Commissie Groen, Ruimtelijke Ordening en Milieu vergadering 19 april 2007
Agendapunt 2 Verslag van de vergadering van de commissie GROM van 25 januari 2007 Aanwezig: J. Wolf (DB stadsregio, voorzitter), A.A. Aeyelts Averink-Winsemius (Krimpen aan den IJssel), E.M. den Boef (Ridderkerk), N.A. Boedhoe (Lansingerland), P.J. BouvyKoene (Bernisse), mw. J.J. van Doorne (DB stadsregio, milieu), L.A. van Gelder (Barendrecht), M. Groene (Schiedam) Y. Haan (Schiedam), A.I. Heijboer (Brielle), A. Keijzer (Maassluis), A. van der Knijff (Maassluis), H.T. Joosten (Hellevoetsluis), B. v.d. Velde (Vlaardingen). Voorts: mw. A. Frank, mw. M. van Dongen, mw. I. v.d. Elzen (verslag onderdeel RO), mw. R. Bakker (verslag onderdeel milieu en groen), G.J. den Toom, K. van Staalduine, P.P. Meijer allen van de stadsregio Rotterdam, mw. I. Rijntjes en M. van Blijswijk (dS+V), T. Yazir (provincie Zuid-Holland). Een afmelding is ontvangen van mw. Hermans, portefeuillehouder groen en water, de heren Blankenberg (Krimpen aan den IJssel), De Boer (Rotterdam) Keijzer (Maassluis), Nootenboom (Barendrecht) en Versluis (Vlaardingen). 1. Opening en mededelingen De voorzitter, de heer Wolf, opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. In het bijzonder de heer Boedhoe als nieuwe portefeuillehouder namens de gemeente Lansingerland. De voorzitter meldt dat op 2 april as. een bestuurlijke conferentie plaatsvindt over het uitvoeringsprogramma RR2020. 2.
Verslag van de vergadering van de commissie GROM van 23 november 2006 Tekstueel De heer Versluijs staat zowel als aanwezig als afwezig vermeld. De heer Versluijs was aanwezig. De tekst wordt op dit punt aangepast. Naar aanleiding van De heer Van Gelder vraagt of er na de vorige commissievergadering nog iets gedaan is aan walstroomvoorzieningen voor schepen. De voorzitter zegt dat hier in de volgende commissievergadering op wordt teruggekomen. De heer Boedhoe meldt naar aanleiding van het verzoek van mw. Cnossen aan de portefeuillehouder groen om actie te ondernemen voor meer voortgang bij het project Vlinderstrik dat inmiddels een stuurgroep Vlinderstrik heeft plaatsgevonden, met dank aan de stadsregio. 3. Monitoring RGSP2 De commissie is blij met de voortgang in de uitvoering van het RGSP2. De commissieleden hebben de volgende aandachtspunten en vragen: Project Rottezoom: In de monitoring staat dit project vermeld als project met risico op ernstige vertraging. De heer Wolf meldt dat aan dit project inmiddels voortvarend wordt gewerkt. In december 2006 is een intentieovereenkomst getekend en binnenkort start de bestemmingsplanprocedure. Oranjebuitenpolder: de heer Van der Knijff vraagt aandacht voor het tegengaan van ongewenste ontwikkelingen (bouw loods). Barendrecht-Zuid 1e fase: de heer Van Gelder meldt dat dit project hoog op de agenda van de gemeente Barendrecht staat. De gemeente is druk doende om het financiële knelpunt op te lossen.
omschrijving / sector / initialen steller / datum
Pagina 1
Fietspaden: de heer Van Gelder vraagt aandacht voor het beheer van fietspaden dat soms moeilijk te organiseren is. De heer Den Boef pleit voor meer versnelling bij de aanleg van fietspaden, niet alleen ten behoeve van recreatie maar ook voor woon-werkverkeer. Volgens de heer Boedhoe is het financiële tekort bij het project Groenzone BerkelPijnacker geen € 3 miljoen maar 13 miljoen.
Als het gaat om de realisatie van fietspaden zegt mw. Frank toe dat de stadsregio een overzicht zal maken van alle regionale fietspaden en de beschikbare financiële middelen voor aanleg en beheer. De vraag van de heer Boedhoe over het tekort bij het project Groenzone Berkel-Pijnacker wordt uitgezocht. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Van der Knijff over ongewenste ontwikkelingen in de Oranjebuitenpolder reageert mw. Frank dat de inzet van de stadsregio is om dit gebied groen te houden. Bebouwing is niet mogelijk. De voorzitter concludeert dat de commissie de regioraad kan adviseren de monitoringsrapportage RGSP2 vast te stellen inclusief de voorgestelde wijzigingen. De commissie onderstreept het belang van de realisatie van fietspaden in de regio. 4.
Inventarisatie behoefte aan regionale samenwerking bij toepassing van restwarmte De heer Haan meldt dat het college van B&W van Schiedam de wens heeft uitgesproken voor meer regionale samenwerking bij het toepassen van industriële restwarmte. Restwarmte heeft een groot positief effect als het gaat om reductie van CO2 en om verbetering van de lokale luchtkwaliteit. Het opzetten van een warmtenet kan het beste regionaal opgepakt worden om samen sterker te staan als het gaat om het vinden van externe partners voor investeringen in het warmtenet en het onderhandelen met energiebedrijven. Daarnaast heeft een grotere schaal voordelen als het gaat om het spreiden van risico’s en het delen van kennis en ervaring bij aanleg en aanbesteden. De vraag is of de behoefte aan regionale samenwerking ook bij de andere regiogemeenten leeft. Uit de reacties vanuit de commissie blijkt dat een aantal gemeenten hier positief tegenover staat, te weten Vlaardingen, Lansingerland, Barendrecht, Spijkenisse en Krimpen aan den IJssel. Ridderkerk en Hellevoetsluis zijn terughoudend. De heer Van der Kruijff meldt dat de gemeente Maassluis een extern bureau opdracht heeft gegeven voor een pilot duurzame energie voor de Dijkpolder en het winkelcentrum. Over enkele maanden verwacht hij de resultaten. De voorzitter constateert dat er behoefte is aan meer regionale samenwerking. De vraag is welke rol de stadsregio hierin zou kunnen betekenen. De heer Brouwer (ROM-Rijnmond) verwijst naar het stadsgewest Haaglanden. Haaglanden geeft ambtelijke ondersteuning en coördineert de uitvoering van een haalbaarheidsstudie voor alle betrokken gemeenten. Hij wijst erop dat het opzetten van een warmtenet alleen lukt als je als overheden gezamenlijk optrekt. De voorzitter vraagt naar de betrokkenheid van Rotterdam bij het restwarmteproject. Hij vindt het jammer dat in de commissie geen vertegenwoordiger van Rotterdam aanwezig is. De heer Brouwer antwoordt dat Rotterdam intensief is betrokken bij het restwarmteproject. Rotterdam heeft voor € 10 miljoen geïnvesteerd in het warmtebedrijf. Mevrouw Van Doorne constateert dat het belangrijk is dat gemeenten inzicht krijgen in wat er allemaal komt kijken bij toepassing van restwarmte. De stadsregio zal in elk geval in april een excursie organiseren naar Hoogvliet waar inmiddels begonnen is met de aanleg van warmtepijpen. De voorzitter stelt voor de mogelijke rol van de stadsregio nader uit te werken in een notitie en hier in een volgende commissievergadering op terug te komen. 5. Proactieve milieuaanpak RR2020 Mevrouw Van Doorne geeft een presentatie over de proactieve milieuaanpak. De stadsregio wil met deze aanpak o.a. de regiogemeenten ondersteunen in de proactieve milieuaanpak omschrijving / sector / initialen steller / datum
Pagina 2
van hun eigen ruimtelijke planvorming. Dit kan op verschillende manieren, o.a. door de inzet van de quick scan milieu te stimuleren: een advies van de DCMR voor zowel de milieukansen als de milieuopgaven en de te nemen stappen in de ruimtelijke planvorming. De stadsregio neemt de helft van de kosten voor zijn rekening. Vanuit de commissie komen de volgende vragen en opmerkingen die door mw. Van Doorne worden beantwoord: Van enkele gemeenten blijken de gegevens niet te kloppen. De voorzitter verzoekt de juiste informatie ambtelijk door te geven zodat het plan van aanpak hierop kan worden aangepast; Kunnen RO-procedures versneld worden uitgevoerd als ze juist een gunstige uitwerking hebben op het milieu hebben? Mw. Van Doorne: in de proactieve milieuaanpak is vooral gekeken naar de milieuknelpunten. Een volgende fase is om ook de milieukansen in beeld te brengen. Leidt een quick scan niet tot meer regelgeving? Mw. Van Doorne: een quick scan is geen verplichting, maar een handig instrument waar gemeenten al dan niet gebruik van kunnen maken. Wat is de status van de kleuren in het rapport? Mw. Van Doorne: het gaat om momentopnamen. Welke maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit kunnen in aanmerking komen voor subsidie op basis van de subsidieverordening luchtkwaliteit? Mw. Van Doorne: over de hierbij te hanteren criteria voert de stadsregio nog overleg met rijk en provincie. Voor de uitvoering van de subsidieverordening luchtkwaliteit zal het dagelijks bestuur nog beleidsregels vaststellen. Er zal ook een overzicht worden gemaakt met voorbeelden van projecten die voor subsidie in aanmerking komen. Kan de stadsregio een verzoek richten aan de provincie Zuid-Holland om risicovolle bedrijven zoveel mogelijk op één locatie te concentreren in plaats van verspreid over verschillende gemeenten. Mw. Van Doorne: zal hierover overleg voeren met de portefeuillehouder Economie of hiervoor vanuit de stadsregio actie moet worden ondernomen. Er is behoefte aan advies welke maatregelen bij kleinere projecten mogelijk zijn om de negatieve gevolgen voor het milieu terug te brengen. Mw. Van Doorne: wil graag per gemeente kijken wat er mogelijk is. Zij maakt binnenkort een bestuurlijke ronde langs de regiogemeenten waarin nader ingezoomd kan worden op de lokale milieuknelpunten. De voorzitter concludeert dat de commissie zich kan vinden in de Proactieve Milieuaanpak RR2020 en dat de commissie de regioraad zal adviseren de Proactieve Milieuaanpak RR2020 vast te stellen. 6. Voortgangsrapportage RR2020 De voorzitter geeft een toelichting op de voortgangsrapportage RR2020. De sheets van zijn presentatie zijn bij dit verslag gevoegd. Vragen en opmerkingen vanuit de commissie: • RR2020 is een vastgesteld plan en is als zodanig het uitgangspunt voor de ontwikkelingsrichting van de regio. Dat wil echter niet zeggen dat het een star plan is. Daar waar goede argumenten zijn en overeenstemming wordt bereikt kunnen afwijkingen bespreekbaar zijn. Het regionale bestuur zal hier flexibel mee omgaan. Het is daarvoor nodig dat gemeenten hun eventuele wensen zo concreet mogelijk aangeven, waarbij ook nadrukkelijk rekening moet worden gehouden met milieuaspecten. De stadsregio zal bekijken of voor wijzigingen een specifieke procedure gevolgd moet worden (en daarmee ook aangeven hoe met het specifieke verzoek van Maassluis omgegaan zal worden). • Ook de veranderde politieke kleur van regio- en gemeentebesturen sinds de totstandkoming van RR2020 zou mogelijk aanleiding kunnen zijn voor een accentverschuiving van het plan. • De kwaliteit van het water wordt zeker niet vergeten binnen de regio. De provincie speelt daar een coördinerende rol in; de waterschappen onderhouden zelf actief contacten met de gemeenten. • De stadsregio speelt een actieve rol in het project Ridderster, samen met de gemeenten Barendrecht en Ridderkerk (waar het onderwerp binnenkort in de omschrijving / sector / initialen steller / datum
Pagina 3
gemeenteraad wordt besproken). Vervoersomvang en milieu worden daar zeker in meegenomen. • De intentie van de stadsregio om zich actiever te gaan inzetten voor de stedenbaan wordt toegejuicht. De voortgangsrapportage wordt ter kennisneming aangeboden aan de regioraad. De voorzitter zal het onderwerp daar tevens inleiden met de hier gehouden presentatie. 7. Rondvraag • Voortaan zullen de stukken van deze commissie dubbelzijdig worden afgedrukt. • De gemeente Lansingerland heeft een grote voorkeur voor een ondergronds leidingennet (380kv) door haar gemeente. De gemeente zal de stadsregio schriftelijk vragen deze wens te steunen.
omschrijving / sector / initialen steller / datum
Pagina 4
Websamenvatting geleideformulier agendapost voor regioraad of commissie datum vergadering: onderwerp: akkoord dagelijks bestuur: Voordat een agendapost verder in procedure gaat, dient afstemming te hebben plaatsgevonden met de collega's uit de andere sectoren. De steller is verantwoordelijk voor die intersectorale afstemming.
fase 1a
wie steller
1b
sectorhoofd
paraaf
datum
opmerkingen
(N.b.: indien het dagelijks bestuur het voorstel integraal heeft vastgesteld, kan direct wordt overgegaan naar fase 4.1a en of 4.2.) De sector / steller is ook verantwoordelijk voor coördinatie van de volgende fase. Indien de steller van oordeel is dat de functionarissen onder 2a, 2b of 2c niet behoeven te adviseren, wordt dit duidelijk aangegeven (bijvoorbeeld door "n.v.t." in te vullen). De stappen 2a, 2b, 2c en 2d behoeven niet altijd volgtijdelijk te worden gezet: dat kan / mag ook parallel. De portefeuillehouder hoeft niet hoogstpersoonlijk zijn paraaf te zetten. Indien zijn fiat bijvoorbeeld telefonisch of per mail is ontvangen, dan kan dat door de steller worden geparafeerd.
2a
controller
2b 2c
communicatieadviseur juridisch adviseur
2d
portefeuillehouder
Awb-publicatie Delegatie-/mandaatregister
ja/nee ja/nee
De steller verwerkt zo nodig de opmerkingen van de in fase 2 gemaakte opmerkingen. Indien er geen kanttekeningen zijn geplaatst, mag bij 3a en 3b "n.v.t." worden ingevuld.
3a 3b
wijzigingen verwerkt door steller akkoord van sectorhoofd
Agendapost + bijlagen voor regioraad: 20 dagen tevoren (vrijdag) uiterlijk 12.00 uur in papieren vorm aanleveren bij bureau bestuurlijke zaken én elektronisch (in K:\ project \ bestuur \ 00 postbus agendaposten \ regioraad \ ……).
4.1a 4.1b
bureau bestuurlijke zaken secretaris
Agendaposten voor commissies behoeven niet langs bureau bestuurlijke zaken (4.1a) en secretaris (4.1.b). Deze stukken dienen uiterlijk 9 dagen tevoren geaccordeerd te zijn én “kopieergereed” te worden aangeleverd bij de uitvoerend commissiesecretaris. Elektronisch opslaan (in K:\ project \ bestuur \ commissies \ commissie ..... \ postbus …..).
4.2
commissiesecretaris
Websamenvatting:
Briefing voorzitter (alleen voor sommige commissies):
omschrijving / sector / initialen steller / datum
Pagina 5
omschrijving / sector / initialen steller / datum
Pagina 6
Commissie Groen, Ruimtelijke Ordening en Milieu vergadering 19 april 2007 Agendapunt 3 Onderwerp: Rotterdamse Stadsvisie Presentatie door de projectorganisatie Rotterdamse Stadsvisie. Bijgevoegd: 1. Stadsvisie Rottterdam. (Deze bijlage bevat de samenvatting van de Rotterdamse Stadsvisie. Deze is te raadplegen en te downloaden via de website: www.rotterdam.nl/stadsvisie. ) 2. Brief van het dagelijks bestuur van de stadsregio aan B&W Rotterdam van 22 maart 2007 met een reactie op de stadsvisie Rotterdam. Gevraagd: kennisname
Pagina 1
Websamenvatting
Pagina 2
Commissie Groen, Ruimtelijke Ordening en Milieu vergadering 19 april 2007 Agendapunt 4 Onderwerp: Presentatie Tweede Maasvlakte Toelichting: De Rotterdamse haven is één van de belangrijkste ter wereld en van grote betekenis voor de Nederlandse economie. De ruimte in de haven is echter schaars en de vraag naar terreinen - met name aan diep water - overstijgt inmiddels het aanbod. Als de haven zich op een goede manier wil blijven ontwikkelen is extra ruimte nodig. Nieuwe landaanwinning biedt hiervoor de beste oplossing. De mainport Rotterdam vraagt om versterking. Maar wel met respect voor natuur en milieu en op een manier die de kwaliteit van de leefomgeving in de regio op een hoger peil brengt. Binnen het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) wordt gewerkt aan het realiseren van deze doelstellingen. Voor meer informatie kunt u de website raadplegen: www.rotterdam.nl/pmr. De projectleider van de Tweede Maasvlakte, dhr. A. Reverdink van de gemeente Rotterdam zal de plannen toelichten. Hij zal ook ingaan op de procedures die de komende tijd gaan lopen en de raakvlakken met en mogelijkheden voor de omliggende gemeenten daarin. Financiële consequenties: Geen. Verdere procedure: N.v.t. Gevraagde beslissing: 1. kennisnemen van de presentatie over de Tweede Maasvlakte
Pagina 1
Websamenvatting:
Briefing voorzitter (alleen voor sommige commissies):
Pagina 2
Commissie Groen, Ruimtelijke Ordening en Milieu vergadering 19 april 2007 Agendapunt 5 Onderwerp: Stand van zaken dossier Luchtkwaliteit Toelichting Bijgevoegd treft u aan een aantal bijlagen. Het betreft; 1. een overzicht van de laatste stand van zaken omtrent regel- en wetgeving betreffende de luchtkwaliteit; en 2. enkele tientallen A4tjes met aansprekende en inspirerende projecten luchtkwaliteit. Deze A4tjes zullen op korte termijn door de provincie Zuid-Holland worden gebundeld in 1 rapportage over luchtkwaliteit in Zuid-Holland. Dit document zal u tezijnertijd worden toegezonden. Gevraagd: 1. kennisnemen van de notitie met de laatste stand van zaken wet- en regelgeving luchtkwaliteit; 2. bespreken van het overzicht van aansprekende en inspirerende projecten luchtkwaliteit.
Pagina 1
Bijlage 1 Stand van zaken wet- en regelgeving luchtkwaliteit Wetsvoorstel Luchtkwaliteit goedgekeurd Op 24 oktober 2006 heeft de Tweede kamer het wetsontwerp Luchtkwaliteit goedgekeurd. Alleen GroenLinks was tegen. Een groot succes voor Van Geel. Onduidelijk is wanneer de Eerste Kamer het wetsontwerp behandelt en goedkeurt, maar volgens VROM gaat dit ‘snel’ gebeuren zodat de wet met bijbehorende uitvoeringsregelgeving medio 2007 in werking kan treden. Op het moment dat de wet van kracht wordt, vervalt het Besluit Luchtkwaliteit. Consequenties De wet bevat twee belangrijke onderdelen: 1. Introductie van het begrip ‘in betekenende mate’. 2. Geen individuele projecttoetsing maar toetsing aan een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Ad 1: ‘in betekenende mate’ Ruimtelijke projecten met een beperkte invloed op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden. De grens is gesteld op 3% van het jaargemiddelde van de betreffende norm. Voor NO2 (stikstofoxide) en PM10 (fijn stof) is dat (3% van 40µg/m3=) 1,2µg/m3. Voor verschillende typen projecten worden zo mogelijk vuistregels ontwikkeld: voor woningbouwprojecten minder dan (netto) 2000 woningen, voor kantoren minder dan 40.000 m2 bvo, etc. Projecten die boven deze getallen uitkomen zijn de zogenaamde ‘in betekenende mate’ projecten. Er zijn op dit moment nog geen definitieve grenzen (getallen) vastgesteld, uiteindelijk worden deze grenzen vastgelegd in een AMvB. De AmvB ligt momenteel voor advisering bij de Raad van State. Uitgangspunt van VROM is dat deze bepaling van kracht wordt zodra de Wet van kracht wordt, ook al is er nog geen NSL. VROM erkent echter dat onzeker is of dit in het advies van de Raad van State overeind blijft. Indien de bepaling wel overeind blijft, betekent dit dat ‘niet in betekenende mate’-projecten niet meer getoetst hoeven te worden aan normen in de Wet luchtkwaliteit Ad 2: Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) In de loop van 2007 wordt het NSL vastgesteld. Dit kan pas nadat Europa uitstel heeft verleend voor het tijdstip waarop de grenswaarden gehaald moeten zijn. Op dit moment is onbekend wanneer dit het geval is, maar e.e.a. gaat nog wel een half jaar duren. Het NSL kent twee doelstellingen: salderen (negatieve effecten van ruimtelijke projecten moeten gecompenseerd worden) en saneren (uiteindelijk moeten overal de grenswaarden worden gehaald). Ondertekenaars van dit NSL zijn alle relevante overheden, dus ook de stadsregio Rotterdam en de regiogemeenten. Vanaf nu zijn er dus drie mogelijkheden voor wat betreft de luchtregelgeving rondom projecten: 1. Plan gaat komende paar maanden in procedure → Besluit Luchtkwaliteit. 2. Plan gaat ergens in 2007 in procedure als de Wet door de Eerste Kamer is goedgekeurd → Wet luchtkwaliteit. 3. Plan gaat ergens in 2007 in procedure als NSL is ondertekend → Wet luchtkwaliteit én NSL. Mogelijke consequenties voor projecten in relatie tot maatregelen die in het Regionaal Actie Programma luchtkwalitiet (RAP, vastgesteld onder de vlag van ROM-Rijnmond) zijn opgenomen; Afhankelijk van het moment waarop een plan in procedure komt, gelden de onderstaande mogelijkheden bij ruimtelijke projecten: Plan onder BLK Het plan moet aantonen dat het de luchtkwaliteit niet verslechtert: • Het plan heeft een verwaarloosbaar effect op de luchtkwaliteit. • Er worden met het plan samenhangende maatregelen getroffen om negatieve effecten tegen te gaan. Dit is bijvoorbeeld bij het bestemmingsplan voor MV2 aan de orde. • Als het plan minder dan 1,2µg/m3 bijdraagt, vindt er Plan onder Wet, geen NSL geen toetsing plaats aan luchtkwaliteit. • Er worden met het plan samenhangende maatregelen getroffen om het effect kleiner te laten zijn dan 1,2µg/m3. Project wordt niet getoetst aan luchtkwaliteit. Pagina 2
• Plan onder Wet én NSL
• •
• • •
Indien het effect groter is dan 1,2µg/m3: project wordt getoetst aan normen van de Wet luchtkwaliteit Als het plan minder dan 1,2µg/m3 bijdraagt, vindt geen toetsing plaats aan luchtkwaliteit. Er worden met het plan samenhangende maatregelen getroffen om het effect kleiner te laten zijn dan 1,2µg/m3. Project wordt niet getoetst aan luchtkwaliteit. Indien het effect groter is dan 1,2µg/m3: past het project in het NSL? Indien effect kleiner is: dan wordt het project getoetst aan de normen, conform methode Blk/derde bolletje hierboven. NSL: door het treffen van (nationale) maatregelen wordt het negatieve effect van alle grote projecten gesaldeerd. Oftewel, alle grote projecten gezamenlijk leiden niet tot extra vervuiling. NB: de grenswaarden moeten nog wel steeds gehaald worden.
Projecten uit het RAP, maar ook andere (gemeentelijke) ruimtelijke projecten, kunnen dus op verschillende manieren worden gebruikt: 1. Het kan bij projecten nodig zijn om projectgebonden maatregelen te nemen. Bijvoorbeeld een geluidsscherm bij een wegproject. Deze projectgebonden maatregelen kunnen ook maatregelen uit het RAP zijn. 2. Op het moment dat het NSL in werking is getreden, wordt het saneren cruciaal1[1]. Samen met rijksmaatregelen moet het RAP er voor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald Bij de jaarlijkse actualisatie van het RAP wordt hier rekening mee gehouden: welke (nieuwe) maatregelen zijn nodig om ruimtelijke projecten mogelijk te maken. Laatste ontwikkelingen Europa is bezig met een nieuwe richtlijn. Hierin wordt de mogelijkheid voor uitstel van de normen geregeld, een andere meetafstand en nog een aantal zaken. Die wijzigingen geven ‘verlichting’. Derogatie (uitstel normen) gaat VROM via de EU proberen te regelen. Daartoe stelt de Ministerraad in april/mei een ‘Beleidsvoornemen NSL’ vast en stuurt dit naar Brussel om zodoende de derogatietijd zo kort mogelijk te houden. De derogatieprocedure kan pas officieel in gang worden gezet op het moment dat die mogelijkheid er is. VROM gaat dan het definitieve NSL opsturen. Gedachte van VROM is dat de procedure verkort wordt door het alvast opsturen van het beleidsvoornemen in april/mei. De Nederlandse systematiek van salderen en saneren is een geheel eigen aangelegenheid. Nederland heeft dit zelf ontworpen vanwege het feit dat de koppeling met RO-procedures in de Nederlandse wetgeving zijn opgenomen. Andere landen doen dat niet. Het maakt Europa niet uit wat wij op nationaal niveau regelen met salderen, Besluit luchtkwaliteit, NSL of wat dan ook, als we maar op tijd de normen halen. Rondom het saneren (ontwikkelen saneringstool) is het laatste woord nog niet gesproken. Bedoeling was dit instrument de basis te laten zijn voor het in beeld brengen van de knelpunten zodat in het NSL de juiste maatregelen worden opgenomen om de normen te halen. Het ziet er op dit moment naar uit dat dit instrument niet de gewenste kwaliteit zal hebben. Gevaar is dus dat daarmee de basis voor het NSL ontbreekt, waarmee ook de derogatieprocedure opschuift. Deze discussie en mogelijke oplossingsrichtingen worden sinds december 2006 periodiek besproken in zogenaamd big 5 verband (PZH, Haaglanden, Den Haag, stadsregio Rotterdam en Rotterdam) zowel ambtelijk als bestuurlijk. Onze regionale exercitie van 2006 (Knelpuntenkaart luchtkwaliteit RR2020, als gedelegeerd opdrachtgever namens ROM-Rijnmond) is in overleg met het BOR van december 2006 aangehouden, omdat toen nog sprake was van het gereedkomen van de VROM saneringstool in december/januari. De input voor de saneringstool en de Knelpuntenkaart was namelijk verschillend (scenario, bronnen e.d). Omdat de functie van de saneringstool ter discussie komt, wordt op korte termijn in overleg met Rotterdam en de overige ROMpartners bepaald hoe in aanloop naar het NSL met de Knelpuntenkaart moet worden omgegaan. 1[1]
Het salderen gaat lukken met alle nationale maatregelen Pagina 3
Bijlage 2 Overzicht aansprekende en inspirerende algemene maatregelen luchtkwaliteit Algemene maatregelen zijn maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit die gemeenten, regio’s en provincie kunnen treffen, ongeacht de aard en omvang van de luchtkwaliteitproblematiek. Algemene maatregelen hebben de volgende kenmerken: −
snel in te voeren;
−
vergen beperkte kosten;
−
kunnen in beginsel door alle betrokken overheden getroffen worden en
−
fungeren als signaalfunctie naar andere betrokken partijen (burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties) dat de overheid haar eigen huis op orde heeft.
De algemene maatregelen verbetering luchtkwaliteit zijn vanuit de provincie Zuid-Holland adviserend aan de regio’s binnen het NSL-gebied Zuid-Holland, afhankelijk van de omvang van de saneringopgave in de betreffende regio’s. De provincie Zuid-Holland heeft dit document laten opstellen ter inspiratie van de bestuurlijke regio's en grote steden in Zuid-Holland bij het benoemen van algemene maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. De maatregelen zullen worden betrokken bij de verdeling van NSL-gelden in Zuid-Holland.
Om welke maatregelen gaat het? In de NSL-schets voor Zuid-Holland (december 2006, deelrapport C) is een lijst maatregelen opgenomen die regio’s, gemeenten en provincie kunnen nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Deze lijst is tot stand gekomen op basis van de actieplannen van en in samenspraak met de betrokken Zuidvleugelpartners: : -
Vervoermanagement
-
Schoon eigen wagenpark
-
Emissie eisen contractpartners
-
Emissie eisen bij aanbesteding werken
-
Terugdringen brandstofgebruik contractpartners
-
Informeren/stimuleren transportbedrijven roetfilters
-
Groene golf
-
Campagne voor inwoners t.a.v. luchtkwaliteit en gedrag
-
Duurzaam bouwen
-
Structureel inbedden lukwa als onderdeel RO-proces
Pagina 4
Bij nadere beschouwing zijn – gelet op de gehanteerde definities – nog enkele maatregelen aan de lijst van algemene maatregelen toegevoegd: -
Cursus Het Nieuwe Rijden: dit ligt in het verlengde van de maatregel ‘schoon eigen wagenpark’;
-
Aanleggen aardgasvulstation: dit ligt ook in het verlengde van de maatregel ‘schoon eigen wagenpark’
-
Tovergroen / Odysa: net als de binnenstedelijke Groene Golf is dit een doorstromingsbevorderende maatregel door VRI’s optimaal af te stellen;
-
Energiescan nieuwe wijken: dit kan een specifieke invulling zijn van de maatregel ‘Duurzaam Bouwen’
-
Brug open, motor af: dit is een specifieke invulling van de maatregel ‘Campagne voor inwoners t.a.v. luchtkwaliteit en gedrag’.
Fact sheets algemene maatregelen verbetering luchtkwaliteit In dit hoofdstuk worden de algemene maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit nader ingevuld. Waar sprake is van een grote inhoudelijke overlap, zijn maatregelen eerst samengevoegd. Vervolgens is per maatregel is een ‘basisinvulling’ gemaakt in de vorm van een fact sheet met een uniforme opbouw. Deze fact sheets zijn onderstaand opgenomen. Voor de invulling van de fact sheets is geen nieuw onderzoek uitgevoerd, maar is gebruik gemaakt van de volgende publicaties: •
CROW, Kosten van een schonere lucht, publicatie 218d, 2006
•
CE, Analyse effectiviteit maatregelen PAL Zuid-Holland, 2007
•
CE, Lucht in Leiden, 2006
•
CE, Op weg naar schone lucht (Plan van Aanpak luchtkwaliteit Zuidvleugel), 2006
De specifieke invulling van de betreffende maatregelen is maatwerk. In overleg met de regio’s die aan de slag willen met deze maatregelen zal daarom een nadere detaillering nodig zijn om ze te laten aansluiten op de lokale / regionale situatie.
Pagina 5
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Vervoermanagement Vervoermanagement is het stimuleren van werknemers om voor het woon-werk en zakelijk verkeer een ander vervoermiddel te gebruiken dan de eigen auto. Vervoermanagement is gericht op twee groepen: a) eigen medewerkers. Dit heeft betrekking op arbeidsvoorwaarden en/of investeringen in fysieke voorzieningen (fiets, carpool etc.); b) medewerkers van bedrijven en instellingen. Via de Verruimde Reikwijdte van de Wet Milieubeheer kunnen bedrijven gestimuleerd worden om vervoermanagement toe te passen. Een vervoerplan is hier een concrete uitwerking van. Ad a) Sterk afhankelijk van uitgangssituatie. Een vingeroefening voor de provincie Zuid-Holland (ca. 2200 medewerkers) gaf een bescheiden reductie van NOx (circa 360 kilo) en PM10 (ca. 20 kilo) per jaar te zien. Ad b) Het maken van een vervoerplan als zodanig heeft alleen een bewustwordingseffect bij bedrijven. Pas als de voorzieningen zoals voorzien in het vervoerplan worden uitgevoerd, kunnen daadwerkelijke effecten optreden. Deze effecten zullen overigens overwegend beperkt van omvang zijn, gegeven de aard van de maatregelen. Ad a) De kosten hebben betrekking op eventuele fysieke voorzieningen en fte’s voor voorbereiding en implementatie. Een fte wordt geraamd op € 50.000,-. Indien het realiseren van vervoermanagement regulier beleid is, hoeven geen extra fte’s begroot te worden. Ad b) De kosten van het (laten) opstellen van een vervoerplan bedragen maximaal € 40.000,-. Daarnaast zijn er kosten voor de overheid in de vorm van fte’s die gemoeid zijn met stimulering of extra aandacht bij de vergunningverlening. Gemeente, regio, provincie (a en b) / bedrijven (b). Kan per direct. Wellicht aanpassing personeelsbeleid / arbeidsvoorwaarden. Voor meer informatie zie www.infomil.nl .
Pagina 6
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Schoon eigen wagenpark Vervangen van het eigen wagenpark van provincie en gemeenten door voertuigen met gunstiger emissiekarakteristieken. Dit kunnen voertuigen zijn op basis van schonere brandstoffen (bijvoorbeeld biobrandstof/aardgas), met een andere aandrijving (elektrisch, gas, hybride) of door het plaatsen van een roetfilter. Een schoner gemeentelijk wagenpark zet in op een lagere gemiddelde emissie per voertuigtype. Het aantal voertuigen wijzigt niet, maar de gemiddelde emissie per voertuigtype zorgt voor een lagere verbrandingsemissie NOx en PM10. Het effect op concentraties is beperkt vanwege het relatief geringe aantal gemeentelijke / provinciale voertuigen op het wegennet. Bij zwaardere en grotere voertuigen zoals vuilophaaldiensten en veegwagens kan relatief meer winst geboekt worden, omdat deze voertuigen, net als andere vrachtauto’s, aanzienlijk meer uitstoot produceren dan personenauto’s. De totale emissiereductie is afhankelijk van de aard van de gekozen techniek en de omvang en samenstelling van het voertuigpark. Ter oriëntatie volgt onderstaand de gemiddelde besparing per voertuig ten opzichte van de huidige situatie (2007) voor twee maatregelvormen: •
Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Roetfilter: 0% (NOx), 90% (PM10)
• Aardgas: 40% (NOx), 25% (PM10) In CROW-publicatie 218d is een uitgebreid overzicht opgenomen van de kosten (investering, exploitatie en onderhoud) per type voertuig per techniek. Vanuit de rijksoverheid wordt subsidie verstrekt op de meerkosten van roetfilters voor dieselvoertuigen (personenauto’s, bestelauto’s, vrachtauto’s en OV-bussen). Gemeente / provincie en rijksoverheid (subsidie roetfilters). Kan per direct. Inpassen in respectievelijk wijzigen van het reguliere vervangingsschema van de gemeentelijke / provinciale voertuigen. Voor subsidievoorwaarden rijksoverheid m.b.t. roetfilters: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=20474#36 (dossier roetfilters).
Pagina 7
Maatregel Nadere omschrijving Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Training ‘Het Nieuwe Rijden’ Aanbieden van de training ‘Het Nieuwe Rijden’ aan chauffeurs in overheidsdienst. ‘Het nieuwe rijden’ zet in op aangepast verkeersgedrag (= rijgedrag) van de weggebruiker, met als motivatie het terugdringen van het brandstofgebruik. Dit heeft naast het brandstofgebruik ook een positief – rechtevenredig verondersteld effect op de gemiddelde emissie per voertuig van NOx en PM10. Het effect op concentraties is beperkt vanwege het relatief geringe aantal gemeentelijke / provinciale voertuigen op het wegennet. Een ander positief neveneffect is dat ook minder schade wordt gereden. De ervaring met HNR wijst uit dat gemiddeld genomen het brandstofverbruik met 10-20% teruggedrongen worden, afhankelijk van het huidige rijgedrag en de mate van naleving. Het emissiereducerend effect is gesteld op 10% ten opzichte van de uitgangssituatie. Een cursus kost 125 tot 250 euro (excl. BTW) per persoon; prijs is afhankelijk van aantal personen aan wie de cursus gegeven wordt. Daarnaast zijn er kostenbesparingen als gevolg van een lager brandstofgebruik en een lagere schadefrequentie. Gemeente / provincie. Kan per direct. Mogelijk inpassen in algemeen opleidingstraject personeel. Er zijn verschillende aanbieders van de cursus 'Het Nieuwe Rijden'. Zie verder www.senternovem.nl.
Pagina 8
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Emissie eisen contractpartners Stimuleren van de inzet van schone voertuigtechnieken bij contractpartners van overheden door het opnemen van emissie-eisen in de concessieverlening voor OV-bedrijven, reinigingsdiensten en/of taxibedrijven. De eisen hebben betrekking op een doel, bijvoorbeeld het voldoen aan Europese emissie-eisen voor mobiele bronnen zoals Euro-5, of op een techniek, bijvoorbeeld de inzet van roetfilters of aardgas. In termen van emissiereductie is dit een zeer substantiële maatregel. In het geval van de provincie Zuid-Holland is circa 245 ton NOx en 7 ton PM10 reductie per jaar te verwachten bij de invoering van Euro5 als emissienorm in de OV-concessieverlening. In termen van concentratiereductie heeft deze maatregel met name veel potentie bij knelpunten waar OV busverkeer een relatief groot aandeel inneemt van het totale hoeveelheid verkeer en de gemeten concentraties. Ten aanzien van de effecten op concentraties zijn de volgende resultaten berekend voor omschakeling van OV-bussen op aardgas aan de hand van het CAR-model in straten met grote aantallen bussen in Leiden, Gouda en Alphen a/d Rijn: NOx Minimum 0,4 µg/m3
Basisvariant (diesel Euro 3) versus variant CNG Bron: Goudappel Coffeng, 2007 Kosten
Maximum 1,6 µg/m3
PM10 Minimum 0,1 µg/m3
Maximum 0,4 µg/m3
De uiteindelijke kosten van een aangepast wagenpark hangen af van de eisen in de concessieverlening en het gekozen investeringsscenario. Het uitvoeren van een wagenparkscan op basis van het instrument MES (MilieuEfficiencyScan) van SenterNovem kan inzicht verschaffen in de huidige milieuprestaties van het huidige park, en brengt de effecten en kosten in beeld van investeringen in alternatieven om die milieuprestatie te verbeteren. Een dergelijke wagenparkscan kost, afhankelijk van het aantal door te rekenen scenario’s, € 5.000,- à € 12.500,-. In CROW-publicatie 218d is een uitgebreid overzicht opgenomen van de kosten (investering, exploitatie en onderhoud) per type voertuig per techniek.
Kostendragers
Invoeringstermijn
Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Door de rijksoverheid wordt subsidie verstrekt op de meerkosten van roetfilters voor dieselvoertuigen (personenauto’s, bestelauto’s, vrachtauto’s en OV-bussen). De kosten van het schoner maken van het gecontracteerde voertuigpark minus een eventuele rijkssubsidie op roetfilters komen primair voor rekening van de concessiehouder. Deze kosten zullen echter waarschijnlijk – in tweede instantie – in rekening gebracht worden aan de concessieverlener (gemeente / regio / provincie) in de gevraagde vergoeding. Op een ‘natuurlijke’ wijze gekoppeld aan concessietermijnen. Ingrijpen in lopende concessies is in beginsel mogelijk, maar is juridisch gecompliceerd en kan aanmerkelijke kosten met zich meebrengen. Inpassen in aanbestedingsregels overheidsorganisatie. Voor meer informatie over groen aanbesteden, zie ook www.senternovem.nl. Hier vind u een handreiking voor Duurzaam inkopen en aanbesteden (2005). Voor subsidievoorwaarden rijksoverheid m.b.t. roetfilters: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=20474#36 (dossier roetfilters). Pagina 9
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten
Kostendragers
Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Emissie eisen bij aanbesteding werken Stimuleren van de inzet van schonere mobiele werktuigen door het stellen van emissie-eisen in de aanbestedingsprocedures bij bouwwerken. Er zijn (nog) geen vergelijkbare Europese emissienormen voor mobiele werktuigen zoals voor wegvoertuigen. De emissie-eisen bij aanbesteding zullen dus voorlopig alleen betrekking hebben op de inzet van een middel of techniek, met name de inzet van roetfilters op dieselaangedreven werktuigen of aggregaten. Er zijn veel verschillende mobiele werktuigen, die sterk uiteenlopen in vermogen, toepassingen en mogelijkheden om hun uitstoot te verminderen. Een voorlopige schatting van het gemiddelde effect van een ‘actieve regeneratiefilter’ bij mobiele werktuigen is een emissiereductie van PM10 met 60% per werktuig. Een berekening voor de provincie Zuid-Holland als aanbesteder van werken (5% van het totaal in Zuid-Holland) leidde tot een verwachte besparing van 15 ton PM10 per jaar. Indien alle overige overheden in ZuidHolland ook een dergelijke eis stellen, is het emissiereducerend effect nog substantiëler. De kosten van een actieve regeneratiefilter liggen waarschijnlijk in de range tussen € 2500 - € 10.000, afhankelijk van het motorvermogen van het werktuig. Deze range is vergelijkbaar met die voor dieselvrachtauto’s. Er is geen subsidieregeling van de rijksoverheid voor mobiele werktuigen. VROM zal hier mogelijk wel in gaan voorzien. De kosten van het schoner maken van mobiele werktuigen zijn primair voor de betreffende aannemer. Deze kosten kunnen– in tweede instantie – in rekening gebracht worden aan de opdrachtgever (gemeente / regio / provincie) in de gevraagde prijs voor het aanbestede werk. De mate waarin deze meerkosten zullen worden doorberekend zal afhankelijk zijn van de feitelijke marktsituatie (concurrentie tussen aanbieders en het aantal aanbestedende partijen dat vergelijkbare emissie-eisen stelt). Kan per direct. Inpassen in aanbestedingsregels overheidsorganisatie. Voor meer informatie over groen aanbesteden, zie ook www.senternovem.nl. Hier vind u een handreiking voor Duurzaam inkopen en aanbesteden (2005).
Pagina 10
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten Kostendragers
Transportmanagement goederenvervoer In het kader van de Verruimde Reikwijdte van de Wet Milieubeheer kan de overheid eisen stellen aan het goederenvervoer van bedrijven. Concreet kunnen logistieke concepten in de goederentransportsector gestimuleerd worden die transportbesparing en daarmee besparing van brandstof en emissies tot gevolg hebben. Daarnaast kunnen overheden in dit verband nadrukkelijk de mogelijkheden van directe emissiebesparing onder de aandacht van transportbedrijven brengen, bijvoorbeeld door het plaatsen van roetfilters. Verondersteld is dat een actieve gezamenlijke Wm-aanpak Verruimde Reikwijdte door provincie en gemeenten binnen ZuidHolland 1% van het aantal vrachtautokilometers kan reduceren. Dit leidt dan vervolgens tot een jaarlijkse reductie van NOx (circa 15 ton) en PM10 (circa 0,5 ton). De kosten zijn afhankelijk van de uiteindelijk te nemen maatregelen. De kosten komen in principe voor rekening van het bedrijfsleven die besparingsmaatregelen doorvoert. Het Ministerie van V&W stimuleert via het programma Transportbesparing efficiëntere logistieke concepten. Voor haalbaarheidsstudies draagt het ministerie 25%, voor demonstratieprojecten 75% bij.
Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Door de rijksoverheid wordt verder subsidie verstrekt op de meerkosten van roetfilters voor dieselvoertuigen (personenauto’s, bestelauto’s, vrachtauto’s en OV-bussen). Kan per direct. -Subsidieregeling Transportbesparing (www.transportbesparing.nl of www.senternovem.nl ). Voor subsidievoorwaarden rijksoverheid m.b.t. roetfilters: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=20474#36 (dossier roetfilters).
Pagina 11
Maatregel Nadere omschrijving
Realiseren van aardgasvulstations Faciliteren / aanjagen van het gebruik van aardgas als motorbrandstof. Om inzet van aardgasvoertuigen mogelijk te maken is de nabijheid van een aardgasvulstation een voorwaarde.
Verwacht effect op luchtkwaliteit
−
Minimaal aantal voertuigen per aardgasvulpunt om het vulpunt commercieel te kunnen exploiteren: 250 (ondergrens).
−
Verondersteld
is
dat
het
(overwegend)
bestuurders
van
voormalige dieselvoertuigen zijn die overstappen op aardgas, waarvan 80% personenauto’s en 20% bestelauto’s. −
Gemiddelde besparing per voertuig 7,5 kilo NOx en 0,5 kilo PM10.
−
Besparing per vulpunt: ten minste 1880 kilo NOx en 130 kilo PM10.
Het effect op concentraties is afhankelijk van zowel het aantal en soort voertuigen dat overgaat op aardgas, het gebruik en de routekeuze. Ter illustratie is in onderstaande tabel voor de jaren 2010 en 2015/2020 een indicatie gegeven van het effect indien sprake is van een grootschalige inzet van aardgas. In het voorbeeld houdt dit in dat aardgas wordt gebruikt door alle OV-bussen, de regio, mini- en belbussen, taxi’s en 5% van het overig voertuigpark (personenauto’s, bestelauto’s en vrachtauto’s). 2010
NOx Minimum 1 µ/m3
2010: Basisvariant versus CNG 2015/2020: 0,5 µ/m3 basisvariant versus CNG Bron: CE, 2007
Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden
Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Maximum 3-4 µ/m3
PM10 Minimum 0,2 µ/m3
Maximum 1 µ/m3
2 µ/m3
0,1 µ/m3
0,5 µ/m3
Het effect in 2015/2020 is beperkter vooral vanwege een kleiner verschil in emissiefactoren tussen aardgasvoertuigen en het gemiddelde voertuigpark in de betreffende jaren. Er zijn twee opties: 1) Het tankstation wordt gerealiseerd en beheerd door een commerciële partij, waarbij de kosten doorgerekend worden in de aardgasprijs. Afhankelijk van de grootte van het wagenpark zal deze prijs tussen 0,40 en 0,50 cent per m3 bedragen. 2) Het tankstation wordt in eigen beheer gerealiseerd. De kosten van het aardgasvulstation zijn dan afhankelijk van verschillende factoren, zoals type tankinstallatie (slow-fill versus fast fill), gewenste back-up capaciteit et cetera. De investering voor een vulstation bedraagt tussen € 200.000 en € 800.000. Naast de initiële investering zal ook het onderhoud van het station kosten met zich meebrengen. Zie CROW-publicatie 218d voor een verdere toelichting. Gemeente / regio / provincie (eventueel in PPS-constructie). 1-2 jaren (besluitvorming, vergunningverlening, realisatie). Deze maatregel fungeert vooral als een randvoorwaarde voor andere maatregelen, met name t.b.v. schoner eigen wagenpark of concessieverlening voor voertuigen die op aardgas rijden (OV, reinigingsdienst etc.). Om een aardgasvulpunt rendabel te maken, is het van belang dat ook lokale bedrijven op aardgas overstappen. Het rijden op aardgas is een interessant alternatief voor dieselvoertuigen die lokaal, in een straal van ca 400 km rondrijden. Het financiële break-evenpoint ligt bij een jaarkilometrage die vergelijkbaar is dan die voor het rijden op diesel. Voor elk wagenpark is de financiële en technische haalbaarheid weer anders. Gemeenten en provincie kunnen daarom overwegen om wagenparkscans aan te bieden aan lokale bedrijven. Een wagenparkscan is een individueel advies dat rekening houdt met de Pagina 12
specifieke omstandigheden van het wagenpark. Aan de wagenparkscan ligt het instrument MES van SenterNovem ten grondslag (Milieu Efficiency Scan). Dit instrument kan verkregen worden via www.platformschonevoertuigen.nl. Meerdere adviesbureaus kunnen in opdracht ook een wagenparkscan uitvoeren. Een dergelijke wagenparkscan kost – afhankelijk van het aantal door te rekenen scenario’s – tussen de € 5.000,- en € 12.500,-. Nijmegen en Den Bosch zijn gemeenten die al concreet met aardgas aan de slag zijn gegaan. Belangstellende gemeenten, regio’s en provincies kunnen hier ook nadere informatie vragen.
Pagina 13
Maatregel Nadere omschrijving
Groene golf / Tovergroen Verbeteren van de doorstroming van het (vracht)autoverkeer door het optimaliseren van verkeersregelinstallaties (VRI). We onderscheiden de volgende situaties: -
Binnen bebouwde kom: realiseren / verbeteren van een groene golf voor alle motorvoertuigen door het optimaliseren van een netwerk van VRI’s op basis van continue metingen van het verkeer. Deze optimalisatie is
gebaseerd
op
zo
min
mogelijk
optrekken
en
afremmen -
Buiten
bebouwde
kom:
uitgangssituatie
is
een
doorgaande weg waarbij voor een kruispunt met een VRI, Tovergroen (of variant Odysa) wordt aangelegd. Tovergroen is een ‘groene golf variant’ met name bedoeld voor vrachtverkeer (en bussen). Hiervoor zijn extra detectielussen nodig op ongeveer 300 meter voor het kruispunt, moet de programmatuur worden aangepast en dient een oplichtend informatiepaneel voor het vrachtverkeer naast de weg op 150 meter te worden geïnstalleerd, waarop de vrachtwagenchauffeur Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten
kan zien dat hij niet hoeft af te remmen. Afhankelijk van de omvang en samenstelling van het verkeer, de gemiddelde rijsnelheid (al dan niet congestie) kunnen emissiereducties van 10-20% op de betreffende wegvakken behaald worden. In termen van concentratie betekent dit een reductie van 2-3 µg/m3 NOx en 1 µg/m3 PM10 op de betreffende wegvakken. -
Groene
golf
binnen
investeringskosten bestaand
netwerk
afhankelijk
van
bebouwde
voor
het
van
aanpassen
kom:
de
van
een
verkeersregelinstallaties
het
aantal
aangesloten
is
VRI’s.
Gemiddeld kan gerekend worden met € 12.500 per VRI voor software aanpassingen en € 60.000 indien ook de regelcentrale vervangen moet worden. -
Tovergroen
buiten
investeringskosten TOVERgroen Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
bebouwde
voor
systeem
in
het één
kom:
aanleggen richting
De
van en
een op
3
kruispunten bedragen circa € 75.000,-. Gemeente / provincie Kan per direct Er moeten geschikte wegvakken zijn, ook rekening houdend met de mate van kruisend verkeer. Voor meer informatie zie onder meer www.crow.nl.
Pagina 14
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Campagne voor inwoners luchtkwaliteit en gedrag Er zijn diverse manieren om te communiceren met inwoners van een gemeente (provincie) over luchtkwaliteit. Daarbij kan het gaan om algemene bewustwording, om doelgroepen aan te zetten mee te werken aan specifieke maatregelen en/of om doelgroepen te informeren over de effecten van specifieke maatregelen. Onderscheiden zijn de volgende communicatie-uitingen: a
communicatieplan maken;
b
bewustwordingscampagne luchtkwaliteit algemeen;
c
bewustwordingscampagne 1 maatregel;
d
gedragscampagne stimulering 1 maatregel;
e actuele informatievoorziening: parkeren en OV. De zelfstandige effecten van communicatiemaatregelen zijn lastig meetbaar, maar naar verwachting zeer gering. Meestal worden deze maatregelen getroffen in relatie tot een of meerdere inhoudelijke (luchtkwaliteit) maatregelen. a) Indien uitbesteed, bedragen de kosten van het maken van een communicatieplan € 20.000,- à € 50.000,-, afhankelijk van de beoogde communicatie-uitingen en het detailniveau waarmee deze beschreven moeten worden. b – e) De kosten zijn sterk afhankelijk van de doelgroep, aard, omvang en intensiteit van de specifieke communicatie uiting. Gemeente / regio / provincie. Kan per direct. Communicatie-uiting vormgeven in relatie tot andere, inhoudelijke luchtkwaliteitmaatregelen. Afhankelijk van de inhoudelijke thema’s (maatregelen) kan eventueel een communicatieadviesbureau worden gecontracteerd voor de verdere uitwerking.
Pagina 15
Maatregel Nadere omschrijving
Duurzaam bouwen Het werkterrein van duurzaam bouwen is erg breed. In de context van luchtkwaliteit ligt de focus op besparing van CO2 en NOx bij nieuwbouwprojecten van woningen. Huishoudens dragen bij aan de verontreiniging van de lucht. De grootste factor is daarbij de verwarming van de woning. HR ketels stoten veel CO2 uit, maar ook NOx. Overheden kunnen centrale warmtevoorziening van nieuwbouwwijken stimuleren, bijvoorbeeld via koppeling met restwarmte van industriële en elektriciteitsproductie en afvalverbranding. Hierdoor ontstaan zowel klimaatvoordelen (het verminderen van de CO2 uitstoot) als verbeteringen van de lokale luchtkwaliteit.
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
De mate van betrokkenheid van de overheid kan variëren van het (laten) uitvoeren van een Energiescan, het sluiten van een Duurzaam Bouwen (DuBo) Convenant met de projectontwikkelaar tot aan het mede investeren in de bedoelde warmtevoorziening, bijvoorbeeld via een Warmtebedrijf. Het individueel verwarmen van woningen met aardgas levert lokaal per huishouden een uitstoot op van 0,5 tot 4 kg stikstofoxiden per jaar. De variatie in besparingspotentieel heeft te maken met het verschil in energieverbruik per huishouden en de gebruikte apparatuur. Uitgaande van een gemiddelde van de bovengenoemde range kan per 1000 nieuwbouwwoningen een jaarlijkse besparing van circa 2 ton NOx behaald worden. Afhankelijk van lokale mogelijkheden en gewenste vorm. De kosten van het uitvoeren van een Energiescan bedragen circa € 10-12.000. Gemeente / provincie / projectontwikkelaar, afhankelijk van gekozen vorm. Varieert van per direct (Energiescan) tot 1-2 jaren (Warmtebedrijf). Relatie met andere activiteiten overheid in kader van duurzaam bouwen en/of energiebesparing in bestaande woningbouw. Voor meer informatie over Duurzaam Bouwen en de verschillende mogelijkheden voor invulling zie http://duurzaambouwen.senternovem.nl/ .
Pagina 16
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Structureel inbedden luchtkwaliteit in RO-proces Door een vroegtijdige en planmatige afstemming tussen ruimtelijke ordenaars, verkeers- en milieukundigen kan in ruimtelijke plannen en verkeers- en vervoerplannen, luchtkwaliteit worden betrokken als criterium bij het ontwerp en de inrichting van infrastructuur en bebouwing. Gebieden worden zo (her)ingericht dat nieuwe bouwplannen en nieuwe functies (wonen, werken et cetera.) op locaties worden ingepland met zo min mogelijk verkeersaantrekkende werking en blootstelling van mensen en ‘gevoelige’ functies. Vervoersprestatie op Locatie (VPL) is een kwantitatieve methode waarmee het ontwerp van een wijk kan worden doorgerekend op duurzame mobiliteit en kwaliteit van de leefomgeving. Het doel is een zodanige (her)inrichting van de ruimte, dat mensen vaker gaan lopen, fietsen of het openbaar vervoer nemen. De methode is gericht op CO2-reductie maar is ook geschikt voor het beperken van luchtvervuilende emissies. Naast de VPL zijn er tal van andere instrumenten waarmee luchtkwaliteit ingebed kan worden in het RO-proces Praktijkervaringen met VPL geven aan dat in bestaande gebieden een reductie van voertuigkilometers respectievelijk energie (snelheden) van 4-11% haalbaar is, en in nieuwbouwgebieden 614%. Dit wordt met name veroorzaakt door een verschuiving van auto naar meer langzaam verkeer. Als gevolg van de reductie van voertuigkilometers respectievelijk energiegebruik is ook sprake van een navenante vermindering van emissies die effect hebben op de luchtkwaliteit. De concentraties zullen plaatselijk licht afnemen. De kosten van het ontwerpen met de VPL-methodiek liggen rond de € 50.000. Hierin zijn de kosten voor het stedenbouwkundig ontwerp zelf en de uitvoering niet begrepen. Er bestaan programma’s waar subsidies kunnen worden aangevraagd voor opstellen van dergelijke plannen (CO2-reductie in Ruimtelijke Ordening en Vervoer programma; BANS). De methode toegepast op nieuwe locaties is kostenneutraal en kan zelfs kostenbesparend zijn, omdat het afbreukrisico van het implementeren van de maatregelen kleiner is. Betreft het de inrichting van bestaand gebied, dan vormt niet de methode, maar de herinrichting extra kosten. Gemeente / provincie / rijksoverheid (subsidies) De VPL-methode is een planproces dat binnen een half jaar uitgevoerd kan worden. De implementatie van de maatregelen zelf kan mogelijk 2-3 jaar in beslag nemen. Draagvlak binnen overheidsorganisatie voor werken met VPL. Voor meer informatie over de ervaringen met de VPL-methodiek: -
VPL de kortste weg naar een betere leefomgeving, CROW publicatie 163; www.crow.nl
- www.senternovem.nl (onder EBIT, en VPL). Voor subsidies: www.minvrom.nl en www.minvenw.nl .
Pagina 17
Maatregelen onderliggend wegennet Regio’s en gemeenten richten zich op het saneren van overschrijdingen van NO2 en fijn stof op het onderliggende wegennet, waarbij de provincie haar verantwoordelijkheid neemt voor de provinciale wegen. Redelijkerwijs te nemen maatregelen De maatregelen in de actieplannen van de provincie en regio’s beogen om de knelpunten op het onderliggend wegennet aan te pakken. Dit zijn overwegend ‘redelijkerwijs te nemen maatregelen’ (groen gearceerd in tabel 1) die gericht zijn op het saneren van de knelpunten < 2 µg/m3. Deze maatregelen zijn gedefinieerd volgens onderstaande criteria: −
technisch goed uitvoerbaar;
−
de effectrichting is niet omstreden;
−
geen bovenmatige financiële opgave
−
verwacht politiek en bestuurlijk draagvlak.
Algemene maatregelen Een aantal van de bovengenoemde redelijkerwijs te nemen maatregelen is geclassificeerd als ‘algemene maatregel verbetering luchtkwaliteit’: ongeacht de aard en omvang van de problematiek kunnen deze maatregelen genomen worden, bij wijze van voorbeeldfunctie. Deze maatregelen zijn in tabel 1 aangeduid met een . Ingrijpende maatregelen Ten slotte zijn in de regionale actieprogramma’s ook maatregelen opgenomen die het schaalniveau van de ‘redelijkerwijs te treffen maatregelen’ overstijgen: ingrijpende infrastructurele aanpassingen, investeringen in hoogwaardig openbaar vervoer en grootschalige niet-wegverkeersgebonden maatregelen, zoals bijvoorbeeld NOx-reductie van energiecentrales. Deze dienen ten dele voor de aanpak van de (zeer) hardnekkige knelpunten (>2 µg/m3).
Pagina 18
Tabel 1
Overzicht lokale en regionale maatregelen actieprogramma’s 2007-2011 Redelijkerwijs te nemen pakket van maatregelen tot 2011
Overzicht maatregelen
NSL Saneringtool cluster
Inhoudelijk cluster maatregel
Generiek regionale maatregelen Reductie volume personenautoverkeer
Verbeteren openbaar vervoer
Aanpassing hoofdweginfrastructuur
Verbetering fietsinfrastructuur
Parkeerbeleid Generiek regionale maatregelen Reductie volume vrachtverkeer
Stimuleren logistieke concepten
Generiek regionale maatregelen
Schoon eigen wagenpark
Schoner openbaar vervoer
Rijstijltraining Schoon wagenpark contractpartners
Investeren in alternatieve brandstoffen Locatiespecifieke maatregelen Doorstroming OWN
Routering Gelijkmatige doorstroming
Herstructurering regionale hoofdwegen Uitbreiding infrastructuur HWN Afsluiting rijstrook Verleggen infrastructuur Parkeren op afstand / Flankparkeren/ P&R transferia Fietsnetwerk Stallingsvoorzieningen Promotie fietsgebruik Invoeren / verhogen parkeertarief
Stadsbox Pakjestram Den Haag Bundelen goederenvervoerstromen
Verduurzaming eigen wagenpark (incl. roetfilters) Cursus HNR Emissie eisen contractpartners Emissie eisen bij aanbesteding werken Terugdringen brandstofgebruik contractpartners Informeren/stimuleren transportbedrijven roetfilters
Schone brandstoffen (aardgas)
(Onderzoek) routering (vracht)verkeer Groene golf
Nieuwe infrastructuur
Communicatie
Brug open, motor af
Milieuzonering
Milieuzone vrachtverkeer Milieuzone personenauto's
Differentiatie parkeertarieven
Algemene Maatregel
HOV (Uitbreiding) OV over water Gratis OV op knelpunten Vervoermanagement Optimalisatie OV Promotie OV-gebruik
Tovergroen Ongelijkvloerse kruising Kruispuntaanpassing Herprofilering wegen LARGAS Ringweg
Aanpassen wegontwerp
Locatiespecifieke maatregelen Milieukarakteristieken OWN
Individuele maatregel
Differentiatie naar milieuklasse
Pagina 19
Locatiespecifieke maatregelen Doorstroming HWN
Verbetering verkeersafwikkeling
Wegsignalering knooppunten HWN/OWN Dynamische snelheidsregulering Toeritdosering Beperken aantal auto's op knelpunten
Locatiespecifieke maatregelen Maximumsnelheden
Locatiespecifieke maatregelen Overdrachtsmaatregelen OWN / HWN
Locatiespecifieke maatregelen Reductie nietverkeersgebonden concentraties
Maximumsnelheden OWN Maximumsnelheden HWN
Afscherming
Beperking maximumsnelheid OWN Beperking maximumsnelheid HWN
Groene maatregelen Nat reinigen wegdek
(Onderzoek) afzuiging/afscherming tunnelmond Schermen Fijn stofzuigen tunnels Overkappen Proefproject titanium O2 Beplanting / groene gevels Nat reinigen
Scheepvaart: walstroom binnenvaart
Haalbh.onderzoek en/of pilot walstroom binnenvaart/zeevaart
Scheepvaart: demoprojecten Scheepvaart: infrastructuur Spoorweg demoprojecten Bedrijven: vergunningverlening Bedrijven: stimulering emissiebeperking
Huishoudens: communicatie en voorlichting
Huishoudens: warmtebedrijf Huishoudens: energiescan wijken Landbouw: emissiereductie NH3 veehouderijen Landbouw: beperking stofemissie Ruimtelijke ordening Innovatie algemeen
Diverse onderzoeken Nieuwe waterwegverbinding Diverse onderzoeken Aanscherping vergunningeisen Subsidiëring emissiebeperkende maatregelen Klimaatbeleid bedrijven Bevorderen modal shift
Campagne voor inwoners t.a.v. luchtkwaliteit en gedrag Duurzaam bouwen Aanpak Piekdagen Uitvoering aansluiting huishoudens op restwarmte Energiescan nieuwe wijken
Onderzoek nageschakelde technieken Onderzoek maatregelen VPL / Structureel inbedden lukwa als onderdeel RO-proces Amoveren woningen, voorzieningen etc. Proeftuin nieuwe technologieën
Pagina 20
Commissie Groen, Ruimtelijke Ordening en Milieu vergadering 19 april 2007 Agendapunt 5 Onderwerp: Stand van zaken dossier Luchtkwaliteit Toelichting Bijgevoegd treft u aan een aantal bijlagen. Het betreft; 1. een overzicht van de laatste stand van zaken omtrent regel- en wetgeving betreffende de luchtkwaliteit; en 2. enkele tientallen A4tjes met aansprekende en inspirerende projecten luchtkwaliteit. Deze A4tjes zullen op korte termijn door de provincie Zuid-Holland worden gebundeld in 1 rapportage over luchtkwaliteit in Zuid-Holland. Dit document zal u tezijnertijd worden toegezonden. Gevraagd: 1. kennisnemen van de notitie met de laatste stand van zaken wet- en regelgeving luchtkwaliteit; 2. bespreken van het overzicht van aansprekende en inspirerende projecten luchtkwaliteit.
Pagina 1
Bijlage 1 Stand van zaken wet- en regelgeving luchtkwaliteit Wetsvoorstel Luchtkwaliteit goedgekeurd Op 24 oktober 2006 heeft de Tweede kamer het wetsontwerp Luchtkwaliteit goedgekeurd. Alleen GroenLinks was tegen. Een groot succes voor Van Geel. Onduidelijk is wanneer de Eerste Kamer het wetsontwerp behandelt en goedkeurt, maar volgens VROM gaat dit ‘snel’ gebeuren zodat de wet met bijbehorende uitvoeringsregelgeving medio 2007 in werking kan treden. Op het moment dat de wet van kracht wordt, vervalt het Besluit Luchtkwaliteit. Consequenties De wet bevat twee belangrijke onderdelen: 1. Introductie van het begrip ‘in betekenende mate’. 2. Geen individuele projecttoetsing maar toetsing aan een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Ad 1: ‘in betekenende mate’ Ruimtelijke projecten met een beperkte invloed op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden. De grens is gesteld op 3% van het jaargemiddelde van de betreffende norm. Voor NO2 (stikstofoxide) en PM10 (fijn stof) is dat (3% van 40µg/m3=) 1,2µg/m3. Voor verschillende typen projecten worden zo mogelijk vuistregels ontwikkeld: voor woningbouwprojecten minder dan (netto) 2000 woningen, voor kantoren minder dan 40.000 m2 bvo, etc. Projecten die boven deze getallen uitkomen zijn de zogenaamde ‘in betekenende mate’ projecten. Er zijn op dit moment nog geen definitieve grenzen (getallen) vastgesteld, uiteindelijk worden deze grenzen vastgelegd in een AMvB. De AmvB ligt momenteel voor advisering bij de Raad van State. Uitgangspunt van VROM is dat deze bepaling van kracht wordt zodra de Wet van kracht wordt, ook al is er nog geen NSL. VROM erkent echter dat onzeker is of dit in het advies van de Raad van State overeind blijft. Indien de bepaling wel overeind blijft, betekent dit dat ‘niet in betekenende mate’-projecten niet meer getoetst hoeven te worden aan normen in de Wet luchtkwaliteit Ad 2: Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) In de loop van 2007 wordt het NSL vastgesteld. Dit kan pas nadat Europa uitstel heeft verleend voor het tijdstip waarop de grenswaarden gehaald moeten zijn. Op dit moment is onbekend wanneer dit het geval is, maar e.e.a. gaat nog wel een half jaar duren. Het NSL kent twee doelstellingen: salderen (negatieve effecten van ruimtelijke projecten moeten gecompenseerd worden) en saneren (uiteindelijk moeten overal de grenswaarden worden gehaald). Ondertekenaars van dit NSL zijn alle relevante overheden, dus ook de stadsregio Rotterdam en de regiogemeenten. Vanaf nu zijn er dus drie mogelijkheden voor wat betreft de luchtregelgeving rondom projecten: 1. Plan gaat komende paar maanden in procedure → Besluit Luchtkwaliteit. 2. Plan gaat ergens in 2007 in procedure als de Wet door de Eerste Kamer is goedgekeurd → Wet luchtkwaliteit. 3. Plan gaat ergens in 2007 in procedure als NSL is ondertekend → Wet luchtkwaliteit én NSL. Mogelijke consequenties voor projecten in relatie tot maatregelen die in het Regionaal Actie Programma luchtkwalitiet (RAP, vastgesteld onder de vlag van ROM-Rijnmond) zijn opgenomen; Afhankelijk van het moment waarop een plan in procedure komt, gelden de onderstaande mogelijkheden bij ruimtelijke projecten: Plan onder BLK Het plan moet aantonen dat het de luchtkwaliteit niet verslechtert: • Het plan heeft een verwaarloosbaar effect op de luchtkwaliteit. • Er worden met het plan samenhangende maatregelen getroffen om negatieve effecten tegen te gaan. Dit is bijvoorbeeld bij het bestemmingsplan voor MV2 aan de orde. • Als het plan minder dan 1,2µg/m3 bijdraagt, vindt er Plan onder Wet, geen NSL geen toetsing plaats aan luchtkwaliteit. • Er worden met het plan samenhangende maatregelen getroffen om het effect kleiner te laten zijn dan 1,2µg/m3. Project wordt niet getoetst aan luchtkwaliteit. Pagina 2
• Plan onder Wet én NSL
• •
• • •
Indien het effect groter is dan 1,2µg/m3: project wordt getoetst aan normen van de Wet luchtkwaliteit Als het plan minder dan 1,2µg/m3 bijdraagt, vindt geen toetsing plaats aan luchtkwaliteit. Er worden met het plan samenhangende maatregelen getroffen om het effect kleiner te laten zijn dan 1,2µg/m3. Project wordt niet getoetst aan luchtkwaliteit. Indien het effect groter is dan 1,2µg/m3: past het project in het NSL? Indien effect kleiner is: dan wordt het project getoetst aan de normen, conform methode Blk/derde bolletje hierboven. NSL: door het treffen van (nationale) maatregelen wordt het negatieve effect van alle grote projecten gesaldeerd. Oftewel, alle grote projecten gezamenlijk leiden niet tot extra vervuiling. NB: de grenswaarden moeten nog wel steeds gehaald worden.
Projecten uit het RAP, maar ook andere (gemeentelijke) ruimtelijke projecten, kunnen dus op verschillende manieren worden gebruikt: 1. Het kan bij projecten nodig zijn om projectgebonden maatregelen te nemen. Bijvoorbeeld een geluidsscherm bij een wegproject. Deze projectgebonden maatregelen kunnen ook maatregelen uit het RAP zijn. 2. Op het moment dat het NSL in werking is getreden, wordt het saneren cruciaal1[1]. Samen met rijksmaatregelen moet het RAP er voor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald Bij de jaarlijkse actualisatie van het RAP wordt hier rekening mee gehouden: welke (nieuwe) maatregelen zijn nodig om ruimtelijke projecten mogelijk te maken. Laatste ontwikkelingen Europa is bezig met een nieuwe richtlijn. Hierin wordt de mogelijkheid voor uitstel van de normen geregeld, een andere meetafstand en nog een aantal zaken. Die wijzigingen geven ‘verlichting’. Derogatie (uitstel normen) gaat VROM via de EU proberen te regelen. Daartoe stelt de Ministerraad in april/mei een ‘Beleidsvoornemen NSL’ vast en stuurt dit naar Brussel om zodoende de derogatietijd zo kort mogelijk te houden. De derogatieprocedure kan pas officieel in gang worden gezet op het moment dat die mogelijkheid er is. VROM gaat dan het definitieve NSL opsturen. Gedachte van VROM is dat de procedure verkort wordt door het alvast opsturen van het beleidsvoornemen in april/mei. De Nederlandse systematiek van salderen en saneren is een geheel eigen aangelegenheid. Nederland heeft dit zelf ontworpen vanwege het feit dat de koppeling met RO-procedures in de Nederlandse wetgeving zijn opgenomen. Andere landen doen dat niet. Het maakt Europa niet uit wat wij op nationaal niveau regelen met salderen, Besluit luchtkwaliteit, NSL of wat dan ook, als we maar op tijd de normen halen. Rondom het saneren (ontwikkelen saneringstool) is het laatste woord nog niet gesproken. Bedoeling was dit instrument de basis te laten zijn voor het in beeld brengen van de knelpunten zodat in het NSL de juiste maatregelen worden opgenomen om de normen te halen. Het ziet er op dit moment naar uit dat dit instrument niet de gewenste kwaliteit zal hebben. Gevaar is dus dat daarmee de basis voor het NSL ontbreekt, waarmee ook de derogatieprocedure opschuift. Deze discussie en mogelijke oplossingsrichtingen worden sinds december 2006 periodiek besproken in zogenaamd big 5 verband (PZH, Haaglanden, Den Haag, stadsregio Rotterdam en Rotterdam) zowel ambtelijk als bestuurlijk. Onze regionale exercitie van 2006 (Knelpuntenkaart luchtkwaliteit RR2020, als gedelegeerd opdrachtgever namens ROM-Rijnmond) is in overleg met het BOR van december 2006 aangehouden, omdat toen nog sprake was van het gereedkomen van de VROM saneringstool in december/januari. De input voor de saneringstool en de Knelpuntenkaart was namelijk verschillend (scenario, bronnen e.d). Omdat de functie van de saneringstool ter discussie komt, wordt op korte termijn in overleg met Rotterdam en de overige ROMpartners bepaald hoe in aanloop naar het NSL met de Knelpuntenkaart moet worden omgegaan. 1[1]
Het salderen gaat lukken met alle nationale maatregelen Pagina 3
Bijlage 2 Overzicht aansprekende en inspirerende algemene maatregelen luchtkwaliteit Algemene maatregelen zijn maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit die gemeenten, regio’s en provincie kunnen treffen, ongeacht de aard en omvang van de luchtkwaliteitproblematiek. Algemene maatregelen hebben de volgende kenmerken: −
snel in te voeren;
−
vergen beperkte kosten;
−
kunnen in beginsel door alle betrokken overheden getroffen worden en
−
fungeren als signaalfunctie naar andere betrokken partijen (burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties) dat de overheid haar eigen huis op orde heeft.
De algemene maatregelen verbetering luchtkwaliteit zijn vanuit de provincie Zuid-Holland adviserend aan de regio’s binnen het NSL-gebied Zuid-Holland, afhankelijk van de omvang van de saneringopgave in de betreffende regio’s. De provincie Zuid-Holland heeft dit document laten opstellen ter inspiratie van de bestuurlijke regio's en grote steden in Zuid-Holland bij het benoemen van algemene maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. De maatregelen zullen worden betrokken bij de verdeling van NSL-gelden in Zuid-Holland.
Om welke maatregelen gaat het? In de NSL-schets voor Zuid-Holland (december 2006, deelrapport C) is een lijst maatregelen opgenomen die regio’s, gemeenten en provincie kunnen nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Deze lijst is tot stand gekomen op basis van de actieplannen van en in samenspraak met de betrokken Zuidvleugelpartners: : -
Vervoermanagement
-
Schoon eigen wagenpark
-
Emissie eisen contractpartners
-
Emissie eisen bij aanbesteding werken
-
Terugdringen brandstofgebruik contractpartners
-
Informeren/stimuleren transportbedrijven roetfilters
-
Groene golf
-
Campagne voor inwoners t.a.v. luchtkwaliteit en gedrag
-
Duurzaam bouwen
-
Structureel inbedden lukwa als onderdeel RO-proces
Pagina 4
Bij nadere beschouwing zijn – gelet op de gehanteerde definities – nog enkele maatregelen aan de lijst van algemene maatregelen toegevoegd: -
Cursus Het Nieuwe Rijden: dit ligt in het verlengde van de maatregel ‘schoon eigen wagenpark’;
-
Aanleggen aardgasvulstation: dit ligt ook in het verlengde van de maatregel ‘schoon eigen wagenpark’
-
Tovergroen / Odysa: net als de binnenstedelijke Groene Golf is dit een doorstromingsbevorderende maatregel door VRI’s optimaal af te stellen;
-
Energiescan nieuwe wijken: dit kan een specifieke invulling zijn van de maatregel ‘Duurzaam Bouwen’
-
Brug open, motor af: dit is een specifieke invulling van de maatregel ‘Campagne voor inwoners t.a.v. luchtkwaliteit en gedrag’.
Fact sheets algemene maatregelen verbetering luchtkwaliteit In dit hoofdstuk worden de algemene maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit nader ingevuld. Waar sprake is van een grote inhoudelijke overlap, zijn maatregelen eerst samengevoegd. Vervolgens is per maatregel is een ‘basisinvulling’ gemaakt in de vorm van een fact sheet met een uniforme opbouw. Deze fact sheets zijn onderstaand opgenomen. Voor de invulling van de fact sheets is geen nieuw onderzoek uitgevoerd, maar is gebruik gemaakt van de volgende publicaties: •
CROW, Kosten van een schonere lucht, publicatie 218d, 2006
•
CE, Analyse effectiviteit maatregelen PAL Zuid-Holland, 2007
•
CE, Lucht in Leiden, 2006
•
CE, Op weg naar schone lucht (Plan van Aanpak luchtkwaliteit Zuidvleugel), 2006
De specifieke invulling van de betreffende maatregelen is maatwerk. In overleg met de regio’s die aan de slag willen met deze maatregelen zal daarom een nadere detaillering nodig zijn om ze te laten aansluiten op de lokale / regionale situatie.
Pagina 5
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Vervoermanagement Vervoermanagement is het stimuleren van werknemers om voor het woon-werk en zakelijk verkeer een ander vervoermiddel te gebruiken dan de eigen auto. Vervoermanagement is gericht op twee groepen: a) eigen medewerkers. Dit heeft betrekking op arbeidsvoorwaarden en/of investeringen in fysieke voorzieningen (fiets, carpool etc.); b) medewerkers van bedrijven en instellingen. Via de Verruimde Reikwijdte van de Wet Milieubeheer kunnen bedrijven gestimuleerd worden om vervoermanagement toe te passen. Een vervoerplan is hier een concrete uitwerking van. Ad a) Sterk afhankelijk van uitgangssituatie. Een vingeroefening voor de provincie Zuid-Holland (ca. 2200 medewerkers) gaf een bescheiden reductie van NOx (circa 360 kilo) en PM10 (ca. 20 kilo) per jaar te zien. Ad b) Het maken van een vervoerplan als zodanig heeft alleen een bewustwordingseffect bij bedrijven. Pas als de voorzieningen zoals voorzien in het vervoerplan worden uitgevoerd, kunnen daadwerkelijke effecten optreden. Deze effecten zullen overigens overwegend beperkt van omvang zijn, gegeven de aard van de maatregelen. Ad a) De kosten hebben betrekking op eventuele fysieke voorzieningen en fte’s voor voorbereiding en implementatie. Een fte wordt geraamd op € 50.000,-. Indien het realiseren van vervoermanagement regulier beleid is, hoeven geen extra fte’s begroot te worden. Ad b) De kosten van het (laten) opstellen van een vervoerplan bedragen maximaal € 40.000,-. Daarnaast zijn er kosten voor de overheid in de vorm van fte’s die gemoeid zijn met stimulering of extra aandacht bij de vergunningverlening. Gemeente, regio, provincie (a en b) / bedrijven (b). Kan per direct. Wellicht aanpassing personeelsbeleid / arbeidsvoorwaarden. Voor meer informatie zie www.infomil.nl .
Pagina 6
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Schoon eigen wagenpark Vervangen van het eigen wagenpark van provincie en gemeenten door voertuigen met gunstiger emissiekarakteristieken. Dit kunnen voertuigen zijn op basis van schonere brandstoffen (bijvoorbeeld biobrandstof/aardgas), met een andere aandrijving (elektrisch, gas, hybride) of door het plaatsen van een roetfilter. Een schoner gemeentelijk wagenpark zet in op een lagere gemiddelde emissie per voertuigtype. Het aantal voertuigen wijzigt niet, maar de gemiddelde emissie per voertuigtype zorgt voor een lagere verbrandingsemissie NOx en PM10. Het effect op concentraties is beperkt vanwege het relatief geringe aantal gemeentelijke / provinciale voertuigen op het wegennet. Bij zwaardere en grotere voertuigen zoals vuilophaaldiensten en veegwagens kan relatief meer winst geboekt worden, omdat deze voertuigen, net als andere vrachtauto’s, aanzienlijk meer uitstoot produceren dan personenauto’s. De totale emissiereductie is afhankelijk van de aard van de gekozen techniek en de omvang en samenstelling van het voertuigpark. Ter oriëntatie volgt onderstaand de gemiddelde besparing per voertuig ten opzichte van de huidige situatie (2007) voor twee maatregelvormen: •
Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Roetfilter: 0% (NOx), 90% (PM10)
• Aardgas: 40% (NOx), 25% (PM10) In CROW-publicatie 218d is een uitgebreid overzicht opgenomen van de kosten (investering, exploitatie en onderhoud) per type voertuig per techniek. Vanuit de rijksoverheid wordt subsidie verstrekt op de meerkosten van roetfilters voor dieselvoertuigen (personenauto’s, bestelauto’s, vrachtauto’s en OV-bussen). Gemeente / provincie en rijksoverheid (subsidie roetfilters). Kan per direct. Inpassen in respectievelijk wijzigen van het reguliere vervangingsschema van de gemeentelijke / provinciale voertuigen. Voor subsidievoorwaarden rijksoverheid m.b.t. roetfilters: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=20474#36 (dossier roetfilters).
Pagina 7
Maatregel Nadere omschrijving Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Training ‘Het Nieuwe Rijden’ Aanbieden van de training ‘Het Nieuwe Rijden’ aan chauffeurs in overheidsdienst. ‘Het nieuwe rijden’ zet in op aangepast verkeersgedrag (= rijgedrag) van de weggebruiker, met als motivatie het terugdringen van het brandstofgebruik. Dit heeft naast het brandstofgebruik ook een positief – rechtevenredig verondersteld effect op de gemiddelde emissie per voertuig van NOx en PM10. Het effect op concentraties is beperkt vanwege het relatief geringe aantal gemeentelijke / provinciale voertuigen op het wegennet. Een ander positief neveneffect is dat ook minder schade wordt gereden. De ervaring met HNR wijst uit dat gemiddeld genomen het brandstofverbruik met 10-20% teruggedrongen worden, afhankelijk van het huidige rijgedrag en de mate van naleving. Het emissiereducerend effect is gesteld op 10% ten opzichte van de uitgangssituatie. Een cursus kost 125 tot 250 euro (excl. BTW) per persoon; prijs is afhankelijk van aantal personen aan wie de cursus gegeven wordt. Daarnaast zijn er kostenbesparingen als gevolg van een lager brandstofgebruik en een lagere schadefrequentie. Gemeente / provincie. Kan per direct. Mogelijk inpassen in algemeen opleidingstraject personeel. Er zijn verschillende aanbieders van de cursus 'Het Nieuwe Rijden'. Zie verder www.senternovem.nl.
Pagina 8
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Emissie eisen contractpartners Stimuleren van de inzet van schone voertuigtechnieken bij contractpartners van overheden door het opnemen van emissie-eisen in de concessieverlening voor OV-bedrijven, reinigingsdiensten en/of taxibedrijven. De eisen hebben betrekking op een doel, bijvoorbeeld het voldoen aan Europese emissie-eisen voor mobiele bronnen zoals Euro-5, of op een techniek, bijvoorbeeld de inzet van roetfilters of aardgas. In termen van emissiereductie is dit een zeer substantiële maatregel. In het geval van de provincie Zuid-Holland is circa 245 ton NOx en 7 ton PM10 reductie per jaar te verwachten bij de invoering van Euro5 als emissienorm in de OV-concessieverlening. In termen van concentratiereductie heeft deze maatregel met name veel potentie bij knelpunten waar OV busverkeer een relatief groot aandeel inneemt van het totale hoeveelheid verkeer en de gemeten concentraties. Ten aanzien van de effecten op concentraties zijn de volgende resultaten berekend voor omschakeling van OV-bussen op aardgas aan de hand van het CAR-model in straten met grote aantallen bussen in Leiden, Gouda en Alphen a/d Rijn: NOx Minimum 0,4 µg/m3
Basisvariant (diesel Euro 3) versus variant CNG Bron: Goudappel Coffeng, 2007 Kosten
Maximum 1,6 µg/m3
PM10 Minimum 0,1 µg/m3
Maximum 0,4 µg/m3
De uiteindelijke kosten van een aangepast wagenpark hangen af van de eisen in de concessieverlening en het gekozen investeringsscenario. Het uitvoeren van een wagenparkscan op basis van het instrument MES (MilieuEfficiencyScan) van SenterNovem kan inzicht verschaffen in de huidige milieuprestaties van het huidige park, en brengt de effecten en kosten in beeld van investeringen in alternatieven om die milieuprestatie te verbeteren. Een dergelijke wagenparkscan kost, afhankelijk van het aantal door te rekenen scenario’s, € 5.000,- à € 12.500,-. In CROW-publicatie 218d is een uitgebreid overzicht opgenomen van de kosten (investering, exploitatie en onderhoud) per type voertuig per techniek.
Kostendragers
Invoeringstermijn
Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Door de rijksoverheid wordt subsidie verstrekt op de meerkosten van roetfilters voor dieselvoertuigen (personenauto’s, bestelauto’s, vrachtauto’s en OV-bussen). De kosten van het schoner maken van het gecontracteerde voertuigpark minus een eventuele rijkssubsidie op roetfilters komen primair voor rekening van de concessiehouder. Deze kosten zullen echter waarschijnlijk – in tweede instantie – in rekening gebracht worden aan de concessieverlener (gemeente / regio / provincie) in de gevraagde vergoeding. Op een ‘natuurlijke’ wijze gekoppeld aan concessietermijnen. Ingrijpen in lopende concessies is in beginsel mogelijk, maar is juridisch gecompliceerd en kan aanmerkelijke kosten met zich meebrengen. Inpassen in aanbestedingsregels overheidsorganisatie. Voor meer informatie over groen aanbesteden, zie ook www.senternovem.nl. Hier vind u een handreiking voor Duurzaam inkopen en aanbesteden (2005). Voor subsidievoorwaarden rijksoverheid m.b.t. roetfilters: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=20474#36 (dossier roetfilters). Pagina 9
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten
Kostendragers
Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Emissie eisen bij aanbesteding werken Stimuleren van de inzet van schonere mobiele werktuigen door het stellen van emissie-eisen in de aanbestedingsprocedures bij bouwwerken. Er zijn (nog) geen vergelijkbare Europese emissienormen voor mobiele werktuigen zoals voor wegvoertuigen. De emissie-eisen bij aanbesteding zullen dus voorlopig alleen betrekking hebben op de inzet van een middel of techniek, met name de inzet van roetfilters op dieselaangedreven werktuigen of aggregaten. Er zijn veel verschillende mobiele werktuigen, die sterk uiteenlopen in vermogen, toepassingen en mogelijkheden om hun uitstoot te verminderen. Een voorlopige schatting van het gemiddelde effect van een ‘actieve regeneratiefilter’ bij mobiele werktuigen is een emissiereductie van PM10 met 60% per werktuig. Een berekening voor de provincie Zuid-Holland als aanbesteder van werken (5% van het totaal in Zuid-Holland) leidde tot een verwachte besparing van 15 ton PM10 per jaar. Indien alle overige overheden in ZuidHolland ook een dergelijke eis stellen, is het emissiereducerend effect nog substantiëler. De kosten van een actieve regeneratiefilter liggen waarschijnlijk in de range tussen € 2500 - € 10.000, afhankelijk van het motorvermogen van het werktuig. Deze range is vergelijkbaar met die voor dieselvrachtauto’s. Er is geen subsidieregeling van de rijksoverheid voor mobiele werktuigen. VROM zal hier mogelijk wel in gaan voorzien. De kosten van het schoner maken van mobiele werktuigen zijn primair voor de betreffende aannemer. Deze kosten kunnen– in tweede instantie – in rekening gebracht worden aan de opdrachtgever (gemeente / regio / provincie) in de gevraagde prijs voor het aanbestede werk. De mate waarin deze meerkosten zullen worden doorberekend zal afhankelijk zijn van de feitelijke marktsituatie (concurrentie tussen aanbieders en het aantal aanbestedende partijen dat vergelijkbare emissie-eisen stelt). Kan per direct. Inpassen in aanbestedingsregels overheidsorganisatie. Voor meer informatie over groen aanbesteden, zie ook www.senternovem.nl. Hier vind u een handreiking voor Duurzaam inkopen en aanbesteden (2005).
Pagina 10
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten Kostendragers
Transportmanagement goederenvervoer In het kader van de Verruimde Reikwijdte van de Wet Milieubeheer kan de overheid eisen stellen aan het goederenvervoer van bedrijven. Concreet kunnen logistieke concepten in de goederentransportsector gestimuleerd worden die transportbesparing en daarmee besparing van brandstof en emissies tot gevolg hebben. Daarnaast kunnen overheden in dit verband nadrukkelijk de mogelijkheden van directe emissiebesparing onder de aandacht van transportbedrijven brengen, bijvoorbeeld door het plaatsen van roetfilters. Verondersteld is dat een actieve gezamenlijke Wm-aanpak Verruimde Reikwijdte door provincie en gemeenten binnen ZuidHolland 1% van het aantal vrachtautokilometers kan reduceren. Dit leidt dan vervolgens tot een jaarlijkse reductie van NOx (circa 15 ton) en PM10 (circa 0,5 ton). De kosten zijn afhankelijk van de uiteindelijk te nemen maatregelen. De kosten komen in principe voor rekening van het bedrijfsleven die besparingsmaatregelen doorvoert. Het Ministerie van V&W stimuleert via het programma Transportbesparing efficiëntere logistieke concepten. Voor haalbaarheidsstudies draagt het ministerie 25%, voor demonstratieprojecten 75% bij.
Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Door de rijksoverheid wordt verder subsidie verstrekt op de meerkosten van roetfilters voor dieselvoertuigen (personenauto’s, bestelauto’s, vrachtauto’s en OV-bussen). Kan per direct. -Subsidieregeling Transportbesparing (www.transportbesparing.nl of www.senternovem.nl ). Voor subsidievoorwaarden rijksoverheid m.b.t. roetfilters: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=20474#36 (dossier roetfilters).
Pagina 11
Maatregel Nadere omschrijving
Realiseren van aardgasvulstations Faciliteren / aanjagen van het gebruik van aardgas als motorbrandstof. Om inzet van aardgasvoertuigen mogelijk te maken is de nabijheid van een aardgasvulstation een voorwaarde.
Verwacht effect op luchtkwaliteit
−
Minimaal aantal voertuigen per aardgasvulpunt om het vulpunt commercieel te kunnen exploiteren: 250 (ondergrens).
−
Verondersteld
is
dat
het
(overwegend)
bestuurders
van
voormalige dieselvoertuigen zijn die overstappen op aardgas, waarvan 80% personenauto’s en 20% bestelauto’s. −
Gemiddelde besparing per voertuig 7,5 kilo NOx en 0,5 kilo PM10.
−
Besparing per vulpunt: ten minste 1880 kilo NOx en 130 kilo PM10.
Het effect op concentraties is afhankelijk van zowel het aantal en soort voertuigen dat overgaat op aardgas, het gebruik en de routekeuze. Ter illustratie is in onderstaande tabel voor de jaren 2010 en 2015/2020 een indicatie gegeven van het effect indien sprake is van een grootschalige inzet van aardgas. In het voorbeeld houdt dit in dat aardgas wordt gebruikt door alle OV-bussen, de regio, mini- en belbussen, taxi’s en 5% van het overig voertuigpark (personenauto’s, bestelauto’s en vrachtauto’s). 2010
NOx Minimum 1 µ/m3
2010: Basisvariant versus CNG 2015/2020: 0,5 µ/m3 basisvariant versus CNG Bron: CE, 2007
Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden
Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Maximum 3-4 µ/m3
PM10 Minimum 0,2 µ/m3
Maximum 1 µ/m3
2 µ/m3
0,1 µ/m3
0,5 µ/m3
Het effect in 2015/2020 is beperkter vooral vanwege een kleiner verschil in emissiefactoren tussen aardgasvoertuigen en het gemiddelde voertuigpark in de betreffende jaren. Er zijn twee opties: 1) Het tankstation wordt gerealiseerd en beheerd door een commerciële partij, waarbij de kosten doorgerekend worden in de aardgasprijs. Afhankelijk van de grootte van het wagenpark zal deze prijs tussen 0,40 en 0,50 cent per m3 bedragen. 2) Het tankstation wordt in eigen beheer gerealiseerd. De kosten van het aardgasvulstation zijn dan afhankelijk van verschillende factoren, zoals type tankinstallatie (slow-fill versus fast fill), gewenste back-up capaciteit et cetera. De investering voor een vulstation bedraagt tussen € 200.000 en € 800.000. Naast de initiële investering zal ook het onderhoud van het station kosten met zich meebrengen. Zie CROW-publicatie 218d voor een verdere toelichting. Gemeente / regio / provincie (eventueel in PPS-constructie). 1-2 jaren (besluitvorming, vergunningverlening, realisatie). Deze maatregel fungeert vooral als een randvoorwaarde voor andere maatregelen, met name t.b.v. schoner eigen wagenpark of concessieverlening voor voertuigen die op aardgas rijden (OV, reinigingsdienst etc.). Om een aardgasvulpunt rendabel te maken, is het van belang dat ook lokale bedrijven op aardgas overstappen. Het rijden op aardgas is een interessant alternatief voor dieselvoertuigen die lokaal, in een straal van ca 400 km rondrijden. Het financiële break-evenpoint ligt bij een jaarkilometrage die vergelijkbaar is dan die voor het rijden op diesel. Voor elk wagenpark is de financiële en technische haalbaarheid weer anders. Gemeenten en provincie kunnen daarom overwegen om wagenparkscans aan te bieden aan lokale bedrijven. Een wagenparkscan is een individueel advies dat rekening houdt met de Pagina 12
specifieke omstandigheden van het wagenpark. Aan de wagenparkscan ligt het instrument MES van SenterNovem ten grondslag (Milieu Efficiency Scan). Dit instrument kan verkregen worden via www.platformschonevoertuigen.nl. Meerdere adviesbureaus kunnen in opdracht ook een wagenparkscan uitvoeren. Een dergelijke wagenparkscan kost – afhankelijk van het aantal door te rekenen scenario’s – tussen de € 5.000,- en € 12.500,-. Nijmegen en Den Bosch zijn gemeenten die al concreet met aardgas aan de slag zijn gegaan. Belangstellende gemeenten, regio’s en provincies kunnen hier ook nadere informatie vragen.
Pagina 13
Maatregel Nadere omschrijving
Groene golf / Tovergroen Verbeteren van de doorstroming van het (vracht)autoverkeer door het optimaliseren van verkeersregelinstallaties (VRI). We onderscheiden de volgende situaties: -
Binnen bebouwde kom: realiseren / verbeteren van een groene golf voor alle motorvoertuigen door het optimaliseren van een netwerk van VRI’s op basis van continue metingen van het verkeer. Deze optimalisatie is
gebaseerd
op
zo
min
mogelijk
optrekken
en
afremmen -
Buiten
bebouwde
kom:
uitgangssituatie
is
een
doorgaande weg waarbij voor een kruispunt met een VRI, Tovergroen (of variant Odysa) wordt aangelegd. Tovergroen is een ‘groene golf variant’ met name bedoeld voor vrachtverkeer (en bussen). Hiervoor zijn extra detectielussen nodig op ongeveer 300 meter voor het kruispunt, moet de programmatuur worden aangepast en dient een oplichtend informatiepaneel voor het vrachtverkeer naast de weg op 150 meter te worden geïnstalleerd, waarop de vrachtwagenchauffeur Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten
kan zien dat hij niet hoeft af te remmen. Afhankelijk van de omvang en samenstelling van het verkeer, de gemiddelde rijsnelheid (al dan niet congestie) kunnen emissiereducties van 10-20% op de betreffende wegvakken behaald worden. In termen van concentratie betekent dit een reductie van 2-3 µg/m3 NOx en 1 µg/m3 PM10 op de betreffende wegvakken. -
Groene
golf
binnen
investeringskosten bestaand
netwerk
afhankelijk
van
bebouwde
voor
het
van
aanpassen
kom:
de
van
een
verkeersregelinstallaties
het
aantal
aangesloten
is
VRI’s.
Gemiddeld kan gerekend worden met € 12.500 per VRI voor software aanpassingen en € 60.000 indien ook de regelcentrale vervangen moet worden. -
Tovergroen
buiten
investeringskosten TOVERgroen Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
bebouwde
voor
systeem
in
het één
kom:
aanleggen richting
De
van en
een op
3
kruispunten bedragen circa € 75.000,-. Gemeente / provincie Kan per direct Er moeten geschikte wegvakken zijn, ook rekening houdend met de mate van kruisend verkeer. Voor meer informatie zie onder meer www.crow.nl.
Pagina 14
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Campagne voor inwoners luchtkwaliteit en gedrag Er zijn diverse manieren om te communiceren met inwoners van een gemeente (provincie) over luchtkwaliteit. Daarbij kan het gaan om algemene bewustwording, om doelgroepen aan te zetten mee te werken aan specifieke maatregelen en/of om doelgroepen te informeren over de effecten van specifieke maatregelen. Onderscheiden zijn de volgende communicatie-uitingen: a
communicatieplan maken;
b
bewustwordingscampagne luchtkwaliteit algemeen;
c
bewustwordingscampagne 1 maatregel;
d
gedragscampagne stimulering 1 maatregel;
e actuele informatievoorziening: parkeren en OV. De zelfstandige effecten van communicatiemaatregelen zijn lastig meetbaar, maar naar verwachting zeer gering. Meestal worden deze maatregelen getroffen in relatie tot een of meerdere inhoudelijke (luchtkwaliteit) maatregelen. a) Indien uitbesteed, bedragen de kosten van het maken van een communicatieplan € 20.000,- à € 50.000,-, afhankelijk van de beoogde communicatie-uitingen en het detailniveau waarmee deze beschreven moeten worden. b – e) De kosten zijn sterk afhankelijk van de doelgroep, aard, omvang en intensiteit van de specifieke communicatie uiting. Gemeente / regio / provincie. Kan per direct. Communicatie-uiting vormgeven in relatie tot andere, inhoudelijke luchtkwaliteitmaatregelen. Afhankelijk van de inhoudelijke thema’s (maatregelen) kan eventueel een communicatieadviesbureau worden gecontracteerd voor de verdere uitwerking.
Pagina 15
Maatregel Nadere omschrijving
Duurzaam bouwen Het werkterrein van duurzaam bouwen is erg breed. In de context van luchtkwaliteit ligt de focus op besparing van CO2 en NOx bij nieuwbouwprojecten van woningen. Huishoudens dragen bij aan de verontreiniging van de lucht. De grootste factor is daarbij de verwarming van de woning. HR ketels stoten veel CO2 uit, maar ook NOx. Overheden kunnen centrale warmtevoorziening van nieuwbouwwijken stimuleren, bijvoorbeeld via koppeling met restwarmte van industriële en elektriciteitsproductie en afvalverbranding. Hierdoor ontstaan zowel klimaatvoordelen (het verminderen van de CO2 uitstoot) als verbeteringen van de lokale luchtkwaliteit.
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
De mate van betrokkenheid van de overheid kan variëren van het (laten) uitvoeren van een Energiescan, het sluiten van een Duurzaam Bouwen (DuBo) Convenant met de projectontwikkelaar tot aan het mede investeren in de bedoelde warmtevoorziening, bijvoorbeeld via een Warmtebedrijf. Het individueel verwarmen van woningen met aardgas levert lokaal per huishouden een uitstoot op van 0,5 tot 4 kg stikstofoxiden per jaar. De variatie in besparingspotentieel heeft te maken met het verschil in energieverbruik per huishouden en de gebruikte apparatuur. Uitgaande van een gemiddelde van de bovengenoemde range kan per 1000 nieuwbouwwoningen een jaarlijkse besparing van circa 2 ton NOx behaald worden. Afhankelijk van lokale mogelijkheden en gewenste vorm. De kosten van het uitvoeren van een Energiescan bedragen circa € 10-12.000. Gemeente / provincie / projectontwikkelaar, afhankelijk van gekozen vorm. Varieert van per direct (Energiescan) tot 1-2 jaren (Warmtebedrijf). Relatie met andere activiteiten overheid in kader van duurzaam bouwen en/of energiebesparing in bestaande woningbouw. Voor meer informatie over Duurzaam Bouwen en de verschillende mogelijkheden voor invulling zie http://duurzaambouwen.senternovem.nl/ .
Pagina 16
Maatregel Nadere omschrijving
Verwacht effect op luchtkwaliteit
Kosten
Kostendragers Invoeringstermijn Randvoorwaarden Verdere stappen op weg naar invoering maatregel
Structureel inbedden luchtkwaliteit in RO-proces Door een vroegtijdige en planmatige afstemming tussen ruimtelijke ordenaars, verkeers- en milieukundigen kan in ruimtelijke plannen en verkeers- en vervoerplannen, luchtkwaliteit worden betrokken als criterium bij het ontwerp en de inrichting van infrastructuur en bebouwing. Gebieden worden zo (her)ingericht dat nieuwe bouwplannen en nieuwe functies (wonen, werken et cetera.) op locaties worden ingepland met zo min mogelijk verkeersaantrekkende werking en blootstelling van mensen en ‘gevoelige’ functies. Vervoersprestatie op Locatie (VPL) is een kwantitatieve methode waarmee het ontwerp van een wijk kan worden doorgerekend op duurzame mobiliteit en kwaliteit van de leefomgeving. Het doel is een zodanige (her)inrichting van de ruimte, dat mensen vaker gaan lopen, fietsen of het openbaar vervoer nemen. De methode is gericht op CO2-reductie maar is ook geschikt voor het beperken van luchtvervuilende emissies. Naast de VPL zijn er tal van andere instrumenten waarmee luchtkwaliteit ingebed kan worden in het RO-proces Praktijkervaringen met VPL geven aan dat in bestaande gebieden een reductie van voertuigkilometers respectievelijk energie (snelheden) van 4-11% haalbaar is, en in nieuwbouwgebieden 614%. Dit wordt met name veroorzaakt door een verschuiving van auto naar meer langzaam verkeer. Als gevolg van de reductie van voertuigkilometers respectievelijk energiegebruik is ook sprake van een navenante vermindering van emissies die effect hebben op de luchtkwaliteit. De concentraties zullen plaatselijk licht afnemen. De kosten van het ontwerpen met de VPL-methodiek liggen rond de € 50.000. Hierin zijn de kosten voor het stedenbouwkundig ontwerp zelf en de uitvoering niet begrepen. Er bestaan programma’s waar subsidies kunnen worden aangevraagd voor opstellen van dergelijke plannen (CO2-reductie in Ruimtelijke Ordening en Vervoer programma; BANS). De methode toegepast op nieuwe locaties is kostenneutraal en kan zelfs kostenbesparend zijn, omdat het afbreukrisico van het implementeren van de maatregelen kleiner is. Betreft het de inrichting van bestaand gebied, dan vormt niet de methode, maar de herinrichting extra kosten. Gemeente / provincie / rijksoverheid (subsidies) De VPL-methode is een planproces dat binnen een half jaar uitgevoerd kan worden. De implementatie van de maatregelen zelf kan mogelijk 2-3 jaar in beslag nemen. Draagvlak binnen overheidsorganisatie voor werken met VPL. Voor meer informatie over de ervaringen met de VPL-methodiek: -
VPL de kortste weg naar een betere leefomgeving, CROW publicatie 163; www.crow.nl
- www.senternovem.nl (onder EBIT, en VPL). Voor subsidies: www.minvrom.nl en www.minvenw.nl .
Pagina 17
Maatregelen onderliggend wegennet Regio’s en gemeenten richten zich op het saneren van overschrijdingen van NO2 en fijn stof op het onderliggende wegennet, waarbij de provincie haar verantwoordelijkheid neemt voor de provinciale wegen. Redelijkerwijs te nemen maatregelen De maatregelen in de actieplannen van de provincie en regio’s beogen om de knelpunten op het onderliggend wegennet aan te pakken. Dit zijn overwegend ‘redelijkerwijs te nemen maatregelen’ (groen gearceerd in tabel 1) die gericht zijn op het saneren van de knelpunten < 2 µg/m3. Deze maatregelen zijn gedefinieerd volgens onderstaande criteria: −
technisch goed uitvoerbaar;
−
de effectrichting is niet omstreden;
−
geen bovenmatige financiële opgave
−
verwacht politiek en bestuurlijk draagvlak.
Algemene maatregelen Een aantal van de bovengenoemde redelijkerwijs te nemen maatregelen is geclassificeerd als ‘algemene maatregel verbetering luchtkwaliteit’: ongeacht de aard en omvang van de problematiek kunnen deze maatregelen genomen worden, bij wijze van voorbeeldfunctie. Deze maatregelen zijn in tabel 1 aangeduid met een . Ingrijpende maatregelen Ten slotte zijn in de regionale actieprogramma’s ook maatregelen opgenomen die het schaalniveau van de ‘redelijkerwijs te treffen maatregelen’ overstijgen: ingrijpende infrastructurele aanpassingen, investeringen in hoogwaardig openbaar vervoer en grootschalige niet-wegverkeersgebonden maatregelen, zoals bijvoorbeeld NOx-reductie van energiecentrales. Deze dienen ten dele voor de aanpak van de (zeer) hardnekkige knelpunten (>2 µg/m3).
Pagina 18
Tabel 1
Overzicht lokale en regionale maatregelen actieprogramma’s 2007-2011 Redelijkerwijs te nemen pakket van maatregelen tot 2011
Overzicht maatregelen
NSL Saneringtool cluster
Inhoudelijk cluster maatregel
Generiek regionale maatregelen Reductie volume personenautoverkeer
Verbeteren openbaar vervoer
Aanpassing hoofdweginfrastructuur
Verbetering fietsinfrastructuur
Parkeerbeleid Generiek regionale maatregelen Reductie volume vrachtverkeer
Stimuleren logistieke concepten
Generiek regionale maatregelen
Schoon eigen wagenpark
Schoner openbaar vervoer
Rijstijltraining Schoon wagenpark contractpartners
Investeren in alternatieve brandstoffen Locatiespecifieke maatregelen Doorstroming OWN
Routering Gelijkmatige doorstroming
Herstructurering regionale hoofdwegen Uitbreiding infrastructuur HWN Afsluiting rijstrook Verleggen infrastructuur Parkeren op afstand / Flankparkeren/ P&R transferia Fietsnetwerk Stallingsvoorzieningen Promotie fietsgebruik Invoeren / verhogen parkeertarief
Stadsbox Pakjestram Den Haag Bundelen goederenvervoerstromen
Verduurzaming eigen wagenpark (incl. roetfilters) Cursus HNR Emissie eisen contractpartners Emissie eisen bij aanbesteding werken Terugdringen brandstofgebruik contractpartners Informeren/stimuleren transportbedrijven roetfilters
Schone brandstoffen (aardgas)
(Onderzoek) routering (vracht)verkeer Groene golf
Nieuwe infrastructuur
Communicatie
Brug open, motor af
Milieuzonering
Milieuzone vrachtverkeer Milieuzone personenauto's
Differentiatie parkeertarieven
Algemene Maatregel
HOV (Uitbreiding) OV over water Gratis OV op knelpunten Vervoermanagement Optimalisatie OV Promotie OV-gebruik
Tovergroen Ongelijkvloerse kruising Kruispuntaanpassing Herprofilering wegen LARGAS Ringweg
Aanpassen wegontwerp
Locatiespecifieke maatregelen Milieukarakteristieken OWN
Individuele maatregel
Differentiatie naar milieuklasse
Pagina 19
Locatiespecifieke maatregelen Doorstroming HWN
Verbetering verkeersafwikkeling
Wegsignalering knooppunten HWN/OWN Dynamische snelheidsregulering Toeritdosering Beperken aantal auto's op knelpunten
Locatiespecifieke maatregelen Maximumsnelheden
Locatiespecifieke maatregelen Overdrachtsmaatregelen OWN / HWN
Locatiespecifieke maatregelen Reductie nietverkeersgebonden concentraties
Maximumsnelheden OWN Maximumsnelheden HWN
Afscherming
Beperking maximumsnelheid OWN Beperking maximumsnelheid HWN
Groene maatregelen Nat reinigen wegdek
(Onderzoek) afzuiging/afscherming tunnelmond Schermen Fijn stofzuigen tunnels Overkappen Proefproject titanium O2 Beplanting / groene gevels Nat reinigen
Scheepvaart: walstroom binnenvaart
Haalbh.onderzoek en/of pilot walstroom binnenvaart/zeevaart
Scheepvaart: demoprojecten Scheepvaart: infrastructuur Spoorweg demoprojecten Bedrijven: vergunningverlening Bedrijven: stimulering emissiebeperking
Huishoudens: communicatie en voorlichting
Huishoudens: warmtebedrijf Huishoudens: energiescan wijken Landbouw: emissiereductie NH3 veehouderijen Landbouw: beperking stofemissie Ruimtelijke ordening Innovatie algemeen
Diverse onderzoeken Nieuwe waterwegverbinding Diverse onderzoeken Aanscherping vergunningeisen Subsidiëring emissiebeperkende maatregelen Klimaatbeleid bedrijven Bevorderen modal shift
Campagne voor inwoners t.a.v. luchtkwaliteit en gedrag Duurzaam bouwen Aanpak Piekdagen Uitvoering aansluiting huishoudens op restwarmte Energiescan nieuwe wijken
Onderzoek nageschakelde technieken Onderzoek maatregelen VPL / Structureel inbedden lukwa als onderdeel RO-proces Amoveren woningen, voorzieningen etc. Proeftuin nieuwe technologieën
Pagina 20
Commissie Groen, Ruimtelijke Ordening en Milieu vergadering 19 april 2007 Agendapunt 6 Onderwerp: Activiteitenprogramma natuur- en milieueducatie Stichting Milieu Dichterbij. Toelichting: De stichting Milieu Dichterbij (SMD) is in de regio actief op het gebied van natuur- en milieueducatie (NME). SMD voert in diverse gemeenten in de regio projecten uit op scholen en voor groepen burgers op het gebied van afvalpreventie, energiebesparing, luchtkwaliteit, gezondheid en duurzaamheid in de regio. Omdat de provincie Zuid-Holland zijn structurele financiële bijdrage aan de SMD per 1 januari 2007 heeft beëindigd, heeft de SMD het dagelijks bestuur van de stadsregio gevraagd naar structurele financieringsmogelijkheden. Verder heeft de SMD gevraagd of de stadsregio de ontwikkeling van een regionale organisatie voor natuur- en milieueducatie zou willen bevorderen. Beide verzoeken zijn door het dagelijks bestuur in zijn vergadering van 28 februari 2007 afgewezen. De stadsregio heeft binnen haar beperkte milieubudget geen mogelijkheden om de SMD structureel te financieren. Daarnaast is de organisatie van natuur- en milieueducatie een verantwoordelijkheid van de regiogemeenten. De wens voor een regionaal milieucentrum zou dan ook vanuit de lokale gemeenten moeten komen. Wel heeft het dagelijks bestuur de SMD de gelegenheid geboden in de vergadering van de commissie Groen, Ruimtelijke Ordening en Milieu van 19 april 2007 een presentatie van zijn activiteitenprogramma voor natuur- en milieueducatie te geven. Financiële consequenties: Geen. Verdere procedure: N.v.t. Gevraagde beslissing: 1. kennisnemen van de presentatie van de stichting Milieu Dichterbij.
Stichting Milieu Dichterbij / Ontwikkeling / RB / 4 april 2007
Pagina 1
Websamenvatting:
Briefing voorzitter (alleen voor sommige commissies):
Stichting Milieu Dichterbij / Ontwikkeling / RB / 4 april 2007
Pagina 2