwenen was). Te realiseren in het kader van het Runde project. 2. De zone via het Mussel Aa beekdal. 3. De zone via het Pagediepdal. 4. De zone via Bareveld naar Muntendam en verder (te realiseren in het kader van het project De Groende Ster). De zones 2 en 3 maken deel uit van de POP gebiedsopgave, de beide andere zijn onderdeel van de andere genoemde projecten.
38
zijn – maar het is slechts de stuurgroep en dhr. Jager vindt dat zij er juist in de manier waarop zij het aanpakken er voor kiezen samen met de bevolking en maatschappelijke organisaties en andere stakeholders aan de slag te gaan. Dit is hiervan een voorbeeld in extrema want van de opgaven en de landschapsontwikkeling geven GS ook aan dat zij geen titel op voorhand hebben om dat als overheid af te dwingen. GS hebben ambities. Daarnaast staat dat GS de mogelijkheid willen creëren om een bepaalde vorm van economische ontwikkeling te stimuleren. Ook daar gaat het weer om het stimuleren van ondernemerschap en die proberen GS juist te verbinden, zij proberen het voor elkaar te krijgen om in het gebied rond het Pagediep ontwikkelingen van onderaf te stimuleren die er mede toe leiden dat GS in staat worden gesteld om ook de andere doelstellingen die zij hebben daardoor te creëren. Hij denkt dat de inbreng van GS er in eerste instantie een zal zijn van het initiëren en het zorgen dat die ontwikkelingen in kaart worden gebracht en gestimuleerd worden. Tegelijkertijd zijn er een aantal RO-instrumenten die GS in lijn met het POP kunnen inzetten om bepaalde doelen te realiseren. PS heeft in de begroting niet gezien – en dhr. de Jager verwacht ook niet dat men dat de komende jaren zal gaan zien – dat er een post ‘De Compagnie’ opgevoerd zal worden met provinciale middelen. Dat is een ambitie. GS hadden ook kunnen zeggen dat gezien het feit dat zij a) niet een formeel wettelijke titel hebben hier nu dingen te forceren en b) op korte termijn niet verwachten om bakken met geld te hebben om dat te doen, niets te doen. Daar kiezen GS nadrukkelijk niet voor. Zij kiezen voor de ambitie om samen met het gebied, met de gemeente, de ondernemers en de grondeigenaren te kijken wat er mogelijk is. Een concreet project is daarbij al naar voren gekomen, namelijk het project Hippisch Park, dat op dit moment al in afstemming met de gemeente Stadskanaal in ontwikkeling is. Dat is een voorbeeld van een stuk ondernemerschap, invulling in dat gebied, maar dat is slechts een eerste onderzoek en ligt op dit moment bij de gemeente, waar het op dit moment ook thuishoort. Zodra daar meer over bekend is kunnen GS PS over de plannen en de voortgang daarvan informeren. Nogmaals, het is absoluut de ambitie van GS om niet met een klein clubje onder het genot van een hapje en een drankje door te gaan dingen het op papier te zetten en nu juist niet nieuwe onderzoeken te doen en plannen te bedenken maar te kijken hoe men nu met alles wat men over het gebied weet en wat men vanuit het gebied wil aan de slag kan gaan. Die ambitie en dat enthousiasme hebben zij, zoals mw. Stavast ook al ontdekt heeft in de stukken. Haalbaarheidsonderzoek Terra Mater. Dhr. Jager kan daarvan aangeven dat er in ieder geval binnen de stuurgroep Oost-Groningen het voorstel is gedaan om op korte termijn een bijeenkomst te houden met het thema ‘zout’, wat een onderdeel is van het plan van Terra Mater. Vanuit GS heeft men te kennen gegeven dat dat voor hen nu een stap is die als eerste gemaakt moet worden: kijken of het onderdeel ‘zout’ in de plannen van Terra Mater in samenhang met een aantal andere zoutinitiateven in het Oost-Groningse, bij elkaar gebracht kunnen worden. Daar zien GS ook de meeste meerwaarde op voorhand en op korte termijn als het gaat om de plannen die er zijn rond Terra Mater. Dhr. Abbes (CDA) vraagt op welke wijze de Staten daar kennis van kunnen nemen en over kunnen discussiëren. Dhr. Jager (gedeputeerde) laat weten dat zodra de uitkomsten van de bijeenkomst, van een expertmeetingworkshop vanuit de stuurgroep Oost-Groningen, bekend zijn, deze in GS zullen worden besproken en met de Staten gedeeld kunnen worden. De procedure. Dit is het plan van aanpak. GS zullen met het gebied kijken welke slagen er gemaakt kunnen worden. Op het moment dat GS zover zijn dat zij dit in een bestuursakkoord kunnen vastleggen, zegt dhr. Jager PS toe dat dat bestuursakkoord ook via PS zal lopen en GS de opvattingen van PS over het voorgenomen bestuursakkoord zullen vragen. Mw. Stavast stelt dat de grenzen van het POP worden opgezocht. Er zal moeten blijken hoe de verdere uitwerking is. GS zullen in ieder geval niet over de grenzen van het POP heengaan, die toezegging kan hij geven. Agribusiness. De opmerking dat GS geen ideeën zouden hebben op het punt van Agribusiness. Daar heeft dhr. Jager een iets andere opvatting over en dat sluit ook aan bij de projecten die zij hebben. Zij hebben niet de behoefte om vanuit de provincie eens te gaan vertellen wat er allemaal moet gaan gebeuren vanuit de gemeenten maar willen juist met de betrokkenen en partijen uit het gebied kijken hoe zij die Agribusiness vorm gaan geven. Dat er ideeën en projectvoorstellen zijn is bij GS bekend, maar die zijn nog niet dusdanig concreet dat zij ook in formele zin bij GS geland zijn, voor zover hem bekend. Mocht dat gebeuren dan worden PS daar allicht van op de hoogte gesteld. De voorzitter vraagt wat hij oorspronkelijk met het stuk wilde. Hij wilde geen instemming van de Staten, maar horen wat men vond?
39
Dhr. Jager (gedeputeerde) antwoordt dat hij heel nadrukkelijk wilde kijken of er draagvlak is voor de lijn die het College nu aan het uitwerken is op basis van het POP dat de basis is van dit stuk. De voorzitter vraagt of hij nu het gevoel heeft dat hij antwoord heeft op die vraag. Dhr. Jager (gedeputeerde) antwoordt bevestigend. De voorzitter laat weten dat er een tweede termijn is. Hij zou graag van de Statenleden willen vernemen of de indruk van dhr. Jager terecht is. En ook of men vindt dat het als A-stuk naar de Statenvergadering geleid kan worden. Als de indruk van dhr. Jager terecht is, stelt de voorzitter voor dat het als C-stuk naar de Statenvergadering gaat. In tweede termijn Dhr. Dieters (PvdA) houdt het kort. Wat hem betreft kan het als C-stuk naar de Staten, maar wat betreft de versterking van de agribusiness laat hij weten dat hij daar het woordje ‘innovatief’, het aanpakken van nieuwe dingen, mist in het stuk. Dhr. Haasken (VVD) gaat in op de samenstelling van stuurgroepen en projectgroep. Er is al het nodige in de regio actief. Er is een agenda voor de veenkoloniën met een stuurgroep, er is een actieve herinrichtingscommissie deelgebied Westerwolde en er is nog steeds een soort stuurgroep Oost actief. Men moet wel oppassen dat men geen bestuurlijke drukte aan het organiseren is, die feitelijk allemaal om hetzelfde thema draait, namelijk de regio opstuwen in de vaart der volkeren. Hij begrijpt dat het goed is een bepaald gebied nog in het licht te zetten om te kijken of er aan een bepaalde ontwikkeling nog een versnelling gegeven kan worden. Echter, hij waarschuwt wel voor bestuurlijke drukte. Volgens hem is dat hier namelijk aan de orde. Mw. Hazekamp (PvdD) brengt in aanvulling op wat dhr. Haasken opmerkte met betrekking tot de samenstelling van de stuurgroep, in dat GS in eerste instantie aangaven dat het belangrijk is om in een vroeg stadium met bijvoorbeeld bewoners en maatschappelijke organisaties hierover van gedachten te wisselen. In tweede instantie gaf hij aan dat het vooral van onderaf moest ontstaan en dat er vooral gesproken werd met initiatiefnemers. In hoeverre zijn maatschappelijke organisaties en bijvoorbeeld verenigingen voor dorpsbelangen, erbij betrokken? Dhr. Abbes (CDA) komt terug op de vraag van de voorzitter. Wat het CDA betreft wordt het stuk ter kennisgeving aangenomen, op voorwaarde dat men daar indien er besluitvorming nodig is op onderdelen over kan discussiëren in de Staten. Dat ligt naar zijn idee voor de hand. Het project Pagediep is redelijk experimenteel ten opzichte van bepaalde richtlijnen die ook in het POP zijn afgesproken. Alleen daarom al lijkt het hem zinvol bepaalde grotere onderdelen ervan los te bespreken met elkaar in de Staten. Dhr. Hoiting (PvhN) vindt het prima dat initiatieven als deze genomen worden om een gebied een bepaalde impuls te geven. Dat is een hele goede zaak. Wat de PvhN-fractie kan het dan ook als Cstuk naar de Staten, met dien verstande dat zijn vraag aangaande het bedrag van € 150 duizend, dat genoemd wordt als provinciale inzet met de kostenraming voor de eerste instantie, beantwoordt wordt. Wat is de status van dat bedrag? Is die al begroot? Moet dhr. Hoiting die zien als inzet van bestaande middelen? Moet het nog begroot worden? Dhr. Jager (gedeputeerde) antwoordt ten aanzien van de laatste vraag van dhr. Hoiting, dat het budget voor de gebiedsuitgave onderdeel is van het gebiedsgericht werken en dat is als zodanig in het programmaonderdeel van de begroting terug te vinden. Uiteraard proberen GS voor betrokkenheid te gaan, maar er moet wel verschil worden gemaakt tussen het initiëren en het proberen te bundelen van initiatieven en te kijken op wat voor innovatieve manier je met agribusiness om kunt gaan. Het vervolgens concreet uit gaan voeren van onderdelen van die projecten. Daar zitten aparte processen aan. Op het moment dat je tot concrete projecten komt, kom je tot concrete procedures en in sommige gevallen zelfs allerlei wettelijke procedures waarbij er sowieso een basishouding dient te zijn van het opzoeken van de betrokkenheid en van het goed informeren. Waar het hier om gaat is vooral het op gang brengen van bepaalde ontwikkelingen die leiden tot een verbetering van de sociaal-economische positie van het gebied en daarnaast het creëren van mogelijkheden om alle andere 40
doelen die ook in dit stuk genoemd zijn, mee te nemen in die ontwikkeling. Betrokkenheid staat absoluut voorop, maar het moet niet de illusie wekken dat GS alle ideeën die uit een denktank komen direct met allerlei bewoners gaan bespreken zonder eerst te toetsen of men zelf wel achter die ideeën staat. In de fasering zit daar uiteraard wel een knip in. Bestuurlijke drukte. Dhr. Jager heeft het feit dat er velen bezig zijn met het gebied, als positief verwoord. Maar de opmerkingen over bestuurlijke drukte deelt hij en ook in het College wordt nadrukkelijk gekeken of dit de weg is om in de toekomst op door te gaan en of er niet een slag te slaan valt op het samenvoegen van initiatieven en met name ook op het beter coördineren van dergelijke initiatieven. GS zullen op die opmerkingen op een later moment nog terugkomen. Innovatie wordt toegevoegd. De voorzitter dankt dhr. Jager. Hij constateert dat de vergadering instemt met de gedachte dat dit als C-stuk naar de Staten gaat. Hij wijst het College erop dat de spreektijd vandaag op een uur was afgesproken en dat het College nu op 34 minuten zit. Gedeputeerde Jager verlaat de vergadering. 15.
Voordracht van Gedeputeerde Staten betreffende Amendementen POP en omgevingsverordening (nummer 22/2009). Hierbij wordt betrokken de motie van GroenLinks e.a. van 24 juni 2009 (bijgevoegd).
De voorzitter deelt mede dat de twee stukken niet met elkaar te maken hebben en dit agendapunt derhalve twee verschillende onderdelen heeft. Hij vraagt dan ook die scheiding in de woordvoering aan te brengen. Hij geeft het woord aan GroenLinks, met name omdat het tweede deel van dit agendapunt de motie van GroenLinks betreft. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft geen opmerkingen over de voordracht en wat hen betreft zou het een B-stuk kunnen worden. Ten aanzien van de motie. Bij de behandeling van het POP had hij die in zijn achterzak, achteraf beoordeelt hij dat als een fout. Hij had hem de eerste termijn in moeten dienen, maar toen lagen er nog wat onduidelijkheden bij de verschillende fracties over hoe zij met ontheffingen om zouden gaan. Toen het erg laat werd, vond hij het niet verstandig om die motie nog in te dienen omdat het dan niet tot een zorgvuldige behandeling zou zijn gekomen. Vandaar dat hij de motie toen heeft aangehouden. Het gaat GroenLinks wat betreft de motie niet om de discussie ‘wie over wat gaat’. Dat is hem wel duidelijk. Het gaat enkel om het maken van procesmatige afspraken ten aanzien van majeure aspecten. Dat majeure karakter is ook een politiek karakter. De onderwerpen staan erbij genoemd, en de GroenLinks-fractie acht het van belang dat er, daar waar dat majeure politieke karakter afwezig is, in ieder geval een consultatie is met de Staten, meestal in commissieverband. Dat ligt ook in het verlengde van wat er ten aanzien van interim beleid ISV is afgesproken. De motie ligt voor en er worden een aantal specifieke artikelen genoemd. Dhr. Van der Ploeg is benieuwd wat andere fracties van de motie vinden. Dhr. Dieters (PvdA) is zeer nieuwsgierig naar wat het College vindt van de voorliggende motie omdat naar het definitieve POP toe de discussie over dit artikel al aan de orde is geweest en zelfs bijgesteld in een richting die al heel ver de kant van deze motie op gaat. De PvdA-fractie wil dan ook eerst de mening van het College horen, alvorens zij daar zelf een mening over hebben. Dhr. Keurentjes (CDA) laat weten dat de CDA-fractie instemt met de voordracht. Wat betreft de motie wachten zij een reactie van het College af, alvorens hen bevindingen daarop te geven. Dhr. Stevens (ChristenUnie) deelt mede dat zij akkoord gaan met de voordracht en met betrekking tot de motie tevens eerst een reactie van het College afwachten. Mw. Hazekamp (PvdD) brengt in dat ook de PvdD-fractie geen opmerkingen heeft over de voordracht. Ten aanzien van de motie. De PvdD-fractie heeft deze mede ondertekend en is daar dus een groot voorstander van. Ook los van de reactie van GS vindt zij het belangrijk dat, als die kernwaarden met betrekking tot punten die zwaarwegend zijn en die ook een grote impact hebben op de omgeving en het landschap – allemaal waarden die in het POP zijn afgesproken –worden aangetast door een ontheffing van GS, PS daar op zijn minst kennis van heeft moeten kunnen nemen en er bij voorkeur in commissieverband over moet hebben kunnen praten. 41
Dhr. Haasken (VVD) brengt in dat de VVD-fractie nog geen helder standpunt heeft in kunnen nemen met betrekking tot de motie die voorligt. Met betrekking tot het derde onderdeel van de meningen denkt hij dat dat het zwaarste punt is en waarbij de VVD-fractie op dit moment nogal twijfel heeft of dat zou moeten. Dhr. Haasken valt op dit moment in voor dhr. Luitjens en heeft van hem geen tegenreactie gehoord aangaande de voordracht en gaat ervan uit dat de VVD-fractie daarmee akkoord gaat. De voorzitter merkt op dat het interessant is, dat als je zo de collegefracties ziet, dat zij de reactie van het College afwachten. Hij vraagt zich hardop af of dat niet heel duaal even vooraf geïnformeerd had kunnen worden... Dhr. Moorlag (gedeputeerde) merkt op dat hem het vermoeden bekruipt dat de voordracht als B-stuk naar de Statenagenda kan. Het gaat hier ook om het helen van een aantal zaken en het afhechten van wat losse draadjes die bij het POP-debat waren blijven hangen en dat het doorvoeren van amendementen consistent in teksten van het POP geschiedt. Daarbij moet hij wel zeggen dat de verordening en alles wat daaraan hangt, voortdurend gemonitord moet gaan worden in de praktijk. Af en toe zal men daarbij nog wel op een omissie stuiten. Dhr. Moorlag kondigt aan dat GS ondertussen al weer een omissie hebben aangetroffen aangaande de precieze begrenzing van de windturbinelocatie bij Veendam waarvan in de reactie Nota en Commentaar was opgemerkt dat de kaart zou worden aangepast. Die kaart is niet aangepast. Dhr. Moorlag heeft voor degenen die daar belangstelling voor 8 hebben twee kaarten bij zich . Dat is op dit moment nog niet aan de orde, maar zal bij een volgende operatie om dat aan te passen wel aan de orde komen. Het heeft niet een dermate grote urgentie dat GS nu met stoom en kokend water met een nieuwe voordracht op dat punt komen. Het blijft vooralsnog op de plank liggen en zal, eventueel met andere omissies, aan de Staten worden gepresenteerd. De motie van GroenLinks, ondersteunt door een aantal andere partijen, bestaat uit drie delen. In de eerste plaats dient het toepassen van de ontheffingsmogelijkheid een uitzondering te zijn en geen regel. Daar is het College het in grote lijnen mee eens. Je moet geen incidentgericht beleid gaan voeren. Neemt niet weg dat er situaties aan de orde kunnen zijn dat je met ontheffingen en soms ook met wijzigingen zoals bijvoorbeeld de begrenzingen van het bebouwd gebied, moet komen. Voorts wordt gesteld dat het verlenen van ontheffingen per brief vermeld zou moeten worden of opgenomen in de openbare besluitenlijst van GS. Op dit punt kan dhr. Moorlag in zijn algemeenheid stellen dat het College een actieve informatieplicht heeft: over alles wat maar enigszins politiek gevoelig is, moet het College actief en zonder dat de Staten daarom vragen, de Staten informeren. In die zin wil hij stellen dat voor zover ontheffingen ook echt afwijken van het POP – dat is toch het beleidskader van het College, het beleid zoals ook door de Staten is vastgesteld en dat in feite alleen de provincie bindt –het hem in de rede lijkt te liggen dat de Staten daar actief over worden geïnformeerd. Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt wat gedeputeerde bedoelt met ‘sterk afwijken’. In principe is het toch zo dat die ontheffing automatisch afwijkt van het bestaande beleid in het POP. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat als het bijvoorbeeld gaat om de wijzigingsbevoegdheid in het bebouwd gebied, waarvan in de behandeling is aangegeven dat daar een nuance in zit en dat de begrenzing van bebouwd gebied gewijzigd kan worden als daar ruimtelijk gezien geen zwaarwegende argumenten tegen zijn en als een wijziging bijdraagt aan de vergroting van kwaliteit bijvoorbeeld aan de dorsprand...het lijkt hem bijna een ondoenlijke zaak om de Staten per wijzigingsbevoegdheid actief te informeren. Maar andere afwijkingen waarvan GS weten dat het politiek gevoelig ligt zullen actief aan de Staten moeten worden mede gedeeld. Mochten PS vinden dat GS haar actieve informatieplicht niet goed nakomt, dan kan het College daarop worden aangesproken. In de motie staat verder dat er een consultatie plaats moet hebben. Eerlijk gezegd vindt hij dat wat monistisch aandoen. Het stamt uit de tijd dat in 2003 de commissies een soort adviesorgaan waren voor het dagelijks bestuur van de provincie. PS hadden toen de rol van medebestuurder. Dat lijkt hem niet de juiste gang van zaken. Hij is wel voor actieve informatieplicht en op het moment dat de Staten naar aanleiding van een besluitenlijst of naar aanleiding van een brief van het College menen dat het College zich niet houdt aan eigen beleid, is het College daarop af te rekenen en aan te spreken. In die zin steunt hij de
8
zie bijgevoegde kaarten. 42
motie zoals die hier voorligt, maar als deze motie in de Staten aan de orde zou het College deze motie ontraden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) reageert op de opmerking van gedeputeerde dat hij een consultatieplicht wat monistisch vindt aandoen. Het tegendeel is zijns inziens het geval en zo dualistisch als het maar kan. Het gaat over de majeure ontheffingen met een politiek karakter en het gevolg is, maximaal, dat er een discussie zal ontstaan tussen enerzijds GS (besluitvormend) en een controlerend orgaan die het POP heeft vastgesteld (PS). Dat is niet monistisch, integendeel. Dhr. Van der Ploeg vraagt het College in te gaan op het aspect van het majeure politieke karakter, want daar gaat het feitelijk om. Actieve informatieplicht is prima en GroenLinks heeft daar ook vertrouwen in en vertrouwd er ook op dat het College conform het debat over het POP zal omgaan met die ontheffingen. Echter, PS heeft ook een controlerende taak en daar gaat deze ontheffingsmotie over, althans punt 3 daarvan. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) heeft een vraag aan GroenLinks. Waarom wil zij, naast dat het een majeur politiek karakter moet hebben, ook nog de onderwerpen benoemd hebben? Want dat beperkt de motie. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat je daar op verschillende manieren naar kunt kijken. Ofwel beperking tot die onderwerpen, ofwel zeggen dat het wel erg veel onderwerpen zijn. In discussie met andere ondertekenaars is dat op die manier geformuleerd. Hij kan zich echter voorstellen dat, indien andere fracties daar op een bepaalde manier mee om willen gaan, daar nog iets in veranderd zou kunnen worden. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) neemt het woord. Zoals dhr. Van der Ploeg het formuleert, dringt de vraag what’s new zich op. Ook in het verleden in het ruimtelijk beleid had het College de lijn om de Staten bij controversiële situaties te informeren. Hij doelt hierbij even op de initiatieven om tot een zeer grote melkveehouderij in de buurt van Vlagtwedde te komen. Over een dergelijke punt informeert het College actief. Hij ziet dan niet in wat dit toevoegt aan de handleiding actieve informatieplicht die indertijd aan de Staten is voorgelegd en door de Staten is geaccordeerd. Op die majeure punten waar het College voornemens is af te wijken van het eigen POP, ligt het in de rede de Staten daarover te informeren, niet alleen waar het gaat om ontheffingen maar ook waar het gaat om andersoortige acties. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt om een aanscherping van één punt. Het gaat over informeren dan wel consulteren vooraf. Dat zijn twee verschillende invalshoeken. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat het volgens hem in het dualistisch systeem past dat het College het uitvoerende orgaan is dat verantwoording aflegt aan de Staten en als de Staten menen dat het College in strijd met het eigen beleid handelt, kunnen de Staten haar controlerende rol ten volle uitoefenen. De gedeputeerde heeft de vergelijking getrokken met de situatie van vóór 2003 waarin de commissies een adviesorgaan waren van het uitvoerend bestuur, namelijk het College van GS. Om van tevoren te consulteren...dat lijkt hem een weg die men niet moet belopen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) scherpt het nog wat aan. Kunnen de Staten er op vertrouwen dat, op het moment dat het College zou overwegen een ontheffing te gaan verlenen en dat wellicht wel eens een politiek gevoelig issue zou kunnen zijn, het College vooraf met de Staten zal communiceren? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat het hem in een dergelijke situatie gepaster lijkt dat de Staten, in lijn met de handleiding actieve informatieplicht, worden geïnformeerd. Voorts, kan hij ermee instemmen om het ontheffingsbesluit van het college van GS op de besluitenlijst te zetten. De voorzitter merkt op dat het om vooraf of achteraf raadplegen van de Staten gaat. Het is nu tijd voor de tweede termijn. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt de GroenLinks-fractie of zij vindt dat de beweging die gemaakt is door GS met betrekking tot dit onderwerp, niet ver genoeg is gegaan. Dat haalt hij uit de motie. Maar als hij zo naar de beantwoording luistert en hij haalt daarbij nog even terug hoe er over het POP in de Staten
43
gedebatteerd is, dan is er een forse beweging in de richting van de motie gemaakt. Wat dat betreft heeft het voor de PvdA geen toegevoegde waarde. Dhr. Keurentjes (CDA) sluit zich daarbij aan. De CDA-fractie denkt dat het juist de scheiding van verantwoordelijkheden is dat het aan het College is om besluiten te nemen en het werk te doen en dat PS een controlerende taak heeft. Om die reden heeft de CDA-fractie geen behoefte aan deze motie. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt het CDA of zij van mening zijn dat bij echt majeure afwijkingen, de Staten niet vooraf moeten worden geraadpleegd. Dhr. Keurentjes zegt ‘in het kader van verantwoording’ maar dat is achteraf. Dhr. Keurentjes (CDA) antwoordt dat, als het in die situatie op de spits gedreven wordt, het van een buitengewoon a-politieke houding van het College zou getuigen als zij met dat vuur zouden gaan spelen. Dat lijkt hem volstrekt logisch. Dhr. Stevens (ChristenUnie) brengt in dat, gezien de werkwijze van het College bij alle onderwerpen die een zwaar politiek karakter hebben, de CDA-fractie er alle vertrouwen in heeft dat het College ook in de toekomst de Staten voldoende zullen betrekken bij de afwegingen die het College heeft te maken. Op dat punt is de motie ook wat hen betreft overbodig. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het wel degelijk om het onderscheid vooraf en achteraf gaat. Het College heeft aangegeven dat zij niet van plan is te consulteren. Als er een intentie om te veranderen is, horen de Staten dat slechts achteraf. Het betreft iets veranderen dat door de Staten is vastgesteld, wat de bevoegdheid van het College was. Dhr. Stevens (ChristenUnie) denkt dat de verantwoordelijkheden van het College en van de Staten uitputtend zijn beschreven in de provinciewet en in alle andere wetgevingen die het staatsrecht regarderen. Wordt vervolgens gevraagd of er behoefte is aan aanvullende afspraken zoals deze motie betreft die te maken dan is die behoefte er wat hen betreft niet. Dat staat helemaal los van de vraag of het College ook met voldoende politiek besef in een aantal onderwerpen verder gaat dan in de provinciewet is beschreven. Dhr. Keurentjes (CDA) vraagt of hij daaraan toe mag voegen dat nu juist uitvoerig in het hele POPproject is afgesproken wat het beleid is en wat de kaders zijn rondom het hele ontheffingenbeleid. Daar toetsen en controleren de Staten het College op. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) is blij dat de ChristenUnie de toekomende tijd gebruikte met betrekking tot de formulering van de afwegingen van het College. Dat betekent dus wel degelijk van tevoren informeren bij echt majeure zaken en volgens dhr. De Vey Mestdagh heeft het College dat ook gezegd. In tegenstelling tot wat het CDA zei. Met die toezegging kan hij leven. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat als dat gezegd zou zijn, hij dat graag nog een keer bevestigd zou horen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) laat weten dat hij bezwaar maakte tegen het woord consultatie en dat daarmee de oude monistische traditie nieuwe leven ingeblazen zou worden. Conform de richtlijn actieve informatieplicht naar de Staten, is het gebruikelijk dat het college om politiek gevoelige onderwerpen die zich aandienen te melden aan de Staten. Bij echt controversiële onderwerpen doe je dat vooraf. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of dat vooraf gaat aan de eigen besluitvorming van het College, of niet. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat dat vooraf gaat. Er zou nu een hele semantische discussie gevoerd kunnen worden over wat controversieel of majeur is, maar de lijn die het College altijd heeft gevolgd conform de richtlijn actieve informatieplicht, is om de Staten te informeren. Dat gebeurt op een adequaat tijdstip. Je speelt als College met vuur als je dat in situaties doet dat er een onomkeerbare situatie is ontstaan. Er kunnen zich best wel eens politieke situaties voordoen waarin het beter is om achteraf berouw te tonen dan vooraf om toestemming te vragen, maar dat zou het College niet als algemene richtsnoer willen toepassen. 44
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verduidelijkt dat zij consultaties ook niet als toestemming vragen zien, maar als horen wat er in de bevolking leeft. De voorzitter merkt op dat hij de gedeputeerde hoort zeggen: vooraf informeren en dan staat het de Staten vrij om dat te agenderen. Mw. Hazekamp (PvdD) merkt op dat, gezien de antwoorden van GS over monisme en dualisme en dat in relatie tot de antwoorden van de Collegepartijen, denkt zij dat het wellicht goed is om hier een cursus dualistisch besturen te organiseren. GS zeggen aan de ene kant dat zij het in grote lijnen eens zijn met het informeren – de actieve informatieplicht waar het gaat om majeure zaken. Anderzijds zeggen ze dat zij ook vinden dat GS het instrument als uitzonderingsmogelijkheid zouden moeten gebruiken. Het eerste gedachtestreepje wordt ook door GS onderschreven. Als het aan de ene kant een uitzondering is en aan de andere kant GS toch vinden dat de Staten geïnformeerd moeten worden, waarom geeft gedeputeerde dan aan dat het een ondoenlijke zaak is om in alle gevallen bij alle ontheffingen de Staten hiervan op de hoogte te brengen. Als iets een uitzondering is, is het niet ondoenlijk de Staten daarvan op de hoogte te stellen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat hij daarover gezegd heeft dat die ontheffingen aan de Staten zullen worden gecommuniceerd bij een controversieel karakter op grond van de richtlijn actieve informatieplicht per brief of anders via de besluitenlijst. Het lijkt hem ondoenlijk om dat, indien er in vrij korte tijd meerdere wijzigingsbesluiten zijn voor de begrenzingen van dorpsgebied, omdat je daar een bepaalde vorm van bebouwing mogelijk wilt maken omdat het een kwalitatieve verbetering is en er ruimtelijk geen overwegende bezwaren tegen zijn, iedere keer van tevoren aan de Staten kenbaar te gaan maken. Het gaat om de zaken met een majeur karakter bij gedachtestreepje 3. Daarvan heeft hij gesteld dat de Staten, met toepassen van de richtlijn voor actieve informatieplicht, daarvan in kennis worden gesteld. Hij wil niet de indruk wekken alsof hier nu een nieuw beleid of een aanvulling op de actieve informatieplicht wordt geformuleerd. Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt of zij nu begrijpt of gedeputeerde de onderwerpen die genoemd worden bij gedachtestreepje 3, per definitie als majeure zaken bestempelt. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt ontkennend. De voorzitter merkt op dat het hem duidelijk is dat de voordracht als B-stuk naar de Statenvergadering kan. Het lijkt hem politiek ook niet zo interessant dat daar nog een Statendiscussie over gevoerd moet worden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat het de vraag is of de motie wel in de Staten besproken moet worden. De voorzitter bevestigt dat. Dat is de vraag die nu voorligt. Als eenieder het ermee eens is dat de voordracht als B-stuk naar de Staten gaat, wil GroenLinks de motie dan voorleggen aan de Staten? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat er nog twee andere ondertekenaars zijn waar hij sowieso nog even mee zal moeten overleggen. Echter, het is niet de bedoeling van de GroenLinksfractie om de Staten met bezigheidstherapie bezig te houden. De voorzitter besluit dat men afwacht wat daarvan komt. Hij stelt vast dat de punten die zijn doorgeschoven voldoende zijn beantwoord. 16.
Sluiting.
De voorzitter dankt eenieder en sluit de vergadering om 13.35 uur.
45
Toezeggingenlijst (bijgewerkt t/m 9 september 2009)
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
8 april 2009 (verslag pagina 29)
2.
20 mei 2009 (verslag pagina 39)
3.
27 mei 2009 Statenvergadering
4.
27 mei 2009 Statenvergadering
5.
2 juni 2009 (verslag pagina 12)
6.
17 juni 2009 (handelingen pagina 55)
Jaarrapportage Energieakkoord Noord-Nederland Gedeputeerde zegt toe dat er een vervolg van deze rapportage (energieprojecten) uitkomt.
In de loop van het jaar
Slager
Ondergrondse oplossingen voor hoogspanningskabels Het college zal nagaan wat er gedaan kan worden met de suggestie van Van der Ploeg (GroenLinks), om zwaarder in te zetten op ondergrondse oplossingen voor hoogspanningskabels.
Oktober
Moorlag
Bodemsanering De Eendracht De bodemsanering locatie De Eendracht te Appingedam wordt uit de Risicoparagraaf gehaald en de Staten worden bij brief hierover geïnformeerd.
In de loop van het jaar
Moorlag (toezegging Calon)
Zonnepanelen agrarische bedrijven Het college zegt toe te onderzoeken of en in hoeverre een provinciaal fonds (revolving fund) kan worden ingesteld waaruit bekostiging van zonnepanelen t.b.v. agrarische bedrijven plaats kan vinden. Hij zal de commissie daarover per brief informeren.
December
Hollenga
Natuurherstelprogramma De gedeputeerde zal ervoor zorgen dat de commissieleden het natuurherstelprogramma toegestuurd krijgen wanneer het eind dit jaar klaar is. Via die lijn zal de provincie haar invloed uitoefenen om oog te hebben voor de Waddenzee
Eind van het jaar 2009
Hollenga
Tegengaan kleinschalige verrommeling Het College zal de Staten informeren hoe het gemeenten wil faciliteren om de kwaliteit van ruimtelijke processen verder te verbeteren (o.a. bouwblok-opmaat-methode en tegengaan van kleinschalige verrommeling)
Eind van het jaar
Moorlag
(wordt meegenomen bij de Integrale Bijstelling)
46
7.
17 juni 2009 (handelingen pagina 59)
Windenergie Het College zal onderzoeken welke participatiemogelijkheden m.b.t. windmolens haalbaar zijn en de Staten daarover informeren.
Oktober 2009
Moorlag
8.
17 juni 2009 (handelingen pagina 60)
Collectieve woningverbetering Het college zegt toe de mogelijkheden van collectieve woningverbetering verder te onderzoeken.
December
Moorlag
9.
17 juni 2009
Bouwblokken
Oktober
Moorlag
(handelingen pagina 82)
Het college gaat in gesprek met de gemeenten in Regio West over de bouwblokkendiscussie.
9 september 2009
Vistrappen/-passages Het college heeft toegezegd de Staten schriftelijk te informeren over het aantal vistrappen/-passages Groningen heeft, waar deze zich bevinden en of het huidige aantal voldoende is.
-
Hollenga
10.
(verslag pagina 6)
47
Pleitnota van de Stichting Landschap Oldambt voor een westelijke route voor de vaarverbinding Oldambtmeer-Nieuwekanaal Wij gebruiken “Actualisering variant Midwolderbos” van “Invraplus” van 24 juni 2009 als leidraad bij het geven van onze visie.
De opsomming van voor- en nadelen van beide varianten (Invraplus: pag. 3) is eenzijdig. De landschappelijke en cultuurhistorische schade die de noordelijke variant teweeg zal brengen wordt niet genoemd, terwijl die aanzienlijk zal zijn. De te noemen nadelen van de noordelijke variant zijn: •
• •
•
vijf boerderijen moeten worden uitgeplaatst uit het lint met als gevolg: - functieverlies en daardoor dreigend verval van de bestaande boerderijen, - noodzakelijke nieuwbouw van vermoedelijk lagere kwaliteit die een aanslag doet op de open ruimte ten noorden van Midwolda-Oostwold; de bestaande, historisch gegroeide ontginningsstructuur, die de dorpsbebouwing visueel en ruimtelijk verbindt met zijn agrarische achterland, wordt aangetast; het zicht op de noordkant van het historische lint van Midwolda zal worden belemmerd door de aanleg van recreatieve voorzieningen en bosschages, door bruggen (vijf stuks, hoogte ruim 4m) en dijken. Het is voor een adequate afweging noodzakelijk inzicht te geven in de profielen van deze bruggen (incl. op- en afritten) en van de dijken t.o.v. het maaiveld en van de plaatsing en visuele effecten van de overige voorgenomen voorzieningen; een glaciale rug moet worden doorsneden, hetgeen door het POP verboden wordt. De vaarweg krijgt daar bovendien, door de diepte, een grote breedte.
Aan de zuidkant gelden die bezwaren nauwelijks tot niet: het gebied heeft al een recreatieve functie, aansluiting bij de bestaande verkaveling is eenvoudig, zicht op het lint vanuit het zuiden is al zeer beperkt en de noodzaak tot bedrijfsuitplaatsing ontbreekt. Het polderland boven Midwolda en Oostwold vormt één van de gaafst overgebleven gebieden in het Oldambt, dat nu aangetast dreigt te worden. Deze schade zal zich ook vertalen in een afname van de toeristische aantrekkelijkheid van het gebied.
Uit de tekst en tekeningen van dit rapport blijkt niet dat, i.t.t. de eerdere plannen, de vaarroute ten noorden van de te verbreden Oudlandseweg komt te liggen. Recreanten die vanaf de noordelijke vaarroute naar het dorp willen gaan, zullen daartoe een weg moeten oversteken die aanzienlijk drukker wordt dan nu het geval is en waar 80 km. per uur mag worden gereden. De vestiging van direct aan watersport gerelateerde bedrijvigheid in de vorm van onderhouds- en reparatiewerfjes wordt in deze variant bovendien hoogst onwaarschijnlijk, tenzij het de bedoeling is t.z.t. ontheffing te gaan verlenen ten behoeve van vestiging in het open land ten noorden van het kanaal; een optie waar wij ons ten stelligste tegen zouden willen verzetten.
Er wordt in het rapport vanuit gegaan dat een combinatie van vaar-/recreatieve functie en EHS onwenselijk is langs de westelijke route, een van de argumenten om tegen die variant te kiezen. Op veel plaatsen elders wordt die combinatie gewoon gemaakt en langs het Nieuwekanaal zal die eveneens gemaakt gaan worden. Zonder adequate motivering waarom hier een verschil gemaakt zou moeten worden, overtuigt het argument niet.
Wij begrijpen de zorgen van de SHGL. Wij bepleiten dat daaraan zoveel mogelijk tegemoet zal worden gekomen. In de presentatie van Invraplus worden ze evenwel wat al te zeer verabsoluteerd.
48
Verwezen wordt naar Dorp Ontwikkelingsplannen die uitgaan van een noordelijke variant. Er zij op gewezen dat de Vereniging Dorpsbelangen bij monde van zijn secretaris tegenover de SLO eigener beweging te kennen gaf dat de vereniging voor de westelijke variant was geweest tot het moment waarop men begrepen meende te hebben dat dan het hele plan, inclusief de rondweg, niet meer door zou gaan.
Een aansluiting op het bestaande waterstelsel vanuit de meest westelijke lob van het Oldambtmeer ten behoeve van de westelijke vaarweg wordt in het rapport genoemd als alternatief(pag.5), om vervolgens te worden afgewezen:
•
•
omdat deze “…zulke hoge kosten mee zich meebrengt dat gekozen is voor de andere route”. Bij doorvragen bleken de twee even duur. Het zou de moeite kunnen lonen de onderliggende berekeningen er op na te slaan: het gaat om het 1,5 m. dieper leggen van twee NAM-buizen over een zeer beperkte afstand; omdat op dat deel van het meer niet gevaren mag worden en natuurwaarden zich verzetten, aldus Invraplus. Deze natuurwaarden zijn niet plaatsgebonden, evenmin als het gebied voor een vaarverbod, zo bleek bij navraag. (Hier worden besluiten uit het recente verleden als onwrikbare gegevens gepresenteerd in plaats van ze als wrikbare onderdelen van een totale afweging opnieuw te bezien.)
Voor de uitplaatsing van de vijf boerderijen is een stelpost opgenomen van €2,0 mln. (pag. 5.) Daarmee verwordt een openingsbod in onderhandelingen tot een feit in een kostenvergelijking. Het is aannemelijk dat deze kostenpost aanzienlijk hoger uitkomt. Daardoor wordt de noordelijke variant duurder dan de westelijke.
De kosten van beide varianten zijn eenmalig en ontlopen elkaar wellicht niet eens zoveel. De schade aan het bijzondere landschap ten noorden van Midwolda en aan het lint zelf zal blijvend zijn.
EA, 2 September 2009
49
Van : College van GS (aanvulling op het verslag van de cie OM dd 9 sept. jl.) Aan: leden Provinciale Staten van Groningen
Onderwerp: aanvullende informatie Noordelijke vaarverbinding Blauwestad.
Geachte Dames/Heren, Overeenkomstig de door gedeputeerde Gerritsen in de Statencommissie Omgeving en Milieu gedane toezegging ontvangt u hierbij nadere informatie over de kostenraming door het bureau DHV van het zgn. Midwolderbostracé, in vergelijking met de raming van INVRA+, van respectievelijk € 6,6 mln en € 15,0 mln. Wij hebben contact gelegd met DHV en een verklaring van de verschillen gevraagd en we hebben bureau Grontmij verzocht om een second opinion. In de eerste plaats verschilt de status van beide ramingen. De raming van INVRA+ is opgesteld in opdracht van Ring Blauwestad, gemeente Scheemda en provincie Groningen. Het betreft een raming, waarbij rekening is gehouden met essentiële uitgangspunten als (nautische) randvoorwaarden t.a.v. de vaarverbinding en locale omstandigheden. De raming van DHV is opgesteld in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) -centraal voor de Stichting Recreatietoervaart Nederland (SRN) en het IPO. Om deze raming is gevraagd i.v.m. de nieuwe bestuursovereenkomst omtrent het ILG/ de Beleidsnota Recreatie Toervaart Nederland (BRTN) en de in dit kader gewenst actualisering van het kostenniveau van alle BRTN-knelpunten in Nederland. De noordelijke vaarverbinding Blauwestad is één van deze (125) knelpunten. DHV heeft per knelpunt een 'bureauraming' gemaakt, op basis van bepaalde aannames en eenheidsprijzen, en heeft zich voor de vaarverbinding naar het Oldambtmeer tevens gebaseerd op gegevens die zijn aangeleverd door DLG-Groningen. Wat betreft de inhoud en de uitgangspunten zijn de verschillen in de ramingen op de belangrijkste verschilpunten als volgt te verklaren: (Directe bouwkosten, bedragen afgerond in miljoenen €)
INVRA+
DHV
A. grondwerk
1,9
1,3
B. aansluiting op meer
2,3
0,06
C. bruggen
2,9
1,7
Beide bureaus rekenen aan opslag voor indirecte bouwkosten* hetzelfde, namelijk 100%, waardoor de directe bouwkosten verdubbelen, en de verschillen uiteraard ook.
50
ad A: INVRA+ heeft met 9 kilometer kanaal gerekend, DHV met 7 kilometer ad B: INVRA+ heeft met een schutsluis en bijkomende zaken als aanlegplaatsen, extra baggerwerk in het meer etc. gerekend. DHV heeft geen rekening gehouden met peilverschillen tussen het meer en de vaarverbinding van 70 tot 90 centimeter en (dus) ook niet met een sluis c.a. ad C: De andere (zuidelijke) vaarverbinding naar het Oldambtmeer is aangelegd als vaarklasse AM**. Op grond van de ambitie van gemeente en provincie voor de Blauwestad als geheel, is óók voor de noordelijke vaarverbinding uitgegaan van een volwaardige (toer)vaartverbinding, klasse AM. Dat is ook uitgangspunt in het BRTN rapport INVRA+ heeft de dimensionering van alle noodzakelijke bruggen daarop berekend. Vermoedelijk is DHV uitgegaan van vaarklasse BM**, hoewel hun rapport op dit punt niet helemaal duidelijk is. Een belangrijke consequentie is dat DHV heeft gerekend met een vaste brug in de Hoofdweg van Midwolda, en INVRA+ met een beweegbare. Een vaste brug in de hoofdweg, met de gewenst (AM-) doorvaarthoogte van 3,75meter, betekent dat er een aantal woningen ter plekke moet verdwijnen en dus zal moeten worden aangekocht. Met die consequenties heeft DHV geen rekening gehouden. Wij hebben GRONTMIJ Groningen om een second opinion gevraagd m.b.t. tot het geheel van de ramingen, en de verschilpunten A, B en C in het bijzonder. De conclusie is, dat de aannames van DHV niet in alle opzichten correct zijn, en geen, dan wel onvoldoende rekening houden met de zaken als lengte van de vaarweg, de waterhuishouding en het peilverschil, en de gewenste vaarklasse. De aannames van INVRA+ en het door dit bureau gehanteerde kostenpeil en de gemaakte ramingen zijn volgens de Grontmij correct, onzekerheden als het stadium van planvorming in aanmerking nemende. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------*dit betreft kosten als toezicht, uitvoering, algemene kosten, winst en risico, engineering en onvoorzien. Afgezien dat beide bureau vrijwel gelijke percentages rekenen is een opslag in deze orde in dit planstadium gebruikelijk. **AM resp. BM zijn in de recreatietoervaart gehanteerde begrippen die aangeven voor welke categorie (motor)boten een vaarweg geschikt is; beide hebben een diepgang van minimaal 1,50 meter, als doorvaarthoogte van vaste bruggen geldt bij BM een minimum van 2,40 meter en bij AM een minimum van 3,40 meter. Voor de NOVA is gekozen voor 3,75 doorvaarthoogte, identiek aan de zuidelijke vaarverbinding. Boten die er nu aan de zuidkant opkunnen, moeten er straks aan de noordkant weer af kunnen. Vandaar…
51
Scopeverschillen tussen DHV en Invra
DHV
kosten
Invra
Bouwkosten verschilverklaring
grondwerk (dir. Kst) Kanaal conditionering: toepassen tijdelijke voorzieningen Verwijderen begroeiing
€ 222.000
Verbreden Kanaal 1: lengte: 6100 m1 verbreding: 5 m1 Diepte: 0,7 m1 totaal m3: 19825 m3
Vaarwegvak 9 t/m 17: lengte: 3167 m1 verbreding: ? Diepte: ? Totale m3: 108381 m3 inclusief aanbrengen dijk, aanbrengen oeverbescherming, verwijderen bos, stalen damwand (50 m1) rooien bomen, aanlegvoorzieningen, woningen aan € 594.750 oostzijde en westzijde, veiligheidsmaatregelen
Verbreden Kanaal 2: lengte: 900 m1 verbreding: 5 m1 diepte: 0,7 m1 totaal m3: 36000
€ 540.000
De verschillen zijn veroorzaakt door dat Invra een KORTER kanaal gerekend waarbij echter meer grondwerk is voorzien en er een aantal extra voorzieningen zijn inbegrepen (stalen damwand, dijk zijn daarbij de grootste kostenposten.
€ 1.958.901
52
Subtotaal grondwerk kanaal (dir.kst)
€ 1.356.750
€ 1.958.901
aansluiting Blauwe stad incl. ontgraven met strekdam en sluis, aanlegvoorzieningen, verwijderen bos, stalen damwand, aanpassen waterhuishouding
aanbrengen taludbekleding + meerpalen Aansluiting op Blauwe Stad meer
De scope voor dit deel van het werk is tussen de 2 ramingen sterk afwijkend.
€ 61.500 Vaarwegvak 18: aansluiting Oldambtmeer
€ 2.320.944
voetgangersbruggen Voetgangersbruggen over kanaal Erflaan, Turflaan en Rijslaan: ieder: lengte: 20 m1, Breedte: 5 m1
gering verschil tav hoe de brug er precies uit moet zien.
Brug Erflaan: € 463.000 lengte: 10 m1
€ 218.750
Brug in Midwolderbos lengte: 10 m1
€ 218.750
Brug Turflaan lengte: 10 m1
€ 218.750
Subtotaal voetgangersbruggen (dir. Kst)
€ 463.000
€ 656.250
Kunstwerk Hoethslaan
€ 368.800 Brug in Hoethslaan
€ 384.600 inzichten nagenoeg gelijk
53
Kunstwerk Niesoordlaan
verwijderen gemaal Rijslaan
Kunstwerk in N985
Verschil bouwelementen op niveau directe kosten
Nader te detailleren 20%
tussen telling
Eenmalige bouwplaats- en uitvoeringskosten 15% tussen telling
Algemene Kosten 8% tussen telling
€ 562.000 Brug in Niesoordlaan
€ 20.000
€ 330.000 Midwolderbrug
€ 3.162.050 Totaal Directe Bouwkosten
€ 632.410
€ 660.000 inzichten nagenoeg gelijk
€0
€ 1.235.000 niet zeker bij de verschil analyse of hier dezelfde brug bedoeld wordt. De scope is hier kennelijk zeer verschillen geïnterpreteerd.
€ 7.215.695
in raming DHV toeslag voor niet benoemde kleine bijkomende onderdelen)
€ 3.794.460
€ 569.169 Eenmalige uitvoeringskosten 10% € 4.363.629
€ 349.090 AK & Winst/ Risico 15% € 4.712.719
€ 721.570 de indirecte kosten zijn gebruikelijk voor GWW contracten. € 7.937.265 Hiermee worden uitvoeringskosten, bouwplaatskosten en overhead aannemer meer geraamd. Tussen de beide ramingen is € 1.190.590 een gering verschil in procenten. (Invra raamt iets lager.) Doordat € 9.127.854 de directe kosten bij Invra hoger
54
Winst/ Risico 5%
€ 235.636
tussen telling
€ 4.948.355
Subtotaal nader te det. & alle indirecte kosten
€ 1.786.305
Echt onvoorziene bouwkosten 10%
zijn is het absolute bedrag ook hoger!
€ 1.912.159
€ 316.205
in raming invra geen onvoorzien (op deze plaats in de raming)
Totale Bouwkosten
Engineeringskosten 12% tussen telling
Vastgoedkosten * tussen telling
Directe overige bijkomende kosten 2% tussen telling
€ 5.264.560
Engineeringskosten (Planvoorbereidingskosten) € 631.747 20% € 5.896.308 subtotaal
€ 0 Vastgoedkosten € 5.896.308 subtotaal
€ 105.291 Bijkomende kosten € 6.001.599 subtotaal
€ 9.127.854
€ 1.825.571 € 10.953.425
€ 442.009 € 11.395.434
€ 392.500 € 11.787.934
55
Project onvoorziene kosten 10%
€ 600.160 Onvoorziene kosten (Onvoorzien ter afronding) 5%
Indexering 16,24% (prijspijl oktober 2008) tussen telling
€ 1.914.360 hangt samen met de manier waarop de kengetallen zijn on€ 14.291.691 derbouwd bij Invra
geen indexering midwolderbrug
€ 200.564-
geen indexering brug niesoordlaan
€ 107.184-
tussen telling
afronding Totale raming
€ 589.397
€ 6.601.759
€ 13.983.943
€ 33.943 € 13.950.000
* Vastgoedkosten zijn in de detailraming berekend op €302.100,-. Deze is niet in het overzicht meegenomen
Opmerking: de scope DHV is aangeleverd door regionale contactpersonen van DLG. Zij hebben ingeschat wat er moest gebeuren.
56
57