Verslag van de vergadering van de Statencommissie Bestuur en Financiën, gehouden op woensdag 04 april 2007 van 17.00 uur tot 19.10 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie, voorzitter), dhr. P.H.R. Brouns (CDA), dhr. P.M. de Bruijne (PvdA), dhr. M.J. Jager (CDA), dhr. H.J. Kruithof (VVD), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. W.J. Moorlag (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. R. Sangers (SP), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. C. Swagerman (SP), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: mw. W.J. Mansveld (PvdA), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD). Voorts aanwezig: dhr. J.G.M. Alders (CdK, voorzitter GS), mw. C.A.M. Mulder (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), dhr. Oosterling (ambtelijke bijstand), mw. N. Gerritsen (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen). 1. Opening en mededelingen Dhr. De Bruijne (nestor) opent de vergadering en heet de aanwezigen hartelijk welkom. 2. Regeling van werkzaamheden - verkiezing voorzitter en plv. voorzitter Dhr. De Bruijne (nestor) refereert aan het feit dat dit de eerste vergadering is van de commissie Bestuur en Financiën na de onlangs gehouden verkiezingen en dat betekent dat er eerst een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter moet worden gekozen. Degene die daartoe het initiatief dient te nemen is de nestor. Dhr. De Bruijne kwam tot de voor hem pijnlijke ontdekking dat hij dat in deze commissie is. Hij stelt voor over te gaan tot de stemprocedure. Er zijn kandidaten gesteld. Dat is voor de functie van voorzitter de heer Staghouwer en voor de functie van plaatsvervangend voorzitter, de heer Sangers. De procedure dient schriftelijk afgewikkeld te worden en dat betekent dat er een stembureau moet komen. Daartoe verzoekt dhr. De Bruijne aan de heren Van der Ploeg, Kruithof en Zanen de stemmen te tellen. Op de uit te reiken stembriefjes staan twee namen, te weten de naam van dhr. Staghouwer voor de functie van voorzitter en dhr. Sangers voor de functie van plaatsvervangend voorzitter. Als men het met de kandidatuur voor de functies eens is, kan het briefje ongewijzigd worden ingeleverd. Dhr. De Bruijne informeert of alles duidelijk is. Dat blijkt het geval en de stemmingsprocedure wordt uitgevoerd. De vergadering wordt geschorst voor de stemprocedure. Dhr. De Bruijne (nestor) heropent de vergadering en geeft het woord aan dhr. Van der Ploeg. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) meldt dat er overeenkomstig het aantal aanwezige leden 13 stemmen zijn uitgebracht en alle stemmen gaan naar de heren Staghouwer en Sangers voor respectievelijk de functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter. Dhr. De Bruijne (nestor) feliciteert de heren Staghouwer en Sangers en verzoekt dhr. Staghouwer in zijn functie van voorzitter de leiding van de vergadering over te nemen. De voorzitter bedankt de leden van deze commissie voor het in hem gestelde vertrouwen. Hij gaat uit van een goede samenwerking in deze komende periode. Hij wijst erop dat om 19.00 uur een informatiebijeenkomst start en dat daarmee rekening moet worden gehouden tijdens de behandeling van de agenda.
1
-
voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Er zijn geen voorstellen ingediend. -
vaststellen van de agenda
De voorzitter heeft begrepen dat de fractie van GroenLinks middels de piepprocedure een brief van het college inzake middenevenementen, aangaande New Attraction, op de agenda heeft gezet. Er zal daarvoor worden ingesproken door mevrouw Ingeborg Struik. Zij zal daartoe de gelegenheid krijgen voorafgaand aan dit toegevoegde en eerste bespreekpunt. De agenda wordt met inbegrip van de toevoeging vastgesteld 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
Als gemeld zal mevrouw Struik inspreken Middenevenementen, onderdeel New Attraction. 4.
voorafgaand
aan
het
agendapunt
inzake
Vaststelling verslag van 21 februari 2007
Het verslag van 21 februari 2007 wordt ongewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van het verslag worden geen opmerkingen gemaakt. 5.
Toezeggingenlijst
De voorzitter heeft de indruk dat toezeggingen nr. 3, 4, 6, 9, 10 en 11 geschrapt kunnen worden en dat heeft de instemming van de commissie. Dhr. Slager (gedeputeerde) merkt op dat toezegging 2 inzake risico’s ten aanzien van de gemeentefinanciën ook geschrapt kan worden. In december jl. is er een brief van het college verstuurd waarin is gemeld dat er geen risico’s worden voorzien. De voorzitter stelt vast dat deze toezegging ook geschrapt kan worden. 6.
Mededelingen gedeputeerde(n)/commissaris van de Koningin
Er zijn geen mededelingen 7.
Rondvraag
Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat de SP tijdens de collegeonderhandelingen heeft begrepen dat het college zijn samenstelling heeft gekregen vanwege het draagvlak in Den Haag. Nu wil het toeval dat de eerste de beste beslissing die in Den Haag in de richting van de provincie Groningen is genomen ertoe heeft geleid dat de geplande windmolens niet mogen worden geplaatst. De CDA-minister Verburg heeft de plannen van de provincie doorkruist. De SP-fractie vraagt zich daarom af wat de waarde is van die contacten in Den Haag. Mogelijk kan het draagvlak wat worden verbreed door in het kader van een nieuw te benoemen commissaris te gaan zoeken in de richting van de SP, zodat er ook bij de oppositie een breed draagvlak bereikt kan worden. De vraag is of het college nog steeds vertrouwen heeft in de lijntjes naar Den Haag die blijkbaar toch wat discutabel zijn. Dhr. Alders (CdK, voorzitter GS) antwoordt dat hij eerst dacht dat het ging om een mededeling, om een opinie van de heer Swagerman. Feit is dat er de laatste dagen veel contact is geweest. Het gaat hierbij eigenlijk om de vraag wie er de afgelopen jaren heeft zitten slapen. Het POP is hier zeer uitvoerig behandeld en is met alle Rijksheren besproken. Er is commentaar gekomen van de Rijksplanologische Commissie en het POP is daarom aangepast. In geen van die stukken is ooit een opmerking gemaakt over de beide locaties die nu aan de orde zijn. Dat betekent dat er momenteel intensief ge-
2
sproken wordt met meerdere bewindslieden. Het Rijk heeft een afspraak met de provincie Groningen in de vorm van het BLOW-akkoord en daarvan maakt het betreffende onderwerp deel uit. Dhr. Alders merkt op dat hij weet dat er reeds een beschikking is. Enige verbazing is op zijn plaats als het gaat om de vraag of dit het beste voorbeeld is om het college te testen, maar het college gaat die test aan. Dhr. De Bruijne (PvdA) heeft een vraag over de cofinanciering van de N33. Een dag of tien geleden las hij in de media dat de gemeente Menterwolde haar bijdrage wil maximeren op € 1 miljoen, terwijl dat aanvankelijk € 2,3 miljoen zou zijn. Het gemeentebestuur van Menterwolde stelt nu een aantal aanvullende voorwaarden aan een hogere bijdrage. Dhr. De Bruijne heeft de indruk dat die voorwaarden niet geheel zonder problemen vervuld zouden kunnen worden. De PvdA-fractie vraagt zich af in hoeverre er bij de cofinanciering van de N33 problemen gaan ontstaan. Dhr. Alders (CdK, voorzitter GS) antwoordt dat momenteel de ronde van de cofinanciering wordt afgemaakt. Er zullen meerdere opmerkingen komen over wie aan welke kant van de grens wat betaalt. Dhr. Alders stelt voor om de commissie op korte termijn, dat wil zeggen als alle toezeggingen er zijn, te informeren over de stand van zaken. Dat betekent niet dat dit voor de volgende vergadering zal geschieden, maar op het moment dat het zover is. Dhr. De Bruijne (PvdA) verzoekt tot opname van deze toezegging op de toezeggingenlijst. Hij constateert dat aan het verzoek zal worden voldaan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat hij nu twee keer een rondvraag heeft gehoord over onderwerpen die andere commissies regarderen. De vraag over de N33 regardeert de commissie Economie en Mobiliteit en de vraag over de windmolens is ook al deze ochtend aan de orde gesteld door drie fracties. Dhr. Van der Ploeg vindt dat de fracties zich in deze commissie moeten beperken tot zaken die deze commissie aangaan. De voorzitter begrijpt het punt, maar het gaat hier heel duidelijk over financiering, hetgeen de reden is dat hij de vragen heeft toegestaan. Hij constateert dat er verder geen vragen zijn. 8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming)
a. b.
Brief van GS van 6 maart 2007, nr. 2007-03.462/10/A.11, CK betreffende Landelijk sirenenet Brief van GS van 21 februari 2007, nr.2007-03.887/10/A.8, CK betreffende Bekendmaking rapport overstromingsberekeningen dijkring nr. 6
De ingekomen stukken worden ter kennisneming aangenomen
Bespreekpunten 9.
Brief van GS van 6 maart 2007, nr. 2007-03.028/10/A.28, Middenevenementen, onderdeel New Attractions
CW
betreffende
De voorzitter geeft mw. Struik maximaal 5 minuten het woord om in te spreken. Mw. Struik: Goedemiddag allemaal. Mijn naam is Ingeborg Struik. Ik ben van de Stichting New Attraction. Vorige week zat ik hier ook als eerste inspreker bij de welzijnscommissie. Nu een week later ben ik hier terug in de hoop dat er in de afgelopen week iets is gebeurd, namelijk dat er binnen de fracties gesproken is en nagedacht over New Attraction en wat we er eigenlijk mee willen. De reden dat ik er toen was en ik hier nu weer ben, betreft geld, maar New Attraction is bovenal een inhoudelijk en ideologisch project. Ik hoop dat u enige kennis heeft genomen via de stukken van de inhoud en de overdracht van uw collega’s. Ik zou het erbij willen laten voor wat het is. Als er vragen zijn, hoor ik die straks wel. Wat ik hier wil benadrukken is dat wij voor de financiering van dit project grotendeels afhankelijk zijn van de bijdragen van de beide overheden, de gemeente en de provincie. Dat is de basis voor dit project. Het gegeven dat wij na vier jaar nog steeds afhankelijk zijn van incidentele bijdragen maakt dat wij pas eind maart weten waar wij financieel aan toe zijn. Dat is een lastig gegeven, vooral omdat naast de bijdragen
3
van de overheden er ook nog heel veel geld bij gevonden moet worden bij sponsors en fondsen. Ook dit jaar is het geval dat we pas in maart de beschikkingen hebben gekregen van zowel de gemeente als de provincie waarbij die van de provincie ons zwaar tegenviel. Vorig jaar hebben we € 30.000 gekregen, het jaar daarvoor € 25,000. We hadden dit jaar € 40.000 aangevraagd en de beschikking is € 15.000. Dat levert om vijf voor twaalf voor de organisatie wel enige paniek op. Dat is ook de reden waarom ik er de vorige keer iets over heb verteld. Ook zou ik u graag willen herinneren aan iets wat wij in de stukken hebben gezegd, namelijk dat de bijdragen van fondsen – die ongeveer driekwart van onze begroting uitmaakten – teruglopen. Dat is heel normaal,want fondsen financieren vaak alleen aan het begin van een project, tijdens de opstartfase. Vandaar dat onze subsidieaanvraag dit jaar hoger was dan die van het vorige jaar. Ik hoop van harte dat er enige beweging komt, want het is van belang voor het voortzetten van het project. Zonder geld van de overheid lukt het niet dit project in de benen te houden en ik hoop dat er vandaag iets goeds uitkomt voor deze editie. Ik wil graag vast een voorzetje geven. Ik ben nu twee keer hier komen inspreken, maar ik wil er geen gewoonte van maken. Voor de toekomst van New Attrraction is het heel erg belangrijk dat er meer zekerheid komt over de financiële basis en die moet onder andere bij u vandaan komen. Dan weten wij namelijk eerder waar wij financieel aan toe zijn, dan biedt dat meer mogelijkheden om ook nog ander geld te verkrijgen. Denk daarbij aan sponsors die een goed verhaal moeten horen voordat ze instappen en het betekent ook dat we veel meer mogelijkheden hebben om binnen hetzelfde budget veel meer voor elkaar te krijgen en ook de verdieping van het project te realiseren. Dat is mijn bijdrage voor vandaag.
Dhr. Brouns (CDA) vraagt wanneer mw. Struik de aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend. Mw. Struik antwoordt dat de aanvraag in december 2006 is ingediend. Dat heeft ook te maken met de procedure rond de midden evenementen. Alle aanvragen worden sowieso bewaard tot in januari. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) meldt dat hij in een aantal persberichten heeft gelezen dat mw. Struik een uitspraak heeft gedaan over het nog kunnen aantrekken van hoofdattracties en dat dit nu eigenlijk niet meer kan. Daar zat ook een bepaalde prijs aan. Als het gaat om het budget en het geld, is het kennelijk niet meer mogelijk om die hoofdattracties te contracteren. Betekent dat ook dat de financiële vraag dan ook minder wordt aan de gemeente en provincie? Mw. Struik antwoordt ontkennend. Wat zij richting pers en ook hier heeft benadrukt is dat het concept van New Attraction ook vraagt om een aantal hoofdacts en dat naarmate je er langer mee wacht je verder achteraan in de rij staat, want er zijn meer festivals. De grotere festivals plannen natuurlijk veel langer van te voren, terwijl New Attraction het dan moet hebben van de goodwill van boekingsbureaus om de tweede of de derde dag aan de beurt te zijn. Niets is onmogelijk, dus men gaat nog steeds voor een goede programmering, want dat is heel belangrijk. Mw. Struik sluit nu een goede topact niet uit. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) heeft een vraag over de toekomst. De fondsen lopen vanzelf terug. Betekent dit dat New Attraction van de provincie elk jaar meer geld nodig zal hebben? Mw. Struik denkt dat het goed is om een meerjarenbegroting in te gaan leveren. Ook om te kijken wat daarvan de mogelijkheden zijn. Zij denkt wel dat een stijging redelijk in de verwachting ligt, zonder dat dit nu om tienduizenden euro’s per jaar gaat. Een ander punt is dat de fondsen die tot nu toe New Attraction hebben gesubsidieerd best bereid zijn om opnieuw in New Attraction te investeren, omdat zij het een goed project hebben gevonden, maar dan wel op nieuwe onderdelen en aangaande nieuwe ontwikkelingen. Dus op het moment dat New Attraction een stevige basis heeft, ook vanuit de provincie, biedt dat perspectief om bij die fondsen met nieuwe dingen te komen. Mw. Struik benadrukt dat zij niet gaat voor de honderdduizend van de provincie. De voorzitter bedankt mw. Struik. Hij stelt de inhoudelijke behandeling van de brief aan de orde en geeft dhr. Van der Ploeg als aanvrager het woord. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat de werkelijke aanvrager mw. Stavast was, maar het onderwerp is doorverwezen naar deze commissie. Dat is niet ten nadele gebeurd, want er was te weinig tijd bij de andere fracties om zich eerder op het onderwerp te oriënteren. Dhr. Van der Ploeg hoopt dat dit nu wel het geval is. De GroenLinks-fractie is een groot bewonderaar van het evenement New Attraction en datgene wat men vorig jaar voor elkaar heeft gekregen en in beweging heeft gezet. Dat heeft geleid tot appreciatie bij de provincie. New Attraction heeft ook een prijs gekregen voor het erbij betrekken van
4
vrijwilligers. Dan wordt er vervolgens een bedrag gevraagd dat hoger is dan het evenement dat net heeft plaatsgevonden en dan komt het college met het aanbod dat de helft is van het vorige jaar. Eigenlijk komt het neer op de volgende vraag: waarom heeft het college dit besluit op deze manier genomen? Dhr. Van der Ploeg zal er in de tweede termijn op terugkomen. Dhr. Sangers (SP) brengt naar voren dat er ook van de kant van de SP veel steun is voor het festival. Het is een belangwekkend initiatief dat vele beleidsterreinen raakt. Dat is terug te zien in de waardering die ook het college eraan geeft. Dhr. Sangers sluit zich aan bij de vraag van dhr. Van der Ploeg. Het voorstel van het college om € 15.000 beschikbaar te stellen vanuit twee beleidsterreinen leidt tot de vraag welke afwegingen er een rol bij gespeeld hebben. Zoals het hier staat lijkt het enigszins arbitrair en moeilijk om de afweging mee te maken als enerzijds een positief beeld wordt geschetst van het festival en dat tegelijkertijd een bedrag van € 15.000 wordt neergezet zonder verder toelichting. Dhr. Moorlag (PvdA) verklaart dat de fractie van de Partij van de Arbeid het festival een warm hart toedraagt. Met name betreft dit de doelgroepen die niet slechts worden bediend, maar ook worden betrokken in de organisatie van het festival. De vraag die zich enigszins opdringt is wat het lange of middellange termijnperspectief is van dit festival, want het begint op enig moment en dan leeft de verwachting dat een bepaalde stijging gaat komen van sponsorgelden. Echter, daarin zit een dalende lijn en dan lijkt het erop dat het festival nu op een punt is aangeland en dat het over het dooie punt heen geholpen moet worden. Voor de korte termijn zou de fractie van de PvdA het zeer op prijs stellen dat het bedrag dat in eerdere jaren in de orde van grootte van € 30.000 bedroeg, voor dit jaar ook op dat niveau wordt vastgesteld. Tegelijkertijd moet ook de vraag worden beantwoord hoe nu verder met de subsidiëring vanuit de overheden als met eventueel een helpende hand bij het vinden van sponsoren. Dhr. Moorlag kan zich voorstellen dat dit type festival wat lastiger aan zijn sponsoren komt als culturele activiteiten in de zin van cultuur met een hoofdletter C. Hij denkt dat hier een taak ligt voor de organisatie van het festival. Misschien dat vanuit de overheden en in dit geval de provinciale overheid een helpende hand geboden kan worden om de geldstroom uit sponsormiddelen te vergroten. Dhr. Zanen (PvhN) geeft aan dat er een bepaalde ruimte is bepaald waarbinnen de middenevenementen kunnen worden gefinancierd. Dat betekent dat als je dat geheel toedeelt, er weinig mogelijkheden overblijven om te gaan schuiven. Dat is jammer, want de wijze van werken wordt aan de ene kant geapprecieerd, terwijl aan de andere kant een beperktere financiële toezegging wordt gedaan dan gevraagd. Daarmee breng je de organisatie in de problemen. Je zou moeten kiezen tussen of je doet het goed of je doet het niet. Dat laatste is niet wat dhr. Zanen bepleit. Zijn advies luidt dat de nodige ruimte moet worden gevonden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) sluit zich aan bij het betoog van de Partij van de Arbeid. Ook zijn vraag was gericht op de langere termijn. Hij formuleert het verzoek zowel aan de stichting als aan de gedeputeerde om niet voor het huidige subsidiejaar maar voor het jaar daarna al vroegtijdig om de tafel te gaan zitten om na te gaan waar het naar toe moet. Betreffende de subsidiëring van dit jaar sluit de heer De Vey Mestdagh zich aan bij de opmerkingen van dhr. Moorlag. Dhr. Kruithof (VVD) heeft zich namens de VVD-fractie verbaasd dat een festival waarvoor zoveel waardering is vanuit het provinciaal bestuur, plotseling te maken krijgt met een halvering van de subsidie. Graag hoort dhr. Kruithof waarom aldus is besloten. Hij denkt ook dat het noodzakelijk is dat een structurele oplossing wordt gevonden. Het is niet zo handig om elk jaar opnieuw naar deze subsidie te kijken. Het zou beter zijn als de stichting, de provincie en eventueel de gemeente samen een structurelere oplossing zoeken. Dhr. Brouns (CDA) sluit zich in eerste instantie aan bij de hoofdvraag die dhr. Van de Ploeg heeft geformuleerd. Dat betreft de motivatie van het college tot haar voornemen. In tweede termijn zal er verder op worden gereageerd. De heer Moorlag gaf nog enig zicht op de toekomst als het gaat om fondsen en sponsoring. Vanuit de organisatie is al aangegeven dat het in de lijn van de verwachting ligt dat de provincie in de toekomst aanvragen zal ontvangen die het gevraagde bedrag, namelijk van € 40.000,-- te boven zullen gaan, aangezien de inkomsten uit fondsen teruglopen. Dhr. Brouns zou daarop graag een reactie van het college willen horen, want als voor een hoger bedrag wordt gekozen, wil hij graag zien hoe dat geplaatst moet worden in het licht van de toekomstige verwachtingen vanuit de organisatie en de vragen die dhr. Moorlag heeft gesteld.
5
De voorzitter, sprekend namens de ChristenUnie-fractie, heeft dezelfde vragen gesteld als die dhr. Moorlag naar voren heeft gebracht en daarom sluit zijn fractie zich bij die vragen aan. Hij geeft het woord aan de gedeputeerde. Mw. Mulder (gedeputeerde) meldt dat GS New Attraction voor en door jongeren een warm hart toedragen. Dit evenement is meer dan een middenevenement. De vrijwilligersprijs van de provincie is juist naar New Attraction gegaan, want er zijn heel veel jonge vrijwilligers actief bij dit grote evenement. De procedure is dat de provincie aanvragen binnenkrijgt en na beoordeling meedeelt aan de stichtingen wat daarvan de uitkomst is. In de voorfase is er vaak wel contact met stichtingsbesturen, onder meer vanuit de ambtelijke organisatie, waarin indicaties worden gegeven waar een en ander naar toe leidt. Waar zit het verschil? Vanaf 2003 is met betrekking tot New Attraction een bijzonder verloop te constateren. In 2003 is men begonnen en heeft men vanuit het middenevenement een subsidie gekregen vanuit de provincie van rond de € 11.000 en van de gemeente € 55.000. Van sponsoren ontving men € 11.000. In 2006 is het bedrag van de provincie rond de € 30.000 en het bedrag van de gemeente is lager dan het aanvankelijke bedrag, terwijl de sponsoren slechts € 3.150 bijeen hebben gebracht. Verder is het idee van de middenevenementen dat zo’n evenement zich zou kunnen ontwikkelen. Dat heeft zich voorgedaan bij New Attraction. Het is een groter evenement geworden met veel meer onderdelen die een positieve uitstraling hebben voor Groningen en de jongeren die er, ook uit de provincie, op af komen. Dat heeft ertoe geleid dat het college in tweede instantie vond dat het bedrag verhoogd moest worden. Ten laste van welke budgetten zou dat dan moeten gaan? Voor middenevenementen is een bepaald bedrag vastgesteld en dat is niet meer dan het bedrag van € 12.500. Belangrijk is ook dat naarmate dit festival meer cultuurelementen kende, er in 2004 en 2005 is gestapeld en er onder andere een groot bedrag is gekomen uit het Actieplan Cultuurbereik. Dat is er niet meer. Men is indertijd gaan stapelen uit stimuleringskredieten die eigenlijk eenmalig zijn. Het Stimuleringskrediet Cultuur en het Activiteitenkrediet Welzijn zijn daarvoor aangesproken en deze kredieten hebben een beperkte omvang. Hoe verder? Er is overleg gevoerd over hoe zo’n groot festival met zo’n aantrekkingskracht onder de jongeren meer sponsoren zouden kunnen vinden. Als er zoveel jongeren op af komen, zullen bedrijven toch wel geïnteresseerd zijn om een bijdrage te leveren. Dat is nu niet gebeurd, maar het gesprek zal daar toch wel over moeten gaan, alsmede over de verhoudingen stad-provincie-sponsoren. Nu is er dus een groot tekort. Overigens zien ook GS liever niet dat dergelijke problematiek elk jaar hier op tafel moet komen. Met het stichtingsbestuur zal, nadat New Attraction haar evenement heeft gehad, worden bekeken of middels een aantal kredieten die GS hebben, aanvulling van de subsidie kan worden gerealiseerd tot het bedrag van de afgelopen jaren en dat is sinds 2004 een bedrag geweest van € 30.000. GS zouden het prachtig vinden als ook de sponsoren en de fondsen een groter aandeel in de financiering op zich zouden nemen voor 2008. Mw. Mulder meldt dat momenteel wordt nagegaan in de kredieten Welzijn – het gaat hier immers om een heel stuk welzijn – en Cultuur of ruimte gevonden kan worden voor de aanvulling tot het bedrag van vorig jaar en dat er zo snel mogelijk na het evenement rond de tafel wordt gegaan om te kijken hoe het verder moet met New Attraction. Dhr. Jager (CDA) verwijst naar pagina 10 waar de Stichting Swingin’ Groningen wordt vermeld. Vandaag was er een bericht dat de betreffende activiteiten in 2007 niet doorgaan. Daar zou vrijval kunnen plaatsvinden. Mw. Mulder (gedeputeerde) verklaart hierop niet vooruit te willen lopen. Verder kent het budget Middenevenementen een maximum. Dat moet worden aangehouden en bekeken moet worden of uit de bestaande kredieten Welzijn en Cultuur aanvulling gevonden kan worden. De voorzitter geeft het woord aan mevrouw Struik voor een reactie. Mw. Struik (New Attraction) brengt naar voren dat ten aanzien van betreffende inkomstenverdeling door mw. Mulder niet is genoemd dat er een stijging heeft plaatsgevonden aan softsponsoring. Vorig jaar bereikte dat een waarde van € 30.000. Sponsoring gaat pas echt lopen op het moment dat je groter wordt en de media mee hebt. Voor een evenement voor jongeren en dan ook nog met veel allochtone jongeren staan de bedrijven echter niet in de rij. Zo werkt het niet.
6
Alhoewel mw. Struik voor de inhoud en het concept gaat, is zij een groot deel van haar tijd kwijt aan het binnenhalen van middelen. De afgelopen jaren is voor een bedrag tussen de € 60.000 en € 90.000 aan fondsgeld binnengehaald. Dat is ook veel geld en dan komt niet vanzelf binnen. Het hebben van een oordeel over de financiering van New Attraction vereist een goed inzicht daarin en daarom zal mw. Struik de commissie een financieel overzicht doen toekomen, los van deze discussie. In tweede termijn Dhr. Sangers (SP) is blij met de toezegging van de gedeputeerde om samen met de stichting op korte termijn te kijken naar oplossingen voor de langere termijn. Blijft staan de oplossing voor de korte termijn, dat wil zeggen dit jaar. Hij begrijpt uit de woorden van de gedeputeerde dat zij mee wil gaan met de voorstellen van de Partij van de Arbeid om te kijken naar eenzelfde niveau van subsidiëring als dat in het vorige jaar. De algemene vraag blijft staan bij de presentatie van middenevenementen dat een toelichting moet worden gegeven waarom afgeweken wordt van een aanvraag, zodat de commissie daardoor beter in staat is zich een oordeel te vormen. Een tweede opmerking sluit aan bij de opmerking van dhr. Jager. Swingin’ Groningen gaat waarschijnlijk niet door en dat zou een vrijval betekenen van € 20.000. Graag ziet dhr. Sangers dat dit benut wordt om New Attraction dit jaar in de benen te houden. Verder zouden daarvoor ook alle andere mogelijkheden moeten worden benut, onder andere het krediet Incidentele Activiteiten Welzijn. Dhr. Moorlag (PvdA) merkt op dat het voorstel van de SP hoe dekking zou kunnen geschieden enigszins afbreuk doet aan de systematiek van de financiering van de middenevenementen. Echter, of en nu linksom of rechtsom gaat, vindt de fractie van de Partij van de Arbeid dat er voor dit jaar in elk geval een oplossing moet komen. Gedeputeerde gaat kijken naar een oplossing. Bedoelt zij of zij gaat kijken of dat technisch oplosbaar is of bedoelt zij dat zij gaat kijken of zij dat budget wel kan krijgen? Wat dhr. Moorlag betreft zou een en ander wat stelliger geformuleerd kunnen worden. Als bedoeld wordt dat nagegaan wordt hoe het probleem technisch opgelost moet worden, kan hij ermee instemmen. Waar hij ronduit tevreden over is, is dat door de gedeputeerde is toegezegd om samen met de organisatie te gaan kijken hoe dit festival op middellange termijn overeind gehouden kan worden, afgezien van “uit welke infuuszakken precies het financieel infuus in de toekomst gaat komen”. Dhr. Sangers (SP) heeft begrepen dat de voorgenomen subsidiëring van Swingin’ Groningen voor een deel ook uit de middenevenementen zal plaatsvinden. Dhr. Moorlag (PvdA) stelt dat het punt is dat er in het beleid voor middenevenementen een plafond zit van € 12.000 per evenement. Dhr. Zanen (PvhN) beoordeelt het voornemen van de gedeputeerde als positief om samen met het stichtingsbestuur te gaan kijken naar mogelijkheden voor de langere termijn. Dat geldt ook voor de toezegging om middelen bij elkaar te brengen om toch aan het bedrag van € 30.000 te komen. De vraag is of dat voldoende soelaas biedt aan de actuele voornemens voor dit jaar. In het te voeren gesprek zal ook gekeken moeten worden naar de mogelijkheid om het festival een succes te laten zijn, ook om de sponsormogelijkheden optimaal te krijgen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) begrijpt van GS dat zij wel willen, maar dat de potjes die tot nu toe werden gebruikt, opgedroogd zijn. GS gaan nu dus op zoek naar nieuwe potjes. Hij zou graag van de gedeputeerde de toezegging willen horen dat dit gaat lukken, want er zijn genoeg potjes. Voorts is hij tevreden met de toezegging naar aanleiding van zijn vraag om te kijken naar de mogelijkheden op middellange en langere termijn. Met name betreft dit de verhouding met de gemeente. Hij heeft begrepen uit de woorden van de inspreekster in deze en de andere commissie dat de nadruk wat meer bij de provincie is komen te liggen. Dat zou ook een extra grote bijdrage van de kant van de provincie kunnen betekenen in de betreffende verhouding. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vroeg zich af of er nu een toezegging is gedaan of het geld er inderdaad komt of is alleen de toezegging gedaan om een inspanning daartoe te plegen. Hij pleit voor een harde toezegging in de zin dat het gewoon geregeld wordt. Het gaat immers om meer dan een evenement. Ook de gedeputeerde beaamt zelfs dat het meer is dan een middenevenement. Dat er in het verleden gestapeld werd vanuit verschillende potjes is een logische gevolgtrekking daarvan. Als het gaat om de lange termijn zal met name naar dat soort aspecten moeten worden gekeken. Op die wijze zal er meer structuur aangebracht moeten worden. Dhr. Van der Ploeg weet niet of dat tot een
7
structurele toezegging moet leiden. Vanuit het budget voor middenevenementen is dat lastig, hoewel er veel evenementen zijn die zelfs langer dan tien jaar geld hebben gekregen en dat is ook een vorm van structurele subsidieverlening. Het gaat echter ook om de systematiek. Gelet op het doel inzake de activering van jongeren en het middel, een prachtig evenement of festival dat een en ander goed voor elkaar weet te boksen, is het zo dat het publieke geld dat hiermee is gemoeid, alleszins goed is besteed. Dhr. Kruithof (VVD) heeft de woorden van de gedeputeerde ook begrepen als een resultaatsverplichting en in het geval dat dit niet zo is, hoort hij dat graag. Er ligt nu een toezegging tot € 30.000 en dat is het uitgangspunt. Dhr. Kruithof is blij met de toezegging dat gekeken gaat worden naar een structurelere oplossing, want hij denkt dat dit nodig is. Het lijkt niet handig om elk jaar deze discussie hier te moeten voeren. Dhr. Brouns (CDA) heeft de woorden van de gedeputeerde eveneens geïnterpreteerd als een toezegging. Daarmee is de CDA-fractie blij. Misschien kan de volgende suggestie meegenomen worden als gekeken wordt naar de toekomst. Volgens het college zou subsidiëring een rol kunnen blijven spelen die hoger is dan de € 12.500 die incidentele subsidiëring binnen de middenevenementen toelaat. Wellicht als handreiking naar de toekomst moet worden bekeken hoe hiermee structureler omgegaan kan worden om te voorkomen dat hierover ieder jaar gesproken moet worden. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat haar woorden beschouwd kunnen worden als een toezegging tot een bedrag van € 30.000. Zij moet de budgetten nog eens beoordelen, maar het niveau wordt aangehouden. Het punt van de provincie, zoals de heer De Vey Mestdagh naar voren bracht. Mw. Mulder meldt dat de provincie al wat is opgeschoven in de verhouding. Het is niet meer zo dat de provincie slechts een klein onderdeel levert en de Stad verreweg het grootste deel. In de richting van dhr. Sangers stelt zij dat zij niet plotseling een geheel ander maximumbedrag kan hanteren voor de middenevenementen. Dat is in het verleden wel eens structureel gedaan voor de 4-Mijl, maar dat is in de betreffende commissie voorgelegd en uiteindelijk geaccordeerd in de Staten. Mw. Mulder benadrukt dat zij niet zomaar ineens met dat soort budgetten aan de haal gaat. Tot slot bedankt de gedeputeerde dhr. Brouns voor de gegeven handreiking. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt inzake het langetermijnperspectief of de gedeputeerde ook met de Stad hierover gaat overleggen. Het lijkt dhr. Van der Ploeg verstandig om dat wel te doen. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat dit wordt meegenomen. De voorzitter concludeert dat dit een toezegging is. Hij stelt voor om de brief met inachtneming van de toezegging van het college te verplaatsten naar de C-lijst. Na rondvraag concludeert dat dit voorstel de instemming heeft van de vergadering. 10.
Brief van GS van 8 februari 2007, nr. 2007-01.740/6/A.18, EZ betreffende Glastuinbouw Eemsmond/BV-inzet provinciaal personeel
Dhr. Swagerman (SP) heeft gevraagd om na te gaan of er meerdere constructies waren in de vorm van een bv met daarin een personeelslid op de loonlijst van de provincie, zijnde tegelijkertijd directeur van de bv. Het antwoord luidt dat er twee stichtingen zijn in dezelfde constructie. Het gaat hier dan wel om bewuste keuzen voor de ene of de andere vorm. Ook de verplichtingen en nog vele andere zaken verschillen nogal tussen een stichting en een bv. De vraag is nu of er inderdaad maar één bv is of zijn er toch ook nog andere bv’s naast de stichtingen bestaan. Gesuggereerd wordt dat het min of meer op hetzelfde neerkomt en graag hoort dhr. Swagerman daarop een toelichting. Dhr. Swagerman kan zich voorstellen dat voor goede doelen stichtingen worden opgericht en dat eventueel personeel van de provincie voor zo’n stichting een paar uur kosteloos werkt. Dat stichtingen hiervoor worden ingezet is een eyeopener, want het gaat om commerciële ondernemingen waarin geld omgaat en waarin de directeur en het personeel gewoon worden betaald. Dhr. Swagerman denkt dat dit ook zo moet zijn, los van het feit of je moet willen dat dit zo wordt toegepast. De SP-fractie vindt dat dit niet zo moet worden gedaan. Dhr. Swagerman zou graag willen weten waar die mensen van de provincie en werkzaam bij zo’n bv of stichting vandaan komen. Hebben die tijd over zodanig dat zo’n baantje erbij gedaan kan
8
worden? Het tweede punt is dat hij het vreemd vindt dat het kosteloos gebeurt. Het is een aardig ‘inverdienmoment’ als je een personeelslid van het ene bedrijf ergens anders kunt stallen voor een andere baan. Het is normaal dat je daar dan inkomsten uit krijgt. Voorts vraagt dhr. Swagerman zich af hoe je dit kunt rijmen met de integriteit van de ambtenaar. Ambtenaren leggen een eed af en hoe verhoudt zich dat met het werkzaam zijn voor een commercieel werkzame bv waarin men zich aan fatsoensnormen en in ieder geval aan de wet moet houden, maar geen eed hoeft af te leggen? Een ander probleem is dat men zich kan afvragen wie de baas is van iemand die zelf de baas is van een bv. Is de provincie de baas of is hij eigen baas? Er zit een pluspunt in het collegeprogramma. Er wordt gezocht naar een structurele oplossing voor dit probleem in het kader van grondbanken en dergelijke. Mogelijk zijn dit soort bv’s niet meer nodig. Verder bestaat de indruk dat de andere aandeelhouder van de bv de noodzaak van de bv niet meer duidelijk ziet. De gemeente Eemsmond heeft immers besloten om het raadsbesluit maar eens over het vakantiereces heen te tillen en dan vraagt de SP-fractie zich af waarom er zo hard gelopen moet worden als de andere partner achter blijft. Dhr. Moorlag (PvdA) ziet de bv als een rechtspersoon, als middel en als instrument om goed afgebakende doelen mee te realiseren. Nu is het wel zo dat je met elk middel en instrument de vraag kunt stellen of de toepassing daarvan niet gepaard gaat met te veel risico’s. Een voorbeeld is de automobiel als instrument om van A naar B te gaan. Je kunt daarmee op een uiterst bedaarde en beheerste wijze over de provinciale wegen gaan, maar je kunt met zo’n automobiel echter ook met een snelheid van 120 km/uur door de Herestraat jakkeren. Het is vreemd om het instrument als zodanig te verbieden en niet te gebruiken. Om een lang verhaal kort te maken, er is een Gronings spreekwoord dat zegt: “Wat niet jeukt, moet je niet krabben.” De PvdA-fractie voelt geen enkele jeuk. Dhr. Zanen (PvhN) stelt zich voor dat als zo’n auto in de Herestraat ergens tegenaan rijdt dit een hoop ellende en schade bij derden veroorzaakt. Dit risico kleeft ook aan die bv’s, namelijk dat je de kans loopt dat de zaak financieel niet rondkomt en de vraag is wie dat voelt. Dhr. Zanen denkt dat zo’n bv-constructie ook een vlucht is voor die verantwoordelijkheid als provincie. Als dat zo is, vindt hij het een slecht middel voor een doel dat deze zichzelf heeft gesteld. Als men een ontwikkeling in gang wilt zetten, dient men er ook echt voor te gaan en moet je eventueel zelfs bereid zijn om een deel van het eigen apparaat vrij te maken om dat mogelijk te maken. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat een meerderheid van de Staten heeft ingestemd met die bv. Hier wordt dus eigenlijk een discussie achteraf gevoerd, maar de commissie zou op dit punt nader geïnformeerd worden. Er worden twee voorbeelden genoemd, maar dhr. Van der Ploeg vindt ze niet overtuigend en vindt ze ook niet in lijn met de discussie die eerder is gevoerd over de rol van de politiek in relatie tot commerciële en juridische eenheden. Het was de lijn om vooral niet in dit soort bv’s of nv’s, noch als directie, noch als commissaris plaats te nemen, maar gebruik te maken van externen. In feite heeft de besluitvorming al plaatsgevonden. De vraag ligt nog wel voor of die bv nu daadwerkelijk wordt opgericht en daarmee is men afhankelijk van de partner die erbij wordt betrokken. De vraag van dhr. Swagerman wanneer een en ander feitelijk gaat gebeuren, is wel terecht. Is dat inderdaad pas na de zomer? Dan is het wellicht verstandig om de grondposities en alles wat daarmee te maken heeft, te bekijken in het kader van de wens van onder andere het college om tot een herijking van het grondbeleid te komen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) refereert aan de woorden van dhr. Swagerman dat er voor een goed doel wel eens een stichting wordt opgericht. Als het gaat om het stimuleren van de glastuinbouw ziet de fractie van de ChristenUnie dit als een goed doel en wil ook dat de provincie dit stimuleert en ondersteunt. Dat kan ook middels het inzetten van ambtenaren. Als het gaat om de vorm, een bv of stichting, is er kennelijk al een besluit over genomen. Dhr. Stevens hecht er wel aan dat het college duidelijkheid geeft hoe de onafhankelijkheid van de ambtelijke ondersteuning is geregeld en hoe je op die maner ook de verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid van de provincie kunt waarborgen. Dhr. Swagerman heeft er vragen over gesteld en het is goed dat er duidelijkheid over komt. Dhr. Kruithof (VVD) begrijpt dat het gaat om een bv waarbij de gemeente Eemsmond en de provincie elk voor de helft de aandelen bezit. De vergelijking in de brief met stichtingen is niet erg sterk. Er is duidelijk verschil in het doel van de bv en het doel van de stichting, maar het besluit is al gevallen dat die bv er komt. Omdat de gemeente en de provincie voor de helft eigenaars zijn, lijkt het niet slecht
9
dat een directeur uit het provinciale apparaat wordt aangesteld. Dan kan controle worden uitgeoefend ter vermijding van te grote financiële risico’s. Dhr. Jager (CDA) informeert dat hem, dankzij een interne fractietransfer na de verkiezingen in deze commissie terechtgekomen, een gevoel van déjà vu treft bij deze discussie. 95% van hetgeen hier is besproken is al eerder besproken in een andere commissie. Dhr. Jager wacht met dhr. Swagerman op beantwoording van de twee vragen waarin laatstgenoemde ook volgens eerstgenoemde recht op heeft. De rest acht dhr. Jager overbodige ballast. De voorzitter merkt op dat de discussie over de bv-structuur al in een eerder stadium is afgerond. Hij geeft ter overweging mee om dit nu niet weer te gaan herhalen en alleen het punt van de inzet van personeel van de provincie mee te nemen. Dat is het punt dat aan de orde is. Hij geeft het woord aan gedeputeerde Hollenga. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) merkt op dat gelet op de laatste woorden van de voorzitter hij niet al te veel van de geschiedenis zal herhalen. Het is duidelijk dat er in de Statenvergadering van december 2006 een besluit is gevallen en dat er toen door de gedeputeerde twee toezeggingen zijn gedaan inzake 1) de voortgangsrapportage, die ontvangen is bij brief van 3 maart jl. en 2) dat in beeld zou worden gebracht dat de provincie ook bij andere soortgelijke constructies personele inzet pleegt. Dat staat in deze brief verwoord. Het is zo dat er in dit geval gekozen is voor een bv. In de Statenvergadering is duidelijk aangegeven in hoeverre opening van zaken kan worden gegeven inzake de betrokkenheid van het college en de Staten bij de voortgang van dit proces en de bv in de toekomst. Het is niet ongebruikelijk en dat blijkt uit de voorbeelden genoemd in de brief, dat personeel van de provincie in samenwerkingsverbanden met gemeenten waarin sprake is van projectontwikkeling, wordt ingezet. Dat betekent ook dat dit zonder kosten gaat. Deze fase van deze bv is daarmee heel goed vergelijkbaar en dus gaat het hier om een inzet van personeel die niet ongebruikelijk is. Het is evenmin ongebruikelijk dat er geen kosten voor in rekening worden gebracht. De tweede vraag, inzake de partner. Er is geen formele mededeling gedaan dat de gemeente Eemsmond een en ander over het vakantiereces heen wil tillen. Dhr. Hollenga kan zich voorstellen dat er op niet al te lange termijn besluitvorming plaatsvindt. Iets anders is dat de gemeente Eemsmond in dit traject meerdere beslissingen moet nemen welke zij gebundeld met de gemeenteraad wil bespreken. Dan gaat het niet slechts over de bv, maar ook over de M.E.R. en het ontwerpbestemmingsplan, de optieregeling en de aanvraag voor een NB-vergunning. Men heeft dat kunnen lezen in de voortgangsrapportages. Men wil het totale pakket met de gemeenteraad bespreken en ter besluitvorming voorleggen. Dat is de reden dat er op dit moment nog geen besluit is gevallen. In tweede termijn Dhr. Swagerman (SP) verklaart dat men natuurlijk gelijk heeft dat de discussie reeds is gevoerd. Alleen kreeg hij een antwoord op een vraag dat geen antwoord is op de vraag. In dit geval moet dhr. Swagerman concluderen dat de gedeputeerde vindt dat een bv en een stichting in deze zin als dezelfde soort entiteiten moeten worden gezien, terwijl ook erkend wordt ... Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat de controleerbaarheid van een bv verder gaat dan die van een stichting. Dhr. Swagerman (SP) heeft begrepen dat vrijwillig afstand is gedaan van enig toezicht op deze bv in de vorige ronde. Dat gaat dus niet helemaal op. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat de voortgangsrapportage al twee keer is genoemd, maar dat hij hem niet kent. De voorzitter deelt mee dat op de volgende vergadering van de commissie Economie en Mobiliteit de voortgangsrapportage op de agenda staat. Dat is op 9 mei aanstaande. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt dat de opmerking dat het college afstand gedaan zou hebben van het toezicht op de bv, niet juist is. De provincie is aandeelhouder en doet geen afstand van toezicht. Dhr. Swagerman (SP) antwoordt dat afstand is gedaan van een commissariaat binnen de bv en dat betreft wel een vorm van toezicht.
10
Dhr. Hollenga (gedeputeerde) werpt tegen dat de provincie nog altijd aandeelhouder is. Dhr. Swagerman (SP) concludeert dat de provincie in die hoedanigheid de resultaten beduidend later krijgt te zien als een commissaris die er dichter op zit. De voorzitter sluit het agendapunt af. Zijn voorstel om de brief naar de C-lijst te verplaatsen wordt overgenomen. 11.
Brief van GS van 16 februari 2007, nr. 2007-00.047/7/A.19, EZ betreffende informatie over het Waterbedrijf Groningen
Dhr. Luitjens (VVD) stelt dat het bij deze aardige strategische visie van het Waterbedrijf erop neer komt wat de risico’s voor het waterbedrijf zijn bij het in economisch eigendom nemen van de rioleringen door de provincie. Graag hoort hij daarop een toelichting. Dhr. Stevens (ChristenUnie) vroeg zich af wat de rol is van de provincie ten aanzien van het oordeel over de inhoud van het beleid van het Waterbedrijf. Hij heeft zich daarover laten informeren en hij begrijpt dat de provincie aandeelhouder is van het Waterbedrijf en dat de provincie de voorzitter van de Raad van Commissarissen levert. Vooral als aandeelhouder zal de provincie invloed hebben op het beleid van het Waterbedrijf en daarover een opvatting hebben. Uit de brief heeft dhr. Stevens begrepen dat GS achter het voor de komende jaren voorgenomen beleid van het Waterbedrijf staan. Als dat eventueel niet zo is, zal het college dat wel naar voren brengen. Met betrekking tot de inhoud van dat beleid heeft dhr. Stevens dezelfde vragen als de VVD-fractie. In afwijking van partners van andere waterbedrijven streeft de provincie het economisch eigendom van het rioleringsstelsel na. De vraag is welke risico’s hieraan kleven. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) kan zich niet herinneren dat ooit over deze problematiek van het Waterbedrijf is gesproken. De toezegging een notitie te leveren stond al langer op de lijst en daaraan is nu voldaan. De brief is helder en duidelijk. Dhr. Van der Ploeg begrijpt de afwegingen die worden genoemd, maar hij vraagt zich af wat nog de precieze rol is van de provincie. Uit de brief blijkt namelijk dat de aandeelhoudersvergadering al in feite een besluit heeft genomen en dat betekent dat de Staten in feite pas achteraf worden geïnformeerd en er slechts nog kennis van kunnen nemen. Tenzij er nog allerlei ontwikkelingen in de toekomst mogelijk zijn, had dhr. Van der Ploeg de betreffende problematiek procedureel-technisch liever eerder aan de orde gehad. Graag hoort hij hierop een reactie van het college. Inhoudelijk kan dhr. Van der Ploeg zich in het stuk vinden. De risico’s en de financiële kanten zullen op grond van de gestelde vragen worden toegelicht. Hij heeft slechts een inhoudelijke opmerking en dat betreft de doelstellingen van het goedkoop zijn van het drinkwaterbedrijf. Op het ogenblik is het Groninger waterbedrijf de goedkoopste. Het zou van enige ambitie blijken als de doelstelling om de goedkoopste te blijven, wordt gehandhaafd ten behoeve van de consument. Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat het Waterbedrijf Groningen regionale hechting van belang acht en niet alleen ten aanzien van de primaire watervoorziening, maar ook met betrekking tot allerlei andere activiteiten. Aan de andere kant wordt er een beeld geschetst van de grote groei die landelijk bij de waterbedrijven heeft plaatsgevonden en wordt een overname van de Gronings-Drentse activiteiten door een organisatie elders in den lande gevreesd. Of is dat niet het geval? Dhr. Moorlag (PvdA) meldt dat de fractie van de Partij van de Arbeid indertijd naar deze brief heeft gevraagd om zicht te krijgen op de ontwikkelingen bij het Waterbedrijf, omdat sprake was van een geleidelijke taakverschuiving en verschuiving van ambitie. De vraag is of gevonden wordt of de provincie Groningen in gemeentelijke rioolstelsels moet gaan stappen. Wil de commissie dat de provincie Groningen als medeaandeelhouder gaat participeren in een bedrijf dat in toenemende mate commerciële activiteiten gaat ontplooien? Dat zijn wezenlijke vragen die zich blijven opdringen na lezing van deze brief. De brief geeft goed inzicht in de verschuivingen van de activiteiten van het Waterbedrijf. Er is reden tot bezorgdheid. Toch komt er nog steeds water uit de kraan, de kwaliteit is goed en de prijs is gunstig. De exploitatieresultaten zijn positief en de provincie heeft ongeveer 10% van de aandelen. De bezorgdheid richt zich hierop. In andere bedrijfstakken is gebleken dat overheids-nv’s die
11
commerciële activiteiten zijn gaan ontplooien op een gegeven moment problemen tegenkomen die afstralen op de overheden die aandeelhouder zijn. Een ander knelpunt is dat met de overname van activa in de vorm van het verwerven van het economisch eigendom van rioolstelsels, de provincie Groningen als aandeelhouder mede-eigenaar wordt van die rioolstelsels. De PvdA-fractie is er niet ten principale op tegen. Er valt zelfs heel veel voor te zeggen uit het oogpunt van integraal waterbeheer, maar de PvdA-fractie vindt wel dat de geleidelijke taakverbreding bij het Waterbedrijf Groningen ingekaderd zou moeten worden. Die taakverbreding zou moeten voortkomen uit een visie en moet niet een soort geleidelijk autonoom proces zijn. De tweede vraag die zich opdringt is of er ook eisen moeten worden gesteld aan de governance. Wat blijft de kern, de identiteit van het bedrijf? Voor de PvdA-fractie is primair dat gezorgd moet worden voor een goed product en daarmee voor een stuk publieke dienstverlening, voor not for profit-dienstverlening. Het derde vraagstuk is dat er eisen moeten worden gesteld aan de risicobeheersing, zowel juridisch, als bedrijfseconomisch. Wie is er op enig moment aansprakelijk voor verborgen gebreken en calamiteiten, voor schadeclaims van derden? Wordt er wel voldoende weerstandsvermogen bij het bedrijf gecreëerd? Hoe wordt het risico gespreid over de aandeelhouders? Willen wij als provincie risicodragend deelnemen in die rioolstelsels? Samengevat vindt de Partij van de Arbeid dat dit deugdelijk moet worden geregeld en zou het op prijs stellen dat er nadere informatie over wordt verstrekt. Dhr. Sangers (SP) kan na de vragen die reeds zijn gesteld, kort zijn. De SP-fractie heeft met veel interesse en waardering kennis genomen van de informatie over het Waterbedrijf. Met name het uitgangspunt dat het publieke belang van de drinkwatervoorziening gewaarborgd moet worden spreekt de SP-fractie erg aan. In die zin zou de SP graag zien dat dit de lijn is voor alle nutsvoorzieningen. Dhr. Alders (CdK, voorzitter GS) kan zich voorstellen dat de conclusie van dhr. Van der Ploeg uit alle gegeven informatie is dat hier wat vaker over had moeten worden gesproken. Vastgesteld moet worden dat die opmerking nu naar boven komt. Terwijl de provincie hier al lang bij betrokken is en daarin een vooraanstaande, zij het een niet bepalende rol speelt, is er inderdaad hier nooit over gesproken. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) spreekt de veronderstelling uit dat dhr. Alders weet dat bij vergaderingen van de commissie een standaardagendapunt hoort via welk punt informatie over de provinciale bedrijven moet worden gegeven. Dhr. Alders (CdK, voorzitter GS) acht deze opmerking een dooddoener, want de afgelopen jaren heeft dhr. Van der Ploeg dit bedrijf daar niet onder laten vallen. Hij merkt op vaak op de vergaderingen van deze commissie te zijn geweest en dat hij nooit heeft gehoord dat dhr. Van der Ploeg er naar gevraagd heeft. Anderzijds is het college er ook nooit over begonnen. Vastgesteld moet worden dat deze communicatie op een betere manier moet gebeuren, te meer daar de provincie in dit bedrijf nog eens heel actief is. Er is heel veel beweging in de drinkwatervoorziening en alles wat daaraan verwant is. Het idee kwam zelfs op om de drinkwatervoorziening geheel te privatiseren. Dat is een lijn die gekeerd is. De wetgeving gaat ervan uit dat drinkwater tot de eerste levensbehoeften behoort, maar op dat onderdeel niet. De discussie is de afgelopen jaren heel divers geworden, want als er industriewater is zijn de bepalingen precies andersom tot stand gekomen. Je ziet dat dit buiten Noord-Nederland een grote moloch heeft opgeleverd, waarin bijna de gehele rest van Nederland zit, behalve de noordelijke provincies. Er is voor gekozen om daarin een zelfstandige positie te blijven vervullen. Op het gebied van de drinkwatervoorziening is samen met het drinkwaterbedrijf Drenthe een efficiency-slag gemaakt, maar er zijn geen plannen om die twee bedrijven samen te voegen. Mogelijk zijn er aan de Groningse kant nog overwegingen die daarvoor pleiten, maar die ontbreken aan de Drentse kant. Het maximum dat er te halen is dat zo veel mogelijk efficiency wordt geboekt. Het derde element is dat er al enige tijd, ook als het gaat om water in de brede zin, conglomeraten tot stand komen, zowel aan de afvalverwerkingskant als aan de kant van het aanbod. Daar komt de vraag vandaan met betrekking tot de riolering die in menig opzicht verwaarloosd is en achterstallig onderhoud kent in een ongekende omvang. Als ook daar bundeling zou plaatsvinden, zou aanzienlijke efficiency-winst kunnen worden geboekt. Dat is de gedachte die hieraan ten grondslag ligt. Het besluit is als zodanig binnen het Waterbedrijf genomen en dat is voor het college op enig moment aanleiding geweest om te bepalen dat het prima is dat dit gebeurt, maar dat op basis van de
12
wetgeving de provincie, naast de rol van aandeelhouder, ook nog een andere rol vervult. Als de middelen die beschikbaar zijn gekomen voor drinkwatervoorziening naar een ander juridisch onderdeel over moeten gaan, dan dient er afzonderlijke toestemming voor verleend te worden. Dat is het moment geweest waarop het college heeft gezegd dat het prima is wat daar nu in aandeelhoudersvergaderingen en de Raad van Commissarissen gebeurt, maar dat het college eerst een totaalplaatje wil zien om te kunnen beoordelen of een en ander een gewenste ontwikkeling is voor de provincie als aandeelhouder die een minderheidspositie inneemt – dat wil zeggen een situatie waarin anderen kunnen besluiten zonder dat de provincie dat tegen kan houden – en voor een andere rol van de provincie waarbij andere vragen op haar afkomen. Vandaar dat het college een veel breder overzicht wilde hebben. Dat heeft er toe geleid dat het Waterbedrijf als zodanig een soort presentatie heeft gegeven met deze diverse onderdelen. Je ziet dan dat het Waterbedrijf de kwestie van de riolering op een bedrijfsmatige wijze wil benaderen. Veel gemeenten worstelen met dat probleem. Feitelijk is de samenhang met het totale dossier wel aanwezig en er ligt een bedrijfsplan aan ten grondslag dat het mogelijk maakt om een en ander juridisch af te dichten. Er is dan een hoofdorganisatie waartoe het drinkwater behoort en de nevenactiviteiten (industriewater en de riolering) zouden ondergebracht worden in dochters waarbij de zeggenschap juridisch goed geregeld is waardoor de nutsfunctie overeind kan blijven en aan risicoafdekking wordt gedaan. Uit de brief blijkt uitdrukkelijk dat het Waterbedrijf de doelstelling heeft om de zaak vanuit de nutsfunctie te benaderen. Het is niet zo dat het Waterbedrijf bij de top vijf wil behoren, maar het wil ook over vijf jaar het goedkoopste waterbedrijf zijn. De ambitie waarnaar wordt gevraagd, hebben zij nadrukkelijk uitgesproken, ondanks het feit dat om de komende jaren de kwaliteit van het drinkwater in stand te houden fors geïnvesteerd moet worden, want de beweging van grondwater naar oppervlaktewater levert een nieuw soort investeringsprogramma op. Op dit moment is het dhr. Alders niet mogelijk om een volledige schets te geven van hoe het bedrijf precies zijn bedrijfsplan heeft gemaakt. De vraag is voor hem ook of die bijbehorende afwegingen hier gemaakt moeten worden of dat die als mede-aandeelhouder moeten worden gemaakt. Dan kom je terug bij de legitieme vraag van dhr. Van der Ploeg of je niet een vorm kunt vinden waarin het college informatie vooraf verstrekt over de vergaderingen. Dhr. Alders denkt dat dit niet alleen voor dit onderdeel moet worden besloten, maar dat dit breder neergezet zou moeten worden. In tweede termijn Dhr. Moorlag (PvdA) merkt op een aantal vragen te hebben gesteld over de risicobeheersing. Als je rioolstelsels gaat overnemen en er gaat iets mis – bijvoorbeeld grote milieuschade – dan is het de vraag of zo’n dochter voldoende risicovermogen heeft om zo’n klap op te vangen. Als dat niet het geval is, zal snel naar de aandeelhouders worden gekeken. In de huidige constellatie wordt er louter naar de gemeenten gekeken, want de gemeenten zijn nu verantwoordelijk voor het rioleringstelsel en dragen dat risico. Echter, als aandeelhouder zal de blik zich ook op de provincie richten. Hoe zijn dat type risico’s afgedekt? Wordt er een risicobuffer voor gegenereerd? Zijn er dan overheden die dan bokje gaan staan? Behoort de provinciale overheid daar dan bij? De vraag is ook aan de orde of dit dan ook de provinciale overheid zou moeten zijn. Voor het overige herinnert de heer Moorlag aan zijn woorden over geleidelijke bewegingen die zich bij overheids-nv’s hebben plaatsgevonden. De PvdA-fractie zou het op prijs stellen dat, als die bewegingen zich in de toekomst voortzetten, de Staten periodiek worden geïnformeerd. De fractie gaat er overigens vanzelfsprekend vanuit dat de vertegenwoordigers in de Raad van Commissarissen en de aandeelhoudersvergadering daar verder alert op zullen zijn. Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat naast de riolering als een vergelijkbare situatie even sterk de kwestie van het industriewater speelt. Hij denkt dat het toch terecht is ... het was even de vraag of riolering en industriewater niet goed past bij de nutsfunctie. Dhr. Alders (CdK, voorzitter GS) interrumpeert. Niemand heeft dat gezegd. In de wetgeving wordt inmiddels onderscheid gemaakt tussen drinkwater dat wel als nutsvoorziening overeind is gebleven en wat niet geprivatiseerd kan worden en industriewater. Dat is dus niet iets waarvoor gekozen is, maar wat inmiddels een feitelijke ontwikkeling is. Inmiddels zijn er in het land bedrijven actief die industriewater aanbieden. Daar komt de vraag uit voort of je dan niet moet acteren, want is het dan niet langzamerhand zo dat je zodanig wordt omsingeld dat je primaire functie in het geding komt. Dat is dan natuurlijk wat ter beoordeling voorligt.
13
Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat hij er geen moeite mee zou hebben als die activiteiten verder uitgebouwd worden en dat je hier dus sterker staat. Water is natuurlijk een wezenlijke zaak waar je heel zuinig mee moet zijn en waar innovatie in samenspraak met de industrie toenemende aandacht zal gaan vragen. In die zin acht dhr. Zanen die ontwikkeling positief. North Water heet het dan blijkbaar hier. Hij acht het een interessante situatie waarbij je geen verdere privatisering moet nastreven voor die taken die niet in de nutsvoorziening passen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) sluit zich aan bij de laatste opmerking van dhr. Moorlag om na te gaan hoe een vorm van periodieke informatievoorziening dan wel informatievoorziening op het moment dat er daadwerkelijk iets speelt qua besluitvorming over industriewater, riolering en dat soort zaken, tot stand kan komen. Goede momenten zijn ook die momenten waar op strategisch niveau juridische gevolgen spelen. Verder zou ook het jaarverslag ter beschikking kunnen worden gesteld, want dat is, voor zover dhr. Van der Ploeg zich kan herinneren, niet gebeurd. Dhr. Stevens (ChristenUnie) merkt op dat ook volgens dhr. Alders als het gaat om risico’s er grote achterstand bestaat op het gebied van rioleringen. Natuurlijk zul je nooit geheel van tevoren alle risico’s in kunnen dekken, maar het is wel belangrijk dat dit gebeurt op het moment dat je stappen zet om mede-eigenaar te worden van rioolstelsels. Op dit punt komt de vraag boven of de provincie hier wel verantwoordelijkheid moet dragen. De provincie heeft uiteraard een maatschappelijke verantwoordelijkheid om hier mede invulling aan te geven, ook via het waterbedrijf. Maar of de provincie daarvoor de meest geëigende entiteit is, is de vraag. De gemeenten hebben het recht om rioolbelasting te heffen op het moment dat er wat aan de hand is en er meer geld nodig is. De vraag is of de provincie een dergelijke mogelijkheid heeft en mogelijk moet hier nog naar gekeken worden. Als het gaat om het standpunt van de provincie hoort dhr. Stevens dhr. Alders zeggen dat de provincie minderheidsaandeelhouder is en dat het daarom onduidelijk is wat de uitkomst is, maar dat laat onverlet dat de provincie als aandeelhouder wel een eigen standpunt kan innemen. In deze brief van GS wordt als het ware verwoord wat het beleid is van het Waterbedrijf en de vraag is of dat wordt ondersteund door het college. Is dit ook de inbreng die de provincie als aandeelhouder heeft in de aandeelhoudersvergadering? Dhr. Alders (CdK, voorzitter GS) antwoordt op de laatste vraag bevestigend. Hij heeft zojuist getracht te schetsen dat dit ontwikkelingen zijn die de afgelopen jaren in de Raad van Commissarissen en de aandeelhoudersvergaderingen hebben plaatsgevonden. Het is voor het college op enig moment aanleiding geweest om zich te concentreren op de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de wet en iets met de middelen te maken heeft. Dat heeft het college ertoe gebracht zich breed te laten informeren door het Waterbedrijf over de richting die het uitgaat en waarin dat allemaal past. Dat is verdergaand dan je opstelling als aandeelhouder of lid van de Raad van Commissarissen. Het tweede punt betreft de opmerking van dhr. Van der Ploeg. Veelvuldig wordt gesproken over zaken die in Seaports aan de orde zijn, maar er ontbreekt een gestructureerde wijze van behandeling van zaken waar de provincie overigens bij betrokken is. Essent is vanwege een aantal incidenten vaak aan de orde geweest. Als gekeken wordt naar de prestaties van het afgelopen jaar is de reden nog indrukwekkender om een en ander hier te behandelen dan in voorgaande jaren. Dhr. Alders doet de suggestie dat het college op korte termijn een notitie opstelt over de betrokkenheid van de provincie, over waar niet en waar wel met rechtstreekse commissarissen wordt gewerkt, over hoe de rol van aandeelhouder wordt ingevuld en over hoe dat in welke commissie wordt besproken. Als het gaat over de Blauwe Stad waar de provincie ook aandeelhouder is, is een directe koppeling aanwezig aan het project Blauwe Stad en dan ligt het voor de hand dat daar in dit verband informatie wordt gegeven. Ook voorstelbaar is dat op andere vlakken waar de provincie meer op afstand aandeelhouder is, deze commissie de meest aangewezene is. Dan zou de afspraak kunnen zijn dat de stukken in de Statenkast liggen en de leden van de commissie worden getipt dat er vergaderingen zijn en dat er een vorm voor wordt gevonden. Dat geldt voor het Waterbedrijf, maar ook voor een paar andere instellingen. Daar moet dan één lijn in worden gevolgd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat Groningen Airport Eelde een concreet voorbeeld is, waar het dan gaat om de jaarverslagen, maar ook om de verslagen van de aandeelhoudersvergaderingen. Dhr. Alders (CdK, voorzitter GS) verklaart dat ook hij daar aan zat te denken. Het geldt bijvoorbeeld ook voor de NOM en andere organisaties.
14
Hij stelt dat men inzake riolering helder moet zijn. De gemeenten hebben een aantal taken die bij wet geregeld zijn en die niemand van de gemeenten kan overnemen. Het juridisch eigendom daarvan kan door het Waterbedrijf nooit worden verworven, want dat blijft bij de gemeenten liggen. Er is wel een aantal beheerstaken – en daar wordt hier over gesproken – die uitbesteed kunnen worden door de gemeenten aan derden tegen vergoeding. Daar past dan in dat, als dit zo voortvloeit uit de wet, ook geregeld zal zijn dat de gemeenten voor haar grondgebied en jurisdictie verantwoordelijk is en blijft. Inzake de afbakening gaat het niet om het overnemen van al die verantwoordelijkheden, maar er zijn een aantal zaken als ontwerp, beheer en onderhoud, in het algemeen: beheerstaken, waarvan het Waterbedrijf meent dat die op een collectievere wijze georganiseerd zouden kunnen worden, waarmee efficiency-winst geboekt kan worden waardoor het voor gemeenten interessant is. Vervolgens zijn de risico’s ook daaraan gerelateerd. Dhr. Alders verklaart zich gaarne bereid om dat laatste later nader en precies schriftelijk uit de doeken te doen. Dat alles laat de hoofdstructuur onverlet. Er is op een gegeven moment onzekerheid gecreëerd. Bijna filosofische vragen werden gesteld als ‘Wat is water?’ en ‘Hoe wordt er in dit land mee omgegaan?’ en ‘Is er al beweging naar schaalvergroting?’. Dhr. Alders waarschuwt conform de brief dat ‘het moloch aan de poorten van Noord-Nederland klopt om ook hier in zee te gaan.’ Op dit alles is een reactie gekomen die hem verstandig lijkt, omdat het totale aanbod verzorgd kan worden. Hij zal de commissie een brief doen toekomen over hoe precies met aandeelhoudersvergaderingen of jaarvergaderingen zal worden omgegaan en hoe de commissie geïnformeerd zal worden. De voorzitter concludeert dat het agendapunt met deze toezegging voldoende is behandeld. 12.
Brief van GS van 13 maart 2007, nr. 2007-04.227/10/A.26, FC betreffende Beleidsbrief 2007
De voorzitter stelt voor dat als de behandeling langer duurt een eerste termijn in de commissie te houden en een tweede termijn in de Statenvergadering. Dat zal dan afhangen van de voortgang op dit moment. Dhr. Swagerman (SP) denkt dat het wat de SP betreft niet lang hoeft te duren en dat een tweede termijn bespaard kan worden. In deze notitie vindt de SP-fractie veel terug van de verklaring van het college en tot haar vreugde staan er ook zaken in die de fractie tijdens de onderhandelingen op tafel heeft gelegd. Het is mooi dat ook al zit je niet in het college, toch deze conclusie kunt trekken. Er blijft een aantal zaken over waarover het een en ander opgemerkt kan worden. In het collegeakkoord is verklaard dat uit de opbrengst van de verkoop van Essent-aandelen een bijdrage voor de HST wordt betaald. Het stuk maakt echter nog gewag van een bijdrage voor de Zuiderzeelijn. Mogelijk moet dat in HST worden veranderd. Afval Waterhuizen. Dhr. Swagerman heeft begrepen dat zich een nieuwe ontwikkeling heeft voorgedaan en refereert voorts aan het VROM-rapport dat heeft aangegeven dat er in de eerste lijn door de provincie goed werk wordt verricht en dat de vergunningsverstrekking goed op orde is. Hij benadrukt dat daarna nog het nodige werk aan de winkel is en dat men moet blijven controleren en dat misschien wel eerder gestopt moet worden met het verlenen van ontheffingen. Dhr. Sangers (SP) gaat in op de financiering van het Huis van de Sport. De keuze is in dit soort gevallen breed gemaakt voor productfinanciering in plaats van voor een exploitatiesubsidie. Met deze eerder gemaakte keuze is de SP het van harte eens. In de notitie wordt echter aangegeven dat er vanwege technische problemen ten aanzien van het Huis van de Sport geen sprake zou kunnen zijn van productfinanciering in verband met de accresproblematiek. Dhr. Sangers is verbaasd over deze redenering en deze lijkt hem ook niet logisch. De feitelijke situatie zal toch zijn dat, wanneer op enig moment door kostenontwikkeling bij het Huis van de Sport de kosten voor het product hoger zijn dan het beschikbare budget, er twee mogelijkheden zijn: of je verruimt het budget of je neemt minder product af. In beide gevallen hoeft dat niet te leiden tot een nadeel, zoals hier verklaard, voor de betrokken instelling. In die zin lijkt het dhr. Sangers dat er in ieder geval geen technische reden is om af te zien van productfinanciering. Dhr. De Bruijne (PvdA) denkt ook dat het niet nodig is dat het stuk in twee termijnen wordt besproken. Bovendien is het ook nog een stuk dat bij de Voorjaarsnota terugkomt. Hij kan zich voorstellen dat dit stuk, na bespreking, voor kennisgeving wordt aangenomen en wordt betrokken bij de behandeling van de Voorjaarsnota.
15
Het BTW-compensatiefonds. De uitname uit het Provinciefonds is over alle provincies gezien ongeveer gelijk aan de declaratie. Hoe ligt dat voor de provincie Groningen? Moet er geld bij of is dat niet het geval? De formatie. Dit sluit aan bij wat dhr. Swagerman zei over Waterhuizen. Er wordt meer geïnvesteerd in handhaving op het gebied van milieutoezicht. Bovendien bestaan er knelpunten in de formatie voor milieuvergunningen. Daar wordt geld bij gedaan en ook bij de inhuur van adviesdiensten van derden (zie resp. pag. 18, 5.60 en pag. 19, 5.7). Het handhavingprogramma leidt tot een uitbreiding met 2,6 fte. Dat is oud nieuws, maar in de brief die daarover aan de Staten is verstuurd, wordt nog niet gesproken over een structureel beslag. Dat is de brief van 30 januari 2007 en daarin wordt gezegd dat de afdeling Milieutoezicht niet hoeft te voldoen aan de formatiereductie. Voor 2007 komt er dan eerst 2,6 fte bij en daarna zal worden bekeken hoe een en ander precies zal worden aangepakt. Zo luidt althans de strekking van de slotzin van die brief: “Zowel de alternatieve dekking voor het in deze jaren niet realiseren van de formatiereductiedoelstelling door milieutoezicht als de precieze omvang van genoemd gemaximaliseerd voorbeslag krijgen de komende periode nog nadere uitwerking.” Dhr. De Bruijne vraagt of hij uit dit alles moet begrijpen dat die nadere uitwerking in deze brief staat, want daarin wordt structureel geraamd voor de komende vijf jaar of wordt er nog gekeken hoe precies wordt omgegaan met het handhavingsprogramma in relatie tot de formatie voor de komende jaren? Daarbij betrekt hij ook de opmerking op pag. 7 over het flankerend beleid. In de financiële paragraaf van het collegeprogramma staat dat er ook aanvullend beleid komt en dat er uit het rekeningoverschot 2006 flankerend beleid wordt betaald. Om te voorkomen dat er langs allerlei kanalen op dit dossier actie wordt ondernomen, zou de PvdA-fractie het op prijs stellen dat bij de Rekening 2006 waarin wordt toegezegd dat nadere informatie zal worden verstrekt over het verloop van de formatiereductie, een compleet overzicht daarvan wordt ontvangen om te zien hoe de provincie ervoor staat en wat dat betekent voor de komende jaren. In de tabel op pag.15 wordt voor 2008 voor Knelpunten formatie Milieuvergunningen een bedrag opgevoerd van € 125.000, terwijl in de tekst sprake is van € 135.000. Dit behoeft nog correctie. Zenderkosten RTV-Noord. Deze kosten worden als nieuw beleid bijgeraamd in de komende jaren. Dat staat in de brief van 15 december 2006 en in de brief van 22 december 2006 die daarna aan PS is verstuurd, wordt gesproken over de jaren 2007 en 2008, waarbij dus niet sprake is van structurele financiering. Dhr. De Bruijne begrijpt heel goed dat het wel om een structurele financiering gaat en vraagt zich af of dit tot in lengte van jaren uit de begrotingsruimte betaald moet worden of dat dit gewoon wordt ingeraamd. Dhr. Zanen (PvhN) beperkt zich tot één opmerking. Hij verklaart het ermee eens te zijn dat de Voorjaarsnota de beleidsmatige keuze meer in beeld zal moeten brengen waarover dan uitvoeriger gediscussieerd kan worden. Zijn opmerking betreft de bijlage over de verschillende taakvelden van de provincie. Bij Bestuur wordt melding gemaakt dat de betrokkenheid van de provincie bij de N.V. NOM in zekere zin is veranderd doordat geen commissariaat meer wordt bekleed. Dhr. Alders (CdK, voorzitter GS) corrigeert stellende dat dit commissariaat niet meer door een GS-lid wordt ingevuld. Dhr. Zanen (PvhN) begrijpt dat de kosten aan de persoon zijn gekoppeld en dat daarom sprake is van een verlaging van de inkomsten. Is bekend wie de vertegenwoordiger van de provincie is? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) constateert dat de opbrengst van de motorrijtuigenbelasting door zwaardere voertuigen hoger is. Echter, het zou voor het klimaat toch heel mooi zijn als de ontwikkeling naar steeds zwaardere voertuigen wordt tegengegaan. Een tweede opmerking betreft de afroming van de vermogensoverschotten. Het ligt in de lijn om dit op basis van de uitkering Provinciefonds te doen. Daar wordt althans vanuit gegaan, omdat als je van de vermogens zelf zou uitgaan, je zuinige provincies zou straffen. Dhr. De Vey Mestdagh doet de suggestie om dat gedeelte van het vermogen dat daar minder afhankelijk van is, i.c. de waarde van de aandelen van nutsbedrijven, wel als uitgangspunt te nemen omdat die meer afhankelijk is van de toevallige groei van het aantal inwoners en aansluitingen. Volgens hem zou de provincie Groningen er daarmee niet slecht uitspringen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of het klopt dat de verwachte toedeling van de extra regionaal-economische middelen uitermate beperkt is en, zo ja, waar dat op is gebaseerd. Is het een puur rekenkundige doorvertaling van het aandeel van de provincie Groningen op bijvoorbeeld het aantal
16
inwoners? (zie pag. 25, tabel Bijlage 3 onder “Waarvan provincie Groningen (aanname): etc.; hetgeen een doorvertaling vormt van de intensiveringen regionaal economisch beleid, die hogerop in de tabel staan). Een en ander zal dus bij de Voorjaarsnota terugkomen. Het is dhr. Van der Ploeg opgevallen dat er woensdag aanstaande een stevig feestje naar aanleiding van het afscheid van dhr. Musschenga zal worden gehouden waarvoor € 15.000 is gereserveerd. Dit betreft het Relatiemanagementbudget. Enkele jaren geleden is intensief over dit budget gediscussieerd en wellicht biedt de Voorjaarsnota de gelegenheid om daarop nog eens uitvoerig terug te komen. Dhr. Van der Ploeg zal dat beoordelen aan de hand van de stukken die dan voorliggen. Dhr. Luitjens (VVD) beoordeelt het voorliggende stuk als een technische brief waarin een aantal zaken uit het verleden kort en bondig wordt weergegeven. Voor de VVD-fractie zijn de onzekerheden die uitgebreid worden genoemd, het interessants. Er zijn daarover wat toespelingen gemaakt, zoals de opmerkingen over het afromen van vermogens, het geven van een nadere bestemming van het algemene deel van het Provinciefonds en dat soort zaken. Dat is voor de VVD-fractie het meest belangrijk, gezien de financiële consequenties die dat kan hebben voor de provinciale begroting. Dhr. Luitjens steunt GS in de opmerking dat investeringen van de provincie vanuit de eigen middelen, al voor 80% rijksdoelen betreffen. Dat spoort met zijn opmerking gemaakt in Oude Pekela toen het onderwerp voor het eerst aan de orde kwam, dat wellicht in Den Haag te weinig bekend is wat de provincies al uit eigen middelen en met inzet van vermogens doen om allerlei ontwikkeling in de provincie te ondersteunen. Dhr. Luitjens zou het liefst meer zicht willen hebben op de toekomstige financiële speelruimte, maar hij begrijpt dat de eerste 100 dagen van het kabinet waarin met allerlei maatschappelijke middenorganisaties wordt gesproken, nog niet voorbij zijn en dat er dus nog wat langer gewacht zal moeten worden op duidelijkheid. Het provinciale belastinggebied als de opcenten verdwijnen. Aangegeven wordt dat de provincies kiezen voor een eigenstandig belastinggebied met eenzelfde opbrengst. Een andere variant zou kunnen zijn dat het Rijk compenseert via het Provinciefonds. Wordt daar geen rekening mee gehouden? Dhr. Brouns (CDA) heeft van de zijde van het CDA nog twee aanvullende opmerkingen. In de voorliggende beleidsbrief wordt verwacht dat in de meicirculaire duidelijkheid ontstaat over datgene wat de financiële gevolgen zijn van de kabinetsplannen voor deze provincie. Dhr. Brouns kan zich voorstellen dat het kort dag wordt om in de Voorjaarsnota een en ander te laten doorwerken. Wellicht kan het college via een aanvulling zorgen dat bij de Voorjaarsnota de vertaalslag van de meicirculaire beschikbaar komt, mocht die in de Voorjaarsnota nog geen plek gevonden hebben. De voorbereiding van de Cultuurnota. Opgemerkt wordt op pag. 21 dat de Kunstraad betrokken zal zijn bij het voorbereidingstraject en dat de kosten ervan niet zijn voorzien in het budget. Dhr. Brouns stelt daarover de volgende vragen: 1) Behoort het tot de taken van de Kunstraad om haar advies te geven in het voorbereidingstraject voor de Cultuurnota? 2) Zo ja, hoe kan het dat dit in het budget van de Kunstraad niet is meegenomen? 3) Zo nee, is er dan sprake van een nieuwe taak die het college aan de Kunstraad toebedeelt? De voorzitter, sprekend namens de ChristenUnie, heeft een vraag over pag. 14 inzake het jaarplan/begroting van het IPO. De provincie wordt geconfronteerd met aanvullende financiële consequenties en de vraag is hoe de systematiek met de bijdragen aan het IPO in elkaar steekt. Kan daarover meer inzicht worden gegeven? De voorzitter refereert aan het ordevoorstel van de Partij van de Arbeid om dit stuk te betrekken bij de Voorjaarsnota en stelt voor om het na de beantwoording door het college bij deze termijn te laten. Dhr. Alders (cdK, voorzitter GS) merkt allereerst op dat dit een beleidsarme brief is. Inmiddels is het programma bekend van het nieuwe college. Daarin is een financieel hoofdstuk opgenomen dat dit op een aantal onderdelen nader invult. Van belang is de link te laten zien tussen de formatiereductie uit de periode 2003 - 2007, inclusief het flankerend beleid en de formatiereductie die is afgesproken voor de nieuwe periode. Dit om te voorkomen dat dit langs verschillende wegen gebeurt. Het gaat om de verbinding van datgene wat in deze brief staat en dat is gebaseerd op het collegeakkoord 2003-2007 en het nieuwe programma. Het tweede punt is dat het een brief is met vele onzekerheden. Er zal veel overleg zijn tussen het kabinet en de andere overheden over hoe dit allemaal ingevuld moet worden. Er waren gedachten om dat bij wet te regelen, maar inmiddels zoekt men het meer in overleg om een akkoord te bereiken. Er zullen vragen spelen als wat al dan niet additioneel is. Dhr. Luitjens wees er al op. Met elkaar zijn aannames gemaakt over investeringsprogramma’s voor de komende jaren waarin de
17
samenwerking gedurende de afgelopen jaren met de rijksoverheid zich vertaald heeft in voornemens ten aanzien van investeringen, al dan niet gezamenlijk, al dan niet aanvullend op elkaar. Het luistert in die besprekingen nogal nauw wat er ingevuld zal worden. Is alles wat er gevraagd wordt additioneel? Zijn er zaken die in onze meerjarenplanning zaten, maar wel degelijk in het verlengde gezien kunnen worden van rijksdoelstellingen, en er voor gebruikt mogen worden? Dhr. Luitjens (VVD) vraagt of je dan een soort vrijstelling krijgt. Dhr. Alders (cdK, voorzitter GS) antwoordt dat er waarschijnlijk geen 100% vrijstellingen zullen komen en dat in dezen de wijze waarop het gesprek wordt gevoerd, zeer nauw luistert. Getracht is om de onzekerheden te beschrijven, maar je kunt een en ander scherper maken. Er zijn mensen die denken dat als het ministerie van Financiën het zo leest, alvast bedragen worden ingeboekt. Dat zijn gebruiken die bij dat ministerie niet geheel in onbruik zijn geraakt. Het wordt dus een spannende periode. De meicirculaire wordt relevant en getracht zal worden – als deze op tijd binnenkomt – om deze mee te nemen bij de Voorjaarsnota. Zeker in deze fase waarin de meicirculaire sterk afhankelijk zal zijn van de uitkomsten van het overleg, weet je dat het woord meicirculaire wel eens misleidend kan zijn. Geprobeerd zal worden om die informatie te verwerken, want anders ontstaat er weer een nota met veel onzekerheden. Ook kan gezegd worden dat er een probleem is als je veronderstelt dat vermogensposities van provincies mee moeten tellen. Die zijn gerelateerd aan het bezit van aandelen. De spreiding over de provincies is dermate verschillend dat het bijna onmogelijk lijkt om dat via het Provinciefonds te doen. Als dat onmogelijk is en je zou dat toch willen doorzetten, kom je in eigenaardige discussies terecht, waarbij sommigen het woord ‘naasting’ zullen opzoeken in het woordenboek. Er is maar één wet in het land waarin staat dat naasting is verboden en dat is de wet op de Nederlandse Bank. Daarin is een uitsluitingsgrond opgenomen. Het is interessant om dat te lezen en het zou goed zijn als een dergelijke bepaling ook in de provinciewet en de gemeentewet wordt opgenomen. Het zijn overwegingen die waarschijnlijk niet de eindstreep halen. Dhr. Alders begrijpt de politieke opmerking van dhr. Swagerman waar het gaat over de bijdrage voor de Zuiderzeelijn en of dat niet HST+ zou moeten zijn. Het is hier wel goed geformuleerd, namelijk conform het collegeprogramma 2003-2007. GS konden het toen nog niet anders formuleren en in deze brief is dat dus zeer correct geformuleerd. In het nieuwe akkoord zijn uitgebreide passages opgenomen over formatiereductie waarbij wordt verwezen naar de brief van het MT die ook het flankerend beleid op tafel heeft gelegd, hetgeen doet veronderstellen dat het MT de lijn heeft doorgetrokken. Dhr. Oosterling (ambtelijke bijstand) gaat in op het BTW-compensatiefonds. Hoe de provincie Groningen eruit springt is afhankelijk van de definitieve nieuwe verdeelsleutel die op dit moment wordt ontwikkeld voor de uitname uit het Provinciefonds. Op macroniveau verandert er niets. Wel is het zo dat ten gevolge van netto-uitkering van de specifieke uitkeringen er weer een toevoeging aan het Provinciefonds gaat plaatsvinden. In het najaar zal duidelijk worden wat dat betekent voor de provincie Groningen. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen of dat zal leiden tot een nadelig dan wel positief herverdeeleffect. Dhr. De Bruijne (PvdA) vraagt of als je terug kijkt duidelijk is of het de provincie Groningen geld heeft opgeleverd of gekost. Dhr. Oosterling (ambtelijke bijstand) antwoordt dat in eerste instantie werd gedacht dat het de provincie geld zou gaan kosten, maar in de loop van de jaren sprong de provincie er toch redelijk uit en op bepaalde momenten was er sprake van voordeel. Dhr. Alders (cdK, voorzitter GS) gaat in op de opmerking van dhr. Swagerman over de bestuursdwang inzake het afval te Waterhuizen. Deze ochtend is in de betreffende commissie uitvoerig gesproken over Blik Recycling. De afspraak is gemaakt om ook nog eens terug te kijken. Er is een aantal zaken relevant. Bijvoorbeeld de vergunningverlening. Wat versta je onder een nieuwe vergunningaanvraag dan wel een melding? Dat is een van de vragen die in een evaluatie aan bod zal moeten komen. Er zal vanochtend gerapporteerd zijn over het aantal keren dat handhavend bezoek is afgelegd. Dan zal men zien dat men soms geconfronteerd wordt met zaken die niet te handhaven zijn, tenzij je er de hele dag bent. Dhr. Alders heeft in een vorige functie ervaring met dit soort zaken opgedaan. De volgende stelling is daarvan de vrucht: “Als je het geld voor opruiming van afval met
18
het afval meegeeft, ontstaat de situatie dat zo min mogelijke handelingen een zo hoog mogelijk winst oplevert. Het lijkt dan op een instrument dat in sommige gevallen tot uitlokking leidt.” Dhr. Swagerman (SP) stelt een aanvullende vraag. Op een gegeven moment is er min of meer bekend hoeveel er ligt, maar nu gaat het verhaal dat er iemand anders zegt dat als een soort vriendendienst ook een bepaald aantal kilo’s is meegenomen. Kan de controle niet zo frequent zijn dat dit kan worden opgemerkt? Dhr. Alders (cdK, voorzitter GS) antwoordt dit niet precies te weten. Van belang is ervoor te zorgen dat degene die het afval onder zich heeft, ook verantwoordelijk is. In de hele wereld is het zo dat als bij overdracht van het afval het geld direct wordt meegegeven en er dus nog niets is gebeurd, dit leidt tot de situatie dat degene die het minste doet, het meeste verdient. Dhr. Alders heeft eens in Europees verband de vraag aan de orde gesteld of moet worden nagedacht of dit valt onder uitlokking en uitlokking is bij wet is verboden. Het handhavingprogramma en de vergunningverlening. Wil de provincie haar eigen kwaliteitseisen overeind houden, zal tot structurele uitbreiding van de formatie overgegaan moeten worden. Dat is in de brief op een bepaald niveau vastgesteld. Als een vergelijking met de rest van het land wordt gemaakt, blijkt dat er in een aantal gevallen sprake is van een hogere bezoekfrequentie dan elders. Het idee is dat een systeem moet worden ingevoerd waarin meer gekeken wordt hoe elders in het land de handhavingstaak wordt ingevuld. Er komt een tweede discussie en die betreft het toezicht in zijn algemeenheid. Als die discussie ertoe leidt dat het kabinet het advies van de commissie Oosting zou volgen dat in bepaalde opzichten tweedelijnstoezicht komt te vervallen – de provincie heeft een aantal mensen die kijken hoe gemeenten het doen – ontstaat er een heel andere capaciteitsvraag. Die discussie zal mogelijk voor de zomer worden afgerond, want die moet binnen de termijn van 100 dagen vallen. Als dat gebeurt, ontstaat er ineens een geheel andere formatiediscussie dan nu het geval is. Wat betreft vergunning ontstaat de situatie dat de provincie langzamerhand aanloopt tegen het eigen succes. Op heel korte termijn zullen aanvragen ontvangen worden die zeer ingewikkeld zijn. De provincie pretendeert één loket te hebben via welke alles wordt geregeld. Als Nuon de procedure heeft gestart, als RWE de procedure heeft gestart, en twee andere bedrijven dit ook doen en de provincie wil binnen de tijd leveren, is dat onmogelijk met de menskracht waarover het beschikt. Bovendien wordt het soort vragen steeds ingewikkelder. Het gaat hier om de meest moderne centrales en dat brengt met zich mee dat er een nieuw evenwicht moet worden geschapen, afgezien van het feit dat het aantal M.E.R.’s en tussenonderzoeken toeneemt waardoor de organisatie ook extra wordt belast. Je ziet dus hier het succes van de afgelopen jaren terug, want er worden aanzienlijk meer aanvragen ingediend. Bovendien zal door wetswijziging het aantal bedrijven waarvoor de provincie het bevoegd gezag is, aanzienlijk worden uitgebreid. Dat leidt tot de werkverdeling waarin de meest eenvoudige worden vervangen door algemene regels en het deel dat daarboven komt, blijft des gemeentes en het deel dat ingewikkeld is, wordt des provincies. Dhr. De Bruijne (PvdA) veronderstelt dat dit aanleiding geeft om dat pakket en de ontwikkelingen daarin in de commissie Milieu nog eens goed onder de loep te nemen,omdat door het voorbeslag dat er nu wordt gelegd op de Voorjaarsnota de indruk zou kunnen wekken van een salamitactiek. Dan wordt het wat diffuus en dan rijst de vraag hoe dit zich verhoudt tot het programma wat je met elkaar wilt. Dhr. Alders (cdK, voorzitter GS) antwoordt dat door intensivering van de vraag en onder toepassing van de formatiereductie er eenvoudigweg een capaciteitstekort optreedt. Dat moet eenvoudig worden vastgesteld, zeker als je de eerder geschetste pretentie wilt waarmaken. Het is zo dat bij de provincie een aantal mensen werkt die kijkt of gemeenten het goed doen. Je kunt de stelling betrekken die indertijd in de werkgroep Alders is betrokken: dualisering moet consequenties hebben en waarom kan er dan niet vanuit worden gegaan dat gemeenteraden kijken of het college van B&W hun zaken goed doen? Nu gebeurt het nog anders, zoals men onder het monistische stelsel gewend was. Als dat de lijn zou worden heeft dat gevolgen voor de formatie en dan komt er ruimte vrij voor daadwerkelijk toezicht. Dat geeft dus een andere situatie. Zenderkosten RTV-Noord. Terecht is opgemerkt dat de betreffende kosten structureel in de begroting moeten worden verwerkt. De Kunstraad. Het budget dat beschikbaar is gesteld, stelt hun in staat om een aantal keren per jaar advies uit te brengen dat voortvloeit uit de verordening. Daarop is het budget gebaseerd. Het advies wordt voor het kunstenplan op prijs gesteld. Aan de voorkant is dus wel rekening gehouden
19
met hun adviestaak waar het gaat om individuele aanvragen, maar niet met een algemene adviestaak. Wil de provincie dat hebben zou het op de voorgestelde manier moeten. De NV NOM. Wie is er commissaris voor de provincie? Dhr. Alders noemt dhr. Dolf Vogt. Dhr. Zanen (PvhN) stelt de aanvullende vraag of dhr. Vogt, nu GS niet meer de commissaris leveren, een bijdrage in deze commissie levert over de betrokkenheid van de provincie bij het bedrijf. Dhr. Alders (cdK, voorzitter GS) antwoordt ontkennend, want het betekent dat als men in gesprek is, men in gesprek is met de aandeelhouder, zoals ook het geval is bij Essent. Daar is dhr. Calon namens de provincie aandeelhouder. Dat dhr. Verberg de functie van commissaris van Essent inneemt namens de provincie brengt hem niet in dezelfde positie. Op hem is de structuurwet van toepassing. Er zijn afspraken gemaakt over de positie van de provincie en scherper is gemarkeerd waar zij aandeelhouder is en waar de andere rol wordt vervuld. Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat dit nog een punt van discussie is. Dhr. Alders (cdK, voorzitter GS) antwoordt dat daar al over is gediscussieerd. Besloten is dat het verstandig is dat niet meer die positie wordt ingenomen, maar juist die van aandeelhouder en daar is dit een gevolg van. Het relatiemanagement. Dhr. Alders begrijpt dat hij zich weer op deze discussie moet voorbereiden en dat hij dat altijd met veel plezier doet. Voor het afscheid van een gedeputeerde is gekeken naar ervaringscijfers. Dit afscheid bestaat uit drie onderdelen. Een afscheid hier voor externe relaties, een afscheid van het personeel en het afscheid van het college. Dat zijn drie activiteiten die onder het budget vallen. Dhr. Alders kan zich voorstellen dat de commissie er dit jaar nog een keer over komt te spreken. In dat geval zal hij zich er niet mee bemoeien. Dhr. Oosterling (ambtelijke bijstelling) gaat in op de opmerking over een veronderstelde fout in het bedrag op pag. 18 in de kop “5.6 Knelpunten ... etc”. Het daarin vermelde bedrag van € 135.000 moet inderdaad € 125.000 zijn en dan komt het overeen met het bedrag in de tabel van bijlage 2. Het aandeel van de provincie Groningen in de intensiveringen via het Provinciefonds is tot stand gekomen via de op dit moment bestaande reguliere verdeelsleutel voor het Provinciefonds. Het zou kunnen zijn dat in het met de provincie af te spreken bestuursakkoord tot een andere verdeelsleutel wordt gekomen, maar mocht uiteindelijk de reguliere verdeling uit de bus komen, dan zou dit een indicatie kunnen zijn. De systematiek van de bijdrage aan het IPO. Dhr. Oosterling stelt voor om het antwoord toe te voegen aan het verslag. Toegevoegde passage: Het IPO is een vereniging welke bestaat uit 2 bestuursorganen: de algemene vergadering en het bestuur. De 12 provincies zijn lid van de vereniging. In de algemene vergadering worden zij per provincie vertegenwoordigd door vijf gekozen bestuurders, leden van de Provinciale Staten. De algemene vergadering benoemt en ontslaat het bestuur, bepaalt de beleidsstrategie en ziet toe op de uitvoering daarvan. Het bestuur van de vereniging bestaat uit 13 bestuursleden, uit elke provincie 1 en een voorzitter die deel uitmaken van de colleges van Gedeputeerde Staten. Daarnaast heeft het bestuur twee adviseurs: één uit de kring van de Commissarissen van de Koningin en één uit de kring van de provinciesecretarissen. De algemeen directeur van het IPO treedt op als secretaris van het bestuur. Het IPO is opgericht als organisatie van en voor de provincies. De begroting van het IPO kent de volgende onderdelen, waarvoor de provincies, middels bepaalde verdeelsleutels, worden door doorbelast. Het totale bedrag waarvoor de provincie Groningen in 2007 wordt aangeslagen bedraagt € 744.715 verdeeld volgens het volgende schema: 1 2 3 4 5
Kosten Secretariaat Bijzondere opdrachten Kassiersfunctie IPM-Prisma Kassierfunctie WBB-Bio Kassiersfunctie Prov. Abonn
€ 472.504 € 41.414 € 49.214 € 25.196 € 15.844
6,81% 6,81% 3,97% 7,29% 6,81%
20
6 7
Kassiersfunctie overig Jeugdzorg
€ 135.328 € 5.215
6,24% 4,10%
Voor de bovengenoemde onderdelen worden verschillende verdeelsleutels gehanteerd. Zo worden de kosten voor het secretariaat en bijzondere opdrachten gebaseerd op de circulaire Provinciefonds, waarbij de opbrengst opcenten Motorrijtuigenbelasting naar genormeerd tarief is opgeteld. Voor de begroting 2007 wordt de junicirculaire Provinciefonds 2006 gehanteerd. De verdeelsleutel voor Kassiersfunctie Prisma is gebaseerd op de doeluitkering , zoals deze sinds 1 januari 1995 jaarlijks voor de uitvoering van het NMP aan het Provinciefonds wordt uitgekeerd door het ministerie van VROM. De bijdrage betreffende Jeugdzorg wordt berekend naar rato van de omvang van de doeluitkeringen voor Bureau jeugdzorg en zorgaanbod in 2007. Het accres aan het Huis voor de Sport. Het handelt hier niet zozeer om een puur technisch probleem. Het is wel zo dat er specifieke types accressen worden gehanteerd voor exploitatiesubsidies, projectbijdragen of waarderingssubsidies. Wat ook een rol speelt – en dit betreft een discussie die nog moet worden gevoerd als de provincie over wil gaan tot een andere accressystematiek voor met name projectbijdragen – welke eventuele precedentwerking hiervan uitgaat voor andere subsidierelaties van de provincie. Daarover zal de komende weken aandacht aan worden besteed en dan volgt een compleet voorstel bij de Voorjaarsnota. De voorzitter constateert dat de gestelde vragen zijn beantwoord en dat daarmee dit agendapunt wordt gesloten. Hij bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en wijst erop dat over vijf minuten een introductieprogramma begint. 13.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 19.10.
21
Toezeggingenlijst commissie B&F (bijgewerkt t/m commissievergadering op 4 april 2007)
1.
2.
Datum toezegging 20/09/0 6
01/11/0 6
3.
06/12/0 6
4.
06/12/0 6
5.
06/12/0 6
6.
21/02/0 7
7
04/04/0 7
8
04/04/0 7
Onderwerp
Streefdatum
Portefeuillehouder
Op pag. 222 van de begroting staat dat er nog een fors onderhoudsprogramma voor de buitenzijde van het pand St. Jansstraat 4 aan de orde kan komen en dat daarover nadere voorstellen zullen worden gedaan. het college geeft nadere informatie. Wat is de omvang van het programma en wat zijn de kosten die ermee gemoeid zijn en wat behelst dit precies? Welke voorzieningen en reserves zijn hiervoor gecreëerd of zijn die er niet? Het college zal uitzoeken op welke wijze uitvoering is gegeven aan een aangenomen motie m.b.t. het energiebeleid (motie is aangenomen op PS van 5 oktober 2005).
Voor de volgende commissievergadering (6 december) zal de informatie beschikbaar zijn (01/11/06)
Slager
In de motie werd Gedeputeerde Staten opgedragen om Provinciale Staten via een notitie te informeren over de mogelijkheden om te komen tot een investeringsfonds om concrete uitvoeringsgerede investeringsprojecten financieel te ondersteunen en in de notitie aan te geven aan welke criteria gedacht kan worden. Reorganisatie Douane Het college zal de reorganisatie van de douane nauwlettend in de gaten houden. Uitgezocht zal worden hoe de situatie precies is en de commissie zal hierover bericht ontvangen. Verordening gebruik dienstauto's Het college zal de gemaakte opmerkingen in de commissie wegen en de commissie hierover nader informeren. Uitvoeringskosten PAF Het college zal inzicht geven in de uitvoeringskosten van het Provinciaal Accommodatiefonds. ICT Over drie maanden zal het onderzoek van GS m.b.t open source gereed zijn. De commissie wordt geïnformeerd over de stand van zaken van de financiële toezeggingen m.b.t. de N33. Het college stelt een notitie op over de betrokkenheid van de provincie bij deelnemingen, over waar niet en waar wel met rechtstreekse commissarissen wordt gewerkt, over hoe de rol van aandeelhouder wordt ingevuld en over hoe dat in welke commissie wordt besproken.
Bleker
Calon
Calon
Calon
Mei 2007
Slager
Zodra de toezeggingen binnen zijn.
Bleker/ Alders
Op korte termijn
Alders
22