Verslag van de vergadering van de Statencommissie Economie en Mobiliteit - en de Statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid voor agendapunt 10 gehouden op woensdag 24 november 2010 van 18.00 tot 22.45 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. IJ.J. Rijzebol (voorzitter, CDA), J. Batting (PvdA), mw. S.M. Beckerman (SP), dhr. W. Haasken (VVD), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), mw. A.G. van Kleef-Schrör (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), dhr. J. Meesters (VVD), dhr. J. Oosterhaven (burgercommissielid, PvhN), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. R.D. Rijploeg (PvdA), mw. C. Sciacca (SP), mw. J. Siersema-Venema (GroenLinks), mw. G. van der Sluis-Huisman (ChristenUnie), dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie), H.J.B. Spoeltman (PvdA), dhr. H. Stavenga (PvdA), mw. L. van der Tuin-Kuipers (CDA), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66). Afwezig: Dhr. Blom (Fractie Blom), mw. Stavast (GroenLinks), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Voorts aanwezig: dhr. W.J. Moorlag (gedeputeerde), dhr. M.J. Jager (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), mw. J. Bordewijk (secretaris) en dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Mw. Stavast (GroenLinks) heeft zich afgemeld. Op de uitnodiging voor de vergadering op 8 december is abusievelijk niet vermeld dat er ook een rondvraag zal zijn. 2. Regeling van werkzaamheden - Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag - Vaststellen van de agenda De voorzitter verklaart dat GS heeft medegedeeld dat zij de voordracht m.b.t. N361 intrekken. Daarom zal deze voordracht niet besproken worden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat in de ingetrokken voordracht sprake is van een splitsing van het plan t.a.v. de inpassingsprocedure. GroenLinks pleit ervoor om in elk geval de noordkant van het project voor de Statenverkiezingen door de Staten te laten afhandelen.
1
De voorzitter verduidelijkt dat GS de commissie vóór 8 december zal berichten n.a.v. het bestuurlijk overleg met Winsum. Dhr. Jager (gedeputeerde) verklaart dat het College verrast is door de behandeling gisteren in de gemeenteraad van Winsum en de terugkoppeling daarvan vandaag vanuit het College van Winsum. Het College wil kijken wat er nu verder gedaan zou kunnen worden. Toegezegd aan het gemeentebestuur van Winsum is dat men volgende week om de tafel gaat om te vernemen hoe men er tegenaan kijkt. Mw. Beckerman (SP) verzoekt om agendapunten 12 en 13 samen te voegen. Aldus wordt besloten. De agenda wordt vastgesteld. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
De voorzitter geeft aan dat er een inspreekster is bij agendapunt 10. Er hadden zich voorts enkele insprekers gemeld voor het agendapunt betreffende de N361, maar het agendapunt is geschrapt. Voor agendapunt 12 zal dhr. Van Eijbergen namens FNV Bondgenoten inspreken. 4.
Vaststelling verslag Commissie Economie en Mobiliteit van 20 oktober 2010 / 10 november 2010
Het verslag van 20-10-1010 wordt vastgesteld. Het verslag van 10-11-2010 zal later worden vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1. Vragen voortgangsrapportage infrastructurele werken/openbare verlichting De toezegging kan van de lijst. Toezegging 2. Update businessplan GAE De toezegging blijft staan. Toezegging 3. Stijging tijverschillen Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt voor om 20-12-2010 als deadline op te nemen voor een brief. 6. -
Mededelingen Het College van Gedeputeerde Staten heeft geen mededelingen.
-
Er zijn geen mededelingen vanuit Groningen Seaports
Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat in de media te vernemen was dat Seaports twee speedboten heeft aangeschaft als marketinginstrument, hetgeen hem bevreemdt. Hij verzoekt dhr. Haasken dit onderwerp aan te kaarten. Dhr. Haasken (VVD) is bereid dit aan te kaarten indien het een Statenbreed verzoek is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of het in het AB aan de orde is geweest. Dhr. Haasken (VVD) ontkent. Dhr. Jager (gedeputeerde) acht het mogelijk dat de twee boten zijn aangeschaft in het kader van een marketing- en promotieprogramma genaamd Zout aan de Broek, dat volgens Groningen Seaports de afgelopen jaren een goede bijdrage heeft geleverd aan de naamsbekendheid en uitstraling van het bedrijf en dat potentiële klanten over de streep heeft getrokken om zich daar te vestigen. Voorts heeft Groningen Seaports een redelijke portefeuille als het gaat om sponsoringactiviteiten. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat managers van dergelijke bedrijven blijkbaar dusdanig weinig rationeel zijn dat zij zich door dit soort ‘fratsen’ laten overtuigen.
2
7.
Rondvraag (de rondvraag vindt plaats op 8 december 2010)
Verplaatst naar 8 december. 8.
Ingekomen stukken (de ingekomen stukken worden behandeld op 8 december 2010)
Verplaatst naar 8 december. 9.
Voordracht betreffende integrale bijstelling 2010 (5e en 6e wijziging 2010, 1e wijziging 2011) (nummer 32/2010).
Dhr. Batting (PvdA) verklaart dat het financieel perspectief voor de provincie langzamerhand neerwaarts wordt aangepast. De oorzaak ligt in autonome ontwikkelingen, die worden ingegeven door de verminderde renteopbrengsten van de kapitaallasten en verminderde dividendopbrengsten. Voorts is er de druk op het provinciefonds. 10.
Brief van Gedeputeerde Staten van 3 november 2010, nr. 2010-58.006/44/A.28, PP , BW Groningen - subsidieaanvraag REP Grote Markt. Hierbij wordt betrokken: diverse afschriften van brieven van B en W Groningen van 5 november 2010 aan raadsleden van de gemeente Groningen als antwoord op vragen over het Groninger Forum. Bijlage 1 en bijlage 2. Mw. Kiki betoogt dat de windsituatie van het Forum niet voldoet en voor gevaren zorgt. Als er iets gebeurt, kunnen de mensen niet weg vanwege de kleine steegjes. Bij de hoek Oosterstraat/Poelestraat is geen MER-onderzoek gedaan: het gaat daar een enorme herrie geven en het wordt er gevaarlijk met alle overstekende mensen. De bomen zijn niet onderzocht voor de tram. De procedure wordt verkeerd gedaan: eerst wordt een principebesluit genomen, terwijl het bestemmingsplan nog niet eens is gedaan. De slagschaduw van het Forum reikt tot aan het Martinikerkhof en de Schoolstraat. De gevolgen voor de ondernemers, wandelaars of fietsers zijn niet onderzocht. Mw. Kiki hoopt dat de Staten zullen besluiten dat de € 35 miljoen bij de provincie dienen te blijven. De Domeinen krijgt de helft van het gebouw, terwijl zij slechts vijf parkeerplaatsen krijgen.
Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt mw. Kiki de kwestie van de bomen toe te lichten. Mw. Kiki legt uit dat in het huidige bestemmingsplan de bomen van de Grote Markt en het achtergebied tot de Schoolstraat nadrukkelijk zijn beschermd. De wethouder heeft besloten om voortijdig een kapvergunning af te geven, nog vóór alle sloopvergunningen en bouwvergunningen, aanlegvergunningen en subsidieaanvragen. Het gevolg is dat de rechtbank heeft besloten dat niemand belanghebbende is en dat de monumentale kastanje bij de school van de Schoolstraat al gekapt is. De drie bomen op de hoek van de Oosterstraat vallen ook onder de kapvergunning. Daar heeft de rechter onlangs van gezegd dat zij ook gekapt kunnen worden. Het opvallende is dat de rechtbank zegt dat het project niet onder de Crisis- en Herstelwet valt, terwijl B&W beweert van wel. Het houdt in dat de procedures op de normale manier moeten gaan. Deze procedures gaan echter niet op de normale manier, want de bomen moesten zogenaamd gekapt worden voor het Forum en de leidingen. De leidingen zijn er omheen gelegd. De boom van de Schoolstraat is al gesloopt terwijl alle procedures nog doorlopen moeten worden. Het is een omgekeerde gang van zaken. In eerste termijn Dhr. Batting (PvdA) deelt mee dat de PvdA zich wil richten op het uitvoeringskader REP en op de kaderverordening subsidies van de provincie Groningen. Dhr. Batting denkt dat het recht doet aan de discussie indien men ingaat op de voorwaarden op de criteria die ten grondslag liggen aan een principebeslissing om € 35 miljoen ter beschikking te stellen voor het project Forum. Het belangrijkste criterium is of het project bijdraagt aan de vitalisering van de binnenstad Groningen, of het project structuurversterkend is in economische zin. Er spelen drie belangrijke thema’s: de werkgelegenheid, de toename van omzet en bruto marge en de neveneffecten. Voor wat de neveneffecten betreft wordt gewezen op verdere particuliere initiatieven, op de ontwikkeling van de noordzijde van de Grote Markt en op een impuls voor de creatieve industrie. Ten aanzien van de werkgelegenheid kan worden gesproken over de toename van tijdelijke werkgelegenheid en structurele werkgelegenheid. De tijdelijke werkgelegenheid zou met 610 arbeidsplaatsen toenemen. Structureel is er een stijging van 3
40 tot 162 werkplaatsen. Er wordt geredeneerd vanuit bepaalde schillen. De eerste schil is de binnenstad, de tweede schil is de stad en de derde schil is de regio. Wat zijn de verplaatsingseffecten en de substitutie-effecten voor wat betreft andere winkelcentra in de stad (Haren, Lewenborg) en de regio? Voorts neemt het bruto vloeroppervlak toe. Alleen al aan de oostwand is er een toename van 2 10.000 m . In de huidige tijd is er echter ook een andere tendens: de winkelverkopen via internet nemen toe. Op korte termijn is er een terugloop in de detailhandelsvestigingen van 10-15 %. Hoe ziet de scope er uit voor de aanlooproutes naar de binnenstad? De PvdA vindt het moeilijk om een insteek te kiezen voor dergelijke grote projecten. Dat komt ook omdat in de stukken wordt verwezen naar de toekomstige handelswijze voor dit soort toekomstige projecten. Men zou moeten weten op welke manier men om kan gaan in de discussie. Het voorstel van het College ziet het PvdA graag tegemoet. Het gaat hier om een subsidie van € 35 miljoen. De PvdA wenst de uitspraak van het College dat aanbestedings- en uitvoeringsrisico’s, exploitatietekorten, dekkingsonzekerheden, huuropbrengsten en parkeeropbrengsten niet ten laste en voor rekening van de provincie komen. Een ander punt is dat uit hoofde van het uitvoeringskader de financiële voortgang via rapportages en programmaondersteuning zich meer richt op de realisatie van het project dan op de exploitatie na realisatie. De economische uitvoerbaarheid wordt wellicht aangetoond, maar het gaat de PvdA met name om de economische haalbaarheid van het project. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt dhr. Batting te verduidelijken wat hij bedoelt met het verschil tussen economische uitvoerbaarheid en economische haalbaarheid. Dhr. Batting (PvdA) bedoelt met ‘economische uitvoerbaarheid’ dat er dekking voor de investeringen is; economische haalbaarheid verwijst naar de exploitatie na realisatie. De exploitatiebegroting die in de stukken wordt opgevoerd, is een ander begrip dan dhr. Batting voor ogen heeft. De exploitatiebegroting gaat alleen maar in op de onderbouwing van de financiering voor de investeringen. De PvdA is vooral benieuwd naar de economische haalbaarheid, dus de continuïteit na realisatie. Klopt het dat dit thema niet is aan te treffen in het uitvoeringskader REP en in de kaderverordening subsidies? Is het College niet van mening dat ook het punt van exploitatie na realisatie bij dit soort grote projecten en bij dergelijke bedragen een voorwaarde moet zijn om zicht te hebben op de exploitatie in de beginjaren? Na realisatie wordt de toekomstige huurder de Stichting Groninger Forum. De PvdA wenst zeker te stellen dat de provincie financieel niet betrokken is bij de Stichting Groninger Forum. Dhr. Haasken (VVD) vraagt het College welke rol de Staten wordt gegund. Wat doet het College met de beoordeling door de Staten? Dhr. Haasken kan zich in grote lijnen aansluiten bij de woorden van dhr. Batting. Het hele verhaal is erg gebaseerd op vertrouwen, terwijl de gemeente jaarlijks te maken krijgt met een gigantisch exploitatietekort. De provincie Groningen is niet aansprakelijk voor het exploitatietekort. Op deze wijze is men bezig een bodemloze put te bouwen. Het vertrouwen is gebaseerd op een aantal aannames met betrekking tot bezoekers en met betrekking tot arbeidsplaatsen. Wat zijn de verplaatsingseffecten? Dhr. Haasken verwijst naar een vergelijkbare discussie t.a.v. het Outlet Center. De verplaatsingseffecten zouden in bredere context bezien moeten worden. De VVD is zeer kritisch ten aanzien van dit initiatief. De Noordelijke Rekenkamer heeft aangetoond dat er van de € 35 miljoen veel geld op niet al te goede wijze is terechtgekomen in de regio. Ook dit project is bedoeld voor sociaaleconomische vitalisering en kost toevallig eveneens € 35 miljoen. Dhr. Haasken vreest dat het niet op een goede wijze terechtkomt. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) verklaart dat de ChristenUnie heeft geprobeerd een beoordeling te geven van het Forum vanuit de verantwoordelijkheid als Statenfractie. Derhalve gaat men niet in op het gebouw, de plaats van het gebouw of de inpassing. In de brief van het College mist een groot aantal zaken. In de brief staat een groot aantal zeer positieve zaken geschetst, waar de ChristenUnie veel vragen over heeft. Dit betreft de aannames van bezoekersaantallen, de toevloed naar de gemeente Groningen, de ontwikkeling van de ondernemers. De aannames zijn waarschijnlijk gestoeld op cijfers uit 2005-2008. De huidige economische werkelijkheid is heel anders. Gezien de situatie van dit moment is het voor te stellen dat men toe moet naar andere cijfers en andere rapportages om een fatsoenlijke beoordeling te kunnen doen. Voor de opbrengst van de parkeergarage wordt een bedrag van € 64 miljoen genoemd, terwijl er geen sprake is van een onderbouwing. In grote lijnen vindt de ChristenUnie de onderbouwing veel te mager. Het is lastig om nu een beslissing te kunnen nemen over een dergelijke grote investering. Is het niet
4
verstandiger om een onderbouwing te krijgen? Is het economisch wel verantwoord om op dit moment deze subsidietoezegging te doen? Kan men niet beter wachten op een rapport met actuele cijfers? Dhr. Oosterhaven (PvhN) stelt dat de onderbouwing zwak is. Hij wenst het project tegen het licht te houden van de belangrijkste doelstelling van het REP waaruit dit gesubsidieerd moet worden. Dat betreft niet de vitalisering van binnensteden en de omzetten van winkels, maar economische structuurversterking voor Noord-Nederland. Dit perspectief is niet in de stukken te ontdekken, m.u.v. de brief van het College. In deze brief rept het College van een werkgelegenheidseffect voor NoordNederland van 200 arbeidsplaatsen. Het rapport van Ecorys berekent voor de gemeente Groningen een werkgelegenheidseffect van 140-160 arbeidsplaatsen. Noord-Nederland komt alleen in bijlage 2 voor. Alleen bij tentoonstellingen gaat Ecorys er optimistisch vanuit dat 50% van de bezoekers in het Forum van buiten het Noorden komt. 10% van de bezoekers aan de grote debatten zouden van buiten Noord-Nederland komen. Wanneer men daar de bestedingsgetallen en de multiplier per miljoen euro omzet op los laat, komt dhr. Oosterhaven op een werkgelegenheidseffect voor Noord-Nederland van 20-30 arbeidsplaatsen voor Noord-Nederland. De rest is verplaatsing van koopkracht, omzetten en werkgelegenheid binnen Noord-Nederland. Steeds als de Staten plannen van de gemeente zien, zijn slechts de effecten voor de gemeente berekend. Wat er in de rest van Noord-Nederland gebeurt, wordt nooit aan het verhaal toegevoegd. Het College dient de belangrijkste doelstelling – sociaaleconomische structuurversterking van Noord-Nederland – serieus te nemen. Dhr. Oosterhaven vraagt het College of men tot een andere conclusie komt dat de 20-30 arbeidsplaatsen voor NoordNederland. Als men niet tot een andere conclusie komt, waarom heeft het College dan een positief principebesluit genomen? Zou het principebesluit niet negatief hebben moeten zijn? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verklaart geen vragen te hebben die niet al gesteld zijn. Mw. Sciacca (SP) geeft aan dat de plannen voor het gebied een paar cruciale mankementen bevatten. De SP vraagt zich af of de beoogde bezoekersstromen richting oostwand op gang komen met de vestiging van Vindicat of een exclusief hotel. Van de commerciële functies moet worden afgewacht welke er komen en of ze werkelijk zo aantrekkelijk zullen zijn. De verwachtingen t.a.v. de toename van de bezoekersaantallen zijn wel erg positief. Is er geen sprake van wishful thinking? Waar is de betrokkenheid van de Cityclub bij het Forum gebleven? Is er enig zicht op financiële betrokkenheid van de ondernemers? Moet er niet minder overheidsgeld in het Forum? De programmering en invulling van het Groninger Forum bevat onvoldoende onderbouwde nieuwe elementen en leunt te veel op bestaande instanties. Zijn er geen ideeën of is er gewoon geen interesse in de markt? De financiering leunt gedeeltelijk ook op het succes van een nieuwe parkeergarage onder het Forum en is afhankelijk van het terugdringen van het straatparkeren elders in de Stad, zoals het opheffen van 374 parkeerplaatsen langs de Diepenring. Wat is er gebeurd met de in januari geconstateerde tekorten op de grondexploitatie? De uitstralingseffecten naar de regio lijken er niet te zijn. Een stevige onderbouwing ontbreekt ook hier. Wat zijn de mogelijkheden voor andere investeringen van de € 35 miljoen als er wordt gekozen voor het niet laten doorgaan van het Forum? Mw. Siersema (GroenLinks) verklaart dat GroenLinks economische voordelen van het Forum ziet, ondanks de huidige crisis. Als de crisis de aanleiding zou zijn voor het niet door laten gaan van het Forum zou men net zo goed kunnen stoppen met het aanleggen van wegen en industriegebieden. GroenLinks ziet het Forum als een trekker vanuit de oostkant van Groningen, helemaal als ook de parkeergarage onder het Damsterdiep bijna klaar is. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt mw. Siersema of GroenLinks alle cijfers die in het rapport staan, gelooft. Mw. Siersema (GroenLinks) verklaart dat GroenLinks optimistischer is dan de overige fracties. De cijfers zullen nooit 100% kloppen, maar er zal zeker een toename zijn. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of GroenLinks zich wel de economische werkelijkheid realiseert. Mw. Siersema (GroenLinks) geeft aan dat de economische werkelijkheid alweer heel anders is op het moment dat het Forum er staat. De bezoekersaantallen zullen stijgen, zo gelooft GroenLinks.
5
GroenLinks ziet ook voordelen voor de Openbare Bibliotheek. Het huurcontract voor de huidige bibliotheek loopt af en het gebouw voldoet niet meer aan de hedendaagse eisen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) merkt op dat de functie van de bibliotheek in rap tempo verandert. Het rapport is gebaseerd op aannames in 2007-2008. Mw. Siersema (GroenLinks) stelt dat de bibliotheek in een nieuw Forum veel beter afgestemd kan worden op de hedendaagse eisen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of GroenLinks bereid is om daar zoveel geld in te steken. Mw. Siersema (GroenLinks) geeft aan dat het geld er sowieso in wordt gestoken. Dhr. Haasken (VVD) vraagt hoe GroenLinks erover oordeelt dat, wanneer de provincie zou meedoen, de gemeente komt te zitten met een fors exploitatietekort. Mw. Siersema (GroenLinks) merkt op dat de Staten niet gaan over het exploitatietekort, maar over de aanleg van het Forum. In Amsterdam is de nieuwe bibliotheek op een nieuwe locatie gekomen, hetgeen de bezoekersaantallen flink heeft doen toenemen. GroenLinks verwacht een flinke verhoging van het aantal ook incidentele bezoekers. GroenLinks is van mening dat de verschillende activiteiten zoals nu gepland in het Forum elkaar zullen versterken. GroenLinks wenst dat een en ander betaald wordt uit de compensatiegelden Zuiderzeelijn en dat het niet op het budget cultuur drukt. GroenLinks ziet deze gelden liever gebruikt worden in cultuur en dus in het Forum dan weer een verdubbeling van een of andere road to nowhere of dat het Rijk de gelden terug wil, omdat de provincie het schijnbaar niet nodig heeft. GroenLinks is ervoor om de € 35 miljoen uit te geven aan het Forum voor een enorm aantal bewoners en bezoekers om te gaan en blijven genieten van informatie, cultuur en educatie. Mw. Hazekamp (PvdD) geeft te kennen dat de PvdD wel iets ziet in de aanpak van de oostwand van de Grote Markt. De keuze voor het Forum is echter niet de keuze van de PvdD. Er zitten nogal wat nadelige effecten aan, terwijl men niet overtuigd is van alle voordelen van het Forum. De voordelen zijn allemaal economisch van aard: meer bezoekers, meer werkgelegenheid. De cijfers die gepresenteerd worden, zijn wel heel erg rooskleurig. Hoe realistisch zijn de cijfers? Bovendien zijn er grote investeringen nodig en moet er jaarlijks veel geld bij. Dat, terwijl de onderdelen van het Forum allemaal al bestaan. Alle organisaties kennen elkaar al en weten elkaar bovendien goed te vinden. De kredietcrisis is voor een belangrijk deel veroorzaakt door hebzucht. De reactie daarop zou behoudend moeten zijn, gericht op duurzaamheid, wat ook inhoudt, dat je geen dingen weggooit als ze nog goed functioneren. Dit zou ook voor gebouwen moeten gelden, bijvoorbeeld de bibliotheek. Dan de nadelen. De inspreekster heeft reeds aangegeven dat er een toename is van wind rondom het Forum. Dat zal gevaarlijke situaties gaan opleveren. De opbrengsten van de parkeergarage zijn erg hoog ingeschat, zeker wanneer de nieuwe garage aan het Damsterdiep klaar is. De PvdD is er niet van overtuigd dat er geen nadelige effecten voor de middenstand in de regio zijn. Vanwege de huidige bezuinigingen moeten bibliotheken op het platteland massaal hun deuren sluiten, terwijl men in Groningen miljoenen wil investeren in de bouw van een nieuwe bibliotheek. Mw. Hazekamp neemt aan dat voor het uitlenen van e-books geen nieuw gebouw nodig is. De PvdD vindt het een beter idee om de leegstaande panden in de Stad eerst een goede bestemming te geven, de gevels aan de noord- en oostzijde van de Grote Markt een opknapbeurt te geven en te werken aan een groenere invulling van de huidige Grote Markt. Voor de PvdD zijn ‘intiemer’ en ‘kleinschaliger’ niet te verenigen met een gebouw van circa 45 meter hoog met een moderne uitstraling. Mw. Van der Tuin (CDA) stelt dat de wereld er door de economische crisis anders uitziet dan in de tijd van het rapport (2005) en de update (april 2009) van het rapport. De verwachtingen voor de komende jaren zijn zeer onzeker. In hoeverre zijn de resultaten nog inpasbaar? Wat zijn de gevolgen van de aanpassingen in het plan Meerstad en andere aanpassingen van uitbreidingsplannen in Groningen? Er worden 450.000 tot 800.000 extra bezoekers verwacht en op termijn zelfs 3 miljoen. Dat is net zo veel als FC Groningen in 1 tot 2 jaar ontvangt. Het CDA mist de onderbouwing voor de genoemde aantallen. Er wordt verwezen naar onderzoeken en enquêtes, maar de daadwerkelijke vertaalslag blijft onduidelijk. In het Forum is sprake van bundelen en het samenbrengen van bestaande instellingen en een bundeling van bezoekersaantallen. Kan er worden gesproken van nieuwe activiteiten of een vervolg waarbij de wervingssfeer duidelijk verruimd en/of veranderd is? 6
Volgens de selectiecriteria en subsidievoorwaarden zijn de reguliere activiteiten uitgesloten. Een economische impuls vindt pas plaats als je ze buiten de oorspronkelijke zone van Groningen houdt. Er moeten voldoende mensen van buiten komen, anders heeft het alleen maar een leegtrekkende aanzuiging op de eigen voorzieningen. Wat zijn de gevolgen voor de instellingen en organisaties? Voor de OB wordt uitgegaan van ca. 210.000-300.000 extra bezoekers per jaar. Hoe verhoudt zich dat tot de steeds verder gaande informatietechnologie? Wat zijn de gevolgen als de aantallen bezoekers tegenvallen? Wordt er dan bezuinigd op de voorzieningen in de regio? Hoe realistisch is het om een evenementenruimte voor debatten en congressen en tentoonstellingen in te richten? Wat zijn de consequenties voor bijvoorbeeld de Martiniplaza en andere accommodaties voor congressen? Onlangs kwam in het nieuws dat Gava een korting van 25% krijgt opgelegd. Dit heeft gevolgen voor personeel en dienstverlening. Hoe vertaalt zich dit in de vestiging van deze organisatie in het Forum? Dan komen nog de kortingen op culturele instellingen en organisaties an sich. De provincie subsidieert tevens een aantal instellingen, zoals Biblionet en Gava. Hoe verhoudt zich dit tot de gemeentelijke bijdrage? Is er eigenlijk niet sprake van een verschuiving van structurele werkgelegenheid? Voorts mist het CDA de onderbouwing van de locale effecten van de investering in het Groninger Forum. In hoeverre is de exploitatie reëel? Wat als de aantallen verwachte bezoekers achterblijven? Wie betaalt? Wordt het programma uitgekleed, met als gevolg een dalend bezoekersaantal en als gevolg een neerwaartse spiraal? De totale kosten van het Forum zijn € 70,5 miljoen. Er wordt € 20 miljoen geactiveerd. Wordt het overgrote deel dan als verlies afgeschreven? Wat is het bedrag per vierkante meter? Is dit een marktconforme prijs of is het een exploitatiesubsidie? Wie gaat eventuele verliezen op het project opvangen, tegenvallers bij de bouw, en wie staat er garant? Daarna komt nog de exploitatie na de realisatie van het Forum. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) geeft aan dat bij de totstandkoming van het alternatief pakket voor de Zuiderzeelijn en het onderdeel REP provinciaal en stadsgeld is ingebracht voor het REP. De stad Groningen draagt € 80 miljoen bij aan het RSP. Hoe moet men de aanvraag vanuit de Stad nu toetsen? Moet men die vol gaan toetsen? Moet men bijvoorbeeld gaan kijken naar de wijze waarop het ingepast is in de stedelijke structuur? Moet men oordelen hebben over het ontwerp, over de hoogte? Moet men oordelen hebben over de exploitatie? Dhr. Moorlag stelt dat men als provinciebestuurder niet de ambitie moet hebben om de rol van superwethouder te gaan spelen. Er dient een toetsing te worden gedaan die in het gremium thuishoort dat daarvoor bestemd is, op punten als bestemmingsplannen, ontwerp, inpassing, de exploitatie. De toetsingsmaatstaf voor de provincie bestaat uit de criteria die zijn opgesteld voor het toekennen van bijdragen uit het REP. Voor het College is aan de orde of het project voldoet aan de toetsingscriteria zoals de provincie die heeft opgesteld? Dhr. Moorlag proeft dat er veel twijfel is. Om wat voor type project gaat het en wanneer zou je een bijdrage moeten leveren? Is het vitaliserend en is het structuurversterkend? Hoe benader je dat? Dit doe je in termen van werkgelegenheid, economische bedrijvigheid en neveneffecten. Het gebouw gaat enkele publieke functies herbergen op het gebied van cultuur. Een goed cultureel klimaat is een belangrijke vestigingsvoorwaarde voor stedelijke gebieden. Die steden die een belangrijke culturele sector hebben, leveren een spin off op. Het Forum is een activiteit die geen positieve exploitatie kent. Er moet duurzaam geld bij. Daarin is het Forum niet uniek. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of de gedeputeerde de weg vrij maakt om in de toekomst in de exploitatie subsidie te geven. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) ontkent. De exploitatie zit in dit geval in de risicosfeer van de stad Groningen, het zal niet voor rekening en risico van de provincie komen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) merkt op dat de provincie ook het Groninger Museum subsidieert. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) geeft aan dat bij het Groninger Museum is afgesproken dat er een structurele subsidierelatie is. Een dergelijke afspraak is er niet voor de activiteiten in het Forum, niet anders dat de provincie wel subsidierelaties heeft met organisaties die ook een plek krijgen in het Groninger Forum. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt ter verduidelijking of de provincie dus nooit gaat subsidiëren op het moment dat er blijvende hoge tekorten zijn.
7
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) voelt zich niet geroepen om dat hier stellig te zeggen, want de budgetverantwoordelijkheid is het primaat van de Staten. Het standpunt van het College is: niet bijdragen in de exploitatiesubsidie. Dhr. Haasken (VVD) acht het niet consequent dat de provincie wel het Groninger Museum subsidieert, maar niet het Groninger Forum. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) vraagt of de VVD een initiatiefvoorstel gaat indienen. Dhr. Haasken (VVD) vraagt naar het onderscheid tussen de benadering van het Groninger Museum en het Groninger Forum. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) stelt dat de vergelijking voor het Groninger Museum niet zozeer zit op het feit dat de provincie gaat bijdragen in de exploitatie, maar in het feit dat het Groninger Museum een verliesgevende business is waarvan in het verleden is besloten dat de provincie in de exploitatie bijdraagt. Hier ligt geen verzoek om bij te dragen in de exploitatie. Hier ligt ook geen voornemen vanuit het College om bij te dragen in de exploitatie. Dhr. Haasken (VVD) vraagt naar de houding van het College indien er een verzoek komt om bij te dragen aan de exploitatie van het Groninger Forum. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt dhr. Haasken of hij het voorstel gaat doen om geen subsidie meer aan het Groninger Museum te geven. Dhr. Haasken (VVD) ontkent. Mw. Van der Tuin (CDA) informeert naar de meerwaarde van bundeling in het Forum. Om welke spin off gaat het dan? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) legt uit dat het gaat om bundeling van bestaande activiteiten, maar ook om het ontplooien van nieuwe activiteiten. Het is niet alleen het onder een dak brengen van een reeks bestaande voorzieningen. De bestaande voorzieningen komen in een gebouw en een omgeving wat van een hoger niveau is en waarvan je mag verwachten dat de aantrekkingskracht toeneemt. Tezelfdertijd mag je verwachten dat, daar waar activiteiten worden gebundeld, er synergie gaat ontstaan en dat er extra aantrekkingskracht gaat ontstaan. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt wat er nieuw is aan het organiseren van meer tentoonstellingen, meer debatten, het doen van meer volwasseneneducatie en het uitbreiden van bestaande zaken. Nergens in de stukken heeft dhr. Oosterhaven iets echt nieuws gezien. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) geeft aan dat het om activiteiten gaat die op dit moment niet bij die instellingen die in het Groninger Forum komen, in deze mate worden georganiseerd. Het Groninger Forum biedt als gebouw en als omgeving meer mogelijkheden, in een andere ambiance, op een ander kwaliteitsniveau. Verondersteld mag worden – en door de rapporten wordt dit ondersteund – dat het extra aantrekkingskracht oplevert. De effecten zitten niet alleen in het gebouw sec. Het project behelst ook de revitalisering van de oostwand van de Grote Markt. Dhr. Haasken (VVD) herhaalt zijn vraag. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) legt uit dat het onderscheid tussen de steun voor het Groninger Museum en niet voor het Groninger Forum louter een politieke keuze is. Bovendien ligt de vraag er niet. Als die vraag er wel komt, is het College niet voornemens om dit verzoek te honoreren. De exploitatie is sluitend in de Stad. Op dit moment is er geen sprake van een exploitatietekort. De gemeente draagt daarin het risico en de gemeente zal daarin garant moeten staan, niet de provincie. Het bruto vloeroppervlak voor winkels neemt toe, terwijl er een teruglopende trend is waar het gaat om winkelbezoeken. Dhr. Batting (PvdA) verklaart dat hij niet heeft gezegd dat er geen toename is van het winkelend publiek. Voor wat de economische structuurversterking dient het breder te worden gezien dan alleen de oostwand en het Forum. Het gaat om de ontwikkeling van een aantal activiteiten, een aantal ketens 8
in de stad Groningen. Dhr. Batting noemt de ontwikkeling van de Eemskanaalzone, het Damsterdiep, het Ebbingekwartier. Juist het Ebbingekwartier wordt ingericht voor de ontwikkeling van de creatieve industrie. Dat brengt in totaliteit een toename van 10% van het aantal bezoekers. Het betekent dat voor wat betreft de ontwikkeling van de detailhandel in het centrum van de Stad voldoende bezoekers zijn. Het gaat er echter om dat door bijvoorbeeld internetactiviteiten er veranderingen zullen optreden in de aanlooproutes naar de binnenstad. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) geeft aan niet precies te weten wat voor effecten het zal hebben voor de aanlooproutes. In het rapport is die vraag niet meegenomen. Dhr. Moorlag vraagt zich af of dat een wezenlijk onderscheidend punt is voor de beoordeling aan de hand van de REP-kaders. Ook bij teruglopend winkelbezoek of bij andere voetgangersstromen blijft één ding centraal staan: niet alleen de Stad, ook de regio heeft belang bij een vitale binnenstad van Groningen. De substitutie. Wat op de ene plek wordt besteed, wordt niet op de andere plek besteed. Men moet niet voorbijgaan aan het feit dat de stad Groningen en het stedelijk netwerk nog steeds groeien. Er is dus niet alleen sprake van verschuiving van bestedingen, er is ook sprake van een toename van bestedingen, er is ook sprake van een toename van gebruik van voorzieningen – ook culturele voorzieningen. Kwaliteitsniveau speelt daarin een rol. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of er een relatie zou kunnen liggen met de afname van voorzieningen in het Ommeland. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) legt uit dat steden aantrekkingskracht hebben, zowel om te wonen als om naar evenementen te gaan. Dat is niet specifiek in de Groninger situatie het geval, maar wereldwijd. Er is sprake van een concentratie van grootschalige voorzieningen. Het is de vraag of men zich daar tegen moet gaan verzetten. Dhr. Oosterhaven (PvhN) herinnert de gedeputeerde aan zijn eigen brief, waarin de gedeputeerde zegt dat hij een toetsingskader heeft. Het gaat hier om ruimtelijk economische structuurversterking van Noord-Nederland. Wat de gedeputeerde doet, is precies wat de gemeente doet. Hij lijkt wel de buikspreker van de wethouder. Dhr. Oosterhaven verzoekt de gedeputeerde om zijn eigen toetsingskader toe te passen. Betekent dit nu dat de ruimtelijk economische structuur – niet van de Stad of van de regio, maar van Noord-Nederland – hierdoor versterkt wordt? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) acht dit een mechanische vorm van redeneren, waarbij men een gesloten model creëert waar binnen bewegingen plaatsvinden. Er is ook sprake van groei in het stedelijk gebied. Er zijn effecten die de positie van de Stad ten opzichte van het Ommeland versterken. Omgekeerd is dat ook het geval. Het gaat er niet alleen om het volume te verhogen, het gaat er ook om de kwaliteit te verhogen. Het Oosterparkstadion werd op deze wijze door de Euroborg vervangen. Dhr. Oosterhaven (PvhN) acht dit een aardig voorbeeld. Het levert niets op, behalve als je daarmee de capaciteit krijgt om Europese kampioenschappen, wereldkampioenschappen of zelfs maar een jeugdkampioenschap in Groningen te organiseren. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) vraagt hoe het dan mogelijk is dat bewoners in de Stad, maar ook in het verre Ommeland, trots zijn op ‘de groene hel van het Noorden’. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) merkt op dat de gedeputeerde heeft aangegeven dat het Groninger Forum ervoor dient om de cultuur in de stad Groningen te versterken. Er is echter al een geweldige cultuur in Groningen. Wat moet daar nog versterkt worden? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) verklaart dat een sterke vestigingsvoorwaarde is, zowel voor mensen als voor bedrijven.
culturele
sector
een
belangrijke
Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) is het hiermee eens, maar vraagt de gedeputeerde wat er dan in de Stad ontbreekt. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) legt uit dat het niet alleen gaat om het bundelen van voorzieningen, maar ook om het upgraden van de voorzieningen, om de synergie die er ontstaat. Dit levert een bijdrage aan de verdere versterking van het culturele klimaat en het imago van Groningen. 9
Mw. Van der Tuin (CDA) merkt op dat de gedeputeerde spreekt over het imago van de stad Groningen. Het gaat echter om de criteria voor Noord-Nederland. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt mw. Van der Tuin of zij niet van mening is dat een sterke stad met een sterke uitstraling een positieve uitstraling heeft op de regio in breder verband. Mw. Van der Tuin (CDA) verklaart dat dit zo zou kunnen zijn. Het CDA wil echter voorkomen dat het ten koste van de regio gaat. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat de gedeputeerde in zijn betoog op een wijze begon te spreken waarin hij afstand nam van de maakbaarheid van de samenleving, een goede ontwikkeling volgens dhr. Haasken. De € 35 miljoen is bedoeld om in de werkgelegenheidseffecten te steken. Het College heeft de gelegenheid gehad om de werkgelegenheid in de regio fors te stimuleren, bijvoorbeeld met een Outlet Center. Het is eigenlijk dezelfde discussie. Daar werd niet gevraagd om een financiële bijdrage, er werd gewoon gevraagd om planologische medewerking. Dat werd daar niet gegeven. Het College sprak in die kwestie ook over verdringings- en verplaatsingseffecten. Hier gaat het om verdringings- en verplaatsingseffecten uit de regio naar de Stad en vanuit locaties in de Stad naar het centrum van de Stad. Destijds was dhr. Moorlag fors tegen het Outlet Center, nu weet de gedeputeerde het Forum te bepleiten. Dhr. Haasken vindt dit merkwaardig. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) vraagt zich af wat de validiteit van de redenering is wanneer men appels met peren gaat vergelijken en men uiteindelijk uitkomt op een vergelijking tussen knollen en citroenen. Er lag een rapport onder het Factory Outlet Center. Uit het rapport bleek dat je binnen een bepaalde straal een bepaalde populatie moest hebben. Die populatie was niet voorhanden. Dat was een sterk bepalend criterium. Een afweging was of het project voldoende robuust was om het als levensvatbaar te zien. Een andere afweging was dat het IPO en het ministerie van VROM afspraken hebben gemaakt over waar men Factory Outlet Centers vestigt. De hoofdregel daarbij was dat dit alleen in de stedelijke centra zou zijn. Het College acht zich gebonden aan die uitspraak. Als men naar het ministerie van VROM wil gaan om daarvan af te wijken, dan dient men een robuust verhaal te hebben. Er lag geen robuust verhaal. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat de toenemende voorzieningen in de Stad voor een deel zeker ten koste gaan van de voorzieningen in de regio. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) wijdt verder uit over de in zijn ogen wat kunstmatige tegenstelling tussen Stad en Ommeland. De mensen die in de Stad komen, zijn veel Ommelanders. Het is dus niet zo dat men alleen iets doet voor de Stad. Welke rol hebben de Staten hier? De uitvoering van het REP is gedelegeerd aan GS. Dergelijke majeure bijdragen legt het College voor aan de Staten. De Staten hebben daarmee de gelegenheid om een politiek signaal af te geven. Het College neemt politieke signalen vanuit de Staten serieus. Het College acht zich gebonden aan afspraken die in het verleden met de Stad zijn gemaakt waar het ging om de bijdrage vanuit de Stad aan REP RSP. De Staten hebben een toetsingskader vastgesteld voor de beoordeling van REP-aanvragen. Het Forum voldoet naar stellige overtuiging van het College aan de criteria. Programmalijn 12 die in het REP-kader is aangegeven, gaat om de mate waarin sprake is versterking van het woon- en leefklimaat en het binnenstedelijk voorzieningenniveau. De ChristenUnie wijst op de economische werkelijkheid. Er is inderdaad sprake van een forse conjuncturele tegenslag. Aangenomen mag worden dat bezoekersaantallen wellicht op een wat lager niveau liggen. Er vanuit gaande dat deze conjunctuur niet eeuwig zo blijft, zal dat op enig moment aantrekken. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) is het eens met de gedeputeerde dat het niet altijd zo negatief blijft. Aan de andere kant baseert het rapport zich op cijfers die in 2005-2006 zijn verzameld. De werkelijkheid is anders als in het rapport staat. Daarom is het pleidooi van dhr. Staghouwer om te kijken naar de werkelijke cijfers van dit moment en dan te beoordelen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) merkt op dat het rapport wel laat zien dat als je niets doet, de bezoekersstromen eerder zullen afnemen dan toenemen. Als je wel wat doet, leidt dit tot een toename van bezoekersstromen. Het relatieve effect wordt door de conjunctuur op zich niet aangetast. Het is 10
een structuurversterkend project, het is een project dat leidt tot hoge activiteit van de binnenstad, dat leidt tot een toename van bezoekersstromen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) hoort de gedeputeerde zeggen dat hij achter de cijfers in het rapport staat. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) geeft aan dat men in dit soort situaties zoekt naar een onderbouwing. Enkele onderzoekers hebben daar een oordeel over gegeven. Op die manier objectiveer je een aanvrager zijn verzoek. Dhr. Oosterhaven (PvhN) stelt dat dit nu juist het probleem is. De gedeputeerde zegt dat je naar een onderbouwing zoekt. ‘Zoekt en gij zult vinden!’ De conclusie stond kennelijk al vast, ongeacht de onderbouwing van € 35 miljoen in dit gat stoppen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) stelt dat dhr. Oosterhaven aan de haal gaat men zijn woorden. Wat er moet geschieden, is dat je de aanname onderbouwt dat dit leidt tot structuurversterking en tot vergroting van de activiteit. Het rapport ligt er. Mw. Van der Tuin (CDA) vraagt of het College de cijfers in het rapport geloofwaardig vindt. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) verklaart dat het niet op één enkelvoudig onderzoek berust. Het SNN heeft er ook een opinie over gegeven. Die opinies verschillen niet zo gek veel van elkaar. De gedeputeerde heeft geen reden om de betrouwbaarheid van het rapport in twijfel te trekken. De opbrengst van de parkeergarage. In het voorstel dat het College van de stad Groningen naar de raad heeft gestuurd, is een onderbouwing gegeven van de opbrengsten. Het is natuurlijk ook een economisch effect dat het parkeervolume in het centrum van de Stad en daarmee de bereikbaarheid van de binnenstad toeneemt. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) werpt tegen dat het parkeervolume in de stad Groningen enorm toeneemt. Wat dat betreft wordt het wel heel rooskleurig voorgesteld. Straks zijn er ook nog de effecten van de Regiotram, zodat er misschien meer bezoekers aan de Stad zijn, maar met andere vervoersmiddelen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) stelt dat onbekend is of meer capaciteit leidt tot een hogere aantrekkingskracht en of het bezettingspercentage behoorlijk op peil zal blijven. Hoe het ook zij, het is iets wat in de risicosfeer van de Stad ligt, niet van de provincie. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) verklaart het genoemd te hebben als voorbeeld, omdat hij niet kan onderbouwen hoe dit tot stand is gekomen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) geeft aan dat het vraagstuk verder is uitgewerkt in het voorstel dat het College van B&W naar de raad heeft gestuurd. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) acht het helder. De provincie hoeft er niet over te oordelen, maar dhr. Staghouwer maakt zich er wel zorgen over. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) verwijst naar de cijfers in de brief. Dhr. Oosterhaven (PvhN) geeft aan dat de gedeputeerde niet is ingegaan op zijn concrete vraag of het College 20-30 arbeidsplaatsen extra voor Noord-Nederland een voldoende aantal vindt vergeleken met de 200 arbeidsplaatsen die men gewoonlijk bij dit soort bedragen incalculeert. Is aan de hoofddoelstelling van het programma voldaan? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) deelt de calculatie van dhr. Oosterhaven niet. In een gesloten model zou je dat zo kunnen becijferen, dat er binnen een gesloten model alleen maar substitutie plaatsvindt. In de stad Groningen is er echter nog sprake van forse bevolkingsgroei. Dhr. Oosterhaven (PvhN) verklaart dat hij niet met een gesloten model werkt, anders zou er ‘nul’ uitkomen. Hij werkt met een open model.
11
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) kent dit model niet of hij heeft zich er niet open voor gesteld. Gebaseerd op de rapporten – zowel SNN-calculaties als het Ecorys-rapport – komt het College op beduidend hogere aantallen uit. Wat gebeurt er als je minder geld in het Forum steekt? Dat betekent dat er andere aanvragen vanuit het REP kunnen komen, hetzij volgens programmalijn 12, hetzij volgens een van de andere programmalijnen. Die zouden dan gehonoreerd kunnen worden. Tekorten in de grondexploitatie. De exploitatieopzet staat in de stukken. Tekorten komen voor rekening en risico van de Stad. De bibliotheek heeft al onderdak. Als iets een attractievere uitstraling heeft, zal dit leiden tot een toename van bezoekers. Er wordt op gewezen dat door digitalisering meer mensen e-readers en dergelijke gaan gebruiken. De gedeputeerde acht dit een realistisch scenario. De functies in zo’n gebouw zullen nooit statisch zijn, evenmin zoals een organisatie statisch is. De gedeputeerde acht niet uitgesloten dat de bibliotheekfunctie in de toekomst zal reduceren vanwege de digitale mogelijkheden. Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt hoe groot de gedeputeerde de kans acht dat er straks wel commerciële partijen in gaan zitten. Wat betekent dat voor de bijdrage die nu wordt geleverd? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) stelt dat daar het primaat van de Stad ligt. Het College bemoeit zich ook niet in extenso met de exacte activiteiten die daar gaan plaatsvinden. Te zien is wel een zeer omvangrijke culturele component. Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt wat dit betekent voor de toetsing. De provincie toetst toch op versterking van bijvoorbeeld de cultuur? Wat betekent het als de provincie niets te zeggen heeft over de partijen die daarin deelnemen? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) geeft aan dat de provincie die zeggenschap niet heeft. De provincie is niet mede-exploitant van het Forum. De economische situatie. De verwachting is dat de conjunctuur zich zal herstellen en dat hoe dan ook het effect zal optreden dat de attractiviteit van de binnenstad zal vergroten. De aantallen kunnen de komende tijd eerst lager liggen, maar het relatieve effect zal zich ongetwijfeld voordoen. Het uitbreidingsplan van Meerstad. Die relatie kan de gedeputeerde niet één op één leggen. Mw. Van der Tuin (CDA) geeft aan dat het te maken heeft met de schillen die dhr. Batting noemde. Zij is benieuwd of die effecten zijn meegewogen in deze aannames. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat deze niet zijn meegewogen. Toetsingskader is het REPkader. Het weegt wel mee dat in de Stad nog steeds sprake is van een groeiende bevolking. Een relatieve toename van de concurrentiekracht van de binnenstad zal leiden tot verschuiving van koopkracht. Het totale volume aan mensen en aan koopkracht neemt nog steeds toe in dit gebied. Gevolgen voor Martiniplaza en andere gelegenheden die onderdak bieden aan congressen, debatten en dergelijke. Het zal inderdaad leiden tot meer concurrentie. Het beoogt het volume te laten toenemen: meer activiteiten, meer culturele evenementen, meer debatten, meer congressen. Het heeft verder geen invloed op de provinciale exploitatie. Martiniplaza is eigendom van de stad Groningen. De kortingen op het GAVA en Biblionet. Dit is een punt van zorg, niet zozeer voor de provincie, maar wel voor de Stad. Het zou ertoe kunnen leiden dat een Biblionet of GAVA uiteindelijk minder vierkante meters kan afnemen. De bezuinigingen kunnen effecten hebben. Het is de vraag of dat echt leidt tot een wezenlijk andere exploitatie op het totaal, is de vraag. Op dit moment is er sprake van een sluitende exploitatie. Het risico is voor de Stad. Mw. Van der Tuin (CDA) herhaalt haar vraag of de vierkantemeterprijs marktconform is. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) geeft te kennen niet precies te weten hoe de vierkantemeterprijs is berekend. Het is ook de vraag of je kunt spreken van ‘marktconform’. Het is de vraag wat de bibliotheek of het GAVA nu aan huur betaalt. Er zal geen sprake zijn van toename van lasten. Ook in de huidige situatie zal het ook een probleem opleveren als de bibliotheek of het GAVA te kampen krijgen met minder inkomsten.
12
Mw. Kiki waardeert het dat men zeer kritisch is. De gemeenteraad heeft er niet goed over nagedacht, omdat het windrapport niet in de gemeenteraad is besproken omdat het bij het bestemmingsplan hoort. Op de inspraakavond over het bestemmingsplan heeft de wethouder ontkend dat er een probleem met de wind is. De vieze ‘pissteegjes’ blijven. In het Forum komen ook kantoren, horeca en een winkel. De bibliotheek wordt zo misbruikt. Als er minder mensen komen dan verwacht, adviseert Ecorys de noordwand te slopen. Er is geen enquête bijgevoegd of de bezoekers van de bibliotheek naar het Forum willen. Het is geen duurzaam gebouw. Het produceert veel schaduw en veel kou. Die € 35 miljoen kan veel beter worden besteed. Mw. Kiki heeft met mensen uit Rotterdam staan praten, die aangaven niet te zullen komen als het nieuwe Forum is gebouwd. Mw. Kiki heeft niemand gehoord over de 4% rente. In tweede termijn Dhr. Batting (PvdA) constateert frictie in alle fracties voor wat betreft de benaderingswijze van het thema. Dhr. Batting vraagt om een voorstel van het College om een handelswijze op te stellen voor behandeling van dit soort grote projecten. Overheersend in het debat is het punt van de exploitatie. In het uitvoeringskader REP en in de kaderverordening van de provincie staat daar niets over in. Dhr. Batting verzoekt het College om voor specifieke projecten het punt van de exploitatie na realisatie op te nemen in de subsidieverordening van de provincie. Voorts zou dhr. Batting graag bevestigd zien dat de provincie geen financiële betrokkenheid heeft bij de Stichting Groninger Forum. Dhr. Haasken (VVD) vraagt dhr. Batting om de kwestie van de exploitatie te verduidelijken. Dhr. Batting (PvdA) stelt dat het uitzondering is dat de Staten over grote projecten praten. Het plan bestaat om een commissie op te stellen voor de behandeling van grote projecten. Bij specifiek geoormerkte projecten vindt dhr. Batting dat waar je uit vermogen bouwt, het ook mogelijk moet zijn om uit inkomen daar te kunnen wonen. Het punt van exploitatie is dermate van belang als over substantiële bedragen beslissingen worden genomen, dat over dat punt iets moet worden opgenomen in de verordeningen. Dhr. Haasken (VVD) vraagt dhr. Batting naar zijn oordeel over een dergelijk exploitatietekort. Dhr. Batting (PvdA) geeft aan het hier niet over gehad te hebben. Bekend is dat de exploitatie € 14 miljoen per jaar kost. De insteek van de PvdA is dat men zich wil baseren op het uitvoeringskader REP en op de kaderverordening subsidies. Dan gaat het over economische structuurversterking en vitalisering van de binnenstad en alles wat daarmee annex is. Daartoe wil de PvdA zich beperken. Dhr. Haasken (VVD) vraagt waarop de aanname met betrekking tot de bereidheid vanuit de private sector om hier op een gegeven ogenblik toch aan deel te nemen, is gebaseerd. Stel dat het niet goed gaat, welk risico wordt er dan gelopen? Is die risicoanalyse überhaupt gemaakt? Dan zou van vitalisering van dit deel van de Stad geen sprake meer zijn. De VVD wenst het stuk als A-stuk in de Staten te behandelen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) verklaart dat de kritische houding van de ChristenUnie niet is veranderd. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt om het predikaat A-stuk. De PvhN is tegen het besteden van € 35 miljoen uit het REP-programma omdat dit de economische structuur van Noord-Nederland niet versterkt. De gedeputeerde heeft gewezen op onderzoek dat op iets anders zou duiden dan 20-30 arbeidsplaatsen voor Noord-Nederland. Dhr. Oosterhaven zou graag weten welk onderzoek dat is. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verklaart dat D66 zich in beginsel kan vinden in de redenering van het College voor wat betreft het afwegingskader. Moet je je met de exploitatie bemoeien als je al hebt vastgesteld dat het binnen de REP-criteria past? Kijkend naar de hoofdlijn van de richtlijn van programmalijn 12, zou men kunnen zeggen dat dit wel degelijk kan bijdragen aan het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Daar hoort wel de invulling bij. Dat is een van de redenen waarom het van belang is dat je wel degelijk enig zicht hebt op de exploitatie, ook al loopt de provincie zelf geen financieel risico. Als je aan die richtlijn wilt blijven voldoen, zal er iets helder en zeker moeten zijn over de toekomst van de invulling van het gebouw.
13
Mw. Sciacca (SP) herinnert aan haar vraag over de participatie van het bedrijfsleven. Zij denkt dat voor de SP de ijskast al wel een beetje open staat. Mw. Siersema (GroenLinks) deelt mee dat GroenLinks nog steeds bereid is om geld uit te geven voor het Forum voor een enorm aantal bezoekers en bewoners om te gaan en blijven genieten van informatie, cultuur en educatie. Mw. Hazekamp (PvdD) merkt op dat de gedeputeerde stelt dat de provincie niet gaat over de deugdelijkheid van het bouwontwerp of de toekomstige invulling van het gebouw. Echter, dit is juist wel van belang omdat het iets zegt over de criteria waarop getoetst is. Het doet mw. Hazekamp denken aan Eriba en Life Lines – veel geld ergens in steken zonder te kijken waar het precies voor gebruikt wordt. De PvdD gaat zeker niet instemmen. Mw. Van der Tuin (CDA) verklaart dat het CDA nog niet kan zeggen of de vragen afdoende zijn beantwoord. Als de gedeputeerde spreekt over nieuwe activiteiten, dan vraagt het CDA naar de onderbouwing. Wat zijn de activiteiten? Er is al voldoende gezegd over de aanname van de bezoekersaantallen. Er is genoeg gezegd over de exploitatie na realisatie. Biblionet zou eventueel een transformatie zijn, kijkend naar de digitale ontwikkelingen. Wat gebeurt er dan? Er leven bij de VDAfractie nog volop vragen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) gaat in op de vraag van dhr. Batting m.b.t. de handelswijze van het College en de Staten bij dit type projecten. Hoe houd je zicht en hoe houd je greep op de exploitatie? Daar waar de provincie structurele subsidierelaties aangaat, houdt zij de vinger aan de pols. Daar loopt de provincie ook risico’s. Bij het Forum ligt dat anders. Dat maakt het anders dan een projectvoorstel van een particulier ondernemer. Een particulier ondernemer kan op enig moment insolvabel raken, waardoor een gebouw zijn functie verliest. Dit is een activiteit die geïnitieerd is door de Stad, die ook in belangrijke mate wordt bekostigd door de Stad. De Stad zal zich niet kunnen permitteren dat op zo’n vitale plek in de binnenstad een gebouw als het Forum gaat verliezen. De provincie heeft geen betrokkenheid bij de exploitatie van Stichting Forum. Daarmee heeft de provincie ook geen legitieme basis om zich daar al te intensief mee te bemoeien. Het Forum ontvangt een subsidie van de kant van de Stad van € 1,5 miljoen per jaar. Die draagt vervolgens € 900.000 af aan huurpenningen. Het overige is bedoeld voor de activiteiten in het Forum. De exploitatie is sluitend. Het is de vraag of je als provincie de ambitie zou moeten hebben om je intensief met de exploitatie te gaan bemoeien. Is er een risicoanalyse gemaakt? Het College ziet geen reden om hier een risicoanalyse te maken. De provincie heeft geen verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het Forum. Er zitten intrinsieke prikkels in voor de Stad dat mocht de exploitatie negatief worden, om dat op orde te brengen. Op Noord-Nederlandse schaal zou door substitutie slechts sprake zijn van 20-30 nieuwe arbeidsplaatsen. Als je kijkt naar de stadssituatie en Ecorys gaat het om beduidend hogere aantallen. Bij een gelijkblijvend volume is het zo dat meer trek naar de Stad leidt tot verlies elders. Het volume neemt echter toe. Is er enig inzicht in de exploitatie? Daar is op zich inzicht in. De belangrijkste indicator in de exploitatie is de bijdrage vanuit de Stad. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of er garanties zijn dat de exploitatie een bepaalde tijd blijft bestaan. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) legt uit dat de exploitatie is becijferd voor een periode van vijftig jaar. Dit geldt zowel voor de huurpenningen (€ 900.000) met index als voor de jaarlijkse bijdrage vanuit de Stad. Mocht de bijdrage van de Stad niet toereikend zijn, zijn er voldoende intrinsieke prikkels voor de Stad om de exploitatie weer sluitend te maken. Op dit moment is er geen participatie van het bedrijfsleven. Het College bemoeit zich niet met de deugdelijkheid van het bouwontwerp. Het CDA stelt nog niet voldoende overtuigd te zijn. Voegt het wel iets toe? De gedeputeerde noemt de historische collectie van het Groninger Museum. De voorzitter constateert dat het stuk als A-stuk naar de Statenvergadering wordt doorgeleid.
14
11.
Voordracht van Gedeputeerde Staten betreffende nieuwe wegverbinding N361 Mensingeweer Winsum - Groningen (nummer 36/2010). Hierbij wordt betrokken de brief van de heer H. Sinnema, voorzitter van het Provinciaal Bestuur Groningen van LTO Noord, betreffende reactie LTO Noord op voordracht Gedeputeerde Staten betreffende realisatie-besluit N361.
De voordracht is ingetrokken. 12.
13.
Brief van Gedeputeerde Staten van 12 oktober 2010, nr. 2010-54.197/41/A.9, VV, betreffende evaluatierapport aanbestedingen openbaar vervoer Groningen Drenthe (bijlage apart bijgevoegd). Hierbij wordt betrokken: de brief van Gedeputeerde Staten van 9 november 2010, nr. 201059.477/45/A.17, VV, betreffende Statenfracties SP en CDA - motie naar alternatieven aanbesteden openbaar vervoer. Brief van Gedeputeerde Staten van 12 oktober 2010, nr. 2010-54.482/41/A.8, VV, betreffende OV- bureau - jaarrekening en -verslag 2009. Dhr. Van Eijbergen (FNV Bondgenoten) verklaart dat het evaluatierapport van Berenschot alleen maar over de bestuurlijke en ambtelijke procedures gaat die hier achter zitten, niet over de sociale kant van aanbestedingen en kapitaalvernietiging. Daarnaast is er een notitie van GS die ingaat op de moties die eerder breed zijn aangenomen. De ene motie vroeg om een personeels-BV, de andere vroeg naar voorstellen ter vergelijking of het aanbestedingsproces ook op een andere manier mogelijk is. Dhr. Van Eijbergen komt tot de conclusie dat het eigenlijk alleen maar gaat om wat er in de wetgeving staat – bijvoorbeeld dat er alleen maar niet aanbesteed mag worden in de drie grote steden. De conclusie van het College is dat men geen mogelijkheden heeft en derhalve overgaat tot de orde van de dag. FNV Bondgenoten vindt dit teleurstellend. Aanbesteden leidt op verschillende wijzen tot sociale problemen, voorts is er sprake van kapitaalvernietiging. De FNV heeft een brochure ‘Stop de Aanbestedingen’ gemaakt. De FNV doet een dringend beroep om deze brochure op een van de volgende vergaderingen op de agenda te zetten. De FNV tracht hierin de geschiedenis aan te geven en met name de sociale gevolgen van deze geschiedenis van de aanbestedingen sinds de verplichtstelling. Het wordt toegespitst op het jaar 2009. Toen werden er 40 mensen ontslagen. Minstens 30 personen hebben te maken gekregen met vele extra kilometers rijden. Vervolgens zijn er ten minste 30 personen die een andere functie hebben gekregen. Voor de monteurs betekent het dat ze over 6 tot 8 jaar, als de aanbesteding rond is, niet meer aan de bak komen als monteur, omdat ze hun kwalificaties verloren hebben. FNV Bondgenoten is er sterk voorstander van een eigen OV-bedrijf. De Nederlandse wetgeving staat dit niet toe, maar de Europese wetgeving wel. Dhr. Van Eijbergen roept op om de lobby richting Den Haag handen en voeten te geven.
Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of dhr. Van Eijbergen geen enkele vooruitgang ziet met de huidige systematiek, met name voor de reiziger. Dhr. Van Eijbergen (FNV Bondgenoten) verklaart dat er vooruitgang is geboekt. Die kan echter nooit afgezet worden tegen wat er gebeurd zou zijn als het OV in overheidshanden zou zijn gebleven. De sociale gevolgen bij iedere aanbesteding heeft overal gevolgen. FNV Bondgenoten ziet als enig alternatief een eigen OV-bedrijf. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of dhr. Van Eijbergen geen verbeterd resultaat ziet op het moment dat die systematiek beter wordt geborgd. Dhr. Van Eijbergen (FNV Bondgenoten) stelt dat het niet over principes gaat. Het gaat erom deze problemen op te lossen. FNV ziet geen alternatieven dan het in eigen hand te nemen. De lijn 315 Groningen-Lelystad is op dit moment in aanbesteding. Die gaat anderhalf jaar duren. De 315 zal na anderhalf jaar niet opnieuw in welke vorm dan ook van aanbesteding komen. Dat betekent dat daar chauffeurs over zijn en dat er ook indirecte medewerkers over zijn. Wat gaat men daarmee doen? Als er één OV-bedrijf was die dat permanent uitvoerde, betekent het dat er intern geschikt zou worden in standplaatswijzigingen. Dat is nu niet mogelijk, omdat het straks met een andere vervoerder gaat gebeuren. Het zijn structurele problemen. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of het pleidooi voor het stoppen van aanbestedingen zich voor de FNV beperkt tot het OV. Dhr. Van Eijbergen (FNV Bondgenoten) verklaart alleen over het OV te spreken.
15
In eerste termijn Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt voor de brochure van de FNV te agenderen. In het rapport heeft dhr. Rijploeg niet veel aangetroffen waar hij warm of koud van werd. In het Noorden is een tamelijk geïntegreerd geheel opgebouwd in de afgelopen jaren. Met de aanbesteding zelf is er echter steeds ‘gelazer’. Grote groepen mensen worden soms lange tijd in uitzendsituaties gehouden. Aan dit probleem moet iets worden gedaan. Dhr. Rijploeg roept het OV-bureau op om met betere voorstellen te komen om het bij de volgende aanbesteding beter te regelen. Mw. Van Kleef (CDA) merkt op dat dhr. Rijploeg stelt dat mensen jarenlang in uitzendsituaties verkeren. Dat is niet alleen het geval bij het OV, maar maatschappijbreed. Mw. Van Kleef vraagt dhr. Rijploeg of het maatschappijbreed verbeterd moet worden. Of gaat het alleen om OV? Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat als het mogelijk is, het maatschappijbreed verbeterd zou moeten worden, alleen gaat hij daar niet over. Hij vindt het heel slecht dat mensen langdurig gedwongen in zo’n situatie verkeren. Het is ook slecht voor het product dat je moet leveren. Het gaat om mensen die een publieksfunctie hebben die OV ten goede kan komen. Chauffeurs die op een prettige manier werken, zullen de klant beter bedienen. Er moet worden gekeken of men tot een stabielere situatie kan komen. Een voorbeeld is een personeels-BV of een andere constructie. Hetzelfde geldt voor het materieel. Mw. Beckerman (SP) is het hartgrondig met dhr. Rijploeg eens dat deze opties uitgezocht moeten worden. Dit staat eigenlijk vandaag op de agenda, want dit is precies de motie waar het vandaag over gaat. Mw. Beckerman vraagt of dhr. Rijploeg het ermee eens is dat het College geen invulling heeft gegeven aan de motie, waarin wordt opgeroepen de mogelijkheid van een personeels-BV en de mogelijkheid van een materieel-BV uit te zoeken. Dhr. Rijploeg (PvdA) verklaart niet onder de indruk te zijn van het rapport. De brief van het College is nog maar een begin van wat de Staten hebben gevraagd. Op het eerste gezicht maakt het, wat materieel en gebouwen betreft, een wat primitieve indruk dat bedrijven die het niet geregeld het andere bedrijf een beetje gaan zitten pesten. Dit zou de volgende keer beter geregeld moeten worden. Er is door dhr. Musschenga destijds wel eens gespeeld met het idee van het leasen van het materieel door de provincie zelf. Dhr. Rijploeg is het er wel mee eens dat de concessieperiodes langer moeten worden, zodat de stabiliteit toeneemt en investeringen over een langere tijd kunnen worden afgeschreven. Dhr. Batting (PvdA) vraagt m.b.t. de jaarrekening 2009 aan het College om bij de presentatie van de jaarrekening 2010 voor een overzichtelijke rubricering te zorgen, om versterking van de inhoud voor wat betreft de informatie, die nu versnipperd overkomt, en om het beter te presenteren voor wat betreft de uiteindelijke conclusies. Dhr. Batting noemt drie voorbeelden. Op blz. 5 wordt gesteld dat er een financieel resultaat is gehaald van € 2,7 miljoen. Op blz. 64 staat dat er een exploitatieverlies is van € 5,3 miljoen. Op blz. 73 wordt via balansvergelijking duidelijk dat er terugloop is van € 3,2 miljoen. Voor een normale burger is dit niet te volgen. Het eerste bedrag is feitelijk een resultaat in vergelijking met de begroting. De PvdA wenst te weten wat het 1 exploitatieresultaat exact is. Dhr. Haasken (VVD) stelt dat met de aanbestedingen het OV aanzienlijk is verbeterd. Het besluitvormingsproces rondom de gunning heeft nogal wat vragen opgeroepen. In de politiek bestuurlijke sensitiviteit binnen het OV-bureau, de aansturing en de communicatie zit een aantal pijnpunten. Deelt het College deze conclusies? Wat gaat het College eraan doen? Dhr. Haasken kan zich voorstellen dat men concessies gaat verlengen, waarbij er wel nadrukkelijk een mogelijkheid moet zijn om op een aantal momenten af te wegen of men doorgaat voor een bepaalde periode. Dat geldt ook voor het onroerend goed. Het dient opgelost te worden voor de volgende aanbesteding. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat de systematiek aanbesteding OV tot doel heeft om beter OV te creëren en dat de aandacht voor de reiziger op een goede manier gediend wordt. Daar is de 1
zie voor de beantwoording van deze verslagen de bijlage achter dit verslag. 16
ChristenUnie zeer content mee. Het College en het OV-bureau geven blijk van lerend vermogen. Problemen worden benoemd en er wordt aandacht aan besteed. Dhr. Staghouwer vraagt het College aandacht te schenken aan de problematiek zoals dhr. Van Eijbergen deze aangaf. Dhr. Oosterhaven (PvhN) verklaart dat de PvhN geen behoefte heeft om het rapport van de FNV afzonderlijk op de agenda te zetten. Het stuk over aanbestedingen is evenwichtig. Met aanbestedingen zijn twee langetermijntrends in Nederland gebogen: het aanbesteden van het spoor en de trend van een dalende kostendekkingsgraad bij busvervoer. De kwaliteit van het product is gestegen. Er zijn substantiële verbeteringen voor de reizigers. De indruk van de PvhN is er eigenlijk behoefte is om die weg nog een kleine stap verder te zetten. Uiteindelijk is de PvhN het toch met het College eens. Als je de afzonderlijke deelsystemen bekijkt, zou het wenselijk zijn dat er ook opbrengstverantwoordelijkheid zou zijn, dat er nog meer prikkels bij de vervoerder komen om datgene te doen wat de reiziger prettig vindt. Als je verschillende deelsystemen hebt die je allemaal afzonderlijk aanbesteedt, dan heb je bedrijven die een afzonderlijke opbrengstverantwoordelijkheid hebben. Dan zijn er belangenconflicten tussen de bedrijven. Dhr. Oosterhaven is het met het College eens dat de integratie van de verschillende deelsystemen vereist dat de opbrengstverantwoordelijkheid bij de overheid komt, ook in het geval van het spoor. Een punt vereist aandacht: het moet niet zo zijn dat t.a.v. onroerend goed het ene bedrijf het andere bedrijf gevangen kan houden. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt waarom het bij het rollend materieel niet zou gelden. Als een bedrijf een paar keer ergens een concessie niet wint, zit men met materieeloverschot. Dhr. Oosterhaven (PvhN) bevestigt dit. De kans dat een dergelijk verlies optreedt, zal zeker in de aanbestedingprijs gezeten hebben. Wat zich niet voordoet – en daar gaat het om – is dat het ene bedrijf het andere bedrijf gevangen kan houden omdat deze rollend materieel in eigendom heeft. Je kunt het vervoeren, je kunt het op een andere markt inzetten. Waarom hier afgeschreven bussen niet in Polen zouden rijden, ziet dhr. Oosterhaven niet. Het is juist een prachtige oplossing. Dhr. Rijploeg (PvdA) beaamt dit, indien er een grote markt is. Maar als er op een gegeven moment – zoals vorig jaar het geval was – amper op tijd bussen aanbesteed konden worden door Qbuzz, dan ontstaan er wel degelijk grote problemen. De zittende heeft een machtspositie en kan weigeren materieel aan het ander bedrijf te verkopen. Dhr. Oosterhaven (PvhN) stelt dat een ietwat langere termijn betekent dat de bussen wel aangevoerd kunnen worden. Het is geen principieel punt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt de gedeputeerde wat in het kader van de evaluatie de rol van het AB van het OV-bureau is. In de brief wordt aangegeven dat het DB aanbevelingen gaat uitvoeren. Tegelijkertijd wordt aangegeven dat het AB misschien meer invloed zou moeten hebben. Een van de algemene aanbevelingen die het OV-bureau overneemt is de jaarlijkse aandacht voor optimalisatie. Dit is een goede zaak. De tweede suggestie van Berenschot die wordt overgenomen, is het zich bezinnen op de rol van het Algemeen Bestuur, met name als de-escalator, maar ook als beslisser op het moment dat er sprake is van conflicten. Wat houdt zich bezinnen dan in? Ziet het College daadwerkelijk een rol weggelegd voor het AB? Een andere aanbeveling die wordt opgevolgd, is dat er meer aandacht is voor de bestuurlijk politieke sensitiviteit van de medewerkers van het OV-bureau. Dhr. De Vey Mestdagh is hier nieuwsgierig naar. Wat wordt er precies bedoeld? Het OV-bureau zou ook kunnen werken vanuit een juist heel technische invalshoek en dat het bestuur de politiek bestuurlijke sensitiviteit zelf meebrengt. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt dhr. De Vey Mestdagh hoe goed het is om de medewerkers naar cursussen te sturen, zoals cursussen voor aankomend Statenlid. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verduidelijkt dat zijn vraag is wat het precies inhoudt en wat het voordeel daarvan is. Waar niet op ingegaan wordt, is de actie die plaats heeft gevonden met het inschakelen van verschillende deskundigen op hetzelfde gebied uit verschillende provinciale en gemeentelijke besturen, met name advocatenkantoren. Wat is de mening van het DB daarover? Op blz. 34 van het rapport Berenschot wordt t.a.v. de communicatie richting vervoerders en media gesproken over geruchten over vriendschappelijke relaties van bestuurders en ambtenaren met 17
de kopstukken van de vervoerders en de geruchten dat dit gevolgen had voor de opstelling van die mensen. Er wordt bijgezegd dat er in ieder geval ook altijd een reden bij aangevoerd kon worden voor het innemen van de standpunten. Daarnaast gaat het over de vertrouwelijke informatie die weggelekt lijkt te zijn, of het moet zo zijn dat de vervoerders wel een zeer accurate speculatiebronnen hebben m.b.t. wat er gebeurd was. Als dat zo is, neemt dhr. De Vey Mestdagh aan dat het DB of het College daar diep in gedoken is, want dat kan natuurlijk niet. Het moet echt uit de wereld zijn. Mw. Beckerman (SP) noemt enkele citaten uit het rapport Berenschot. “Leden van het DB niet altijd 100% het vertrouwen hadden in de werkzaamheden van de medewerkers van het OV-bureau” (blz. 42). “Het afzonderlijk inwinnen van juridische adviezen en het geven van de opdracht tot het onderzoeken van een optie van schikken aan een oud-medewerker van het OV-bureau beschouwen wij als een fenomeen dat expliciet in het DB aan de orde had moeten worden gesteld” (blz. 37). “Een brief aan Qbuzz is ondertekend door de directeur namens het Dagelijks Bestuur. De brief is niet expliciet voorgelegd aan het bestuur.” (blz. 10). “Verschil van inzicht is ontstaan tussen bestuur en directie” (blz. 42). “Wel lijkt er in deze fase ogenschijnlijk vertrouwelijke informatie over het aanbestedingsproces bij vervoerders beschikbaar te zijn" (blz. 34). De verwachtingen over te behalen voordelen door op deze manier aan te besteden. Allereerst was er de verwachting dat er aanbestedingsvoordeel zou worden behaald op de GGD-concessie. Dit is niet behaald. Het gezamenlijk aanbesteden van kleinschalig doegroepen-OV zou leiden tot veel regionale aanbieders en wederom tot voordeel. Dit is niet behaald. Het apart aanbesteden van de HOV-lijnen zou aantrekkelijk zijn voor de vervoerders. Dit is niet behaald. De drie grote verwachtingen of beloftes van deze aanbesteding zijn alledrie niet behaald en het proces lijkt een puinhoop te zijn geworden. Vorig jaar heeft de SP grote vraagtekens geplaatst bij het vertrouwen in de marktwerking. Daar komen nu nog enkele vraagtekens bij. Allereerst over het proces en het werken van het OVbureau. De directeur heeft een te groot mandaat. Het DB vertrouwt de werknemers niet altijd. Er is geen procesplanning gemaakt. Het mogelijk lekken van vertrouwelijke informatie. Geen escalatiemodel. DB vaak niet voltallig bij vergaderingen. Dit zijn vrij ernstige zaken. Het is goed dat er voorstellen door GS worden overgenomen, maar de SP is benieuwd wat er mis is en wat er gaat verbeteren. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) verklaart dat de SP erg inzoomt op de organisatie, vertrouwen en het DB en AB. Hij vraagt of mw. Beckerman in de aanbesteding geen enkele toevoeging ziet voor de reiziger. Mw. Beckerman (SP) komt hier op terug. Zij spreekt nu over het aanbestedingsproces. Er lijkt een enorme hoop misgegaan te zijn. Het is goed dat er nu aanbevelingen liggen, maar het is ook goed om goed na te denken hoe een en ander wordt ingevuld. Wordt het mandaat van de directie verkleind? Er komt een duidelijke rol- en taakverdeling. Meer controle door het AB. Het is bijvoorbeeld zinnig om het AB uit te breiden met raads- en Statenleden. De SP hoopt dat er forse verbeteringen worden gemaakt. De verwachtingen die zijn uitgesproken voordat er op deze manier werd aanbesteed. Voordat deze aanbesteding werd ingegaan, was het niet de vraag of marktwerking voordeel zou gaan brengen, maar hoeveel. Om zo veel mogelijk uit de markt te halen zijn bij deze aanbesteding drie nieuwe keuzes gemaakt. Het GGD-gebied is in zijn geheel aanbesteed. Het regionaal doelgroepenvervoer en kleinschalig OV is apart aanbesteed. Een aantal HOV-lijnen zijn apart aanbesteed. Dit zou leiden tot aanbestedingsvoordeel. Op de GGD-concessie heeft het geleid tot een tekort van € 10 miljoen. De HOV-lijnen hebben hogere prijzen. Twee regio’s zijn duurder uit voor hun doelgroepen-OV. Dus geen voordeel. Wel veel onrust en onzekerheid onder het personeel. Er zijn in totaal 40 ontslagen gevallen. Kan het College inzicht geven in waarom gerekend werd op groot voordeel op de GGD-concessie? Het rapport van Berenschot spreekt op blz. 8 van ‘op basis van vertrouwelijke info’. De SP is heel benieuwd wat dit is. Kan het College aangeven waarom die info tot vergaande keuzes heeft geleid, zoals het niet hanteren van een plafondbedrag? Deelt het College de conclusie van Berenschot op blz. 32: ‘de meeste effecten op de prijs door marktwerking in het verleden al lijken te zijn behaald’ – Berenschot geeft aan dat marktwerking in deze huidige tijd niet meer zal leiden tot grote meeropbrengsten. Als het College achter dit rapport blijft staan, welk nut ziet het dan in het aanbesteden als het prijstechnisch geen voordelen lijkt te bieden. De SP en het CDA hebben vorig jaar juli een motie ingediend. Het idee was dat na een problematisch verlopen aanbesteden onderzocht moest worden hoe het beter zou kunnen in de toekomst. Anderhalf jaar later is er een acht kantjes tellende brief van GS met als bijlage het rapport van het IPO. Mw. Beckerman was na het ontvangen van de brief benieuwd of zij haar eigen motie niet 18
meer begreep. Dit was niet helemaal wat er bedoeld was. De acht pagina’s is voor haar geen uitvoering van de ingediende motie. Ja, er wordt een keurig verhaal verteld. Niet-aanbesteden mag van Europa, maar niet van de Wet Personenvervoer 2000 en zeker niet van deze regering. Ja, er zijn tussenvormen mogelijk, zoals een personeels-BV, maar deze aanbesteding is ook al een tussenvorm. In het verslag is te lezen dat dhr. Jager in eerste termijn tijdens het vorige debat helder aangeeft dat niet-aanbesteden niet mag van de WP 2000, dat hij liever niet zelf onderzoekt maar de Staten het IPO-onderzoek stuurt en dat de huidige maximale concessieperiode erg kort is. Deze opmerkingen en toezeggingen werden allemaal gemaakt in eerste termijn. De brief die nu voorligt is eigenlijk een lange versie van die eerste termijn. Echter, de motie heeft niet gevraagd of de gedeputeerde over anderhalf jaar nog een keer wil aangeven wat hij in eerste termijn vertelt. Er is een stemming geweest, waarbij de Staten in meerderheid hebben uitgesproken dat zij een onderzoek willen waarbij de opties daadwerkelijk tegen elkaar kunnen worden afgewogen. De redenen om de motie te steunen, liepen uiteen. Het CDA wilde 'gedoe' bij een volgende aanbesteding voorkomen. De ChristenUnie werd chagrijnig van hoe het proces nu verlopen is, PvhN en GroenLinks wilden een diepgravende discussie en de SP sprak van een fout systeem. Iedereen heeft toen uitgesproken dat men de opties expliciet wil kunnen afwegen. En dat kan nu niet. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of mw. Beckerman een voorstel heeft. Mw. Beckerman (SP) verklaart dat het zeker tot een voorstel zal leiden. Zij vindt het fijn dat de PvdA met de SP de optie van een personeels-BV en de optie van een materieel-BV of niet-aanbesteden overweegt, maar zij heeft geen zin om dat elk anderhalf jaar hier uit te spreken om het vervolgens in de kast te laten verstoffen. Kan het College de motie alsnog uitvoeren? Kan het College het onderzoek van de FNV hierbij betrekken? Misschien zijn er voordelen behaald door aanbesteding, maar die zijn nu niet te meten, want de nuloptie, niet-aanbesteden, tussenvormen en een maximale aanbesteding kunnen niet tegen elkaar worden afgewogen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of mw. Beckerman geen uitbreiding van lijnen of nieuwe initiatieven ziet. Mw. Beckerman (SP) legt uit dat zij nu niet tegen elkaar kan afwegen wat dit zou kunnen betekenen. Zij ziet een heleboel goede dingen in het OV, maar zij ziet ook een heleboel slechte dingen in het OV. Een ervan is grote onrust onder het personeel, ontslagen die vallen, een mislukte aanbesteding, veel geld dat men kwijt is aan juridische procedures. De SP vraagt zich af of dat anders kan. Ook een bureau als Berenschot constateert dat er geen grote prijsvoordelen meer te behalen zijn. Is aanbesteden nu wel het beste middel? Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt mw. Beckerman of zij tevredenheidsonderzoeken heeft gezien. Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat de reiziger het OV een 7,5 of een 7,4 geeft. Dat is trouwens niet te zien in de cijfers, want er worden twee cijfers gehanteerd. In de jaarrekening zitten veel spelfouten en kloppen cijfers niet. Mw. Beckerman zou het liefst een 8 of een 9 willen zien. Zij vraagt zich af of dit niet mogelijk is voor hetzelfde geld, door bijvoorbeeld niet aan te besteden. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt mw. Beckerman of zij denkt dat marktwerking tot in het oneindige tot prijsverlaging zal leiden of dat er ergens een natuurlijke bodem is, waarop de inefficiëntie van een overheidsbedrijf uit het systeem is en je op de efficiëntie van een marktbedrijf zit. Dan daal je niet verder, want als je denkt dat aanbesteden tot in het oneindige tot prijsdalingen leidt, is de prijs nul. Mw. Beckerman (SP) gelooft niet dat er op een gegeven moment een punt zou zijn waar de vervoerder aangeeft het voor niets te doen. De SP zoekt hoe dit systeem nu zo goed mogelijk kan. De SP wil zeker niet dat dit ten koste van reizigers en personeel gebeurt. In de cijfers is te zien dat het grootste voordeel voor vervoerders niet te halen is door personeel uit te knijpen en op materieel te bezuinigen. De SP wil dan ook dat dit uit de aanbesteding gaat, want dit is veel voordeliger. Mw. Beckerman wil de afweging goed kunnen maken, maar wil dat niet elke anderhalf jaar vragen. Daarom vraagt zij het College de motie uit te voeren. Dhr. Oosterhaven (PvhN) is het hiermee eens.
19
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat de SP sprak over een mislukte aanbesteding. Dit kan hij niet uit de stukken halen. Mw. Beckerman (SP) heeft enkele citaten gegeven over hoe het proces verschrikkelijk slecht is verlopen. Natuurlijk zitten er enkele goede kanten aan, maar ook heel slechte kanten, zoals de 40 ontslagen mensen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat dergelijke zaken allemaal als randvoorwaarde bij de aanbesteding gesteld zouden moeten worden, dan kan men spreken van een 'mislukte aanbesteding'. Mw. Beckerman (SP) wijst erop dat in de stukken vaak vergeten wordt om ook goed na te denken over personeel en reiziger en dat het vooral over het proces gaat. Zij wil zoeken naar de meest optimale manier om OV te regelen. In de Staten wordt vaak vergeten dat de politieke besluiten die zij nemen ook consequenties hebben. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of mw. Beckerman de tram een mislukt project vindt als dat arbeidsplaatsen kost. Mw. Beckerman (SP) verklaart grote twijfels te hebben over de tram. Als het kan, zou de SP het graag willen, maar de SP twijfelt nog en wacht nog steeds op nieuwe gegevens van het College. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat het arbeidsplaatsen kost. Dat is een van de redenen dat de tram goedkoper is in de exploitatie. Mw. Beckerman (SP) geeft aan de cijfers nog niet te hebben. Zij zal een motie indienen om het personeel niet te schaden bij de aanbesteding van de tram, mocht het zo ver komen. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt voor om de discussie of de aanbesteding een succes of niet, niet te voeren. Niemand weet wat er anders gebeurd was. Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat de SP anderhalf jaar geleden de vraag aan het College heeft voorgelegd om niet te speculeren, maar het voor de Staten uit te rekenen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat men het ook als vraag aan het College kan formuleren: kan het College kunnen aangeven of de aanbesteding een positiever effect heeft dan bijvoorbeeld niet aanbesteden OV in de rest van Nederland? Dhr. Rijploeg (PvdA) werpt tegen dat je dat niet kunt weten. Het is volstrekt onmogelijk om te weten hoe, als er tien jaar geleden een ander besluit genomen was, de wereld er nu had uitgezien. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart dat GroenLinks aanstuurt op een versterking van de publieke sturing. Ten aanzien van het uitvoeren van de motie vindt hij dat de informatie op enkele punten onvolledig is. Er is nog enige tijd voordat de volgende aanbesteding aan de orde is, in die tijd moet er gediscussieerd worden over zaken als een personeels-BV of niet. Mw. Hazekamp (PvdD) verklaart dat de PvdD zich in het verleden steeds kritisch heeft uitgelaten over marktwerking van voorzieningen met een groot publiek belang, zoals het OV. In het verleden heeft de PvdD haar zorgen kenbaar gemaakt t.a.v. de aanbesteding, onder meer vanwege kwaliteit, duurzaamheid en omstandigheden voor personeel en reizigers. Dit was een van de redenen om de motie te steunen. Wel is duidelijk dat het OV ondanks de marktwerking niet goedkoper en beter is geworden, maar dat het steeds duurder wordt en dat er steeds minder bussen rijden. Het College concludeert over het personeel dat bij de start van de Wet Personenvervoer het personeel overging naar private bedrijven, dat er zekerheden zijn gesteld en dat het allemaal naar behoren werkt. Wel geeft men aan dat er een langere concessietermijn zou kunnen komen. Er zijn echter 40 mensen ontslagen. Vindt het College dan nog steeds dat alles naar behoren werkt? Mw. Van Kleef (CDA) stelt dat volgens het rapport de aanbesteding goed geweest is, met enkele kanttekeningen en aanbevelingen. Het CDA kan dit onderschrijven. Het betekent dat de politiek meer zicht en inspraak krijgt in het formuleren van kaders, doelstellingen in een nota van uitgangspunten en het toetsen van geformuleerde bestekeisen. Bij de vraag OV aanbesteden of het zelf uitvoeren van 20
OV kan men niet om de marktwerking heen. Marktwerking op zich heeft in de publieke opinie meer na- dan voordelen. Voor het CDA is het van belang om de marktwerking dusdanig te prikkelen dat prijs en kwaliteit met elkaar in verhouding staan. Bovendien moet de markt door de politiek gestimuleerd worden om maatschappelijk, sociaal en duurzaam te gaan investeren. Kan de gedeputeerde aangeven hoe hiermee om te gaan? Men kan niet de uitkomsten van mogelijke alternatieven, zoals deze in de motie zijn verwoord, herleiden uit het rapport. Mw. Van Kleef verzoekt om een reactie van de gedeputeerde. Voor het CDA is van belang dat de reiziger centraal dient te staan. Het gaat erom dat men de weg naar het OV weet te vinden zonder te veel obstakels en in een juiste prijs- en kwaliteitsverhouding. Hoe gaat de provincie, gelet op de uitkomsten van het onderzoek, hier op inzetten? De jaarrekening is een overzichtelijk geheel. Bij alle beleidsdoelen wordt de status aangegeven en de knelpunten. Bijna overal is te zien dat er weinig knelpunten zijn. Op blz. 17 wordt gesproken over hogere frequentie van de Q-liners, verbinding transferium Hoogkerk-Zernike en Martiniziekenhuis. Dit wacht op de realisatie van het transferium en de afweging tussen inzet van middelen. Worden Zernike en Martiniziekenhuis met de Q-liner ontsloten? Door bezuinigingen zijn bepaalde lijnen een halfuursdienst geworden. Geeft dit problemen? Op blz. 38 gaat het over gemeenten, kleinschalig OV en doelgroepenvervoer. Er blijkt een knelpunt te zijn m.b.t. het draagvlak. Kan het College hierover uitleg geven? Dhr. Jager (gedeputeerde) merkt op dat Berenschot op blz. 43 constateert dat de aanbesteding grotendeels succesvol is verlopen. Het College onderschrijft die conclusie. De gedeputeerde is blij dat men in grote meerderheid constateert dat de aanbevelingen overgenomen worden. Er is inderdaad enige tijd om die punten te implementeren. Die punten worden op dit moment al opgepakt. Bij de overgang van de ene vervoerder naar de andere, is een van de grote ergernissen geweest dat bij de overgang van de publieke vervoerder naar de private vervoerder Arriva een groot aantal stallinglocaties overgegaan zijn en Arriva een aardige prijs vroeg aan Qbuzz om die vervolgens weer over te mogen nemen. Geconstateerd is dat de manier waarop dat toen gegaan is, niet nog een keer moet voorkomen. Het OV-bureau is de opdracht gegeven om een inventarisatie te maken van de strategische stallinglocaties en busstations en te kijken of men in overleg met de gemeentelijke wegbeheerders plannen kan ontwikkelen om op de strategische plekken de belangrijke busstations – voor zover dat nog niet het geval is – en de stallinglocaties in gemeentelijke eigendom te krijgen met de bereidheid van het OV-bureau om afspraken te maken over hoe die vervolgens in een concessie meegenomen kunnen worden. Het eerste voorbeeld daarvan is vrij recent aan de Staten gemeld en betrof Appingedam. Dat was het laatste grote knelpunt bij de overgang van de concessie tussen Arriva en Qbuzz. Er is een bijdrage geleverd vanuit het OV-bureau, vanuit de gemeente en de provincie. Er zijn voorwaarden gesteld aan de bijdrage, die ertoe moeten leiden dat er een vastgestelde huurprijs en dat die in een volgende aanbesteding meegenomen wordt als verplicht af te nemen locatie. Het College is van plan dit ook op andere plekken te gaan doen. Er zijn op dit moment ook al initiatieven in een aantal gemeenten, die ook in het kader van bijvoorbeeld het RSP bezig zijn met de ontwikkeling van nieuwe stationlocaties. In de loop van 2011 dient de inventarisatie af te zijn en dient er een plan van aanpak te zijn met die gemeenten om het op een goede manier te doen. Er stonden kritische noten in het stuk, die met name te maken hebben met het proces van voorbereiding van aanbesteding, de manier waarop de organisatie OV-bureau heeft gefunctioneerd in de aanbesteding en hoe de relatie is geweest tussen de organisatie en de deelnemende partijen. Toen het OV-bureau in 2005 werd opgericht, is er een nieuwe organisatie opgezet. Er zijn mensen van verschillende deelnemende partijen naar Assen gegaan en op afstand komen te staan van hun oorspronkelijke moederorganisatie. Geconstateerd is dat er daardoor een wat aparte organisatie ontstaat die aan de ene kant een soort verlengstuk is van drie overheden als het gaat om uitvoerende zaken van het OV-beleid, aan de andere kant op zichzelf staat, omdat bepaalde taken overgedragen zijn richting de gemeenschappelijke regeling. Dat hoeft in een beheerssituatie niet spannend te zijn, maar op het moment dat je in het heetst van de strijd komt rond bestekeisen, de concessie, de aanbesteding, en je constateert dat er een aantal zaken anders loopt dan verwacht en dat je na de aanbesteding een ander beeld hebt als wat er op voorhand was, kan het tot spanningen leiden. Dat is wat er door Berenschot geconstateerd is op basis van gesprekken. Een aantal passages dat betrekking heeft op vermeende en gesignaleerde wellicht te sterke relaties tussen personen binnen de organisatie van het OV-bureau en daarbuiten, is opgemerkt door Berenschot in gesprekken die gevoerd zijn. Tegelijkertijd is geconstateerd dat zij niet aan kunnen tonen dat er sprake is van zaken die niet goed zouden zijn. Het enige wat zij aangeven is dat men in de beeldvorming dient op te passen hoe je als organisatie omgaat met externen. Dat is iets wat ook in het Provinciehuis al meer dan een jaar speelt als het gaat om interne integriteit, integriteitscode. Er worden allerlei cursussen 21
gedaan die vaak ook op het punt van beeldvorming zitten. Het is goed dat dit ook richting het OVbureau wordt aangeboden, niet omdat de gedeputeerde het vermoeden heeft dat daar niet integer zou worden gewerkt, maar als er een aanbeveling wordt gedaan vanuit Berenschot en deelnemende partijen dat zelf in hun eigen organisatie al doen, lijkt het de gedeputeerde goed om dat vervolgens ook aan het OV-bureau aan te bieden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat in de rapport van Berenschot bijvoorbeeld staat dat Qbuzz, voordat bekend was dat zij het werden, wist dat zij qua prijs de laagste aanbieding hadden. Dat moeten zij ergens vandaan hebben. Berenschot schrijft dat zij dan wel een zeer accurate speculatie moeten hebben gehad als dat niet op een andere manier bij hen gekomen is. Dit is iets wat veel zorg behoeft voor een volgende aanbesteding. Dhr. Jager (gedeputeerde) beaamt dit. Hij kan zich nog goed de uitlatingen herinneren die op dat moment in de pers stonden. Hij heeft toen direct opdracht gegeven om te achterhalen waar die informatie vandaan zou kunnen komen. Er is op een gegeven moment wel een nadrukkelijk scenario op tafel gekomen, waarin is geredeneerd vanuit belangen van de verschillende inschrijvende partijen, want de discussie die toen speelde, was de politieke discussie in het Provinciehuis over de vraag wel of niet gunnen of opnieuw aanbesteden. Daarin hebben de inschrijvende marktpartijen een analyse gemaakt voor zichzelf hoe zij inschatten hoe zij in deze aanbesteding hebben gefunctioneerd en hoe zij hun eigen kansen inschatten op het moment dat men het over een jaar opnieuw moet doen. De analyse van het College is geweest, dat er niet gelekt hoeft te zijn, maar dat er op basis van die strategische afwegingen in dit geval één marktpartij het eigen vermoeden geuit heeft, maar ook druk daarmee heeft willen opvoeren, om besluitvorming in dit huis over de vraag wel of niet gunnen een bepaalde kant op te duwen. Berenschot heeft natuurlijk ook gezien wat er in de pers is verschenen en heeft het opgeschreven zoals het is opgeschreven. De gedeputeerde heeft echter geen enkele aanwijzing dat er sprake zou zijn van het lekken van informatie. In hoeverre vervoerders onderling die inschrijving doen, waar zij dat op baseren, is de gedeputeerde onbekend. De partij die de concessie had en deze niet heeft gehouden, was er tot op het moment dat zij te horen kregen dat zij de concessie niet gingen houden voor de volle 100% van overtuigd dat zij de concessie zouden houden en daar haar strategisch handelen op gebaseerd heeft in het spel. De partij die de concessie heeft gekregen, had de overtuiging dat zij een zeer goede kans zouden maken met de aanbieding die zij hadden gedaan om de concessie te krijgen. Op twee punten is er een wezenlijk verschil. Dat zit niet zozeer in de prijs, maar in de geboden kwaliteit van de partij. Dit is ook nog wel een toevalstreffer, in die zin dat Qbuzz nu ook goed gescoord heeft op materieel en op het punt dat ze in één keer konden voldoen aan alle eisen die op dat punt werden gesteld, alleen al vanuit de noodzaak dat zij wel nieuw materieel moesten aanschaffen omdat ze niet een bestaand buspark hadden dat Arriva bijvoorbeeld wel had en wat Connexxion ook had. Het ligt dus complexer dan de stelling dat er wel gelekt moet zijn. Die vervoerders hebben ook hun eigen afweging, die kennen ook hun eigen business case en die kennen ook de variabelen die bij andere partijen spelen en kunnen op basis daarvan een afweging maken. Dhr. Jager was op dat moment nog geen gedeputeerde, maar werd door een aantal van die vervoerders benaderd, onder meer met de vraag of er een gesprek kon plaatsvinden, of dat men alvast kennis kon maken. Dhr. Jager heeft daar elke keer stellig op dezelfde wijze op gereageerd: er is maar één gedeputeerde verantwoordelijk voor dit dossier, en dat is de zittende gedeputeerde. Partijen hebben in die strijd hun best gedaan om de besluitvorming te beïnvloeden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat één van de mogelijkheden die genoemd wordt, de grote hoeveelheid mensen was die uiteindelijk betrokken was bij de besluitvorming en de informatie die beschikbaar was. Zij zeggen eigenlijk dat dit een van de risicofactoren is. Dhr. Jager (gedeputeerde) beaamt dit. Ook op dat punt moet je heel goed kijken hoe je die internen organiseert, ook naar de volgende concessie toe. Een punt dat daar ook in meespeelt is hoe je omgaat met externe partijen. Welke adviseurs heb je? Welke beelden roepen adviseurs op? Een ding is namelijk helder: de verwachting toentertijd binnen de organisatie was er een van de mogelijkheid dat ook weer in deze aanbesteding er een flink marktvoordeel gehaald kon worden, terwijl de constatering achteraf eerder moet zijn dat er in de concessie daarvoor al zoveel lucht uitgehaald was ten opzichte van overheidsinefficiëntie dat er niet zo heel veel ruimte was. Daarnaast waren er enkele factoren die meespeelden, die te maken hadden met de energieprijzen die op dat moment instabiel waren en als grote risicofactor gezien werden door vervoerders. Er is in die tijd een nieuwe CAO is geweest die ook zijn doorwerking heeft gehad in de biedingen van de verschillende partijen, zaken waar in het voortraject onvoldoende rekening mee is gehouden en wat bij Berenschot heeft geleid tot 22
de analyse en de aanbeveling dat er de volgende keer meer werk gemaakt moet worden van de marktanalyse en van de afweging van de verschillende factoren. Dat moet men zeker ter harte nemen. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt of je niet in de hele inrichting van het aanbestedingsproces zo moet proberen een weg te vinden dat de politieke spelletjes die er omheen gespeeld worden, niet gespeeld kunnen worden. Dhr. Jager (gedeputeerde) vindt dat je je moet realiseren dat daar waar sprake is van publieke en openbare besluitvorming door een volksvertegenwoordiging en door een gekozen bestuur, altijd belangen spelen – in dit geval voor marktpartijen, maar die belangen kunnen net zo goed zijn voor publieke partijen – en dat dit leidt tot een sterke behoefte van partijen om invloed uit te oefenen en in elk geval hun casus over het voetlicht te brengen. Dat is niet vreemd. Het enige waar het om gaat is ervoor zorgen dat de eigen integriteit op orde is en dat men daar niet op ingaat. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat de deadlines destijds ineens publiek waren. Hij heeft zich afgevraagd of dit wel zo goed is om bekend te maken. Dhr. Jager (gedeputeerde) begrijpt dit. Deadlines zijn inherent aan publieke besluitvorming. Die deadlines zijn wettelijk vastgelegd. Eenieder kan berekenen dat op het moment dat er een bepaald besluit is genomen, dat er wettelijke proceduretermijnen zijn. Ook dit is een discussiepunt waar nog eens goed naar gekeken moet worden. Het DB noch het College heeft de opvatting dat men op basis van dit rapport de conclusie moet trekken dat er iets mis zou zijn binnen het OV-bureau als het gaat om integriteit. Het enige wat men aan wil geven, is dat integriteit iets is wat constant onderzocht moet zijn en onder onderhoud moet zijn. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of er op dit punt van integriteit ook een concrete ambtelijke instructie ligt hoe men omgaat met verzoeken. Dhr. Jager (gedeputeerde) geeft aan dat er binnen het OV-bureau gebruik wordt gemaakt van de integriteitscode zoals deze bij de provincies gelden. Dit is ook weer een punt waarin je merkt dat de organisatievorm – een gemeenschappelijk OV-bureau – ertoe kan leiden dat je hier in huis een keuze hebt gemaakt, aan de Grote Markt en in Assen ook, waar verschillen in kunnen zitten. Dhr. Jager denkt dat het goed is om op dit punt helderheid te bieden en het voorstel binnen het OV-bureau te doen dat er in elk geval aansluiting gezocht wordt bij een van de integriteitscodes en dat er ook een programma op gezet wordt, net zoals dat in het Provinciehuis het geval is. Aanbesteding en het effect van aanbesteding. Het College heeft geprobeerd om aan te geven dat daar wel degelijk onderzoek naar gedaan is. Als men in de interprovinciale benchmark OV kijkt, moet men constateren dat er in ruim driekwart van alle concessies van de provincies het aantal reizigerskilometers is gestegen en dat in een kwart van de concessies geldt dat die groei zelfs meer dan 20% is geweest en dat er ook aangegeven wordt dat de waardering van de klant hoger is geweest, dat de kwaliteit omhoog gegaan is en dat de waardering van stads- en streekvervoer in de provincies hoger is dan in de steden. De Tweede Kamer heeft er een positie in ingenomen. Het College ziet op dit moment geen grote nadelen in de manier van aanbesteden, mits je nadrukkelijk ingaat op de aanbevelingen die door Berenschot worden gedaan. Een belangrijke aanbeveling is het verhogen van de concessieperiode om daarmee langer gebruik te kunnen maken van de aanbesteding. Een deel van wat dhr. Van Eijbergen maatschappelijke kosten noemt, heeft ermee te maken dat er te korte periodes zijn waarin bijvoorbeeld de bussen afgeschreven moeten worden en die kosten doorberekend worden. Daar kan naar gekeken worden. In hoeverre opties interessant zijn waarbij je kijkt of je het materieel in eigen beheer neemt, daar zitten enkele mitsen en maren aan. Het College heeft geconstateerd dat in elk geval een van de grote klussen van deze aanbesteding is geweest dat in één keer een fors hogere milieunorm is gesteld aan het wagenpark, eentje die door Qbuzz is behaald door in één keer met nieuwe vloot te gaan rijden, die niet alleen comfortabeler is maar die op het punt van het milieu beter scoort. Te zien was dat er in de afgelopen 10 jaar een enorme voorwaartse ontwikkeling is geweest op dat gebied. Op het moment dat je bussen had aangeschaft en daar met een langere afschrijvingstermijn had gewerkt, is het maar de vraag of je dat ook voor elkaar had gekregen. Het feit dat je een overgang van vervoerder en materieel biedt daar ook mogelijkheden in. Dat betekent ook dat je die eisen kunt stellen. Er is hier ook een hele discussie geweest of je die eisen wel moest stellen zoals dit is gebeurd en of dat niet prijsverhogend werkt. Uiteindelijk zijn die eisen gesteld. De conclusie van het College is 23
dat met de aanbesteding men voor hetzelfde geld als in de vorige concessie in elk geval met nadrukkelijk beter materiaal kan rijden en men op een betere manier de passagier kan bedienen. Ook al is er dan geen fors marktvoordeel gehaald, er is wel degelijk met beter materieel en met betere reizigersinformatie gewerkt. Ook dat is maatschappelijke winst. De VVD vroeg nadrukkelijk naar de passages over politiek bestuurlijke sensitiviteit. Die betreffen weer op dat punt van een organisatie in ontwikkeling die op afstand staat, die zeer goed technisch onderlegd is, maar tegelijkertijd wel opereert in een politiek bestuurlijke arena. De besluiten die worden voorbereid voor een DB en die uiteindelijk ook hier naartoe komen, worden wel in een bepaalde politiek bestuurlijke context besloten. Geconstateerd is dat er soms te veel afstand is geweest tussen medewerkers en het bestuur en dat er mede toe heeft geleid dat er soms opties lange tijd in de lucht worden gehouden die technisch gezien goed verdedigbaar zijn, maar die bijvoorbeeld op voorhand al uitgesloten hadden kunnen worden als je kijkt naar politiek draagvlak of de manier waarop besluitvorming is geweest. Het zou goed zijn om die te verbeteren, om te kijken of de afstand tussen het bestuur en de organisatie verkleind kan worden, er meer gesprekken kunnen plaatsvinden. Die mogelijkheden worden op dit moment bekeken. De aanbeveling wordt zeer nadrukkelijk overgenomen. Een andere constatering uit het rapport is dat toen de drie aandeelhouders bij de vraag gunnen of niet gunnen niet op één lijn zaten, er een situatie ontstond waar niet vooraf voldoende over nagedacht was. Er is gekozen voor een gemeenschappelijke regeling die voor een groot gedeelte op basis van unanimiteit tot besluitvorming moet komen. Dat veronderstelt dat elke partij vetorecht heeft. Vetorecht blokkeert iets, maar betekent nog niet dat op het moment dat op het ene besluit een veto wordt uitgesproken, een ander besluit daarmee genomen is. De discussie die men had, was: als je nu niet besluit om te gunnen, besluit je daarmee vervolgens wel om te verlengen? Beide vroegen formeel om een besluit van het bestuur en daarmee kan je jezelf als bestuur in de houdgreep houden. Dat moet anders. Daar komt bij dat ook in het College geconstateerd is dat de rol van het AB de afgelopen jaren een veel te beperkte is geweest. Het AB bestaat uit andere bestuurders dan de deelnemende partijen. Men heeft gemerkt dat stukken vanuit het DB voorbesproken worden in de diverse Colleges. Daarmee zijn AB-leden vaak ook van mening dat ze voldoende op de hoogte zijn geweest, betrokken zijn geweest bij de besluitvorming. Dan is de vraag wat de toegevoegde waarde is als het AB bijeen moet komen. Het College heeft aangegeven dat die rol te beperkt is en heeft aan de directeur opdracht verleend om een andere manier van werken voor te stellen. Er is in elk geval de suggestie gedaan om de vergadering van het AB op een andere manier in te richten en de AB-leden meer te betrekken bij de inhoudelijke kant van het dossier, zodat ze ook eigen specifieke kennis op kunnen doen, daar waar in het verleden de houding toch te veel een is geweest van dat er primair drie portefeuillehouders zijn. Het College zal op dat punt nadere voorstellen doen vanuit het DB aan het AB. Een van de opmerkingen is in elk geval geweest dat het College een aantal andere bijeenkomsten van het AB wil hebben, waarin specifieke thema’s aan de orde komen en er een andere betrokkenheid kan ontstaan. Als er vanuit deze Staten nog andere suggesties zijn, kan men die natuurlijk onder de aandacht brengen van de andere partijen in het bestuur. Het is in elk geval van belang dat goed wordt gekeken hoe je de-escalerend kunt werken. De PvhN bracht terecht het punt van opbrengstverantwoordelijkheid in. Het College meent een redelijk optimum gevonden te hebben tussen aan de ene kant de werking van de markt en aan de andere kant de sturing vanuit de publieke partijen. Bij het College bestaat niet de behoefte om op een andere manier naar de manier van aanbesteden te kijken zolang niet in Den Haag door de Tweede Kamer op een andere manier naar de wet wordt gekeken. Geschetst is wat de mogelijkheden zijn, maar het College heeft ook aangegeven hoe de wetgever daar op dit moment in zit. Mw. Beckerman (SP) stelt dat de gedeputeerde anderhalf jaar geleden in zijn eerste termijn ook constateerde dat het van Europa mag, maar niet van de wetgever. De Staten hebben er toen voor gekozen om een motie aan te nemen waarin het College wel expliciet verzocht werd om dit onderzoek te doen en om niet aanbesteden in elk geval mee te nemen als nulvariant, zodat men in elk geval de vergelijking kan maken. Wil de gedeputeerde de motie uitvoeren? Dhr. Jager (gedeputeerde) stelt dat het College van mening is dat met het stuk dat voorligt in voldoende mate invulling is gegeven aan de motie, omdat er een aantal beperkingen zijn. Men kan niet in een glazen bol kijken. Men kan niet net doen alsof er geen systeem van aanbesteden zou zijn en vertellen wat het effect daarvan zou zijn. Als men terug moet naar een systeem waarin er sprake is van volledig publieke OV-bedrijven, dan moet men te ver terug in de geschiedenis om een betrouwbare vergelijking met nu te kunnen maken. Daar waar er nog sprake is van publieke OV-
24
bedrijven is dat een heel andere situatie dan het concessiegebied waar het om gaat. Het College ziet geen mogelijkheden om daar nog aanvullend onderzoek naar te kunnen doen. Mw. Beckerman (SP) verklaart dat de SP die mogelijkheden wel ziet. Het vreemde is dat de gedeputeerde op andere punten wel allerlei suggesties doet die ingaan tegen wetgeving. Een simpel voorbeeld is de langere concessieduur. Dat gaat eveneens in tegen de WP 2000 en dat neemt het College wel mee als een optie, dhr. Jager vindt het zelfs niet erg om daar een lobbytraject voor te starten richting Den Haag. Waarom zou dat dan niet op andere punten kunnen? Dhr. Jager (gedeputeerde) geeft aan dat de punten waar het College dit wel doet, het zaken betreft waarover in opdracht van de landelijke wetgever onderzoeken zijn gedaan. De Raad voor het Verkeer heeft nadrukkelijk aanbevelingen gedaan. Daar zoekt het College aansluiting bij. Op het moment dat het ministerie en de Tweede Kamer in lijn met die aanbevelingen willen gaan handelen, zal het College dat van harte ondersteunen. Dhr. Oosterhaven (PvhN) steunt mw. Beckerman. Er is wel degelijk onderzoek te doen. Er is ook internationaal wetenschappelijk onderzoek naar dit onderwerp gedaan. Er is uitgebreide literatuur over. Daar zou het College een samenvatting van kunnen geven. Dhr. Jager (gedeputeerde) verklaart dat het College niet de mogelijkheid ziet binnen de ambtelijke capaciteit om dat onderzoek te doen. Als men dat onderzoek zou willen, dan zou het College graag een beter omschreven onderzoeksopdracht willen hebben. Dan zou gekeken moeten worden in hoeverre er externe partijen te vinden zijn die dat onderzoek zouden kunnen uitvoeren. Mw. Beckerman (SP) vindt het vreemd. De SP heeft anderhalf jaar gewacht op de uitvoering van de motie. Het debat is in het geheel niet vaag geweest. De Staten krijgen na anderhalf jaar acht kantjes toegestuurd en vervolgens vraagt dhr. Jager om een nieuwe opdracht. De voorzitter constateert dat mw. Beckerman nadrukkelijk van mening verschilt met het College op dit punt. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat je nog op het personeel kunt ingaan. Er zijn misschien andere constructies mogelijk. Dhr. Jager (gedeputeerde) geeft aan dat in gesprekken tussen het OV-bureau en bijvoorbeeld dhr. Van Eijbergen wel eens de suggestie is gedaan om te kijken in hoeverre er oplossingen te vinden zijn van partijen die bijvoorbeeld allerlei personeel wel in dienst willen nemen en dan vervolgens contracten sluiten met de vervoerders als het gaat om de manier waarop dat personeel ingezet wordt. Primair ziet het College daar echter niet een overheidstaak om die mensen in dienst te nemen. Het College vindt juist het element van de marktwerking belangrijk. Het is overigens ook niet zo dat op het moment dat je als overheid de mensen weer in dienst wilt nemen, dit allerlei garanties geeft. Kijkend naar de mutaties bij de overgang van deze concessie, dan is er sprake van een beperkte wisseling van personeel van enkele procenten op het volledige bestand. Er is geen sprake van massaontslagen of enorme veranderingen. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat er wel sprake is van een grote mate van onzekerheid die het bedrijf en het OV geen goed doet. De gedeputeerde doet nu zelf een suggestie die met dhr. Van Eijbergen besproken is, maar hoe kijkt de gedeputeerde er zelf tegenaan? Dhr. Jager (gedeputeerde) geeft aan dat dergelijke opties vanuit het OV-bureau eerder zijn aangegeven. Daar zo u best naar gekeken kunnen worden in hoeverre er private bedrijven te vinden zijn die daar voor voelen. Dhr. Rijploeg (PvdA) noemt als mogelijkheid een coöperatie. Dhr. Jager (gedeputeerde) stelt dat het erom gaat dat de bekostigingssystematiek van het OV vanuit de BDU is. Primair kiest het College ervoor om de reiziger centraal te stellen en de dienstverlening aan de reiziger centraal te stellen en niet als overheid op de stoel van de werkgever te willen gaan zitten of zelf werkgever te willen gaan worden.
25
De voorzitter herinnert aan de vragen van dhr. Batting over de cijfers. Dhr. Jager (gedeputeerde) stelt voor dat de opstellers van de rapportage in gesprek gaan met dhr. Batting. Er zijn namelijk enkele kritische opmerkingen gemaakt die een leereffect kunnen hebben. Overigens is dat ook een punt geweest waarvan men in het DB heeft gezegd dat er een extra slag gemaakt dient te worden in de manier waarop er gerapporteerd wordt en de manier waarop daarmee omgegaan wordt. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt of de commissie het antwoord op de concrete vragen van dhr. Batting bij het verslag kan krijgen. 2
Dhr. Jager (gedeputeerde) acht dit geen enkel probleem . Dhr. Stavenga (PvdA) maakt bezwaar tegen het feit dat één Statenlid een adviserende rol gaat spelen. Beter zou zijn om een werkgroepje samen te stellen dat zich daarmee zou bemoeien. Dhr. Jager (gedeputeerde) stelt voor de commissie te vragen om op zijn minst nog een vertegenwoordiger op vrijwillige basis aan te wijzen die de opvatting van dhr. Batting deelt en net zo goed als dhr. Batting in staat is om dit soort gegevens te geven. Dhr. Jager gaat voorts in op de vragen van het CDA m.b.t. de jaarrekening. De hogere frequenties van de Q-liner die kunnen gaan rijden naar Zernike zo gauw er infrastructurele aanpassingen gedaan zijn. De verwachting is dat dit eind 2011 is, dus in de dienstregeling 2012. Naar het Martiniziekenhuis vanaf januari 2011. De afwaardering van Q-liners. Die heeft geen grote problemen opgeleverd, omdat dit een afwaardering is in de randen van de dag. Mw. Van Kleef (CDA) herinnert aan de vraag over de gemeente, kleinschalig OV en doelgroepenvervoer. Er blijkt een groot knelpunt te zijn in het draagvlak. Komt dit wellicht voort uit extra hoge kosten? Dhr. Jager (gedeputeerde) legt uit dat het probleem niet van financiële aard is. Daar waar gemeenten gewend waren om het allemaal zelf te doen, is het nu collectief gemaakt. Die afstemming en die manier van wennen aan elkaar heeft de nodige tijd gekost. Dhr. Van Eijbergen (FNV Bondgenoten) begrijpt dat zijn brochure op enig moment in de commissie besproken zal worden. De discussie spitst zich toe op de gevolgen voor het personeel. Bij aanbestedingen moet ook het ILO-verdrag C94 ter hand worden genomen. Dit betekent dat er op arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden gekeken moet worden. Dit zal de komende tijd voor GNV Bondgenoten zeker een speerpunt worden. Uiteindelijk wordt de rekening van deze vorm van reorganisatie bij de mensen in het OV gelegd. De gedeputeerde stelt dat het om een laag percentage gaat. Dat is een heel koude manier om naar het personeel te kijken. In tweede termijn Dhr. Rijploeg (PvdA) verzoekt het OV-bureau om samen met de FNV en het CNV te gaan kijken wat er mogelijk is inzake een personeels-BV of een collectief. Dhr. Haasken (VVD) roept het College op om de marktwerking nog verder door te ontwikkelen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) herinnert aan zijn vraag wat de mening van het College is met betrekking tot het inhuren door de verschillende DB-leden van allerlei verschillende adviseurs die hetzelfde werk doen. Mw. Beckerman (SP) zou het debat met dhr. Haasken graag aangaan, het liefst gebaseerd op goede cijfers. Zij vindt het jammer dat de gedeputeerde aangeeft dat het onderzoek af is, want er is niet voldaan aan de opdracht in de motie. De SP roept andermaal op de motie uit te voeren. De SP
2
zie voor de antwoorden de bijlage achter dit verslag. 26
verzoekt het stuk als A-stuk naar de Staten door te geleiden. Mw. Beckerman vindt het mooi dat dhr. Rijploeg dat men aan de slag moet gaan met het idee van een personeels-BV. Dhr. Jager (gedeputeerde) verklaart dat de directeur van het OV-bureau al eens de suggestie heeft gedaan om naar het punt van het personeel te kijken, mits daarbij niet de indruk ontstaat dat er vanuit het OV-bureau gepleit wordt voor een OV-bedrijf in overheidshanden. Aan het lijstje van FNV en CNV wil dhr. Jager nadrukkelijk de vervoerders toevoegen. Dhr. De Vey Mestdagh noemt inderdaad een pijnpunt. In de fase waarin de uitgangspunten verschillend waren vanuit de bestuurlijke partners, ontstonden er tussen bestuurlijke partners spanningen over de vraag welke informatie men gezamenlijk gebruikt en welke informatie nodig is om de eigen positie te kunnen bepalen. De gedeputeerde is daar niet ten principale op tegen. Uiteindelijk is er weliswaar een gemeenschappelijke regeling, maar heeft men ieder ook een eigen verantwoordelijkheid binnen die gemeenschappelijke regeling. Dat betekent dat men zich in sommige gevallen specifiek wil laten adviseren op bepaalde punten. Terugkijkend naar welke onderzoeken er toen gedaan zijn, dien je naar de toekomst toe te proberen zo veel mogelijk te voorkomen dat dat soort zaken op individuele basis bij verschillende partijen worden uitgevraagd. Ook dat is een ontwikkelingsproces voor de organisatie OV-bureau, maar ook voor het bestuur van het OV-bureau. De voorzitter constateert dat de jaarrekening en het verslag als C-stuk naar de Staten worden doorgeleid. Het evaluatierapport wordt als A-stuk naar de Statenvergadering doorgeleid. Het rapport van FNV Bondgenoten wordt hierbij betrokken. 14.
Sluiting.
De vergadering wordt gesloten om 22.45 uur. Het vervolg van deze vergadering vindt plaats op woensdag 8 december 2010, 9.00 uur.
27
Toezeggingenlijst (bijgewerkt t/m 24 november 2010)
Nr.
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
3.
9 juni 2010 (verslag pagina 20)
Update businessplan GAE Het college zegt toe de update van het businessplan naar de commissieleden te sturen.
Als de update er is.
20 oktober 2010
Stijging tijverschillen
20 december 2010
(verslag pagina 2)
Het college zegt toe de vraag van de heer Rijploeg (PvdA) voor te leggen aan Rijkswaterstaat en de commissie hierover te rapporteren.
Jager
De update kan pas gemaakt worden als de baanverlening onherroepelijk is en de luchthaven in staat is nieuwe contracten te sluiten en die onderdeel te laten zijn van de update.
Hollenga
28
Beantwoording vragen van de heer Batting - Partij van de Arbeid - blz. 16 Dhr. Batting (PvdA) vraagt m.b.t. de jaarrekening 2009 aan het College om bij de presentatie van de jaarrekening 2010 voor een overzichtelijke rubricering te zorgen, om versterking van de inhoud voor wat betreft de informatie, die nu versnipperd overkomt, en om het beter te presenteren voor wat betreft de uiteindelijke conclusies. Dhr. Batting noemt drie voorbeelden. Op blz. 5 wordt gesteld dat er een financieel resultaat is gehaald van € 2,7 miljoen. Op blz. 64 staat dat er een exploitatieverlies is van € 5,3 miljoen. Op blz. 73 wordt via balansvergelijking duidelijk dat er terugloop is van € 3,2 miljoen. Voor een normale burger is dit niet te volgen. Het eerste bedrag is feitelijk een resultaat in vergelijking met de begroting. De PvdA wenst te weten wat het exploitatieresultaat exact is. Antwoord GS Kennelijk heeft de presentatie van het resultaat van het OV-bureau in de jaarrekening 2009 voor enige onduidelijkheid gezorgd. Wij zullen hier extra aandacht aan geven bij het opstellen van de jaarrekening 2010. De vragen van de heer Batting kunnen als volgt worden beantwoord. - Op blz. 5 wordt gesteld dat er een financieel resultaat is gehaald van € 2,7 miljoen. Reactie OV-bureau: Op deze pagina wordt niet gesproken over een financieel resultaat, maar over een voordelig saldo. Dat is het voordelige saldo ten opzichte van de begroting. - Op blz. 64 staat dat er een exploitatieverlies is van € 5,3 miljoen. Reactie OV-bureau: Op deze pagina blijkt uit de productenrekening dat het werkelijke verschil tussen baten en lasten voor onttrekking uit de balanspost vooruit ontvangen BDU middelen 5,4 miljoen was, waar 8,1 miljoen was begroot. Het verschil tussen begroot en gerealiseerd is dus 2,7 miljoen, zie vorige punt. - Op blz. 73 wordt via balansvergelijking duidelijk dat er terugloop is van € 3,2 miljoen. Reactie OV-bureau: Op deze pagina staat dat de terugloop van de post vooruit ontvangen bijdragen BDU inderdaad 3,2 miljoen was. Op pagina 78 is het verloop van deze post nader gespecificeerd. Hieruit blijkt dat de totale terugloop een saldo is van meerdere toevoegingen en aanwendingen van deze balanspost, die uit meerdere componenten bestaat. We hebben niet de suggestie willen wekken dat de genoemde terugloop hetzelfde is als het verschil tussen baten en lasten. Wel is het zo dat het verschil tussen baten en lasten van 5,4 miljoen (zie vorige punt) onderdeel uitmaakt van de genoemde terugloop. - Voor een normale burger is dit niet te volgen. Het eerste bedrag is feitelijk een resultaat in vergelijking met de begroting. De PvdA wenst te weten wat het exploitatieresultaat exact is. Het resultaat van het OV-bureau is formeel altijd 0. Dat komt omdat het verschil tussen baten en lasten rechtstreeks leidt tot een mutatie van de balanspost vooruit ontvangen bijdragen BDU. Een verschil tussen baten en lasten is er wel: dit was 5,4 miljoen nadelig, evenals een verschil ten opzichte van begroot: dit was 2,7 miljoen.
29