preek thema tekst
20 februari 2011 Veilige gemeente: lichaam van Christus Zondag 24
liturgie: votum en groet gebed
Liedboek 481: 1, 3
lezen doopformulier 1 over de doop over de kinderdoop gebed; vragen; doop
Gezang 161: 1 Gezang 161: 2 Gezang 141: 1
lezen Jesaja 26: 1-6 lezen Romeinen 12: 3-8 Psalm 86: 4, 5 preek geloofsbelijdenis Gezang 118: 2 gebed collecte Psalm 19: 3, 4 zegen Iedereen heeft behoefte aan veiligheid. Je bed moet een veilige plek zijn; anders kun je niet rustig slapen. In je huis wil je je veilig voelen. Als je in huis voortdurend op je hoede moet zijn … Da’s niet normaal. Thuis moet het veilig zijn. Dat je in het verkeer moet uitkijken, dat is logisch. En het is best te aanvaarden dat je op sommige plekken op bepaalde tijden maar beter niet kunt komen omdat het daar ronduit gevaarlijk is. Maar op school, op je werk, met je vrienden heb je behoefte aan veiligheid. Het is niet prettig als je steeds moet uitkijken voor wat anderen je aan zouden kunnen doen. Als je in zo’n sfeer van onveiligheid moet leven, kun je er zelfs ziek van worden. Veiligheid heb je nodig. God belooft veiligheid. De bijbel staat er vol van. We hebben een mooi voorbeeld van zo’n belofte gelezen. Je kunt het vinden in de profetieën van Jesaja. Jesaja leeft zo’n 600 jaar voor Christus. In zijn tijd zijn allerlei grootmachten met elkaar in gevecht. Het volk Israël dreigt tussen die grootmachten vermorzeld te worden. Maar God belooft dat hij die grootmachten vernietigt. Ze denken dat ze onaantastbaar zijn. Ze voelen zich veilig en ze tasten de veiligheid van Gods volk aan. God brengt hen ten val en Gods kinderen zingen een lied. Het staat in Jesaja 26. Er klinkt een lied. “Wij hebben een sterke stad, een stad met muren en schansen, wij hebben een sterke stad, een stad waar de kinderen dansen en waar men muziek maakt en zingt, een stad door de Heer omringd” (Liedboek 28). Da’s een mooi lied! God belooft dat je bij hem veilig bent. Maar dat is wel toekomstmuziek. De grootmachten waar Jesaja het over heeft, zijn hun macht vandaag inderdaad kwijt. Er zijn nieuwe grootmachten voor in de plaats gekomen. Wat komt er dan vandaag terecht van de veiligheid die God belooft? God geeft die veiligheid ‘in Christus’. Vorige week zondag ging het over de veilige gemeente als volk van God. W.F.Wisselink (Leek) – blz. 1
Vanmiddag gaat het over de veilige gemeente als lichaam van Christus. Zie vooral antwoord 64 van de catechismus. Het kan niet anders, of ieder die door waar geloof (punt 1) in Christus ingeplant is (punt 2), brengt vruchten van dankbaarheid voort (punt 3). 1 Veilige gemeente: lichaam van Christus … samen afhankelijk (“door waar geloof”). Niet iedereen voelt zich veilig, hier in de gemeente. Velen van ons wel. Je voelt je geaccepteerd door een heel aantal mensen. Je kunt je verhaal kwijt. Je kunt samen lachen en je kunt samen huilen. Straks na de dienst zoek je je vrienden weer op, of je vaste mensen tegen wie je even wat zegt. Je voelt je niet bij iedereen even prettig maar dat vind je niet erg want er zijn genoeg anderen. Voor velen van ons geldt dat. Maar niet voor iedereen. Sommigen voelen zich niet geaccepteerd. Ze zijn anders. Misschien zijn ze wel wat slimmer dan de rest, of wat dommer dan de rest. Misschien hebben ze toevallig geen zin in voetbal of volleybal en staan ze er om die reden een beetje buiten. Misschien hebben ze een baan die niet zoveel geld oplevert, of hebben ze niet allebei een betaalde baan; wonen ze in een te klein huurhuis; kunnen ze zich geen mooie auto veroorloven. Ze zijn hoe dan ook anders. En ze merken dat er anders naar hen gekeken wordt; of ze denken dat te merken. Er zijn ook mensen die heel makkelijk een stempel opgedrukt krijgen. Je bent gescheiden. Je zoon komt in aanraking met de politie. Je dochter woont samen met een vriend en daar ziet ze helemaal geen kwaad in. Je kinderen geloven niet. Het is allemaal jouw schuld. Je hebt gefaald. Je krijgt een stempel opgedrukt: “afgekeurd”. De ene keer is het stempel wat vager dan de andere keer, maar toch: “afgekeurd”. Het is zo verleidelijk, zo menselijk, om daarin mee te gaan. Je wijst naar een ander en daarmee houd je jezelf eventuele kritiek van het lijf. De aanval is immers de beste verdediging. (En voetballers spelen toch ook het liefst op de helft van de tegenstander). Zeker als je een ander niet zo goed kent, kun je veel te snel klaarstaan met een oordeel: met een negatief oordeel, met een heel gemakkelijke veroordeling. Daarmee doe je die ander onrecht. Je zorgt dat die ander zich niet veilig voelt in de gemeente. Dat is zo fout als wat. God leert je iets anders. Hij geeft je een maatstaf. Je zou hierbij ook kunnen denken aan een meetlat of een liniaal. Hij geeft je dus iets om de maat mee te nemen. Dat klopt. In Romeinen 12 vers 3 gaat het daarover. Het geloof is de maatstaf. Met het geloof moet je de maat nemen. Alleen: het bijzondere is dat je niet bij een ander de maat moet nemen, maar bij jezelf. Niet de opstelling van een ander ga je afmeten aan het geloof; nee: de opstelling van jezelf ga je kritisch bekijken. Je meet je eigen houding, door het geloof. Dat moet je ertoe brengen om geen hoge dunk te hebben van jezelf. Dat zou onverantwoord zijn. Dat zou zelfs dom zijn. Door je te oefenen in het geloof blijf je bescheiden; stel je jezelf dienstbaar op. Dan ben je verstandig bezig. God geeft je dit. Het is zijn cadeau. Dit is wat jullie ook krijgen! Quinten en Janine! Ronald en Diewertje! Je krijgt de meetlat van het geloof om daaraan je eigen houding af te meten. Laat die meetlat voor jullie maatgevend zijn. Dat zorgt ervoor dat je een prettige man of vrouw bent, een goeie vader of moeder voor je zoontje. Dat je niet een te hoge dunk hebt van jezelf, maar ook niet een te lage dunk van jezelf. W.F.Wisselink (Leek) – blz. 2
In huis draagt dat bij aan de veiligheid; hier in de gemeente ook. Je bent samen afhankelijk van God. Door het geloof erken je dat. 2 Veilige gemeente: lichaam van Christus … samen sterk (“in Christus ingeplant”). In Romeinen 12 wordt de gemeente een lichaam genoemd. Zoals je lichaam één geheel is en toch heel veel lichaamsdelen heeft met elk z’n eigen functie en werking, zo ben je als christenen één lichaam (in Christus): één geheel en toch heel veel lichaamsdelen met elk z’n eigen functie en werking. Hoe komt de schrijver van deze brief (Paulus) erbij om deze vergelijking te maken? In de bijbel worden heel wat andere beelden gebruikt om de kerk te beschrijven: de gemeente als een sterke stad waarin Gods kinderen met z’n allen veilig zijn omdat God als een wal, als een muur, om hen heen is; zie Jesaja 26; de gemeente als een wijnstok met ranken waarbij Christus de wijnstok is en de christenen de ranken waar de druiven aan groeien; zie Johannes 15 (en VA 64 HC). Vooral dat tweede beeld zit heel dicht aan tegen de gemeente als een lichaam. Maar de vergelijking met een lichaam kom je alleen bij Paulus tegen. Hoe is hij op het idee gekomen om juist deze vergelijking te gebruiken? Het beeld van het lichaam is in zijn tijd (rond het jaar 60 na Christus) populair. De staat of de stad of het volk wordt in die tijd regelmatig vergeleken met een lichaam. Dat gaat door tot in onze tijd. In het woord ‘muziekkorps’ kom je het woord ‘lichaam’ zelfs tegen (want korps = corpus = het Latijnse woord voor ‘lichaam’); je komt het ook tegen in de aanduiding ‘korps mariniers’. Het gaat steeds om meerdere mensen die op elkaar zijn aangewezen en samen een hechte eenheid vormen. In een fabel uit het jaar 500 voor Christus wordt dit beeld al gebruikt. De fabel gaat zo: De lichaamsdelen klagen dat ze nooit iets krijgen. Alles waar ze voor werken gaat naar binnen en komt terecht in de buik. De buik zit in het midden dik te worden en doet verder niks. Dat moet maar eens afgelopen zijn. De andere lichaamsdelen willen ook wel eens wat. Ze gaan in staking. De handen brengen geen voedsel meer naar de mond en de tanden kauwen niet meer. Dat zal de buik een lesje leren. Maar al na een dag verzwakken de lichaamsdelen. Als ze niet gauw weer aan het werk gaan, zal het hun dood betekenen. Ze komen er achter hoe belangrijk de buik is: de buik verteert het voedsel en geeft de energie daaruit door aan alle lichaamsdelen. Dit is een beroemde fabel die in de eeuwen daarna door diverse schrijvers is doorverteld. Het zou best kunnen wezen dat ook Paulus de fabel kent. Paulus gebruikt een bekende vergelijking. Als Paulus schrijft: “zo zijn we samen één lichaam in Christus”, dan hoeven de mensen in Rome zich niet af te vragen wat hij bedoelt. Ze hebben geleerd dat een staat of een stad of een volk ‘een lichaam’ is. Ze leren nu van Paulus dat christenen samen ook ‘een lichaam’ zijn. Dat wil zeggen: Je hebt een bijzondere band met elkaar want je hoort bij Christus. Dat mogen jullie tegen je jongens zeggen! tegen Roan! tegen Bas! Zeg het vanavond maar alvast tegen je zoontje, als alle drukte achter de rug is en je weer in je eigen huis bent. Zeg dan maar: luister goed! je hoort bij Christus! Het kind snapt er natuurlijk nog niks van, maar dat is niet erg. Je zegt zoveel wat hij nog niet snapt. De toon pikt ‘ie wel op. De liefde die daarin meeklinkt, ervaart hij al wel. Roan! Bas! je hoort bij Christus. Dat heeft God vandaag officieel verklaard. De doop onderstreept Gods belofte: ik ben de God van je papa en je mama; daarom ben ik jouw God. Als je daar ooit twijfel over krijgt, ga dan maar weer terug naar je doop. Je mag terugvallen op God, God die heeft gezegd: ik heb je ingelijfd in Christus (in zijn lijf, in zijn lichaam); je hoort bij mij. W.F.Wisselink (Leek) – blz. 3
In Christus heb je elkaar heel veel te bieden. Het helpt je om te werken aan een veilige gemeente. 3 Veilige gemeente: lichaam van Christus … samen actief (“brengt vruchten voort”). In Christus heb je elkaar heel veel te bieden. Je bent niet allemaal gelijk, zoals ook je lichaamsdelen duidelijk verschillend zijn in functie en in werking. Sommige lichaamsdelen treden wat meer op de voorgrond terwijl andere lichaamsdelen wat meer op de achtergrond blijven. Zo is het ook in de gemeente. In Romeinen 12 komt Paulus tot wel zeven verschillende functies. 1 Profeteren, 2 bijstand verlenen, 3 onderwijzen, 4 troosten, 5 weggeven, 6 leiding geven, 7 barmhartig zijn. Hij komt precies op zeven uit. Ik weet niet zeker of hij dat expres doet. Het is wel een mooi aantal (zeven), want ‘zeven’ is het getal van God: als je tot ‘zeven’ kunt komen, dan heb je alles en dan ontbreekt er niets. In de gemeente zijn woorden belangrijk. Daarbij gaat het om: profeteren, onderwijzen, troosten. Er moet gesproken worden over God: zijn woorden moeten worden doorgegeven. Wat God zegt, moet worden uitgelegd. Wat God zegt, moet worden benut om elkaar aan te spreken en te bemoedigen. Het zijn allemaal woorden maar die zijn zo belangrijk als wat. Daar komt nog iets bij: In de gemeente zijn ook daden belangrijk. Daarbij gaat het om: bijstand verlenen, weggeven, leiding geven, barmhartig zijn. Je daden moeten hand in hand gaan met je woorden: uit de mooie dingen die je leert over God, vloeit voort dat je elkaar helpt. Je weet wat weggeven is. Je weet wat leiding geven is. Je weet wat barmhartigheid is. Dit alles werkt er aan mee om een veilige gemeente te zijn. Je beseft dat je los van Christus niets kunt doen. Je weet je verbonden met Christus. Je verwacht voortdurend alles van Christus, juist van Christus die de beschikking heeft over een overvloed aan wijsheid en rijkdom en liefde en kracht, en die je laat delen in die overvloed. Je bent actief bezig. Je ziet je activiteiten (in woorden en daden) als genade van God. Je wilt die activiteiten gebruiken voor het ‘lichaam’ waarvan je een deel bent: het lichaam van Christus. Je weet dat er in je eigen lichaam wel eens wat misgaat. (Je breekt een been, of je hebt een pijnlijke pols, of er is ‘tussen je oren’ iets aan de hand. Dat is lastig of hinderlijk of beangstigend. Het helpt niks als je boos wordt op datgene wat het niet goed doet in je lichaam. Je moet zo’n lichaamsdeel ontlasten. Je moet er speciale aandacht aan geven. Andere lichaamsdelen worden ingeschakeld zodat wat zwak is, weer kan herstellen). Die ervaring pas je toe op het lichaam van Christus. Christus is wel volmaakt, maar wij, zijn leden, zijn dat nog niet. Er gaat wel eens wat mis. Dat zeg ik nu heel vlak; maar ik besef dat het ingrijpend kan zijn en soms hartverscheurend en soms Godgeklaagd en soms hemeltergend. Vandaar die zeven functies om het ‘lichaam’ (van Christus) te versterken. God schakelt je in: samen afhankelijk, samen sterk, samen actief; als lichaam van Christus; veilige gemeente. Hemelse Vader! Wij danken u voor Christus bij wie u ons wilt inlijven zodat we met elkaar één lichaam vormen. Wij danken u dat u ons dit in de doop laat zien en garandeert. Help ons om veiligheid te bieden en te ervaren in het lichaam van Christus. Help ons om daarmee bezig W.F.Wisselink (Leek) – blz. 4
te zijn in ons eigen huis en in onze eigen omgeving, gericht op u. Amen!
W.F.Wisselink (Leek) – blz. 5