Ik geloof Gezang 399: 1/2 LvdK Votum en groet Psalm 100: 1/2 OB Geloofsbelijdenis Psalm 100: 3/4 OB Schriftlezing
Rom. 10:4-21
Catechismus
Zondag 7
Psalm 95: 2/3/4 OB Preek Psalm 135: 8/9/10 NB Gebed Psalm 27: 1/7 NB Zegen
Preek
Gemeente van Christus,
Intro In deze dienst hopen we een begin te maken met een serie avonddiensten over de twaalf artikelen. De naam die wij vaak voor deze artikelen gebruiken is apostolische geloofsbelijdenis.
Dat deze geloofsbelijdenis apostolisch wordt genoemd betekent niet dat de apostelen deze belijdenis hebben geschreven. Het betekent dat deze belijdenis zich baseert op dat wat de apostelen hebben verteld over het evangelie.
Het is een samenvatting van dat wat ons door de apostelen is verkondigd. Nu zijn er natuurlijk meer van zulk soort samenvattingen. Je hebt ook de geloofsbelijdenis van Nicea en de geloofsbelijdenis van Athanasius.
In onze kerkdiensten worden ze minder gelezen. Misschien wel omdat ze een iets langer zijn. De apostolische geloofsbelijdenis is de kortste van allemaal en dat heeft dit als belangrijk voordeel.
Het is haalbaar hem uit het hoofd te leren. Dat uit het hoofd leren is nog steeds zinvol. Als u deze geloofsbelijdenis nog niet uit uw hoofd kent zou u er naar aanleiding van deze nieuwe serie avonddiensten alsnog aan kunnen beginnen.
Maar vroeger was dit nog belangrijker dan nu. Vroeger had men niet de beschikking over een bijbel. Boeken waren kostbaar en de aanschaf ervan was voor de meeste mensen niet weggelegd.
Tegen die achtergrond was het extra belangrijk dan wel iets in je hoofd te hebben zitten. Van Karel de Grote wordt verteld dat hij van alle onderdanen van zijn rijk wilde dat ze drie teksten uit het hoofd zouden leren.
Om te beginnen de geloofsbelijdenis, met daarnaast de tien geboden, en het onze vader. Deze traditie wordt overgenomen door de catechismus. Want in het deel over de verlossing wordt de geloofsbelijdenis besproken.
In het deel van de dankbaarheid gaat het over de tien geboden en het gebed dat Jezus ons heeft leren bidden. Als we ons vanavond gaan verdiepen in de twaalf artikelen gaan we ons dus verdiepen in de basics van het christelijk geloof.
Het woordje ik Uitgangspunt voor vanavond zijn de eerste twee woorden van de geloofsbelijdenis. Ik geloof. Dat lijkt misschien wat minimaal maar er is genoeg over te zeggen. De eerste vraag die bij mij opkomt is de vraag waarom de geloofsbelijdenis begint met ik.
Dat lijkt misschien vanzelfsprekend maar de andere geloofsbelijdenissen die ik net noemde hebben het niet over ik maar over wij. Wij geloven in één God, de almachtige vader, schepper van hemel en aarde.
Zo begint de geloofsbelijdenis van Nicea. De apostolische geloofsbelijdenis begint niet met wij maar met ik. Waar komt dat ik vandaan. Het ik zal ongetwijfeld te maken hebben met de achtergrond van deze geloofsbelijdenis.
De apostolische geloofsbelijdenis is ontstaan tegen de achtergrond van de dooppraktijk. Bij ons is het uit elkaar getrokken maar vroeger hoorden de geloofsbelijdenis en de doop helemaal bij elkaar.
Dat is bij kinderdoop wat lastig want voor een baby is het wat lastig om te zeggen ik geloof. Daarom is zijn de twee delen die oorspronkelijk bij elkaar hoorden het bij ons uit elkaar getrokken.
Als onmondig kind word je gedoopt om daar bij het volwassen worden de geloofsbelijdenis bij te voegen. Maar dat is dus wel de achtergrond van de geloofsbelijdenis. Zij die gedoopt worden belijden het geloof.
Zij die geloven worden gedoopt in naam van de vader de zoon en de heilige Geest. En gedoopt word je niet als groep maar één voor één. En dat is nog steeds zo want ook kinderen worden één voor één gedoopt.
En bij de geloofsbelijdenis geef je één voor één antwoord en daarom begint deze geloofsbelijdenis niet met wij maar met ik. Ik geloof.
Persoonlijk Met het woordje ik wordt aangegeven dat er niemand tegen zijn wil in wordt gedoopt. Met het woordje ik wordt aangegeven dat je het geloof niet kunt belijden omdat anderen dat willen.
Later in de kerkgeschiedenis is dat jammer genoeg wel gebeurd. Dat volwassen mensen met het zwaard werden gedwongen zich te laten dopen. Maar dat is dus een praktijk die tegen de geloofsbelijdenis ingaat.
Je kunt niet gedoopt worden omdat anderen het nodig vinden. Je kunt niet het geloof belijden omdat anderen geloven. Het gaat erom dat je zelf gelooft. Het gaat erom dat je zelf kunt zeggen: ik geloof.
Alleen iemand die vrij is en niet wordt gedwongen kan zeggen ik geloof in God de vader. De catechismus heeft het daarover als het de val in Adam vergelijkt met de redding in Christus. De ongehoorzaamheid van Adam wordt omschreven met het woordje vallen.
Adam is gevallen en wij vallen allemaal mee, we worden in zijn val meegesleurd. Je zou het kunnen vergelijken met een rij dominosteentjes. Ze zijn in een nette rij recht overeind zijn gezet.
Als je de eerste omduwt vallen de anderen ook om. Daar zou je de zondeval mee kunnen vergelijken. Zonde is niet alleen iets waar je persoonlijk voor kiest. We zijn wel verantwoordelijk maar op een bepaalde manier zit het ons ook in het bloed.
Zonde erf je op een bepaalde manier van je ouders. De vervreemding van God heeft iets dwingends. Het wordt in de bijbel ook wel vergeleken met slavernij. Tegenover de val van Adam staat de redding door Christus.
Wie in de vader van Jezus Christus gelooft is geen slaaf maar een vrij mens. Tegenover de slavernij van de zonde staat in de bijbel de vrijheid van de kinderen van God. Kind van God ben je nooit tegen wil en dank.
Genade is niet iets wat je wordt opgelegd en daarom begint de geloofsbelijdenis met ik. Ik geloof, niet omdat ik daartoe wordt gedwongen door anderen, maar omdat ik dat zelf wil.
Zelfbewust Misschien kan ik het nog duidelijker maken aan de hand van het voorbeeld van de dominosteentjes. Het vallen dat gaat automatisch, als het eerste steentje valt, vallen de andere steentjes mee.
Maar je krijgt die lange rij van steentjes niet overeind door enkel het laatste steentje overeind te zetten. Het vallen gaat automatisch, maar het overeind zetten doe je steentje voor steentje.
Het opstaan gaat één voor één. Geloven doe je dus niet per ongeluk. Het belijden van het geloof overkomt je niet. Je bent er helemaal zelf bij. Wie het geloof belijdt doet dat heel bewust en opzettelijk.
Nu is dat heel bewuste van het geloof bij ons misschien wat naar de achtergrond geraakt omdat de meesten van ons zijn opgegroeid in een christelijk nest en een christelijke omgeving.
In de eerste eeuwen na Christus was dat anders want de kerk was een minderheid. Geloven in de vader van Jezus Christus was een daad waarmee je jezelf onderscheidde. Je viel op als je ervoor uitkwam te geloven in Jezus.
Dat zit er denk ik ook in het woordje ik. Ik geloof in God de vader, wat u doet, dat moet u zelf weten, maar ik geloof. Het belijden van het geloof zet je dus op een bepaalde manier apart van anderen.
Je wordt hier inderdaad een ik door. Je maakt je los van het wij van degenen die het houden met andere goden. Al die andere mensen worden natuurlijk ook van harte uitgenodigd te geloven maar de werkelijkheid leert ons dat miljoenen ervoor kiezen dat niet te doen.
Nu, tegen de achtergrond van het wij van het ongeloof, volhardt de gelovige in die misschien wat eenzame positie door te zeggen: maar ik geloof in God de Vader.
Het wonder van het geloof Dat dit gebeurt, dat er mensen zijn die zeggen, ik geloof, dat is ontzettend bijzonder want als mens zijn we niet vrij om te gaan en staan waar we willen. Er zijn ontzettend veel factoren die het geloof onvanzelfsprekend maken.
Om te beginnen hebben we te maken met de druk van de meerderheid van mensen die niet geloven. In een seculiere maatschappij heb je wat uit te leggen als je zegt dat je gelooft. Het is niet meer vanzelfsprekend om te geloven.
Daarnaast hebben we net al gezien dat je zonde zou kunnen omschrijven als slavernij. Het leven zonder God is als een web waarin we gevangen zijn. De kracht van dat web hebben we meestal niet door.
We merken pas hoe taai het web is als we ons ertegen gaan verzetten. Als je probeert jezelf los te maken merk je pas hoe sterk het is. En dat het web sterk is heeft niet alleen te maken met het web van buiten.
Het web zit ook binnen in mij. De zonde maakt ons niet alleen tot slaven die beheerst worden door machten van buiten. We zijn niet alleen slaaf maar ook verslaafd aan het leven zonder God.
We zijn eraan gehecht zelf onze boontjes te doppen. Nu, als al die factoren van buiten en van binnen tot mij doordringen, wordt ieder mens die kan zeggen ik geloof voor mij een wonder.
Daarom zijn diensten waarin jonge en oude mensen belijdenis doen van het geloof ook zo bijzonder. Ieder persoonlijk uitgesproken ja is een verwijzing naar de bevrijdende kracht van God.
Want denk maar niet dat we in staat zijn onszelf uit al die machten te bevrijden. Op eigen houtje zijn we niet bij machte tot deze verandering. Het dominosteentje is niet in staat zichzelf overeind te helpen.
Daar is een grotere kracht voor nodig dan de krachten waar wij over beschikken. Het evangelie van Johannes zegt het ergens heel erg mooi. Allen die hem aangenomen hebben heeft hij macht gegeven kinderen van God te worden.
Dat ik me durf te onderscheiden, dat ik naar voren durf te stappen, dat ik durf te zeggen dat ik geloof, dat ik me toe durft te vertrouwen aan die grote ander, dat heb ik niet aan mijzelf te danken want dat heb ik te danken aan God.
Het geloof is iets dat we ontvangen. De catechismus zegt het zo dat de heilige Geest het geloof in ons hart werkt. Zonder de kracht van de Geest is het voor een mens onmogelijk te geloven.
Zonder hem kan ik het niet, maar hij wil niet dat ik geloof zonder dat het ook helemaal iets is van mijzelf, en daarom geeft hij mij daar de macht toe, het wonder van het geloof is een gave van God.
Hoe het geloof tot stand komt Vraag is nu hoe hij dat geloof in onze harten werkt. De catechismus zegt dat hij geloof in onze harten werkt door het evangelie. Door de verkondiging van het evangelie komen mensen tot geloof.
Als ik nooit het evangelie heb gehoord kan ik het evangelie niet geloven. Als ik nooit heb gehoord over de vader van Jezus Christus zal ik er nooit toe komen hem te vertrouwen. Het geloof begint hiermee dat ik over God hoor vertellen.
Hij laat zichzelf aan mij zien door anderen die over hem getuigen. Paulus zegt dat je door te luisteren tot geloof komt, en dat wat je te horen krijgt als je luistert is de goede boodschap aangaande Christus.
Want als er iets is dat het vertrouwen in ons wakker kan roepen dan is het wel de liefde die zichtbaar wordt in de dood en opstanding van Jezus Christus. Niet de verkondiging van de wet maar de verkondiging van het evangelie brengt mij tot vertrouwen.
Niet het boek van de natuur, maar het evangelie dat mij vertelt over Jezus, dat wordt door God gebruikt om mij tot geloof te brengen in hem. Hoe komt het geloof tot stand? Het geloof ontstaat als wij de goede boodschap horen.
Die goede boodschap kunt u hier horen in de kerk, maar ze klinkt uit buiten dit gebouw. Ze klinkt thuis als ouders hun kinderen voorlezen uit de kinderbijbel. Het evangelie klinkt op de zondagsschool als het Bijbelverhaal wordt verteld.
Het evangelie horen we misschien wel door goede gesprekken met vrienden en vriendinnen. De manieren waarop God het geloof in onze harten werkt zijn niet te tellen, maar één ding valt er wel bij op.
Hij maakt altijd gebruik van de dienst van getuigen. Jezus heeft ze bij zijn hemelvaart de wereld in gestuurd. Jullie zullen mijn getuigen zijn.
Wat is geloof? Als we ons afvragen wat geloven is dan zou je dat heel goed kunnen verbinden aan dat wat de getuigen te melden hebben. Je kunt het getuigenis van de getuigen geloven maar je kunt het ook verwerpen.
Geloven heeft te maken met dat wat de getuigen verkondigen. De twaalf artikelen zijn een samenvatting van dat wat de getuigen ons verteld hebben over Vader, Zoon en Geest. Geloven is die woorden overnemen.
En als het geloof wordt beleden nemen we de woorden die we gehoord hebben van de getuigen zelf op de lippen om ze op onze beurt ook weer door te geven. Maar het geloof richt zich natuurlijk niet alleen op dat wat de getuigen zeggen.
Het belangrijkste is dit dat het geloof zich richt op hem van wie de getuigen getuigen. Door middel van het getuigenis van zijn dienaren heeft God zichzelf aan ons bekend gemaakt. Door te luisteren hebben wij God zelf leren kennen.
We weten wie hij is en wat we aan hem hebben. En omdat we weten wie hij is vertrouwen we hem ook. We geven ons helemaal aan hem. We vertrouwen onszelf en de wereld helemaal aan hem toe.
Want ons leven is in zijn handen veilig. Hij vergeeft mij al mijn zonden. Hij zal komen om alle dingen recht te zetten en geeft mij uitzicht op opstanding en eeuwig leven. Kennen en vertrouwen, dat zijn de woorden waar je het geloof mee zou kunnen omschrijven.
We kennen hem, hij is geen vreemde meer voor ons, en omdat we weten wie hij is kunnen we niet anders dan hem vertrouwen.
Afsluiting En daar zou ik dan ook mee willen afsluiten. We richten ons in het geloof op iets buiten onszelf. In het geloof gaat het niet om het geloven maar om de God waar we in geloven. Het geloof wordt aan het begin van de geloofsbelijdenis wel genoemd.
Maar in het vervolg van de geloofsbelijdenis gaat het niet over ons maar over God. Er zijn mensen die dat onpersoonlijk vinden. Ze vinden de geloofsbelijdenis te abstract omdat het meer over God gaat dan over dat wat mensen beleven.
De opkomst van het persoonlijk geloofsgetuigenis zou daar wel eens mee te maken kunnen hebben. Daar zijn we vaak meer van onder de indruk dan van de bekende woorden van de geloofsbelijdenis.
Maar het gevaar van dat persoonlijke is dit dat het meer gaat over het geloof van de gelovige, dan dat het gaat over het degene op wie de gelovige vertrouwt. Dat is trouwens niet alleen iets van de laatste tijd.
In de gereformeerde traditie is daar altijd een hang naar geweest. De persoonlijke toeeigening van het heil was zo belangrijk. Mensen gingen naar binnen kijken in plaats van naar buiten. Altijd maar weer de vraag of ik wel echt geloof.
Je zou dat kunnen omschrijven als navelstaren. Tegenover dat in zichzelf gekeerde staan hier de twaalf artikelen. Ze verzanden niet in de vraag naar geloof maar vatten kort en bondig samen wie God voor ons is.
Want belangrijker dan mijn geloof is degene in wie ik geloof. Belangrijk dan mijn liefde is degene van wie ik houd. Belangrijker dan mijn vertrouwen is degene die het vertrouwen in mij wakker roept.
Uiteindelijk ligt het accent in de geloofsbelijdenis niet op het gelovige ik. Het accent ligt op wie God is. We doen geen belijdenis van het feit dat we geloven maar van het feit dat er een God is die we hebben leren kennen als Vader, Zoon en Geest.
Amen