Preek over Jona 3 Gemeente van de HEER Jezus Christus, gasten, luisteraars, [dia 1] twee woorden die je nodig hebt als je het evangelie van God wilt begrijpen, uitleggen. [dia 2] Gods Geest overtuigt mensen van zonde en overwint door genade. Vorige week heb ik het vooral over dat eerste gedeelte gehad in de preek. Dat het nodig is – vooral in deze tijd – dat de Geest mensen overtuigt van zonde. Zodat mensen ook gered kunnen worden. Want dat is de bedoeling. Je kunt pas uit de put als je door hebt dat je erin zit. Vandaag vooral over dat tweede gedeelte, over genade. God heeft zo z’n hele eigen manier van omgaan met het onrecht, met zonde, met kwaad in de wereld. Ook in jouw, in ons leven. Dat gaan we nog zien. Jona irriteerde zich met name aan deel II van die boodschap, aan genade. Jona was meer van het strenger straffen. Weet je nog dat toen Jona inzag dat het zijn schuld was (die storm) hij alsnog liever dood ging dan naar Nineve! Zo diep zat het dus. [dia 3 – leeg scherm] Toch wil God Jona gebruiken. Maar in dat proces moet hij zelf óók leren wat genade is. Het boek gaat namelijk verder, ook ná hoofdstuk 3. Je zou misschien verwachten dat 3:10 het laatste vers zou zijn: ‘… en Hij deed het niet’. Maar Jona moet zelf ook nog leren wat genade is. En weet je wat ik denk: veel van jullie ook. Het aparte is wel dat God niet wacht met Jona gebruiken totdat hij zelf de les ook heeft geleerd. Je hoeft niet eerst helemaal klaar en overtuigd te zijn voordat je evangelisatiewerk doet. Heb je gelezen wat Jona’s boodschap was in Nineve? ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve weggevaagd!’ Geen oproep toch bekering, laat staan een verkondiging dat God genadig is voor wie zich tot Hem bekeren. Niks van dat. En toch: gebruikt God Jona én zegent hij zijn bediening. De inwoners van Nineve die zijn boodschap horen doen méér dan wat Jona toen nu toe had gedaan. Zonde is, hebben we de vorige keer gezien: geen boodschap hebben aan Gods Woord. Je identiteit – wie je bent – niet willen vinden in wie God zegt dat je bent, maar in wat anderen zeggen. Of iets anders. De Ninevieten beginnen anders te leven. Zij hebben wél boodschap aan Gods Woord. Jona niet. Nog steeds niet.
De Ninevieten hebben aan een half woord genoeg om zich over te geven terwijl Jona het met een heel woord maar half doet. [dia 4] Eigenlijk is de vraag van vandaag de vraag van hoofdstuk 4 vers 4. God vraagt aan Jona: ‘Is het terecht dat je zo kwaad bent?’. Het is een vraag, gericht aan een gelovige. Wat heet, aan een kerkmens. Want nadat de inwoners van Nineve zich al beginnen te bekeren, gaat Jona nóg op een heuvel zitten. Hij wacht op vuur uit de hemel: armageddon! Jona was zó boos op het onrecht van Nineve (we hebben de vorige keer gelezen uit Nahum waarom Nineve de bloedstad genoemd werd) dat uitstel van oordeel naar zijn mening onrechtvaardig was. En, geef hem ‘ns ongelijk. God is een genadig God. Als mensen ook maar een ienieminie-stapje in de goede richting doen, is Hij bereid om te vergeven! Is dat niet onrechtvaardig? Stel je eens voor, er komt een van ontucht met kinderen verdachte man naast jou wonen. Hij heeft nooit straf gehad, hij is weggekomen met een procesfout in het onderzoek door de politie. Maar jij hebt kleine kinderen. En dan vergrijpt hij zich ook nog – om het nog erger te maken – aan een van jouw kinderen. Is het dán terecht dat je kwaad bent? Ik verzeker je, dan wil je net als Jona: oordeel. Vuur uit de hemel. Of, iets dichter bij huis. Iemand heeft jouw naam zwart gemaakt en doet dat nog steeds. Onterecht. Maar je kunt er niks aan doen dat hij/zij daarmee doorgaat. Op internet, op feestjes, overal. En, als iemand anders hem erop aanspreekt dan belooft hij wel beterschap maar zodra hij weer z’n gang kan gaan, start hij de lastercampagne weer op. Is het dán terecht dat je kwaad bent? Of ga je dan vergeven? Akkoord, vergeven kan eigenlijk alleen als iemand zelf ook om vergeving vraagt. Maar daar wordt het niet makkelijker van. Laat ik het dus anders vragen: ben je dan nog steeds bereid om te vergeven? Of wil je oordeel? Vuur uit de hemel? [dia 5] God wil dat wij net als Hij omgaan met kwaad. Hij wil dat wij – net als Jona – omdat wij zijn mensen zijn, éérst leren wat genade is. En genade leren, dat is denk ik het moeilijkste dat er is. Het is namelijk al moeilijk om zelf te accepteren dat iemand jou genadig is. Om zelf om genade te smeken (genade!) Het is nóg moeilijker om ook zelf genadig te zijn. Toch wil God dat.
Als we zeggen dat God genadig is [dia 6], dan bedoelen we dat God een bepaalde manier heeft van omgaan met onrecht, met kwaad. [dia 7] Twee dingen wil Hij niet. Hij accepteert geen onrecht (zie de boodschap van Jona aan de Ninevieten) én [dia 8] Hij accepteert geen vergelding à la Jona. Gods boodschap is een les voor wetteloze mensen. We hebben dat al eerder gezien n.a.v. de brief aan de Galaten. Het kwaad moet stoppen. Punt. Maar het is óók een les voor wetticisten of moralisten. Voor iedereen die zichzelf beter vindt dan de ander. Want dat zegt Jona eigenlijk. Snap je dat? Hij zegt eigenlijk: wat zij doen, zou ik nooit doen. Zíj moeten betalen. Ik hoef dat niet. Ik ben veel beter. God, ziet U dat wat die wettelozen doen, eigenlijk helemaal geen bekering is? Ze kennen U niet. Ze zeggen geen ‘Jahwe’! De slechtheid van de Ninevieten is duidelijk en – 1:2 – ten hemel schreiend. Dat moet stoppen. Maar de slechtheid van Jona liegt er ook niet om: Jona wil liever dood dan in dezelfde wereld leven als een God die tot vergeving bereid is. Hoofdstuk 4 vers 3: [dia 9] ‘Laat mij maar sterven, HEER: ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven.’ Gods genade is niet makkelijk. En roept daarom ook weerstand op. Juist bij moralisten zoals Jona. In het Nieuwe Testament waren het óók de vrome joden die Jezus vermoordden. Niet de verkrachters en de moordenaars! Waarom is genade zo moeilijk? [dia 10 – leeg scherm] En wat ís genade eigenlijk? Laten we het hebben over onszelf: hoe kan jij leren om óók genadig te zijn. Genadig zijn is de bereidheid hebben om te vergeven. De sleutel tot die bereidheid is – en ik vind het belangrijk dat je dat goed begrijpt – dan je een veranderde identiteit hebt. Dat je snapt, accepteert, aanvaardt: ik ben óók een zondaar, die van genade moet leven. Dat is Jona 2! Als God Jona vraagt: ‘Is het terecht dat je zo kwaad bent?’ klinkt daarin mee wat er staat in Jona 2. Jona, heb je eigenlijk wel door wie je zelf bent. Dat jij zonder mijn ingrijpen nu op de bodem van de zee zou liggen? Dood! Het is trouwens óók Jona 3: Jona heeft ook zijn driedaagse veldtocht door Nineve overleeft! Genade leren is dus: niet vergeten wie je zélf bent. Niet vergeten dat je bent gedoopt. Dat je Gods oordeel verdiende (als klein kind al!) en ondergegaan bent in Gods water. En dat je met Jezus bent opgestaan. Vergeet niet wie je bent! Juist in situaties van groot onrecht.
Dat je snapt: ik zou dat, onder andere omstandigheden, zelf ook kunnen doen! En toch: is God geduldig met mij! Dat je een zondaar bent, door genade gered. [dia 11] Nou, wat doe je dan, als dat kwartje valt? Volgens mij [dia 12] doe je dan in ieder geval 2 dingen níet: 1. de ander veroordelen. Dat snap je, toch? Dat recht heb je niet. Denk aan die gelijkenis van de man wiens schuld vergeven is en die toen ook zijn eigen schuldenaar moest vergeven. Maar ook niet: 2. niks zeggen. Dat recht heb je ook niet. daar zit voor veel christenen de ‘catch’. Heb je gezien dat God het kwaad van Nineve niet accepteert? Het kwaad moet stoppen. Je hebt als christen niet het recht de ander te veroordelen. Maar je hebt ook het recht niet de ander maar z’n gang te laten gaan. Want de ander is net zo waardevol in Gods ogen, als jij. In beide gevallen gaat het je niet om de ander, om rechtvaardigheid, om vrede. Het gaat om jezelf. Je wilt wraak nemen (1). Of je wilt je pijn, je woede vermijden, niet onder ogen zien (2). De tweede optie lijkt meestal christelijker! Maar ook dan ben je niet begaan met de ander, met rechtvaardigheid. Er kunnen wel situaties zijn waarin je een tijd lang niets moet zeggen, daar kom ik straks nog even op terug. Is het terecht dat je zo kwaad bent? [dia 13 – leeg scherm] Ik zal zeggen wat Jona doet (en wij) en hoe God wil dat Jona doet (en jij). Jona haat van de binnenkant en zit stil op een heuvel aan de oostkant van Nineve. Stil van binnen. Van binnen haten, niks zeggen van buiten (die nep-smile, je weet wel). Maar God wil het tegenovergestelde. Hij wil dat wij de zondaar van binnen liefhebben én hem/haar daarom confronteren aan de buitenkant. Hoe kan dat? Wat is genade? Dat is dat er van binnen iets veranderd. Dat je – net als God – liever zelf de prijs betaalt dan de ander te laten betalen. Zoals Jezus huilde over Jeruzalem. De stad die Hem zou gaan vermoorden. Zoals Hij liever zelf de prijs betaalde dan al die mensen met vuur uit de hemel te vernietigen. Van binnen liefhebben en van buiten confronteren.
Hoe doe je dat? Ik zei net wat je in ieder geval níet moet doen: niet veroordelen, niet ontwijken. Maar hoe wel? Wat is dat, en hoe moet dat: zelf de prijs betalen. Twee voorbeelden tot slot. Het eerste voorbeeld heb ik al eens genoemd. [Dia 14 - titel] Je leent je auto uit aan je 18-jarige zoon of dochter. Die rijdt er een mooie deuk in. Wat kan je dan doen? Dan heb je drie opties: 1. [dia 14.1] de situatie zo laten zoals die is. Maar: de schade blijft dan, natuurlijk. Die gaat niet vanzelf weg. Voor de duidelijkheid: voor die optie kiest God nooit. Hij heeft de wereld goed gemaakt. Hij wil geen wereld met schade. Hij neemt geen genoegen met minder dan perfect. 2. [dia 14.2] Je laat je zoon of dochter betalen. Maar die heeft geen geld. En ook geen uitzicht op geld. Hij stikt al van de schulden. 3. [dia 14.3] Blijft over: zelf voor de kosten opdraaien. Dát is genade: de schade herstellen en bereid zijn liever zelf te betalen dan de ander te laten doen wat hij/zij toch niet kan. [dia 14.4] Genade is: zelf de schade incasseren. Snap je nu waarom genade pijn doet? Een laatste voorbeeld. [dia 15 – leeg scherm] Om even terug te komen op dat roddelen. Er is iets gebeurd waardoor een vriend, een familielid of een gemeentelid zich gekwetst voelde. Naar jouw mening onterecht. Het was zijn eigen schuld, of in ieder geval: jij kon er niets aan doen. En, laten we voor het gemak even aannemen dat je voor 100% gelijk hebt. Die persoon houdt niet op met jou zwart te maken. Met mails, brieven (ook aan anderen), met roddelpraatjes. Het is inmiddels zover gekomen dat ook al zou het waar zijn dat het jouw schuld is wat er is gebeurd, alles wat diegene daarna gedaan heeft om jouw zwart te maken, in geen enkele verhouding staat tot wat er is gebeurd. Wat doe je dan? Je maakt duidelijk dat je er over wilt praten. Je bent eerlijk over het onrecht. Niet op een wraakzuchtige manier maar op een manier die de ander daadwerkelijk in staat stelt om het weer goed te maken. Maar, dat heb je al te vaak gedaan. Het heeft geen zin meer.
Genade, de bereidheid om te blijven vergeven, betekent dan: zelf de schade incasseren. Iedere keer als je hem of haar ontmoet, vriendelijk blijven ook al ga je van binnen dood. Iedere keer als jij de mogelijkheid hebt de ander zwart te maken bij anderen, daarvan af te zien. Net zo lang totdat de schuld, de schade betaald is. Maar niet door de ander, door jou! Het is de enige manier waarop de ‘schade’ ook echt verdwijnt! Hem/haar betaald zetten maakt het probleem nl. alleen steeds groter. En dan gaat iedereen zeggen: belachelijk! Dat kan helemaal niet. Bedenk dan dat je hetzelfde doet als wat God nog elke dag doet. Dat Hij gestorven is om onze schuld en nóg geduld heeft, elke dag. En als er mensen spottend vragen: waar is jullie God nou! Hij had toch beloofd te komen? Maar er is nog niks veranderd! Alles is nog zoals het vroeger was. Doe toch niet zo soft, bekeer je en neem wraak! Dan zegt Petrus in het Nieuwe Testament: ‘Maar wij [die geloven] vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. […] Bedenk dat het geduld van onze Heer uw redding is. […] Geliefde broeders en zusters, u weet van tevoren wat er gaat komen. Wees daarom op uw hoede en laat u niet meeslepen op de dwaalwegen van wettelozen. Laat uw standvastigheid niet varen, maar groei in de genade en in de kennis van onze Heer en redder Jezus Christus. Hem komt de eer toe, nu en in eeuwigheid. Amen.’1
1
2 Petrus 3.