Preek over Marcus 5 vers 1 tot 20
Gemeente van Jezus Christus, gasten, luisteraars,
Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen door te vertellen welke oproep ik in de preek van vanochtend ga doen. Wij, ik spreek namens de kerkenraad (zeg maar de leiding) van deze gemeente, vinden evangelisatie belangrijk. Trouwens, dat echt zo’n kerkwoord, evangelisatie. Wat is het eigenlijk?
Evangelisatie, kort gezegd, is het verder vertellen van de boodschap van het evangelie. Paulus schrijft in Romeinen 1 vers 16 dat hij zich niet schaamt voor het evangelie, want, schrijft hij, het is: ‘Gods reddende kracht is voor iedereen die gelooft. Voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken.’ Evangelisatie is dus: je niet schamen voor het evangelie. Wat is het evangelie dan? Paulus vervolgt in vers 17: de boodschap dat God iedereen die gelooft als rechtvaardige aanneemt. Wie gelooft mag leven en sterven in vrede met God. Wie moeten er allemaal evangeliseren? Ik citeerde net Paulus. Hij was een apostel. Dat zijn wij niet. Iedereen heeft, binnen de gemeente van Christus, zijn of haar eigen taak, z’n eigen verantwoordelijkheid en z’n eigen kwaliteiten (gaven): de kerkenraad, de evangelisatiecommissie, gemeenteleden. Praters, denkers en doeners. Oud en jong.
In Marcus 5 vers 19 zegt Jezus tegen de man die bezeten was geweest dit: ‘Ga naar huis, naar uw eigen mensen, en vertel hun wat de Heer allemaal voor u heeft gedaan en hoe hij zich over u heeft ontfermd.’ Dat is een duidelijke evangelisatieopdracht. Maar het is niet het enige dat we in Marcus 5 hebben gelezen. Het verhaal van de genezing van de bezetene aan de overkant van het meer is een heel bijzonder verhaal. Ik mag jullie vanmorgen het evangelie verkondigen dat uitloopt op die oproep van vers 19.
Maar er is meer. Als je Marcus 5 goed leest, en dat gaan we nu doen, dan raak je geweldig onder de indruk van wie God is. En van wat Hij aan het doen is. Niet wij, maar Hij. En die boodschap mag verder. Dat is evangelisatie.
Jezus is met zijn leerlingen aan de overkant van het meer gekomen. Met de leerlingen: dat zijn de twaalf, en de andere leerlingen die hem volgden. Als ze de overkant bereiken zijn ze diep onder de indruk. Jezus had zijn leerlingen – niet alle mensen maar alleen zijn leerlingen – laten zien dat Hij Heer en meester is van wind, weer en water. Jezus’ volgelingen krijgen iets te zien, dat de ‘menigte’ niet ziet. Hij doet iets, dat eigenlijk alleen God kan. De schepping regeren, beheersen. En zo komen ze aan, aan de overkant van het meer. [dia 1] In het gebied van de Gerasenen. Hier zie je, waar dat is. Het gebied, waar zij zich nu bevinden wordt ook wel genoemd: Decapolis. Dat betekent: 10 steden. Deze steden vormden in de tijd van Jezus sinds ongeveer een eeuw samen een soort stedenbond. Er was namelijk één ding, dat deze tien steden samenbond. De bevolking wilde niet ingelijfd worden bij Israël.
Toch hoorde het, dat hebben we gelezen in het Oude Testament, wel bij Israël. Toen Israël het land Kanaän nog moest binnengaan, had het Og, de koning van Basan, al verslagen. Zijn gebied lag ten oosten van het meer van Galilea. Ook onder Salomo werd het onder Israël gerekend, maar later was het voor de koningen van Israël verloren gegaan [dia 2]. ‘Geber, de zoon van Uri, was stadhouder in Gilead, het land dat aan koning Sichon van de Amorieten en koning Og van Basan had toebehoord; hij was daar de enige stadhouder.’ Waarom vertel ik dit zo uitgebreid? [dia 3 – leeg scherm] Omdat je om te snappen wat hier gebeurt, goed moet begrijpen dat het gebied van Decapolis een voor Israël verloren gebiedsdeel is!
Het gebied was niet alleen fysiek verloren maar ook geestelijk. Er heerste een andere cultuur. Niet die van de God van Israël. Kijk maar eens naar die grote kudde varkens, ongeveer 2000. Over megastallen gesproken – die varkens wijzen op een groot afzetgebied voor varkensvlees: onrein. God had het zijn volk verboden te eten. Wat komt Jezus daar doen, in Decapolis? Jezus heeft zich, tijdens zijn leven op aarde alleen, met een enkele uitzondering, gericht tot de mensen uit het huis van Israël. Dat was Gods volk: zij moesten zich eerst bekeren. Weet je nog: Romeinen 1 vers 16: ‘voor Joden in de eerste plaats,’ Wat komt Jezus doen in Decapolis? Jezus legt er, door de genezing van een bezetene, een claim op. Dit gebied hoort bij de God van de overkant: de God van Israël heeft er recht op. De varkensboeren krijgen geen compensatie. Varkens horen daar niet, in Israël. Jezus’ komst gaat ten koste van de varkens. Maar niet van de mensen. Inlijving bij Israël, waar ze aan de overkant zo bang voor waren, betekent niet het einde voor dit verloren gegane gebiedsdeel: het betekent juist genezing. Bevrijding! Het gebied dat eens beheerst werd door Og, de koning van Basan, wordt niet door geweld, maar door genade terugveroverd door Jezus, namens de God van Israël. Het wordt tijd om wat er gebeurt in Marcus 5 wat dichterbij te halen. Vertalen naar de tijd waarin wij leven. Jezus komt, met de boodschap en de bevoegdheid van God zelf naar een verloren gebiedsdeel. Laten we eens nadenken over de cultuur van de Gerasenen, van de mensen in Decapolis. De cultuur waarin Jezus komt, met die boodschap van bevrijding. De boodschap van God. De steden van Decapolis werden gekenmerkt, we zagen het al aan die varkens, niet door een joodse, maar door de Hellenistische cultuur. Die van de Griekstalige wereld waarin Jezus en zijn leerlingen leefde.
Een mengelmoes van mensen, culturen en goden. Tegelijk heel anders en toch vergelijkbaar met de cultuur waarin wij leven. Het is opvallend en veelzeggend dat het eerste levende wezen waarvan we lezen, die Jezus ontmoet in deze cultuur een man is, de bezeten is door vele onreine geesten. Ik heb net gezegd dat dit gebiedsdeel, deze provincie niet alleen fysiek maar ook in geestelijke zin voor Israël verloren is gegaan. In het gebied hebben demonen, veel en veel verschillende het voor het zeggen. Ze terroriseren een gebied waar God recht op heeft. Sterke machten: niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen, zelfs niet met een ketting. Machten van de dood: De man loopt altijd, dag en nacht, schreeuwend tussen de rotsgraven. Machten ook, die erop uit zijn om de mensen die ze bezet houden, te vernietigen. Hij sloeg zichzelf met stenen. Jezus komt namens de God van Israël om een gebied dat Hem toebehoort, terug te claimen. Maar de God van Israël is de God die hele aarde kan claimen! Israël was, en dat hebben we al vaker gezien, maar een middel. Een middel om de volken, en uiteindelijk de hele wereld jaloers te maken. Want God is niet maar alleen de God van de overkant. Of van 2000 jaar geleden. Hij is de Almachtige. De schepper van de hemel en van de aarde. En daarom moet de boodschap verder gaan! Als de demonen Jezus zich rennen ze Hem tegemoet. Ze maken meteen een knieval. Omdat ze Hem herkennen en erkennen als de Zoon van de Allerhoogste God. De demonen zagen het dus al. Wat? Dat de boodschap verder zou gaan. Dat Jezus is gekomen, eerst met een boodschap voor Israël, maar om de volken, ja de wereld, terug te veroveren. En dat is, wat sindsdien, vandaag, aan het gebeuren is. Ook vandaag. De boodschap moet nóg verder. Zij moet ook landen in onze cultuur. In onze wereld, die ook beheerst wordt door sterke machten; Machten van de dood.
Machten die erop uit zijn om mensen, onze buren in Hoofddorp en omgeving te vernietigen. Wat is de reactie van die machten die het voor het zeggen hebben, in het 10 steden gebied? Hun reactie op de komst van Jezus? De demonen maken een knieval. Maar één met een dubbele agenda. Ze proberen het op een akkoordje te gooien met Jezus. Zie je dat? Ze voelen aan: het wordt oorlog. God komt om een claim te leggen op dit gebied, waar wij het voor het zeggen hebben. Ze stellen een soort neutraliteit voor (vers 7): laten we elkaar respecteren, met rust laten. Dan heb ik niets met jou te maken, en jij niet met mij. Ik bezweer je bij God: doe me geen pijn! Ik weet niet of jullie het verhaal kennen van het begin van de tweede wereldoorlog. Nederland heeft een tijd lang gehoopt, net als in de eerste wereldoorlog, neutraal te blijven. Maar toen de Duitsers ons land binnenvielen was het snel voorbij. Wij waren maar klein, ons gevechtsmateriaal verouderd en de Duitsers waren een wereldmacht. We werden onder de voet gelopen. Dit gebeurt precies met de machten die het in Decapolis voor het zeggen hadden. Ze dachten neutraal te kunnen blijven.
Maar tegenover de God van de hemelse machten kan niemand neutraal blijven. Door ze toe te staan om intrek te nemen in onreine beesten, wordt alleen maar duidelijk wat die machten zijn: onrein. En ze gaan, samen met de kudde van 2000 varkens, de afgrond in. Ze verdrinken.
De neutraliteitspolitiek van de demonen uit Marcus 5 lijkt heel erg op hoe onze cultuur reageert op het evangelie. De kerk en het geloof? God? prima, maar aan mijn lijf geen polonaise. Geloven doe je thuis. Daar val je anderen niet mee lastig. Laten we elkaar respecteren – we bedoelen: elkaar niet lastig vallen. Maar dit is een reactie waar je als christen geen boodschap aan hebt. De wereld is van God.
En dat mag de wereld horen. In de politiek, thuis, op school, op je werk. Overal! Tegenover de God van hemel en aarde kan niemand neutraal blijven. Mensen geven zich over. Of niet. Er is geen tussenweg. Het is gered worden of gevangen blijven.
De varkenshoeders vertellen wat er gebeurd is. Ze zijn ‘not amused’. Handel weg. Geen compensatie. Maar ze zijn ook onverdachte getuigen van wat er gebeurd is. Getuigen van de God van Israël, die zijn rechten opeist in een gebied dat van Hem is. De mensen schrikken, als ze de man die nu niet meer bezeten is, in zijn volle verstand, gekleed en wel, bij Jezus zien zitten. Maar hoe nu verder met die man? Hij die bezeten was, maar nu bij Jezus zit. Genezen. Bevrijd van onreine machten. Hij wil met Jezus en de leerlingen mee. Maar Jezus staat het hem niet toe. ‘Ga naar huis, naar uw eigen mensen, en vertel hun wat de Heer allemaal voor u heeft gedaan en hoe hij zich over u heeft ontfermd.’
Het is niet de bedoeling dat de man, hij heeft geen naam in dit verhaal, zich terugtrekt uit de wereld waar hij vandaan komt. Dat moeten wij ook niet doen. Jezus gaat wel terug. Toen, om te werken aan zijn opdracht om Israël op te roepen tot bekering. En nu, om vanuit de hemel te regeren. Vanuit de hemel claim Hij wat Hem toebehoort: de wereld. Van die boodschap zijn wij, net als de man in Decapolis, getuigen.
Jezus geeft de man de opdracht om in zijn eigen omgeving van te getuigen. Te vertellen wat er met hem gebeurd is. Van Gods genade en van zijn ontferming. De man die eens bezeten was werd – net als christenen steeds meer in Nederland – een eenzame bode, in een gebied dat eens beheerst werd door koning Og van Basan. Let op waar de man van getuigt: waarvan getuigt de man? Niet van zijn eigen geloof. Maar van wat God gedaan heeft!
Heeft het wat uitgemaakt, denk je? Die ene man, die vertelt van wat God gedaan heeft? Zeker! Daar heeft God voor gezorgd. Al vroeg zijn er in dat gebied bloeiende kerken. Waar de gelovige uit Jeruzalem hun toevlucht kunnen nemen als de eerste vervolgingen op christenen beginnen.
Misschien zijn we maar met weinig in deze kerk. Nog geen 200 man in een gebied waar straks meer dan 150.000 mensen wonen. Een onbegonnen werk, zo lijkt het. Maar als wij vertellen wat God doet, dan kan dat niet zonder gevolgen blijven. Echt niet! Niet omdat ik, jij of wij zulke fantastische getuigen zijn. Maar omdat God erachter zit. Getuig daarom altijd van God. Vertel van zijn trouw, van zijn liefde. Het evangelie is niet onze valentijnsboodschap, maar die van God. Maak geen reclame voor jezelf, of voor de Kruiskerk, maar voor God. Niemand van ons kan iemand anders tot geloof brengen. Dat doet God alleen. Evangelisatie is dus belangrijk. Maar wat wordt er nu concreet van jou en mij verwacht? Daar wil ik tot slot bij stilstaan. [dia 4]
1. Evangelisatie begint bij God. Vergeet dat nooit. Het is niet ons, of jouw of mijn werk maar Gods werk. Deze kerk bestaat al 10-tallen jaren. Wat zeg ik: vanaf 1866. Om te getuigen van een boodschap die al meer dan 2000 jaar de wereld rondgaat. En die boodschap vertelt op zijn beurt van de schepper van de hemel en de aarde. Als je het idee hebt dat de cursus dit aspect geen recht doet, mag je het eerlijk zeggen. 2. [dia 5] Evangelisatie is een taak van de gemeente. Niet van individuele gemeenteleden. Wij zijn samen het lichaam van Christus. We moeten elkaar dus ondersteunen en helpen. Ieder naar zin eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden.
3. In de kerk heeft niet iedereen dezelfde verantwoordelijkheden, taken of gaven. Jezus heeft uit zijn leerlingen apostelen aangesteld. Die hebben op hun beurt oudsten aangesteld in verschillende gemeenten. En in die gemeentes hebben ambtsdragers een bijzondere verantwoordelijkheid. [dia 6] Ik preek. Ik verkondig. In het openbaar. Praat met mensen, geef onderwijs samen met de ouderlingen. De kerkenraad loopt voorop, en roept gemeenteleden op om mee te doen. Dat is onze verantwoordelijkheid. 4. Gemeenteleden hebben ieder ook een eigen taak. [dia 7] De evangelisatiecommissie in het toerusten van ons allemaal. [dia 8] Alle andere gemeenteleden hebben een mooi taak: zich te laten toerusten om het evangelie ter sprake te brengen. Niemand zit voor de gezelligheid in de kerk. Of voor z’n eigen gemoedsrust. Daar is de boodschap van het evangelie veel te serieus, te ernstig voor. Die moet verder. Naar collega’s, buren, klasgenoten. Er zijn zoveel mensen die God (nog) niet kennen! Iedereen mag daaraan bijdragen op de manier die past bij hem of haar. Als ik het goed begrijp, gaat de toerustingcursus die straks begint juist ook daarover: dat je leert ontdekken hoe jij op jouw manier gezien jouw gaven in jouw omgeving een leesbare brief kunt zijn. Sommigen van ons praten gemakkelijk. Anderen doen liever. [dia 9 – leeg scherm]
Allemaal met dat ene doel: dat wij ons niet schamen voor de boodschap van het evangelie. Want het is Gods reddende kracht voor iedereen die gelooft. Ook vandaag. In onze tijd en in onze cultuur. Waar sterke machten hun werk doen. Machten van de dood. Maar er is één die sterker is dan alle machten van de wereld. Hij heeft ze overwonnen. Zijn naam is Jezus Christus. Hij heeft ook ons bevrijd.
Ga straks maar naar huis, naar je eigen mensen en vertel die boodschap. Vertel maar wat God allemaal voor u / voor jou gedaan heeft, en hoe Hij zich nóg steeds over mensen ontfermt.
Dat is een duidelijke opdracht. [amen]