Concept agenda 1.
Opening (19.30 uur)
2.
Agenda d.d. 6 maart 2014 (vaststellen) (19.31 - 19.32 uur)
3.
Ingekomen stukken (19.32 - 19.35 uur)
4.
Informatie van het college in het kader van de algemene informatieplicht (19.35 - 19.40 uur)
5.
Concept beknopt verslag van de vergadering van de commissie ruimte d.d. 30 januari 2014 (19.40 - 19.45 uur)
6.
Afsprakenlijst van de commissie (19.45 - 19.50 uur)
7.
Rondvraag (19.50 -20.00 uur)
PROGRAMMA VEILIGHEID 8.
Zonnepanelen Stadhuis (bespreken) (20.00 - 20.30 uur) Tijdens de commissievergadering van 30 januari 2014 gaf de heer Sijpkes aan in te willen tekenen op de informatienota over zonnepanelen stadhuis. De fractie van de VVD heeft hierover vragen ex artikel 41 RvO ingediend. Nadien heeft ook de heer Sijpkes nog enkele vragen ingediend bij de griffie. De beantwoording van deze vragen treft u aan in de informatienota onder 8d.
9.
Visie op de (doorontwikkeling) brandweerzorg Gelderland-Zuid (bespreken) (20.30 - 21.00 uur) De commissieleden wordt gevraagd of zij kunnen instemmen met de visie op de (doorontwikkeling) brandweerzorg Gelderland-Zuid
OVERIG 10. Terugkoppeling intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (21.00 - 21.05 uur) 11. Sluiting (21.05 uur)
CONCEPT BEKNOPT VERSLAG VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE BESTUUR D.D. 30 JANUARI 2014
Aanwezig: B. Brink (voorzitter), de leden S. de Boer, P. van den Burg, R.G. Corporaal, N.E. Gradisen, I. Joustra, D. de Klerk, M.E.C. Rijckenberg, W.G. van Rooijen, A. Saddiki, A.D. Sijpkes, J.D. Stoeten-Flach, P.G. van Wijk , T. Zuidema, en J.W. Westerholt (griffier) Afwezig met kennisgeving B. van Gurp Eveneens aanwezig 1.
Opening De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom. De commissiegriffier vestigt de aandacht op een uitnodiging van het projectteam WLP inzake een feestelijke handeling d.d. 3 februari 2014 om 16.00 uur in het voormalige GGR-gasgebouw. Aanmelding is nog mogelijk.
2.
Vaststellen agenda De voorzitter stelt voor om agendapunt 11 (onttrekking openbaarheid steeg tussen de Ruiterstraat en kruispunt Voorstad - Santwijcksepoort) van de agenda te verwijderen. Aan het voorstel kleven enkele procedurele onvolkomenheden tengevolge waarvan niet alle belangen in kaart zijn gebracht. De commissie stemt in met dit voorstel en stelt de agenda voor het overige conform vast.
3.
Ingekomen stukken De heer Beenakker geeft uitleg over de omstandigheden waarom document 3.1 en 3.1.a op de lijst zijn geplaatst. De procedure om de raad bij de begroting en rekening van de veiligheidsregio te betrekken is verbeterd waardoor termijnen beter zullen worden gehaald. Inhoudelijk is op te merken dat er in totaliteit een bezuiniging van 10% op de begroting wordt gerealiseerd. De heer Sijpkes geeft aan te willen intekenen op stuk 3.4. (zonnepanelen op dak stadhuis. Hij geeft aan hedenochtend over dit onderwerp ook vragen ex artikel 41 RvO van de VVD te hebben ontvangen. Hij heeft ook deze vragen en daar bovenop nog enkele vragen. Voor de beantwoording van artikel 41 RvO vragen staat 30 dagen. De eerstvolgende commissievergadering vindt eerder plaats. De voorzitter stelt voor dat de heer Sijpkes zijn aanvullende vragen naar de griffier zendt en dat het college vervolgens alle vragen beantwoordt. Het onderwerp zal met inachtneming van alle antwoorden voor de komende vergadering van de commissie worden geagendeerd. Alle antwoorden kunnen gelijktijdig via de reguliere werkwijze van de artikel 41- vragen worden afgedaan. Mevrouw De Klerk vestigt n.a.v. stuk 3.3. (naamswijziging AVRI) de aandacht op het kostenaspect dat verbonden is aan een naamswijziging. De brief is een vertaling van de gedachtewisseling in de commissie waarbij zich een meerderheid heeft afgetekend voor naamswijziging. Het college heeft het AB verzocht de mogelijkheid te onderzoeken. Het kostenaspect maakt daar onderdeel van uit. Ontwikkelingen op dit punt zullen aan de commissie worden gemeld en kunnen alsdan worden besproken.
4.
Actieve informatie college De heer Verspuij vraagt om instemming om een voorstel tot wijziging van de legesverordening in verband met zeer recent bekend geworden wettelijke maatregelen van het Rijk m.b.t. geldigheidsduur en tarieven reisdocumenten rechtstreeks voor de raadsvergadering van 12 februari 2014 ter besluitvorming te kunnen aanbieden. De commissie stemt hiermee in. 1
De heer Verspuij wijst de aandacht op het verschil in het gescheiden afvalstoffen inzamelen in de binnenstad en elders in Tiel. Oogmerk is mede ingegeven om het aantal vrachtwagenbewegingen in de binnenstad te verminderen. Hij heeft in de programmaraad van de regio bepleit om extra GFT-inzameling en om plastic-inzameling in de binnenstad gelijk te trekken met de rest van Tiel. Mevrouw Van Rhee vraagt, zoals zij ook reeds in de commissies ruimte en samenleving heeft gedaan, om instemming van rechtstreekse agendering voor de raadsvergadering d.d. 12 februari 2014 van een raadsvoorstel inzake effecten grenscorrectie Medel voor de lopende omgevingsvergunningsprocedure Kühne en Nagel. In het belang van de werkgelegenheid en het correct afronden van de procedure, stemt de commissie in met rechtstreekse agendering. De burgemeester meldt een integrale aanpak van overlastgevende jongeren op de Groenmarkt. 5.
Verslag vergadering d.d. 28 november 2014 Met inachtneming van een tekstuele wijziging die mevrouw Joustra heeft voorgesteld, wordt het verslag conform vastgesteld.
6.
Afsprakenlijst van de commissie N..a.v. punt 1 meldt de heer Verspuij dat over de papierinzameling opnieuw in de programmaraad is gesproken. In heel 2014 zal het papier nog op de nu gebruikelijke wijze worden ingezameld. De tussentijdse evaluatie zal na afronding in de commissie worden geagendeerd. De punten 4, 5, en 7 worden van de lijst afgevoerd. Punt 6 (hinderlijke rood witte paaltjes) zal aan de orde komen in de commissie ruimte. Om die reden wordt het punt hier van de lijst afgevoerd. Communicatie over de WLP in de meest brede zin van het woord zal in de commissie ruimte punt van aandacht zijn.
7.
Rondvraag Mevrouw Joustra stelt enkele vragen die behorend bij het beheer van de openbare ruimte thuis horen bij deze commissie. Haar wordt verzocht de vragen per mail aan de griffie aan te bieden zodat ze ter schriftelijke beantwoording kunnen worden geplaatst op de afsprakenlijst van de desbetreffende commissie. de heer Gradisen:. achter dagcentrum De Batouwe aan Boerhaavelaan ligt een stuk groen, dat door mensen uit het dagcentrum, 35 mensen met een verstandelijke beperking, wordt gebruikt voor allerlei activiteiten. Nu heeft de PvdA begrepen dat het dagcentrum binnenkort de grond niet meer mag gebruiken, omdat grond van de gemeente is. De grond zou vallen onder restgroen, met bestemming bouwgrond. Betekent dat kopen van de grond 3,5 ton zou kosten. De hoge prijs is te verklaren, omdat het gaat om bouwgrond. Volgens 's-Heeren Loo zijn er destijds afspraken gemaakt over het gebruik van de grond. - In hoeverre klopt dit? - In hoeverre valt dit onder het beleid voor restgroen. Hij kan zich niet herinneren dat de commissie het over dit soort organisaties gehad. - Kan de gemeente soepeler met dit stoort organisaties omgaan? Schriftelijk antwoord wordt toegezegd. Beantwoording zal verlopen via de commissie ruimte. de heer Gradisen: in de Gemeentelijke Duurzaamheidsindex 2014 van Stichting Duurzame Samenleving staat de gemeente Tiel op de 354ste plaats (van de 408 gemeenten). Tiel krijgt een 4,5. Daarbij is niet alleen gekeken naar het energieverbruik van de inwoners, het hergebruik van elektriciteit, het hergebruik van het huishoudelijk afval, de kwaliteit van de lucht en de natuurkwaliteit, maar ook naar het aantal voortijdige schoolverlaters, het aantal volwassenen met ernstig overgewicht en de financiële weerbaarheid van de gemeente. De 354ste plaats is natuurlijk een teleurstellend resultaat voor onze gemeente. Is het college hiermee bekend, is de uitslag al geanalyseerd en wat gaat het college hiermee doen? 2
8.
Van de zijde van het college wordt geantwoord dat op alle door de heer Gradisen genoemde aspecten beleid is ontwikkeld. Aan de uitvoering daarvan wordt gewerkt hetgeen te gelegener tijd kan worden getoetst en beoordeeld.. de heer Van Wijk vraagt naar de eerste ervaringen met de nieuwe systematiek van gescheiden afvalinzameling. Geantwoord wordt dat het nog te voorbarig is om nu al te kunnen spreken van effecten. Wel is een toename van het zwerfafval waar te nemen. Hierin was ook voorzien. Extra handhavingscapaciteit zal daarom worden ingezet.
Rapport Rekenkamer Grote Projecten in Tiel (om advies) De heer Van den Dool, directeur rekenkamer, geeft een korte toelichting op het laatste rapport dat hij voor de gemeente uitbrengt. Desgevraagd ligt hij de keuze voor de drie beschreven projecten toe. Van de zijde van de commissie wordt het volgende naar voren gebracht. mevrouw Joustra betwijfelt of de 3 maanden genoemd voor het opstellen van een plan van aanpak wel voldoende is gelet op het feit dat er na de verkiezingen voor de gemeenteraad een nieuw college moet worden geïnstalleerd. de heer Van Wijk is van mening dat dit heldere rapport de neerslag is van hetgeen al eerder in de raad aan de orde is geweest. Het rapport bevat een pleidooi om de verhoudingen dualistischer te maken en omvat duidelijke conclusies over het functioneren van het college en de raad. mevrouw Stoeten wil om te beginnen de heer Van den Dool bedanken voor het vele rekenkamerwerk dat hij gedurende een reeks van jaren voor de raad heeft verricht. Zij mist in de aanbevelingen een passage over het zoeken van draagvlak bij omwonenden en de communicatie over projecten. Dit ware nog toe te voegen. de heer Van Oostrom is niet verbaasd te lezen dat soms de integrale samenhang ontbreekt. Dit is een lastig gegeven. Soms lukt dit wel en anderen keren niet. Het bevestigt de noodzaak van de in gang gezette reorganisatie. De wil om alle ballen in de lucht te houden onderstreept de noodzaak voor de nieuwe raad en het nieuwe college om keuzes te maken en prioriteiten te stellen. de heer Gradisen acht de inhoud van het rapport herkenbaar. Hij vindt alleen de toon van het rapport wat scherp, maar dit kan komen door zijn onervarenheid met rekenkamerrapporten. Hij vraagt zich af of het aan de raad zou moeten zijn om eerst zelf aan de slag te gaan met de eerste aanbeveling. mevrouw De Klerk legt het rapport zo uit dat de raad in positie moet worden gebracht. de heer Zuidema leest in het rapport om enerzijds heldere en scherpe kaders te stellen hetgeen ogenschijnlijk haaks staat op de benodigde en gewenste flexibiliteit om te kunnen inspelen op ontwikkelingen. Het rapport onderschrijft nog eens de noodzaak om het bestuurlijk ambtelijk samenspel goed in beeld te houden en daarmee bezig te blijven. De noodzaak van een zorgvuldige communicatie met de raad wordt bevestigd. Van de zijde van het college geeft de heer Beenakker aan de rapport bevestigt dat primair de raad aan zet is als het gaat om kaders, keuzes en prioriteiten. De nota bestuurlijk ambtelijk samenspel geeft daarvoor de ruimte en mogelijkheden. Ook met de bestuurlijke termijnkalender krijgt de raad meer mogelijkheden om regie te voeren. De griffier vult aan dat hij in zijn voorstel de raad bewust geen splitsing in de uitwerking van de aanbevelingen heeft aangebracht. Het college is ingevolge de wet belast met de voorbereiding van de besluiten van de raad. Advies
3
De voorzitter stelt vast dat het rapport met voorstel als hamerstuk voor de vergadering van de raad kan worden geagendeerd. In het voorstel zal de termijn voor het plan van aanpak op 4 i.p.v. 3 maanden worden gesteld.
9.
Verbeteringen in de samenwerking in Regio Rivierenland (om advies) Van de zijde van de commissie wordt het volgende naar voren gebracht. de heer Van Oostrom vindt de ombouw van de programmaraden naar platforms niet duidelijk. De controlemiddelen van de raad op regionale projecten is nog te summier omschreven. Bovendien vindt hij de beschreven informatievoorziening via internet en social media te beperkt. Voor hem is vooral ook van belang de verbeterde terugkoppeling door het college. mevrouw Rijckenberg begrijpt dat de inhoudelijke ondersteuning bij de gemeenten berust en vraagt of dit goed geregeld is. De rol van de agendacommissie van raadsleden moet nog verder uitgewerkt worden. Is de genoemde frequentie van vergaderen wel voldoende en wie ondersteunt deze commissie ambtelijk. De genoemde speerpunten van de regio zijn containerbegrippen waar van alles onder kan worden geschoven. Op dit punt ligt er volgens haar een kaderstellende rol van de nieuwe raden. Ook vraagt zij zich af welke rol de regio voor zich ziet t.a.v. de andere gemeenschappelijke regelingen. de heer Gradisen vindt het voorstel een goede middenweg tussen niets doen en het instellen van een regionale raad van raadsleden. Er is volgens hem een positieve weg ingeslagen. Door het instrument startdocument worden de raden eerder betrokken en een verbetering van van P&C-cyclus geeft de reden meer ruimte voor het inbrengen van zienswijzen. Hij kan instemmen met het starten van een verzelfstandiging van de AVRI (inclusief naamswijziging). mevrouw De Klerk heeft, mede namens haar fractie, een positieve grondhouding t.a.v. dit voorstel. De kaderstellende rol wordt er mee versterkt, maar wordt de volksvertegenwoordigende rol ook met het voorstel gediend. Met name het borgen hiervan is nog een punt van nader beraad in de fractie. mevrouw Joustra is positief over het voorstel, maar voorwaarde is wel dat de raad ook zelf de rol pakt. mevrouw Stoeten vraagt zich af hoe dit voorstel om advies moet worden gezien. Zou niet moeten worden volstaan met bespreken gelet op de regionaal gemaakte afspraken over lezing in eerste termijn door de oude raden en lezing in eerste termijn door de nieuwe raden? de heer Zuidema onderstreept het belang van de tijdige en frequentere informatievoorziening van de commissies door de wethouders. Het college zou hierbij scherper op politieke aspecten moeten letten. Voor hem volstaat digitale informatievoorziening. Tot slot vraagt hij zich af of met dit voorstel een voorzichtige opmaat wordt gemaakt voor gemeentelijke schaalvergroting. Van de zijde van het college wordt als volgt gereageerd. het begrip platform is nog niet verder uitgewerkt. Gedacht wordt om vooral de signaalfunctie uit te bouwen .Bij de huidige programmaraden lopen veel taken door elkaar. het verdient aanbeveling dat de raad het startdocument koppelt aan de bestuurlijke termijnkalender zodat majeure regionale projecten in beeld blijven. Het onderwerp regio zaken zal ook in het bestuurlijk ambtelijk samenspel en het overdrachtsdocument een plek moeten krijgen. ook de agendacommissie van raadsleden zal nader worden uitgewerkt. de speerpunten van de regio zijn nog een keer op een rij gezet en onder de aandacht gebracht. het voorliggende voorstel kan niet worden beschouwd als een opmaat voor schaalvergroting. In de voorbereiding van het voorstel is daar niet van uitgegaan. 4
De griffier vult aan dat over de agendacommissie ook voor de kring van griffiers nog vragen oproept. De ambtelijke ondersteuning zal worden verzorgd door het regiokantoor. De griffiers zullen een vinger aan de pols houden. De rol van het regiokantoor zal wijzigen omdat de inhoudelijke voorbereiding bij de gemeenten wordt neergelegd. Het regiokantoor zal het ambtelijk managen van regionale processen voor zijn rekening gaan nemen. Advies De commissie adviseert positief over het voorstel en geeft in overweging het regulier te agenderen omdat mevrouw De Klerk heeft aangegeven dat de fractie van de VVD het onderwerp opnieuw in de fractie wil bespreken. 10.
Versoepeling isolatiemaatregel (om advies) Informatie wordt gegeven over het beroep dat tot nu toe op de (gewijzigde regeling is gedaan. Advies De commissie adviseert positief over het voorstel en geeft in overweging het als hamerstuk te agenderen mits kort nadere informatie wordt gegeven over de behandelduur en –kosten van aanvragen die ten laste komen van het regionale budget.
11.
Vervallen
12.
Algemene plaatselijke verordening (APV) (om advies) Technische vragen worden gesteld en beantwoord. De heer Saddiki spreekt zijn tevredenheid uit over het gegeven dat het carbietschieten, waarover hij in het begin van de raadsperiode is begonnen, nog door deze raad wordt geregeld. Mevrouw Rijckenberg vraagt nadere informatie over het afsteken van vuurwerk. Waarom is wel de mogelijkheid tot aanwijzing van verbodszones opgenomen en niet de mogelijkheid tot verbieden van de verkoop. Het college heeft op dit punt een afweging gemaakt waarbij de vrije markt prevaleert boven regulering). Mevrouw Stoeten – Flach houdt daarenboven een meer principieel betoog waarvan de tekst van haar bijdrage gemakshalve integraal is overgenomen. De tekst luidt: "In de toelichting staat: De enige manier om de exploitatie van prostitutie te reguleren is via de Apv. De prostitutiewet, oftewel het wetsvoorstel 'Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche' is deze zomer in de Eerste Kamer blijven steken. het komt erop neer dat de registratieplicht voor prostituees en de vergewisplicht voor klanten wordt geschrapt. Het gewijzigde wetsvoorstel zal begin 2014 in respectievelijk de Tweede en Eerste Kamer behandeld worden. Na vaststelling van de wet in de Eerste Kamer zal elke gemeente haar Algemene Plaatselijke Verordening (APV) weer moeten aanpassen. Het wetsvoorstel maakt het gemeenten mogelijk om via een gemeentelijke verordening regels op te stellen aan prostituees die in de gemeente werken. Het wetsvoorstel brengt de volgende twee veranderingen met zich mee: - gemeenten kunnen zelfstandig bepalen of prostitutiebedrijven zich wel of niet binnen de gemeentegrenzen mogen vestigen. - Daarnaast is in het wetsvoorstel opgenomen dat de minimumleeftijd voor het legaal uitoefenen van het beroep prostituee zal worden verhoogd van 18 naar 21 jaar. De nieuwe prostitutiewet maakt de zogenoemde nuloptie weer mogelijk. Gemeenten kunnen zelfstandig bepalen of prostitutiebedrijven zich wel of niet binnen de gemeentegrenzen mogen vestigen. De ChristenUnie is hier blij mee. Sterker nog, we zouden graag zien dat Tiel de ambitie uitspreekt dat ze een ‘prostitutievrije gemeente’ wil zijn. De toelichting gaat volgens mij aan deze toekomstige wetgeving voorbij. Wij zouden graag zien dat voorbereidingen worden getroffen voor een APV waarin geen vergunningen worden verleend aan seksbedrijven. 5
Meer dan de helft van de mensen die in de prostitutie werken, doet dat tegen hun wil. Niemand heeft het recht een ander tot slaaf te maken. De ChristenUnie zet zich in voor hen die zelf geen stem hebben en voor recht en gerechtigheid. Daarom is het wat de ChristenUnie betreft tijd dat er een einde komt aan deze misstanden": De commissie heeft kennisgenomen van het betoog van mevrouw Stoeten – Flach. Advies De commissie adviseert positief over het voor stel en geeft in overweging het te agenderen als hamerstuk. 13.
Horeca - regelgeving (bespreken) Van de zijde van de commissie wordt het volgende naar voren gebracht. .mevrouw Joustra spreekt haar zorg uit over paracommerciële activiteiten en de daaraan verbonden overlast in woonwijken. Zij spreekt haar zorg uit over het overtreden van geluidsnormen en de handhaving daarvan. mevrouw De Klerk geeft aan dat de VVD voorstander is van het intrekken van de nachtvergunning bij overtreding van voorschriften. Zij is tegenstander van een gebiedsindeling. Deze wordt als discriminerend ervaren. Zij vraagt of coffeeshops gelijkgesteld zijn aan horecagelegenheden. Zij heeft haar bedenkingen bij de beschreven rol van de stadsbouwmeester. Hier wordt een stuk subjectieve beoordelingsruimte ingebouwd daar waar de raad betrokkene heeft uitgerust met objectie criteria zoals vastgelegd in de Welstandsnota.. De heer Gradisen herkent zich in de beschreven spelregels voor een geslaagde horeca in Tiel waarbij overlast zo veel mogelijk wordt voorkomen. In dat licht wordt ingestemd met het loslaten van sluitingstijden binnen het aangewezen gebied en sluitingstijden daarbuiten. Mevrouw Rijckenberg dat aan nachthoreca een gebiedsbeperking is opgelegd.. Hierdoor wordt overigens het drankgebruik niet teruggedrongen. Ook zij wijst op de effecten van de paracommercie. de heer Van Oostrom sluit zich aan bij de heer Gradisen. mevrouw De Boer wijst er op dat met deze regels horeca ondernemers hun verantwoordelijkheid moeten nemen zodat de belangen van omwonenden voldoende worden gewaarborgd. Zij wijst er op dat Bellevue op de grens van het beschreven gebied zit. Waarom valt het er net buiten? Het argument n.a.v. de zienswijze dat hier een woongebied begint vindt zij minder steekhoudend in het licht van het feit dat er in de binnenstad ook mensen wonen. De begrenzing van de Kerkstraat acht zij arbitrair. de heer Zuidema meent dat er door de gebiedsindeling wordt gemeten met 2 maten. Hij vraagt of er uitzonderingen op de regel mogelijk zijn om zo meer ruimte aan de horeca te geven. Ten aanzien van de overlast in woonwijk is hij van oordeel dat hieraan grenzen moeten gesteld. mevrouw Stoeten geeft aan dat horeca beleid lokaal maatwerk is. Wat is de visie achter het beleid op het gebied van eten en drinken, drinken en wonen in de binnenstad. Maar ook de sanitaire voorzieningen vereisen visie en handhaving. Welke plek heeft het volksgezondheidsbeleid en in het verlengde daarvan het alcoholmatigingsbeleid. Waarom is gekozen voor de voorgestelde ruime openingstijden. Hoe denkt het college het voorschrift t.a.v. sociale hygiëne voor bardiensten in sportkantines te handhaven? Van de zijde van het college wordt als volgt gereageerd. t.a.v. het discriminerende element van de gebiedsindeling moet worden teruggegaan tot het verleden waarin alleen het Plein en los daarvan opgebouwde rechten elders vielen onder de vrije sluitingstijden Hieraan wordt nu een eind gemaakt. het college heeft de keus gemaakt om de grens te trekken bij de Kerkstraat en Bellevue er buiten te laten. Als Bellevue in aanmerking zou komen voor een 6
nachtvergunning dan zou deze regel ook voor de Hertogenwijk moeten gelden. Dit acht het college, gegeven de nabijheid van woningen niet wenselijk. coffeeshops vallen niet onder het horecabeleid. Coffeeshops zijn geen horecagelegenheden en vallen onder een specifiek burgemeestersbeleid. De openingstijden zijn teruggebracht van 1.00 uur naar 24.00 uur. Hierover zijn afspraken gemaakt er is een nieuwe balans gezocht en gevonden voor terrassen en het meubilair. Nu wordt er veel ruimte gegeven, maar toch de kwaliteit van het meubilair bewaakt. de visie op wonen in de directe nabijheid van horecagelegenheden is dat in hoge mate sprake is van een eigen keuze van de bewoner. het spanningsveld van paracommercialisme blijft bestaan. De enige overlast die bekend is uit het verleden betrof de hockeyvelden. Geluidsnormen zijn gesteld en bij blijvende overtredingen kan de exploitatievergunning worden ingetrokken. Een spelregel in de zin van 1 uur voor en 1 uur na de wedstrijd werkt niet . Deze is niet handhaafbaar. handhaving zal worden verzorgd door inzet van 350 uur BOA-capaciteit van het bureau BTH. Daarbinnen zal ook de controle i.k.v. de voedsel en warenautoriteit moeten worden opgevangen. Aan uitbreiding van het aantal uren voor toezicht is een prijskaartje verbonden. Het advies is daarom, nu er nog geen concrete aanleiding is, om nog geen nieuwe middelen te reserveren.
Conclusie De commissie kan instemmen met de nadere horeca regels. 14.
Sluiting De voorzitter dankt een ieder voor de inbreng en sluit de vergadering.
Tiel, 3 februari 2014 J.W. Westerholt
7
Afsprakenlijst van de commissie Bestuur
NR. Onderwerp
Afspraak/toezegging
Datum afspraak
Planning
1.
Op afsprakenlijst geplaatst om voortgang discussie te kunnen volgen. Binnen een jaar na heden zal de huidige wijze van oud papierinzameling worden bezien. Hieraan wordt gekoppeld de vraag van mevrouw Stoeten inzake werkzaamheden AVRI m.b.t. kleine ergernissen.
25-08-2011
Evaluatie papierinzameling t.b.v. uitwerking per 2014 in cie. gemeld d.d. 27-612 Herhaling ongewijzigde inzameling in 2013 d.d. 27-09-12 28-11-13: evavaluatie proef wordt afgewacht. Tot dan geen verandering voor de vrijwilligers organisaties 2014 blijft huidige systematiek gehandhaafd Wordt periodiek verstrekt Eerstvolgende wordt 24-01-14 verstrekt.
2.
Papierinzameling AVRI – vrijwilligersorganisaties
Periodiek overzicht actuele criminaliteitscijfers
3.
De heren Van Gurp en Van Wijk doen de suggestie om in de commissie te bespreken de programma's op scholen die samenhangen met het thema veiligheid en de rol van het onderwijs op dit punt vragen raads- / commissieleden 4. De heer Gradisen vraagt m.b.t. robuuste investeringsimpuls of er een Gemaakt op 05-02-14
30-01-2014
24-01-2013
Toegezegd wordt dat voor dit onderwerp gegevens zullen worden aangeleverd
30-01-2013
Schriftelijk antwoord is toegezegd
28-11-13 Pagina 1 van 2
samenhang is met een communicatiestoornis tussen provincie en gemeente en of er nog iets wordt ondernomen richting provincie 5. Mevrouw De Boer vraagt waarom in Schriftelijk antwoord is toegezegd 28-11-13 Wordt overgeboekt de stad hinderlijke rood-witte paaltjes naar de commissie zijn geplaatst en hoe dit werkt ruimte 6.. Mevrouw Stoeten vraagt naar de Schriftelijk antwoord is toegezegd Antwoord treft u aan bij mogelijkheden voor gescheiden deze lijst inzameling van incontinentiemateriaal door de AVRI NB: indien de commissie geen opmerkingen heeft over punten …. dan worden deze bij de volgende uitdraai van de lijst verwijderd.
Gemaakt op 05-02-14
Pagina 2 van 2
Memo beantwoording raads- en commissie vragen Vraag: Onderwerp: Van wie: Datum: Planning: Raad / commissie: Afspraak / toezegging:
Afvalinzameling nieuwe opzet Mw. J.D. Stoeten-Flach 30 januari 2014 N.v.t. 6 maart 2014 Vraag: waarom kan incontinentieafval niet gescheiden door AVRI of door vrijwilligers worden ingezameld?
Antwoord: Portefeuillehouder: Datum Collegebehandeling: Antwoord:
L. Verspuij
De afvalstoffenheffing is een doelbelasting Afvalstoffenheffing is een doelbelasting. Het voorstel is geen kwijtscheldingen te verlenen op containers voor particulier medisch afval zoals incontinentieafval. De wettelijke zorgplicht van gemeenten op het gebied van afvalbeheer betreft alleen de doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen en omvat niet de aanvullende voorzieningen op het niveau van de zorg. Een administratie moet voor een kleine groep betrokkenen worden ingericht. In de huidige situatie maakten tot 1-1-2014 vijf inwoners gebruik van een gratis container voor particulier medisch afval. Voor deze kleine groep dient een aparte registratie, controle en kwijtschelding plaats te vinden. Met name de toetsing of een eventuele kwijtschelding voor medisch afval nog geldt is complex en vergt een separate administratie. Incontinentieafval kan niet als gescheiden afvalstroom worden afgevoerd. In tegenstelling tot papier, glas, textiel en andere herbruikbare afvalstromen met een bepaalde restwaarde kan incontinentieafval niet gescheiden worden afgevoerd. Tot en met 2008 was deze mogelijkheid er wel door de Stichting Knowaste en is toen ook door AVRI gefaciliteerd middels aparte afvalzakken en inzamelingen. De Stichting Knowaste is echter begin 2009 failliet verklaard waarna AVRI met de inzameling is gestopt. Risico op misbruik van medische container voor huishoudelijk restafval Indien men besluit om de kosten voor een medische container kwijt te schelden van afvalstoffenheffing bestaat het risico dat particulieren deze container gaan opvullen met hun restafval. Hierdoor verdwijnt de afvalscheidingprikkel.
1
De inzet van vrijwilligers betekent bevoordeling van een beperkte groep inwoners. Het incontinentiemateriaal wordt bij inzet van vrijwilligers niet meer via het restafval afgevoerd en verrekend, zodat deze bewoners een lagere afvalstoffenheffing hoeven te betalen. Tegelijkertijd zouden daarmee de administratieve en logistieke lasten voor AVRI (en daarmee voor de algemene afvalstoffenheffing) toenemen en worden er wellicht ongewenste precedenten ter wille van een beperkte groep inwoners geschapen. Tip: deel een extra container Als er meerdere mensen bij elkaar wonen die incontinentieafval hebben is het een idee om met elkaar één container te huren en de kosten te delen (bijvoorbeeld seniorencomplexen). Dit gebeurt in de praktijk al.
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail: Datum:
Team Stad H. Bergsma 0344-637243
[email protected] 18 februari 2014
Bijlagen:
2
Informatienota Aan: Van: Onderwerp: Portefeuillehouder Datum collegebesluit Geheimhouding:
commissie bestuur college van B&W zonnepanelen stadhuis Laurens Verspuij Ja / Nee
Kennisnemen van: Het collegebesluit om op het dak van het stadhuis aan de Achterweg circa 100 zonnepanelen aan te leggen en de investering van circa €32.500 te dekken uit de besparing op de energielasten. Hiervoor volgt een begrotingswijziging die aan de raad wordt voorgelegd.
1.
Inleiding
In het Plan van Aanpak Zonne-energie is één van de genoemde maatregelen het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar zonnepanelen op gemeentelijk vastgoed. Er is o.a. onderzoek gedaan naar zonnepanelen op gemeentewerf, brandweerkazerne, Beursplein en stadhuis, alle vier gebouwen waarvan de gemeente eigenaar is en waarvan de gemeente de energierekening betaalt. Omdat van de eerste driegenoemde gebouwen niet zeker is dat de gemeente deze nog minimaal 15 jaar in haar bezit heeft, is er alleen nader gekeken naar zonnepanelen op het stadhuis. Dit heeft een businesscase opgeleverd waaruit blijkt dat de investering in zonnepanelen op het dak van het stadhuis budgettair neutraal is. Door nu de investering te doen, kan het werk daar waar nodig afgestemd worden op de verbouwing van het stadhuiscomplex.
2.
Kernboodschap
Door het plaatsen van extra zonnepanelen op het dak van het stadhuis levert de gemeente een bescheiden bijdrage aan de doelstelling van het klimaatbeleid om meer duurzame energie op te wekken. In het klimaatbeleidsplan 2010-2020 is als doelstelling opgenomen dat het aandeel duurzame energie in 2020 tien procent bedraagt. Door het plaatsen van 100 extra zonnepanelen op het dak van het stadhuis levert de gemeente daaraan een bijdrage. De nettobijdrage is relatief laag; het systeem wekt minder dan vier procent van het totale energieverbruik van het stadhuiscomplex op en deze opbrengst is te vergelijken met het energieverbruik van circa 7 huishoudens. Daar staat tegenover dat elk zonnepaneel telt en dat er een stimulerende werking vanuit kan gaan.
3.
Gevolgen
Door extra zonnepanelen te plaatsen geeft de gemeente het goede voorbeeld, waar mogelijk een stimulerende werking vanuit gaat. Voor de bedrijfsvoering zijn er geen gevolgen: de kapitaallasten vallen weg tegen de besparing op de energielasten. Voor de investering in 100 zonnepanelen (inclusief alle voorziene kosten) is een businesscase opgesteld. Daarbij is bekeken wat de gemeente uitspaart doordat ze minder stroom hoeft in te kopen. Hierbij is gerekend met een prijsstijging van 3% per jaar. Als de stroomprijs harder stijgt, is het voordeel dus groter dan berekend. De business case wijst uit dat de investering (rekening houdend met 4% rentekosten) na 22 jaar is terugverdiend, terwijl de zonnepanelen circa 25 jaar Pagina 1 van 2
stroom opwekken. Voor de gemeente is de uitgave dus budgettair neutraal. (nb; particulieren verdienen zonnepanelen veel sneller terug omdat zij een hoger stroomtarief betalen en dus meer uitsparen met eigen opwek). Daarnaast is rekening gehouden met het demonteren en opnieuw plaatsen van de zonnepanelen in jaar 12 in verband met de dan geplande vernieuwing van de dakbedekking. Wanneer de elektriciteitsprijs niet jaarlijks met drie procent stijgt, valt de besparing lager uit. Dit risico is beperkt, gezien de omvang van het systeem.
4.
Vervolg
De investering wordt als maandelijkse begrotingswijziging aan de gemeenteraad voorgelegd. In overleg met de inkoopadviseur en de afdeling facilitair zal het systeem worden aangeschaft en geÏnstalleerd. De aanleg zal waar nodig worden afgestemd op de verbouwing van het stadhuis. De plaatsing van de extra zonnepanelen zal aangegrepen worden om het onderwerp zonnepanelen breed onder de aandacht te brengen.
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
BM N. Peters Sengers 637473
[email protected]
Pagina 2 van 2
Tiel, 29 januari 2014 Aan de voorzitter van de Raad, Onderwerp: zonnepanelen gemeentehuis Geachte voorzitter, U heeft naar commissie Bestuur een informatienota gestuurd betreffende het voorstel tot investering in zonnepanelen op het gemeentehuis. Onlangs heeft de Raad 2,9 mln vrij gemaakt voor de verbouwing van het gemeentehuis. In dezelfde Raad heeft de heer Verspuij de handschoen opgenomen om de verbouwing binnen dit budget uit te voeren. Wij verzoeken u op basis van artikel 41 van het Reglement van Order de volgende vragen beantwoorden. 1) Aangezien een extra budget wordt gevraagd voor het gemeentehuis betekend dit dat duurzaamheid geen aspect is bij de verbouwing van het gemeentehuis? 2) Waarom kan 32.500 niet worden gevonden in het verbouwingsbudget van het stadshuis? Namens de fractie van de VVD, Heske Groenendaal
p/a Annie Romeinstraat 76 4003 DL Tiel Tel: 0344-611583 Email:
[email protected] website: www.tiel.cda.nl
Aan het college van Burgemeester en wethouders Gemeente Tiel Postbus 6325 4000 HH Tiel Tiel, 7 februari 2014 Betreft: zonnepanelen stadhuis Geacht college, Tijdens de vergadering van de commissie Bestuur van 30 januari 2014 heeft het CDA ingetekend op de informatienota over zonnepanelen stadhuis. Wij hebben toegezegd onze vragen aan de griffie te mailen. Bij deze onze vragen. Tijdens de informatieavond “Expeditie Tiel: Organisatie - Cultuur – Huisvesting” op 14 november 2013 heeft het college aan de hand van een presentatie globaal haar plannen toegelicht. De presentatie vermeldt onder “Vervolgstappen 2014” de volgende twee punten in relatie waarmee wij onze vragen hebben: • Tijdens realisatiefase kansen voor lokale/regionale ondernemers; • Toepassen milieu maatregelen in kader van CO2 opgave. Die avond is door het CDA al gevraagd in hoeverre er bij de voorgenomen verbouwing rekening gehouden zou worden met duurzame gebouwgebonden technische installaties, waaronder zonnepanelen. Hierop is toen gemeld dat daar sprake van zou zijn. Dit onderwerp is ook geagendeerd voor de commissievergadering Bestuur d.d. 28 november 2013. Vanwege de toezegging, zoals gedaan tijdens de bijeenkomst van 14 november 2013 aangaande de investering in duurzame gebouwgebonden technische installaties, heeft het CDA dat aspect niet verder ter sprake gebracht. Over de besteding van het aan de op 18 december 2013 aan de raad gevraagde krediet (EUR 3,6 miljoen) heeft de wethouder het volgende tijdens die raadsvergadering gemeld (citaat afkomstig uit het nog vast te stellen verslag): “
Met de VVD en andere fracties, die hebben benadrukt dat het in dit voorstel genoemde bedrag niet geheel behoeft te worden uitgegeven, ben ik het van harte eens. Dit bedrag hoeft inderdaad niet op. Onder dit voorstel ligt een uitgebreide kostenraming en ik zeg toe dat ik ernaar zal streven onder het bedrag van € 3,6 miljoen uit te komen. Die uitdaging neem ik graag aan. De werkzaamheden zullen aanbesteed worden en ik zal er nogmaals gezegd naar streven onder de € 3,6 miljoen uit te komen. Als er kansen zijn om werkzaamheden goedkoper uit te voeren, zullen wij daarvan zeker gebruik maken.”
Het CDA keek op van de informatienota “Zonnepanelen Stadhuis” die aan de agenda van de commissievergadering Bestuur van 30 januari 2014 was toegevoegd. Deze nota verwoord het collegebesluit om op het dak van het stadhuis aan de Achterweg circa 100 zonnepanelen aan te leggen en de investering van circa EUR 32.500 te dekken uit de besparing op de energielasten. Onze vragen over deze informatienota zijn daarom de volgende: -
-
waarom is een investering in zonnepanelen niet opgenomen in het program van eisen op basis waarvan de begroting van verbouwingskosten ten bedrage van EUR 3,6 miljoen ter goedkeuring aan de raad is voorgelegd? kan het college aangeven in hoeverre deze nu wel berekende investering volledig gedekt zou kunnen worden binnen het beschikbare krediet met het eventueel aangeven welke verbouwingscomponenten vervallen of versoberd kunnen worden om binnen dit budget van EUR 3,6 miljoen te blijven? welk bedrag is berekend als besparing op de energielasten en welke termijn is daaraan gekoppeld (uitgedrukt in jaren)? welke kansen dicht het college toe voor lokale/regionale ondernemers met betrekking tot deze voorgenomen investering in 100 zonnepanelen?
Wij vertrouwen er op u hiermee afdoende te hebben geïnformeerd en zien de beantwoording met belangstelling tegemoet. Hoogachtend,
Arjen Sijpkes Commissielid Bestuur CDA Tiel
Informatienota Aan: Van: Onderwerp: Portefeuillehouder Datum collegebesluit Geheimhouding:
Commissie Bestuur college B en W Zonnepanelen stadhuis Laurens Verspuij .. februari 2014 Ja / Nee
Kennisnemen van: Antwoorden op vragen gesteld door VVD en CDA in zake de relatie tussen de verbouwingskosten voor het stadhuis en de begrotingswijziging ten behoeve van zonnepanelen op stadhuis.
1.
Inleiding
Tijdens de vergadering van de commissie bestuur d.d. 30 januari is afgesproken vragen van de VVD en het CDA n.a.v. de informatienota Zonnepanelen op het stadhuis te beantwoorden. Dit gebeurt in deze informatienota. Daar waar de vragen een grote overlap hadden, zijn ze samengevoegd.
2.
Kernboodschap
a: Relatie tussen verbouwingsbudget en begrotingswijziging tbv zonnepanelen De plaatsing van zonnepanelen is ingezet vanuit het Plan van Aanpak Zonne-energie waarbij naar meerdere gemeentelijke gebouwen is gekeken waarvan de gemeente de energierekening betaalt. Doordat alleen van het gebouw aan de Achterweg zeker is dat deze nog 25 jaar in eigendom van de gemeente zal zijn, is uiteindelijk alleen voor het stadhuis een businesscase opgesteld. Omdat de plaatsing van zonnepanelen geen verband heeft met de businesscase "Het Nieuwe Werken" was er geen noodzaak beide kredietaanvragen aan elkaar te koppelen. b: Kan het krediet van €32.500 dat nu gevraagd wordt voor de zonnepanelen gedekt worden binnen het verbouwingsbudget voor het stadhuis en voor welke versobering moet dan gekozen worden? Binnen het verbouwingsbudget is geen rekening gehouden met de investering in zonnepanelen. Dit zou betekenen dat investeren in zonnepanelen afhankelijk wordt van een eventuele meevaller in de verbouwing. Volgens ons college is dat niet nodig, omdat de aanleg van de zonnepanelen over een looptijd van 22 jaar budgettair neutraal is. Om die reden vraagt het college via een begrotingswijziging om het voordeel op de energierekening in te mogen zetten voor de aanschaf van zonnepanelen. c: Betekent het aanvragen van dit extra budget dat duurzaamheid geen aspect is bij de verbouwing van het stadhuis? In het verbouwingsplan zijn zeker zaken meegenomen die een relatie hebben met duurzaamheid. Zo staat in het gebouw aan de Achterweg vervanging van de energie-onzuinige verlichting op het programma. De klimaatinstallatie is nog niet afgeschreven; het zou kapitaalvernietiging zijn om deze te vervangen voor een duurzamere installatie. Bij de aanschaf van materialen (zoals vloerbedekking en meubilair) wordt rekening gehouden met de landelijk vastgestelde criteria voor duurzaam inkopen. Daarnaast gaat de bezettingsgraad van het pand omhoog. Het invoeren van Het Nieuwe Werken betekent verder dat werken minder plaatsgebonden is, waardoor het aantal vervoersbewegingen omlaag zal gaan. d: Welk bedrag is berekend als besparing op energielasten en welke termijn is daaraan gekoppeld? Pagina 1 van 2
Er is gerekend met een besparing van €2201,-- in het eerste jaar waarbij vervolgens gerekend is met een prijsstijging van 3% op de energiekosten. De terugverdientijd is berekend op 22 jaar, dus binnen de levensduur van het systeem. e. Welke kansen dicht het college toe voor lokale/regionale ondernemers met betrekking tot deze voorgenomen investering in 100 zonnepanelen? Gezien het bedrag van €32.500 is er volgens het inkoopbeleid sprake van een meervoudig onderhandse procedure, waarbij "daar waar de markt hiertoe de mogelijkheid biedt, één of meerdere lokale en/of regionale ondernemer(s) direct uitgenodigd wordt tot deelname aan de procedure." De markt biedt zeker mogelijkheden om lokale en/of regionale ondernemers uit te nodigen en dat zal ook gebeuren.
3.
Gevolgen
Wel of niet instemmen met de begrotingswijziging voor de zonnepanelen op het stadhuis heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente, omdat de financieringslasten wegvallen tegen de besparing. Het wel of niet aanleggen van de zonnepanelen heeft geen invloed op de verbouwing van het stadhuis. Met het aanleggen van zonnepanelen geeft de gemeente invulling aan haar voorbeeldfunctie.
4.
Vervolg
Afhankelijk van het verloop van de discussie in de commissie bestuur krijgt de gemeenteraad wel of geen begrotingswijziging voorgelegd.
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Team Beleid Noëlle Peters Sengers 0344-637473
[email protected]
Pagina 2 van 2
Bespreeknota Aan: Van: Onderwerp: Portefeuillehouder: Datum collegebesluit: Geheimhouding:
Commissie Bestuur College van B&W Visie op de (doorontwikkeling) brandweerzorg Gelderland-Zuid Burgemeester Beenakker Nee
Vraag aan de commissie: Kunt u instemmen met de visie op de (doorontwikkeling) brandweerzorg Gelderland-Zuid
Context / achtergrondinformatie: Sinds 1 januari 2013 zijn de gemeentelijke brandweerkorpsen samengegaan in de veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Hiermee is een belangrijke stap gezet om als brandweer de verdere ontwikkeling gezamenlijk op te pakken en de fysieke veiligheid in de regio te versterken. Met de bijgevoegde visie op de brandweerzorg Gelderland-Zuid wordt een kader geschetst om richting te geven aan de ontwikkeling van de brandweerzorg in de komende jaren. Deze veranderingen bouwen voort op het huidige organisatieplan en de veranderingen in de omgeving die sindsdien zichtbaar zijn geworden. Een voorbeeld hiervan is de landelijke visie op de brandweer 'Brandweer over morgen' die van de brandweer vraagt om anders te kijken naar de brandweerzorg. De (concept) visie is in het algemeen bestuur van de veiligheidsregio besproken (oktober 2013), waarbij is afgesproken dat voordat definitieve besluitvorming plaatsvindt de visie eerst in de gemeenten wordt besproken. Beoogd effect De optelsom van alle ontwikkelingen vraagt om een andere manier van kijken naar de wijze waarop brandweerzorg wordt georganiseerd: anders kijken naar het afdekken van risico's, anders kijken naar adviseren en controleren, anders kijken naar het bieden van slagkracht en anders kijken naar opkomsttijden. In algemene zin vindt er een verschuiving plaats van minder repressie naar meer proactie en preventie. De meeste winst is vooraan in de veiligheidsketen te behalen. Argumenten 1. kernboodschap is dat de zorg voor fysieke veiligheid blijft, maar dat de manier waarop in deze behoefte wordt voorzien zal veranderen. Het takenpakket wordt op doelmatigheid bekeken en waarnodig omgebogen. 2. Rode draad is de mogelijkheid tot verscheidenheid. Indien er verschillende risico's zijn in een verzorgingsgebied, dan moet ook differentiatie in de operationele organisatie mogelijk zijn. Plaats en ligging, risico's, bevolkingssamenstelling en tijd kunnen reden zijn om maatwerk toe te passen. 3. De brandweer moet meer inzetten op het verminderen van de kans op brand, het voorkomen van incidenten. Sterk inzetten dus op preventie en zelfredzaamheid van
burgers en bedrijfsleven. 4. Innovatie in de repressieve slagkracht is een belangrijk item. Denk b.v. aan andere inzetmogelijkheden en verminderen van de standaardbezetting van een tankautospuit. (bezetting op maat) 5. In de wet op de veiligheidsregio's zijn normen opgenomen m.b.t. opkomsttijden, maar wordt er tegelijk ruimte geboden om daarvan gemotiveerd af te wijken. Hierbij kan van belang zijn het risicoprofiel en een afweging van de kosten om die norm te halen. Kanttekeningen 1. Bezuinigingen zijn niet de reden om zaken anders te gaan doen maar de forse bezuinigingtaakstelling ondersteunt wel het kijken naar andere mogelijkheden van aanpak. 2. De basishouding van de brandweer blijft de gedreven en gemotiveerde hulpverlener maar moet niet meer denken alles voor iedereen te kunnen oplossen. Burgers, organisaties en bedrijven moeten zelf meer bewust worden van risico's, eigen verantwoordelijkheid nemen en hun zelfredzaamheid. 3. Afwijkingen van de normen m.b.t. opkomsttijden moeten gemotiveerd door het bestuur van de veiligheidsregio worden vastgelegd in het dekkingsplan. 4. Een goed afwegingskader is nodig om gemotiveerd af te kunnen wijken. In dit afwegingskader worden aspecten meegenomen als veiligheid, werkbaarheid, doelmatigheid, legitimiteit, haalbaarheid en proportionaliteit. 5. Een aantal belangrijke uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van de brandweer zijn: zoveel als mogelijk de kazernes te behouden de brandweer gaat van aanbodsturing naar vraagsturing die vraag wordt vertaald in taken en klussen, waar de repressieve slagkracht op afgestemd moet worden om verschillen in de regio te kunnen bepalen wordt eerst een brand- en hulpverleningsrisicoprofiel opgesteld het vernieuwde dekkingsplan is dan niet meer statisch maar wordt dynamisch. 6. Brandweerzorg op maat betekent ook: bezetting op maat (flexibele bezetting op het voertuig), voertuig op maat (het verschil van risico's kan leiden tot een verschil in wat nodig is in incidentbestrijding) en uiteindelijk kazerne op maat (er komen dan verschillende kazerneprofielen)
Bijlagen: 1. Visie op de brandweerzorg Gelderland-Zuid
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Team beleid Erik van Keken 0344637362
[email protected]
Visie op de brandweerzorg Gelderland-Zuid Vooraf Sinds 1 januari 2013 zijn de gemeentelijke brandweren samengegaan in de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Daarmee is een belangrijke stap gezet om als brandweer de verdere ontwikkeling gezamenlijk op te pakken en de fysieke veiligheid in onze regio te versterken. Willen wij een moderne en toekomstbestendige organisatie worden, dan is het noodzakelijk om vanuit eenzelfde kader te gaan denken. Met deze visie op de brandweerzorg geven wij dat kader en geven wij richting aan de ontwikkeling van de brandweer in de komende jaren. Wat hieronder volgt is niet “in beton gegoten”. De visie wil niet een star document zijn, opgelegd van boven, maar geeft de richting aan die wij gezamenlijk verder moeten uitwerken. Daarbij willen wij gebruik maken van de ideeën en bijdragen van iedereen. Ons vertrekpunt Het huidige organisatieplan waarop de regio gebouwd is, vormt het vertrekpunt voor de verdere ontwikkeling van de brandweer. In de omgeving van onze organisatie is echter alweer zoveel veranderd, dat dit plan eigenlijk al door de ontwikkelingen ingehaald is. Voor het werk nu voldoet dat nog als basis, maar met het organisatieplan zijn wij niet klaar voor de toekomst. De veranderingen in onze omgeving zijn in de afgelopen periode steeds meer zichtbaar geworden en hebben een steeds groter effect gekregen op onze brandweer. Wij hebben het dan over: de regionalisering zelf; de landelijke visie op de brandweer ‘Brandweer over morgen’ die van ons vraagt om anders te kijken naar de brandweerzorg; de Wet veiligheidsregio’s; bezuinigingen die de gemeenten moeten doorvoeren en die ook doorvertaald worden naar de Veiligheidsregio. de adviezen van de commissie Hoekstra de ontwikkeling van de nationale politie de toenemende netwerksamenwerking tussen partners belast met fysieke en sociale veiligheid de toenemende aandacht voor zelfredzaamheid van burgers onderzoeken naar verbetering van brandveiligheid dat verder gaat dan alleen het halen van opkomsttijden (Rembrand fase 1 en 2) de ontwikkeling van regionale omgevingsdiensten de toenemende netwerksamenwerking op het terrein van veiligheid (sociaal en fysiek), waarbij gemeenten de regie voeren Verschuiving van de aandacht van de repressieve bestrijding naar risicobeheersing aan de voorkant
Waarom ook al weer regionaliseren Bedoeling van de regionalisering is vooral om de brandweerkorpsen vergaand te laten samenwerken. De huidige minister heeft dat formeel gemaakt door regionalisering te verplichten. Doelen zijn vooral om goed voorbereid te zijn op incidenten, rampen en crisis en om geld, materiaal en mensen efficiënter te kunnen inzetten. Dat alles om de fysieke veiligheid in onze gemeenschap te bevorderen. Binnen de veiligheidsregio zijn wij met onze partners dan ook een belangrijke speler in het werken aan een veilige leefomgeving. Voordeel van de regionalisering is verder dat de regionale brandweer Gelderland-Zuid nu meer ‘massa’ heeft om in te spelen op de veranderingen om ons heen. Toekomstvisie van de brandweer Brandweer Nederland heeft een visie ontwikkeld op de toekomst van de brandweer, ‘Brandweer over morgen’, die wij ook als regio onderschrijven. Kernboodschap van deze toekomstvisie is: de behoefte aan zorg voor fysieke veiligheid blijft. Maar de manier waarop in deze behoefte wordt voorzien zal veranderen. Wij zullen ons takenpakket op doelmatigheid moeten bekijken en waar nodig moeten ombuigen. Belangrijke rode draad in de visie, is de mogelijkheid tot verscheidenheid: als er verschillende risico’s zijn in een verzorgingsgebied, dan moet ook differentiatie in de operationele organisatie een mogelijkheid zijn. De brandweer hoeft niet altijd, overal, op precies dezelfde manier de brandweerzorg
1
te leveren. Plaats en ligging, risico’s, bevolkingssamenstelling en tijd kunnen reden zijn om maatwerk toe te passen. Verder geeft de visie aan dat de brandweer meer moet inzetten op het verminderen van de kans op brand, dus het voorkomen van incidenten. Er moet sterk ingezet worden op preventie. Tegelijk moeten aan de kant van repressie ook de effecten van incidenten slimmer aangepakt worden, zo stelt de visie. Innovatie in de repressieve slagkracht is dan ook belangrijk. Onze basishouding mag ook veranderen. Wij blijven wel de gedreven en gemotiveerde hulpverlener, maar de brandweer moet niet meer denken alles voor iedereen op te kunnen lossen: burgers, organisaties, bedrijven moeten zelf meer bewust worden van risico’s, eigen verantwoordelijkheid nemen en zelfredzaamheid bevorderen en creëren. Algemene conclusie uit de landelijke visie is dan ook, dat investeren in het huidige bedrijfsmodel van de brandweer ons niet meer verder brengt. Het is tijd om onze strategische doelen, de manier waarop wij daaraan vorm geven en de organisatie die daarbij past, anders te gaan bekijken. Wet Veiligheidsregio’s Als de brandweer gaat veranderen, moet dat natuurlijk wel binnen de grenzen van de wet gebeuren. De Wet veiligheidsregio’s geeft aan wat onze taken zijn en stelt wettelijke normen voor de manier waarop wij de brandweerzorg moeten leveren. Zo zijn er normen voor opkomsttijden, maar wordt er tegelijk ruimte geboden om daarvan gemotiveerd af te wijken. Die motivatie is gelegen in het risicoprofiel van een gebied of gebouw en in de afweging van kosten om de wettelijke normen te halen. Het bestuur van de Veiligheidsregio mag daarover besluiten en moet gemotiveerde afwijkingen van de norm vastleggen in een dekkingsplan. Ook maakt de wet het mogelijk om op basis van argumentatie af te wijken van een standaardbezetting van een tankautospuit. Wij hebben dan ook de belangrijke taak om een goed afwegingskader op te zetten, waarmee wij deze afwijkingen beargumenteerd kunnen bepalen. Daar hoort ook een realistische kosten-batenanalyse bij. In zo’n afwegingskader worden aspecten meegenomen als veiligheid, werkbaarheid, doelmatigheid, legitimiteit, haalbaarheid en proportionaliteit.
Bezuinigingen Geld is niet de drijfveer om te veranderen, bezuinigingen zijn niet de reden om zaken anders te gaan doen. Maar het is wel logisch dat wij zorgvuldig met gemeenschapsgeld moeten omgaan. Wij kunnen er ook niet omheen dat een forse bezuinigingstaakstelling van de gemeenten ons tot een andere aanpak dwingt. De regionale brandweer heeft nu een taakstelling van vijf procent. Het halen van die taakstelling zet ons aan tot overwegingen hoe wij onze taken binnen wettelijke kaders en regelgeving opnieuw kunnen vormgeven of zelfs kunnen afstoten. Bezuinigingen versnellen daardoor de ontwikkeling om de toekomstperspectieven in te voeren. Gezien deze ontwikkelingen kunnen wij niet langer afwachten wat er op ons afkomt. Het is noodzaak om zelf de regie te pakken en onze organisatie voor te bereiden op de toekomst, voordat anderen dat doen voor ons. Anders kijken De optelsom van de hierboven geschetste ontwikkelingen vraagt om anders kijken naar de manier waarop wij de brandweerzorg hebben georganiseerd: anders kijken naar het afdekken van risico’s, anders kijken naar adviseren en controleren, anders kijken naar het bieden van slagkracht, anders kijken naar opkomsttijden. Dat zorgt ervoor dat wij ook anders kunnen gaan kijken naar een gelijkwaardig veiligheidsniveau. Als er verschillende risico’s binnen de regio bestaan, kunnen wij ook beargumenteerd afwijken van wat wij nu nog overal hetzelfde doen. Daarvoor is wel een ander bestuurlijk uitgangspunt nodig en ook het bestuur moet over afwijkingen een besluit nemen. Om misverstanden te voorkomen: de vraag of het anders kan, betekent niet dat wij het nu niet goed doen of hebben gedaan. Belangrijkste reden blijft dat wij nog niet voldoende mee zijn veranderd in datgene wat de omgeving van ons vraagt. Wij blijven klaar staan voor onze samenleving om fysieke veiligheid te bieden, binnen de mogelijkheden die de brandweer daarvoor heeft. Onze twee hoofdproducten, risicobeheersing en incidentbestrijding, blijven dan ook gewoon bestaan. Maar de inrichting ervan gaat wel veranderen. De uitgangspunten voor het opnieuw inrichten van die twee hoofdproducten zijn:
2
• • • • • • •
Ruimte voor ons vakmanschap: wat ondersteunt ons vakmanschap en wat niet. Een realistische kijk op wat wij wel en wat wij niet kunnen en willen. Een realistische kijk op risico’s, waarbij wij de ruimte nemen om te differentiëren. Wij gaan meer maatwerk toepassen. Kijken naar wat onze omgeving wil en afstemmen van onze diensten en mogelijkheden op de behoeften van onze omgeving. Daarmee moeten wij ook een bredere kijk op maatschappelijk rendement krijgen. Streven naar een optimale prijs-kwaliteitverhouding Integrale samenwerking met andere partners (gemeenten, veiligheidspartners, omgevingsdiensten etc.) Een versterkte aandacht gaat uit naar proactie en preventie om onveilige situaties te voorkomen. Er vindt een accentverschuiving plaats van minder standaard repressief optreden naar meer proactief en preventief optreden. Het toekomstig repressief optreden wordt gekenmerkt als slimmer repressief optreden.
Het is niet altijd mogelijk om bij elk product ‘hard’ aan te geven wat de brandweer kan leveren. Voor die onderdelen waarbij wij dat wel kunnen, gaan wij een resultaatverplichting aan. Dat geldt in elk geval voor de basisbrandweerzorg, waar wij brand en hulpverlening onder verstaan. Wij durven bij deze basiszorg harde afspraken te maken over te behalen resultaten, waarop wij mogen worden afgerekend. Deze taken passen binnen ons vakmanschap en sluiten realistisch aan op de aanwezige risico’s. De benodigde kennis en kunde hiervoor kunnen wij onderhouden en wij hebben de benodigde middelen. Er zijn ook diensten en producten, die onder het begrip ‘afwijkingen’ vallen. Hierbij hanteren wij een inspanningsverplichting: wij leveren de best mogelijke inspanningen om de diensten zo goed mogelijk te leveren. Maar wij kunnen geen garanties geven dat wij het probleem voor honderd procent oplossen. Deze ‘afwijkingen’ pakken wij zo goed mogelijk aan, vanuit de basis van ons vakmanschap, maar flexibiliteit en improvisatievermogen zijn er ook een onderdeel van. Risicobeheersing Hierboven is onder de kop ‘Ons vertrekpunt’ op hoofdlijn geschetst hoe de omgeving van de brandweer verandert. Voor risicobeheersing zijn er nog enkele specifieke redenen om zich op de toekomst voor te bereiden. Zo wordt er door de Rijksoverheid wetgeving voorbereid die het mogelijk maakt voor private partijen om bouwplantoetsing uit te voeren. Dit is nu nog een publieke taak van de vergunningverlener, waarbij de brandweer een grote rol heeft voor het onderdeel brandveiligheid. Deze wetgeving brengt onzekerheden met zich mee voor de taken van de brandweer op dat gebied. Ook hebben wij te maken met de vorming van regionale uitvoeringsdiensten, in onze regio de Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) en de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN). Deze hebben de taken rondom de milieuvergunning overgenomen van de gemeenten en bij sommige gemeenten ook de taken op het gebied van bouw- en woningtoezicht. Dit heeft ook zijn effect op taken en rol van de brandweer en de relatie tot de nieuwe partners. Gezien de veranderingen in onze omgeving, hebben wij de hieronder beschreven visie op risicobeheersing ontwikkeld. Risicobeheersing gaat over het voorkomen en beperken van fysieke veiligheidsrisico’s. De Brandweer Gelderland-Zuid is daarbij een expert waar het gaat om brandveiligheidsrisico’s. Wij zijn in staat om vanuit risico’s te denken, deze juist in te schatten en onze afnemers te voorzien van een kwalitatief hoogwaardig advies dat aansluit bij de behoefte van onze afnemers. Verder zoekt de Brandweer Gelderland-Zuid naar mogelijkheden om maximale invloed uit te oefenen op het voorkomen van onveilige situaties, beperken van risico’s en beperken van gevolgen van incidenten. Wij doen dat niet alleen door wettelijke taken uit te voeren, maar ook door een belangrijke speler te zijn in de nietwettelijke taken. Door de nieuwe visie op de aard van de werkzaamheden van de brandweer, de medeverantwoordelijkheid van de burger voor zijn veiligheid en te bekijken welke inzet efficiënt is vindt er een verschuiving plaats van minder repressie naar meer proactie en preventie. Dit houdt onder meer in dat bij een repressieve inzet slimmer wordt uitgerukt. Het is dan ook geen vanzelfsprekend in de toekomst om met een tankautospuit uit te rukken waarin zes brandweermensen zitten als hetzelfde effect ook kan worden bereikt door op een andere slimme manier repressief op te
3
treden. Dit kan in voorkomende situaties leiden dat repressief wordt opgetreden met een zogenaamd " voertuig op maat"
Verder uitgewerkt betekent dat: • Vooraan de veiligheidsketen is de meeste winst te behalen. Wij richten ons eerst op het voorkomen van structurele oorzaken van onveiligheid. Vervolgens richt de brandweer zich op het borgen van veiligheidsmaatregelen die incidenten kunnen voorkomen of de gevolgen daarvan beperken en het vergroten van het risicobewustzijn en zelfredzaamheid. Voorlichting en communicatie aan inwoners, bedrijven en instellingen zijn hierin belangrijke aspecten, geschaard onder de noemer ‘Brandveilig Leven’. Wij gaan daar op regionaal niveau invulling aan geven. • Brandweer Gelderland-Zuid kenmerkt zich door specifieke expertise over brandveiligheid. Vanuit deze expertise zijn wij van meerwaarde voor zowel de interne organisatie als externe partners en afnemers van adviezen. • De brandweer voorziet vragen en verzoeken van een passend advies of antwoord, afgestemd op de vraag. Daarbij hechten wij grote waarde aan consistente en uniforme advisering. • De brandweer levert producten van een hoogwaardige kwaliteit, waarmee wij ons onderscheiden van marktpartijen. Deze hoogwaardige kwaliteit is niet alleen belangrijk voor de positionering van de brandweer, maar vooral ook vanuit de trots op het vak en de ideële doelstelling om veiligheid te bevorderen. • Wij sturen op activiteiten die in relatie tot de kosten voor de samenleving het hoogste maatschappelijke rendement opleveren. Voortvloeiend uit de visie stellen wij ons als strategische doelen: • Voldoen aan de wettelijke taken zoals benoemd in de wet Veiligheidsregio's, waarbij wij de risicobenadering toepassen op alle onderdelen van het brandweervak. • Als gevolg van onze veranderende rol naar onze partners, een rolverschuiving doormaken van controleur naar adviseur op het gebied van (brand-)veiligheid, waarbij een integrale aanpak en klantgerichtheid centraal staan. Naast de wettelijke taken biedt het inzetten op de niet-wettelijke adviestaak hiervoor goede mogelijkheden. • Meer gaan netwerken en de samenwerking versterken met incidentbestrijding (intern), veiligheidspartners, gemeenten, omgevingsdiensten en andere partijen in de meest brede zin. • Uniformiteit creëren in en kwaliteit versterken van alle producten, door het centraal inrichten van de werkprocessen en het blijvend ontwikkelen van medewerkers. Een belangrijk onderdeel in de doorontwikkeling is het bepalen en inrichten van de niet-wettelijke adviestaak. Daarmee bedoelen wij de adviestaak van de brandweer op grond van de wet, waarbij de brandweer geen verplichte wettelijk adviseur is, maar wel een wettelijke taak vervult. Wij gaan een inventarisatie en analyse uitvoeren van huidige activiteiten op het gebied van de niet-wettelijke adviestaak. Op grond daarvan en van een nog op te stellen brandrisicoprofiel willen wij prioriteiten stellen in deze taken en meer uniformiteit in deze taken creëren. Om de ontwikkelingen vorm te kunnen geven, is het noodzakelijk om risicobeheersing centraal aan te sturen. Op die manier kan prioritering, uniformiteit en kwaliteit beter geborgd worden. Centrale sturing betekent niet dat medewerkers niet meer lokaal kunnen zitten. In de clusters blijven medewerkers nodig voor de contacten met de gemeenten, maar ook omdat zij vaak een repressieve koppeling hebben. Tot eind 2013 zijn wij bezig met het verder uitwerken van deze visie op risicobeheersing en het uitzetten van de koers. Tegelijkertijd gaan wij in 2013 de organisatie verder ‘in control’ brengen: op basis van de huidige dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) voeren wij een inventarisatie uit en wij analyseren de resultaten in relatie tot de beschikbare capaciteit. Verder richten wij de werkprocessen in, zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in de nieuwe ICT-werkomgeving. In 2014 gaan wij het nieuwe beleid invoeren en krijgt de organisatie van risicobeheersing haar toekomstvaste vorm. De gevolgen van de ombuigingen worden in dat jaar vertaald naar capaciteit en prioritering van de doelstellingen. Na het inrichten van de organisatie zijn de doelstellingen en middelen en de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van medewerkers helder. In 2015 kan de organisatie zich dan verder ‘zetten’ en ontwikkelen.
4
Incidentbestrijding De doorontwikkeling van incidentbestrijding vraagt om een andere aanpak en om meer tijd dan die van risicobeheersing. Dit traject is veelomvattend en complexer, zodat wij meer tijd nodig hebben om eerst de inhoud te bepalen: wat willen wij bereiken en hoe gaan wij dat doen? Als die inhoud duidelijk is, gaan wij bekijken of de organisatie op die veranderde werkwijze aangepast moet worden. Hieronder schetsen wij de visie op incidentbestrijding. Uitgangspunten De belangrijkste uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van de brandweer zijn: • Wij willen zoveel als mogelijk kazernes behouden. Het uitgangspunt is dus niet om kazernes te gaan sluiten. Dat vraagt wel om een andere bedrijfsvoering op en rondom de kazernes. • De brandweer gaat van aanbodsturing naar vraagsturing. Dat betekent dat wij niet overal hetzelfde pakket leveren, ongeacht de situatie, maar dat wij uitgaan van de vraag: wat is waar nodig? • Die vraag moet vertaald worden in taken en klussen, waar de repressieve slagkracht op afgestemd moet worden. • Wij richten ons op een sterke basiszorg en minder op de afwijkingen. In onze visie moeten de basisproducten Brand en Hulpverlening op alle kazernes aanwezig zijn. Maar dat wil niet zeggen dat de brandweerzorg overal op dezelfde manier georganiseerd moet zijn. Op grond van risicodifferentiatie kunnen er verschillen voorkomen in drie wezenlijke onderdelen van de incidentbestrijding: de bezetting waarmee uitgerukt wordt op het voertuig, de voertuigen zelf en de kazerne. Daarbij gelden als drie kernbegrippen: risicodifferentiatie, maatwerk en flexibiliteit. Risicoprofiel en dekkingsplan Om de verschillen in de regio te kunnen bepalen, gaan wij eerst een brand- en hulpverleningsrisicoprofiel opstellen, zodat wij inzicht krijgen in de risico’s in de verschillende gebieden. Dit gebeurt in 2014, gericht op de kerntaken brand en hulpverlening. Het risicoprofiel bestaat uit een risico-inventarisatie en de analyse daarvan. Vanuit dit risicoprofiel wordt de basiszorg vervolgens ingericht: hoe voldoen wij aan de vraag en kunnen wij risico’s bestrijden in een bepaald gebied, waarbij maatwerk mogelijk moet zijn. Dit vormt mede de basis voor een vernieuwd dekkingsplan. Daarin is vastgelegd waar brandweerposten zich bevinden, welke bezetting daar vandaan uitrukt en hoe snel de brandweer ergens kan zijn. Dit dekkingsplan, op te stellen in 2015, is afgestemd op risico’s en kan vervolgens ook gaan anticiperen op veranderingen binnen de regio. Het vernieuwde dekkingsplan is daardoor niet meer statisch, zoals nu, maar wordt dynamisch. Brandweerzorg op maat Wij gaan taakgericht uitrukken. Dat betekent dat wij de slagkracht, mensen en middelen, gaan bepalen die voor bepaalde taken en klussen nodig is en dat wij die werkwijze ook gaan invoeren. Wij doen dat in twee stappen, eerst de mensen en dan de middelen. In 2014 gaan wij bepalen hoeveel mensen nodig zijn om welke brandweerklussen te klaren: bezetting op maat. Dit is nog niet gekoppeld aan risico’s, maar gaat uit van de incidenten zelf. Wij rukken dan 1 nog wel uit met de tankautospuit (TS), maar de bezetting daarop wordt flexibel . In 2015 wordt dit uitgebreid door te bekijken of de TS nog wel nodig is, daar waar meestal een andere bezetting uitrukt: voertuig op maat. Dit is wel gekoppeld aan het brand- en hulpverleningsvoertuigrisicoprofiel. Het overzicht van risico’s in de regio kan leiden tot een verschil in wat er nodig is voor incidentbestrijding. Als gevolg daarvan kan een verscheidenheid in voertuigen ontstaan. Uit onderzoek blijkt namelijk dat in meer dan tachtig procent van de incidenten de brandweer niet een TS6 nodig heeft om die te bestrijden. Een snel interventievoertuig met twee personen (SIV2) of TS, bemensd met vier personen, is vaak al voldoende. Zijn er wel meer mensen nodig, direct bij de melding of als het incident zich uitbreidt, dan kan opgeschaald worden. Opschaling is nu al voor ons bekend, maar in het nieuwe concept knippen wij de basiseenheid op in meerdere kleinere eenheden. Dit alles samen, risicodifferentiatie, bezetting en voertuig op maat, leidt ertoe dat wij uiteindelijk verschillende kazerneprofielen krijgen, die wij bijvoorbeeld A, B en C noemen: kazerne op maat. Over 1
Tot nu toe bestaat de bezetting van een tankautospuit uit zes personen
5
de gehele regio gezien krijgen wij dan een samenstelling van A-, B- en C-kazernes, die gezamenlijk een verantwoorde dekking vormen om de basisbrandweerzorg te kunnen leveren. De kazernes kunnen tijdig hulp blijven bieden en blijven onderdeel van opschaling bij crisis- en rampenbestrijding. Hoe die kazerneprofielen bepaald worden, is afhankelijk van twee zaken: het brandrisicoprofiel en de kazerneprofielen van de omliggende posten, in verband met de opschaling. Een voorbeeld: een Ckazerne, waar geen TS staat, zal op bepaalde meldingen per direct assistentie krijgen van omliggende kazernes. Het gaat immers om de slagkracht die geleverd wordt. Dat hoeft niet per se een TS6 te zijn: een SIV2 met een TS4 kan deze slagkracht ook leveren. Specialismen Hierboven is telkens gesproken over de basiszorg. Het onderscheid met specialismen hebben wij helder willen neerzetten, omdat wij onze specialistische taken (bijvoorbeeld inzet gaspakkeneenheid, groot watertransport en schuimblusfunctie) willen heroverwegen. De vraag is namelijk wat basiszorg met een specialistische component is en wat echt een specialistische en dus afwijkende taak is. De specialistische taken worden heroverwogen met de vragen of de brandweer die wel moet doen, of wij dat effectief en veilig doen en of kosten en baten wel tegen elkaar opwegen. Wij gaan hiervoor nieuw beleid opstellen. Andere ontwikkelingen Behalve slagkracht, voertuigen en kazernes zijn er nog twee zaken die in deze doorontwikkeling aandacht krijgen: ondersteuning van de posten en operationele voorbereiding. Bij ondersteuning van posten gaat het om een ander concept voor onderhoud en beheer van materiaal, waarbij het idee van servicecentra verder uitgewerkt wordt. Door dit op een groter schaalniveau te organiseren, valt er veel te bezuinigen zonder verlies aan kwaliteit en slagkracht. Bij operationele voorbereiding gaat het om twee zaken. Ten eerste om een verandertraject van vakbekwaam blijven. Wij gaan regiobreed de taken binnen de basisbrandweerzorg uniform beoefenen en daarin een kwaliteitsslag maken. Ten tweede gaan wij ons operationeel voorbereiden op de veranderingen als gevolg van de doorontwikkeling. Onze operationele plannen gaan wij daarop aanpassen en onze mensen gaan wij bijscholen. In schema ziet de doorontwikkeling incidentbestrijding er als volgt uit:
Plan van aanpak doorontwikkeling IB Fase 1
Fase 2 2014
2013
2015
Fase 3 2016
2017
2018
Dekkingsplan •Brand + HV risicoprofiel
Risicoprofiel
•Basiszorg
Dekkingsplan
Dekkingsplan
•Specialismen (flexibel deel)
Slagkracht op maat •Basiszorg
Bezetting op maat
•Specialismen
HV
GP
Voertuig op maat HV
RV
etc.
Ondersteuning posten Legenda
•Beheer en onderhoud materieel (service centra)
Oper. voorbereiding •Planvorming / bijscholing •Verandertraject vakbekwaam blijven
B&O Concept
Met RB Klus Bestuursbesluit BMT besluit Implementatie
Koppeling aan begroting Zoals bij de noodzaak tot veranderen gezegd is, komt de doorontwikkeling niet voort uit bezuinigingen. De inhoudelijke ontwikkeling is ons uitgangspunt: het primaire proces staat centraal! Aan de andere kant moeten wij voldoen aan een bezuinigingstaakstelling, zodat die onderdeel is van de visie. Wij willen die taakstelling dan ook behalen op een manier die past binnen de doorontwikkeling. En andersom: als de taakstelling behaald is, stopt de doorontwikkeling niet. De inhoudelijke ontwikkeling kan er dan ook toe leiden, dat wij de middelen anders inzetten. Een prestatiebegroting maakt daarbij inzichtelijk welke resultaten worden behaald en welke gevolgen dit heeft voor de inzet van middelen.
6
Voor 2014 is de taakstelling al ingevuld. Maar de Veiligheidsregio moet in 2013 ook al een begroting opstellen voor 2015. In fase 1, tot en met 2014, moeten wij dus de doorontwikkeling vormgeven, maar ook al weten hoe wij de taakstelling invullen voor 2015 en verder. Daarom geeft de brandweer nu de eerste veranderingen in de bedrijfsvoering aan, waarvan wij verwachten dat die inpasbaar zijn in de toekomstvisie. Dat betekent dat wij op basis van nu gemaakte analyses, die soms nog wat abstract zijn, toch al keuzen hebben gemaakt. Op grond van inventarisaties, mogelijkheden voor schaalvergroting en efficiënter inrichten, denken wij dat te kunnen doen. Mogelijkheden daarvoor zijn in alle rode organisatieonderdelen gezocht, zoals opleidingen, materieel, formatie en management. Vanaf 2015, in fase 2, gaan wij meer onderzoek doen en verdiepende analyses maken om tot besluitvorming te komen voor de jaren daarna. Dan moeten keuzen gemaakt worden, waarmee de begroting echt omgebogen wordt. In fase 3 hebben wij de nieuwe organisatie staan, die kan inspelen op de behoeften van de omgeving. De toekomstige (prestatie)begrotingen zijn gebaseerd op deze organisatie. Hieronder zijn deze fasen in combinatie met de doorontwikkeling in beeld gebracht:
Fase indeling doorontwikkeltraject Fase 1 2013
Fase 2
2014
2015
VISIE OP
Taakstelling
Fase 3 2016
2017
2018
DOORONTWIKKELING BRANDWEER
Nieuwe begroting
= ombuigen en (anders) investeren in onze organisatie door bv. HRM en innovatie
7
Einde De notulen van deze vergadering vindt u terug op het Raadsinformatiesysteem van de gemeente Tiel. http://raad.tiel.nl