Preek over 1 Samuël 1 (Hoofddorp, 4 oktober) Gemeente van Christus, gasten,
achtergrondinfo We beginnen met wat achtergrondinformatie. We bevinden ons tegen het einde van de tijd van de Rechters. Simson is Rechter. Hij is de laatste. Het is zeg maar in de tijd van Obed, de zoon van Ruth en Boaz. De locatie is wel veranderd. We zijn niet meer in Bethlehem maar in Rama, iets ten noorden daarvan. Hier zie je een plaatje van Israël in de tijd van Elkana [dia 1]. De situatie in het Israël van toen is dramatisch. Er is eigenlijk overal oorlog. Het ging van kwaad tot erger. De neergang begint in Rechters 3. Met het optreden van Othniël. Laten we zijn optreden even als beginpunt nemen van hoe het ging met Israël in de tijd van de Rechters [dia 2] ‘De Israëlieten deden wat slecht is in de ogen van de HEER: ze vergaten de HEER, hun God, en dienden de Baäls en de Asjera’s. [8] De HEER werd woedend op de Israëlieten en leverde ze uit aan Kusan-Risataïm, de koning van Aram-Naharaïm; acht jaar moesten ze hem dienen. [9] De Israëlieten riepen de HEER te hulp, en de HEER zond iemand om hen te bevrijden: Otniël, een zoon van Kalebs jongere broer Kenaz. [10] Gedreven door de geest van de HEER trad hij op als rechter over Israël. Hij trok ten strijde, en de HEER leverde koning Kusan-Risataïm van Aram aan hem uit, zodat hij hem een zware nederlaag kon toebrengen. [11] Veertig jaar had het land rust. Toen stierf Otniël.’
Als er één volk in het Guinness Book of Records mag komen vanwege ontrouw en ongeloof, dan was het het volk Israël in de tijd van de Rechters. [dia 3 – titel] Een terugkomend refrein in het bijbelboek Rechters is dit: [dia 3.1] De Israëlieten deden wat slecht is in de ogen van de HEER. [dia 3.2] Ze dienen andere goden en God levert ze uit aan een andere koning. Je zou kunnen zeggen: God maakt de bevrijding uit Egypte (nog maar net geleden) weer ongedaan. Zo is het vaak ook nu nog: andere goden dienen is beheerst worden door andere machten. [dia 3.3] Maar als ze Hem om hulp roepen, [dia 3.4] stuurt de Heer een Rechter. [dia 3.5] Dan staat er: het land krijgt rust
De tijd van de rechters dus. Daarvan was Otniël de eerste. Over hem wordt niet veel, maar ook niets negatiefs verteld.
van kwaad tot erger Maar het gaat van kwaad tot erger. Met het volk én met de Rechters. [dia 4 – titel] Tegen de tijd dat Simson Rechter was – overigens, ook de zoon van een onvruchtbare vrouw en ook Nazireeër, net als Samuël, maar daar komen we straks nog op terug – lezen we dat heel duidelijk. [dia 4.1] Hij moest de helft van de klus, die Jefta had laten liggen, afmaken: de Filistijnen verslaan. [dia 4.2] Maar zelfs daarin slaagt hij niet. De engel van God zegt in Rechters 13 vers 5: ‘Hij zal een begin maken met de bevrijding van Israël uit de greep van de Filistijnen.’ [dia 4.3] Bij Simson ontbreekt ook de formulering dat hij het land een aantal jaren rust bracht. [dia 4.4] Hij was bovendien een rokkenjager. Hij houdt het met vrouwen uit het volk van de Filistijnen, die volgens God uit Kanaän verdreven moesten worden en waarmee Israëlieten niet mochten trouwen. Niet al te best dus. En behoorlijk dubbel allemaal. Dat over de tijd en de achtergrond van 1 Sam. 1.
geslachtsregister Dan iets opvallends uit dat geslachtsregister van Elkana. [dia 5] Elkana was uit de stam Efraïm. Hier zie je hoe. Maar, volgens 1 Kronieken was hij een Leviet [dia
6].
Voor
veel
mensen
zijn
dit
soort
verschillen
tussen
de
geschiedschrijving in Jozua – Koningen aan de ene kant en I en II Kronieken aan de andere kant, aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de Bijbel. Maar je moet altijd goed kijken wat er aan de hand is. [dia 7 – leeg scherm].
Wat is hier aan de hand? Geen foutje – de Bijbel is goddelijke geschiedschrijving! – Let maar eens op. Samuël wordt door Hanna en Elkana gegeven aan de HEER, om te dienen in de tempel. Hij wordt dus om het zo te zeggen ingeënt in de stam van Levi. De priester-stam.
De beschrijving van Kronieken neemt dit gegeven serieus. Zo serieus dat zij Samuël en Elkana ook daadwerkelijk opneemt in de registers van Levi.
Zo is het ook met jou en mij. Wij zijn ook ingeënt in het volk van God. een heilig priesterschap, een koninkrijk van priesters (1 Petr. 2). Gewone mensen. Net als Elkana en zijn vrouwen. Wij zijn zijn kinderen. Dat is niet maar symbolisch, of net-als-of. Maar echt. God rekent ons echt tot zijn kinderen en erfgenamen! Wij worden echt opgenomen in de registers van Christus: van God zelf.
dubbele mensen We gaan terug naar Elkana. Met zijn twee vrouwen. Weer zo’n dubbel geval. Een godvrezende man met twee vrouwen. Dat hoort niet. Die dubbelheid, dat is een thema in de geschiedschrijving van Jozua tot Koningen. Wij zijn vaak dubbele mensen. Aan de ene kant gelovig, bereid om God te dienen. Maar aan de andere kant: niet perfect. Hoeveel mensen zitten hier, in het huis van God, met conflicten? Hoeveel van ons zijn hier gekomen terwijl we thuis niet goed omgaan met drank, of met geld? Wij zijn dubbele mensen. Net als Elkana. Dat is geen excuus. Om er maar een potje van te maken. Maar het maakt het wel extra wonderlijk dat God met ons te maken wil hebben! Wat een wonder van genade. Voor Elkana en voor ons. Dat God ons gebruikt. Ons opneemt in zijn familie. Het mag ons ook aan het denken zetten. God werkt door. Hoe? Niet altijd met geweldige, stoere en vrome mensen. Maar met dubbele mensen. Met onvruchtbare vreemdelingen. Zodat wij goed begrijpen: God komt ons niet tegemoet omdat wij zo fantastisch zijn. Maar omdat Hij zo geweldig is! 1 Samuël 1 vers 3 tot 7: ‘Elk jaar ging deze man vanuit zijn woonplaats naar Silo, om daar de HEER van de hemelse machten te vereren en hem offers te brengen. Chofni en Pinechas, de twee zonen van Eli, waren daar priesters
van de HEER. [4] Wanneer Elkana zijn jaarlijkse offer bracht, gaf hij zijn vrouw Peninna en haar zonen en dochters een stuk van het offervlees. [5] Maar het mooiste stuk gaf hij aan Hanna, want haar had hij lief, ook al hield de HEER haar moederschoot gesloten. [6] Haar rivale kwetste haar dan diep, door haar te sarren omdat de HEER haar geen kinderen gaf. [7] Zo ging het jaar in jaar uit. Elke keer als ze naar het heiligdom van de HEER gingen, treiterde Peninna Hanna zo erg dat ze begon te huilen en haar eten liet staan.’
Elkana en zijn gezin gaan, misschien voor een van de grote feesten, naar de tabernakel in Silo. Daar ontmoeten we Eli’s zonen: Chofni en Pinechas. Daarvan weten we dat ze zullen sterven. Dat God ze straft. Maar, hier lezen we nog niets over hun slechtheid. Of toch wel? Chofni en Pinechas. Dat zijn Egyptische namen. What’s in a name, denk je misschien. Maar hoe voor de hand ligt het, voor een priester van God om zijn kinderen namen te geven uit het land van de Farao? Heeft Eli een Egyptische vrouw getrouwd? Een eerste aanleiding de familie van Eli kritisch te bekijken. Dan Hanna. God hield de moederschoot van Hanna gesloten. Toch was Elkana’s
liefde
niet
afhankelijk van
eventuele
kinderen. Hoewel hij
waarschijnlijk wel vanwege het gebrek aan kinderen ook met Peninna trouwde. Zo zie je weer: allemaal een beetje dubbel dus. Maar wat een pesterij! Denk je eens in. Juist als ze naar het heiligdom van God gaan werd er zó gepest dat Hanna haar deel van het offervlees liet staan en in huilen uitbarst. Stel je voor een avondmaalsdienst. En dan aan tafel elkaar zo pesten dat de één zijn of haar brood en wijn laat staan! Klinkt dat extreem of heb je het ook wel eens meegemaakt? Niet naar de kerk, niet naar het avondmaal omdat je problemen hebt thuis of met gemeenteleden? Pas op dat anderen niet tussen jou en God in gaan staan! Een tijdje geleden was er op televisie een fascinerende serie: Big Love. Het gaat over een Mormoonse familie in Amerika die aan polygamie doet. Je kunt daarin ook zien hoe ingewikkeld dat is. Echt een recept voor problemen.
Vooral jaloezie. Over en weer. Het is natuurlijk niet goed dat Peninna Hanna pest, maar hoe is het om degene te zijn die geen liefde krijgt!
Maar toch kan niemand zich verschuilen achter zijn of haar omstandigheden. Voor God is iedereen verantwoordelijk voor zijn eigen geloof. En daarin geeft Peninna het slechte voorbeeld. Zij pest Hanna omdat God haar geen kinderen gaf. Hoe werkte Peninna’s geloof? Het lijkt wel een soort welvaartsevangelie, waarin rijk zijn een teken is van vroomheid.
Aan de beloning kan je zien hoe vroom je bent. Je gaat dan neerkijken op anderen, die God níet beloont. Toch lezen we in de Bijbel niet dat God Peninna zegent, en ook niet dat Hij Hanna straft. Dit lijkt mij vooral een les voor die mensen onder ons die veel van God hebben gekregen. Denk niet, dat de kerk om jullie draait. Om geld of kinderen. God wil bij ons horen omdat Hij trouw is en genadig. Niet andersom. De geschiedenis die we lezen is er een voorbeeld van.
Net als in Ruth begint hier het verhaal dat zal leiden tot de grote Koning bij gewone mensen. Die niet perfect zijn. Zo werkt God. Laat de wijze zich niet beroemen op zijn wijsheid, de sterke niet op zijn kracht, de rijke niet op zijn rijkdom. Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich erop beroemen dat hij God kent: Jeremia 9. We lezen verder in 1 Samuël 1 vers 8 tot 18: ‘Toen dat weer eens gebeurde, vroeg Elkana: ‘Waarom huil je, Hanna? Waarom eet je niet en waarom ben je zo bedroefd? Beteken ik niet meer voor je dan tien zonen?’ [9] Na de maaltijd stond Hanna op en ging naar het heiligdom van de HEER, waar de priester Eli op een bankje bij de ingang zat. [10] Diep bedroefd bad Hanna tot de HEER. In tranen [11] legde ze een gelofte af: ‘HEER van de hemelse machten, ik smeek u, heb toch oog voor mijn ellende. Denk aan mij, uw dienares, vergeet mij niet. Schenk mij een zoon, dan schenk ik hem voor zijn hele leven aan u: nooit zal zijn haar worden afgeschoren.’ [12] Terwijl Hanna zo lang bad, keek Eli opmerkzaam naar haar mond. [13] Ze bad namelijk in stilte: haar lippen bewogen wel, maar haar stem was niet te horen. Daarom dacht Eli dat ze dronken was. [14] Hij sprak haar aan en vroeg: ‘Gaat dit nog lang zo duren? Als u dronken bent, ga dan uw roes uitslapen!’ [15] ‘U vergist u, heer,’ antwoordde Hanna. ‘Ik heb geen wijn of andere drank gedronken. Nee, ik ga gebukt onder een zwaar verdriet en stort mijn hart uit bij de HEER. [16] Denk niet dat ik een slechte vrouw ben; ik bid zo lang omdat ik overstelpt ben door droefheid en ellende.’
[17] ‘Ga dan in vrede,’ antwoordde Eli. ‘De God van Israël zal u geven waar u om hebt gevraagd.’ [18] ‘Ik dank u voor uw vriendelijkheid,’ zei Hanna, en ze ging terug naar haar familie. Haar gezicht was opgeklaard en ze at ook weer.’
geloofsvoorbeeld Hanna geeft, in tegenstelling tot Peninna, wél een goed geloofsvoorbeeld. Kijk maar eens wat ze doet. Nadat ze klaar is met niet-eten staat ze op en gaat naar het heiligdom om te bidden. Ze smeekt God of Hij haar situatie wil veranderen. God is voor haar de God van de hemelse machten. De eerste keer dat deze aanspraak in de Bijbel voorkomt. Daar was weinig van te zien in Israël en in haar eigen leven. Heeft ze het tóch zo ervaren? Ik denk, dat het voor haar geloofswerkelijkheid was. Waar ze op terug valt in moeilijke tijden. Ga zo maar naar God: ik zie het niet, maar U bent toch … Hanna wil zo graag een zoon dat ze bereid is een gelofte te doen. Dat is niet om God te chanteren. Maar om iets van haar dankbaarheid te laten zien. Ik denk dat wij hier iets van kunnen leren. Net als vasten kan het afleggen van een gelofte helpend zijn om jezelf te herinneren aan je gebeden. En aan Gods trouw. Om, na gebedsverhoring, ook echt iets terug te doen. Niet, dat iemand God ooit iets heeft gegeven dat Hij zou moeten terugbetalen (Rom. 11). Maar als concrete uiting van je dankbaarheid. Pas wel op wat je God belooft, want als je terugkomt van je belofte kan Hij je daarvoor straffen.
de godsman Eli Hanna geeft een goed voorbeeld van hoe om te gaan met die dubbelheid in het leven. Zij stort haar hart uit bij Heer van hemelse Machten. Wat voor voorbeeld geeft Eli? De godsman kan een dronken bui niet onderscheiden van een oprecht gebed. Hij oordeelt op het uiterlijk af. Zou juist hij niet beter moeten weten?
En is dit niet een valkuil en waarschuwing voor dominees en ouderlingen, dat wij mensen beoordelen op uiterlijk of gedrag in plaats van op de binnenkant: op geloof? We zijn dan geen onderherders maar oppassers die alleen nog kijken of alles er in goede orde aan toe gaat. Laten we dat goed voor ogen houden. Kijken naar gemeenteleden als kinderen van God. Met aandacht en begrip. Pas dan zullen we ook echt kunnen leidinggeven. Als we kijken met de ogen van God. Kijk eens naar Hanna. Ze antwoordt Eli: U vergist zich. Ik ben niet dronken maar ik ga gebukt onder een zwaar verdriet. Je zou het ook zo kunnen vertalen: ik ben zwaar depressief. Eli heeft het niet gezien. Denk niet, zegt Hanna, dat ik een slechte vrouw ben. Een detail: in hoofdstuk 2 vers 12 worden de zonen van Eli slechte mensen genoemd. Hoe blind is Eli? Niet Hanna, maar zijn eigen zonen, waar hij met zijn neus bovenop staat, zijn slechte mensen! Dan het antwoord van Eli. ‘Ga dan in vrede. De God van Israël zal u geven waar u om hebt gevraagd.’ Je krijgt ook hier weer een dubbele indruk: meent Eli wat Hij zegt, of is hij blij als Hanna zijn mooi en schoon godshuis zal hebben verlaten? Maar Hanna neemt in ieder geval zijn woorden serieus. Voor haar is Silo niet Eli’s huis maar Gods huis. En zijn zijn woorden die van God. Zijn belofte is op dit moment genoeg. Ze klaart ervan op en eet ook weer. Een les, deze keer niet voor ambtsdragers, maar voor de andere gemeenteleden. Zie je God wel aan het werk, ondanks het feit dat ons werk vaak gebrekkig is? God gebruikt in zijn dienst dubbele mensen. Ambtsdragers die soms onhandig zijn. Fouten maken. Dat is geen excuus voor mensen. Maar wel vraag aan jullie allemaal: ben je bereid, geloof je dat het Gods woorden zijn, die we in de kerk spreken en horen? Kijk naar Hanna!
Voor Hanna is de schijnbaar achteloos door Eli gegeven belofte genoeg. God is voor haar de heer van de hemelse legers. De kritiek van Peninna zinkt weg in de diepten van wat God belooft. Zo mag jij ook in het leven staan. 1 Petrus 5 vers 7: ‘U mag uw zorgen op hem afwentelen, want u ligt hem na aan het hart.’ 1 Samuël 1 vers 19 tot 28: ‘De volgende morgen vroeg bogen ze zich neer voor de HEER, waarna ze zich op de terugreis begaven. Thuis in Rama sliep Elkana met zijn vrouw Hanna, en de HEER verhoorde haar. [20] Hanna werd zwanger en na verloop van tijd baarde ze een zoon. Ze noemde hem Samuël, ‘want,’ verklaarde ze, ‘ik heb hem aan de HEER gevraagd.’ [21] Toen Elkana het jaar daarop weer met zijn familie op weg ging om de HEER zijn jaarlijkse offer te brengen, wilde hij de gelofte inlossen. [22] Maar Hanna ging niet mee. Ze zei tegen haar man: ‘Pas als het kind van de borst is, zal ik hem brengen. Dan zal hij voor de HEER verschijnen en daar voor altijd blijven.’ [23] Haar man Elkana antwoordde: ‘Doe maar wat jij het beste vindt. Blijf thuis zolang je hem nog zelf voedt. Laten we hopen dat de HEER dan niet van zijn belofte terugkomt.’ Hanna bleef dus thuis en voedde haar zoon totdat ze hem de borst ontwend had. [24] Zodra het zover was, nam ze hem mee naar Silo en bracht hem, zo jong als hij was, naar het heiligdom van de HEER. Ze had ook een driejarige stier bij zich, een efa meel en een zak wijn. [25] Ze slachtten de stier en brachten de jongen naar Eli. [26] Daar zei Hanna: ‘Neem me niet kwalijk, heer, zo waar u leeft, ik ben de vrouw die destijds hier bij u tot de HEER heeft gebeden. [27] Om deze zoon heb ik gebeden, en de HEER heeft mij gegeven waar ik om heb gevraagd. [28] Nu geef ik hem op mijn beurt aan de HEER, voor alle dagen die hem gegeven zijn.’ Toen knielde Eli voor de HEER.’
De familie van Elkana gaat terug […] Dan volgt er een vers dat we ook vorige week, in Ruth 4 lazen. God geeft Hanna een zoon. Denk aan Ruth, Denk aan Rachel en Lea. En nu dus ook Hanna. God begint waar onze situatie uitzichtloos is. Ze krijgt een zoon en ze noemt hem Samuël, wat zoiets betekent als: van God gevraagd. We zien hier ook iets van het risico van God iets beloven. Als je iets belooft, moet je het ook nakomen. Dat geldt extra als je God iets belooft. Elkana weet dat, hij kon, dat staat in Numeri 30, als hoofd van het gezin de gelofte van Hanna ongeldig maken. Maar, hij vertrouwt op Gods genade en geduld: laten we hopen dat de HEER niet van zijn belofte terug komt, en het kind zal laten sterven.
Elkana’s vertrouwen blijkt gegrond en als Samuël ongeveer drie jaar is, brengen ze hem naar Silo. Samen met offergaven. Niet zo goed nieuws voor de partij voor de dieren – het is vandaag dierendag – maar de stier gaat eraan. Wél goed nieuws voor Elkana en zijn familie. De stier is een vredeoffer: volgens Leviticus 3 een geurige gave voor God. Een vredeoffer, dat is: je hebt wat te vieren en je betrekt God erbij. Ook Eli snapt dat dit Gods werk is. Zal hij even terug hebben gedacht aan wat hij een jaar geleden achteloos tegen Hanna had gezegd? Ouderlingen, diakenen, gemeenteleden, onthoud goed: soms lijkt het niet veel wat je kunt betekenen voor iemand anders. Een woord, gebed. Een wens of een kaartje. Maar als God er zijn zegen aan verbindt…
Het eerste deel van 1 Samuël sluit af met dat lied van Hanna [dia 8 – titel]. Het lijkt me goed, ook omwille van de tijd, dat je dat straks thuis aan tafel leest. Let dan bij het lezen op de volgende punten:
-
[dia 8.1] Maria grijpt voor haar lofzang (in Lucas 1) duidelijk terug op het lied van Hanna. Zie God dus aan het werk in de geschiedenis. God begint bij een onvruchtbare vrouw. Maar het leidt tot de geboorte van Gods Zoon!
-
[dia 8.2] Het overwinningslied van koning David in 2 Sam. 22 heeft een aantal opvallende overeenkomsten met het lied van Hanna. Zoek eens op welke. Een onvruchtbare vrouw in directe verbinding met een koning wint;
-
[dia 9] Het lied van Hanna eindigt zo: ‘De HEER spreekt recht over heel de aarde, Hij geeft macht aan de koning die Hij kiest en verhoogt het aanzien van zijn gezalfde.’ Hanna keek dus vooruit. Profetisch. [dia 10] Zij verlangde niet alleen naar een zoon maar ook voor een toekomst voor Gods volk. Daar kunnen wij ook van leren. Dingen verlangen, niet alleen voor jezelf maar voor Gods volk. Denk aan de kerk in je gebed.
Bidt straks maar samen, voor de kerk. Thuis. Wij mogen onze persoonlijke verlangens verbinden met het verlangen naar een koning: dat is verlangen naar een goed en rechtvaardig leven. Dat is toch ook ons gebed? koning Jezus, uw koninkrijk kome. Maak deze wereld nieuw. [dia 11 – leeg scherm] Wat begon met Hanna werd het verhaal van Samuël. En dan van Israël, van Saul en David. En uiteindelijk dat van Jezus Christus. En via Hem, ook dat van jou en mij. Zo is God. Hij werkt aan een toekomst met hele gewone mensen. Zijn Naam moet worden geprezen. Tot in eeuwigheid! [amen].