Verslag van de openbare vergadering van de Statencommissie Bestuur en Financiën, gehouden op dinsdag 07 april 2010 van 17.00 uur tot 19.30 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie, voorzitter), dhr. P.H.R. Brouns (CDA), dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. R.M. Knegt (CDA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), mw. W.J. Mansveld (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. R. Sangers (SP, plaatsvervangend voorzitter), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), mw. A.A. Waal (burgercommissielid VVD), dhr. T.J. Zanen (Partij voor het Noorden). Afwezig: mw. A.A.H. Hazekamp (Partij voor de Dieren), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), mw. L. Veenstra (SP) Voorts aanwezig: dhr. M.J. van den Berg (CdK, voorzitter GS), dhr. W.J. Moorlag (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), dhr. G.B. Nijhuis en dhr. H.G Warmelink (Noordelijke Rekenkamer), dhr. H. Lahuis (inspreker), mw. A.L. Meeske (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen). 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. In het bijzonder geldt dit de heren Nijhuis, Warmelink en Lahuis. Bericht van verhindering is ontvagen van mw. Hazekamp en dhr. Stevens. 2. Regeling van werkzaamheden - Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag - Vaststelling van de agenda De voorzitter stelt voor om als laatste punt toe te voegen de voordracht van GS betreffende de opheffing van de eerder opgelegde verplichting tot geheimhouding van de documenten inzake Blauwestad en de brief van GS d.d. 23 maart 2010, betreffende de vertrouwelijkheid van de verslagen van de besloten vergaderingen. Verder stelt hij voor aan agendapunt 10 toe te voegen de brief van GS van 31 maart 2010 betreffende het profiel van de provincie, de brief van GS van 7 april 2010, betreffen de effectieve samenwerking en decentralisatie rijkstaken naar de provincie Friesland, Groningen en Drenthe die vandaag is gemaild. Ook kan bij dit agendapunt worden betrokken het e-mailbericht van dhr. Lahuis, d.d. 27-02-2010. Overeenkomstig de voorstellen wordt besloten. Werkbezoek aan Attero op 19 mei 2010. Hiervoor zal een voorstel per e-mail worden toegezonden daar er voldoende belangstelling bestaat. 3. Gelegenheid onderwerpen)
tot
spreken
voor
niet-Statenleden
(m.b.t.
geagendeerde
De heer Lahuis zal inspreken bij agendapunt 10.
1
4. Vaststelling verslagen Statencommissie Bestuur en Financiën van 20 januari 2010 en 2 maart 2010 De heer Moorlag (gedeputeerde) wijst op een typefout: het is niet Grienkenland, maar Griekenland. Met inachtneming van deze correctie worden de verslagen vastgesteld. 5. Toezeggingenlijst Toezeggingen 1, 2 en 3 blijven staan. Toezegging 4. De heer Moorlag geeft in overweging een termijn te accepteren tot augustus/september. De voorzitter concludeert dat de termijn als toezegging kan worden genoteerd. Toezegging 5. De heer Slager verzekert dat de commissie zeer binnenkort een brief hierover tegemoet kan zien. 6. Mededelingen Er zijn geen mededelingen. 7. Rondvraag Er worden geen vragen gesteld. 8. Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 9 februari 2010, nr. 2010-01089/6/A.7 betreffende Min. BZK - financieel toezicht; vorm en bevindingen 2010 Het stuk wordt voor kennisgeving aangenomen. Bespreekstukken 9.
Brief van het presidium van 15 maart 2010, zaaknummer 237770 betreffende Ontwerpbegroting 2011 Noordelijke Rekenkamer en jaarstukken 2008 Brief van de Noordelijke Rekenkamer van 16 februari 2010 betreffende ontwerpbegroting 2011 Noordelijke Rekenkamer (corr.nr: 2010-15158, SG)
Dhr. Nijhuis (Noordelijke Rekenkamer) excuseert allereerst mw. Pietjouw die momenteel werkt aan het rapport Blauwestad. Er zijn twee punten, mede in verband met de brief van het Presidium, van belang. Allereerst de constatering dat de begroting voor 85% bestaat uit loonkosten en dus zijn de overige kosten beperkt. Voorts is de Noordelijke Rekenkamer grotendeels afhankelijk van de provincie Drenthe als het gaat om de gegevens over lonen, de bijkomende kosten en de afrekeningen. Op pag. 4 en pag. 8 staat een bijzonderheid waarop nog geen antwoord is geformuleerd. Het betreft een sterke toename van de sociale lasten. Er is sprake van een bedrag van ca. € 30.000, een stijging van 45%. De vraag was of de begroting daarmee moest worden opgehoogd of moest worden gewacht totdat de provincie Drenthe die stijging zou verklaren. Besloten is om de geringe ruimte binnen de eigen begroting aan te wenden om dit probleem op te lossen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) kan zich vinden in de brief van het College. Hij stelt dat de NRK is ontzien als autonome taak bij de bezuinigingen. Vervolgens vraagt hij naar een verklaring voor de stijging van de sociale lasten. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of GroenLinks meent dat zwaarder bespaard zou moeten worden op de NRK, het controle-instrument van de Staten. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) ontkent en verwijst naar zijn opmerking dat hij zich kan vinden in de brief van het College. Dhr. Nijhuis (Noordelijke Rekenkamer) stelt dat ingegaan zal worden op een uitnodiging voor een gesprek, zoals verwoord in de brief van het Presidium. Wat betreft de verklaring van Drenthe antwoordt hij dat in een soortgelijke setting om helderheid is gevraagd. Tot op heden is er geen
2
antwoord ontvangen. Mogelijk is de fout vorig jaar gemaakt en dat zou betekenen dat de NRK een te lage afrekening gekregen heeft over de sociale lasten. Dan stijgen de kosten daarvoor als je eenmaal moet betalen wat je behoort te betalen, maar die discussie moet nog plaatsvinden. De voorzitter concludeert dat de voorstellen vanuit het Presidium worden gevolgd en dat het stuk als C-stuk naar de Staten gestuurd kan worden. De Noordelijke Rekenkamer zal worden geïnformeerd hoe de Staten van Groningen tegen het onderwerp aankijken. De voorzitter bedankt de heer Nijhuis voor zijn toelichting. 10.
Rol van de provincie als middenbestuur/ laatste stand van zaken P14 Brief van GS van 31 maart 2010, nr. 2010-21862/13/A.16, ABJ, betreffende Profiel van de Provincie. De brief van GS van 7 april 2010, nr. 2010-23.224/14/A.13, PP betreffende Effectieve samenwerking en decentralisatie rijkstaken naar de provincies Fryslan, Groningen en Drenthe Hierbij wordt betrokken: Het e-mailbericht met bijlage van de heer H. Lahuis van 27 februari 2010, zaaknummer 240302. .
Dhr. Lahuis stelt zich voor. Zijn rapport ‘Project versterking openbaar bestuur’ blijkt achterhaald te zijn, gezien het rapport van de ambtelijke werkgroep Kalden waarin wordt uitgegaan van 5 tot 8 nieuwe provincies en 100 tot 150 nieuwe gemeenten. De argumenten van de werkgroep Kalden leiden volgens de heer Lahuis tot 5 nieuwe provincies, de Randstad Noord en Zuid, ZuidNederland, Oost-Nederland en Noord-Nederland. Daar gemeenten hun taken volledig zelfstandig moeten kunnen uitoefenen - aangenomen wordt dat daarvoor 100.000 inwoners een minimale grens is - zou sprake zijn van 130 nieuwe gemeenten in Nederland. Op basis van deze uitgangspunten heeft dhr. Lahuis zijn oorspronkelijke rapport aangepast onder de naam ‘Uitwerking werkgroep Kalden 2015’ waarin een model is opgenomen met 19 gemeenten met meer dan 100.000 inwoners in Noord-Nederland. Gezien het standpunt van GS Groningen waarschuwt dhr. Lahuis ervoor dat het de politieke partijen in Den Haag wel heel erg gemakkelijk wordt gemaakt om het label ‘provincie Groningen’ om te wisselen voor een nieuw label ‘gemeente Groningen, conform model I van de werkgroep Kalden. Daarmee zou het middenbestuur op een nette manier om zeep zijn geholpen. Dhr. Lahuis is voorstander van het behoud en het versterken van het middenbestuur, conform model II van de werkgroep Kalden. Naast samenvoeging van de drie noordelijke provincies zoals de Partij voor het Noorden, D66 en GroenLinks zouden voorstaan, is dhr. Lahuis van mening dat ook de kop van Noord-Holland en grote delen van Flevoland en Steenwijkerland tot Noord-Nederland behoren. Dat Groningen de nieuwe hoofdstad zou moeten worden, lijkt logisch. De naam van deze nieuwe provincie zou Friesland moeten zijn hetgeen op historische gronden wordt onderbouwd. Heerenveen zou het nieuwe bestuurscentrum moeten zijn. Volgens de werkgroep Kalden is een jaarlijkse besparing mogelijk van € 1,5 miljard. Voor het gezin van dhr. Lahuis betekent dat een bezuiniging van € 500 per jaar. Hij wenst de Staten van Groningen een verstandig besluit toe over de toekomst van de provincie Groningen en overhandigt de voorzitter zijn nieuwe rapport ‘Uitwerking werkgroep Kalden 2015’. Dhr. Zanen (Partij voor het Noorden) vraagt naar de motivatie waarom dit rapport nu wordt aangeboden. Dhr. Lahuis refereert aan het bestuurskrachtonderzoek van 2008. Eén der resultaten was dat de gemeenten De Marne, Winsum en Bedum één gemeente zou moeten worden. Dhr. Lahuis werkte toen nog bij de gemeente De Marne en het ging hem aan het hart dat dit voorstel ter tafel kwam daar De Marne weinig overeenkomsten vertoont met Bedum. Hij is gaan puzzelen om een logische gemeentelijke ordening tot stand te brengen. Het model dat is ontstaan heeft hij rondgestuurd in september 2009 onder de titel ‘Herindeling Noord-Nederland 2010-2050’. Later heeft hij aanvullend ‘Project versterking Openbaar bestuur’ geschreven waarin werd uitgegaan van gemeenten met minimaal 50.000 inwoners en vier provincies over geheel Nederland. Ook dat verhaal is breed rondgestuurd: aan alle 12 provincies en 89 gemeenten in Noord-Nederland en anderen. Gezien het onlangs gepubliceerde rapport van de commissie Kalden besloot hij zijn rapport te herzien.
3
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt naar de beweegredenen waarom hij de switch van 50.000 inwoners naar 100.000 inwoners heeft gemaakt. Dhr. Lahuis vindt dat kleine gemeenten niet in staat zijn om hun taken op een goede manier uit te oefenen. Hij dacht dat dit met 50.000 inwoners wel zou kunnen, maar vorig jaar juli hebben een aantal gemeenten met 100.000 inwoners aangegeven dat zij hun taken goed kunnen uitvoeren. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) denkt dat als de grens op 100.000 moet worden gesteld, De Marne alsnog zal fuseren met Bedum. Hij legt dhr. Lahuis het volgende citaat voor: “Het gewicht van de culturele dimensie kan niet genoeg worden benaderd. Juist in een tijd van globalisering lijkt de behoefte aan regionale identiteit op te leven. Een provinciale herindeling mag niet een louter technocratische aangelegenheid zijn. Van een vitalisering van een provincie kan moeilijk sprake zijn als de culturele dimensie wordt verwaarloosd. Een revival – dit is een citaat van Paul Kuipers – van provinciebesturen is alleen mogelijk indien dat bestuur erin slaagt zich de regio opnieuw toe te eigenen.” Dit geheel komt uit het rapport van Geelhoed. Dhr. Lahuis antwoordt geheel achter dit citaat te staan en vraagt dhr. Van der Ploeg of de cultuur van de provincie Groningen bepaald wordt door de grens die om de provincie heen ligt. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt als Fries uit de stad Groningen bevestigend. Dhr. Sangers (SP) vraagt op welke stroming binnen GroenLinks dhr. Lahuis doelde toen hij opmerkte dat ook GroenLinks een provincie op het niveau van Noord-Nederland wilde. Dhr. Lahuis wijst erop dat GroenLinks op landelijk niveau naar 7 provincies streeft. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vult aan dat het programma van GroenLinks nog niet af is en dat er nog een amendement van zijn hand ligt waarin landsdelen worden geschrapt, maar waarin wel gestreefd wordt naar minder provincies. De voorzitter concludeert dat er verder geen vragen worden gesteld en bedankt dhr. Lahuis. Schorsing en leespauze. De voorzitter geeft het woord aan dhr. Van den Berg voor een toelichting. Dhr. Van den Berg (CdK, voorzitter GS) verwijst naar de vorige discussie over dit onderwerp. De toen geopenbaarde redenering is terug te vinden in het stuk dat van het IPO-bestuur is ontvangen. Er ontbreekt één element, n.l. de financiën. De redenering was dat je een toegespitste rol voor het middenbestuur organiseert waarin beleid naar de gemeenten gaat. Het Rijk decentraliseert naar een aantal, desnoods meerdere, provincies die samenhangend samenwerken op de betreffende thema’s. Daarmee worden de spinnenwebben verwijderd die tussen de lagen zitten. Specifiek voor het Noorden gold dat de samenwerking binnen SNN verder vorm wordt gegeven op het gebied van de shared services en op een aantal beleidsterreinen. Als de laatste geïntegreerd kunnen worden, zijn er door een grotere efficiency financiële voordelen te halen. De provincies zouden het eens moeten worden over het achterliggende financiële probleem, namelijk de herverdeling van geld tussen de provincies. Dit is een essentieel punt voor het welslagen. De vraag naar de verwerking van de bezuinigingen dient te geschieden via een andere indeling van het werk. De volgorde hier is van belang, want democratisch bestuur is hierin een belangrijk element. Structuurdiscussies dienen hierbij vermeden te worden en het principe van ‘vorm volgt inhoud’ zou gevolgd moeten worden. Aan de commissie Kalden is grote terughoudendheid getoond over het voorstel om 23 stadsgewesten te maken als eerste en enige bestuurslaag tegenover het Rijk (en uiteindelijk Europa). Er is overigens in beide modellen voornamelijk bezuinigd op lokaal niveau en nauwelijks op rijksniveau. Niet gedeeld wordt de gedachte dat op centraal niveau niets moet gebeuren en ook niet dat het antwoord opschaling is. Zo is het samengaan van 23 Groninger gemeenten tot één stadsgewest niet zinnig, want automatisch gaat dan een deel van de taken naar het Rijk (centralisatie) waardoor de noodzaak voor het Rijk ontstaat om tussenstructuren te maken om te kunnen controleren. Ook indien er één Noorden ontstaat, zijn tussenstructuren nodig, aldus dhr. Van den Berg. Hij denkt dat het schrappen van de spinnenwebben tussen de lagen veel meer oplevert, ook
4
daar dubbel toezicht en onduidelijkheid in rollen wordt vermeden, waarbij tevens de democratische zeggenschap wordt versterkt. Deze redenering staat in het IPO-verhaal. De redenering met betrekking tot het Noorden is opgenomen in de brief die vandaag is verspreid. Gemeld is dat de drie GS’en bij elkaar hebben gezeten en het resultaat is dat de brief naar Bijleveld is uitgegaan en dat Noord-Nederland zich als proeftuin aanbiedt, waarbij ontlaging, verder gaande samenwerking, decentralisatie van rijksdiensten en het samengaan van waterschappen en eigen diensten als model is gepresenteerd, waarmee geld te verdienen valt. Daarbij moeten geen overdreven verwachtingen worden gewekt. Kalden noemt een bedrag van € 1,5 miljard en dat was tevens het uitgangspunt van zijn technische exercitie. Bezuinigen op die manier geschiedt eenvoudig door minder geld in het Provinciefonds en/of het Gemeentefonds te storten, maar dat houdt geen rekening met de inhoud, reden waarom het IPO zich hiertegen heeft verzet en heeft benadrukt dat een andere organisatie van taken nodig was. Het vervolgproces. Er moet nu een financieel bod komen. Het IPO heeft gezegd € 300 miljoen. Daarbovenop dient een andere wijze van organisatie gevolgd te worden. Het Noorden heeft daar al iets van ingevuld. Het IPO-bestuur overlegt over hoe dat nu dient te geschieden. Mogelijk zal de formateur van het nieuwe kabinet cijfers gaan invullen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) vult aan dat er een drieluik wordt ontwikkeld. Een punt is de visie op het middenbestuur, waardoor de P-14 onder voorzitterschap van dhr. Van den Berg is ontwikkeld. Het tweede punt is de herverdeling van het Provinciefonds en het derde is het financiële bod aan het kabinet of de formateur(s). Bezuinigingen volgend de commissie Kalden. Dit is niet slechts een bezuiniging die voortvloeit uit het herschikken van het openbaar bestuur. Dit als reactie op de inbreng van dhr. Lahuis. De taakstelling uit zich ook in de korting op het Gemeentefonds en aanvullend een forse korting op het Provinciefonds. Uit de € 500 wordt niet alleen een bepaalde constellatie van het middenbestuur betaald, maar ook publieke diensten en zaken die vanuit de publieke sector worden gefinancierd. Dan gaat het om cultuur, economische activiteiten en alle zaken die binnen het autonomen domein van de provincies en gemeenten vallen. De financiële herverdeling. Er is geen basis voor overeenstemming gevonden. Er is een herverdelingsafspraak gemaakt als overbrugging voor het jaar 2011 en het zal aan de fondsbeheerder zijn om knopen door te hakken. Herverdeling van de vermogens zal plaats moeten vinden, omdat anders ongerijmde verschillen ontstaan qua dienstverlening en voorzieningen. Het financiële aanbod. Een concreet bod is ‘linke soep’, maar er zullen contouren getoond moeten worden van besparingsmogelijkheden. Binnen IPO-bestuur is de discussie nog niet afgerond. Zodra dat we het geval is, zullen de Staten worden geïnformeerd. De voorzitter geeft het woord aan de heer Zanen. Dhr. Zanen (Partij voor het Noorden) verbaast zich erover dat de commissie het rapport van de commissie Kalden niet heeft gekregen van het College en constateert dat de commissie nu wel enige helderheid heeft gekregen door de geleverde informatie. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt welke helderheid is gegeven. Dhr. Zanen (Partij voor het Noorden) verwijst naar het rapport dat onlangs is gepubliceerd. Dat is nuttig ook voor de beoordeling van het opereren van de voorzitter van PS en van gedeputeerde Moorlag. Dhr. Brouns (CDA) merkt op dat de commissie kennis heeft kunnen nemen van de samenvatting die vrij snel via dit huis op de mail is verschenen. Bovendien is het volledige rapport op de site van het ministerie van Financiën te downloaden. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt zich af in welke aarde dit rapport valt na de val van het kabinet. Mw. Mansveld (PvdA) denkt aan aarde zonder kunstmest. Dhr. Zanen (Partij voor het Noorden) vervolgt. Hij gaat in op de punten waaraan het Noorden zelf vorm kan geven: shared services en integratie van beleidsterreinen waarbij nagegaan moet worden of met ministeries tot bepaalde afspraken gekomen kan worden. Ook werden daarbij de waterschappen genoemd. Dhr. Zanen vraagt hoe de democratische controle op de dan ontstane diensten vorm krijgt.
5
Dhr. Van den Berg (CdK, voorzitter PS) antwoordt dat dit op dezelfde wijze als bij SNN zal geschieden. Dhr. Zanen (Partij voor het Noorden) acht dit niet in alle opzichten even gelukkig. Hij is het eens met de visie dat geen model nagestreefd moet worden in de zin van Europa, rijksoverheid en gemeenten. Er dient een middenbestuur te blijven en de vraag is welke omvang dat heeft. Bovendien dient dat niet uit de lucht te komen vallen. SNN is een belangrijk samenwerkingsverband geweest en heeft het Noorden verder gebracht. De vraag is nu hoe geopereerd dient te worden. In feite staat alles op losse schroeven. Er is nu sprake van een brief aan de formateur. Gedeputeerde Moorlag zei dat iets van de contouren van Noord-Nederland moet worden getoond. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) stelt dat de provincies, verenigd in het IPO, de contouren moeten laten zien van een financieel arrangement met het Rijk in de vorm van een robuuste bijdrage aan de bezuinigingstaakstelling, want daar valt niet voor weg te lopen. Dhr. Zanen (Partij voor het Noorden) denkt dat dit alleen kan als de provincies het met elkaar eens zijn over de verdeling van het Provinciefonds. Is dat juist? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) ziet dat inderdaad als een harde randvoorwaarde bij overheveling van taken en een bod richting kabinet of formateur. Er kunnen niet zonder meer taken van bijv. Rijkswaterstaat naar de provincies overgeheveld worden, terwijl ongerijmde verschillen van inkomsten blijven bestaan. Dhr. Zanen (Partij voor het Noorden) vraagt zich af welke andere weg gevolgd kan worden als men binnen het IPO het in dezen niet eens wordt. Mogelijk kan dan weer worden teruggevallen op het SNN. Mw. Mansveld (PvdA) refereert aan de brief van 31 maart. Gemeld wordt dat het aandeel van de provincie in de korting 2011 bij de Voorjaarsnota zal worden voorgelegd. Is er al een tipje van de sluier op te lichten? Profiel provincies. Er is sprake van een goed kader voor de positie van het middenbestuur met voldoende ruimte voor regionaal maatwerk. Voor het nieuwe verdeelmodel wordt rekening gehouden met drie elementen. Eerder is hier gesproken over criteria als het zijn van een krimpregio. Is daar over gesproken? Zo niet, wanneer trekt het College met die wapens ten strijde? De brief van 7 april jl. is een goede start richting het ministerie of formateur. Het einde van de gekozen weg is nog niet duidelijk. Rapport Kalden. Niet duidelijk is hoe het Rijk gaat of zou moeten gaan bewegen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) is n.a.v. de brief van 31 maart nieuwsgierig naar de verevening van vermogens en wat dit voor de provincie Groningen zou opleveren. Ten aanzien van de aanpassing van de ijkpunten voor de algemene uitkering uit het Provinciefonds. Kan de gedeputeerde aangeven hoe hierover in IPO-verband wordt gedacht? Brief d.d. 7 april. Of bepaalde lage gedeelten in Noord-Nederland staat het water erg hoog aan de lippen of de voorzitter is een tovenaar, want het resultaat is fantastisch. Zo’n gezamenlijke brief was een jaar geleden ondenkbaar. Een vraag over de tussenstructuren: hoe ligt het risico dat er extra tussenstructuur juist wordt toegevoegd daar de samenwerking niet algemeen is en zich concentreert op bepaalde punten. Samenhangend daarmee en refererend aan het antwoord dat dhr. Van den Berg eerder gaf aan dhr. Zanen stelt dhr. De Vey Mestdagh dat de D66-fractie het ook niet eens met de wijze waarop SNN op dit moment democratisch wordt gecontroleerd. De relatie tussen de brieven. In hoeverre is er gesproken in IPO-verband over de ‘proeftuin Noord-Nederland’ en hoe werd daarover gedacht? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) resteert een enigszins ambivalent gevoel over de brieven. Aan de ene kant is sprake van instemming over de richting, aan de andere kant is het wat zwakjes, vooral als het gaat over het IPO. Er is slechts een tijdelijke oplossing voor één jaar. Het is daarom goed dat er een noordelijk traject is ingezet en misschien moet dat nog worden politieker worden neergezet.
6
Bijlage profiel provincies. Alles staat erin, maar het is een weinig inspirerend, technocratisch verhaal. Het zou helderder, sterker, politieker, aanvallender en positiever moeten worden neergezet. Structuur-Proces. Dhr. Van der Ploeg is voorstander van het proces en niet van het blauwdruk-denken. Er is sprake van een bestuurlijk probleem in de Randstad en veel minder in de perifere regio’s. Vandaar dat hij niet nu al voor een landsdeel pleit, want het probleem betreft vooral de relaties tussen de lagen. Het rapport Geelhoed is juist nu een lezenswaardig document. Halfslachtige decentralisatie heeft geleid tot ineffectiviteit en veel ambtelijk overleg, waardoor veel wat bestuurlijk is afgesproken, ambtelijk doodloopt. Het wordt tijd dat die ambtelijke koninkrijkjes worden ontbonden. Hoofdlijnen moeten worden vastgesteld in Den Haag en de uitvoering dient op lager niveau te geschieden. Dat had veel scherper kunnen worden verwoord in de stukken. Waterschappen. Het zou moeten gaan om een bestuurlijke fusie in plaats van een overname, waarbij de organisatie van het waterschap als autonome organisatie blijft bestaan. Misschien moeten er juist watertaken van de provincie naar die organisatie in plaats van andersom. Brief d.d. 07-04. De vraag moet worden gesteld of instituten als rijksinspecteurs zichzelf niet hebben overleefd. Er is sprake van een teveel aan onderlinge controle en toezicht. Zijn er bij andere provincies initiatieven vergelijkbaar met de ‘proeftuin Noord-Nederland’? Decentralisatie en wegen. Opgemerkt wordt dat deze niet de autosnelwegen betreffen. Waarom eigenlijk niet? Waarom niet doorpakken? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt naar de beweegreden van GroenLinks inzake de opmerking over de waterschappen. Wil GL hetzelfde als in de brief staat, maar dan anders geformuleerd? Is het echt iets anders? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat hij een bestuurlijke fusie wil, zodat de waterschapsverkiezingen kunnen worden opgeheven. Water impliceert volgens GL wat betreft de ruimtelijke taken een leidend principe. De organisatie van het waterschap is als functionele organisatie heel goed in staat om vandaar uit te bouwen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) concludeert dat het waterschap dan een provinciale dienst wordt. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) bevestigt dat. Je zou de kennis van de bestuurders in de vorm van een adviesraad binnen boord kunnen houden. De noordelijke ontwikkeling is nog een vingeroefening. Welke stappen worden er de komende maanden genomen? Komen er wellicht ook bedragen uit? Dhr. Sangers (SP) refereert aan de toelichting in de laatste Statenvergadering inzake het SPstandpunt over het provinciaal bestuur. Hij constateert uit de voorliggende stukken dat die in lijn liggen met het eerder besprokene, hoewel het enthousiasme van D66 hem ingeeft dat het perspectief van de brief van 7 april mogelijk veel verder reikt dat wenselijk is. De vraag aan dhr. Van den Berg is of met deze brief er niet juist spinnenwebben toegevoegd worden en of het gevaar bestaat dat die spinnenwebben ‘gaan stollen tot een nieuwe bestuurslaag’. Hoe worden garanties ingebouwd dat dit voorkomen kan worden? Herverdeling. Wat betekent de overeenstemming over de herverdeling Provinciefonds voor 2011 materieel voor het meerjarenperspectief? Dhr. Luitjens (VVD) stelt dat de discussie de vraag oproept hoe gezaghebbend het IPO nog is in de Haagse discussie als zij niet verder is kunnen komen dan een oplossing voor 2011. Dat mogelijke gebrek aan gezag geldt ook voor andere dossiers waarin provincies gezamenlijk opereren. De brief van 7 april is een fantastisch tussenresultaat. Het is goed om op deze manier een offensieve strategie in te zetten in plaats van af te gaan zitten wachten. Wel dienen openstaande valkuilen te worden vermeden. Dhr. Luitjens deelt de mening van dhr. Van der Ploeg inzake de watertaken in relatie tot de organisatie van de waterschappen. Tot slot vraagt de VVD-fractie wat de waarde is die GS hechten aan deze gedachtewisseling. Dhr. Brouns (CDA) gaat namens het CDA in op de laatste vraag. Hij kan zich niet herinneren dat zijn fractie heeft ingestemd met welke lijn dan ook tijdens de vorige discussie over dit onderwerp. Het ging om een informatieve bijeenkomst waarin de CdK een aantal contouren en gedachtegangen vanuit het IPO heeft geschetst waar de commissie informatieve vragen over heeft gesteld. Daarna zijn de wegen gescheiden. In dat licht verbaast dhr. Brouns zich over de beantwoording van schriftelijke vragen van de CDA-fractie als het gaat om de positie van de waterschappen. Ook dat betrof niet meer dan een tweetal zinnen dat er in IPO-verband ook de positie van de waterschappen bekeken zou worden. Als
7
het gaat om de waterschappen doet het College nu en hier een voorstel. Ook gedacht kan worden aan de mogelijkheid om de waterschappen bij het Rijk onder te brengen, inclusief de gedachtegang van dhr. Van der Ploeg en de vraag naar hoe de functionele uitvoering er uit ziet van de taken die bij het waterschap liggen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat verschillende partijen kritiek hebben op het IPO dat men niet in staat is om een gezamenlijk gedragen visie te ontwikkelen over de verdeling van het Provinciefonds. Tegelijkertijd is er in het IPO besloten is om iets met die waterschappen te doen en dan verwijt dhr. Brouns het bestuur van de provincie Groningen dat zij niet afwijkt van die lijn. Dhr. Brouns (CDA) antwoordt nog niets over het Provinciefonds te hebben gezegd. Hij vraagt het College niet om af te wijken van het IPO-standpunt. Echter, primair dient deze discussie over het middenbestuur in de Staten gevoerd te worden, alsmede de discussie of en hoe het College op pad gestuurd moet worden richting formateur om daar zaken te bepleiten. Die discussie is niet gevoerd, want het gaat eerder en nu om informatieve bijeenkomsten. Het laatste stuk werd bovendien vlak voor aanvang van de vergadering uitgereikt. Eerst zal een discussie in de verschillende fracties gevoerd moeten worden voordat de discussie in deze commissie met de andere fracties wordt aangegaan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of het CDA vindt dat deze brief d.d. 7 april eigenlijk niet geschreven en verstuurd had mogen worden voordat overleg met de CDA-fractie had plaatsgevonden of dat daarover hier in de commissie was vergaderd. Dhr. Brouns (CDA) antwoordt bevestigend en vervolgt. Hij vraagt of er een kans bestaat dat tussen nu en 9 juni op IPO-niveau wel overeenstemming wordt bereikt en de kwestie van herverdeling na 2011 niet wordt overgelaten aan de fondsbeheerders of dat de fondsbeheerders vóór 9 juni duidelijkheid gaan scheppen over hoe men tot herverdeling van vermogens over wil gaan, zodat dit meegenomen kan worden in het bod dat na 9 juni zal moeten plaatsvinden. Brief van 7 april. In de brief valt op dat het RSP-pakket ontbreekt. Daarin zijn een aantal zaken waarin het Rijk het voortouw heeft. De vraag is of dat pakket nu ook niet meegenomen moet worden, want wellicht is er efficiency-voordeel te halen. Dhr. Sangers (SP) vraagt wat dhr. Brouns ervan vindt dat de betreffende brief niet geschreven en niet verstuurd had moeten worden. Dhr. Brouns (CDA) antwoordt dat primair het beleid ten aanzien van SNN in deze Staten wordt bepaald zoals eerder is afgesproken en dat SNN een uitvoerende taak heeft. De situatie nu is dat gesteld wordt dat wij er kennis van hebben kunnen nemen want het standpunt van het SNN is reeds toegezonden. Dat is zo, maar de discussie had beter in deze Statenzaal gevoerd kunnen worden. Dhr. Sangers (SP) begrijpt dat en vraagt welke conclusies dhr. Brouns hieruit trekt. Dhr. Brouns (CDA) antwoordt dat deze brief eenmaal is verzonden en dat er ongetwijfeld een reactie van de minister op zal komen. De CDA-fractie ziet deze brief als een eerste stap en vraagt zich af waarom niet het RSP is genoemd en waarom niet op andere wijze tegen de waterschappen wordt aangekeken. De CDA-fractie zal in de discussie die deze brief zal oproepen, haar inbreng leveren. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat de brief niet is geschreven door het SNN, maar door de Colleges van GS en daar zitten ook CDA-gedeputeerden in. Dat betekent dat laatstgenoemden het niet eens zijn met de fractie of de fractie niet hebben geïnformeerd over hun ingenomen standpunt. Dhr. Brouns (CDA) merkt op dat volgens de CDA-fractie de brief moet worden geagendeerd op een volgende commissievergadering waarop deze inhoudelijk besproken kan worden. Deze ronde is slechts informatief. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt echter dat de brief aan het begin van de vergadering voor deze vergadering is geagendeerd. Dan dient de brief vervolgens in de Staten te worden geagendeerd. De voorzitter geeft eerst het woord aan het College voor een beantwoording.
8
Dhr. Van den Berg (CdK, voorzitter GS) bevestigt dat de brief namens de drie Colleges van GS buiten de SNN-structuur is verstuurd. Het lijkt hem goed om de brief in de Staten te bediscussiëren. De brief is overigens een eerste stap die richting de staatssecretaris is verstuurd. BZK vindt het overigens interessant wat er in het Noorden gebeurt. Een goed punt is de vraag of die inspecties hier geïntegreerd zouden moeten worden. In de heroverwegingsrapporten centraliseert men alles tot één centrale dienst. Dit past niet erg bij de grondgedachte van ontlaging. Met de brief is ernaar gestreefd om snel een gesprek te krijgen met BZK. Een besluit zal nog wel even op zich laten wachten, zeker gezien het feit dat de waterschappen hierin een heel specifiek onderdeel zijn. Er moet gezocht worden naar iets dat niet te gecompliceerd is en waarbij het zicht op waarover wordt beslist, helder is, aldus dhr. Van den Berg. De gedachte van vereenvoudiging concentreert zich op de bestuurslaag bij het waterschap. Vervolgens is de vraag of de organisatie op een goede manier in de provincie is te integreren. Misschien is dat dan een zelfstandige unit en moeten er taken van de provincie in de unit te worden geïntegreerd of dienen grenzen te worden overschreden. Een tweede redenering is dat de zorg voor water en riolering voor een deel een lokale taak is en dat daarop geld is te verdienen. Op de inning van gelden kunnen dubbel uitgevoerde werkzaamheden worden vermeden. Hierbij past niet plaatsing op rijksniveau. Dhr. Van den Berg wil de eventuele indruk wegnemen dat hij ervan uitgaat dat besluitvorming heeft plaatsgevonden tijdens de vorige hier gevoerde discussie. Besluitvorming dient uiteraard op Statenniveau plaats te hebben. Ook vanwege de financiële implicaties. De route naar BZK. Gesuggereerd wordt de instelling van een gecombineerde taskforce om een en ander scherper in beeld te krijgen. Als dit onderdeel wordt in het landelijk debat, is dat interessanter dan de situatie dat de provincies worden weggeschoven en slechts centralistische oplossingen worden gezocht. Het oog kijkt van zich af. Alhoewel er indringend is gesproken met de commissie Kalden, is men erin geslaagd om zoveel mogelijk zaken van het Rijk weg te houden. Toch dient er een variant te zijn waar het Rijk anders is ingericht. De brief van 7 april. Dhr. Van den Berg is blij met de steun voor dit onverwachte resultaat. In het debat is het belangrijk een eigen verhaal te houden. Hij toont zich volledig eens met het kerndocument, het rapport Geelhoed. Doordat te weinig aandacht is gegaan naar de procesgang, is die discussie vastgelopen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) gaat in op de kritiek dat slechts een akkoord door het IPO voor 2011 is bereikt en de vraag naar het gezag van het IPO. De gedeputeerde deelt de mening dat het ronduit teleurstellend is dat geen structurele afspraak gemaakt kon worden. De blokkade zat bij een aantal vermogende provincies in het zuiden van het land die zich verzetten tegen verevening van vermogens. De vraag is nu aan de orde wat een volgend kabinet gaat doen. In het BO met BZK is wel vastgelegd dat verevening van vermogens moet plaatsvinden en dat het Provinciefonds aan herziening toe is, i.c. de uitgavenijkpunten op rekentarieven voor de MRB op het punt van de bestuurlijke correctie. Dat is in afspraken vastgelegd en landelijk is dat politiek tamelijk onomstreden. Wat betekent een en ander voor 2011? De teller voor de provincie Groningen loopt op tot 18,3 in verband met het lenigen van de nood van armere provincies, zoals Drenthe en Flevoland. De tijdelijke bijdrage voor het verlichten van de nood in Flevoland komt dan wel te vervallen. Dat betekent dat de provincie ca. € 1 miljoen meer kwijt is dan bij de toepassing van de huidige maatstaven. Krimp. Dit heeft te maken met de uitgavenijkpunten. Het maakt groot verschil of het aantal inwoners of huishoudens als criterium geldt. Als krimpende regio is Groningen voorstander van het huishoudencriterium. Overigens vindt er een aanpassing plaats in het Gemeentefonds ten gunste van gemeenten waar sprake is van krimp. Dhr. Van den Berg (CdK, voorzitter GS) beantwoordt de vraag over waarom RSP niet is meegenomen. Dat is bewust gedaan en de betreffende commissie heeft genoteerd dat het juridisch niet haalbaar is om hier aan te komen. Dhr. Zanen (Partij voor het Noorden) vraagt of onder ‘proeftuin’ verstaan moet worden de shared services, de gedeelde beleidsterreinen met ministeries, alsmede de waterschappen. Als dat zo is, is er dan ook aandacht voor hoe de democratische controle vorm krijgt? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart zich benieuwd naar de motie die het CDA gaat indienen bij de discussie in de Staten als het gaat over de brief van 7 april en de waterschappen.
9
Dhr. Van den Berg (CdK, voorzitter GS) beantwoordt de vraag van dhr. Zanen. Shared services is een operationele, zakelijke kwestie en de andere kwestie dat van de democratische controle op bepaalde beleidsterreinen is een kwestie van de Staten. Hoe dat precies dient te gebeuren dient nader met elkaar bekeken te worden. De voorzitter concludeert dat de GS-stukken als A-stukken naar de Staten gaan en dat het e-mailbericht van de heer Lahuis voldoende is besproken in de commissie. 11.
Brief van GS van 23 maart 2010, nr. 2010-19.271/12/A.16, ABJ, betreffende vertrouwelijkheid verslagen besloten vergaderingen. Voordracht van GS nr. 2010-18580, ABJ, tot opheffing van eerder opgelegde verplichtingen tot geheimhouding van documenten inzake de Blauwestad (nummer 8/2010)
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) is voorstander van zoveel mogelijke openheid ten aanzien van zoveel mogelijke documenten. Dhr. Sangers (SP) acht het stuk een stap op de goede weg en er mogen nog vele stappen volgen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) deelt het enthousiasme van de SP. Dhr. Zanen (Partij voor het Noorden) sluit zich hierbij aan. De voorzitter concludeert dat de stukken als C-stuk naar de agenda van de Statenvergadering gaat. 11.
Sluiting.
De voorzitter sluit het openbare deel van deze vergadering om 19.30 uur.
10
5. Toezeggingenlijst Toezeggingenlijst commissie B&F (Bijgewerkt tot en met de vergadering van 7 april 2010) Datum
Onderwerp
Streefdatum
Portefeuillehouder Jager
1.
21/01/09 (p. 8 en 12)
Managementcontract Beheer Wegen en Kanalen De Staten ontvangen een tussenbalans m.b.t. het Managementcontract
eind 2010
2.
10/06/09 (p.26 verslag)
Voordracht wijziging bestuursstructuur Groningen Seaports (14/2009) De gedeputeerde zegt toe de (juridische) risico's van de bestuursstructuur te bekijken en daarop terug te komen. Door de ingestelde werkgroep wordt getracht om afsluitende besluitvorming eind 2009 of begin volgend jaar mogelijk te maken.
Het college deelt op 20/01 mee dat dit in juni afgehandeld kan zijn.
Gerritsen
3.
20/01/10
Bestuurskrachtonderzoek Tijdens de bespreking van de bestuurskrachtmetingen van de gemeenten en de uitwerkingsnotitie provinciale rolopvatting op 21 januari 2009 (vorig jaar) heeft het college toegezegd met een notitie te komen over de positie van de provincie. Het college zegt nogmaals toe dat er een notitie komt.
De heer Slager heeft aan de voorzitter van de commissie aangegeven dat dit rond de zomer komt.
Slager
4.
02/03/10
uitvoering treasurystatuut en notitie second opinion vermogensbeheer De commissie wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek in het kader van de verduurzaming van de portefeuille
augustus/september 2010
Moorlag
5.
02/03/10
onderzoeksrapport doelmatigheid en doeltreffendheid programma Ondernemend Groningen, onderwerpen provinciering/ICTGlasvezel en Glastuinbouw Eemsmond Het College zegt toe opnieuw een afweging te maken ten aanzien van de aquisitie/reclame voor glasvezel. De commissie wordt hierover geïnformeerd.
Slager
11