Verslag van de vergadering van de Statencommissie Economie en Mobiliteit, gehouden op woensdag 1 december 2004 van 09.00 uur tot 13.45 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr W. Haasken (voorzitter; VVD), dhr M.L.J. Out (VVD), dhr J.J. Dijkstra (PvdA), dhr J.L.H. Köller (PvdA), dhr H. Nijboer (PvdA), dhr R.D. Rijploeg (PvdA), dhr F.J. van der Span (CDA), dhr M.J. Jager (CDA), dhr J. Roggema (ChristenUnie), dhr H. Staghouwer (ChristenUnie), mw I.S. Bulk (SP), dhr C. Swagerman (SP), dhr W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr H.C. Moll (GroenLinks), dhr T.J. Zanen (PvhN) en mw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN). Afwezig: mw F.Q. Gräper-van Koolwijk (D66). Voorts aanwezig: dhr J.C. Gerritsen (gedeputeerde), dhr T.A. Musschenga (gedeputeerde), dhr J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw N. Gerritsen (secretaris), dhr Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr E.J.R. ter Veldhuis). Woord vooraf: Dit verslag is geheel gemaakt op basis van een backup-opname omdat de normale opname van de vergadering is mislukt. Op de backup-opname zijn sommige passages slecht te verstaan en andere passages in het geheel niet te verstaan. In het verslag is dit aangegeven door de betreffende passages tussen haken te plaatsen. Dat betekent dat sommige zinnen niet goed lopen omdat niet te interpreteren was wat de bedoeling van de spreker was.
1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom. Hij deelt mee dat er een brief is binnengekomen van het Rail Servicecentrum in Veendam. Het heeft betrekking op een bezwaar met betrekking tot een insteekhaven, een vestiging van MCS industrieterrein Westerbroek Hoogezand-West aan het Winschoterdiep. De afzender vraagt aan het College van GS en de gemeente Hoogezand het bestemmingsplan aan te passen. De brief ligt bij de griffie ter inzage. Voorgesteld is om deze brief bij de commissie Omgevingsbeleid en Wonen te behandelen. Mw Gräper is wegens ziekte met kennisgeving afwezig. 2.
Regeling van werkzaamheden
-
voorstellen vreemd aan de orde van de dag
De voorzitter deelt mee dat dhr Nijboer heeft verzocht om het punt met betrekking tot de recreatiebungalows bij Midwolda te agenderen. Dit is mogelijk wanneer in elk geval een derde van de commissie met dit verzoekt instemt. Besloten wordt om het punt aan de agenda toe te voegen als agendapunt 15. -
vaststellen van de agenda
Het voorstel is om agendapunt 12 en 13 te combineren. Aldus wordt besloten. -
vaststellen van spreektijdregeling
1
Over een spreektijdregeling heeft reeds enig mailverkeer plaatsgevonden. De voorzitter controleert of deze regeling de instemming heeft van de commissie. Dat is het geval. 3. Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen) Er hebben zich geen insprekers gemeld. 4. Vaststelling verslag Commissie Economie en Mobiliteit van 27 oktober 2004 Het verslag wordt vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 2 & 4 Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat er informatie naar de Staten is toegestuurd met aanbevelingen. Hier is actie op ondernomen. Toezegging 3 Deze toezegging blijft staan. Toezegging 7 Het betreft de financiële afronding. Hier is reactie op gekomen. Toezegging 8 Idem Toezegging 9 Deze toezegging is opgenomen in de agenda arbeidsmarktbeleid. Toezegging 11 Het College heeft naar dit project gekeken. Daaruit kwamen steeds meer vragen naar voren. Besloten is om het project geen doorgang te laten vinden, omdat het te weinig toevoegt, de organisatie tekortschiet en de kosten onduidelijk zijn. Daar komt het punt van export nog bij. Daar werd over uitgesproken dat dit niet wenselijk was. Dit is kort samengevat het punt dat Science & Business Matching aan het AB van het SNN meldt. Toezegging 16 Op dit punt heeft dhr Zanen een vraag gesteld. De gedeputeerde heeft hier een reactie op. Deze wenst de gedeputeerde toe te voegen aan het verslag1 . Toezegging 5 Dhr Musschenga (gedeputeerde) merkt op dat deze toezegging dinsdag in het College aan de orde zal komen. Die zal de commissie volgende week ontvangen. Toezegging 6 Deze toezegging is vorige keer aan de orde geweest. Deze zou derhalve van de lijst kunnen worden afgevoerd. Toezegging 12 De commissie zal deze volgend jaar ontvangen wanneer dit aan de orde is. 1
Op het moment van reproductie van het verslag, is deze passage nog niet beschikbaar. De informatie zal zo spoedig mogelijk naar de commissie worden gezonden.
2
Toezegging 13 Deze toezegging staat op de agenda en kan worden afgevoerd. 6.
Mededelingen -
gedeputeerde(n)
Dhr Musschenga (gedeputeerde) deelt mee dat de provincie inmiddels heeft getekend voor de aanbesteding van het regionaal spoorvervoer. De minister en Friesland en Groningen hebben nu getekend, de aanbesteding zal daarom de deur uitgaan, zij het dat er nog één opmerking is van Friese zijde. Voor 8 december moet het kruispunt Franeker opgelost worden door het Rijk. De aanbesteding gaat echter nu de deur uit. Dhr Zanen (PvhN) vraagt of dit inclusief de kwestie is van Harlingerhaven. Is het probleem dat daar lag uit de wereld geholpen? Dhr Musschenga (gedeputeerde) bevestigt dit. Harlingerhaven zit in het bestek. Het is een verlenging van extra kosten, maar gesteld is dat het om een dermate kort stuk gaat, dat het in het bestek moet worden opgenomen. Friesland dient echter wel mee te blijven doen. De vaarweg Lemmer- Delfzijl. De gedeputeerde heeft maandag van de minister begrepen dat de brief met een positief besluit naar de provincie toekomt en van een handtekening is voorzien, zodat het College weer verder kan gaan. Het is natuurlijk wel zo dat goed gekeken moet worden wat in dergelijke brieven staat en of hier en daar opmerkingen worden gemaakt die nieuwe onderhandelingen op onderdelen betreffen. Het ziet er echter goed uit. Het College is druk doende met de communicatie ten aanzien van het OV-bureau inzake de dienstregelingen. Dit zal eerdaags prominent naar buiten komen, meerdere keren, zodat iedereen straks goed op de hoogte is van datgene wat er te wachten staat. Inmiddels heeft een groot aantal lieden, die brieven hebben gestuurd ten aanzien van de dienstregeling, bericht ontvangen. Ook gemeenten hebben nu een wijzigingsvoorstel ontvangen. De commissie zal deze ook ontvangen. In dit wijzigingsvoorstel heeft het College een tussentijdse exercitie gepleegd op grond waarvan een betere dienstregeling dan aanvankelijk uit de bus komt. Deze exercities zijn nu afgerond. Dhr Rijploeg (PvdA) merkt op dat sociale onrust dreigt bij Arriva vanwege het feit dat men daar met een wat rommelige manier met personeel omgaat. Hij vraagt of de gedeputeerde zijn gezag zou willen aanwenden om bij te dragen aan een oplossing van de problemen. Tenslotte is er over enkele jaren weer een nieuwe aanbesteding. Dhr Musschenga (gedeputeerde) stelt dat het lastig is voor een opdrachtgever om zich op dit moment te bemoeien met de perikelen die zich binnen het bedrijf voordoen. De gedeputeerde volgt de ontwikkelingen op de voet. Het staat buiten kijf dat het op een fatsoenlijke manier moet gebeuren. Daar waar de gedeputeerde iets kan doen, zal hij dit ook doen. Het bedrijf zelf zal het probleem echter in eerste instantie moeten oplossen. -
Groningen Seaports
Dhr Jager (CDA) deelt mee dat op 16 december een vergadering van Groningen Seaports zal plaatsvinden. Hij neemt aan dat de stukken zoals gebruikelijk weer in de statenkast aanwezig zullen zijn. Twee weken geleden kwam via Radio Noord het bericht naar buiten dat de aanbesteding voor de opstallocaties voor windmolens in de Eemshaven doorlopen was, maar dat dit niet heeft geleid tot gunning. Dit roept natuurlijk bij collega Van der Ploeg en dhr Jager vragen op. Het is in elk geval geagendeerd voor 16 december, om duidelijkheid te krijgen
3
over de vraag wat daar is misgegaan en wat gedaan moet worden om ervoor te zorgen dat het in een tweede ronde - die klaarblijkelijk gaat komen - wel goed komt. 7.
Rondvraag
Dhr Nijboer (PvdA) stelt dat circa een half jaar geleden in de commissie het plan van de PvdA-fractie is besproken over fietsen in het Westerkwartier met allerlei recreatieve verbindingen die passen in het bestaande beleid. De PvdA-fractie wenst te vernemen of de gedeputeerde al iets met dit plan heeft gedaan. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat het College het Plankader Wandelen en fietsen heeft vastgesteld. De recreatiefietspaden. Er is een aantal projecten uit voort gekomen. De situatie in de provincie is nu zo dat gesteld kan worden dat in Westerwolde en Noord-Groningen van een behoorlijk compleet netwerk sprake is, maar in het Westerkwartier en het Oldambt dit minder het geval is. Het College heeft onlangs een brief vastgesteld en naar de Staten toegestuurd om op dat punt extra inspanningen te verrichten. Dit ligt eigenlijk in het verlengde van de discussie die toen op initiatief van de PvdA werd gevoerd om zoveel mogelijk complete fietsroutenetwerken te realiseren. Dat is van belang omdat dit een speerpunt is in het toeristisch beleid en aansluit op de groep die het College naar de provincie wil lokken. De brief is beschikbaar. Dhr Jager (CDA) heeft een vraag met betrekking tot de portefeuille landbouw. Wellicht dat de collega’s van de nog niet gearriveerde gedeputeerde Bleker de vraag kunnen beantwoorden, mogelijk kan de vraag schriftelijk worden beantwoord. Gisteren (30 november 2004) stond een bericht op Teletekst van RTV Noord dat de Veenkoloniën in trek zouden zijn bij melkveehouders en dat zich inmiddels ruim vijftig bedrijven hebben aangemeld voor het partnerproject in het kader van de agenda voor de Veenkoloniën, het project waar zes plaatsen zijn voor inplaatsing van melkveehouderijbedrijven. De CDA-fractie vraagt zich af hoe zich dat verhoudt, nu [daar dusdanig veel vraag is dat hier misschien de tweede fase als pilot-project moet worden gehouden/naar voren moet worden gehaald]. Het CDA zou hier graag enige opheldering over hebben. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft te kennen de achtergronden niet exact te kunnen delen. Hij heeft dezelfde ontwikkeling gezien. Het is uiteraard zeer goed voor het project, omdat het eerst aarzelend begon. De gedeputeerde stelt voor om te doen wat dhr Jager voorstelt, te weten een schriftelijke beantwoording. 8. Ingekomen stukken (ter kennisneming) a. Brief van GS van 14 oktober 2004, nr. 2004-23278, betreffende Toeristische Mediacampagne b. Brief van oktober 2004, nr. 2004-22726+ bijlage 1 + 2, betreffende stand van zaken Technomatch c. Brief van oktober 2004, nr. 2004-23381, betreffende stand van zaken Europees Sociaal Fonds (ESF) pilot SNN/SZW d. Brief van GS van oktober, nr.2004-23744 + bijlag, betreffende Plan van aanpak studie wegverbinding Groningen-Zuidhorn (N355). Dhr Out (VVD) wenst het woord met betrekking tot brief d. Het betreft een mooie en vrij breed getrokken studie. Hij heeft twee c oncrete zaken waar hij nader op in wil gaan: Het valt op dat de gemeente Leek ontbreekt bij de belanghebbenden, of minimaal bij de zijdelings betrokkenen, terwijl het ook het grondgebied van de gemeente Leek betreft. Misschien is dat aan te kaarten. Er wordt voorts gesproken over de loswal in Aduard. Daar is een bepaalde problematiek. Wanneer men het plan leest, wordt duidelijk dat op zijn vroegst 2005 echt zaken bekend zullen worden. De VVD-fractie wenst te vernemen of dit zo lang kan
4
wachten. In de studie wordt bijvoorbeeld ook een eventuele ontsluiting van nieuwbouw via het Aduarderdiep voor de loskade meegenomen. Dhr Roggema (ChristenUnie) stelt vast dat de procedure van het plan van aanpak in eerste instantie in september 2005 naar de Staten gaat. Wanneer de studie in 2005 wordt afgerond, is de conclusie dat er sprake is van een vertraging van een half jaar. Dhr Musschenga (gedeputeerde) bevestigt dat kan worden geconstateerd dat de provincie een half jaar achterloopt. Dit heeft ook te maken met de complexiteit van het gebied waarin men daar bezig gaat en vanwege de pogingen om de voorstellen, zoals deze voorliggen, op tafel te krijgen. Dat is niet het enige. De MER-studies die moeten worden gedaan, zijn ook vrij gecompliceerd. De capaciteit in het Provinciehuis liet niet toe het eerder te doen. Nu zit de provincie echter op - het nieuwe - schema. Ten aanzien van de loswal vindt overleg plaats met de gemeente Zuidhorn, die de provincie een vergunning moet verlenen en die geen vergunning wil verlenen voor heel veel laden en lossen aldaar, omdat dit allerlei overlast door Aduard heen geeft. Met de bewoners wordt hierover overleg gevoerd, men wenst daar ook een 30 km-gebied. Eigenlijk past dat niet bij elkaar. Men is nu bezig om oplossingen te bedenken. Een van de mogelijkheden die wordt onderzocht is om een ontsluiting te krijgen vanaf de losplaats langs het diep. Het is echter in een pril stadium. Het doel is om te komen tot minder vrachtverkeer door Aduard heen. Of een passeerstrook of iets dergelijks op een gegeven moment überhaupt realiteit wordt, moet de gedeputeerde nog zien. Het moet worden onderzocht. Ten aanzien van de laad- en losplaats bestaat nu een maximum aan tonnage, waar wel een vergunning voor wordt verleend. Dit betekent beperking aldaar. Daarover heeft de gedeputeerde met degene die daar gebruik van maakt overleg, om na te gaan of dit de activiteiten van het bedrijf dat aan de overkant is gevestigd schaadt. Tot nu toe is de gedeputeerde dit niet gebleken. De opmerking ten aanzien van gemeente Leek is nieuw voor de gedeputeerde. Dhr Out (VVD) stelt dat heel erg opvalt dat Enumatil hier genoemd staat, sterker nog, dat de ontsluiting hier voor een deel doorheen gaat. De gemeente is echter niet betrokken in het geheel, blijkt toch wanneer men de brief leest. Dhr Musschenga (gedeputeerde) geeft aan hiernaar te zullen kijken. Zo af en toe wordt overleg gevoerd met de gemeente. Dhr Dijkstra (PvdA) stelt dat in brief 8b wordt gesproken over het Maritiem Centrum in Groningen. De PvdA-fractie heeft dat centrum ooit met een bezoek vereerd. De PvdA wenst op de hoogte te worden gehouden over de ontwikkelingen met betrekking tot het centrum, omdat belang wordt gehecht aan deze opleidingsfaciliteit. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) vindt dit prima. Bespreekstukken 9.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 26 oktober 2004, nr. 200422.924, FC, betreffende Integrale Bijstelling begroting + bijlage
Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) leest, ten aanzien van cofinanciering Antheus, dat het High Purity Centre en het Light Metal Centre feitelijk op een dood spoor zijn beland. Het is de eerste keer dat een belangrijke inzet van de provincie in een dergelijk project daadwerkelijk niet is gelukt. Het doet de vraag naar voren komen hoe het verder zal gaan met Antheus. Het lijkt dhr Van der Ploeg goed om richting de commissie iets meer te laten weten over de voortgang van het geheel. Ook in verband met het tweede punt, te weten de honderdduizend euro die wellicht wordt vrijgemaakt voor een haalbaarheidsstudie naar de mogelijke energiecentrale van Aldel. Dit doet de vraag rijzen wat er voor voorwerk is gedaan, wat voor previsibility voorligt op basis waarvan al dan
5
niet een positief besluit kan worden genomen. Dhr Van der Ploeg informeert of de commissie hier iets meer over kan horen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) deelt mee dat er ten aanzien van Antheus een rapportage over de voortgang is. Het zal nog een jaar in beslag nemen. Daar stonden zaken in met betrekking tot de ontwikkeling, het lijkt de gedeputeerde goed wanneer de commissie hier een volledig overzicht van krijgt. Het lijkt de gedeputeerde goed, dat het College eerst een verslag naar de commissie stuurt. De SP-fractie stelt Aldel aan de orde. Met name rond de energieprijzen bestaat de overweging om een eigen energiecentrale erbij te bouwen. Men zou dit Delesto-fase III kunnen noemen. Het College stelt voor, om dat op gang te brengen en voorwerk naar de haalbaarheid te doen, om daar deze subsidie voor beschikbaar te stellen. De gedeputeerde vraagt of dhr Van der Ploeg op dat punt een verder overzicht en meer inzicht wenst in wat er allemaal speelt. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat hij wel wenst te weten dat het echt serieus is wat Aldel wil, dat zij ook daadwerkelijk de intentie hebben om het te doen. Alleen maar een onderzoek willen doen is niet toereikend, voor dhr Van der Ploeg. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft te kennen regelmatig overleg met Aldel te voeren. Het blijft een serieus voorstel om juist op dat kritieke punt verlichting te brengen. Het gaat er om om de energie in eigen hand te houden, dan is de bedrijfsvoering van Aldel natuurlijk vreselijk van belang. Dhr Swagerman (SP) deelt mee dat steeds wordt gesproken over het feit dat het Aldel zou betreffen. Het is niet alleen Aldel die bezig is met die energiecentrale. Het is een samenwerkingverband van meerdere bedrijven in dat gebied. Dit om aan te geven dat het draagvlak groter ligt. De SP is verheugd dat dit zo op gang komt, dat zal duidelijk zijn. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat hij met name had gevraagd welke [typische bindende] informatie er voorligt, maar hij wenst ook te weten wat de andere partijen bijdragen aan die discussie en [hoe de provincie een en ander bij kan sturen zonder daar nu een klein bedrag voor […… een petitie is getekend]. In feite wordt er nu heel veel voorwerk gedaan. Daar zou dhr Van der Ploeg graag meer informatie over willen hebben. Dhr Köller (PvdA) snijdt het onderwerp Antheus aan. Dat kwam hier in het verleden regelmatig aan de orde, maar een week of zes geleden is het ook in de Tweede Kamer aan de orde geweest, een evaluatie van februari dit jaar. Dhr Köller geeft te kennen zich hier toen al mee bemoeid te hebben, omdat hij van mening was dat slordig met dit punt werd omgegaan, terwijl het toch belangrijk is voor het Noorden, zeker omdat het voortbestaan van Aldel daar van afhangt. Toen heeft dhr Köller begrepen dat er een iets grotere evaluatie zal komen. Op basis daarvan zou worden gebaseerd of zou worden gecontinueerd. Het jaar 2006 is namelijk wel de deadline. Dhr Köller wenst hier meer aandacht voor te vragen, ook van de andere fracties in de Staten om hun vertegenwoordigers in Den Haag erop te attenderen dat zij op dit punt op dezelfde manier met het Noorden opgaan als gedaan is met het Kompas-verhaal. Dat schort er namelijk nog wel eens aan. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan over Antheus al wat gezegd te hebben. De bedoeling is dat het project eind volgend jaar wordt afgerond. Dit is een afspraak. De activiteiten die daarmee te maken hebben, zullen worden overgenomen door de stichting Metal Park. Daar zitten vrijwel dezelfde partijen in, die zich structureel kunnen bezighouden met de ontwikkeling van die projecten. Het kost vaak wat meer tijd. De gedeputeerde heeft dhr Van der Ploeg zo-even toegezegd dat het College het verslag over de stand van zaken aan de commissie zullen sturen. Het is prima om meer
6
informatie te geven over die previsibility. De gedeputeerde zou heel graag willen dat het van start gaat, want het betreft een vrij acuut probleem. Dhr Swagerman (SP) geeft te kennen verbaasd te moeten reageren op met name de PvdA-fractie. Eerder dit jaar heeft de SP redelijk uitgebreid de hele problematiek van Aldel met ingang van 1 januari 2006 aan de kaak gesteld. Toen werd gesteld dat de SP erg prematuur en vroeg was. Nu blijkt de tijd ineens te dringen. Misschien had de commissie dan toch – en dhr Swagerman wenst dit ook aan GS mee te geven, want die hadden dezelfde argumentatie – eerder aan de slag moeten gaan, zodat het nu minder dringend zou zijn geweest. Dhr Köller (PvdA) wenst te reageren op dhr Swagerman. Toen werd gesproken over Aldel. Dhr Köller maakt zich zorgen over het feit dat Aldel het hele XXXX-pakket, dat toen is uitgesproken en waar zijdelings ook Antheus bij was betrokken, één pakket is. Dhr Köller hoort nu van de gedeputeerde dat het wordt overgegeven aan Metal Park. Hij maakt zich daar zorgen over, omdat het aantal grote spelers, dat nu in het convenant van het Antheus-project zit, dan waarschijnlijk afvalt. Dhr Köller wenst meer informatie over de gang van zaken en niet simpelweg te wachten op de evaluatie. Toentertijd bedoelde dhr Köller dat het hele energieverhaal op dat moment enigszins prematuur was. Het blijkt ook, dat er nu andere ontwikkelingen zijn, die toen wel zijdelings werden aangegeven, maar die nu iets meer perspectief krijgen. Op het moment dat ze meer perspectief krijgen, is dhr Köller van mening dat de commissie zich daar meer mee moet bemoeien. Dhr Swagerman (SP) begrijpt de reactie en wenst hier geen al te lange discussie van te maken. Iedereen weet echter dat de energieproblematiek heeft te maken met de hele situatie daar, die meerdere bedrijven betreft die zich daar hebben gevestigd. Er lopen meerdere projecten die te maken hebben met de vraag of Aldel al dan niet aanwezig is. Vandaar dat dhr Swagerman het punt wenst te noemen.
10.
Brief van Interprovinciaal Overleg van 21 oktober 2004, 36031/2004 met bijlage "Toekomstig economisch beleid verband".
kenmerk in IPO-
De voorzitter deelt mee dat vanuit de commissie is verzocht om de IPO-delegatie een zo helder mogelijk advies mee te geven. Dhr Köller (PvdA) legt uit dat het punt van het IPO is, dat daar een economisch verhaal is neergelegd dat de commissie in andere bewoordingen op tientallen manieren tegenkomt. Het zijn dezelfde punten waar men op wijst. De enige vraag die dhr Köller hierbij zou willen hebben in de richting van de IPO-delegatie betreft het punt waar het gaat om het instellen van provinciale fondsen voor economische structuurversterking. In het Noorden is gewerkt met het Kompas. Nu is Pieken in de Delta actueel, dus de provincie hinkt enigszins op twee gedachten. Hoe stelt de IPO-delegatie zich bij de bespreking van dit punt voor een en ander ‘aan de vork te prikken’? De rest betreft zaken die de commissie overal tegenkomt. De voorzitter wenst, vanuit VVD-fractie, toe te voegen dat het hier economisch beleid voor de provincies betreft. De VVD heeft er geen behoefte aan om een IPO-beleid verder op te tuigen. Er is beleid in SNN-verband en er is kabinetsbeleid. Dhr Jager (CDA) wenst zich bij de woorden van dhr Haasken aan te sluiten. Dhr Zanen (PvhN) deelt eveneens de opvatting van de VVD in dezen.
7
Dhr Köller (PvdA) stelt dat de voorzitter de commissie vroeg een reactie te geven op het stuk. Iedereen is ervan overtuigd dat de provincie in noordelijk verband bezig is. De provincie zit in het IPO. Als daar bepaalde zaken plaatsvinden, niet inhoudelijk op het beleid, maar ten aanzien van het instellen van fondsen, is dhr Köller van mening dat daar een vraag over gesteld mag worden, zonder dat men zich direct committeert aan de mening dat het IPO het economisch beleid voor de provincie moet gaan vaststellen. De voorzitter stelt dat dit eraan zal worden toegevoegd. Dhr Jager (CDA) sluit zich hierbij aan.
11.
Notitie "PvdA in Grunn veur Landbouw, met n (aangeboden tijdens PS-vergadering van 6/10/04)
kleur
as
n
roos"
Dhr Jager (CDA) deelt mee dat het CDA zeer gecharmeerd was door de notitie. Deze werd dan ook met veel plezier en genoegen gelezen. Het CDA is zeer benieuwd wat van deze notitie terug zal komen in het verkiezingsprogramma van de PvdA voor de nieuwe periode. De voorzitter vraagt wie zich daar bij aansluit. Dhr Out (VVD) bevestigt dit. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) wenst hier iets verder op door te gaan. Ook GroenLinks complimenteert de PvdA met de notitie. Dhr Van der Ploeg vindt het altijd prettig wanneer een fractie op deze wijze het debat zoekt. In de notitie staat natuurlijk ook veel bekends, maar ook enkele elementen die dhr Van der Ploeg gaarne met de PvdA door zou willen ‘ploegen’. De vraag is of dit het moment is, gezien de spreektijdregeling. Toch heeft hij een tweetal vragen. De PvdA kiest in deze notitie voor kracht. Nu staat de PvdA ook bekend als de partij die kiest voor zwakkeren. Hoe zit het nu met de kleinschalige boeren en de boeren die wegvallen? Het gaat heel snel. Moeten we voor deze groep opkomen of niet? In de laatste alinea leek toch weer de PvdA van matigheid naar voren te komen, want in feite wordt ervoor gepleit om boerengeld naar infrastructuur op het platteland te leiden. Het staat niet letterlijk vermeld, maar wanneer men het goed leest, zou dit de conclusie kunnen zijn. Dhr Van der Ploeg vraagt zich af of dat de bedoeling is, om dat geld van de boeren in wegen te stoppen. Op dit punt wenst dhr Van der Ploeg een reactie van de PvdA. Dhr Roggema (ChristenUnie) heeft de notitie met belangstelling gelezen. De fractie deelt de opvatting. De ChristenUnie heeft echter zelf ook een notitie, ‘Boeren voor morgen’. Daar staat nog veel meer in. Hier zijn ongetwijfeld raakvlakken. Als het beleid in de komende jaren aan de orde is, zal hier zeker op terug worden gekomen. Dhr Köller (PvdA) geeft aan dhr Jager gerust te kunnen stellen: als het enigszins kan – dit is ook in een interview aangegeven en is ook de bedoeling van de notitie geweest – zal letterlijk met de notitie de boer op worden gegaan. Het is zeker niet de bedoeling van de PvdA om met alle ideeën te wachten totdat het verkiezingsprogramma moet worden geschreven. Met name in het kader van het provinciaal landbouwbeleid bij eventueel de voorjaarsnota, c.q. de begroting, als er zaken zijn die sporen met dit verhaal, zal de PvdA er alvast vooraf mee komen en niet wachten op het verkiezingsprogramma, want het is niet bedoeld als een voorloper van het verkiezingsprogramma. Dhr Van der Ploeg van GroenLinks stelde vanmorgen in de krant dat het niet echt succesvol is om naamgrappen te maken, maar hij heeft het wel over doorploegen. Dhr Köller wenst hier niet over door te borduren. Het is natuurlijk zo dat er in dit soort nota’s – en dat is een van de nare eigenschappen van alle soorten nota’s en notities – voor driekwart bekende informatie staat, die ook elders te lezen is. Daar is niets aan te doen.
8
Het feit dat de PvdA kiest voor kracht slaat niet op een individu. Het slaat in dit geval simpelweg op het kiezen voor de kracht die in iedereen, het Groninger landschap en in de Groninger bevolking, ook de plattelandsbevolking inclusief de boeren zit. Dat is de kracht van [….], dus een combinatie van beide elementen. De kleinschalige boeren. Door de PvdA is geconstateerd dat met name waar het gaat om boerenbedrijven die kleinschalig zijn of die niet voldoende positie hebben om voort te bestaan, met name in de grootschalige gebieden simpelweg het economische gegeven opgeld doet dat men bij elkaar gaat zitten en maatschappen gaat vormen. [….] niets op en het wordt overgenomen door de grotere boeren. Ten aanzien van de kleinschalige landbouw in de wat kwetsbare gebieden is de PvdA van mening dat de overheid deze mensen, als zij bepaalde voorwaarden stelt voor de uitvoering van hun bedrijvigheid, financieel en op andere wijze bijstaat. In Groningen zijn er geen kleinere boeren, in Groningen zijn alleen maar ‘dikke boeren’ en ‘niet-dikke boeren’. Hiermee wordt het onderscheid in inkomen van de landbouwer aangegeven. Kleinschalige landbouwers zal de PvdA niet in de kou laten staan. Dit past ook niet bij de PvdA. Het zal ook niet gebeuren. Dhr Van der Ploeg stelt dat geld naar de infrastructuur gaat. Dat staat niet als zodanig vermeld, maar zou tussen de regels door gelezen kunnen worden. Het is aan dhr Van der Ploeg en aan iedereen om de PvdA erop te wijzen, zodra bepaalde voorstellen worden gedaan die in die richting gaan, dat de PvdA dat echt niet heeft bedoeld en dat dit ook niet zal gebeuren. In tweede termijn Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op het gelezen te hebben en ook zo te hebben geïnterpreteerd. Hij zal hier graag op terugkomen op het moment dat het aan de orde is. Dan betreft het de invulling van de structuurgelden van het LAN. Overigens wenst dhr Van der Ploeg een extra compliment te geven. Hij leest namelijk over het initiatief voor het landschapsfonds. Dat is iets wat dhr Van der Ploeg vier jaar geleden ook wel eens heeft aangekaart. Het is een belangrijk element om juist de kleinschalige boeren een extra inkomen te bieden.
12.
13.
Brief van GS van 30 september 2004, nr.2004-21301 + bijlage, betreffende beleids- en activiteitenagenda Economische Speerpunten provincie Groningen 2004-2007 Brief van GS van 17 september 2004, nr. 2004-16922 + 3 bijlagen, inzake uitvoeringsagenda provinciaal arbeidsmarktbeleid 2004-2008
Dhr Köller (PvdA) merkt op dat hij, toen hij vernam dat met name D66 in de hoedanigheid van mw Gräper het verhaal van de speerpunten op de agenda wilde zetten, zich afvroeg waarom dit diende te gebeuren. Het was een vraag bij de begroting om wat nadere uitleg te geven over de zes speerpunten die door de provincie in de begroting werden genoemd. Zoals dhr Köller ook al aangaf bij het onderwerp IPO, spelen kennis, innovatie en transitie de hoofdrol. Er zijn straks nog enkele - volgens dhr Köller ook in SNN-verband - van dit soort zelfde beleidsnotities, waar diezelfde onderwerpen toch weer in terugkomen. Inzetten op kennis, innovatie en transitie of in elk geval verandering van bezigheid. Dhr Köller zal beginnen met de kenniseconomie. Er is natuurlijk niets wat sneller veroudert dan kennis. Aan de andere kant is het ook zo dat dhr Köller van mening is dat in de notitie of het verhaal veel woorden zijn gewijd aan kennis in de hogere sector, met name de universitaire sector. Als het gaat over de arbeidsmarkt en de kennis van de arbeidsmarkt, moet worden geconstateerd dat dit over anderen gaat. Met name in de sector als het gaat om onderwijs gaat het om pakweg veertig procent van de bevolking die in het hoger onderwijs, de universitaire sector gaat studeren. Daarom heeft men nog altijd te maken met zestig procent mensen op MBO-niveau. Wanneer men het dan over kenniseconomie heeft, dan heeft dhr Köller enigszins het idee – misschien kan dit worden weggenomen – dat de provincie met name de economische gelden inzet in de hogere segmenten en dat aan het eind van het verhaal op het punt van het
9
arbeidsmarktbeleid, aansluiting van onderwijs en werk, de provincie die sector subsidieert. Dhr Köller wenst meer duidelijkheid over de vraag wat er gebeurt in die sector. Innovatie. Dhr Köller hoorde zo-even een heel mooie definitie van innovatie op de Duitse televisie: innovatie dient men zich niet zo druk om te maken, want innovatie is iets wat al gebeurt zo lang de mens op deze aarde rondloopt. Hij probeert altijd iets beters en iets gemakkelijkers te creëren om zijn leven te veraangenamen, dus men heeft het in dit geval over wat zo mooi ‘incrementele innovatie’ wordt genoemd, of te wel innovatie die zich langzaam verplaatst. Radicale innovatie, dus echt iets nieuws uitvinden, gebeurt zelden of nooit, en dan vaak bij toeval. Dhr Köller denkt daarom dat men, met name wanneer het over innovatie gaat, heel duidelijk moet aangeven dat het een bezigheid is die gewoon hoort plaats te vinden. Dat men deze bezigheid een klein beetje stimuleert is prima, maar vaak wordt door veel mensen gedacht dat wanneer er maar een stempel van innovatie wordt ‘opgedouwd’, dat het dan ook wel zal gaan gebeuren. Dhr Köller wil ervoor waarschuwen dat dit niet het geval is. Het is simpelweg een kwestie van inventiviteit van de mensen. Dat daar ook ‘een stuk kennis’ voor nodig is staat buiten kijf, maar hier is ook ‘een stukje creativiteit’ voor nodig, dus wat dat betreft is dat in dit geval dubbelop. De zes speerpunten die worden genoemd. Dhr Köller denkt dat de commissie de speerpunten de komende tijd nog wel enkele keren vaker langs zal zien ko men. Hij heeft reeds woorden gewijd aan het opleidingsniveau, het kennisgedeelte, met name waar men het heeft over de startkwalificatie. Dat zijn van die kreten waarvan dhr Köller zou willen weten hoe een en ander in elkaar steekt. De provincie zet met name in op drie grote clusters: Energy Valley, Life Sciences en ICT. Dhr Köller vindt dit best, maar dit zijn wel net de sectoren waar de provincie nog niet veel van heeft, het zijn nieuwe sectoren, die in een paar jaar allemaal van de grond moeten worden opgebouwd. Dhr Köller vindt het jammer dat die prominent worden genoemd, terwijl als het gaat om nationaal onderscheidend vermogen in die sector, de chemie en de scheepsbouw minder evident worden genoemd. De PvdA heeft al vaker aangegeven dat zij vindt dat de zogenaamde maakindustrie – de industrie die iets produceert, of dit nu met handen, robots of anderszins gebeurt – voor de provincie even belangrijk is, zeker in de sector waar het grootste gedeelte van de mensen in opgeleid is of in opgeleid wordt, kortom MBO en dan in wat voor segment dan ook. Deze maakindustrie moet niet worden weggegooid. Men zegt te gemakkelijk: “Jongens, gaan jullie maar naar Polen, want het is hier te duur”. Dat zijn zaken die men niet hardop moet zeggen, dat zijn zaken die al jaren gebeuren en die ook nooit snel gebeuren. Het is nooit zo dat als het vandaag goedkoop is, het daar morgen allemaal weg is. Dit constateert men nu en het loopt over jaren. Dhr Köller is simpelweg van mening dat het economisch beleid van de provincie erop gebaseerd moet zijn dat bepaalde zaken langzamerhand teruglopen in de regio en dat daar maatregelen op moeten worden afgestemd; men moet echter niet roepen dat de provincie geen maakindustrie meer kan houden. Dhr Köller vindt dit te kort door de bocht. Dat geldt voor de speerpunten ook. Ten aanzien van Energy Valley heeft dhr Köller een stuk van Energy Valley. Het gaat drie pagina’s over de wijze waarop het allemaal is georganiseerd en alles wat daar moet gebeuren. Aan het eind staat het kopje ‘werkgelegenheid’, waarbij men uitsluitend spreekt over de bestaande werkgelegenheid, bij de Gasunie, bij de NAM. Onder dit kopje wordt echt niet gesproken over datgene wat men denkt te genereren met Energy Valley. Wel wordt gevraagd om het als speerpunt op te voeren, maar daar wordt niet bij gezegd wat de spin off van Energy Valley zou kunnen zijn. Dhr Köller is van mening dat daar meer aandacht aan besteed dient te worden. Dan het punt Life Sciences. Sommigen vragen zich wel eens af wat dat is. Dit is ook een sector die voor een bepaald segment van de arbeidsmarkt belangrijk is. Dhr Köller wil niet zeggen dat men het om die reden niet moet doen, maar het is wel een kwestie die aandacht verdient. Dhr Köller denkt dat het voor het grootste gedeelte ook zelfregulerend is. Agribusiness en scheepsbouw zijn belangrijke pijlers voor de provincie. Voor een deel zit hier de maakindustrie in. Dhr Köller denkt dat het goed is om daar het beleid ook op de baseren. Het mooiste verhaal vond dhr Köller het verhaal over het chemiecluster.
10
Dhr Köller vroeg zich af waar hij dit eerder had gelezen. Toen heeft hij de oude Eemshavennota van 1976 maar weer eens opgeduikelt. Wat kwam hij achter in deze nota tegen? Van dit soort geweldig mooie schemaatjes, hoe men alles toch aan elkaar kan plakken. Dhr Köller dacht toen bij zichzelf: “Jongens, het schiet toch op”. Hij vindt het mooi dat men daar toch op blijft inzetten. Hij is wel van mening dat men overdrijft, wanneer gesteld wordt dat zoveel duizend ton zoveel duizend arbeidsplaatsen tot gevolg heeft. Dhr Köller denkt daarbij: “Jongens, houd het in dit geval bij het reële en kijk wat echt mogelijk is en waar de kansen liggen”. Daar liggen heus nog kansen. Daar zou niet alleen maar gekeken moeten worden naar economische stimulatie in de zin van subsidie of iets dergelijks, maar ook naar de vestigingsvoorwaarden, de manier waarop het zijn bedrijf uitoefent. Dit geldt met name in de maakindustrie. Vanochtend hoorde dhr Köller op de radio dat de regering de regels wil terugdraaien. Om vijf regels terug te draaien, moeten tien nieuwe regels worden gemaakt. Met andere woorden: daar schiet men niets mee op. Met name in het MKB en ook in de chemie is sprake van regelgeving en vergunningverlening en al dat soort zaken. Dhr Köller wenst er niet voor te ple iten ‘om er een rotzooitje van te maken’, maar men zou best eens kunnen onderzoeken in welke zin de provinciale overheid efficiënter kan omgaan met het vestigingsklimaat en het vestigingsbeleid van de provincie. De voorzitter merkt op dat de spreektijdregeling ook van toepassing is op de PvdA. Dhr Dijkstra (PvdA) snijdt de uitvoeringsagenda aan. Het gaat wel over arbeidsmarktbeleid en over een lange periode, vandaar dat dhr Dijkstra daar namens de PvdA-fractie uitvoerig bij stil wenst te staan. De voorzitter moet maar ingrijpen wanneer hij dit nodig acht. De voorzitter deelt mee dat de PvdA in totaal nog 5 minuten over heeft voor de hele vergadering. Dhr Dijkstra (PvdA) hervat zijn betoog over de Groningse arbeidsmarkt en Groningse uitvoeringsagenda arbeidsmarkt. Op dit moment valt weinig positiefs te melden over de ontwikkelingen op de Groningse arbeidsmarkt. Het uitzicht op de realisatie van het Kompas-doel om in 2010 34.000 extra arbeidsplaatsen te realiseren, lijkt verder weg dan ooit. Oplopende jeugdwerkloosheid en een aanhoudende ontslaggolf treffen nu ook sectoren als de zorg, het openbaar vervoer en bijvoorbeeld de sector educatie. Een groot aantal mensen dat een gesubsidieerde reïntegratiebaan verliest, wachttijden voor mensen met een handicap, die aangewezen zijn op een arbeidsplaats in de sociale werkvoorziening, een slagveld als het gaat om educatie en de integratiemarkt, waar faillissementen en reorganisaties van WIW-bedrijven aan de orde van de dag zijn. Met de cursist, werkzoekenden, arbeidsongeschikten, maar ook de docent en de projectbegeleider die hiervan de dupe worden. Steeds zichtbaarder wordt ook dat Groningse gemeenten nauwelijks middelen hebben om een fatsoenlijk sociaal beleid te voeren. Tot overmaat van ramp wenst deze regering geen rekening meer te houden met de relatieve achterstandsituatie van het Noorden, waardoor het Noorden op het gebied van economie en werkgelegenheid ver wordt teruggeworpen in de tijd. De gevolgen van dit beleid treffen vooral de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De PvdA ziet het dan ook als een belangrijke opdracht om de kansen en de positie van deze groep Groningers te verbeteren. De voorliggende uitvoeringsagenda is naar opvatting van de PvdA daarbij een belangrijk instrument. Naar opvatting van de PvdA mag de inzet nadrukkelijker dan nu het geval voor deze groepen tot uitdrukking komen. De participatiemogelijkheden van laaggeschoolde jongeren, andere doelgroepen zoals herintredende vrouwen, arbeidsongeschikten op de Groningse arbeidsmarkt, zouden in gemaakte analysen veel scherper en preciezer neergezet moeten worden. Dat geldt ook voor de gesignaleerde knelpunten in relatie tussen beroepsonderwijs en het Groningse bedrijfsleven, en, als het gaat om de kansen en bedreigingen voor het functioneren van de Groningse arbeidsmarkt, en in Europees perspectief. De PvdA-fractie denkt hierbij aan de toestroom van mensen uit de nieuwe EU-landen. De PvdA heeft twijfels over de mate
11
waarin deze agenda kan fungeren als beleids- en toetsingkader, bijvoorbeeld om het kaf van de projectmolen, die ongetwijfeld op gang gaat komen, te kunnen onderscheiden. De PvdA heeft twijfels over de financiële haalbaarheid gezien de omvang en reikwijdte van verschillende projectinitiatieven. Het gevaar van illusiepolitiek is niet denkbeeldig, ook niet dat het speelveld en de middelen van de provincie beperkt zijn en omdat de arbeidsmarkt niet echt vatbaar is voor sturing van welke bestuurslaag dan ook. Het wekken van verwachtingen in het veld, die men vervolgens niet waar kan maken, is de dood in de pot. De PvdA-fractie adviseert het College de tijd te nemen voor het maken van een verdere verdiepingsslag, om de uitvoeringsagenda aan te scherpen en – zoals dit tegenwoordig heet – smarter te maken. Tegenover de omvangrijke werkgelegenheidspolitiek van groepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt tekent zich in de nabije toekomst een forse vervangingsvraag af. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) interrumpeert en stelt een vraag te hebben over de projectinitiatieven ten aanzien waarvan de PvdA twijfels heeft over de financiële haalbaarheid. Dhr Dijkstra noemt geen voorbeelden. Dhr Van der Ploeg verzoekt dit toch te doen, want op deze manier blijft het voor hem enigszins ‘in de lucht hangen’. Dhr Dijkstra (PvdA) geeft als voorbeeld het brede voorstel waarin een onderzoek wordt gedaan naar de kwalitatieve en kwantitatieve knelpunten in aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven in de Groningse regio. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat dit een idee is, geen project. Dhr Dijkstra (PvdA) werpt tegen dat dit in het rijtje projectinitiatieven staat aangegeven. Bijvoorbeeld ‘docentstages’. Een langdurige docentstage, bijvoorbeeld, kost ongeveer 30.000 euro als vervangingskosten, verzekering, et cetera erbij worden gerekend. Zo zijn her en der voorbeelden te noemen die opgeteld tot enorme bedragen leiden. Tegenover een omvangrijke werkgelegenheidsproblematiek tekent zich een vervangingsvraag af. Hier ligt een uitdaging om deze vraag adequaat in te vullen. Niet alleen de mensen, die nu aan de kant staan, perspectief op een baan te bieden, maar ook om de concurrentiepositie van de Groningse economie te behouden en te versterken. Hier ligt ook een geweldige kans om af te rekenen en weerstand te bieden aan de groeiende jeugdwerkloosheid. De PvdA realiseert zich echter ook, dat dit niet vanzelf gaat. Daarvoor zal geïnvesteerd moeten worden, onder andere in het aanjagen van op maat gesneden en vraaggestuurde scholingsprojecten, en niet in te modieuze en trendgevoelige aanbodgerichte scholing. Daarvoor moet worden geïnvesteerd in een sluitende aanpak. Elke jongere een startkwalificatie en geen sinaasappel- of appelproject naar Iers model, zoals dhr Dijkstra op de conferentie vernam van een van de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. In de visie van de PvdA dient het beroepsonderwijs zich primair te richten op het aanbrengen van basiskwalificaties. In de notitie staat ergens ook dat men zich gaat richten op de harde infrastructuur. Daar worden ook lesmateriaal en scholingsprogramma’s genoemd. Dat kan naar opvatting van dhr Dijkstra niet de inzet zijn van de provincie. Dat gebeurt namelijk wel op nationaal niveau door samenwerking tussen verschillende bedrijfstakken voor de beroepsgroepen en beroepsopleidingsprogramma’s, bijvoorbeeld in het MBO te ontwikkelen. De PvdA ziet veel meer in het stimuleren van intermediaire vormen van beroeps- en functiegericht onderwijs en in het stimuleren van regionale samenwerkingsverbanden, zoals die bekend zijn in GOA-verband (GOA: Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid) en in contractonderwijs, kortom in het tussenstelsel dat aanvullend is op bestaande basisberoepsopleidingen en waarmee snel en flexibel gereageerd kan worden op veranderde omstandigheden op de arbeidsmarkt. Dit stelsel is in de afgelopen jaren sterk onder druk komen te staan. Dhr Dijkstra noemt als voorbeeld de noodlijdende praktijken bedrijfsscholen. Soms zijn ze afgeschreven, zoals de units binnen Technomatch, of verdwenen, zoals de vrouwenvakscholen en de centra vakopleidingen. Gelukkig zijn er
12
ook bedrijfstakken die vaak in samenwerking met ROC’s dit tussenstelsel in ere hebben gehouden. Dhr Dijkstra denkt hierbij bijvoorbeeld aan de installatiebranche. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt dhr Dijkstra wat nu de rol van de provincie hierin is. Wat kan de provincie de komende jaren concreet betekenen bij het opbouwen van dergelijke structuren? Dhr Dijkstra (PvdA) legt uit dat de provincie in het kader van Technomatch – al is dat in dit geval misschien niet het meest aansprekende voorbeeld – zou kunnen bestuderen hoe het met dat soort voorzieningen is gesteld. Dit soort voorzieningen maakt vaak gebruik van allerlei ESF-programma’s, allerlei subsidieprogramma’s. Ook daarin zou de provincie een rol kunnen spelen. De provincie zou ook een rol kunnen spelen in het in regionaal verband bij elkaar te brengen van werkgevers en de bestaande onderwijsinstellingen om te kijken hoe dit soort voorzieningen in stand gehouden kunnen worden. Dit kan in de sfeer zijn van het plaatsen van machines, werkgevers bij elkaar brengen en gezamenlijk onderzoeken hoe een dergelijke faciliteit in stand kan worden gehouden en hoe een dergelijke faciliteit met up to date-apparatuur kan worden voorzien. Dhr Dijkstra roept op het wel klein en regionaal te houden, omdat daar veel meer kansen liggen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt het ten aanzien van de machines wel met dhr Dijkstra eens te zijn. Op het punt van bijvoorbeeld de ESF-gelden loopt men echter wel tegen deze aanbestedingsproblematiek aan. Men kan van tevoren niet kiezen om iets niets toe te staan. Het is een lastige kwestie. Wanneer men een structuur wil neerzetten, dan moet men daar ook structuurgelden voor hebben. Dhr Dijkstra (PvdA) erkent dit. Het zal de nodige creativiteit vergen om daar mee aan de gang te gaan. Het is naar opvatting van dhr Dijkstra niet iets wat de provinciale overheid neer kan zetten. Het zal vooral een kwestie zijn van zaken aanjagen en partijen bij elkaar brengen, ook om het bewustzijn bij werkgevers te versterken dat een dergelijke voorziening nodig is om het toekomstige werkgelegenheids- en personeelsvraagstuk en scholingsvraagstuk aan te kunnen gaan. De voorzitter geeft te kennen zich te realiseren dat de beantwoording van de gestelde vragen kan worden gerekend tot de interruptietijd. Inmiddels is dhr Dijkstra echter al ruim over de tijd heen. De voorzitter verzoekt hem dan ook af te ronden. Dhr Dijkstra (PvdA) stelt dat de conclusie is, dat op dit punt de indruk bestaat dat bedrijfsleven en onderwijs zich nog onvoldoende bewust zijn van de opgave die aan de provincie wordt gesteld. Dhr Dijkstra wenst nog kort enkele thema’s aan te roeren. De voorzitter vraagt of het mogelijk is om deze schriftelijk aan het verslag toe te voegen. Dhr Dijkstra (PvdA) gaat hiermee akkoord. Hij zal de thema’s nu overslaan, om tot de conclusie te komen. De conclusie van de PvdA-fractie is dat de ambitie zoals deze in de ontwerp-uitvoeringsagenda is neergelegd kan worden onderschreven. Wel heeft de PvdA aangegeven dat een verdiepingsslag vereist is. De PvdA heeft gekozen voor inhoudelijke accenten en prioriteiten. De PvdA hecht eraan dat ook de geformuleerde ambities, doelen en actiepunten in de komende periode verder worden aangescherpt, vooral in samenspraak met de betrokken partijen. De PvdA verwacht dan ook dat de Staten in het voorjaar een uitvoeringsagenda voorgeschoteld krijgen waarmee de geschetste problematiek opgelost kan worden. Dhr Zanen (PvhN) snijdt de economische speerpunten aan. De zes zijn genoemd in een eerdere fase van de discussie. De PvhN wenst de overweging mee te geven om er een zevende speerpunt aan toe te voegen, te weten cultuur. Men zou het ook als facet kunnen zien, dat bij alle zes speerpunten die worden gekozen een rol zou kunnen spelen.
13
In de Cultuurnota, die wordt behandeld, heeft dhr Zanen interessante passages gelezen over de samenhang van de stimulering van cultuur in relatie tot economische ontwikkelingen. Dhr Zanen zou het interessant vinden als dat element op een of andere manier bij elkaar gebracht zou kunnen worden. Die twee zaken liggen nu naast elkaar. Dhr Zanen geeft aan dat aspect te missen in de nota met de zes speerpunten. Hij ziet het in een andere nota. Wellicht is er een modus te vinden om een en ander bij elkaar te brengen. De PvhN wenst te vernemen hoe de gedeputeerde tegenover dit idee staat. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) wenst ook te beginnen met de speerpuntennota. Het belang van innovatie is inderdaad al omschreven, al jaren is dhr Van der Ploeg het van harte met dhr Köller eens op dit punt. Het is ook zo dat de provincie in de afgelopen periode en deze periode heel veel met innovatie bezig is. Men hoeft derhalve niet te doen of de provincie in de komende periode de volgende structuur allemaal pas gaat ontdekken. Een groot deel wordt natuurlijk beslist in Brussel en Den Haag. Goed, als men dat graag wil dan zal de provincie hen bedienen. Dhr Van der Ploeg leest ook dat er een campagne innovatie Groningen bestaat. Daarover heeft de fractie van GroenLinks nog niets gelezen. Men heeft eerst een strategiediscussie in SNN-verband. In dat kader worden de stukken ook gemaakt. Dhr Van der Ploeg denkt dat het goed is dat de commissie hier iets over krijgt, zodat zij erover kan discussiëren. Op pagina 5 wordt een viertal groepen van activiteiten genoemd. Al lezend denkt dhr Van der Ploeg dat gesproken moet worden over de basisrol van de provincie en die van partners zoals de NOM en Syntens, want de activiteiten [........], dan gaat het over acquisitiewerk van de NOM en Syntens. Ten tweede de financiering. Men dient zich af te vragen of de provincie nog sea capital moet accommoderen. [Het behoud vanuit de overheid]. Dhr Van der Ploeg vraagt zich echt af of het een overheidstaak betreft. [….] Ook hier geldt dat het ontwikkelingswerk de NOM is. De vraag aan het College is derhalve of de provincie meer activiteiten die des NOMs en des Syntens zijn wil gaan uitvoeren. De meeste speerpunten, sectoren zoals deze zijn genoemd, zijn ook wel eerder voorbij gekomen in strategienota’s zoals deze. Toch is het goed om de discussie daarover eens te voeren, ook na wat gedetailleerdere lezing van de kant van de commissie. In de eerste plaats valt ook op dat de dienstensector er bijvoorbeeld niet in staat, terwijl deze wel een belangrijke banenmotor is in Groningen, en niet alleen in Groningen, ook elders. Er zijn veel activiteiten geweest die heel specifiek op de diensten waren gericht en succesvol waren, zoals het binnenhalen van call-centers, of het vanuit Leeuwarden zich richten op de verzekeringswereld. Daar hebben zij nog steeds zeer veel profijt van gehad. Dhr Van der Ploeg kan zich voorstellen dat daar in de komende jaren weer verschillende thema’s uit voortkomen. Energy Valley, Agribusiness en de chemische sector. Ten aanzien van de chemische sector is dhr Van der Ploeg het geheel met dhr Köller eens dat wat zichtbaar is een soort overtreffende trap is van datgene wat in het begin van de vorige periode voorlag. Het begon met een studie van het PLI (Plant Location International), met 10.000 banen. In de loop van de jaren werd dat verder naar achteren geschoven en kwamen er notities dat de financierbaarheid toch lastig was. Nu komt het echter in overtreffende trap terug. Dhr Van der Ploeg wenst het College op te roepen om zich niet te veel met ‘luchtfietserij’ bezig te gaan houden. Ten aanzien van de Agribusiness stelt dhr Van der Ploeg dat het een terechte aanpak is, maar men dient er wel voor te waken het afhankelijk te maken van machtige partijen aan de vraagkant, want dit kan behoorlijk tegen de primaire sector in gaan werken. Er moet niet alleen worden gemikt op kostenverlaging en grootschalige landbouw. Men kan zich afvragen wat grootschalige landbouw is. Dan komt men in Oost-Europa bedrijven tegen van 20, 30, 40 duizend hectare. Alles wat men hier doet is in dat opzicht kleinschalig. maar goed, niet alleen kostenverlaging, maar ook waardevermeerdering is een belangrijke insteek. Dhr Van der Ploeg noemt de hennepteelt. De vorige commissievergadering heeft hij reeds aangekondigd dat bij deze nota aan de orde te stellen. Dhr Van der Ploeg zou gaarne zien dat het College hier initiatieven in onderneemt. Een [........]-gerichte aanpak, met name ook vanuit [........] bevorderende mogelijkheden naar producten van hennep. Dhr Van der Ploeg vraagt waarom niet is besloten tot een cluster op dit specifieke terrein.
14
Vragen over Agribusiness-parken doet ook vragen naar de uitleg van wat hier precies wordt bedoeld. Eerst wordt gesproken over clusters, dan gaat het ineens over een Agribusiness-park. Ten aanzien van Energy Valley is dhr Van der Ploeg het met dhr Köller eens dat het met name om de spin off gaat, ook naar het MKB dat hier in Noord-Nederland is, in met name ook productiebedrijven, [….]-bedrijven in deze eeuw in de [….] sector. Uiteraard is wat bij de Gasunie, Shell en in Friesland gebeurt van groot belang, maar dat moet niet worden vergeten. Dhr Van der Ploeg zou de provinciale organisatie willen oproepen om dat alles zo concreet mogelijk te maken, dus niet te veel te blijven hangen in ideeën, maar concrete projecten, en daarmee aan het werk te gaan. De arbeidsmarkt. Het College heeft er behoefte aan om dat BOA-boek te sluiten, zo heeft dhr Van der Ploeg geconstateerd in de uitvoeringsagenda. Hij wil toch kwijt dat hij zich uitzonderlijk heeft geërgerd aan de wijze waarop de toezegging over de BOA is ingevuld. Er wordt in feite niet veel meer gedaan dan herhalen wat er al in het stuk van december en januari staat. Daarmee wordt de kous afgedaan. Dhr Van der Ploeg stelt hier inhoudelijk niet verder over door te willen gaan, maar hij wenst wel gewag te maken van zijn ergernis op dit punt. De inhoud. Allereerst de IPO-kwestie in de bijlage. Dhr Van der Ploeg geeft aan over het algemeen enigszins teleurgesteld te zijn over de uitkomsten. Wanneer men het leest, blijken de effecten toch gering geweest te zijn. Dit lag voor een deel ook besloten in de opzet. Dit hebben de Staten goedgekeurd, maar dhr Van der Ploeg is van mening dat naar de toekomst toe meer naar concrete effecten moet worden gekeken. Dat is iets wat GroenLinks ook altijd heeft ingebracht. Het dient concreet te worden gemaakt: om hoeveel mensen gaat het, hoeveel banen worden daar ingevuld via concrete projecten? Een algemeen punt is dat het (on)duidelijk is wat het beslag op de middelen is vanuit de projecten. GroenLinks heeft twijfel bij de begrotingsbedragen, iets wat vorig jaar ook al is aangegeven. Een jaar later blijkt dat een langzame start is geweest, er wordt zelfs geld doorgeschoven naar volgend jaar in de begroting. Toch blijft die twijfel aanwezig, met name ook omdat het niet nader is ingevuld. Dhr Van der Ploeg zou het College willen vragen om dat binnen korte tijd wel te doen en dit aan de commissie te doen toekomen. De uitvoeringsagenda zelf. De thema’s zijn uitgewerkt, iets waar GroenLinks en de commissie ook om heeft gevraagd. Met name het thema jeugdwerkloosheid was de vorige keer in de notitie enigszins mager. Dat is nu concreet ingevuld. Ook concrete projecten worden benoemd. Sommige zijn inderdaad enigszins vaag, maar de lijnen worden wel uitgezet. Dhr Van der Ploeg zou het College willen stimuleren om haast te maken. Naar het zich laat aanzien [........]XX en niet alleen maar vage projecten. In die zin kan deze uitvoeringsagenda positief worden benaderd. Het begint allemaal bij werkgelegenheid. In de nota staat een grafiek over de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Zonder nieuwe arbeidsplaatsen kan men namelijk wel arbeidsmarktbeleid voeren, maar het is dan heel lastig om een effectvol en succesvol arbeidsmarktbeleid te voeren. De basis ligt toch in het ontwikkelen van nieuwe banen. In feite het Kompas-beleid als een soort economische structuur-beleid. De zes of zeven thema’s. Integrale aanpak. Het is een zorgproject, [........], dat GroenLinks erg productief vindt. In die sector zouden echter meer initiatieven kunnen worden genomen. Het glastuinbouwproject. Zolang daar geen investeerders zijn, vindt GroenLinks dit project zinloos. Dan is er nog een project, dat Erica-Ter Apel wordt genoemd. Daar gaat het om het creëren van werkgelegenheid met projecten waar de provincie geld in stopt. Dhr Van der Ploeg zou ervoor willen pleiten om ook ten aanzien van de nieuwere vaarverbinding – waarvan de voordracht net is verschenen – dergelijke initiatieven te ontplooien. Met betrekking tot de aansluiting onderwijs en bedrijfsleven. Er staat een project vermeld met de titel ‘Vertaalslag van onderwijs naar bedrijven’. Dit acht dhr Van der Ploeg een typisch aanbodgerichte manier van formuleren. Het gaat natuurlijk om de vraag wat het bedrijfsleven wil naar het onderwijs toe. Jeugd- en arbeidsmarkt. Verschillende projecten zijn nog in ontwikkeling. Op zich ziet het er goed uit, maar het is inderdaad nog enigszins vaag, bijvoorbeeld meer werk voor jongeren in de provincie. Dit moet in [........] nog allemaal worden ontwikkeld. Inmiddels is er wel een jaar verstreken in deze discussie. Dhr Van der Ploeg had daar op
15
dit punt toch graag meer kijktijd willen zien. Ten aanzien van het project Instapbanen. Dit gaat over een loonkostenbijdrage die aflopend is. Hier zou dhr Van der Ploeg graag nadere informatie over willen. Het gaat over 350 instapbanen met 58.000 euro aan kosten. Dhr Van der Ploeg rekent uit dat het dan gaat om 165 euro per baan. Hij acht dit niet helemaal realistisch is en verzoekt het College op dit punt om uitleg. Het project ‘Thema -conferentie Jeugdwerkloosheid (in SNN-verband). Een discussie op dit niveau zou best zinvol kunnen zijn, maar GroenLinks zou graag zien dat ook op een regionaal niveau, ten aanzien van bijvoorbeeld jeugdwerkloosheid in Oost-Groningen, aandacht aan deze problematiek wordt besteed. ‘Een leven lang leren en werken’ is een heel mooi thema, waar men zeer ethische discussies over kan houden. Dhr Van der Ploeg vertelt dat hij, toen hij nog jong was, pleitte voor een bond tegen het arbeidsethos en het recht op luiheid. Dat waren de termen in die tijd, maar nu moet men een leven lang werken. Wanneer men werkelijk zo’n discussie aangaat, dan is men een uur bezig. Dhr Van de Ploeg wenst aandacht voor het punt dat het heel lastig is om oudere werknemers nog te verplaatsen. In deze beschrijving ziet het er naar uit dat het College inderdaad die kant op wil. Dhr Van der Ploeg zou ervoor willen pleiten om dit juist niet te doen, maar meer een basiscampagne richting werkgevers te organiseren, waarbij de waarde van oudere werknemers wordt bevestigd en bekrachtigd en deze problematiek op die manier te benaderen. Dhr Out (VVD) stelt dat in ‘Groningen maakt werk van werk’ nogmaals te lezen is dat het collegeprogramma veel aandacht voor arbeidsmarktbeleid kent. De VVD vindt het dan ook heel goed dat de Staten er na anderhalf jaar een notitie over zien verschijnen, want tot op dit moment was het redelijk stil. Een hoop is gebeurd en projecten zijn in de steigers gezet. Het heeft alleen een tijd geduurd voordat deze in de commissie worden besproken. Het refereert bijvoorbeeld ook aan de motie Dijkstra, die toch al ruime tijd geleden is aangenomen en waar volgens dhr Out weinig vervolg op geweest is als het bijvoorbeeld gaat over de initiatieven in de richting van de Boer. Dhr Out stelt dat hij het misschien heeft gemist. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) heeft een vraag aan dhr Out. Hij heeft de laatste opmerking van dhr Out niet goed verstaan. Dhr Out (VVD) herhaalt, dat er weinig vervolg is gegeven aan de motie Dijkstra. Er is statenbreed een motie aangenomen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) merkt op dat dit jeugdwerkloosheid betrof. Dhr Out (VVD) stelt dat, wanneer men de projecten leest, daar veel zinnige zaken in staan. Dhr Van der Ploeg refereerde daar ook aan. Bij de VVD leeft ook het verlangen – en dhr Dijkstra refereerde daar al aan – dat de uitvoeringsagenda toch iets moet worden aangescherpt. Het moet vooral praktisch blijven, de modieuze zaken moeten er zoveel mogelijk uit worden verwijderd. Het is ook de teneur die de VVD constateert bij de conferentie afgelopen vrijdag (26 november 2004): houd het simpel, maak het niet ingewikkeld, leg contacten en ga aan de slag. Dat was het belangrijkste wat dhr Out daar zowel vanuit het onderwijsveld alsook bij het bedrijfsleven heeft gemeend te mogen concluderen. Dhr Out is heel benieuwd naar de eventuele verdere inzichten die de gedeputeerde daar heeft opgedaan, omdat daar duidelijk is aangegeven dat het veld vond dat de provincie zich met sommige zaken juist wel en met sommige zaken juist minder zou moeten bezighouden. Misschien is de gedeputeerde in staat er een goede bespiegeling over te geven. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) interrumpeert en constateert dat dhr Out melding maakte van modieusheid in de voorliggende nota. Dhr Van der Ploeg vraagt welke elementen in de nota modieus zijn.
16
Dhr Out (VVD) reageert en stelt dat enkele elementen modieus of vaag zijn. Zo-even is een ander project genoemd waarvan werd gezegd dat het goed klinkt, maar de vraag werd gesteld wat het concreet op korte termijn zou gaan opleveren. Men zou zich moeten focussen op initiatieven die op korte termijn tot resultaten leiden. Dhr Swagerman (SP) wenst eveneens een vraag te stellen. Hij acht het vrij helder waar de vaagheid vandaan komt. Dit heeft namelijk erg veel te maken met de thema’s van het hele programma, waarvan voor een groot deel natuurlijk ook met name landelijk door dhr Brinkhorst - maar niet gering ondersteund door de VVD - zware nadruk wordt gelegd op ontwikkelen op het gebied van innovatie en ICT. Dat zou dhr Swagerman willen bestempelen als modewoord. Wanneer dhr Out de modieuze elementen betreurt, zou hij dit vooral zijn eigen partij kwalijk moeten nemen dat dit een modewoord is geworden. Dhr Out (VVD) stelt dat dit als een uitdaging klinkt, die hij besluit aan zich voorbij te laten gaan. Wanneer men kijkt naar ‘Groningen maakt werk van werk’ dan gaat het vooral ook om de aansluiting van het onderwijs met het bedrijfsleven, het gaat over jeugd en arbeidsmarkt. De zaken die dhr Swagerman noemt zijn daar een onderdeel van. Het gaat vooral om de praktische zaken, juist ook aan de onderkant van de markt en juist ook in het betrekken en bereiken van bijvoorbeeld het MKB bij het creëren van werkgelegenheid gericht op jongeren. Dhr Swagerman (SP) wenst hier een helder voorbeeld van te geven. Dit wenst dhr Swagerman ook door te spelen in de richting van GS. Ooit is statenbreed een SP- motie aangenomen waarin wordt gesproken over het door de SP genoemde plan Heinen. Het plan Heinen is typisch een plan dat zich richt op datgene wat dhr Out nu stelt, sterker nog, de eerste uitkomsten die de SP hoort, hebben opgeleverd dat van de tien plaatsen die er zijn, zeven reëel zijn ingevuld met een vaste instelling. Het lijkt dhr Swagerman voor de hand liggend om juist dat soort plannen voortvarender ter hand te nemen. Dhr Swagerman denkt bovendien dat dit de provincie geen extra geld hoeft te kosten, omdat zij het in samenwerking met gemeenten en andere instanties heel goed op zou kunnen pakken. Dan heeft de provincie op zeer korte termijn meer resultaat. Dhr Out (VVD) stelt andermaal dat het om praktische zaken gaat. Wat de VVD op de conferentie ook trof, was dat in een heel goede discussie met het onderwijsveld werd gesteld dat deze vraag- en aanbodgericht zou moeten zijn. Daar wordt zeer verschillend over gedacht. De stelling van de VVD-fractie is dat aan het bedrijfsleven moet worden gevraagd wat ze nodig hebben, om dit vervolgens te bieden. Het moet daar worden gezocht. Aan scholieren en studenten moet niet worden gevraagd wat zij leuk zouden vinden om te gaan doen, want sommige onderwijsinstellingen zien de student/scholier meer als klant dan de uiteindelijke afnemer van de mensen die worden opgeleid. Mw Bulk (SP) constateert dat dhr Out ervoor ple it om niet met de student te praten. Hier wenst zij een opmerking over te maken. Vorige week was op de conferentie namelijk ook heel duidelijk, dat overal over wordt gepraat en niet met; mw Bulk is van mening dat dhr Out toch eens met die mensen zou moeten praten, want men staat versteld hoe innovatief een student kan zijn. Dhr Out (VVD) stelt vast wederom te worden uitgedaagd. Het gaat er volgens hem om dat, wanneer men mensen wil laten aansluiten op de arbeidsmarkt, men oplossingen biedt en mensen bij die zaken begeleidt en aan laat sluiten op de arbeidsmarkt. Hoe innovatief een student ook is - als hij heel innovatief is begint hij een eigen bedrijf en levert hij op die manier een bijdrage aan de arbeidsmarkt - maar in de meeste gevallen zal men hem/haar moeten plaatsen in de bestaande omgeving. Mw Bulk (SP) reageert, stellende dat er heel veel mensen zijn die een eigen bedrijf zouden willen beginnen. Dit is echter niet mogelijk als zij bijvoorbeeld in de bijstand zitten, want daarvoor zijn er geen potjes beschikbaar.
17
Dhr Out (VVD) wenst zich aan te sluiten bij de woorden van dhr Jager: “Daar gaan we weer!” Dhr Out vervolgt zijn betoog. Hij acht het heel goed dat deze stappen zijn gezet. Het mag zich wat de VVD betreft vooral concentreren op de praktische zaken en minder op de wat minder praktische zaken. De economische kernsectoren, of te wel de speerpunten. De VVD-fractie herkent de speerpunten ook. Het viel de VVD op dat alles wat maar enigszins boven het maaiveld van de mooie provincie Groningen uitsteekt, keurig is benoemd bij deze speerpunten. Dat is voor een belangrijk deel terecht. Men kan moeilijk anders. Het is weinig innovatief, zou men kunnen zeggen, want veel nieuws onder de zon was er niet. Gisteravond bij de uitvinderbijeenkomst stond dhr Out na afloop met enkele Friese ondernemers te praten, die hem erop wezen hoeveel Friezen in beeld geweest waren en hoe weinig Groningers. De VVD wil dus graag die uitdaging, zeker qua innovatie, aangaan. Nogmaals, de clusters zijn duidelijk. Daar moet ook iets mee worden gedaan. Heel belangrijk is dat als er wordt gekeken waar de provincie zich op moet richten, het argument ‘stuwend’ heel nadrukkelijk is genoemd. Het moeten ‘stuwende’ activiteiten zijn. De commissie hoort dhr Out niet zeggen dat stuwende activiteiten niet belangrijk zijn voor de economie. Dat zijn ze natuurlijk. Is dat echter alles? Economie moet worden gezien als motor van de welvaart en als motor van de werkgelegenheid. Daar gaat het om. Hoe gaat de provincie ervoor zorgen dat men welvarender wordt? Door middel van de economie en door meer werkgelegenheid te hebben. Dit hangt sterk met elkaar samen. Dhr Out komt terug op het innovatieve karakter. De bekende zaken moeten worden voortgezet, maar dhr Out kan zich ook herinneren dat bijvoorbeeld rond de beschouwingen in de Staten uitgebreid is gesproken over de vraag hoe het vraagstuk van de vergrijzing de komende jaren op de provincie afkomt en dat het ook iets is waar in elk geval zeer veel werkgelegenheid mee is gemoeid. Wanneer men kijkt hoeveel mensen daar werken en men vergelijkt dit met de werkgelegenheidscijfers bij de sectoren die worden genoemd, dan steken de laatste schril af. Het zou naar opvatting van dhr Out een heel mooie opgave voor de Staten en het College zijn, om te kijken hoe economisch meer kan worden geprofiteerd van de ontwikkeling van de vergrijzing. Volgens dhr Out heeft D66 ooit gesproken over ‘bejaardengetto’s’, dhr Out zou liever spreken over ‘seniorenwalhalla’s’. Hoe kan de provincie op de trend van vergrijzing inspele n en daar ook een stuk economische activiteit in Noord-Nederland van plukken? De provincie biedt rust en ruimte, iets waar veel senioren toch naar op zoek zijn, zeker wanneer men het culturele aspect van de Stad daarbij in het achterhoofd houdt. Dat is vla kbij. Dhr Out zou willen pleiten voor een zevende - of in zijn geval achtste - pijler te benoemen om de economie aan te jagen. Het is dan misschien iets minder stuwend, hoewel men het wellicht op de plaatsen in NoordNederland krijgt wanneer het goed wordt aangeboden. Het is in elk geval voor de economische ontwikkeling, voor het creëren van werkgelegenheid van heel groot belang. Dat soort initiatieven heeft de VVD gemist in deze kernspeerpuntennotitie. Energy Valley. Ook de VVD is zeer benieuwd naar de concrete resultaten als het onderwerp binnenkort op de agenda van de commissie komt. Er gebeuren heel veel goede zaken, maar wat is nu werkelijk de spin off? Dhr Swagerman (SP) concludeert naar aanleiding van de voorgaande sprekers, dat met name de PvdA-fractie, GroenLinks en de SP regelmatig spreken over datgene wat er in Den Haag gebeurt. Ook nu is dat weer gebeurd. Dhr Swagerman vraagt zich af wat de Staten daar voor consequenties aan kunnen verbinden, waarbij hij zich met name tot de PvdA wenst te richten. Hij is de mening toegedaan dat de PvdA op moet houden te klagen over Den Haag en het uitvoeren van het beleid van Den Haag, met al zijn tekortkomingen en zeer weinig voordelen. De PvdA zou misschien moeten gaan nadenken over een andere vorm van College, zodat meer speerpunten reëel kunnen worden ingevuld als het gaat om het helpen van mensen in de provincie Groningen, dan met name inzake de werkgelegenheid. Misschien is dat trouwens niet helemaal voor eigen rekening en dan met name wat betreft de werkgelegenheid, aldus dhr Swagerman.
18
Dhr Dijkstra (PvdA) acht dit uitlokking. Wie is hier eigenlijk begonnen met klagen? Er zijn twee zaken: men dient met de nodige realiteitszin om zich heen te kijken. Daar wordt men op dit moment even niet vrolijk van. In zijn betoog heeft dhr Dijkstra getracht die realiteit neer te zetten en tegelijkertijd aan te geven, waar de uitdagingen liggen en wat er zou moeten gaan gebeuren. Op zich is er weinig tegen klagen. Aan de andere kant kan dhr Swagerman dhr Dijkstra niet verwijten dat hij daar niets tegenover zet. Dhr Swagerman (SP) merkt op dat de PvdA met voldoende plannen komt, hetgeen ook de reden is waarom hij dit zegt. De SP kan zich in grote lijnen vinden in het verhaal van de PvdA, alleen in de oplossingen waarvoor gezamenlijk zou kunnen worden gekozen, ligt met name het College vaak dwars. Daar zit de PvdA ook in, vandaar de opmerking van dhr Swagerman. Veel mensen in Groningen zitten zonder werk en zijn aangewezen op een uitkering, met de daarbij behorende armoede. In sommige gevallen is dit al generaties lang het geval. Deze situatie is een van de grootste problemen voor de leefbaarheid van de provincie. Een groot gedeelte van deze werkloosheid wordt veroorzaakt door de economische recessie van dit moment, maar het is in de provincie ook vaak van structurele aard. Er zijn simpelweg niet voldoende banen en bovendien sluiten deze banen niet aan bij het opleidingsniveau van de werklozen. Meer dan ooit moet de provincie het hebben van eigen beleid. Extra steun van de overheid, de zogenaamde Langman-gelden, heeft de achterstanden van de werkgelegenheid van Groningen ten opzichte van de rest van het land enigszins doen inlopen, maar het huidige kabinet heeft die steun gehalveerd… Dhr Köller (PvdA) interrumpeert en stelt dat hierover niet mag wordt gepraat. Dhr Swagerman (SP) vervolgt zijn betoog. … en zet nu in op de kansrijke – lees Randstad – gebieden van het land. Onlangs was het ook door de SP gesteunde protest van de noordelijke provincies. Het Groninger College komt nu dan ook met een eigen provinciaal economisch actie- en speerpuntenbeleid. Nu is natuurlijk de mogelijkheid die de provincie heeft op dat gebied vrij beperkt. Zij omschrijven dat in het stuk dan ook, wat zij vooral doen: ondersteunen, regisseren en ontwikkelingen stimuleren die zorgen voor een betere aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven. Diverse fracties hebben dit gezegd, ook de VVD-fractie heeft dit al opgemerkt. Dat is namelijk waar de winst, ook in het kader van de werkgelegenheid aan de onderkant van die markt, te halen valt. Dat betekent dus her-, om- en bijscholing van werkenden en werkzoekenden. Dit heeft overigens niet alleen te maken met nieuwe banen, maar met name ook te maken heeft met vervangingsvraag, die mede wordt veroorzaakt door vergrijzing. Wat de provincie ook kan doen is inzetten op grote projecten van structurele aard. Dhr Swagerman stelt hier toch weer bij de invulling en de vraag hoe men hiermee om moet gaan, te komen. Het College kiest voor projecten zoals de magneetzweefbaan, die eigenlijk de Zuiderzeelijn heet, en de Blauwe Stad. In de visie van de SP zou dit inzet moeten zijn op de provinciale infrastructuur, zoals verdubbeling van de N33. Dhr Swagerman kan de commissie meedelen dat de SP heel blij is met de mededeling van dhr Moorlag, die vandaag florissant in het Dagblad stond, op de voorpagina, dat ook de PvdA vindt dat de N33 moet worden verdubbeld tot een A33. Helaas alleen maar tussen Zuidwolde en Assen, zo heeft dhr Swagerman begrepen. Zoals bekend is de SP een voorstander van een volledige verdubbeling tot aan het eind. De kern van het verhaal is wel dat zij een klein stukje bezig zijn om de lijn van de SP te gaan volgen, die de SP al enkele jaren aanhoudt. Dhr Nijboer (PvdA) merkt op dat de PvdA al jaren in het verkiezingsprogramma heeft staan…. Dhr Swagerman (SP) werpt tegen dat de PvdA niet bereid is om er geld voor beschikbaar te stellen. Daar gaat het dhr Swagerman om wanneer wordt gesproken over
19
bestedingen en het kiezen van thema’s. Infrastructuur levert hier werkgelegenheid op, direct en indirect. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt vast dat ook de SP graag enkele honderden miljoenen wil investeren in rijkswegen. Dhr Swagerman (SP) geeft aan dat de SP bereid is – wat overigens ook de PvdA in het stuk aangeeft – zeker een deel daarin bij te dragen. Als het Rijk zaken weglaat die de SP absoluut noodzakelijk vindt - en het gaat alweer over het feit dat Den Haag niet doet wat de provincie wil - dan moeten er keuzen in worden gemaakt. Dit is een van die keuzen. De voorzitter wijst erop dat de nota Mobiliteit later aan de orde zal komen. Dhr Swagerman (SP) merkt op dat het de SP niet alleen om de N33 te doen is. Het gaat ook om het aanleggen van spoorverbindingen tussen Groningen-Emmen, het verbeteren van de spoorverbinding met Noord-Duitsland en een verdere ontwikkeling van de Eemshaven. Wat de SP ook graag wil – en ook daar komen meer partijen achter – is een versnelde verlenging van de zeesluis in Delfzijl en een verdere ontwikkeling van het Railcentrum in Veendam. Nieuw in het actie- en speerpuntenbeleid van de provincie is de nadruk die wordt gelegd op kennis en innovatie. Men wil van de zogenaamde maakindustrie – lees productiebedrijven – naar meer vernieuwende bedrijven. Op zich is het logisch, omdat vooral productiebedrijven naar landen met lagere lonen verdwijnen. Dat creëert voor de provincie inderdaad een groot probleem, zoals dhr Köller ook al opmerkte, omdat ongeveer zestig procent van de mensen in de provincie daar toch wel grotendeels mee te maken heeft. Het College richt zich echter hoofdzakelijk op scholing en op universitair en HBO en MBO 2-niveau, om mensen op dat hogere innovatieve niveau aan het werk te kunnen zetten. Zoals dhr Köller al aangaf gaat het daarbij om veertig van de honderd procent. De SP vindt te weinig terug aan de andere kant. De SP constateert dan ook dat het College in grote lijnen de problemen in het VMBO vergeet, dat het VMBO in huidige vorm niet goed functioneert en dat de provincie daarmee aan de slag moet. Dit is iets wat zelfs de staatssecretaris deze week in een landelijk dagblad heeft bevestigd. Dat een grote groep nooit het MBO-niveau zal halen en dat de provincie deze groep toch aan het werk moet zien te krijgen of te houden, staat natuurlijk buiten discussie. De taak van de SP-fractie zal zijn om de aandacht voor deze toch vergeten groep weer boven water te halen, iets wat gelukkig ook voor andere partijen geldt. Uiteraard zijn er nog veel meer problemen rond werk- en werkgelegenheid waar gelukkig ook aandacht aan wordt besteed door het College. Het betreft het vervallen van de ID/WiW-banen en hoe dit de financiële nood bij gemeenten versterkt, et cetera. De vergrijzing, vervuilende industrie, enzovoorts. De provincie is daar nog lang niet klaar mee, maar de SP zou er voor willen pleiten – maar dat hebben ook andere partijen al gedaan – om op te houden met voor 99 procent te discussiëren en voor 1 procent in te vullen. Dit moet worden omgedraaid. Die toezegging zegt dhr Swagerman al eens van dhr Gerritsen te hebben gehad, daar houdt hij de gedeputeerde dan ook graag aan. Dhr Staghouwer (ChristenUnie) deelt mee dat de fractie van de ChristenUnie het in grote lijnen eens is met de opmerking van dhr Köller en ook met de opmerkingen van andere fracties. Het lage middensegment en de productiebedrijven komen echt onvoldoende aan bod in de speerpuntennotitie. Voor het overige wenst dhr Staghouwer zijn aandacht te richten op de uitvoeringsagenda. De Staten worden hun mening gevraagd over het rapport ‘Groningen maakt werk van werk’. De ChristenUnie heeft het rapport met interesse bestudeerd. Dat ook hierin weer wordt gesproken over het hoge ambitieniveau van het College waar het gaat om de werkgelegenheid, stemt de ChristenUnie positief. In grote lijnen kan deze agenda rekenen op instemming van de ChristenUnie-fractie. Veel zaken die echter in een eerder stadium zijn besproken, betreffen de discussie over het rapport van het BMC en de opmerkingen daarover zijn hierin goed verwerkt, iets wat een goede zaak is. Wel heeft de ChristenUnie op onderdelen enkele opmerkingen en zorgen. Als het gaat over de rol van de provincie
20
inzake het arbeidsmarktbeleid, dan worden nogal wat vage en wollige formuleringen gebruikt. Bij de beleidsthema’s wordt een aantal sectoren genoemd als speerpunt. De ChristenUnie-fractie mist hier de aandacht voor het MKB. Het MKB behoeft veel aandacht, want deze sector is toch zeker een van de pijlers van de Groninger economie. Ten aanzien van de ketenregie is de opmerking dat regie noodzakelijk is, maar dat ook de uitkomst van overleg goed vertaald zou moeten worden naar de werkvloer. Dat is van groot belang. Hier zou misschien nog meer nadruk op kunnen worden gelegd. Niet te veel schakels tussen regie en werkvloer. De aansluiting van het onderwijs op het bedrijfsleven is iets, waar de provinciale overheid niet direct invloed op heeft en kan uitoefenen. Wel is het duidelijk dat op dit terrein nog een wereld is te winnen. In dit kader moet gedacht worden aan met name de onderwijsinstellingen te wijzen op hun verantwoordelijkheden. Misschien is de regiefunctie in bescheiden mate op haar plaats. Het begeleiden van jeugd op de arbeidsmarkt zou heel duidelijk een speerpunt kunnen zijn. Misschien, door een betere begeleiding bij ‘snuffelstages’ of beter informeren van het bedrijfsleven over de mogelijkheden van jeugd op de arbeidsmarkt. Misschien door een werk- en jongerenconsulent, die als taak heeft om het bedrijfsleven hierover te informeren, want het blijkt dat men onvoldoende op de hoogte is van de mogelijkheden en onmogelijkheden van instroom van jeugd op de arbeidsmarkt. Evenals dhr Van der Ploeg heeft de fractie van de ChristenUnie ook geen zin om het hele BOA- en EQUALproject opnieuw aan de orde te stellen. Wel heeft de ChristenUnie nog een opmerking ten aanzien van de financiële uitwerking van het hele verhaal. Misschien is het mogelijk om op de achterkant van een sigarendoosje eens een keer voorgerekend te krijgen wat nu de kosten en de baten zijn van dit project, misschien ter lering van eventuele volgende projecten. In grote lijnen kan de ChristenUnie instemmen met de uitvoeringsagenda. Toch zijn hier twijfels over enkele projecten, met name over de haalbaarheid van enkele projecten. Ook zal de agenda op sommige punten iets helderder moeten worden geformuleerd. Dhr Jager (CDA) stelt dat het CDA met betrekking tot de speerpunten weinig nieuws kan toevoegen aan datgene wat al is gezegd, met name door dhr Köller in zijn uitvoerig, lang, maar daardoor zeker niet oninteressant betoog. Met betrekking tot de uitvoeringsagenda… Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan benieuwd te zijn wat het CDA over de speerpuntennota wil zeggen, betreffende [het punt van de chemiesector] en de hoofddragende projecten die daar worden genoemd. Dhr Van der Ploeg vraagt wat het CDA daarvan vindt. Dhr Jager (CDA) antwoordt dat het CDA hier vragen over heeft, die in eerste termijn ook al door andere fracties zijn gesteld. Dhr Jager wil het onderwerp niet betuttelen, maar vindt geen toegevoegde waarde in het nog een keer noemen van de vragen die onder andere door dhr Van der Ploeg, maar ook door anderen zijn gesteld. Hij is zeer benieuwd naar de beantwoording en zal hier in tweede termijn op terugkomen. Veel is ook al gezegd over de uitvoeringsagenda. De CDA-fractie kan zich vinden in hetgeen dhr Dijkstra aangaf, namelijk dat het smarte element wordt gemist. Wanneer dhr Jager de brief leest, ziet hij het als een stuk van het College ter voorbereiding op het congres dat vorige week is gehouden. Daar zal nog – conform de brief – verdere invulling aan het beleid worden gegeven. De vraag is dan ook hoe dit er dan uit zal zien. Dhr Jager wenst te vernemen wanneer de commissie een stuk mag ontvangen dat wel smart is, dat de Staten ook kunnen gebruiken als beleidskader. Het stuk zoals het nu is opgesteld lijkt dhr Jager meer een intern stuk van het College om te kijken wat er gedaan zou moeten worden. In de bijdrage van de collega’s - afgezien van dhr Staghouwer - miste dhr Jager enigszins de beperking die er heel nadrukkelijk wel in zit. Het zijn heel belangrijke zaken die hier worden beschreven. Arbeidsmarktbeleid is ontzettend belangrijk. Dhr Jager heeft er echter enige moeite mee als de provincie naar buiten toe een beeld zou creëren dat de provincie het allemaal zou kunnen regelen. De
21
provincie is een zeer, zeer beperkte speler, in velerlei opzichten. Gelukkig heeft de provincie de unieke capaciteit dat zij ook boven de gemeenten iets kan doen en enkele partijen bij elkaar kan brengen. Het stimuleren en coördineren, daar is de provincie goed in en dat moet de provincie vooral doen. Wanneer dhr Jager op bladzijde 22 kijkt naar financiële middelen vanuit het XXX arbeidsmarktbeleid, is dit voor 2004 200.000 euro, maar het loopt af naar 50.000 euro in 2007. Op financieel gebied stelt dat derhalve niets voor, behalve dan het Kompas-verhaal, waar de provincie natuurlijk in breder verband – en ook niet alleen ten aanzien van arbeidsmarktbeleid – wel mee bezig is. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) interrumpeert en veronderstelt dat dhr Jager zich bewust is van het feit dat de provinciale politici verantwoordelijk zijn voor die budgetten en deze kunnen verhogen indien zij dat wenselijk achten. Dhr Jager (CDA) antwoordt zich daar van bewust te zijn. Op een gegeven moment moet echter ook worden gekeken waar de verantwoordelijkheden wel liggen. Die liggen bij gemeenten, bij de uitvoeringsinstanties. Dhr Jager krijgt enigszins het gevoel bij het stuk dat de provincie te veel zaken die de gemeenten doen – en volgens dhr Jager vaak op een goede manier doen – over zou willen nemen of zich te veel mee zou willen bemoeien. De provincie moet inspringen op die punten waarvan gemeenten en uitkeringsinstanties aangeven dat provinciale hulp gewenst is. Daarnaast kan de provincie initiatieven nemen en zeker ook de eigen politieke opvattingen kenbaar maken naar de gemeenten toe. De verantwoordelijkheden moeten echter bij de gemeenten blijven. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of dhr Jager van mening is dat uitvoeringsorganisaties het provinciale beleid moeten aansturen, niet de provinciale politici. Dhr Jager (CDA) reageert, stellende dat de provincie niet bepaalt wat het CWI doet. Daar kan men wel opvattingen over hebben, daar is dan ook helemaal niets mis mee om deze politiek kenbaar te maken. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) werpt tegen dat de provincie toch ook haar voelhorens heeft in de Groningse gemeenschappen. De provincie kan toch ook met initiatieven komen? Dhr Jager (CDA) beaamt dit. Er dient echter niet het beeld te worden gecreëerd richting de inwoners van de mooie provincie Groningen dat het allemaal op het Provinciehuis wordt geregeld, want dat is niet het geval. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) is dit met dhr Jager eens. Dhr Jager (CDA) geeft te kennen benieuwd te zijn naar de reactie van de gedeputeerde op heel veel vragen die zijn gesteld. De opmerking van dhr Staghouwer dat de provincie meer aandacht dient te schenken aan het MKB mist dhr Jager in het stuk. Er zou meer nadruk op gelegd kunnen worden. De voorzitter vraagt dhr Berkhout hoeveel tijd iedereen nog heeft. Dhr Berkhout (griffier) deelt de gebruikte tijd van de fracties mee: PvdA: 23 minuten CDA: 3 minuten VVD: 7 minuten GroenLinks: 14 minuten ChristenUnie: 4,5 minuten SP: 7 minuten
22
PvhN: 1 minuut College: 2 minuten De voorzitter constateert dat de PvdA ruim over haar spreektijd is. Anderen hebben daar op gepaste wijze gebruik van gemaakt door zich aan te sluiten bij de opmerkingen van de PvdA. Dhr Haasken stelt voor om de PvdA-fractie 5 minuten extra spreektijd te geven, waarbij zij zelf de afweging hebben te maken waar zij de nadruk willen leggen en bij welk agendapunt zij die spreektijd willen invoeren. Dhr Jager (CDA) acht dit ten behoeve van de democratie niet verkeerd om te doen, maar hij wenst de PvdA-fractie te vragen om zich aan die 5 minuten te houden. Dhr Jager is bereid om 5 minuten van de CDA-fractie in te leveren. De eindtijd hoeft zo niet in gevaar te komen. De voorzitter constateert dat het CDA aan 15 resterende minuten genoeg heeft. Hij noemt dit een extra verantwoordelijkheid voor de PvdA-fractie. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat de economische speerpunten een nadrukkelijke aanvulling zijn op het lopende beleid. Het is niet zo dat alles wat in gang is gezet, de reguliere activiteiten, geen aandacht meer krijgt. Het zijn sectoren die hier en daar boven het maaiveld uitsteken, maar te zeggen dat dit zo ongeveer alles is wat boven het maaiveld uitsteekt acht de gedeputeerde enigszins denigrerend naar de sectoren toe. Hij vindt dat het de bedoeling is om vast te stellen dat de provincie enkele zaken heeft waarin zij zich onderscheidt, waar de provincie goed in is, activiteiten die stuwend zijn. Dit is niet het enige criterium, maar het College wil in Groningen in elk geval die sectoren stimuleren die ook heel veel toeleverende en afnemende industrieën met zich meebrengen. Er zitten ook heel veel in het MKB. De gedeputeerde heeft ook begrepen dat bij die sectoren – industrie, scheepsbouw – bijzonder veel MKB bestaat. De gedeputeerde is het zeer eens met de opmerking dat de provincie de maakindustrie niet overboord moet gooien. Bij diverse gelegenheden heeft het College ook eerder aangegeven het zeer eens te zijn met dhr Köller. Waar het wel om gaat is dat die maakindustrie natuurlijk wel voor een opgave staat om ervoor te zorgen dat zij toekomstbestendig is. Ten aanzien van de pure standaard waar het erg gevoelig is voor de loonoptie, ziet men de problemen op zich afkomen door de lagelonenlanden. Daar dient heel goed naar te worden gekeken hoe de provincie de slag kan maken binnen de maakindustrie. De gedeputeerde kijkt ook naar de scheepsbouw. Wanneer men hier iets beter naar kijkt, ziet men dat hierin veel ontwikkelingen, ontwerp en innovatie in zitten. De gedeputeerde acht het derhalve wijs om de scheepsbouw daar heel goed in te laten worden. Dat is de reden dat het College met een mooi clean platform aan de slag zegt te gaan. Dat klinkt enigszins bureaucratisch. De bedoeling is om daar concrete projecten uit te halen, om ervoor te zorgen dat die sector wordt versterkt, juist op een manier zodat die in Noord-Nederland echt goed staande kan blijven en de concurrente – ook internationaal – aan kan blijven gaan. Die maakindustrie wenst het College te verdiepen. De chemie blijft onverminderd een heel belangrijke sector, vooral in Delfzijl, maar natuurlijk ook in Emmen. Er zijn enkele grote, grensverleggende en ook meeslepende projecten die een tijdlang niet haalbaar zijn. Het is inderdaad een tijdlang lastig geweest. In Delfzijl is het chloorprobleem aan de orde geweest. De kwestie van het transport en de productie. In die zin heeft dat natuurlijk een hele tijd gesleept. Te zien is dat het probleem is opgelost. Het College krijgt signalen uit de sector, er ontstaan weer nieuwe kansen. De gedeputeerde stelt dat moet worden gekeken of die mogelijkheden kunnen worden gepakt door die bedrijven. Het is de bedoeling om daar onverminderd aan te blijven trekken. Ambitieus? Zeker. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) interrumpeert en vraagt welke signalen het College dan heeft ontvangen. [Ten aanzien van bedrijfsvoering] gaat het onder andere over een kostenplaatje van ethyleen, waarvan dhr Van der Ploeg betwijfelt of het [te renderen] is, als dit uit aardgas moet komen.
23
Dhr Gerritsen (gedeputeerde) erkent dat het niet allemaal even gemakkelijk is, maar hij ziet wel dat daar het AMA (Adviescollege voor de Markt) mee bezig is, maar ook de industrieën zelf, zoals AKZO. Zij zijn zeer nadrukkelijk bezig om daar zaken te ontwikkelen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of AKZO bezig is met ethyleen en pvc. Zijn dat de signalen waarover de gedeputeerde spreekt? Dhr Van der Ploeg geeft aan van Energy Valley te weten dat ze gaarne met aardgas en ethyleen bezig willen, maar dit acht hij enigszins mager. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) reageert, bevestigende dat dat te mager is. Het is een veel breder initiatief waar zeer goed naar wordt gekeken. Het is een behoorlijke klus, maar het zou goed zijn als dat zo ver zou kunnen komen. Het is nu kansrijker omdat chloor beter is verankerd in Delfzijl en chemieclusters steviger staan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat sinds het chloorprobleem in Delfzijl is opgelost juist veel moeilijker is geworden om iets tot stand te brengen, om bijvoorbeeld ook naar de duurzaamheid – en dat wordt ook benadrukt – met gesloten ketens in die chemiesector nog iets te ontwikkelen. Juist het tegendeel is het geval. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt vast dat mensen uit de chemiesector het niet met dhr Van der Ploeg eens zijn, want de sector geeft juist signalen af om daar wel mee aan de slag te gaan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) bestrijdt niet dat de chemiesector er mee aan de slag wil gaan, maar stelt dat dit vanuit een heel andere invalshoek is dan de invalshoek waar de Staten altijd vanuit zijn gegaan. Dhr Van der Ploeg wenst daarom graag te vernemen welke initiatieven en signalen er daadwerkelijk zijn. Daar heeft hij nog steeds geen antwoord op mogen horen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat het een vrij technisch verhaal is, waar hij nu niet al te diep op in zal gaan. De gedeputeerde ziet echter dat daar nieuwe initiatieven ontstaan. De speerpunten. Dhr Köller benadrukt Energy Valley, Life Sciences en ICT. Het scoort op een bepaald punt – nationale uitstraling – beter, maar het College heeft gesteld dat de zes speerpunten naast elkaar staan. Daar is geen hiërarchie in aan te brengen. Alle sectoren zijn behoorlijk in ontwikkeling. ICT: in de stad Groningen is een ICTplatform. Wanneer men ziet hoeveel bedrijven daarbij zijn aangesloten en hoeveel daar gebeurt, dan concludeert de gedeputeerde dat het een zeer belangrijke sector is. Rond het Academisch Ziekenhuis Groningen ontstaan allerlei initiatieven op het punt van de Life Sciences. Dit is misschien iets geringer van omvang, maar strategisch van belang. Energy Valley is in gang gezet. De gedeputeerde deelt de mening dat daar allerlei projecten uit naar voren moeten komen die heel concreet bijdragen aan de bedrijvigheid. Hij acht het om deze reden heel goed om er specifieker naar te kijken hoe het project loopt en daarover een voortgangsverslag bij de Staten neer te leggen, want het is natuurlijk wel zo dat het met heel veel bombarie is gestart. Het is gestart vanuit een bedreiging, te weten de splitsing. Nu gaat het echter ook om het benutten van zaken. Waar zijn dan kansen? Bijvoorbeeld bij Gasunie Research, waar allerlei mogelijkheden ontstaan voor nieuwe bedrijvigheid. Het gaat er natuurlijk om dat het project dat soort kansen verder gaat ontwikkelen. Een aantal sprekers heeft zich afgevraagd of het allemaal niet enigszins is gericht op ‘elitaire’ werkgelegenheid voor high brow hooggeschoolden, et cetera. De gedeputeerde is van mening dat dit niet het geval is. Veel van die sectoren brengen wel veel kennis met zich mee en zijn kennisintensief, iets wat natuurlijk heel veel deskundigheid en goed geschoolde mensen vraagt. De achtergrond van het verhaal is natuurlijk dat men daarmee ook zorgt dat er heel veel toeleverende en afnemende industrie en bedrijvigheid bij is, zorgindustrie,
24
dienstverlening, waar natuurlijk ook heel veel wat minder opgeleide mensen aan de slag kunnen. Dat is de strategie van dit verhaal. Dhr Köller (PvdA) vraagt waarom dat niet nader wordt uitgewerkt. Hij komt in het verhaal niet tegen dat datgene wat de gedeputeerde opmerkt, de bedoeling is. Er wordt vaak meer op stimulerende en op lerende toestanden ingezet. Wanneer men simpelweg zou stellen zich niet langer in te zetten voor de maakindustrie vanuit Energy Valley en Life Sciences en ICT, dan heeft men hetzelfde verhaal als in Zwolle. Dan krijgt men automatisch dat het iets wordt uitgewerkt in een dergelijk programma. De gedeputeerde zegt het nu, maar… Dhr Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat in het stuk zelf ook is aangegeven wat de opzet is van de strategie. Dit is ook in eerdere instantie in de begroting, bij de algemene beschouwingen en ook in de commissie toegelicht. Het is zo dat de provincie zich op deze punten kan onderscheiden, dat de provincie hier echt kan concurreren met andere gebieden en dat het gevolg is dat daar verzorgende, toeleverende industrie bij komt. Dat is de strategie om het totaal naar boven te krijgen, want dat is natuurlijk in het belang van iedereen. Het economisch beeld is helder. De provincie moet innoveren. Het is niet alleen een grote sprong voorwaarts, maar het betreft simpelweg vernieuwen, ervoor zorgen dat men beter is dan anderen, dat men het anders doet. Gisteren (30 november 2004) heeft het College een film gezien die gemaakt is door TCNN (Technologiecentrum Noord-Nederland) waarin heel veel concrete initiatieven uit naar voren kwamen, waar mensen op de werkvloer bezig zijn met vernieuwing. Zij lopen tegen problemen aan en zien bij klanten vragen ontstaan. Zij gaan hier iets aan doen. Naar opvatting van de gedeputeerde zit daar een belangrijke schakel in het verhaal. Is men in staat om die mensen die in de praktijk op de werkvloer zaken tegenkomen te faciliteren en er dan voor te zorgen dat er ook iets gaat ontstaan? Het MKB is namelijk voor een heel groot deel kleinbedrijf. Mw Gräper is er nu niet, ma ar zij heeft daarover een punt neergezet waarover de gedeputeerde van mening is dat het College hier iets mee moet doen. Men dient ervoor te zorgen dat de provincie erbij is, want die kleinbedrijven trekken dat niet alleen. Er zijn heel veel kleinbedrijven. De provincie dient ervoor te zorgen dat deze kleinbedrijven die stap kunnen maken. TCNN is in dat opzicht een heel goede stap in de goede richting. Syntens heeft daar ook zaken te bieden. In antwoord op de vraag van dhr Van der Ploeg of de provincie gaat overnemen wat anderen moeten doen, geeft de gedeputeerde aan dat dit niet het geval is. Het is vooral de bedoeling om meer sturing en meer richting te geven. De Kompas-programma’s zijn over het algemeen tamelijk generiek opgezet. De gedeputeerde denkt dat dit op zichzelf een heel goede zet is geweest in 2000. Men kan zich nu wel afvragen – en dat is ook de discussie die in het AB SNN te voeren is – of in het nieuwe Kompas-programma ook weer allemaal precies hetzelfde zal worden gedaan. De gedeputeerde denkt van niet. Hij denkt dat het goed is als hier nu wat scherpte in wordt gebracht. Misschien is het zo dat Groningen de eerste stap zet, maar dezelfde discussie speelt natuurlijk ook in het SNN met de strategie om totalen boven te krijgen en het totale bedrijfsleven sterker te maken. Dhr Swagerman (SP) interrumpeert en stelt dat nu een discussie ontstaat over de vraag wat innovatie is en waar deze met name moet plaatsvinden. Er zijn mensen die stellen dat wat nu gebeurt met innovatie, allemaal naar het bestaande grote bedrijfsleven gaat. Dhr Swagerman denkt dat het in grote lijnen zo is dat daar te veel naar toe gaat. Hij vraagt of hij uit het betoog van de gedeputeerde mag concluderen dat de provincie zich ten aanzien van innovatie met name zal richten op het MKB. De gedeputeerde legt namelijk nogal de nadruk op het MKB of het feit dat, daar waar de provincie iets kan doen, dit richting het MKB zal worden gedaan. Dhr Swagerman vraagt of het College zich dan ook met name zal richten op nieuwe bedrijvigheid, waar juist innovatie plaatsvindt. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat de discussie nu weer helemaal de andere kant op gaat. In het debat werd gevraagd om een centrale positie van het MKB. De gedeputeerde geeft aan dat 1) deze in de speerpunten zelf zit; 2) het College er mee
25
bezig is en daar verder mee gaat. Het College gaat de rol van het MKB ook aanscherpen. De gedeputeerde vraagt graag enige aandacht voor het TCNN, omdat dit de schakel vormt tussen kennis, toepassen van kennis en het MKB. Daarnaast zijn Syntens en de NIOF (Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit) van belang. Dit is een punt waar het College goed naar moet kijken. Het is een goed werkende regeling. Binnen SNN heeft het College al gezegd dat er in elk geval voor moet worden gezorgd dat het de komende periode goed blijft doorlopen. De gedeputeerde denkt echter dat er nog meer zaken mogelijk zijn, bijvoorbeeld op het punt van het slaan van een brug naar het MKB, omdat vooral ten aanzien van het kleinbedrijf er geen staffuncties zijn. Het kleinbedrijf maakt de slag niet zelf. Daar kan de provincie derhalve faciliterende functies in termen van organisatie vervullen, door het vormen van clusters, dat gezamenlijk zaken worden opgepakt, et cetera. De start moet echter liggen – en dit acht de gedeputeerde een heel belangrijke les – doordat men zaken tegenkomt en een probleem ziet, bijvoorbeeld iemand in de glastuinbouw die te maken krijgt met een plantenziekte. Dit zijn heel praktische problemen, die als ze worden opgelost, de sector sterk maken. Zo zijn er vele voorbeelden te geven. De serie ‘De uitvinders’ die TCNN heeft gemaakt toont dit. Daar moet de start naar opvatting van het College liggen. De antwoord op de vraag is derhalve: het College moet onverminderd doorgaan en misschien ook wel intensiveren om dat soort zaken heel goed te doen. Daar is absoluut nog een slag te maken. Dat is ook het antwoord op de vraag van dhr Van der Ploeg. Het College heeft aangegeven extra aandacht te zullen besteden aan ‘Kompas op koers’. Een van de maatregelen is de uitbreiding van de NIOF. Het College wil ook andere aspecten aan de orde te stellen, bijvoorbeeld kapitaal, Kennis Conversiefonds (KCF), om ervoor te zorgen dat de vernieuwing, die in de praktijk bij ondernemers op de agenda komt, ook mogelijk wordt gemaakt. De gedeputeerde acht het goed om in het AB SNN te bespreken – het zou goed zijn wanneer de Staten hierover eens een brief over krijgen, zodat het ook in de commissie aan de orde kan komen – dat het ongeveer zo in de resterende Kompasperiode aan de orde gesteld zou moeten worden. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat binnen SNN-verband ook over dit soort zaken wordt gesproken. Het past daar ook iets beter dan in deze commissie, bijvoorbeeld ten aanzien van de NIOF-regeling. Het thema dat dhr Van der Ploeg graag terug wil koppelen aan dhr Gerritsen is de rol van de provincie – de eigen ambtenaren – in relatie tot de NOM en Syntens, kortom minder breed dan de gedeputeerde zelf beantwoordde, want hij noemde Syntens en TCNN ook nog. Syntens en NOM worden vanuit rijksmiddelen gefinancierd. Deze structuur bestaat al jaren. Daar wordt heel veel gedaan. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat het gelukkig geen gescheiden verhalen zijn, want de provincie is er ook bij betrokken, zeker bij de NOM. Het gaat er namelijk om zich in het verlengde van Noord-Nederland te concentreren op een aantal sectoren en speerpunten. Dit neemt niet weg dat de provincie zelf natuurlijk ook een rol heeft te spelen en dit ook actiever kan doen, maar niet het overnemen van rollen die anderen kunnen spelen. Dhr Swagerman (SP) merkt op dat dhr Van der Ploeg heeft aangegeven het punt dienstverlening als een van de speerpunten te missen, terwijl het in de Nederlandse situatie natuurlijk de groeiende werkgelegenheidssector is. Misschien zou hij eens aan de NOM kunnen vragen wat de opstelling is ten opzichte van de steunverzoekende dienstverlenende sector en hoe zij daar mee omgaan. Dhr Swagerman is een keer bij de NOM geweest en heeft gevraagd om ondersteuning… De voorzitter interrumpeert en informeert gedeputeerde of voor dhr Van der Ploeg.
of
het
een
vraag
betreft
voor
de
Dhr Swagerman (SP) geeft aan dat hij ter ondersteuning wilde vermelden dat dhr Van der Ploeg naar zijn opvatting terecht die dienstverlening had gemist.
26
De voorzitter vraagt of dhr Swagerman het betoog van dhr Van der Ploeg ondersteunt. Dhr Swagerman (SP) antwoordt bevestigend. Dhr Gerritsen spreekt over de NOM en de ondersteuning die de NOM zou verlenen. Het is een instituut dat al heel lang werkt en tot op zekere hoogte misschien vastzit in een bepaald patroon, dus niet altijd meer zo werkzaam in de innovatie, ook niet in hun eigen bedrijfsvoering. De ervaring van dhr Swagerman was, dat toen hij er was om ondersteuning te vragen, het antwoord eruit bestond dat dienstverlening niet in hun pakket zat. Dhr Swagerman vraagt de gedeputeerde om opheldering. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) reageert, stellende dat dienstverlening een heel breed begrip is. Dienstverlening komt ook aan de orde. De NOM kijkt in elk geval naar puur versterkende projecten. Zij kijken naar dat beleid of iets moet worden gedaan of niet. Het College is voornemens om ook die beleidslijn natuurlijk ook met de NOM, Syntens en TCNN door te nemen en daarbij naar een goede rolverdeling te streven. Een punt van belang zijn de startkwalificaties, waar dhr Köller over spreekt. Het is natuurlijk ook iets wat in het onderwijsbeleid van het College is opgenomen, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat mensen worden teruggeleid naar de school en ervoor te zorgen dat ze het MBO 2-niveau halen. Als men dat niveau niet heeft, wordt men erg kwetsbaar op de arbeidsmarkt. Dat is derhalve niet in tegenspraak met dit verhaal. Dhr Zanen heeft het over cultuur. De gedeputeerde is het met dhr Zanen eens dat er een verband bestaat tussen creativiteit, innovatie en cultuur. Dit is natuurlijk ook een punt dat het College in de Cultuurnota aandacht geeft. Cultuur wordt hier genoemd als een onderwerp dat het College belangrijk acht om aandacht aan te schenken, omdat een bloeiend cultureel klimaat creatieve en vernieuwende mensen aantrekt. Vaak gaat veel dynamiek in het bedrijfsleven samen met cultuur. De gedeputeerde wenst cultuur echter niet tot een apart cluster te benoemen, maar er wel in het cultuurbeleid aandacht aan te besteden en het klimaat te versterken. De dienstensector. Dhr Van der Ploeg vraagt of het College hier volledig mee ophoudt. Op onderdelen is deze ook te vinden in de verzekeringssector, de callcentra. De gedeputeerde heeft net al aangegeven dat de speerpuntennotitie niet in mindering komt op bestaand beleid. De kansen moeten natuurlijk steeds weer worden aangeboord. De gedachte die in het stuk is neergelegd is dat men zich niet alleen op de verzorgende sectoren richt, maar in het algemeen op zaken die groeipotentie hebben, en dat heeft tot gevolg dat ook die dienstensector natuurlijk aanvullend gaat groeien. Dhr Van der Ploeg heeft ook een opmerking gemaakt over de landbouw. Bij de Agribusiness-parken heeft het te maken met de versterking van de onderlinge samenhang van bepaalde clusters in de landbouw. Een concreet voorbeeld is de bloementeelt Eelde, de glastuinbouw, en dergelijke. Hier wordt een versterking verkregen door gerelateerde bedrijvigheid bij elkaar te brengen. Dat is hier de gedachte. De gedeputeerde is het zeer eens met de opmerking dat niet alleen op kostenverlaging moet worden ingezet. Het hennepgewas, dat al eerder in de commissie aan de orde is geweest, dat heeft nu de aandacht van het College, maar bijvoorbeeld ook het teffgewas (Eragrostis tef). Ook ten aanzien van dit gewas kan een toegevoegde waarde bereiken. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of dit betekent dat de provincie een initiatief zal ondersteunen voor een cluster hennep? Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt hier niet concreet op te kunnen antwoorden. Gedeputeerde Bleker zal dit verder moeten overzien. De basisgedachte is helder, dat het College zeker naar de waardevermeerdering zal streven. Vergrijzing is een van de kansen die zich in de markt voordoet. Dit was ook op het congres Onderwijs/Arbeidsmarkt te zien. Er zijn producten die men kan ontwikkelen. Het zijn natuurlijk ook zaken die bij TCNN en dat soort ontwikkelaars extra aandacht zouden moeten hebben, omdat daar een enorme groeimarkt zit en daar vermoedelijk ook zeer veel ontwikkelingsvragen een rol spelen.
27
Dhr Out (VVD) stelt vast dat de gedeputeerde erkent dat de vergrijzing een belangrijke groeimarkt is en een toegevoegde waarde heeft. Het College noemt het echter niet als speerpunt. Als de gedeputeerde erkent dat er zoveel spin off uit voort kan komen, vraagt de VVD-fractie zich af waarom de gedeputeerde vergrijzing niet als speerpunt kiest. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat in de nota sectoren worden genoemd, niet zozeer allerlei kansen. Het is ondoenlijk om alle kansen te benoemen. De gedeputeerde acht het ook de rol van het bedrijfsleven zelf om deze kansen aan te boren. Het College wil zeer graag dat de kansen benut kunnen worden en dat mogelijkheden worden gecreëerd dat ondernemers in staat zijn om die slag te maken naar die nieuwe markt. De uitvoeringsagenda arbeidsmarktbeleid. Het is niet voor niets een uitvoeringsagenda. Het is geen beleidskader, merkt de gedeputeerde op in de richting van dhr Jager. Het College heeft een arbeidsmarktbeleid. In dat verlengde werkt het College nog steeds. Hier gaat het erom dat het College concreet zaken wenst te realiseren. Het is allemaal mooi om op papier te zetten, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat er nu om dat de provincie projecten gaat doen en uitvoeren. Daar is het College inmiddels ook verder mee. Een recent voorbeeld is dat het College een project in de zorgsector heeft opgepakt. Daar gaat het erom de beroepsvoorlichting goed te doen. De mensen die in de verzorgende beroepen een opleiding hebben wordt in een zeer vroeg stadium getoond wat er allemaal mogelijk is en wat er in de zorgsector gebeurt, zodat men ook veel gemotiveerder en veel directer kan kiezen voor een bepaald beroep. In het verlengde daarvan wordt gesteld dat het ook erom gaat dat me nsen kansen hebben om in die zorgsector praktijkstages en dergelijke te realiseren. Daar is dat project op gespitst. Het is ook het probleem dat de PvdA-fractie heeft aangekaart. Het is van belang dat ook die keuze op de arbeidsmarkt gefaciliteerd wordt, dat de combinatie van leren en werken vaker en systematischer plaatsvindt en dat ook wordt getracht om de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven – in dit geval dan de zorgsector – zoveel mogelijk te dichten. Dit zijn signalen die heel nadrukkelijk aan de orde kwamen op het congres Onderwijs/Arbeidsmarktbeleid. Dhr Out vraagt naar de reactie. De hoofdlijn is dat ervoor moet worden gezorgd dat het heel praktisch wordt, dat het simpel is en dat wordt gekeken naar een manier om het onderwijs en het bedrijfsleven bijeen te krijgen. Het project dat de gedeputeerde zo-even noemde is daar een voorbeeld van. Er zijn meer voorbeelden van te noemen. De gedeputeerde acht het goed om dit ook als een werkagenda te gaan gebruiken. Het congres heeft plaatsgevonden. Er is het Regionaal Arbeidsmarktplatform, dat de provincie nu nog begeleidt, gehad waarop ook werd gesproken over de uitvoeringsagenda. Het platform kan zich er op hoofdlijnen in vinden, maar geeft ook aan dat er toch enkele zaken bij zitten die tamelijk weinig uitgewerkt zijn. De richting is goed, maar het is nog niet echt ‘vast te pakken’. Zoals dhr Van der Ploeg zegt is het eerder een idee in plaats van een project. Het is wel een richting waarin het College aan het zoeken is. Vastgesteld moet worden dat het College op onderdelen aanzienlijk concreter kan zijn. Bij schooluitval of bij een leerbaan, het MKBleerbanenproject, de instapbaan. Ten aanzien van de instapbaan heeft de subsidie betrekking op de organisatie, merkt de gedeputeerde op in de richting van dhr Van der Ploeg, niet zozeer op de banen. Het College kan op onderdelen veel concreter zijn dan op het heel lastige vraagstuk van de aansluiting onderwijs/bedrijfsleven. Er zitten verschillende kanten aan. Het onderwijs moet mensen op een niveau brengen – startkwalificatie of iets hoger – dat over het algemeen voldoende is om daarna zich te kunnen gaan specialiseren. Die vragen gaan namelijk wel verder. De vragen zijn ook voortdurend in beweging. Het is natuurlijk lastig om ervoor te zorgen dat het onderwijs niet de hele tijd ‘hijgerig’ aanloopt achter het bedrijfsleven, want dat is niet bij te houden. Er zullen wel samen zaken moeten worden benoemd om die koppeling goed te maken. Dhr Staghouwer (ChristenUnie) is het met de gedeputeerde eens, maar hij constat eert een probleem in de communicatie tussen het bedrijfsleven en het onderwijs. Volgens dhr Staghouwer kan het College daar nog stevig op inzetten. Met name ten aanzien van
28
stages en dergelijke bestaat te weinig aandacht van het onderwijs voor dergelijke constructies, zodat het bedrijfsleven af en toe mensen krijgt die niet gemotiveerd zijn. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft te kennen het met de opmerking van dhr Staghouwer zeer eens te zijn. Op de minder uitgewerkte zaken op de uitvoeringsagenda is wellicht nog een slag te maken. Het hangt onder andere af van het punt van de communicatie. Het College neemt zich voor om op dat punt ook nader zaken te ontwikkelen. Dhr Dijkstra (PvdA) heeft een vraag met betrekking tot de opmerking van de gedeputeerde dat de uitvoeringsagenda vooral een werkagenda is. Hij heeft geprobeerd erop te wijzen dat wanneer het College met de voorliggende agenda het veld in gaat, de indruk wordt gewekt alsof het College alle bloemen wil laten bloeien en laten groeien, met andere woorden: het is dusdanig weinig kaderstellend dat eenieder die denkt dat hij een idee heeft, hier bij de provincie kan aankloppen met de suggestie, die vanuit de agenda wordt gewekt, dat daar volop oor voor is en misschien zelfs wel geld. In die zin heeft dhr Dijkstra enige moeite met de voorliggende agenda. Daarom heeft de PvdAfractie ook gesteld dat de agenda echt moet worden aangescherpt. Daar zijn conferenties, visitatie, en dergelijke voor te gebruiken. Dhr Dijkstra roept het College op deze tijd te nemen tot een stuk voorligt waarin wordt voorkomen dat een dergelijke suggestie wordt gewekt. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) reageert dat het een punt is dat ook het College wel signaleert. Het College dient een aantal van de ideeën op de meer concrete projecten uit te voeren. Daar is het College ook al mee bezig. Er is dit jaar al een aantal zaken in gang gezet. Daarnaast heeft dhr Dijkstra wel een punt. De doelstellingen zouden scherper kunnen worden aangezet. De gedeputeerde denkt niet dat het zo is dat alles zo maar kan, dat de hele wereld aan mogelijkheden zomaar kan met de voorliggende uitvoeringsagenda. Daar zit wel degelijk richting in. Het zou geen kwaad kunnen om de thema’s en de lijnen scherper aan te geven. De suggestie kan niet gewekt worden dat alles mogelijk is en alles maar betaald kan worden. Dat is helder. Het College zal de tijd nemen om het scherper aan te geven, maar ook om de zaak verder te ontwikkelen. Op onderdelen kan het College aanzienlijk concreter zijn. Het College is ook al met deze concretisering doende, omdat op onderdelen, met name rond de kwestie onderwijs/bedrijfsleven nog absoluut ontwikkelingswerk nodig is. Dhr Jager (CDA) constateert dat het College de tijd zal nemen om tot aanscherping te komen. Hij informeert wanneer de Staten daar resultaten van mogen verwachten. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat het nog niet mogelijk is om het verhaal af te maken. Er is het Regionaal Arbeidsmarktplatform geweest, dat commentaar heeft gegeven. Het congres heeft plaatsgevonden. De commissie heeft nu gereageerd, waar ook tal van punten uitkomen. De gedeputeerde is van mening dat het College daar zijn voordeel mee moet doen. Op het congres waren tweehonderd mensen aanwezig. Die hebben niet allemaal alles concreet kunnen zeggen. Die nodigt de provincie uit om ook met reacties te komen. De gedeputeerde vindt het van belang om door te gaan met de uitvoering van de agenda, want het gaat om de concrete uitvoering van deze zaken, niet om een ‘heel mooi stuk papier’ te realiseren. Dhr Jager (CDA) veronderstelt dat de korte versie, waarover in de brief wordt gesproken, in elk geval nog niet de deur uitgaat op basis van datgene wat er nu staat. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat het natuurlijk helemaal niet om die verkorte versie gaat. De financiële middelen. Dhr Jager heeft gevraagd of concreter kan worden aangegeven hoe dat zit. Soms is dat iets concreter. Het totaal van de middelen van de provincie is beperkt, maar vaak betreft het ook een regiefunctie en zullen anderen
29
initiatieven moeten nemen en zullen anderen zaken gaan betalen. Er is natuurlijk sprake van een spanningsveld. Enerzijds is er de ambitie die alle fracties uitstralen. Dhr Jager vraagt te kijken naar de relatie met de middelen en niet een te grote broek aan te trekken. De gedeputeerde denkt dat datgene wat hier voorligt mogelijk is, maar het College zou nog helderder kunnen aanbrengen hoe een en ander precies zal gaan lopen, want het zit niet louter in de sfeer van de cofinanciering wat het College aan het doen is. Het is niet zo dat alles wat staat aangegeven ook door de provincie zal worden gefinancierd. Het gaat meer om in te spelen op ontwikkelingen en ervoor te zorgen dat partijen bij elkaar komen en dat die partijen actie gaan ondernemen. Een belangrijke slag is ook nog te maken bij het Regionale Arbeidsmarktplatform. Dat doet de provincie nu in termen van secretariaat, begeleiding en beleid. Alle gemeenten zitten daarbij aan tafel. Dhr Jager merkt terecht op dat de gemeenten aan het front staan, dat moet ook vooral zo blijven. De gemeenten vragen echter aan de provincie om zaken te ontwikkelen en in gang te zetten, maar niet op een manier waardoor er een soort van concurrentie ontstaat. Dat is natuurlijk de basis van het hele sociale arbeidsmarktbeleid. De legitimatie zit er natuurlijk in dat het College daar extra slag aan geeft, juist vanuit de ambitie. Nadere informatie over de vraag hoe het precies zit met die provinciale rol – op hoofdlijnen heeft de gedeputeerde hier iets over gezegd – in de projecten en de financiën is wenselijk. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat dhr Jager een heel concrete vraag stelde. Dhr Van der Ploeg heeft deze vraag ook in eerste termijn gesteld. De vraag is wanneer de Staten er inzicht in kunnen krijgen. Het is in feite simpelweg een tijdvraag. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) denkt dat dit in februari/maart 2005 het geval zal zijn. MKB zou in het stuk ontbreken. De gedeputeerde stelt dit niet te herkennen. Dit is kennelijk ook een punt om te verhelderen. Ten aanzien van de jeugdwerkloosheid kan het College het probleembesef en de motivatie van de PvdA volledig volgen. Jeugdwerkloosheid speelt en vormt een van de centrale problemen. Het probleem van de reïntegratie. Dhr Van der Ploeg vraagt of er niet meer intense problemen zijn in Oost-Groningen. De gedeputeerde denkt dat dit het geval is, maar is niet van mening dat men daarom de conferentie in Oost-Groningen wil houden. Het is echter wel een punt om nadrukkelijk aandacht aan te besteden, met name samen met de Groninger gemeenten. Er is natuurlijk ook een Regionaal Arbeidsmarktplatform in Oost-Groningen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) interrumpeert en geeft aan dat het hem er vooral om te doen was om dit soort conferenties op te zetten vanuit die Regionale Arbeidsmarktplatforms, kortom niet op een noordelijk niveau, want dan kan het blijven hangen. Die invulling moet van onderop komen, dat is gezamenlijk geconstateerd. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) acht het wijs om in het Platform Oost met de gemeenten te bespreken hoe daar acties op gezet zouden kunnen worden. Dhr Dijkstra vraagt naar het toetsingskader. In de agenda die het College zichzelf oplegt zit natuurlijk een scherpe doelstelling. Natuurlijk komen er nieuwe initiatieven. Dat zal de komende jaren ook doorgaan. Die zullen beoordeeld moeten worden op basis van die doelstelling. Het College zal kijken of enkele zaken smarter aangegeven kunnen worden, waarbij duidelijk wordt gemaakt wat het College precies wil bereiken. Daarbij zit men echter met hetzelfde probleem als wat de gedeputeerde eerder aanroerde. Sommige zaken zijn uitgekristalliseerd, er zijn instrumenten voor. Men kan zich dan afvragen wat er zal gebeuren en wat er uitkomt. Soms zit het College echter ook met het punt dat een en ander nog moet worden vormgegeven. Dan wordt het lastiger. Men dient er rekening mee te houden dat de volgende versie ook niet op alle punten precies aangeeft wat de indicatoren en eindproducten zijn. Soms zullen er nog zaken moeten ontwikkelen, want die zijn soms zo waardevol, bijvoorbeeld de aansluiting van onderwijs op bedrijfsleven, dat dit nog moet worden aangepakt.
30
De vervangingsvraag is ook nadrukkelijk door de PvdA geagendeerd. Er zitten twee aspecten aan. Het aspect van oudere werknemers zelf. Het streven is natuurlijk niet om deze per definitie weer in te zetten, maar wel om ze in staat te stellen om - als zij dat willen - langer in het arbeidsmarktproces actief te blijven. Scholing is in dit opzicht van belang. Daarnaast speelt de vervangingsvraag natuurlijk op het punt van de jeugdwerkloosheid. Ook dat is een scholingsvraag, want de babyboomers gaan uit het arbeidsmarktproces. De vraag is dan of mensen met dezelfde kwalificatie gereed staan die aan de slag kunnen en deze mensen kunnen vervangen. Niet direct automatisch, want er zijn vermoedelijk vele die hier in principe beschikbaar voor zouden zijn, maar zij hebben misschien niet de juiste bagage. Het gaat erom dat het College hier natuurlijk aan gaat werken. Reden temeer om het punt van jeugdwerkloosheid aan te pakken op de wijze waarop het College dit doet. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat er een groep van ontslagen ouderen is. Daarbij komt men wellicht op scholing uit. Ten aanzien van de zittende ouderen begint het voor dhr Van der Ploeg echter bij sociaal personeelsbeleid, het voeren van sociaal beleid. Dit betekent dat werkgevers hierop moeten worden aangesproken. Scholing is niet direct het eerste wat van belang is voor deze groep. Om deze reden sprak dhr Van der Ploeg ook over een soort imagocampagne, waarbij de nadruk moet worden gelegd op de waarde van de oudere werknemer. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat dit speelt op het moment dat een afvloeiing moet plaatsvinden of dat er sprake is van ontslag. In dat geval heeft dhr Van der Ploeg volkomen gelijk. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) reageert en stelt dat werkgevers kennelijk vaak vinden dat dit moet. Die discussie zou eens gevoerd moeten worden. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) bevestigt dit. Het is met name die groep die wordt afgeschreven. Daar dient het College een omslag in het denken zien te bewerkstelligen. Dhr Van der Span (CDA) heeft de indruk dat men nu verzeild raakt in het CAO-overleg, want daar hoort dit onderwerp thuis, niet in de commissie. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) wenst hierop te reageren. Hij sprak over het opzetten van een imagocampagne vanuit de provincie. Dit acht dhr Van der Ploeg wel degelijk iets wat de provincie zou kunnen doen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan niet te weten of de provincie dat in die vorm zou moeten doen. Het onderwerp van de vergrijzing speelt echter nadrukkelijk een rol hoe het College ervoor kan zorgen dat werknemers niet worden afgeschreven als zij willen werken in de provincie. Ten aanzien van de EQUAL-projecten is de gedeputeerde het eens met dhr Van der Ploeg. Op onderdelen zijn er zaken gerealiseerd, maar hier en daar zijn de resultaten beperkt. Het heeft misschien met de nadere opzet van die projecten te maken. Gevraagd wordt om een integrale aanpak. Diverse zaken zijn aan de orde. De zorgsector. Glastuinbouw is uiteraard alleen aan de orde als deze wordt geconcretiseerd of lijkt geconcretiseerd te worden. Gevraagd werd naar de vaarverbinding. Erica-Ter Apel is een buitengewoon wenselijk project, maar het is nog niet rond, om het voorzichtig uit te drukken. Het is een vrij omvangrijk verhaal. Op de agenda staat verder de vaarverbinding Zuidlaardermeer-Oost-Groningen. Het College zal uitzoeken of daar iets kan worden gedaan. Als ergens mogelijkheden liggen, moeten deze natuurlijk worden benut. Vragen met betrekking tot projecten op het gebied van mobiliteit kunnen beter worden beantwoord bij de nota Mobiliteit. Het College moet vanzelfsprekend zelf verantwoordelijkheid nemen om er in verband met de stijgende economie en de
31
arbeidsmarkt mee aan de bak te gaan. Dat is ook de reden om het zelf op te pakken als het in Den Haag niet goed gebeurt. Het probleem met de VMBO. Dit heeft de nadrukkelijke aandacht van het College, juist in dit stuk. De gedeputeerde kijkt hierbij naar ‘Handig Zelfstandig’ of in elk geval het onderwijsbeleid dat op dit moment wordt uitgevoerd. Dhr Swagerman (SP) wenst te reageren over de opmerking ten aanzien van Den Haag. Dhr Jager gaf aan dat de provincie moest oppassen dat niet te veel verwachtingen worden gewekt naar de buitenwereld toe dat de provincie zo heel veel zou kunnen doen. Dhr Swagerman stelt vast dat hij de enige is geweest die letterlijk heeft geciteerd wat de provincie zegt, c.q. wat GS zeggen, daar wel of niet voor te kunnen betekenen. Daar moet het College zich op focussen, want dat is het belang van de provincie. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat de ketenregie met name de RAP-ontwikkeling betreft. Het dient geen vergaderclub te zijn, er moeten concrete zaken uit naar voren te komen. Dat is de invalshoek. De gedeputeerde heeft al aangegeven dat een financiële uitwerking zal worden gemaakt. De voorzitter informeert of er behoefte is aan een tweede termijn. In tweede termijn Dhr Swagerman (SP) merkt op dat nadrukkelijk wordt vermeld dat er een opzet is voor monitoring voor de wet die de SP de ‘wet water en brood’ noemt. De SP-fractie vraagt of die monitoring wel echt nodig is. Indien de monitoring nodig is, willen GS dan sneller invulling geven aan de conclusies daarvan? Een van de zaken die wordt gesteld is dat onbekend is hoe de private integratiemarkt zich ontwikkelt in het Noorden. De SP-fractie is van mening dat niet zoveel onderzoek hoeft te worden gedaan om te constateren dat het hier niet werkt. Als het in de rest van het land niet of nauwelijks werkt, denkt dhr Swagerman niet dat het in de provincie Groningen veel anders is. Daarnaast meent hij zich te herinneren dat in het Dagblad heeft gestaan dat er een reïntegratieproject was dat meer als 1 miljoen per gecreëerde baan heeft gekost. Als de provincie dit geld had, zou zij daar heel veel mee kunnen doen. Dhr Swagerman wenst nogmaals te benadrukken dat, ondanks zo’n monitoring en wat men er dan wel of niet uit denkt te halen, er aan de slag moet worden gegaan met zaken waarvan bekend is dat ze al weg goed tot reïntegratie leiden. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt ten aanzien van de monitoring dat GroenLinks graag bevestigd wil worden in haar mening dat het niet altijd geweldig verloopt en ook sowieso vanuit de feitelijkheid wil weten hoe men daar mee om moet gaan. GroenLinks heeft daar niet zoveel problemen mee. Er waren een paar andere onderwerpen, zoals de vraag hoe gemeenten de wet Werk en Bijstand invullen, maar deze discussie is nu niet aan de orde. Ten aanzien van het imagoprobleem van de ouderen wenst dhr Van der Ploeg een suggestie te doen om daar bijvoorbeeld met ‘Wies en Gries’ in het Groningse een [….] onderzoek op te voeren. Dhr Van der Ploeg geeft aan dit serieus te menen. De problematiek die daar speelt, het ‘afvoeren’ van ouderen, is een mechanisme dat sinds jaar en dag bestaat. Gezien wat op de provincie afkomt, is het niet alleen economisch, maar ook menselijk van belang om dat de provincie hier mee aan de slag gaat. De WAO’ers. Ook op de conferentie kwam dit onderwerp even aan bod. In het programma staat dat iets moet worden gedaan aan de 36.000 WAO’ers. Daar heeft de provincie in het geheel geen [provinciaal akkoord] voor. Het is echt niemand opgevallen. Het staat er nog steeds. Wellicht moet het College daar ook maar eens een taskforce voor neerzetten. Bij herintredende vrouwen komt het oude doelgroepenbeleid weer naar voren. Gezien de problematiek van vrouwen en ook de sociale problematiek die daar achter hangt, is er naar opvatting van dhr Van der Ploeg geen reden om het niet te doen,
32
al weet hij niet hoe een en ander concreet ingevuld zou moeten worden. Dhr Van der Ploeg zou de discussie graag willen voeren. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt in reactie op dhr Swagerman dat de provincie niet iets moet gaat onderzoeken wat allemaal al bekend is. Hier gaat het om de vraag of mogelijkheden bestaan om op een goede manier gesubsidieerd werk op te zetten of bijzondere experimenten aan te gaan. Het gaat om creatieve ideeën, niet om inventariseren. De gedeputeerde acht het goed wanneer het College dit met de gemeente kortsluit, omdat het beeld over die wet op heel veel punten helder is. De vraag is hoe een gemeente zich nu het beste kan redden, behalve door te protesteren bij Den Haag. Is het mogelijk om nog zaken te doen die perspectieven bieden? Hier zal overleg met de gemeenten over worden gevoerd. Inhoudelijk is de gedeputeerde het zeer met dhr Van der Ploeg eens. De gedeputeerde wil het programma bekijken, om na te gaan op welke wijze de provincie daar het beste mee om kan gaan. Dat het probleem speelt dat mensen te snel worden afgeschreven, is een zeer slechte zaak. Wat kan het College hieraan doen, samen met de organisaties die daar natuurlijk ook dichtbij zitten? In elk geval zal het College het punt inhoudelijk aan de orde stellen. De gedeputeerde weet niet of het College zal besluiten tot een imagocampagne of voor een andere wijze kiest. Inhoudelijk betreft het echter een buitengewoon belangrijk punt. Het College zal het punt van de WAO afwegen in de doelstellingen, die het College, zoals dhr Dijkstra zegt, wat scherper neer zou moeten zetten. De gedeputeerde denkt wel dat het College keuzen moet maken, want anders zou het ertoe leiden dat het College inderdaad alles gaat aanpakken. De vraag is of ook niet andere organisaties op dit punt een betere rol kunnen spelen dan de provincie. Het College zal hier goed naar kijken. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt zich ten aanzien van de WAO af of überhaupt een beeld is gevormd hoe die groep in Groningen eruitziet. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat een beeld aanwezig is. Er zijn andere organisaties mee aan de slag. Dit zijn de zaken die het College moet verkennen. De voorzitter informeert of het stuk opnieuw in Staten moet worden behandeld of als Cstuk kan worden doorgeleid. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op ten aanzien van een aantal punten een onbevredigend gevoel te hebben. Hij veronderstelt dat de PvdA dit ook heeft, maar denkt dat de Staten hier niet het geëigende gremium voor is. Dhr Van der Ploeg zit met de vraag hoe het vervolg aan de orde zal komen. GroenLinks zal dit op een later tijdstip aandragen. Dhr Dijkstra (PvdA) vraagt of hij het goed heeft begrepen dat de commissie in februari, uiterlijk maart, een definitieve uitvoeringsagenda krijgt voorgelegd. De voorzitter bevestigt dit, maar stelt dat het ook gaat om de brieven die nu zijn behandeld. Hij concludeert dat het onderwerp niet opnieuw in de Staten aan de orde hoeft te komen.
14.
Brief van GS van 23 september 2004, nr. 2004-21603, betreffende Monitor Bedrijventerreinen
Dhr Staghouwer (ChristenUnie) merkt op de brief met veel interesse te hebben gelezen. In een eerder stadium is er ook gesproken over revitalisering van bedrijven. Er dient naar opvatting van dhr Staghouwer meer aandacht worden besteed aan revitalisering. Er wordt gesproken over het feit dat bedrijventerreinen per saldo niet zullen toenemen.
33
Wanneer het gaat om revitalisering, zouden bedrijventerreinen best toe kunnen nemen. Misschien dat daar toch eens meer aandacht aan kan worden besteed. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat in de eerste alinea’s wordt gesteld dat de concentratie van bedrijvigheid [........]. Er is verder ook sprake van [pieken] over uitgegeven bedrijfsterreinen over het tweede jaar. Te zien is dat in feite al voor de Kompas-periode uitgifte van bedrijven in kernzones veel groter was dan in andere gemeenten, dus dat het beleidsafhankelijk is. Dhr Dijkstra (PvdA) sluit zich aan bij de informatie. De voorzitter heeft, namens de VVD-fractie, enkele vragen met betrekking tot de regio Winschoten. De regio ligt buiten de kernzone, maar net is ook al gevraagd of daar nog voldoende voorraad is. Het zou niet verkeerd zijn wanneer de provincie deze regio extra zou kunnen stimuleren. Mw Bulk (SP) deelt mee dat de SP dezelfde vraag heeft als de ChristenUnie. Het verbaasde mw Bulk dat het saldo van de revitalisatiebedrijfsterreinen zo gering is. Zij verzoekt de gedeputeerde hier op in te gaan. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) deelt mee dat het College het accent in de laatste periode opnieuw heeft gelegd op revitalisering. Dat kan alleen worden uitgevoerd in de kaders die de provincie daarvoor heeft, te weten de Kompas-kaders. Sommige projecten kunnen daar ook uitstekend doorgang in vinden. Dat blijft natuurlijk ook van belang. Is daar terreinwinst? Duidelijk minder dan andere projecten, maar het zorgt er wel voor dat de bedrijventerreinen veel geschikter zijn en er veel beter uitzien en aantrekkelijk zijn. De beleidsafhankelijkheid. De ontwikkelingen die voor het Kompas tot stand kwamen, zaten wel in de richting. Het College moet echter wel, zeker waar het gaat om nieuwe bedrijventerreinen, het accent verleggen. In die kernzones wordt de zaak natuurlijk wel versterkt. De gedeputeerde denkt dat het ten dele afhankelijk is. Aandacht voor Oost-Groningen binnen de kernzones. De gedeputeerde is van mening dat onderdelen daar ook binnen de kernzones vallen. Dat heeft de aandacht van het College, maar hier dient natuurlijk wel binnen het bestaande budget van Kompas te worden gewerkt . Dat betekent dat niet alle projecten kunnen doorgaan die gepland zijn. De voorzitter sluit het agendapunt af en stelt vast dat het als C-stuk zal worden doorgeleid naar de statenvergadering. 15.
Brief van GS van november betreffende Groningen Seaports
Dit agendapunt is verschoven naar een later tijdstip. 16.
Voordracht van 26 oktober 2004, nr. 2004-21194, BW, betreffende het beschikbaar stellen van een krediet voor project "Van Turfvaart naar Toervaart”
Dhr Out (VVD) merkt op dat bij het besluit om een krediet beschikbaar te stellen van 15,5 miljoen euro een dekkingsverhaal staat vermeld, waaruit blijkt dat 1,5 miljoen wordt bijgedragen door de provincie Groningen. Dhr Out vraagt de gedeputeerde waarom is gekozen voor de formulering “krediet ter beschikking stellen”. Gaat de provincie optreden als een soort bank voor de andere partijen? Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat deze 1,5 miljoen in eerdere instantie in de commissie aan de orde is geweest. Het is als zodanig besloten. De provincie zal niet de functie van bank op zich nemen. Het gaat er nu om dat er een formeel go- moment is,
34
omdat alles rond is, zowel waar het gaat om enkele logistieke zaken als de gasleidingen die verkeerd lagen, als de overdracht van de stadsmeierrechten, die aan de basis van de financiering staat. Dus dan is nu alles zover dat alles nu rond is, zodat men ‘los kan gaan’ en over kan gaan tot aanbesteden. Dhr Out (VVD) vraagt of het enige krediet wat de provincie beschikbaar stelt het bedrag van 1,5 miljoen euro betreft. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat bij het besluit staat dat de provincie een krediet beschikbaar stelt van 15,5 miljoen. De provincie gaat kortom voorfinancieren. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) wenst de vraag goed te beantwoorden en stelt dat een en ander zal worden uitgezocht. Het zal aan het verslag worden toegevoegd. Toevoeging verslag: Het beschikbaar stellen van een krediet betekent, dat de provincie (als uitvoerder) werk kan aanbesteden tot deze limiet. Een dergelijk krediet wordt regelmatig door PS beschikbaar gesteld voor o.a. weginfrastructuur. Met het voeren van een accurate projectadministratie wordt ervoor gezorgd, dat er geen of minimale rentelasten zijn. Bij de aanbesteding van de eerste bestekken zal bij de partners en subsidiënten een eerste declaratie worden ingediend. Het tijdig indienen van verdere declaraties moet ervoor zorgen dat er geen rentelasten zijn. Het is ook mogelijk dat er (kortstondige) rentebaten zijn. Bij de eindafrekening moeten wij renteneutraal uitkomen. Er is dus in principe geen sprake van voorfinanciering. De bijdrage van de provincie is dus het bedrag dat in het financieringsoverzicht is opgenomen. De voorzitter stelt statenvergadering.
voor
het
onderwerp
de
B-status
mee
te
geven
voor
de
Dhr Moll (GroenLinks) legt uit dat dit afhankelijk van het antwoord is. De voorzitter stelt dat dit uiteraard het geval is.
Ingevoegd agendapunt recreatiewoningen bij Midwolda Dhr Nijboer (PvdA) merkt op dat in de Staten vorig jaar november met algemene stemmen een moratorium op recreatiewoningen en chalets is aangenomen. Daar waren destijds goede argumenten voor. Het was niet nodig, de bezettingsgraad was te laag en het landschap zou worden ontsierd als ze werden gebouwd. Ze zouden bovendien gebruik kunnen worden voor permanente bewoning en verpaupering lag op de loer. Via de media bereiken de Staten berichten dat het College toch wil afzien van het moratorium, in elk geval in een bepaald geval. Ondernemers zijn hierdoor verontrust en boos. De PvdA kan zich dat voorstellen. De PvdA-fractie wenst dan ook van het College te vernemen of hier zal worden afgeweken van het beleid. De commissie heeft een brief ontvangen, waarin staat dat de provincie in de toekomst elk plan opnieuw zal moeten bezien. Volgens dhr Nijboer is dit niet in lijn met het moratorium. De PvdA acht dit ongewenst. Ofwel het beleid wordt herzien en het College heeft een plan, waarbij elk project opnieuw wordt bekeken, ofwel er wordt gesteld dat een en ander niet past in het moratorium vanwege voornoemde argumenten. Dhr Moll (GroenLinks) deelt mee dat het onderwerp ook de aandacht van de GroenLinksfractie trok. Het is daarom prima dat het aan de agenda is toegevoegd, anders had GroenLinks het punt waarschijnlijk zelf aangeroerd, aangezien het College ook net een brief naar de commissie had gestuurd. Deze brief heeft het verzoek waarschijnlijk gekruist. De brief geeft op zich inzicht in de afweging die het College heeft gemaakt en in
35
het aspect dat het moratorium op grond van de jurisprudentie misschien toch niet zo strikt mag worden geïnterpreteerd als werd gedacht. Met name de voetnoot in de brief gaat hierop in. Op dat punt is het goed dat de commissie - en vervolgens ook de samenleving, want de samenleving kijkt ook naar de handhaafbaarheid van het moratorium - helderheid krijgt. Wat dit specifieke geval betreft kan dhr Moll zich, op het moment dat er toch een zekere individuele afweging mogelijk blijkt zonder een formeel precedent te scheppen, hier wel iets bij voorstellen. Het was natuurlijk chique geweest als de provincie op voorhand een instrumentarium had gehad, bijvoorbeeld toeristische kernzones of toeristische ontwikkelingszones, want dan was dit gebied natuurlijk nadrukkelijk in beeld geweest. Dan hadden de Staten met meer kracht kunnen zeggen dat hier geen precedent is, maar dat simpelweg een specifiek element voor de Ring rond de Blauwe Stad wordt ingevuld. Maar ook los van het instrumentarium kan de GroenLinks-fractie zich de afweging van het College wel voorstellen. Overigens denkt dhr Moll ook dat de discussie ging over bungalows, terwijl dit verhaal over chalets spreekt. Dhr Moll zou gaarne vernemen of er een kwalitatief verschil is tussen een chalet en een bungalow, iets wat zijn inziens het geval is. Het gaat hier over chalets, niet over bungalows. Als dat verschil echter langzamerhand marginaal is geworden, dan zou dhr Moll dit eveneens graag vernemen. Dhr Zanen (PvhN) stelt dat het een gevoelig punt is, want destijds waren er enkele ondernemers met plannen. Wanneer het College nu zomaar afwijkt van het beleid omdat iets in deze kwestie het College goed van pas komt, dan is dat een foute zaak. Ofwel men continueert het beleid, ofwel men besluit het los te laten. Dhr Swagerman (SP) merkt op dat dhr Zanen precies aangeeft wat hij ook vindt. Dhr Swagerman proeft hieruit, dat het GS wel goed uitkomt, aangezien er zo hard is gekozen voor de Blauwe Stad en de ring Blauwe Stad, om hier dan wel toestemming voor te geven en vervolgens mogelijke andere gegadigden niet, sterker nog, eerdere aanvragen zijn al afgewezen. De SP-fractie is zeer nieuwsgierig of ten aanzien van de eerdere afwijzingen ook een heroverweging plaats zal vinden. Bovendien is de SP van mening dat hiermee wordt aangetoond, dat als er al iets mag worden aangepast het POP in grote lijnen altijd gebruikt maar misschien in dit geval wel ‘misbruikt’ wordt door het College om die zaken wel te doen, en die zaken die de Staten aangepast hadden willen hebben niet. Het geeft naar opvatting van de SP een wat vervelende suggestie. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) wenst een vraag te stellen aan de SP. De Blauwe Stad is een feit. Er wordt gegraven. De SP was tegen. De PvhN was er ook niet zo positief over. Dhr Zanen (PvhN) werpt tegen dat hij niet bij de besluitvorming aanwezig was. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het de bedoeling was, om van de Blauwe Stad nu de besluiten zijn genomen, een succes te maken. Dhr Van der Ploeg vraagt of de SP ook een inhoudelijke afweging heeft ten aanzien van de recreatieve ontwikkeling rondom de Blauwe Stad. Dhr Swagerman (SP) legt uit dat het hier gaat om een moratorium, dat niet voor niets is ingesteld. Het is opgenomen in het POP en het POP is er ook niet voor niets. Dat voert iedereen continu aan. Wanneer het College nu te pas en te onpas allerlei zaken gaat aanpassen aan besluitvorming die op een gegeven moment wordt genomen, waardoor men beide gevallen onderuit haalt, dan is hier op zijn minst sprake van enig opportunisme. Dhr Roggema (ChristenUnie) deelt mee dat ook de ChristenUnie met buitengewoon veel belangstelling de toelichting en de afweging om tot dit besluit te komen, afwacht.
36
Dhr Jager (CDA) geeft te kennen dat het CDA de belangstelling van de ChristenUnie deelt. Wel acht hij de vraag belangrijk – los van de [........] waar veel vragen over zijn gesteld – hoe de Staten sinds 11 augustus 2004, wat vrij recent is, het moratorium moeten zien. Het is algemeen bekend waarom dit moratorium is ingesteld. Er was brede steun voor. Nu blijkt, dat het als instrument niet de kracht heeft die de Staten er aan hadden willen geven. De vraag is dan of het moratorium niet als een soort boemerang terugkomt. In plaats van dat het een sturingselement is, gaat het straks een soort drempel worden om bepaalde zaken te kunnen doen. Het CDA wenst op dit specifieke punt een reactie van het College. De voorzitter wenst namens de VVD-fractie enkele lakende woorden te berde te brengen. Indertijd zijn de Staten akkoord gegaan met de handhaving van het moratorium. Toentertijd heeft dhr Haasken in de inbreng van de VVD overigens aangegeven dat de provincie een dubbel ruimtelijk beleid voert. Er is een POP en daarnaast is er nog eens het moratorium. In feite is dat niet goed. De VVD is akkoord gegaan met de handhaving, omdat een onderzoek voorlag met betrekking tot de kwaliteit van recreatiebungalows en de vraag of het moratorium daar geen schade aan zou toebrengen. Dat was op zich onvoldoende reden om daarmee het moratorium onderuit te halen. De VVD is toen akkoord gegaan, zij het ook met zand tussen de kiezen. Nu blijkt hoe de Staten het zichzelf moeilijk hebben gemaakt met het handhaven van het moratorium, nogmaals, omdat de provincie een dubbel ruimtelijk beleid voeren. Aan de ene kant het moratorium, aan de andere kant het POP. Tegelijkertijd zegt het College ook nog de investeringen in het toerisme en recreatie te willen aanjagen, investeringen in de private sector. Op het moment dat het gebeurt, zou de provincie moeten terugvallen op het moratorium. Dhr Haasken acht dit geen goede zaak. De provincie heeft een ruimtelijk beleid. Als geen maatschappelijke, planologische, ecologische motieven, etc., aanwezig zijn, zou de provincie het moeten toestaan. Dhr Haasken vreest echter dat, vanwege het feit dat de provincie een moratorium heeft en vanwege het feit dat behoorlijk wordt afgeweken van het POP zoals het wordt aangegeven door het College, wanneer deze zaak aanhangig wordt gemaakt bij de rechter, dit wel eens onderuit gehaald zou kunnen worden. Dhr Haasken vraagt het College of de provincie op deze voet door kan gaan. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat het College het moratorium heeft ingesteld om de reden dat het onwenselijk wordt geacht dat een wildgroei ontstaat in de sfeer van de recreatiebungalowparken, want dit is iets wat het College een aantal jaren geleden heeft gesignaleerd. Ondanks een beperkte vraag en bezettingsgraad was een behoorlijke groei in die sector waar te nemen. Waarom vindt het College dit onwenselijk? Het is zo dat vaak een beslag wordt gedaan op zeer aantrekkelijk landelijk gebied. Daarnaast wil het College voorkomen dat permanente bewoning van de vakantiewoningen optreedt. Dat is namelijk iets wat op de loer ligt en wat ook een soort prikkel is om die huizen te gaan bouwen. Het gaat dan niet om de verhuur, maar om permanente bewoning. Een ander argument is dat het niet goed is te bouwen voor leegstand en eventuele verpaupering, al is dit een zijdelings argument. Eerstgenoemde beide argumenten zijn de aanleiding geweest om te besluiten dat het moratorium een goed instrument is in het kader van het ruimtelijk beleid om ervoor te zorgen dat het niet gaat optreden. Het maakt ook onderdeel uit van het POP, maar niet in de zin van dat het een concrete beleidsbeslissing is. Een wijziging van het POP is niet nodig om af te wijken van het moratorium. Bovendien staat er al heel veel beleid in het POP. Er zijn een paar concrete beleidsbeslissingen, maar ook een groot aantal niet. Er zit niet een verhouding of een tegenstelling, maar het ligt simpelweg in het verlengde. Men kan derhalve afwijken van het moratorium, maar dat dient wel goed gemotiveerd te gebeuren. Daarnaast heeft het College wel gezegd dat het er wel om gaat dat de werking van het moratorium in stand wordt gehouden, vanwege de argumenten die de gedeputeerde eerder noemde. Het moet nu niet zo zijn, dat omdat het College hier gemotiveerd afwijkt, opeens heel veel zaken mogelijk zijn. Dat is ook niet het geval. Het College wijkt hier af omdat het College de ontwikkeling van de Blauwe Stad tot een succes wenst te maken. Dhr Van der Ploeg
37
noemde dit zo-even ook. Daarbij gaat het vooral om de ring van de Blauwe Stad, de omgeving. Daar doen zich voor toerisme bijzonder veel kansen voor. Wat zich bij de Blauwe Stad niet voordoet is zo’n bungalowpark. Dat is op zichzelf een segment dat een belangrijke toevoeging kan betekenen en wat ook in sociaal-economische zin van belang is om te doen. Dat is de reden geweest voor het College om af te wijken van het moratorium, vanwege de Blauwe Stad en de belangen van de toeristische ontwikkeling bij de Blauwe Stad. Het moet dan niet zo zijn dat dan deur wordt opengezet voor allerlei andere mogelijkheden die allemaal af te dwingen zijn. Dat laatste is niet het geval. Dat is ook nadrukkelijk in de brief aangegeven die naar de commissie is gestuurd, teneinde ook de commissie in kennis te stellen van de overwegingen van het College. In reactie op dhr Zanen en dhr Swagerman stelt de gedeputeerde dat de beslissing niet zomaar is genomen. Het is niet te pas en te onpas. Het is een zeer gemotiveerde afwijking. Het is een uitzondering op de regel. Dit laat onverkort het belang van het moratorium in het licht van de algemene zaken over landschap en permanente bewoning, waar het College dat instrument echt nodig voor acht om dat zo te handhaven en toe te passen. Is het nu zo dat sinds 11 augustus 2004, toen de Raad van State een besluit heeft genomen, een verandering heeft plaatsgevonden ten opzichte van het moratorium? Het antwoord luidt ontkennend. In het moratorium zijn bungalows en chalets gelijkgesteld. Daarin zijn natuurlijk alle maten en soorten, maar het gaat om ruimtelijk beslag. Daar heeft het College een richtlijn voor opgenomen in het moratorium van 50 m². Zit het daar onder, dan valt het niet onder de werking van het moratorium. In veel gevallen gaat het om een oppervlakte van 50 m². Dan is het moratorium van toepassing. In antwoord op de vraag van dhr Haasken of het College zo door kan gaan, antwoordt de gedeputeerde bevestigend. In tweede termijn Dhr Nijboer (PvdA) geeft aan dat het College bekend staat om het met harde hand handhaven van het POP. De PvdA heeft dit ook altijd gesteund, zoals ten aanzien van de reclamemasten. Dhr Nijboer kan zich echter goed voorstellen dat ondernemers die plannen indienen, die worden afgekeurd vanwege het moratorium zoals dit door de Staten is geaccordeerd, ontstemd zijn wanneer een project dat de provincie goed uitkomt wel kan. Het is van tweeën één: of de Staten kijken of er destijds niet een ‘domme’ beslissing is genomen en wellicht dat men toch naar een ontwikkelingsgebied toe moet, of het wordt voor de Blauwe Stad toegestaan. Dhr Nijboer kan zich inhoudelijk goed voorstellen dat het toch verstandig is om dat daar toe te staan. Dit biedt te veel onzekerheid voor ondernemers. Dhr Jager (CDA) vraagt dhr Nijboer wat voor consequenties dit project in zijn ogen heeft. Dhr Nijboer (PvdA) roept het College op een openbare keuze te maken tussen beide opties. Het aspect van ruimtelijke ordening dient maar in de POP-commissie te worden behandeld. De voorzitter geeft aan dat de Staten dit zelf ook kunnen behandelen. Dhr Zanen (PvhN) merkt op dat een beetje dualisme wel mag. Dhr Jager (CDA) stelt dat hij de PvdA daarom juist vraagt wat zij voornemens is te doen. Dhr Nijboer (PvdA) reageert, opperende het antwoord van de gedeputeerde af te wachten. Dhr Zanen (PvhN) deelt voor de goede orde mee dat de PvhN zich een tijd nadrukkelijk tegen de Blauwe Stad heeft verklaard. Toen zat de partij weliswaar niet in de Staten, maar dit was wel het standpunt. De PvhN heeft wel voor de ring rondom de Blauwe Stad
38
gestemd vanuit de overweging dat nu het project eenmaal doorgaat, het ook kans op succes moet hebben. De voorzitter merkt op dat de ring er alleen maar komt dankzij de Blauwe Stad. Dhr Zanen (PvhN) is van mening dat hier sprake is van een enigszins opportunistisch beleid van de kant van het College, hetgeen niet gepast is. Wanneer wordt gesteld dat het een mooie aanvulling zou zijn in de ring Blauwe Stad staat dat tegenover het beleid dat de Staten hebben uitgezet met het vaststellen van het moratorium. Dhr Zanen is het met de PvdA en de SP eens dat de provincie dit niet moet doen. De regel moet strikt worden toegepast of volledig worden afgeschaft. Dhr Swagerman (SP) verklaart dat over goede argumentatie altijd getwist kan worden. Er zijn slechts twee argumenten genoemd: Blauwe Stad en ring Blauwe Stad om dit wel toe te staan en het te ondersteunen. Achteraf gezien vraagt dhr Swagerman zich af waarom niet simpelweg is gesteld dat de Blauwe Stad uitstekende kansen biedt voor recreatie en waarom deze optie hier niet automatisch in mee is genomen. Dan had dit probleem niet bestaan. De Blauwe Stad was bedoeld voor hoogwaardige nieuwbouw voor mensen vanaf een bepaalde inkomensgroep, et cetera, et cetera. Er is nooit zo hard nagedacht over mogelijke consequenties op toeristisch gebied. Nu moet dan, achteraf, dit aanvullend erbij komen. Dhr Swagerman vindt het – los van alle perikelen rond de Blauwe stad – niet kunnen. Dhr Moll (GroenLinks) merkt op dat dhr Swagerman spreekt op basis van zaken vanaf de tijd dat hij in de Staten zit, maar niet op basis van informatie van datgene wat het aantal jaren daarvoor royaal is besproken. Voorop heeft altijd gestaan – en dat heeft voor de GroenLinks-fractie zeker een rol gespeeld – dat de Blauwe Stad niet alleen een woonstad is, maar een leefstad, een gebruiksstad, dat recreatie daar heel goed mogelijk is en ook moet worden gefaciliteerd. In dat kader heeft dhr Moll geen tweede termijn nodig. Naar inzicht van GroenLinks heeft het College een goed besluit genomen. Dhr Swagerman (SP) blijft erbij dat er een aantal suggesties in zit, zoals dhr Zanen al aangeeft. Hier moet een lijn in worden getrokken. Er wordt nu ook geen grens gesteld. Waar houdt dan de Blauwe Stad op? Kan dhr Koops straks nog op tien kilometer afstand van de Blauwe Stad nog wel een bungalowpark bouwen onder het mom dat het ter ondersteuning van de ontwikkeling is? Men kan dit niet zonder andere discussies te voeren zo besluiten. Dhr Jager (CDA) verzucht hoe heerlijk het is dat de provincie in de fase van uitvoeringen van plannen en POP is terechtgekomen na jaren van voorbereidingen. Inderdaad stuit men hier op een dilemma, dat dhr Nijboer goed heeft geschetst. De CDA-fractie heeft hier nog geen standpunt over ingenomen, aangezien dhr Jager niet in de gelegenheid is geweest om de fractie hierover te raadplegen. Het moratorium is gehandhaafd op basis van onderzoek. Dhr Jager informeert of in dit onderzoek rekening is gehouden met de te verwachten recreatieve ontwikkelingen in het Blauwe Stad-gebied en de eventuele specifieke vraag die daar zou gaan ontstaan. Het staat dhr Jager niet bij dat dit er in stond. Volgens dhr Jager ging het onderzoek meer over de status quo van dat moment. Aan die vraag werd voldaan. Naar toekomstige ontwikkelingen is niet gekeken, ook zeker niet in het specifieke recreatieftoeristische gebied Blauwe Stad. Dhr Jager kan zich indenken dat dit voor de CDA-fractie een reden is om te stellen dat daar wel rekening mee moet worden gehouden. Dhr Roggema (ChristenUnie) sluit zich aan bij de woorden van dhr Jager en voegt daaraan toe dat de Blauwe Stad inderdaad extra aandacht krijgt en nu dan eigenlijk alles mag. De bezettingsgraad is ook een van de criteria geweest waar de Staten duidelijk naar hebben gekeken, maar is nu kennelijk niet in beeld. Dhr Roggema geeft te kennen positief van instelling te zijn, maar hij ziet het zich niet zo ontwikkelen dat daar sprake
39
zal zijn van allemaal volle chalets. Afgezien daarvan dient ook duidelijkheid te zijn en is de provincie verplicht om de strakke hand te houden aan de gekozen lijn. De voorzitter geeft, namens de VVD-fractie, aan dat de VVD er zeer aan hecht dat het plan van deze initiatiefnemer doorgang vindt. Dhr Haasken heeft geen enkele argumentatie gehoord waarom het moratorium nog gehandhaafd zou moeten worden. Elk argument dat wordt gebruikt, betreft argumenten van ruimtelijk-planologische aard. Dat wordt in het POP en in bestemmingsplannen geregeld. Zaken die betrekking hebben op bezettingsgraad vallen onder het risico van de ondernemer. Daar gaat de provincie niet over. Dhr Nijboer (PvdA) merkt op dat wanneer leegstand en permanente bewoning het gevolg zijn van nieuwe bungalowparken, dat ongewenst is. De provincie gebruikt het moratorium als uitwerking van het POP om deze effecten tegen te gaan. De voorzitter werpt tegen dat zaken die betrekking hebben op leegstand, zaken zijn die de ondernemer treffen. Daar waar het gaat over landschap, betreft het ruimtelijke argumenten. Die kan men regelen in het POP en in bestemmingsplannen. Wanneer een volgende aanvraag komt, bijvoorbeeld in de ring van de Blauwe Stad – en men kan zich genoeg initiatiefnemers voorstellen die ook willen bouwen, bijvoorbeeld een volgende serie van twintig recreatiebungalows – vraagt dhr Haasken de gedeputeerde hoe de provincie daar mee om zal gaan. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) verklaart dat het onderdeel van het ruimtelijk beleid is dat de mogelijkheid bestaat om gemotiveerd af te wijken binnen het bestaande beleid, zaken die in het POP staan, als dat geen concrete beleidsbeslissingen zijn. De motivatie ligt hier in de sfeer van het toerisme in de ring Blauwe Stad. Dat is een nieuwe ontwikkeling. Die was niet met zoveel woorden voorzien in het onderzoek. Op dat punt is simpelweg gesteld het status quo te zullen handhaven, omdat zichtbaar is dat de bezettingsgraad onverminderd achterblijft en dat er toch nog steeds de argumenten zijn van landschap en permanente bewoning. De gedeputeerde stelt enigszins verbaasd te zijn over de opmerking van dhr Haasken dat dit geen argumenten zijn, want de VVDfractie heeft wel ingestemd met het moratorium en de argumentatie die daaraan ten grondslag ligt. Dhr Nijboer heeft het over de onzekerheid van de ondernemers. De gedeputeerde is van mening dat er in het geheel geen onzekerheid is voor de ondernemers. Ondernemers weten waar ze aan toe zijn. Er bestaat rek in hier en daar. Er bestaat een moratorium. Het is allemaal derhalve zeer duidelijk. Het College heeft in dit geval gemotiveerd afgewogen, het betekent derhalve niet dat het een precedent is of dat het College dit elders ook zou moeten doen, ook niet ten aanzien van de Blauwe Stad. De volgende aanvrager voor de Blauwe Stad die kan wel een verzoek indienen, maar het College zal dan niet automatisch dezelfde procedure volgen. Het College heeft natuurlijk gekeken naar de precedentwerking... De voorzitter vraagt de gedeputeerde wat dan zijn redenen zijn. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat het dan een nieuwe situatie is die zich op dat moment voordoet, gegeven de ontwikkelingen in de Blauwe Stad, dat daar vermoedelijk al een bungalowpark is van de initiatiefnemer dat nu aan de orde is. De vraag is dan hoe het College dat op dat moment zal beoordelen. Er is nu een afweging op dit moment gemaakt. Deze afweging zegt niets over de afwegingen die het College in andere gevallen kan maken. Het is simpelweg onderdeel van het beleid. Het College houdt zich volledig aan de casus van het beleid. De suggestie dat het College zomaar, te pas en te onpas wat doet acht de gedeputeerde onterecht. Het College begeeft zich simpelweg binnen de kaders van het bestaande beleid. Dhr Nijboer (PvdA) is het ermee eens dat het formeel allemaal klopt en mag en dat het College mag afwijken met moverende redenen. Er is echter vrij breed in de commissie
40
aangegeven dat het ongewenst wordt geacht dat het College het per geval gaat bekijken, iets wat nu het beleid lijkt te worden, of er aan het moratorium wordt voldaan. Dit vindt de PvdA-fractie ongewenst. Dat kan men beter het beleid wijzigen, dan weet iedereen waar hij aan toe is, in plaats van elke keer tegen de ondernemer te zeggen dat het niet mag, maar dat er naar zal worden gekeken of het toch kan. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) merkt voor de goede op dat dit ook niet is wat er gebeurt. Het moratorium bestaat en wordt door het College toegepast. In dit geval heeft het College een aparte afweging gemaakt, vanwege de redenen die de gedeputeerde hiervoor heeft aangegeven. Met die redenen kan men het al dan niet eens zijn, maar het gaat over de ring Blauwe Stad en toeristische ontwikkeling. Misschien dat dhr Moll van de GroenLinks-fractie zich daar ook in herkent. Het gaat om die leefbaarheid en om het gebruik van de Blauwe Stad, niet om daar in brede zin van te profiteren. Dat is de reden waarom het College besloten heeft om in dit geval af te wijken van het moratorium. Dat slaat niet terug op het moratorium en heeft daarom geen precedentwerking. Daar heeft het College natuurlijk zeer goed naar gekeken. Het moratorium blijft het College nodig achten in het kader van het ruimtelijk beleid als een extra instrument om een aantal onwenselijke ontwikkelingen tegen te gaan. Dhr Jager (CDA) vraagt wat er dan gebeurt met een eventuele aanvraag van een volgende ondernemer, die van mening is in hetzelfde gebied een bijdra ge te kunnen leveren aan het toerisme. Hoe gaat het College daar mee om? Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat het in elk geval niet zo is, dat een aanvraag automatisch op de instemming en medewerking voor een nieuwe afwijking kan rekenen. Een formeel antwoord is dat het College het dan gaat bekijken in de nieuwe context. Dat doet zich op dit moment niet voor, maar dan zal het College daar naar kijken. Dhr Zanen (PvhN) merkt op dat zoiets er op andere beleidsterreinen toe zou leiden dat men een soort aanbestedingsprocedure start, zoals ten aanzien van spoorlijnen en openbaar vervoer. Wanneer bij een soortgelijke werkwijze het College aangeeft recreatieve ontwikkeling bij de Blauwe Stad te willen, omdat dit de kans op het hele project vergroot, en daarom van zins is af te wijken op het terrein van dat soort voorzieningen, zouden ondernemers die geïnteresseerd zijn om in zo’n sector te investeren in staat worden gesteld om met voorstellen te komen. Dat is de werkwijze die het College dan zou moeten kiezen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) acht het niet nodig om dat op deze manier te doen. Het bevindt zich volledig binnen de kaders van het beleid. In dit geval heeft het College deze afweging gemaakt. Dat betekent niet dat het College automatisch in andere gevallen dezelfde afweging zou kunnen maken. Het College moet echter ook niet vooruitlopen op die andere gevallen. Het is in elk geval zo dat het geen precedenten schept. De voorzitter interrumpeert en stelt dat vorig jaar is gesproken over pijplijnprojecten. Er zaten 1200 recreatiewoningen in die pijplijnprojecten. Dhr Haasken informeert of dit project daar één van wordt. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt ontkennend. De voorzitter vraagt de commissie welke status het stuk dient te krijgen. Dhr Moll (GroenLinks) geeft te kennen zich te kunnen voorstellen dat dhr Nijboer het onderwerp in de Staten zou willen behandelen, want hij is niet tevreden. Dhr Moll zou het ook goed vinden om het in de Staten te bespreken. Het debat krijgt toch een aantal ‘principiële kantjes’.
41
Dhr Nijboer (PvdA) vraagt zich af wat de handigste manier zou zijn om het andermaal aan de orde te stellen. Het onderwerp zal immers ook weer aan de orde komen bij een aanvraag voor het betreffende park. Men kan de status van het stuk ook laten afhangen van wat de fracties ervan vinden en het vooraleerst als A-stuk kwalificeren. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt in de richting van dhr Nijboer op dat de Staten altijd in de richting van het College communiceren. Het College stuurt de brief. Die heeft de commissie ontvangen. Het is simpelweg de vraag of… De voorzitter geeft aan dat de brief voorlopig wordt gehandhaafd als A-stuk, teneinde tijdens de vergadering een andere beslissing te kunnen nemen. Aldus wordt besloten. 17.
Nota Mobiliteit, inclusief brief van GS van november, nr. 2004-25.561, VV, betreffende Nota Mobiliteit
Dhr Roggema (ChristenUnie) doet een ordevoorstel. Hij zit er in die zin mee, dat de ChristenUnie-fractie er gewoonlijk de voorkeur aan geeft om de agenda af te werken en niet te ‘dubbelen’. Het onderwerp zal 15 december uitvoerig in de Staten worden behandeld. Vanmorgen is een nieuw Mobiliteitsplan ontvangen waarin alles nog duidelijker staat, met een kaderoverzicht en dergelijke. Dhr Roggema geeft de wens te kennen om de nota Mobiliteit in één keer op de statenvergadering af te handelen, teneinde geen zaken dubbel te doen. Mw Bulk (SP) deelt mee dat de SP-fractie het voorstel van dhr Roggema steunt. Wel is mw Bulk nieuwsgierig naar de resultaten van het landsdelig overleg… De voorzitter geeft aan dat de commissie het onderwerp ofwel behandelt, ofwel niet behandelt. Mw Bulk (SP) vraagt of de commissie de informatie voor 15 december dan schriftelijk van het College zal ontvangen. Dhr Out (VVD) merkt op dat hij het stuk dat ter beschikking wordt gesteld nog niet heeft gezien. Wat dat aangaat overvalt hem dit enigszins. Zijns inziens zou de commissie wel een begin kunnen maken met de behandeling. Dhr Moll (GroenLinks) verwacht dat GroenLinks zeker in de Staten op het onderwerp terug zal komen. Overigens zal dhr Moll in deze commissie het woord aan dhr Van der Ploeg moeten overlaten, aangezien hij de vergadering over twee minuten moet verlaten. Dhr Nijboer (PvdA) merkt op dat aan het begin van de vergadering een agenda is vastgesteld. In de Staten zal worden getracht niet de commissievergadering over te doen. Dhr Nijboer stelt voor het onderwerp in de commissie te behandelen. Dhr Zanen (PvhN) is van mening dat eerst het probleem van de spreektijd moet worden opgelost. De voorzitter concludeert dat er behoefte is om het stuk nu te gaan behandelen. Dhr Van der Span (CDA) kwalificeert het stuk als een ‘duidelijk boekwerk’. Er wordt ontzettend veel aandacht besteed aan andere landsdelen waar de provincie geen zeggenschap over heeft. In de nota viel dhr Van der Span op dat mobiliteit wordt gebruikt als factor om de versterking van de economische structuur duidelijk neer te zetten. Dat is ook een opmerking die de fractievoorzitter van het CDA al eens in de algemene beschouwingen heeft gemaakt. Dhr Van der Span is hier zeer blij mee.
42
In de provincie Groningen is er een aantal zeer bekende knelpunten. Daar wordt in de commissie geregeld over gesproken. Er zijn twee heel bekende knelpunten. Vanmorgen stond er een in de krant, te weten de N33. Dhr Van der Span beschouwt de ringweg van Groningen als een soortgelijk knelpunt. Hij denkt dat er geen strijd zal ontbranden over de vraag welk knelpunt nu het ergst is. Het zijn in elk geval twee zaken waar de provincie in het bijzonder op moet inzetten, want zeker de ring van Groningen is een stuk verkeersweg waarvan een Fransman niet zegt dat dit uniek is. De CDA-fractie is zeer benieuwd naar de consequentie van deze nota voor de plannen met betrekking tot de zuidelijke ringweg en de N33. Recentelijk reisde dhr Van der Span enige keren ’s ochtends op tijd naar het westen via de polder. Nu de ochtenden nog lang donker zijn, ziet men een heel lange rij koplampen van auto’s, van Heerenveen, via Drachten, Tolbert, Leek naar Groningen. Dhr Van der Span vraagt de gedeputeerde of het niet aardig zou zijn om voor dit traject eens een goede spoorverbinding te overwegen, dit zou in het kader van duurzaamheid geen slechte zaak zijn. Men kan er bij denken wat men wil. Niet alleen wegen en sporen, ook het water is van belang. Dhr Van der Span vraagt zich echter af in hoeverre, want in de nota stond niet zoveel over een vergroting van de sluis bij Delfzijl, terwijl het toch een heel wezenlijke uitbreiding is en een vergroting van de mogelijkheden van de scheepvaart. De CDA-fractie informeert voorts of het verstandig zou zijn om de treinverbinding van Groningen naar Leeuwarden tot het hoofdrailnet te laten behoren, in plaats van nu als ‘provinciaal lijntje’. Uit de nota viel verder duidelijk op te maken dat goederenvervoer per spoor in de provincie Groningen ophoudt bij Nieuweschans. Dit is ook een zaak waarvan dhr Van der Span van mening is dat extra aandacht noodzakelijk is. Dhr Roggema (ChristenUnie) onderstreept dat het een werkplan betreft dat sterk inzet op economische aspecten. Daar is op zich niets mis mee, maar het gaat enigszins tegen de lijn in van het toestaan van langere rijtijden. Dat staat bij de criteria, terwijl eerder nog 60 km op de weg een aanvaardbaar uitgangspunt was. Al met al zal men minder gaan bewegen en daar ook genoegen mee moet nemen. Dat is zo ongeveer het uitgangspunt in het hele verhaal. Dhr Roggema mist aspecten die voor de ChristenUnie zeer wezenlijk en van belang zijn, namelijk de zuidelijke ringweg en de N33, die geregeld in de commissie onder de aandacht komen. Er zal op enigerlei wijze aandacht voor moeten worden gevraagd. Dhr Roggema refereert ook aan het landsdelig overleg dat op 29 november stond gepland. Mogelijk heeft de gedeputeerde naar aanleiding van dit overle g nog positieve zaken te melden. Het tweede punt betreft de verlenging van het MIT (Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport) van 2011 naar 2014. De argumentatie daaromtrent is de ChristenUnie niet geheel helder. Het lijkt enigszins op verschuiven en doorschuiven. Dhr Roggema informeert of dit het geval is. Het doorkijken van 2015 naar 2020 ziet er voor het Noorden evenmin rooskleurig uit. Er zijn veel punten naar voren te brengen die bij de minister onder de aandacht moeten worden gebracht. De ChristenUnie kan zich op hoofdlijnen zeker vinden in de reactie in SNN-verband. Dhr Roggema vraagt hoe het vanaf dit moment verder zal gaan. De inzet van de gedeputeerde is overwegend duidelijk, maar hoe verloopt de inzet in SNN-verband en op welke termijn kan de commissie nog meer verwachten? Mw Bulk (SP) constateert dat het CDA ermee begon dat zij blij zijn dat de nota Mobiliteit de economische nota Pieken in de Delta onderstreept en versterkt. De SP is hier ten aanzien van het landsdeel Noord-Nederland niet zo blij mee. Over Pieken in de Delta heeft Noord-Nederland niet veel te zeggen, derhalve was te verwachten dat het Noorden ook in de nota Mobiliteit niet ruim bedeeld zou worden. Dat blijkt helaas het geval. Voor het Noorden is deze nota teleurstellend. Dhr Van der Span (CDA) interrumpeert en geeft aan niet over Pieken in de Delta te hebben gesproken. Hij haalde slechts de economische aspecten van de infrastructuur aan.
43
Mw Bulk (SP) geeft te kennen niet te weten of dit op hetzelfde neerkomt, maar zij had het iets anders begrepen. In elk geval heeft zij het nu iets anders gezegd. Het enige positieve van dit hele verhaal is één zin: “Het fietsgebruik moet gestimuleerd worden”. Daar kan de SP volledig achter staan. Wanneer men echter kijkt wat de rijksoverheid er aan doet, dan is dat rekening houden bij eigen infrastructurele werken en een internetpagina opzetten om de chips in de fietsen bij te kunnen houden. Als mensen geen aangifte doen van een fiets die is gestolen omdat daar toch niets aan wordt gedaan, vraagt mw Bulk zich af of het wel zin heeft. Het CDA noemde de twee knelpunten voor het Noorden: de zuidelijke ringweg en de N33. Over de N33 is al zeer vaak gesproken. Mw Bulk heeft nog een extra argument voor de verdubbeling van de N33: over het ene knelpunt – dat wil zeggen: de zuidelijke ringweg – rijdt verkeer dat er eigenlijk niet op hoort. Dit verkeer zou opgevangen kunnen worden door de N33. Wellicht komt de provincie nog eerder aan bod bij de minister door beide knelpunten te combineren. Dhr Out (VVD) kwalificeert de nota Mobiliteit als een ‘mooi boekje’ of een iets minder mooie stapel kopieën. Er staan mooie ambities in verwoord. Hoe deze verwezenlijkt dienen te worden, komt er echter een stuk bekaaider van af. Ook het gedeelte van de financiële decentralisatie, die bij de decentralisatie van taken zou horen, is ook wat weinig doorwrocht. Het is een Haagse nota. Nu moet worden gekeken wat NoordNederland daar aan heeft. Dhr Out heeft eerst de nota bekeken, daarna de brief. Wanneer men kijkt wat de reactie van het SNN is, dan kan de VVD-fractie zich zeer goed vinden in de zaken die daarin worden aangegeven en die het SNN wil meenemen in het overleg met de minister. Eén discussie die in de nota wordt genoemd en die dhr Out wenst aan te roeren is het onderwerp beprijzing. Op zichzelf heeft de VVD niet veel problemen met beprijzing, maar het moet duidelijk de bedoeling zijn om de beprijzing die plaatsvindt ten goede te laten komen aan de infrastructuur. De zaken die aandacht krijgen betreffen veelal de Randstad. De VVD-statenfractie in Groningen acht dit een heel helder signaal van “wij in het Noorden”. Hier zal ongetwijfeld over worden gesproken. Het kan natuurlijk alleen maar het geval zijn, als het Noorden daar infrastructuurvoordelen voor terug gaat krijgen. Dhr Out roept de gedeputeerde op dit mee te nemen in zijn gangen naar Den Haag. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat de nota Mobiliteit een Haagse nota is die niet zoveel impact heeft op het Noorden en waar de GroenLinks-fractie daarom niet zoveel mee kan. Dhr Van der Ploeg gaat daarom niet in op de inhoud van deze nota, maar op datgene wat de PvdA-fractie vanmorgen althans naar buiten heeft laten gaan. De actualiteit en de rol van de provincie is een veel belangrijker thema dan deze nota. Dhr Van der Ploeg zou graag van de PvdA een nadere toelichting horen op hun plannen, waar zij denken dat geld vandaan te halen en waarom het een provinciale taak zou zijn om een rijksweg aan te leggen. Overigens acht dhr Van der Ploeg dat de insteek van de veiligheid ook de insteek is van GroenLinks. Het is een ‘dodenweg’ waar iets aan moet worden gedaan. Er zijn echter opties om het veel goedkoper te doen. Twintig miljoen, in die orde van grootte. Dhr Van der Ploeg is van mening dat de Staten de rol van de provincie heel goed moeten gaan definiëren ten aanzien van de stappen die de provincie de komende maanden gaat ondernemen. Dhr Nijboer (PvdA) merkt op dat de nota Mobiliteit voor het Noorden niet zoveel te betekenen heeft, in elk geval niet om er in de commissie veel over te zeggen. Dat is dhr Nijboer niet met dhr Van der Ploeg eens. Hier is een enorme discussie geweest over de nota Pieken in de Delta. Een miljard euro, is hier ongeveer mee gemoeid, en nog niet eens helemaal. Dit gaat over tachtig miljard, wegen, en de vraag hoe het SNN erop moet reageren. De gedeputeerde vraagt de commissie wat zij vindt van de hoofdlijn van de nota en of zij deze van commentaar wil voorzien. Daar wil dhr Nijboer op ingaan. Decentralisatie is goed: dat moeten we doen. Er moet echter wel voldoende geld aan provincies beschikbaar worden gesteld. Dat de Zuiderzeelijn erin staat, is ook goed.
44
Wat niet goed is, is de prioriteitsstelling, naar de mening van de PvdA-fractie. Er dient niet alleen te worden gekeken naar de economie en de inzet in drukke gebieden, maar ook naar de ontsluiting van perifere gebieden. Toekomstige knelpunten in Groningen zou een criterium moeten zijn van de hoofdinfrastructuur. Verkeersveiligheid. Er wordt 800 miljoen uitgetrokken, want verkeersveiligheid wordt heel belangrijk gevonden om 3,6 miljard aan maatschappelijke basis te bereiken. Wanneer in dit project één geïnvesteerde euro vier euro oplevert, zou dhr Nijboer daar wel meer geld aan uitgeven. De N33 komt hierbij in beeld. Openbaar vervoer. De minister wil de differentiatie naar onderhoud van wegen en openbaar vervoer en kijkt alleen maar naar de drukke gebieden, niet naar het openbaar vervoernet hier. Het lijkt erop dat een sterfhuisconstructie wordt gekozen voor het openbaar vervoer. Onderhouden, maar op den duur is het te duur om nog weer op te knappen. Dhr Nijboer verzoekt de gedeputeerde hier in het SNN aandacht voor te vragen. Voor de noordelijke ontwikkelingsas Europa is goede aandacht. Ten aanzien van beprijzing sluit dhr Nijboer aan bij dhr Out. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat Groningen met de aardgasbaten straks ook met alle kilometers hier moet meebetalen aan het westen, want daar komt het min of meer op neer. Daar moet echt voor gewaakt worden. De provincie heeft commissaris Alders daar zitten. Die zit er ongetwijfeld boven op. De zeesluis in Delfzijl. De PvdA-fractie wenst te vernemen hoe het daarmee staat. De vaarweg Lemmer-Delfzijl staat goed in de Nota, maar de Zeesluizen bij Delfzijl niet. Deze moeten hierin ook worden opgenomen. De OV-aansluiting in Zwolle is ook nog een punt. Ook het IPO heeft naar voren gebracht dat daar straks misschien moet worden overgestapt. Tot slot de N33. Dhr Nijboer vraagt de gedeputeerde of de provincie niet een keer zelf iets moet doen. De PvdA-fractie vindt van wel. In de commissie wordt vaak gesteld dat de N33 belangrijk wordt gevonden. De PvdA wil op een of andere manier, zoals dit ook met andere zaken wordt gedaan – Kolibri, voorfinanciering, ook rijkszaken trouwens. Vaak wordt alleen maar een gedeelte voorgefinancierd. Bij Kolibri, wat ook een Rijkstaak is, steken we er zelf ook nog geld in. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt dhr Nijboer of het voorfinanciering is. Dhr Nijboer (PvdA) ontkent. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het in de pers anders staat: 170 miljoen financiering. Dhr Nijboer (PvdA) geeft aan dat de provincie 170 miljoen financiering van het Rijk moet krijgen om het door te kunnen laten gaan. Eerst moet de provincie een planstudie zien te ontlokken van het Rijk, voordat zo’n weg wordt aangelegd. Zelf betalen kan de provincie het niet. Het College heeft ingezet op gebiedsontwikkeling, et cetera. De gedachte is dat het bij een dergelijke financiering ook op die manier – bij de N31 ZurichHarlingen en Leeuwarden- Drachten is dat gelukt – kan worden gedaan. Eerst moet het Rijk bereid zijn om het aan te leggen. Dan is het misschien mogelijk om te laten zien dat het weinig is en er wat geld moet worden bijgelegd. Daar staat de PvdA niet afwijzend tegenover. De PvdA is dan waarschijnlijk bereid om dat te doen. Eerst moet echter bijvoorbeeld door middel van een planstudie aan het Rijk ontlokt worden dat daar prioriteit aan wordt gegeven. Op deze manier lijkt het erop dat de N33 achter de horizon van 2020 verdwijnt. De PvdA probeert dit op alle mogelijke manieren te voorkomen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) begrijpt dat de positie van de PvdA ten opzichte van een half jaar geleden, toen voorfinanciering werd besproken, helemaal niets is opgeschoven. Dhr Nijboer (PvdA) ontkent. De PvdA wenst een planstudie en tracht de N33 te bereiken door middel van een planstudie. Dan komt ook de financiering en dan komt naar voren dat het belangrijk is. Dan moet er financiering staan. De PvdA wil dan in elk geval voorfinancieren en misschien ook nog wel meer doen.
45
Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat in de commissie een hele discussie heeft plaatsgevonden over de vraag wat voorfinancieren is. Pas als duidelijkheid bestaat dat financiering van het Rijk komt. De indruk wordt nu gewekt dat men het op een andere manier zou moeten willen. In feite betekent dit dat de PvdA niet is opgeschoven. Dhr Nijboer (PvdA) legt uit dat het om en voorfinanciering, en als er op het laatst sprake is van enig tekort. Er ligt ook een ontwikkelingsplan. Men zou het Rijk moeten overtuigen om vierbaans gescheiden wegen aan te leggen om als provincie dan zelf vierbaans te realiseren, of te wel twee keer één met een berm ertussen. Daar valt best met de PvdA over te praten. Eerst moet men het Rijk echter zover krijgen dat het gebeurt. De PvdA is derhalve iets opgeschoven. Voorop staat dat de PvdA de N33 wil. Voorts is het voor de N33 misschien handig om een keer een kosten/batenanalyse uit te voeren naar verkeersdoden. Wanneer men het op de achterkant van een sigarendoosje uitrekent, dan kost het ongeveer een half miljoen per gewonde. Er waren de afgelopen tien jaar gemiddeld twintig gewonden per jaar. Dat is tien miljoen per jaar. Verdubbeling kost 140-170 miljoen, in die orde van grootte. Dan zou men het in veertien jaar hebben terugverdiend, plus nog al die andere effecten. Dhr Nijboer roept de gedeputeerde op om bij het Rijk ook het criterium verkeersveiligheid voor wegen aan te kaarten. Als men een goede kosten/baten-analyse heeft, dan geeft dhr Nijboer de N33 nog een goede kans. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) verzoekt de PvdA om een onderbouwing van die berekening van de kosten/baten-analyse. Dhr Nijboer (PvdA) reageert, stellende dat hij de gedeputeerde juist vraagt deze onderbouwing te geven. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) werpt tegen dat het een stelling van de PvdA is dat dit soort baten er zijn. Dhr Nijboer (PvdA) bevestigt dit. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat de PvdA dan ook maar moet presenteren hoe dit in elkaar zit. Dhr Nijboer (PvdA) oppert dat hij geen beleidsambtenaar is. Per jaar vallen gemiddeld twintig mensen met letselschade en 2,3 doden te betreuren. Gemiddeld kost een geval van letselschade – er zijn getallen over bekend, die heeft dhr Nijboer voor de commissie opgezocht – 470.000 euro. Twintig keer 470.000 is die tien miljoen. Met verdubbeling kan men tachtig tot negentig procent tegengaan. Acht à negen miljoen. Daarnaast zijn er economische effecten. Derhalve vraagt dhr Nijboer de gedeputeerde of het niet handig zou zijn om daar een keer een kosten/baten-analyse naar uit te voeren. Dat is een verzoek wat in de lijn van dhr Nijboer ligt. Hij hoeft zijn inziens niet verder onderzoek te verrichten hoe dat allemaal precies zit. Dat lijkt dhr Nijboer een uitvoerende taak. Tot slot roept de PvdA mensen op tot inspraak, tot het kiezen van andere criteria, en ook tot het beïnvloeden van Kamerleden. Het komt op 13 december in de Kamer. Dhr Nijboer roept de fracties op te proberen om hier meer voor het Noorden uit te krijgen en een standaard inspraakreactie op de site te plaatsen om de druk op Den Haag op te voeren. Dhr Zanen (PvhN) stelt vast dat men het over de N33 eens is dat het een levensgevaarlijke weg is. Laatstelijk heeft ook de PvhN dit nog zeer nadrukkelijk ervaren, doordat een dochter van een PvhN-lid daar ook een ongeluk had. Dan komt het heel dicht bij. Het is een groot probleem. Het vervelende van deze nota is, dat de provincie niet de ruimte krijgt om te stellen dat dit een prioritaire kwestie is, die eerst moet worden aangepakt vanuit het Rijk. De nota Mobiliteit is een rijksnota en gaat over heel
46
Nederland en Nederland wordt eigenlijk als één regio beschouwd, er worden normen aangelegd. Juist door die landelijke normen die worden gehanteerd betekent dit dat Noord-Nederland op een aantal punten moet inleveren in plaats van dat zaken voortvarend worden aangepakt. De N33 is daar één van. De zuidelijke ringweg is eigenlijk een even goed voorbeeld. Daar zit naar opvatting van dhr Zanen het probleem. Ter gelegenheid van de nota Pieken in de Delta van de rijksoverheid is ook een hele discussie gevoerd over de vraag of de veronderstelling die door dit kabinet wordt gehanteerd dat de economie in de Randstad zoveel productiever is dan de economie in regio’s als Noord-Nederland misschien geen verkeerde is, dat de geweldige insteek die het kabinet doet, ook op dit terrein, met infrastructuur voor de mobiliteit in het westen, eigenlijk misschien niet te politiek is. Dhr Oosterhaven heeft op dat punt heel uitgesproken meningen naar voren gebracht, maar ook gebaseerd op onderzoek waarbij hij aangeeft dat wanneer wordt gekeken naar wat het investeren van een gulden in een van de mainports effectief en economisch betekent en dit wordt vergeleken met vergelijkbare investeringen in Noord-Nederland, men misschien veel beter uit is en meer verdient. Dat kan twee kanten opgaan. Men kan dan aangeven dat men bij zo’n nota toch dat idee van het wellicht bestaan van meerdere regio’s in Nederland zou kunnen erkennen en vervolgens ook ruimte te geven aan het Rijk voor de decentrale overheden om op dat vlak eigen verantwoordelijkheden te nemen. Men zou als het ware moeten stellen dat voor het gedeelte van de hier naar voren gebrachte zaken de gezamenlijke provinciale besturen de ruimte moet worden gegeven om eigen prioriteiten te stellen. Zo kan met uit het dilemma komen dat net naar voren kwam rondom de N33. Wellicht zou dat element in het SNN ook kunnen worden meegenomen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) deelt mee dat het een heel belangrijke notitie betreft. Hij kan zich heel goed voorstellen dat, wanneer statenleden de teksten lezen en kijken naar het gebied waarin zij zelf bestuurlijk opereren, teleurgesteld zijn over de nota, zeker als het gaat om concrete invullingen waar het College de afgelopen paar jaren steeds over heeft gesproken en wat ook steeds de inbreng is geweest in SNN-verband naar het ministerie toe. Het landsdelig overleg heeft dit afgelopen maandag wederom gedaan. Het landsdelig overleg zou eigenlijk pas in december plaatsvinden, maar het ministerie heeft het naar voren gehaald. Afgelopen maandag is het met de minister besproken. Dan is het altijd van belang welke insteek men besluit te kiezen. Het College heeft dezelfde insteek gekozen als een aantal jaren geleden: het opsommen van de grote knelpunten die in de provincie aanwezig zijn. De praktijk is, dat wanneer men steeds met wat kleinere en nieuwe zaken aankomt, men aan tafel wordt ‘weggeveegd’. Men kan zich beter in blijven zetten voor de grote zaken, die de provincie toch niet zelf kan oplossen. De rest dient het College vandaag de dag in het kader van BDU zelf op te lossen. Hier dient derhalve een goede strategie te worden gekozen. Het College heeft dit wederom gedaan, vanuit de insteek die het College ook al vlak na het uitkomen van de nota Mobiliteit heeft gegeven. Bij de insteek van de minister om te kiezen voor de economie dacht de gedeputeerde destijds in de zaal dat hij dan net zo goed kon vertrekken. Dit bleek in de nota ook uit te komen, want het betekent een keuze voor de Randstad. Dat is zeer duidelijk en de notitie is ermee doorspekt. Of het nu gaat om openbaar vervoer, verkeer of verkeersveiligheidzaken, alles speelde feitelijk ten zuiden van Amersfoort en zeker in de richting van Den Haag. Weinig tot niets gold voor het Noorden. Het heeft de gedeputeerde echter niet ervan weerhouden om toch naar het overleg te gaan, ondanks het feit dat het College de afgelopen jaren steeds nul op rekest heeft gekregen. Het blijkt dan ook dat stap voor stap toch progressie te boeken is, hoewel de tekst van het verslag van het overleg er nog niet is. Deze tekst is belangrijk om te lezen wat er is besproken. Hierin staat ook dat het College het eens is met de conclusies die in Den Haag worden getrokken. Het verslag zal vermoedelijk rondom het weekend, begin volgende week zijn beschikbaar zijn. Hopelijk hoeft het College daar niet op te reageren, hetgeen zou betekenen dat het College het eens is met het verslag. Dat zou ook moeten betekenen dat het College stap voor stap op enkele punten verder kan komen. Het overleg heeft dat feitelijk grosso modo opgeleverd. Het gaat daarbij ook om de zuidelijke ringweg, de N33 en de handtekening van de minister in het kader van de vaarweg Lemmer- Delfzijl. Dat is
47
de grote lijn die uit het overleg is gekomen. Het heeft, zo vermoedt de gedeputeerde, alles te maken met de vasthoudendheid die het College heeft ten aanzien van de noordelijke punten. Daarnaast ging het om een tamelijk ingewikkeld punt bij Lankhorst, bij Meppel. Er is een andere invulling aan gegeven om het sneller voor elkaar te krijgen. Ook daar is het van belang om de tekst straks goed te kennen. Ten aanzien van de Haak om Leeuwarden was de zaak reeds afgekaart. Die zaken zijn daar de revue gepasseerd, inclusief de zeesluizen. Het is tot dusverre niet mogelijk om de zeesluizen apart te behandelen met de minister. Al sprekende over de zeesluizen heeft de gedeputeerde aan de minister voorgesteld om daar een notitie over te maken om de onderbouwing van de noodzaak om de nieuwe zeesluizen, die nu op de Haagse kalender staan geprojecteerd voor 2030-2035, naar voren te halen. Hier zal een goede gedegen notitie voor moeten worden gemaakt. Het bleek de gedeputeerde al snel dat het om het op de agenda te houden beter was om een andere insteek te kiezen. Het College zal dit ook doen in het kader van de brief die er aan komt over de vaarweg Lemmer- Delfzijl, waarin het College ook heeft gevraagd om de tweede fase op niet al te lange termijn te mogen starten. Als die tweede fase is ingevuld, dient men eigenlijk aansluitend de zeesluizen te kunnen doen. Dat is het traject dat het College wenst af te leggen. De minister heeft gezegd dat zij een positief besluit gaat nemen ten aanzien van de vaarweg Lemmer- Delfzijl, alhoewel op dat moment nog wel naar de brief moet worden gekeken wat er precies instaat en of daar nog onderdelen in zitten waar het College opnieuw over moet onderhandelen. De gedeputeerde stelt dat voorzichtigheid derhalve is geboden, want op dit thema geeft men al gauw leergeld. De oproep van dhr Nijboer is een heel duidelijke: 13 december is de MIT-behandeling in de Kamer, en de gedeputeerde adviseert de partijen eveneens om de Kamerfracties niet op alle, maar alleen op de essentiële punten te informeren over de mening van de provincie ten aanzien van datgene wat er zou moeten gebeuren. Het is natuurlijk een heel interessante gedachte die dhr Nijboer op tafel legt om de kosten/baten-analyse te hebben ten aanzien van de N33 met betrekking tot de verkeersdoden en -gewonden. Hij vraagt GS om daar een notitie over te maken. Datgene wat waarschijnlijk wel voorhanden is, zelfs op dit moment, is onderzoek van 3VO. De gedeputeerde zal 3VO vragen om dat naar de commissie toe te sturen, dan hoeft de provincie het onderzoek niet over te doen. Het is een soort kosten/baten-analyse waarbij ook een andere mogelijke aanpak wordt voorgesteld. De gedeputeerde is het met iedereen eens die stelt dat er meerdere argumenten moeten worden ingebracht om het te bewerkstelligen. De komende tijd zal het College zeker ten aanzien van de N33 stapsgewijs de zaken voorwaarts zetten. Daar is nu ook groen licht voor. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van de eerste gelden die in Den Haag aanwezig zijn. Dit betekent verkeersveiligheidsmaatregelen die er liggen, maar ook het amendement Hofstra-Mastwijk van 1,7 miljoen, waar men tamelijk zijn best voor heeft moeten doen en op heeft moeten aandringen om het geld boven water te krijgen. In het gesprek afgelopen maandag (29 november 2004) is het niet nodig geweest om de druk nog verder op te voeren: de minister gaf aan dat dat bedrag gewoon beschikbaar is, boven op het bedrag van 870.000 euro, dus 2,58 miljoen als eerste bedrag dat daar op de plank ligt. De minister is gevraagd om dat te betrekken bij de toekomstige stappen die eerdaags eerst onderling zullen worden uitgezet en dan met het ministerie zullen worden besproken. Het zetten van die stappen betekent dat het College zal moeten collecteren in het gebied. De geactualiseerde versie van de N33 geeft daar ook alle aanleiding toe. Partijen hebben gezegd daartoe bij te willen dragen en erover na te willen denken. De bereidheid hangt natuurlijk wel af van de manier waarop gemeenten er tegenaan kijken op welk punt de provincie bezig is. Deze taak zal het College nastreven. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) informeert voor de duidelijkheid of het hier om de veiligheid gaat en niet over de verdubbeling. Er is echter ook gesproken over het voorstel om bepaalde afslagen ook te verdubbelen juist vanwege het veiligheidsargument. Is de perceptie nog steeds dezelfde? Dhr Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat wanneer het College die stapsgewijze invulling moet plegen, er in een pril stadium eerst aan zou kunnen worden gedacht,
48
uitgaande van de verkeersveiligheidszaken die moeten worden opgelost. Het bedrag van 870.000 euro was voornamelijk bedoeld om de inrichting van de weg opnieuw onder de loep te nemen en daar met name de belijning aan vast te koppelen. Een stapsgewijze inrichting betekent dat het College uiteindelijk bij de verdubbeling wil uitkomen. De snelheid is afhankelijk van de plannen en ook wat het Rijk wil doen. Dhr Nijboer (PvdA) vraagt of de gedeputeerde bedoelt dat met het bedrag wordt geprobeerd de fly-over of de onderdoorgang bij de rotonde in Gieten te verdubbelen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat bij de noordelijke bestuurders heel duidelijk in beeld is dat het bedrag van 1,7 miljoen van het amendement HofstraMastwijk daarop ingezet zou kunnen worden. Het amendement gaat daar ook eigenlijk over: de kruisingen bij de N33 en N34 worden genoemd. Het zou naar oordeel van het College ‘van de gekke’ zijn dat men daar nu aan de slag gaat en daar niet direct rekening wordt gehouden met een eventuele verdubbeling in de toekomst. Het is heel duidelijk onderdeel van die discussie. Er liggen daar natuurlijk nog enkele knelpunten, ook het zuidelijke gedeelte van Assen, het traject bij Bareveld-Veendam en de afslag A7 even voorbij Veendam, alsook het knelpunt bij Gieten. Het is natuurlijk logisch dat daar als eerste aandacht aan zal worden geschonken. Het is ook niets nieuws dat op een gegeven moment nog wordt gesproken over ontbrekende zaken. Als men nu aan de slag gaat, moet men het in een keer doen zoals men het uiteindelijk zou willen. De gedeputeerde merkt in de richting van dhr Van der Ploeg op dat men dan meer geld kwijt is dan hij nu denkt. Het is wel zo, dat als de regio hier geld in wil steken, men ook verzekerd moet zijn van het moment dat het grote geld echt komt. Dat is ook niets nieuws, dit standpunt heeft de gedeputeerde al eerder gehuldigd. De PvdA getuigt hier ook nog eens van. Bekend moet zijn waar de eindstreep is. Dan kan de berekening worden gemaakt over de voorkant, wat men al dan niet voor de kiezen wil nemen. Zover is het nu helaas nog niet. Wanneer men naar het overleg dat heeft plaatsgevonden kijkt, dan is dat een zeer constructief overleg geweest, waar de gedeputeerde graag het verslag van afwacht. Dat krijgt de commissie zo spoedig mogelijk. Het College heeft daar ook aan de orde gesteld dat het College het eigenlijk niet eens is met de zienswijze van het kabinet ten aanzien van de knelpuntenanalyses. Het kabinet constateert dat de provincie geen knelpunten heeft. Daar is wel iets op af te dingen. Het College zal het kabinet hierover een notitie doen toekomen hoe het College het ziet. Wanneer het volgend jaar gaat om onderbouwingen van financiën voor de onderliggende wegenstructuur, zullen de knelpunten naar voren komen. Dan is de vraag aan het kabinet of de zienswijze van het College en andere landelijke gebieden in Nederland wordt gedeeld, zodat de knelpuntenanalyse van het Rijk kan worden bijgesteld. Dat is niet eenvoudig, dat beseft het College ook. Het dient echter wel te gebeuren, want dat betekent bijvoorbeeld dat een zuidelijke ringweg daar wel in komt, maar dat ook een knooppunt Joure bijvoorbeeld weer in beeld komt. Ten aanzien van het openbaar vervoer, de aansluiting Zwolle, stelt de gedeputeerde dat een en ander alles te maken heeft met de dienstregeling 2007. Het Noorden is het daar niet mee eens en heeft dit neergelegd bij het Rijk. De illusie wordt niet gekoesterd dat die dienstregeling zal worden veranderd. De filosofie die daar wordt betracht is dat één snelle verbinding zonder overstap naar de Randstad wordt aangehouden, waarbij de volgende verbinding wel met een overstap is. Dan dient men waarschijnlijk ook weer over te stappen in Amersfoort. Dit heeft men niet van tafel gekregen. Er zit een hele filosofie achter. Als men het van tafel krijgt, heeft dit nogal wat impact voor de dienstregeling. Het is wel aangekaart. De beprijzing. De gedeputeerde kan zich voorstellen dat men als uitgangspunt neemt dat de beprijzing ten goede zou moeten komen aan de infrastructuur. Hij roept echter op om eerst het rapport af te wachten van de commissie Nouwen, waarin een groot aantal punten naar voren komt, dat te maken heeft met de beprijzing en op welke manieren beprijzing ingezet kan worden. Er kan namelijk wel enig verschil zitten tussen beprijzing in de Randstad en beprijzing in het Noorden. De gedeputeerde denkt dat het belangrijk is om het rapport van die commissie, die het College ook hier en daar gaat
49
voeden, af te wachten. Dan kan de discussie worden gevoerd over de inzet van beprijzing. Men dient er rekening mee te houden dat de inzet van beprijzing ertoe kan leiden dat iets anders verdwijnt wat nu wel automatisch als geld naar de provincie toe komt. De effecten van beprijzing zijn op dit moment niet te overzien. Mw Bulk heeft toch een positief punt in de nota aangetroffen: fietsgebruik. “Men kan niet fietsen in een internetpagina”, zo betoogt de gedeputeerde echter. Het is derhalve een zeer beperkte positieve instelling, waar verder niets in zit. Vervolgens moet de provincie zelf ‘aan de bak’ met het Actieplan Fiets, zowel recreatief als utilitair. Het College is hier druk mee bezig, dat is bekend. Straks moet het echter wel allemaal worden opgebracht vanuit de BDU, die volgend jaar al drie miljoen minder is dan nu. In de toekomst zal het hopelijk wat beter zijn, maar op dit moment niet. Dhr Oosterhaven maakt heel mooie rapporten met goede zienswijzen. Die moeten vooral worden gelezen. Met de uitkomst daarvan is het ministerie het op voorhand nog niet eens, maar het is wel een interessant uitgangspunt waar de gedeputeerde veel herkenbare zaken in ziet. In deze nota heeft de provincie er op dit moment echter weinig aan. Het is in elk geval niet de zienswijze van het Rijk. De spoorverbinding Heerenveen-Groningen is natuurlijk een open deur. Het College is bezig met een heel groot plan en hoopt nog steeds dat dit doorgaat. Wanneer dat plan op een gegeven moment niet doorgaat, dan zijn er andere discussies. Dhr Van der Span zal dan ongetwijfeld zijn wens ten aanzien van Heerenveen-Groningen op tafel leggen. Wanneer hij daarnaast oppert om de lijn Groningen-Leeuwarden tot een hoofdverbinding te maken, stelt de gedeputeerde dat Groningen-Leeuwarden op dit moment nog steeds tot het kernnet behoort, maar wat straks in de aanbesteding gaat behoren bij de andere lijnen, waarbij de provincie overeenstemming heeft met het ministerie over het rijden en de financiële vergoedingen die de provincie daar voor krijgt. Als het gaat om het woord “hoofdverbinding” zou de gedeputeerde deze niet willen gebruiken. Hij zou eerder willen kijken naar de vraag wat voor instappers het daar betreft, hoe frequent daar kan worden gereden – het maakt daarbij niet uit of het een hoofdverbinding is of niet, als de trein maar snel genoeg kan rijden. Daar hoort op een gegeven moment ook bij dat het stuk dat niet is verdubbeld voor verdubbeling moet worden voordragen. Dat zal dan aan de orde komen. Daarbij is ook van belang dat men vroegtijdig overleg voert met het Rijk over de spoorbrug die in het kader van LemmerDelfzijl aan de orde is, waarschijnlijk in de tweede fase. De discussie moet dan aan de voorkant zeker zijn afgerond over de verdubbeling daar op de brug, geen enkel spoor. Wanneer men bij wijze van spreken dertig miljoen voor de spoorbrug moet betalen en het is mogelijk om voor vijf miljoen een verdubbeling aan te leggen, dan is dat beter te doen dan op termijn twee keer dertig miljoen uit te geven. Daar moet wel over worden nagedacht. Die visie heeft het College daar ook neergelegd. Het zal ook onderwerp van gesprek zijn met het Rijk. Het College gaat voor een directe verdubbeling. Misschien kost dit de provincie ook een bepaald bedrag extra, maar dit zal dan beargumenteerd moeten worden. Er komt een brief aan ten aanzien van goederenvervoer richting Duitsland. Het College heeft dit onderzocht, iets waar het Rijk niet veel prioriteit aan hecht. Ook het Rail Service Centrum geeft aan dat deze lijn niet aan bod is. De gedeputeerde is het hier niet direct mee eens. In de brief staat precies aangegeven wat de provincie wel kan en niet kan. Het College zal hier toch mee verder gaan, want het is ‘van de gekke’ dat de ene vervoerder wel via Veendam richting Nieuweschans kan, en de andere vervoerder niet. Ook daar zitten de bedrijven niet eenduidig in. De voorzitter informeert of behoefte bestaat aan een tweede termijn. In tweede termijn Dhr Roggema (ChristenUnie) geeft te kennen de brief tegemoet te zien, want deze kan worden betrokken bij 15 december. In de richting van de PvdA-fractie merkt dhr Roggema op dat de ChristenUnie-fractie uiteraard al de punten heeft aangegeven bij de Kamerfractie van de ChristenUnie. Belangrijker vindt dhr Roggema echter de
50
terugkoppeling na 13 december, teneinde deze op 15 december te laten horen en mee te nemen. Dan zal ook blijken waar de partijen echt staan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt ten aanzien van de N33 op dat de PvdA vroeg om een kosten/baten-analyse. Na de beantwoording heeft dhr Van der Ploeg de neiging om dit ietwat uit te breiden. Hij geeft te kennen behoefte te hebben aan enkele verschillende scenario’s naast elkaar. Er is een duidelijke druk vanuit de Staten om die verdubbeling voor elkaar te krijgen. Iedereen is voor de veiligheid. Er zijn ook laagwaardiger mogelijkheden. Wanneer men een kosten/baten-analyse doet is dat goed, maar dan in verschillende soorten kosten. De indruk van de GroenLinks-fractie is dat met het bedrag van twintig miljoen een redelijk veilige N33 kan worden gerealiseerd. Dhr Van der Ploeg zou willen zien of dit inderdaad tot de mogelijkheden behoort, ook met de verschillende varianten en de knelpunten, een onderzoek zoals kennelijk al is gemaakt. Dhr Musschenga (gedeputeerde) interrumpeert en deelt mee dat alleen al de belijning van nu ten aanzien van verkeersveiligheidszaken 870.000 euro kost. Het geld is snel op, zeker als echte oplossingen worden gezocht. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat de gedeputeerde rept van een stapsgewijze aanpak. Dhr Van der Ploeg wil de stappen graag zien en eventueel de verschillende scenario’s. Dhr Musschenga (gedeputeerde) bevestigt dat dit er aan komt. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) heeft voorts een vraag ten aanzien van verdubbeling en veiligheid. Hij veronderstelt dat de veiligheid heilig is, niet de verdubbeling. Dhr Nijboer (PvdA) is het met dhr Van der Ploeg eens dat de kosten ook goed moeten worden geanalyseerd. Dhr Nijboer heeft enig vooronderzoek verricht. Er liggen wat cijfers over wat de verkeersveiligheid ten goede komt, het ongelijkvloers maken, et cetera. Daar blijkt uit dat verdubbeling toch een van de beste en structureel eigenlijk de enige goede oplossing is. Het onderzoek van 3VO heeft dhr Nijboer niet opgedoken, daar is hij derhalve nieuwsgierig naar. Ten aanzien van de zeesluizen roept dhr Nijboer de gedeputeerde op vol te blijven houden, ook ten aanzien van Gieten, want het is natuurlijk belachelijk dat er straks een tweebaans onderdoorgang is, terwijl men op lange termijn vierbaans wil. Dat kan natuurlijk niet gebeuren. Dhr Nijboer stelt voorts dat het rapport Nouwen niet alleen moet worden afgewacht, maar ook moet worden gevoed. Het rapport veranderen is moeilijker dan van tevoren zorgen dat alles daar goed in komt te staan. Dhr Zanen (PvhN) vraagt zich af of het college inzake de zeesluis nu afwacht wat de brief over de vaarweg Lemmer- Delfzijl met betrekking tot de tweede fase daarover zal zeggen. Ervan uitgaande dat de kwestie van de zeesluizen automatisch erdoor zou gaan komen. Hij informeert of dit ook zo wordt gezien door de rijksoverheid. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat dit laatste een kwestie van afwachten is. Soms dient men echter zijn strategie duidelijk neer te leggen en ook bij zichzelf te rade te gaan wat daar de beste handeling in is. Separaat heeft naar opvatting van de gedeputeerde minder kans van slagen dan wanneer het wordt verbonden met iets anders. In het rapport dat het College al een jaar geleden heeft aangeboden aan de minister staat dat de provincie groen licht heeft op alle punten. Dit zal uit de brief blijken. De zeesluizen zijn gekoppeld aan het feit dat de provincie daarin ook de ruimte krijgt om de tweede fase op een gegeven moment in werking te zetten. Op een gegeven moment heeft de kwestie een doorloop, een status waar zij moeilijker onderuit kunnen dan wanneer de provincie daar apart mee aan zou komen. Dit heeft de gedeputeerde aangekondigd. Op dat moment kreeg de gedeputeerde er geen reactie op, want iedereen
51
wacht dat af. Dat wordt hier natuurlijk ook wel eens op dat soort punten gedaan. Op die manier zal het echter gebeuren. Ten aanzien van de N33 stelt de gedeputeerde dat veiligheid voor alles gaat. De veiligheid is echter in hoge mate gediend met de verdubbeling, is de stellige overtuiging van het College. Aangezien het College niet direct voldoende geld ‘op het kleed’ krijgt, zal het stapsgewijs dienen te gebeuren. Daar zullen dus ook de studies naar zijn. Het College zal daarmee terug moeten komen bij de Staten. Op dat moment kunnen de Staten besluiten ermee akkoord te gaan of een ander voorstel te willen. Uiteindelijk is het streven van het College de verdubbeling, zeker vanaf Gieten naar de A7 toe, zoals het College tot nu toe altijd heeft ingezet. Dhr Nijboer (PvdA) vraagt wat de gedeputeerde van het idee vindt om als regio de planstudie gedeeltelijk voor te financieren. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat het College daar in de geactualiseerde versie van de N33 een voorschot op heeft genomen en aangegeven dat het College daar met het Rijk naar wenst te kijken en er op zijn minst een gedeelte in zou willen financieren, samen met andere partners. Dit is zeer wel bespreekbaar bij het College. Zo is dit afgelopen maandag (29 november 2004) ook tegen de minister gezegd. Als opmerking krijgt men zelf direct de vraag terug hoeveel men dan bereid is om te betalen. Dan dient men terughoudend te zijn, want anders is men direct al zijn centen kwijt. Die basishouding is er echter heel duidelijk. De basishouding is dat het College die verdubbeling van dat gedeelte van de N33 zo snel mogelijk met het Rijk tot stand wil brengen, zoals het hier ook altijd is afgesproken. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of de commissie straks de scenario’s en de kosten/baten-analyse in een stuk gepresenteerd krijgt. De gedeputeerde praat daar namelijk enigszins omheen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat hij volgens hem nergens omheen praat. Hij geeft meestal rechttoe rechtaan antwoorden. In de stapsgewijze aanpak moeten de financiën bij de stappen worden gefourneerd. Die stapsgewijze aanpak zal de commissie krijgen. Op dat moment kan de commissie aangeven wat zij ervan vindt. Het College geeft derhalve aan dat het gaat voor de uiteindelijke verdubbeling vanaf Gieten naar de A7. Hoe dat stapsgewijs gaat en hoe het College dit kan inrichten, ligt ook aan het budget dat gezamenlijk ‘op het kleed’ kan worden gebracht en ook wat het ministerie bereid is ‘op het kleed’ te brengen. Het is klip en klaar waar het College mee komt, zodat de Staten ook inzicht hebben, niet alleen ten aanzien van ‘dat ene kruispuntje’, maar ook in de totale oplossing. Anders is men verkeerd bezig, zeker in het kader van verkeersveiligheid. De voorzitter stelt dat de gedeputeerde de vraag bevestigend heeft beantwoord. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) is van mening dat de gedeputeerde de vraag juist ontkennend heeft beantwoord. Het is een procesmatig antwoord, want de GroenLinksfractie wil graag een aantal varianten, scenario’s naast elkaar hebben staan. Het antwoord is dus eigenlijk “nee”. Dhr Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat de commissie het scenario stapsgewijs ingevuld krijgt, met daarbij het eindbeeld waar het College naar toe wil. Wanneer GroenLinks scenario’s naast elkaar wil hebben, dan moet dhr Van der Ploeg aangeven waar hij aan denkt. Wil hij er nog een weg ernaast hebben, onderdoorgangen, of iets anders? De gedeputeerde vraagt dhr Van der Ploeg hoe hij dat dan ziet. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat hij bijvoorbeeld enkele goedkopere eindbeelden voor ogen heeft dan alleen maar verdubbeling.
52
Dhr Musschenga (gedeputeerde) merkt op hier duidelijk over geweest te zijn. De Staten hebben uitgesproken dat een verdubbeling vanaf de A7 naar Gieten, vice versa, in feite uitgangspunt van beleid is. Het College houdt zich hier aan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt vast dat het College dus voor de heiligheid van de verdubbeling kiest. De voorzitter constateert dat nu een herhaling van zetten optreedt. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) ontkent. Dit is cruciaal. De voorzitter werpt tegen dat deze discussie diverse keren is gevoerd. De Staten hebben inderdaad ook al aantal keren uitgesproken dat de N33 moet worden verdubbeld. Dhr Haasken begrijpt best dat dhr Van der Ploeg met de uitkomst niet zo gelukkig is, maar dat zijn wel de feiten. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat de voorzitter zich nu vergist. Het gaat niet over de verdubbeling, maar over de veiligheid. De voorzitter riposteert dat dit ook de reden was om te gaan verdubbelen. Hij wenst dit agendapunt af te ronden. Hij informeert welke status de nota en de brief dienen te krijgen. De voorzitter opteert zelf voor een C-stuk. Dhr Nijboer (PvdA) verzoekt de nota en de brief als A-stuk door te geleiden. De voorzitter informeert wat de Staten dan opnieuw zullen belezen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) veronderstelt dat dit een voorstel zal zijn. Dhr Nijboer (PvdA) wenst in elk geval een motie in te dienen over de rotonde bij Gieten. Dat is dus niet nodig, want de minister gaat hierin - blijken het antwoord van de gedeputeerde - in mee. Dat is de afweging die dhr Nijboer van tevoren had gemaakt. Het tweede is de planstudie. Daar is de gedeputeerde mee bezig. Dhr Nijboer zegt nog niet te weten of daar een motie voor moet worden gemaakt of dat het beleid moet worden ondersteund. Dhr Nijboer denkt van wel en zou dit kort in de Staten willen doen. De voorzitter stelt vast dat er een motie komt. In dat geval is het inderdaad een A-stuk. Mocht dhr Nijboer in de loop naar de statenvergadering alsnog besluiten om daar vanaf te wijken, dan is het handig om anderen daar ook van op de hoogte te stellen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) wenst de PvdA-fractie mee te geven, dat wanneer nu expliciet word gevraagd om een planstudie, het zeer wel denkbaar is dat het ministerie daar net niet in meegaat. Men kan het beter houden bij de studie zoals het College deze heeft afgesproken. Uiteindelijk krijgen de Staten dan hetzelfde op tafel. Dhr Nijboer (PvdA) merkt op dat hij de gedeputeerde wenst te ondersteunen en niet voor de voeten wil lopen. Wanneer de gedeputeerde aangeeft dat het zeer onverstandig is, dan kan de PvdA-fractie dit beter op een later moment doen. De voorzitter concludeert dat de nota en de brief alsnog als C-stuk zullen worden doorgeleid. 18.
Voordracht van 12 oktober 2004, nr. 2004-22731, VV inzake gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam OV bureau + bijlagen
53
Dhr Van der Span (CDA) deelt mee dat de CDA-fractie het als een ietwat formele situatie ziet, want hier is al talloze malen over het OV-bureau gesproken, op de wijze waarop het hier op papier staat. Er is nooit kritiek op geweest, integendeel. Met veel instemming heeft de commissie het OV-bureau begroet. De commissie heeft voorts begrepen dat het OV-bureau op dit moment driftig aan het werk is en veel goede zaken doet. Dhr Van der Span geeft te kennen liever op korte termijn de uitkomsten van de werkzaamheden van het OV-bureau te willen zien met betrekking tot de definitieve dienstregelingen. De CDA-fractie stemt in met de voordracht. Dhr Roggema (ChristenUnie) stelt dat dit voor de fractie van de ChristenUnie een prima zaak is, zeker na alles wat heeft plaatsgevonden in het kader van de bezuinigingen, waarin het OV-bureau een vooraanstaande rol heeft gespeeld. De ChristenUnie heeft geen enkel bezwaar om dit in kaart te brengen en de gemeenschappelijke regeling in te laten gaan. Mw Bulk (SP) noemt de voordracht “mooi”. Wat de SP-fractie betreft kan het als C-stuk naar de Staten. Dhr Rijploeg (PvdA) deelt mee dat de PvdA het eens is met de voordracht. Dhr Zanen (PvhN) heeft een tweetal opmerkingen over de voordracht. Het OV-bureau is een openbaar lichaam. Dhr Zanen informeert of het OV-bureau ook rechtstreeks onder SNN zou hebben gekund. Het OV-bureau is ontwikkeld vanuit de gedachte dat de vervoerder die men inhuurt, eigenlijk niet degene is die er op uit is om meer passagiers bij elkaar te halen. De vervoerder is er op uit om wellicht zo goedkoop mogelijk zijn diensten te verlenen zoals hij heeft toegezegd in de concessieverlening. Toch dient men zich af te vragen of dat element wellicht bij de vervoerder weg zou kunnen worden genomen, zodat de vervoerder belang heeft bij meer passagiers. Er zijn ambtenaren van de provincie, Drenthe en de Stad bij elkaar gezet. Op een bepaald moment is gesteld dat daar misschien nog wat extra kennis aan moet worden toegevoegd, omdat zij het anders niet aankunnen. Het gezamenlijk OV-bureau moet naar inzicht van dhr Zanen echter wel goedkoper zijn dan wanneer de betrokken partijen afzonderlijk waren doorgegaan met de ambtenaren. Dhr Zanen vraagt de gedeputeerde hoe dit zit. De voorzitter stelt, namens de VVD-fractie, dat de VVD zich bij een eerdere gelegenheid heeft uitgesproken voor het OV-bureau. Juist dit OV-bureau is in de benen gezet om de innovatie tot stand te brengen, maar dhr Haasken acht het goed om uit te spreken dat dit in samenspraak moet met de bedrijven die hierbij zijn betrokken. Het OV-bureau moet die bedrijven als het ware uitdagen om met innovatieve ideeën te komen, want zoals bij de laatste bezuinigingsronde ook te zien was, waarover de vorige keer is gesproken, heeft met name Arriva nogal inzet gepleegd om die fine tuning op de dienstregeling voor elkaar te krijgen. Het moet derhalve in heel nauwe samenspraak plaatsvinden. In de vervolgconcessie die nu is verleend aan Arriva zit nog een optie voor twee jaar. Dhr Haasken informeert wat Arriva moet doen om die optie te verzilveren. Dhr Musschenga (gedeputeerde) acht de laatste vraag van dhr Haasken zeer interessant. De gedeputeerde zegt dat Arriva in elk geval deze 3½ jaar moet rijden zoals gezamenlijk is afgesproken. De voorzitter vraagt of de gedeputeerde daar geen optie voor heeft. Is er een beloning voor goed gedrag? In elk bestek zit toch een… Dhr Musschenga (gedeputeerde) ontkent dat in elk bestek een verlengingsmogelijkheid of een optie zit. Dit had ermee te maken dat met name de gedeputeerde zelf van mening
54
was dat de 3½ jaar aan de korte kant was. De medebestuurders van de gedeputeerde zeiden dat het voor hen lang genoeg was. Toen is de optie er ingebracht. Met Arriva is afgesproken dat ze die optie kunnen verdienen middels bijvoorbeeld het goed rijden van de dienstregeling. Daarom moest het College tijdens de zomervakantie ook in nauw overleg met Arriva komen tot de bezuinigingsronde. Dat is ook in nauw overleg gebeurd. De laatste bijstellingen die zijn doorgevoerd idem dito. Men is nu bezig om de dienstregeling echt goed in elkaar te zetten. Het College heeft de gemeenten daar ook over bericht. De gedeputeerde krijgt berichten terug dat de gemeenten daarover ook tevreden zijn en dat met hun inbreng iets is gebeurd. Het gaat de gedeputeerde iets te snel om nu al aan Arriva aan te geven dat, wanneer er goed wordt gereden, die twee jaar zal worden verzilverd. Dhr Rijploeg (PvdA) vult aan dat hij zich zou kunnen voorstellen dat als Arriva op een manier omgaat met het personeel zoals het dreigt nu te lijken, door de mensen de laan uit te sturen en de volgende jaren dezelfde mensen of anderen - waarschijnlijk anderen weer in dienst te nemen omdat er mensen met pensioen gaan, als dat tot stakingen en problemen zou leiden, dit een negatief punt is. Het bedrijf doet zijn werk dan niet goed, want er worden geen bussen gereden. De VVD legt de schuld dan misschien aan de andere kant, maar voor dhr Rijploeg ligt de verantwoordelijkheid dan bij Arriva. Dat is een minpunt, waarvan hij hoopt dat dit zich niet voor zal doen. De voorzitter geeft te kennen zich niet te kunnen voorstellen dat dhr Rijploeg dit meent. Dhr Musschenga (gedeputeerde) stelt dat men heel voorzichtig moet zijn om op dit moment te zeggen: “Dat is het uitgangspunt en niet anders dan dat”. Het College wenst dat te beoordelen op het moment dat het ook echt aan de orde is. Dan is het ook mogelijk om terug te blikken en zal alles worden gewikt en gewogen. Misschien is de situatie ten aanzien van openbaar vervoer in Nederland dan zo gewijzigd dat het College dan toch besluit een openbare aanbesteding te doen. In het land zijn op het ogenblik allerlei ontwikkelingen gaande. Het OV-bureau moet natuurlijk wel innovatief en uitdagend zijn naar bedrijven toe. Dat is ook zo. Dhr Zanen stelt dat het OV-bureau in werking is gesteld omdat bedrijven ten aanzien van bijvoorbeeld de ontwikkelfunctie geen goed werk deden. Gedeeltelijk was dat ook zo. Dat was echter niet de enige reden. Ook ten aanzien van de ontwikkelingen in het openbaar vervoer hadden de betrokkenen het OV-bureau nodig. Daarom moesten de ambtenaren ook bij elkaar worden geplaatst. In het begin was namelijk te merken dat uit de drie huizen er allerlei signalen kwamen en geen eenduidig beleid neer te zetten was. Wat dat betreft is het een goede move geweest naar het openbaar vervoer toe dat de ambtenaren bij elkaar zijn gezet. Die move is deze zomer bewerkstelligd via de bezuinigingsronde. Dat is een heel directe test geweest hoe de inzet van het personeel kan zijn. Het grootste deel van het openbaar vervoer zit nu onder het OV-bureau. De drie Colleges hebben ook de restanten daarbij ondergebracht, voorlopig behoudens het spoor, omdat het spoor nog met partner Friesland plaatsvindt. Dat zal bij volgende stappen aan de orde zijn. Dat zijn zaken die op dit moment daar nog spelen. Het SNN is een ander soort lichaam dan deze gemeenschappelijke regeling, daarom kon het OV-bureau niet onder het SNN worden geplaatst. Het SNN moet namelijk altijd naar de Staten terug. Het SNN is wel een gemeenschappelijke regeling, maar men kan niet zelfstandig taken uitoefenen zoals hier bedoeld is. Men kan wel stellen dat men bij een dergelijke samenvoeging dan per definitie altijd goedkoper moet zijn, maar als men kijkt wat voor taken hier in de toekomst op de overheid afkomen, waarbij men zich zelfs kan voorstellen dat er meerdere taken onder het OV-bureau worden gezet. Met betrekking tot verkeers- en vervoerszaken dient dit naar opvatting van de gedeputeerde elke keer op zijn merites te worden beoordeeld. Degenen die nu werkzaam zijn bij het OV zullen in principe overgaan. Overleg wordt gevoerd met de bonden hoe dat op een goede manier kan plaatsvinden. Dat loopt middels de portefeuillehouder personeel en daar bemoeit het College zich niet mee. Het is volgens de gedeputeerde ook goed dat dit speelt op het ogenblik. Die gesprekken verlopen positief. De gedeputeerde gaat er vanuit
55
dat op 1 januari veel progressie is geboekt. Hij is verheugd met de algemene instemming met het voorstel. De voorzitter dankt de gedeputeerde voor de beantwoording. Hij concludeert dat er geen behoefte bestaat aan een tweede termijn. Voor de tweede keer heeft de commissie met een spreektijdregeling gewerkt. Op één partij na zijn alle partijen binnen de tijd gebleven. Het vergt van een enkele partij wat meer onderlinge communicatie en zelfdiscipline om daar nog wat aan te werken. Dhr Haasken bekent dat de spreektijdregeling hem met een dergelijk uitgebreide agenda goed is bevallen. Wellicht is de regeling daarom ook voor een volgende vergadering aan te bevelen. De voorzitter sluit om 13.45 uur het openbare gedeelte van deze vergadering.
56
Bijlage: PvdA-bijdrage, onderdeel Uitvoeringsagenda Arbeidsmarktbeleid 2004 - 2008 Groningse arbeidsmarkt Op dit moment valt er weinig positiefs te melden over de ontwikkelingen op de Groningse arbeidsmarkt. Het uitzicht op de realisat ie van het Kompasdoel om in 2010 43.000 extra arbeidsplaatsen, lijkt verder weg dan ooit Er is sprake van een: • oplopende (jeugd)werkloosheid; • aanhoudende ontslaggolf die nu ook sectoren als de thuiszorg, het openbaar vervoer en bijvoorbeeld de sector educatie treft; • groot aantal mensen dat zijn gesubsidieerde reïntegratiebaan verliest; • oplopende wachttijden voor mensen met een handicap die aangewezen zijn op een arbeidsplaats in een sociale werkvoorziening; • verwachte grote toestroom aan WAO’ers richting de bijstand; • waar slachtveld op de educatie - en reïntegratiemarkt waar faillissementen en reorganisaties van WIW bedrijven aan de orde van de dag zijn. Steeds zichtbaarder wordt dat Groningse gemeenten nauwelijks middelen hebben om een fatsoenlijk sociaal beleid te voeren. Tot overmaat van ramp wenst deze regering geen enkele rekening meer te houden met de relatieve achterstandssituatie van het noorden waardoor we op economisch en werkgelegenheidsgebied terug geworpen dreigen te worden in de tijd. Mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt De gevolgen van dit beleid treffen vooral de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Over deze mensen maken we ons grote zorgen. De PvdA ziet het als een belangrijke opdracht van de Provincie om de kansen en positie van deze groep Groningers op de arbeidsmarkt te verbeteren. De voorliggende uitvoeringsagenda is in onze visie een belangrijk instrument dat nadrukkelijker ten dienste van deze groep ingezet moet worden. In de gepresenteerde analyses zou dan ook sc herper en preciezer aangegeven moeten worden wat de positie en mogelijkheden zijn voor werklozen en andere doelgroepen zoals herintredende vrouwen, arbeidsongeschikten, op de Groningse arbeidsmarkt. Dit geldt ook voor de gesignaleerde knelpunten in de relatie tussen het beroepsonderwijs en het Groningse bedrijfsleven en de kansen en bedreigingen voor het functioneren van de Groningse arbeidsmarkt in EU-verband. Toetsingskader De PvdA fractie twijfelt aan de mate waarin de agenda kan fungeren als toetsingskader om het kaf in de projectmolen, die ongetwijfeld op gang komt, te kunnen scheiden. Daarnaast bestaan twijfels over de financiële haalbaarheid gezien de omvang en reikwijdte van de verschillende projectinitiatieven. Bijvoorbeeld ten aanzien van een project waarbij men de discrepantie tussen afgestudeerden en de vraag van het bedrijfsleven in kaart wil brengen. Het toepassen van de methode ‘Laat duizend bloempjes bloeien’ draagt het gevaar van illusiepolitiek in zich. Een reëel gevaar omdat het speelveld en de middelen van de Provincie beperkt zijn. Het wekken van verwachtingen in het veld die vervolgens niet waar gemaakt kunnen worden is de dood in de pot. We adviseren de tijd te nemen voor een verdiepingsslag en het stellen van prioriteiten. Vervangingsvraag Tegenover een forse werkgelegenheidsproblematiek van groepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt tekent zich in de nabije toekomst een forse vervangingsvraag af. Het is een uitdaging van de eerste orde om deze vraag adequaat in te vullen, niet alleen om de mensen die nu aan de kant staan een perspectief op een baan te bieden, maar vooral om af te rekenen met de groeiende jeugdwerkloosheid. De PvdA fractie realiseert zich dat dit niet vanzelf gaat. Daarvoor zijn investeringen nodig
57
Investeren In de visie van de PvdA moet geïnvesteerd worden in een vraaggericht scholingsinstrumentarium. In dit verband pleiten we voor het verbreden en versterken van (bestaande) praktijkgerichte opleidingscentra. Er bestaat een forse noodzaak en belang voor het in stand houden en het uitbouwen van regionale ‘praktijkleercentra’. De praktijkleercentra vormen de basisinfrastructuur, het fundament van de personeel- en opleidingvoorziening voor zowel profit- als not for profitsectoren. In onze provincie gaat het bijvoorbeeld om opleidingscentra voor sectoren als de scheepsbouw, bouw, installatietechniek, de grond, weg en waterbouw en metaal maar ook om vergelijkbare voorzieningen en initiatieven in de zorg en ICT-sector. In de centra wordt meestal samen gewerkt met O&O fondsen en mkb-bedrijven. Tot de basisinfrastructuur rekenen we ook de voormalige Centra Vakopleiding. Goed geoutilleerde centra die zich richten op de omscholing van werkzoekenden en in de afgelopen jaren zijn ondergebracht bij de verschillende ROC’s. Samen met aangesloten bedrijven, O& O fondsen en ROC’s nemen de praktijkleercentra een belangrijk deel van de praktijkscholing van aankomende vakmensen, zittende medewerkers en werklozen in Groningen voor hun rekening. In de visie van de PvdA vormen deze vraaggestuurde kleinschalige praktijkleercentra een onmisbare regionale schakel in het snel en flexibel kunnen inspelen op veranderende personeels- en opleidingbehoeften en in de noodzakelijke kennisuitwisseling tussen bedrijfsleven en onderwijs. Tevens bieden de praktijkgerichte opleidingscentra uitgelezen mogelijkheden voor: • het geven van voorlichting over beroepen; • imagoverbetering; • oriënterende stages voor VMBO – leerlingen; • demonstratielessen, gastcolleges, docentstages en het aantrekken en uitwisselen van vakspecialisten; • de gemeenschappelijke aanschaf en gebruik van up to date apparatuur; • diensten op het gebied van R&D; • de vakscholing van specifieke groepen bijv. herintreders en buitenlandse medewerkers (EU landen). De continuïteit van de centra staat onder invloed van schaalproblemen, lagere bezettingsgraden, teruglopende inkomsten, privatisering van de reïntegratie - en educatiemarkt, economische ontwikkelingen en fluctuerende investeringsbereidheid onder druk. Verschraling van het aanbod en omvang van de bestaande infrastructuur brengt echter een groot risico met zich mee bijvoorbeeld als het gaat om het op peil houden van gewenste vakexpertise. Daarnaast worden er door concurrentie, scheiding van instituties, onvoldoende samenwerking en de 'witte vlekken' in het regionale aanbod kansen gemist. De indruk bestaat dat in brede kring van het regionale onderwijs, bedrijfsleven en overheid men onvoldoende bewust is van het belang van deze infrastructuur voor de toekomst. Goede vakmensen op laag en middelbaar niveau blijven ook in een kennis- of diensteneconomie onmisbaar en hard nodig. Het is zaak krachten te bundelen en te komen tot verdergaande samenwerking en afstemming (eventueel herschikking en integratie) tussen de praktijkcentra, praktijkafdelingen van ROC’s en andere relevante voorzieningen. Hier ligt de uitdaging voor partijen (ondernemers, werkgevers- en werknemersorganisaties, provincie, gemeenten en beroeponderwijs) om tot een duurzaam en dekkend stelsel van dergelijke ‘ondernemersnabije – en cursistnabije praktijkcentra’ te komen. Aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven. In visie van de PvdA moet ook geïnvesteerd worden in een betere aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven. Een onderwerp dat weer volop de aandacht krijgt, getuige o.m. de grote belangstelling voor de conferentie over dit thema van de Provincie. Een
58
prima initiatief met als voornaamste conclusie wat mij betreft samengevat: er is onvoldoende informatie, communicatie, samenwerking en samenhang. Hèt bedrijfsleven net zo min als de arbeidsmarkt, bestaat niet, daarvoor zijn de verschillen tussen (bedrijfs) sectoren, branches en deelmarkten te groot. Het beroepsonderwijs vormt daarvan het spiegelbeeld en kent veel gezichten, niet alleen qua niveau maar ook qua vorm. De algemene stelling dat er zowel kwantitatief als kwalitatief van alles mis is in de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven is te ongenuanceerd en zegt niks. Een belangrijk aangrijpingspunt voor verbetering van de aansluiting vormt het gebrek aan transparantie en communicatie. Voor veel Groningse werkgevers, bestuurders en beleidsmakers is bijvoorbeeld niet helder wat het regionale arbeidsmarktbeleid van onderwijsinstellingen is: • Welke opvattingen en doelen bestaan er ten aanzien van het onderhouden en het versterken van contacten met het regionale bedrijfsleven? • Welke in-, doorstroom- en uitstroomdoelen worden gehanteerd? • Hoe zijn de contacten op de verschillende niveaus met het regionale bedrijfsleven en gemeenten georganiseerd? Welke regionale en locale overleg- en afstemmingsstructuren bestaan er? • Hoe wordt het stagebeleid vorm gegeven en gecoördineerd? • Op welke wijze vindt kennistransfer plaats? Hoe wordt de vakexpertise van docenten op peil gehouden? Hoe is de informatievoorziening geregeld? (van de websites van de Groningse onderwijsinstellingen die ik op deze punten heb bekeken wordt men niet veel wijzer). De indruk bestaat dat het onderwijsinstellingen ontbreekt aan een samenhangende visie op de gesignaleerde regionale aansluitingsproblematiek. Welke knelpunten c.q. uitdagingen worden ervaren in de aansluiting? Hoe wordt aan deze (regionale) maatschappelijke verantwoordelijkheid concreet inhoud en vorm gegeven? In de optiek van de PvdA is het van groot belang dat aan ROC’s, Hogeschool en Universiteit de mogelijkheid wordt geboden aan te geven welke ambities men heeft, welke knelpunten men ervaart en welke oplossingsrichtingen men ziet. Een volgorde van werken die concrete handvatten en uitzicht moet opleveren voor het maken van lange termijn prioriteiten en concrete projectvoorstellen voor het provinciale arbeidsmarktbeleid. Het (beroeps)onderwijs aan zet, om duidelijk te maken aan politiek, bestuur en burgers op welke wijze men wil bijdragen aan het concurrerende vermogen van de Groningse economie en arbeidsmarkt. De andere thema’s van de uitvoeringsagenda Integrale aanpak Het streven om in brede kring het arbeidsmarktaspect in veel projecten waarbij de provincie betrokken is onder de aandacht te brengen, ondersteunt de fractie. We wijzen op de noodzaak van een functionele en eenduidige samenhang in doelen en activiteiten. Voor het overige wordt verwezen naar: de voorgaande beschouwing, het instrument ‘Contract compliance’ en het Noorderpoortcollege als grote instelling die zowel intern als richting haar toeleveranciers een pro-actief beleid voert op dit aspect. Het thema ketenregie De Provincie, zo staat op pagina 11 aangegeven, wil een resultaatgerichte rol spelen met als doel het verbeteren van de dienstverlening aan de cliënt door afstemming van activiteiten van de ketenpartners. De vraag is welke regie over welke spelers? Wat is de aard van de keten: de subsidieketen of scholingsketen? Om welke diensten gaat het en om welke cliënt? Het blijft op deze aspecten mistig en vaag wat de provincie precies voor ogen staat.
59
De ‘ketenstructuur arbeidsmarkt’ is in onze optiek rijp voor een nadere analyse van doelen, samenhang in functies en rollen waaronder de ‘task forces, vliegende brigades, regionale platforms en overlegorganen. De vraag is of de huidige bestuurlijke en organisatorische constellatie wel voldoende garantie vormt voor een adequate aanpak van de in ras tempo op ons af komende werkgelegenheidsvraagstukken. Het duidelijke signaal dat tijdens de conferentie werd gegeven dat het tijd is om het bestuurlijke niveau te verlaten en het concrete niveau van de werkvloer op te zoeken, spreekt de PvdA fractie erg aan. Het thema informatie en onderzoek Meningen over de arbeidsmarkt berusten vaak op drijfzand. Betrouwbare kengetallen en gegevens zijn daarom hard nodig. De website arbeidsmarktgroningen.nl is nu ruim een jaar operationeel. De uitbreiding met uitstroomgegevens van uit onderwijs laat op zich wachten. De voorziene afstemming met de jeugd en onderwijs monitor ondersteun we. We vragen GS om er bij de betrokken onderwijsinstellingen op aan te dringen, haast te maken met het ontsluiten en beschikbaar stellen van in – door- en uitstroomgegevens. Jeugd en arbeidsmarkt Terugdringen van vroegtijdig schooluitval is en blijft een punt van voortdurende zorg en aandacht. Initiatieven die een bijdrage leveren aan een sluitende aanpak en het effectief terugdringen van voortijdig schooluitval in het voortgezet onderwijs (Waddenmodel) kunnen rekenen op onze steun. Vooral op dit dossier dient wat ons betreft gekozen te worden voor een integrale benadering. De ontwerp Onderwijsnota ‘Handig zelfstandig’ en de ontwerp Uitvoeringsagenda ‘Groningen maakt werk van werk’ moet kruisbestuiving van initiatieven mogelijk maken en stimule ren. Voor wat het vergroten van de praktijkgerichtheid van het VMBO betreft wijzen we hierbij op de mogelijkheden van praktijkleercentra. We vragen nogmaals aandacht voor de uitvoering van de PvdA motie over stageproblematiek die unaniem door de Provinciale Staten is aangenomen.In de ontwerp uitvoeringsagenda wordt hieraan nauwelijks aandacht besteed. Leven lang leren De PvdA vraagt in dit kader meer aandacht voor de positie van de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. We verwijzen hierbij naar de functie van intermediaire vormen van scholing. We merken op dat een op de lange termijn gericht arbeidsmarkt en scholingsbeleid in het midden en kleinbedrijf niet de meest voor hand liggende bedrijfsstrategie is. Het vergroten van het scholingsbewustzijn, het transparant maken en het monitoren van de personeel- en opleidingsvraag op bedrijfstak- en brancheniveau zijn belangrijke voorwaarden. Tot slot De algemene ambitie zoals neergelegd door het College in het ontwerp Uitvoeringsagenda, wordt onderschreven. De PvdA fractie vindt echter aanscherping noodzakelijk. De PvdA wil meer aandacht voor de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, investeren in een vraaggestuurde opleidingsinfrastructuur, inbreng en analyse van knelpunten in de gesignaleerde aansluitingsproblematiek door de relevante partijen in het onderwijs- en arbeidsbestel en aandacht voor rendement en effectiviteit van de huidige bestuurlijke en organisatorische constellatie op het gebied van de regionale arbeidsmarkt. Wij gaan er van uit dat er in het voorjaar 2005 een duurzame en toekomstgerichte uitvoeringsagenda ligt als strijdplan en antwoord op het werkgelegenheidsvraagstuk.
60
Toezeggingen Statencommissie Economie en Mobiliteit (1 december 2004)
1.
Over het onderhoud van het gasnet zegt het College een schriftelijke antwoord toe. Dit en volgend jaar vindt onderzoek plaats met de NAM, Gasunie en de afdeling Milieuvergunningen. Na afloop van het onderzoek wordt de commissie geïnformeerd. (21 januari 2004, 19 mei 2004, 23 juni 2004, 22 september 2004 en 27 oktober 2004)
2.
Onderzocht wordt de mogelijkheid van een tuchtprocedure richting de accountant m.b.t. het NNBT. (Gerritsen, 3 december 2003) Toezegging blijft staan. (21 januari, 14 april en 1 december 2004)
3.
De Staten ontvangen op korte termijn schriftelijk bericht over het Railservicecentrum. (gedeputeerde Musschenga, 14 april 2004). De onderzoeksresultaten zullen direct na de zomer beschikbaar zijn. (gedeputeerde Musschenga, 23 juni 2004 en 22 september 2004)
4.
De Statenleden kunnen via het verslag worden geïnformeerd over de vraag of de leerstoel van dhr. Ockels al is ingesteld. (gedeputeerde Gerritsen, 19 mei 2004) Noot van de secretaris: volgt (19 mei 2004 en 23 juni 2004)
5.
Inzicht zal worden gegeven in de financiële consequenties van de fusie met betrekking tot het OV. (gedeputeerde Musschenga, 23 juni 2004)
6.
De brief waarin het College een subsidiebeschikking formuleert inzake PMOV wordt naar de commissie gestuurd. Door de commissie kan zodoende worden beoordeeld hoe de stapeling van financiering en cofinanciering in elkaar zit en deze desgewenst kan worden besproken. (gedeputeerde Bleker, 22 september 2004)
7.
Gedeputeerde Gerritsen beraadt zich over een alternatieve aanwending van de reserve van 2,5 miljoen euro voor de buitendijkse werf. De commissie wordt geïnformeerd als het college een definitieve aanwending van het bedrag heeft gevonden. (gedeputeerde Gerritsen, 22 september 2004 en 27 oktober 2004)
8.
De commissie krijgt het rapport van Fryslan inzake feitelijke werkgelegenheidsontwikkeling bij glastuinbouw alsmede het stappenplan. Dit stappenplan komt in januari beschikbaar. Tevens brengt het college de werkgelegenheidcijfers in beeld ten aanzien van diverse doelgroepen. (gedeputeerde Bleker, 22 september 2004)
9.
Gedeputeerde Gerritsen zegt toe dat de commissie het verslag over de stand van zaken over Antheus krijgt toegestuurd. (gedeputeerde Gerritsen, 1 december 2004)
10.
Gedeputeerde Musschenga zal 3VO vragen het rapport over verkeersveiligheid naar de statencommissie te sturen. (gedeputeerde Muuschenga, 1 december 2004)
11.
Gedeputeerde Musschenga zal het verslag van het landsdelige overleg met de Minister van VWS naar de statencommissie te sturen. (gedeputeerde Muuschenga, 1 december 2004)
12.
De Statencommissie krijgt het scenario voor de verdubbeling van de N33 vanaf Gieten naar de A7 stapsgewijs ingevuld, met daarbij het windbeeld waar het College naar toe wil. (gedeputeerde Musschenga, 1 december 2004)
61