Preek over Johannes 20:19-31: ‘Wees niet langer ongelovig, maar geloof!’ Gemeente van JEZUS CHRISTUS, gasten en luisteraars, Vorige week ging het over de vraag hoe Maria tot geloof kwam bij het open graf. Over Jezus die haar naam noemde. Waarop zij zich overgaf door te antwoorden: ‘Rabboenie!’ (Meester!) Vandaag gaat het over Thomas. Jezus brengt ook hem zover dat hij in het openbaar belijdenis doet van zijn geloof. Dat hij verandert van een ongelovige in een gelovige. Van een twijfelaar in een toegewijde volgeling. Wie weet welke bijnaam Tomas in de loop van de geschiedenis heeft gekregen? Als iemand je wel eens ongelovige Tomas heeft genoemd, komt dat uit dit verhaal. Maar eigenlijk is de ongelovige helemaal niet zo toepasselijke bijnaam voor deze Tomas. Het hele punt van deze geschiedenis is nu juist dat hij van een ongelovige een gelovige is geworden. Volgens de overleveringen heeft de apostel Tomas het evangelie gepreekt tot in wat nu Iran is en zelfs nog verder, tot in India. Tot op vandaag kan je in India gemeenschappen vinden die zich Tomaschristenen noemen. Twijfel en geloof
Het verhaal over Tomas is ook nu in Nederland enorm populair. En dat komt omdat twijfel helemaal ‘in’ is. Natuurlijk is twijfel iets van altijd, maar vandaag de dag zijn er mensen die twijfelen tot een soort nieuwe levensstijl verheffen. Ze zeggen dan bijvoorbeeld: het gaat niet om de antwoorden maar om de vragen die je stelt. Het gaat niet om je doel of je bestemming maar om de weg erheen. Vroeger werd uiteraard ook getwijfeld, maar openlijk twijfelen (en dan vooral openlijk blijven twijfelen) was niet zo populair. Nu is het voor veel mensen een levensmotto. En dan bedoel ik niet de bevindelijke twijfel – hoewel er zeker raakvlakken zijn – maar de algemene geestelijke wind die door Nederland waait.
Vroeger hadden we de neiging om Tomas (als de ongelovige!) vooral buiten de kerk te plaatsen terwijl Tomas nu als ongelovige twijfelaar de kerk wordt binnengehaald. Twijfel moet kunnen. Vroeger mocht je niet twijfelen. Nu moet het. Begrijpelijk dat Tomas – de ongelovige, de twijfelaar – in veel kerken in ere hersteld wordt: ‘kijk maar: in de Bijbel hebben we ook al iemand die het allemaal niet zo zeker weet!’ Aan dat eerherstel wil in vanmorgen uitdrukkelijk meewerken. Maar dan niet als een oproep om meer te twijfelen in de kerk. Maar als een bemoediging binnen de gemeenschap van de kerk te veranderen van twijfelaar in toegewijd volgeling van Jezus Christus. Eerherstel dus, maar niet voor meer ongelovige maar voor meer gelovige Tomassen in de kerk. Eén van de twaalf
Laten we eens wat beter kijken naar deze leerling. Wie is Tomas? Tomas is één van de 12 discipelen van Jezus. We komen hem tegen op een paar plaatsen in de Bijbel, de meeste in het bijbelboek Johannes. Tomas is iemand die een beetje eigenwijs is. Tomas stelt vragen. Hij is daarin niet de enige wel een van degenen die erin voorop loopt. Wanneer Jezus zegt: ‘Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga.’ Zegt Tomas: ‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ (Joh. 14:5) Tomas is, net als Petrus, ook iemand die als hij een keer ‘om’ is, bereid is de consequenties van zijn discipelschap te dragen. Jullie weten allemaal nog hoe Petrus uitriep: ‘ik wil mijn leven voor u geven!’ Denk ook even aan de geschiedenis van de voetwassing. Zoiets doet Tomas ook. Als Jezus naar het gevaarlijke Judea wil gaan om Lazarus terug te roepen uit de dood dan ziet niemand van de leerlingen dat echt zitten. Tomas zegt dan tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven.’ (Joh. 11:16) Tomas is dus iemand die vragen stelt en ook z’n eigen weg durft te gaan. Na de gebeurtenissen rond Goede Vrijdag zitten de leerlingen angstig bij elkaar. Er gingen allerlei geruchten rond. Zoals deze: de leerlingen zouden ’s nachts de wachters bij het graf hebben overmeesterd en het lichaam van Jezus hebben weggehaald.
Tomas is er niet bij. Hij is z’n eigen weg gegaan. Waarom weten we niet. Maar ik weet wel dat als mensen rouwen, dat sommigen elkaar dan opzoeken, en anderen juist niet. Dat laatste doet Tomas. Hij houdt zich afzijdig. Maar Tomas heeft wel iets gemist. In de tussentijd heeft Jezus zich aan de anderen bekend gemaakt en de anderen zeggen dan tegen Tomas: ‘wij hebben de Heer gezien!’ (vs. 25a) Tomas reageer dan zo: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ (vs. 25b) Voordat we met z’n allen over Tomas vallen moet een ding hier goed tot ons doordringen. Namelijk dit: ook de andere leerlingen hebben het nodig gehad dat Jezus zich aan hen liet zien. Ook zij kwamen niet tot geloof op het getuigenis van Maria die bij het graf Jezus ontmoette, en Petrus en Johannes die vertelden van het lege graf. Tomas is dus niet de enige die bewijs nodig heeft. [dia 1] Waarom was het nodig dat Jezus zichzelf aan alle leerlingen liet zien? Alle leerlingen moesten zien, zij moesten het overtuigende bewijs hebben van de lichamelijke opstanding uit de dood, zodat zij betrouwbare en overtuigende ooggetuigen konden worden. Zodat iedereen die de boodschap van hen zou horen zonder te zien zou geloven. Wij dus. Johannes schrijft: ‘Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ (vs. 29) Johannes zegt het zelfs nóg duidelijker: ‘Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.’ (vs. 30-31) Zie je Johannes bedoeling? De wondertekenen die Jezus voor de ogen van zijn leerlingen gedaan zijn opgeschreven zodat jij precies hetzelfde doet als Tomas: namelijk geloven, belijdenis doen (‘Jezus de Messias, de Zoon van God’) en gelukkig leeft. Paulus schrijft dat Jezus is verschenen, eerst aan Kefas, toen aan de twaalf, vervolgens aan meer dan 500 broeders en zusters tegelijk, daarna aan Jakobus, aan alle apostelen en ten slotte ook aan hem, Paulus. Zodat zij konden verkondigen dat Hij uit de dood is opgewekt.
Paulus schrijft: ‘Als de doden niet opstaan, is ook Christus niet opgewekt; en als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos. Dan blijkt dat wij als getuigen van God over hem hebben gelogen, omdat we verklaard hebben dat hij Christus heeft opgewekt’ (1 Kor. 15:13-15) De bedoeling is dat je door de verkonding van betrouwbare ooggetuigen tot geloof komt. Dat je daarvan belijdenis aflegt. Maar het kan zijn dat je nog twijfelt. Hoe kom je tot geloof? Uit de manier waarop Jezus zichzelf aan Tomas laat zien kunnen we iets heel belangrijks leren over belijdenis doen en de vraag hoe je zover komt. Bekering
Net als bij de Samaritaanse vrouw en bij Maria komt ook Tomas niet zelf tot geloof, maar Jezus brengt hem zover. En Jezus doet dat door Tomas in zijn ontzettend uiterst serieus te nemen: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ Jezus neemt twijfel hier serieus en roept duidelijk op tot geloof. Bij Maria, zo vertelde ik vorige week, was het keerpunt dat Jezus haar bij haar naam noemde. Heel persoonlijk. Bij Jezus’ openbaring aan Tomas ligt de nadruk op twee andere dingen. Die ook voor ons erg van belang zijn: Tomas komt tot geloof 1) in het midden van de gemeente en 2) na het zien van Jezus’ wonden. Tomas voelt zich vrij om in het midden van de gemeente zijn vragen te stellen. Dringende, eerlijke vragen. Hij voelt zich bovendien vrij om eerlijk te zeggen dat hij er niks van gelooft. Ook al heeft hij het van anderen horen zeggen. Ik denk dat het ongelofelijk belangrijk is dat we ook vandaag mensen, gemeenteleden, gasten, jong of oud hun vragen laten stellen. Dat we elkaar zo serieus nemen. Soms zelfs als dat betekent als iemand zegt dat hij of zij er niks, of nog niks of niks meer van gelooft. Niet omdat vragen stellen het hoogste doel is of omdat de vraag belangrijker is dan het antwoord (daar geloof ik niks van). Maar om de simpele en doodeenvoudige reden dat Jezus mensen ook op die manier serieus nam. En in het vertrouwen dat als we dat doen bij elkaar, dat die ander dan, net als bij Jezus, ook echt ruimte krijgt om uit zichzelf te gaan geloven. En niet om de ander. Omdat hij of zij denkt dat vragen verboden is. Hoe komt iemand tot geloof?
In Johannes 20 lezen we hoe Jezus' leerlingen de deuren hebben gesloten. Hun samenzijn is een echte kwelling: Na Zijn dood zijn ze bang en onzeker geworden. ze voelen zich in de steek gelaten. Er is niemand die hen daar bij elkaar heeft gebracht of samenhoudt. Het is de angst. Ze zijn tot elkaar veroordeeld! We lezen, totdat Jezus aan hen verschijnt niet van actief geloof. Zo zou het zijn tot op de dag van vandaag in de kerk als Jezus toen niet zelf was gekomen om ieder van hen ervan te overtuigen dat Hij leeft. Het is geweldig hard nodig dat we, ook vandaag, door God zelf ervan overtuigd worden – ieder voor zich persoonlijk – dat Jezus leeft. Om zover te komen is het nodig dat vragen gesteld mogen worden. Wanneer wij ons gaan gedragen als een groep mensen die alles al lang weten dan vergissen we ons. Paulus schrijft: ‘Laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt.’ (1 Kor. 10:12) Waar geen vragen gesteld mogen worden, wordt het voor de één vanzelfsprekend en voor de ander onveilig. Als er geen ruimte is voor vragen is dat ook een teken van gebrek aan vertrouwen. Vertrouwen dat Jezus mensen op zijn manier kan brengen tot geloof in Hem. Voor de duidelijkheid: geloven is vertrouwen, niet twijfelen. Het gaat in de kerk niet om onze vragen maar om zijn antwoord. Alleen, Hij gebruikt onze vragen. Om mensen tot de erkenning te brengen van zijn Heilige Naam. Dat doen wij niet (door angstig bij elkaar te blijven zitten). Dat doet Hij. Tomas wordt, doordat hij zijn vragen mag stellen, niet de eerste twijfelaar in de kerk van Jezus Christus. Maar doordat Tomas de ruimte krijgt om te twijfelen wordt hij de eerste echte toegewijde christen in de kerk van Jezus Christus. Zijn belijdenis (‘mijn HEER, mijn God!’ vs. 28) Is de meest innige, meest persoonlijke belijdenis tot nu toe. Jezus zien
Tomas kwam ook tot geloof na het zien van Jezus wonden. Opvallend genoeg verschijnt Jezus steeds na Pasen en ook hier uitdrukkelijk verschijnt als de gekruisigde die is opgestaan. Op dezelfde manier zal Hij zich bekend maken aan de Emmaüsgangers. Die Hem pas (h)erkennen als zij de tekenen in zijn handen zien bij het breken van het brood. Waarom is dat? En wat betekent dit?
Ik heb vorige week al uitgelegd dat voor de Joden het wonder (en de aanstoot) van Gods evangelie is, dat de Messias moest lijden en sterven. (Hand. 3:18) Dat dat vooral de reden was waarom Joden Hem niet herkenden. Als Jezus aan Maria zou zijn verschenen zoals in het passiespel in Gouda (in stralend licht, boven op die kerktoren) dan zou zij Hem ongetwijfeld en ogenblikkelijk herkend hebben. Maar Jezus verschijnt vanaf Pasen nog steeds als de gekruisigde die is opgestaan. Alleen zo is Hij het echt. Tot op de dag dat Hij verschijnt in heerlijkheid en vanaf Pasen koos en kiest Jezus ervoor om in gebrokenheid te verschijnen. Echt (lichamelijk, opgestaan) maar nog niet in volle glorie. Zo ontmoet je Jezus vandaag. Als je belijdenis hebt gedaan. In de tekenen van brood en wijn. Midden in dit leven in alle gebrokenheid. Wat bedoel ik hiermee? Wij moeten oppassen dat wij over het christelijke leven niet te triomfantelijk denken. Of te geestelijk. Alsof er geen lijden meer is voor gelovige mensen. Alsof echt geloven aan elkaar hangt van geestelijke hoogtepunten. Jezus openbaart zich aan Tomas als de gekruisigde. Dit gegeven verdwijnt soms wat achter de schaduw van het feit dat Jezus daar opeens verschijnt terwijl de deuren gesloten waren. Wonderlijk opstandingsleven! Daarop wijzen ook Jehova’s getuigen, met wie ik van de week een gesprek had. Zij geloven niet dat Jezus echt, lichamelijk uit het graf verrezen is. Kijk maar: Hij loopt door deuren heen. Maar dat staat hier helemaal niet. Er staat alleen, dat Jezus binnenkwam toen/ondanks het feit dat de deuren gesloten waren. Zou Hij niet de deuren geopend hebben en erdoor naar binnen zijn gestapt? Net zoals Hij ook niet door de steen maar door het geopende graf is opgestaan? Waarom maken wij daar zo’n wonderverhaal van? Zit daar achter niet een verkeerde kijk op en dus ook verkeerde verwachten over de manier waarop Jezus vandaag de dag zou moeten verschijnen?
Echt, waarlijk opgestaan. Echt, dat betekent: als mens, in dit leven. Als je wilt weten of iets of iemand echt is en dat het geen droom is, knijp je jezelf. Au! Wat is er echter dan pijn? Dan teleurstelling? Met de voetjes op de vloer, zeggen we na een teleurstelling. Wat is er echter dan het opstandingsleven dat werkelijkheid wordt, dat opbloeit hier en nu? [dia 2] Straks komt Jezus terug in volle glorie. Zodat iedereen Hem in een ogenblik herkent. Maar dan is het te laat om nog te geloven. Tot die tijd laat Hij zichzelf vooral daar ontmoeten waar de littekens van het lijden en gebrokenheid zichtbaar zijn. Waar en hoe kan je Jezus ontmoeten? Waar de wijn fonkelt in het glas. In het gewone leven van zijn gemeente. Petrus zegt na de doop van Cornelius: ‘God heeft hem op de derde dag weer tot leven gewekt en hem aan de mensen laten verschijnen, niet aan het hele volk, maar aan enkele getuigen die daartoe door God waren aangewezen, aan ons namelijk, die samen met hem gegeten en gedronken hebben nadat hij uit de dood was opgestaan’ (Hand. 10:40-41) Waar samen gegeten en gedronken wordt. Waar vragen gesteld worden. Waar ruzies uitgevochten worden en weer worden bijgelegd. Waar zijn lijden en sterven en opstanding ons samenleven verandert. 1 Joh. 3:16: ‘Wat liefde is, hebben we geleerd van hem die zijn leven voor ons gegeven heeft. Daarom horen ook wij ons leven te geven voor onze broeders en zusters.’ Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’ Hoe? Zo: In de overgave aan elkaar. Anders gezegd: waar kan je Jezus vooral ontmoeten? Jezus verschijnt in de kring van gelovigen en (vooral) op zondag. Op die dag waarop het leven eens en voorgoed veranderde. De dag van de opstanding (vs. 19) Tomas veranderde ervan. Van ongelovige tot toegewijd volgeling van Jezus. En ook nu wenst Jezus ieder van jullie vrede. Zijn vrede. Hier en nu. Hij is waarlijk opgestaan. Wees niet langer ongelovig, maar geloof! [amen]