Geliefde gemeente van onze Heer, Jezus Christus, Wat mooi staat het er. De Heer komt hoogst persoonlijk op bezoek bij Abraham. Hij laat zich door Abraham en Sara van een natje en een droogje voorzien. Zelfs een voetenbad is zijn deel. Terwijl de Heer zit te eten, staat Abraham er bij in de koelte van de grote bomen. Wat mooi! Onder het eten vertelt de Heer dat zijn gastheer en gastvrouw een zoon zullen krijgen. Hij zegt Abraham en Sara persoonlijk geluk aan. Er wordt gelachen. Op dat moment een zuinig lachje. Een binnensmonds lachje. Maar over een jaar zal het zuinig lachje van Sara ver te zoeken zijn. Een gulle grijns zal haar gerimpeld gezicht doorsnijden Met een lach in haar stem zegt ze: “overal waar mijn verhaal wordt verteld, zal gelachen worden”. Een vreugdevolle lach de wereld rond. Van oost tot west. Van noord tot zuid. Van oor tot oor. Alle eeuwen door. Aan de maaltijd zegt de Heer Abraham geluk aan. Persoonlijk geluk. Zijn tenten kunnen zich opmaken voor een feestje.
Na het eten stapt de Heer op. Abraham loopt met hem mee. Zo doet een goede gastheer. Hij wandelt zij aan zij met de Heer. Van de schaduwbomen pal voor zijn tent naar de uitzichtplaats over de wijde omtrek. Ja, zij wandelen van de onderdrukte lach in Abrahams tent in Mamre, naar de ten hemel schreiende geroep in de huizen van Sodom en Gomorra. Onder de wandeling vertelt de Heer Abraham van zijn voornemen. Het staat er weer zo mooi. “De Heer dacht: waarom zou ik het Abraham geheim houden?” Hij maakt Abraham deelgenoot van zijn gedachten. Zijn gedachten? Het geroep in Sodom en Gomorra heeft de Heer bereikt. Zo kan het niet langer. De Heer moet ingrijpen en oordelen bij zoveel onrecht. Hij kan zich niet afsluiten voor zoveel geroep. Dat vertelt de Heer aan Abraham. Welke plaats moet Abraham wel niet hebben? De Heer hem deelgenoot maakt van zijn plannen! Werkelijk de Heer is vriend geworden van Abraham. Wat een volwaardige relatie gaat de Heer toch aan met deze man.
De wandeling van de Heer met Abraham is niet zomaar een wandeling. De weg van zijn tent naar de uitzichtplaats is precies de weg die de Heer met Abraham en zijn nageslacht gaat. Toen, en nu en tot in eeuwigheid. De belofte aan Abraham heeft de wereld op het oog. Toen al, kreeg Abraham niet de tijd om samen met Sara op te gaan in hun persoonlijk geluk. Hij kan niet in zijn tent kruipen, het wiegje klaarzetten en met z’n lief op de bank kruipen. Nog voor hij zich kan verliezen in de zegen, wordt hij meegenomen de wereld in om die tot een zegen te zijn. Dat is de plaats van Abraham en zijn nageslacht. Door God geroepen een zegen te zijn voor de wereld. Abraham ontvangt de belofte niet om op te gaan in een vreugdedansje met zijn lachende vrouw. Maar om te pleiten voor de wereld en voor het behoud van de steden. Op te komen voor de wereld ter willen van de rechtvaardigen. Dit is het patroon van Gods keuze voor Abraham en zijn nageslacht. De Heer kiest ervoor Abraham te zegenen met het oog op de zegen voor alle volken. De tent onder de boom valt zegen ten deel, zodat wereldwijd alle woningen gezegend worden. Iglo’s, wigwams, hutten en rondavels; rijtjeshuizen, woonboten, krotjes en appartementen; strandhuizen, vluchtelingententen, woonwagens en kartonnendozen. Zegen voor al wat huis is op aarde. Dat is het doel dat God op het oog heeft met zijn zegen over de tent van Abraham. Abraham zit bij zijn tent, zoals hij moet zitten. Bij de ingang met het gezicht naar de wereld gekeerd. Mamre ligt op de weg naar Gomorra en Jeruzalem, naar Gazastad en Rio de Janeiro, naar Vladivostok en Lisse. Gen 18 verbindt de tent van Abraham met Sodom, Gomorra en de rest van wereld. Abraham werd geroepen en gezegend met het oog op de wereld. Dat had de Here al gezegd toen hij Abraham uit Ur vandaan riep. “Abram, trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn… (Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal ik vervloeken). Door jou zullen alle volken op aarde gezegend worden.”
In de Bijbel zal dit de rode lijn blijven. De Here kiest Abraham en zijn kinderen. Niet opdat zij zich kunnen opsluiten in die verkiezing en zich wentelen in hun geluk daarover. Maar hij kiest hen ter wille van alle mensen. Zodat zij tot een zegen voor de volken zullen zijn. God verkiest niet zodat jij in de hemel komt. Maar Hij kiest jou om mee te doen met zijn plan. Het heil van de volken. De rechte lijn tussen Abraham en de volken zie je ook mooi in het evangelie naar Matteüs. Deze begint met Abraham. En het evangelie eindigt met de volken. Dan draagt Jezus zijn leerlingen op om op weg te gaan en alle volken op te roepen leerling van hem te worden. Het kan blijkbaar niet over Abraham gaan, zonder dat alle volken in beeld komen. Trouwens, niet alleen Matteüs begint met Abraham en eindigt bij alle volken. Ook de Bijbel als geheel doet dat. Eerst wordt in Gen 1-11 de voorgeschiedenis verteld. Daarop volgt de roeping van Abraham en zijn vrouw. Met hem sluit de Heer een verbond. Zo gaat de Heer de wereld herstellen. Door dit verbond gaat hij de verdeeldheid tussen mensen en volken helen. Dat is zijn missie. Dat is het plan van de Heer. Zoals Paulus zegt. Het mysterie van God is “zijn voornemen om met Christus de voltooiing van de tijd te verwezenlijken en zijn besluit om alles in de hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen, onder Christus.” (Ef. 1:9-10) De christus tot wie alle volken geroepen worden. En in wie allen door geloof en in de doop kinderen van Abraham worden. Kinderen van Gods vriend. Het verbond met Abraham rolt de hele bijbel voort. Zegen om een zegen voor alle volken te zijn. Het gaat maar door. Tot op de laatste bladzijde van de Bijbel. Ja, serieus! Als Johannes het nieuwe Jeruzalem ziet, de stad waar gerechtigheid woont, ziet hij er twee levensbomen staan. De bladeren van de bomen zijn tot genezing van… inderdaad … tot genezing van alle volken. Zelfs het nieuwe Jeruzalem, is er (niet alleen maar voor ons eigen geluk maar) tot zegen voor de volken. Eigenlijk vertelt de Bijbel het evangelie van Gods missie. Zijn missie is dat alle mensen gezegend zullen worden.
Dat zij niet overgeleverd blijven aan de vloek van de zonde en de dood. Met dat doel kiest hij Abraham en zijn nageslacht. En maakt Hij hen tot een zegen, door hen te zegenen. In deze ene wandeling van de Heer met Abraham zien wij het grondpatroon van het evangelie. Zegen in de tent, om van daaruit midden in de wereld te staan en tot een zegen te zijn. We lezen in Genesis 18 de gedachten van de Heer. Hij wil zijn plannen niet geheim houden voor Abraham. Hij heeft een doel met Abraham. Tot een zegen zijn voor de hele wereld. Maar dat kunnen Abraham en zijn kinderen (ook wij dus) alleen zijn, als zij de weg gaan die de Heer hen wijst. En dat is concreet rechtvaardig en goed handelen. Abraham moet zijn kinderen en nageslacht steeds weer de weg van de Heer voorhouden. Ben je kind van Abraham doordat je door geloof en in de doop bent ingelijfd in Christus, dan is dat je verplichting. De weg gaan die de Heer wijst. Dat is concreet rechtvaardig en goed handelen. De beide woorden die de Heer gebruikt zijn rechtvaardig handelen en recht doen. Rechtvaardig handelen gaat over jou bijdrage aan een context waarin mensen, dieren en planten tot hun bestemming komen. Dat ze kunnen zijn zoals de Heer ze gemaakt heeft. Het gaat om je inzetten voor een leefomgeving waarin ieder tot zijn recht kan komen. Recht doen (hier goed doen genoemd) betreft vooral je manier van omgaan met mensen. Dit is het woord dat in de bijbel gebruikt wordt als het over de weduwen, wezen en vreemdelingen gaat. Doe hen recht, is voortdurend de eis van de Heer. Kortom Abraham en zijn nageslacht zijn tot een zegen als ze de wegen van de Heer gaan. En dat is zich inzetten voor de leefomgeving en recht doen aan mensen. De gedachten van de Heer zijn ook voor ons zo betekenisvol. Ik hoop dat jullie het prachtig vonden om de boodschap van de apostel te horen. Dat wij door geloof en in de doop met Christus verenigd zijn en zo kinderen van Abraham zijn geworden. Maar weet wel dat kind van Abraham zijn, een roeping inhoudt. Namelijk volg de weg van de Heer. Dat is: zet je in voor de leefomgeving en doe recht aan mensen in hun eigenheid. Waarom zouden wij? Wel omdat de Heer ons gekozen heeft mee te doen aan zijn missie: de zegen voor alle volken. …
De wegen van de Heer zijn rechtvaardig handelen en recht doen. Dat staat in schril contrast met de wegen van Sodom en Gomorra. Met elkaar hebben de inwoners de leefomgeving onrechtvaardig gemaakt. Het is de meest ongastvrije leefomgeving. Al wat vreemdeling is en anders is dan zij zijn wordt kapot gemaakt en gehaat. Met elkaar doen ze al wat mens is onrecht. Zelfs het allerpersoonlijkste en intiemste recht van de mens, zijn en haar lichamelijke integriteit, wordt kapot geschonden en verkracht. Het hart van de menselijke individualiteit – dat jij jij bent en ik ik – wordt in Sodom met de voeten getreden. Sodom en Gomorra dienen als tegenover van hoe de Heer zijn volk tot een zegen wil laten zijn. Zo’n afkeer van wat anders is dan jij, zo ongastvrij, zo schendend van de individualiteit van mensen en zo weinig respect voor de lichamelijke integriteit van mensen. De manier van samenleven van Sodom en Gomorra is geen zegen voor alle volken. Dat ziet Abraham als hij de volgende dag weer naar de uitkijkplaats gaat. Dikke rookwolken die opstijgen van het land als uit een smeltoven. Abraham ziet daar hoe hij en zijn kinderen geen zegen kunnen zijn.
De Heer maakt Abraham deelgenoot van zijn plan. Zodat Abraham weet hoezeer het erop aankomt rechtvaardig te handelen en recht te doen. Alleen dan kunnen hij en zijn nageslacht tot een zegen zijn. Abraham brengt zijn roeping om de weg van de Heer te gaan direct voorbeeldig in praktijk. Hij gaat pleiten en bidden voor de steden. Ter wille van de rechtvaardigen. Hij toont zich daarbij zeer vasthoudend. Hij geeft niet op. Het is een zeer belangrijke les die wij van Abraham leren. Hij pleit en bidt en beweegt de Heer tot groot geduld. Hij gaat maar door. Maar na zijn gesprek keert hijzelf terug naar zijn tent. Het oordeel laat hij over aan de Heer. Abraham trekt niet ten velde om het onrecht met hand en tand, geweld en gescheld uit te roeien. Nee, dat zijn niet de wegen van de kinderen van Abraham. Zij handelen rechtvaardig en doen recht, maar het oordeel is aan de Heer. Aan de Heer die luistert als zijn kinderen roepen “ontferm u Heer”. Ter wille van de vijftig rechtvaardigen, de dertig, de tien. Of zoals de kerk roept: Heer ontferm u! Ter wille van die ene Rechtvaardige Jezus Christus onze Heer. Hij die alle zonde van de wereld op zich nam. Zelfs dat van Sodom en Gomorra. Het oordeel laten wij aan de Heer en doen altijd een beroep op zijn rechtvaardigheid. Ter wille van de enkele rechtvaardige. Heer, ontferm u!
De Heer kwam bij Abraham op bezoek in zijn tent. Hij neemt hem mee naar een uitkijkplaats. Abraham ziet de wereld en ziet met het oog op wie hij zo gezegend is. Met het oog op alle volken. Hij hoort dat hij alleen een zegen kan zijn door de wegen van de Heer te gaan. Wegen die bestaan uit rechtvaardig handelen en recht doen. Maar het oordeel aan de Heer laten. Daarna keert Abraham naar zijn tenten terug. De terugkeer van Abraham naar zijn tent is in de Bijbelse vertelling heel belangrijk. Want dat is de basisplaats waar de kinderen van God leren rechtvaardig te handelen en recht te doen. Als het daar in de tenten al niet gaat, kunnen ze het ook niet voor de wereld zijn. Niet voor niets wordt er nog voor de geboorte van Izaak verteld dat Abraham eens zeer onrechtvaardig handelde in zijn eigen tent. Hij deed zijn vrouw Sara groot onrecht aan. Hij liet haar stikken voor zijn eigen behoud. Bijna loopt Gods plan op niets uit door de onrechtvaardige daad van Abraham. Het onrecht dat hij zijn vrouw aandoet, gaat bijna ten koste van het plan van God. De wijde wereld heeft pas baat bij Abraham als er recht en rechtvaardigheid in zijn tent heerst. Daar in zijn tent begint het wandelen in de wegen van de Heer. En dat brengt mij bij hele specifieke kinderen van Abraham. De doopouders NN en hun kinderen. Allen in geloof en in de doop bekleed met Christus en daarmee kinderen van Abraham geworden. Ook jullie heeft de Heer gekozen om mee te doen aan zijn plan. Een zegen te zijn voor alle volken. Dat zijn jullie door de wegen van de Heer te gaan. Dat is rechtvaardig handelen en recht doen. Maar, NN, dat mogen jullie als gezin eerst van al leren in jullie eigen tent aan de ... straat. Daar zijn jullie alle vijf geroepen eraan bij te dragen dat het daar een plek is waar jullie en jullie kinderen tot hun bestemming komen. Een plek waar jullie leren elkaar recht te doen. De samenleving – ja alle volken – hebben veel baat bij gezinnen die leven in dat soort rechtvaardige tenten. Ook Abraham moest leren dat zijn grote roeping begint in zijn tent. Jullie zijn gezegende mensen, kinderen van Abraham, zegen elkaar in jullie huis met rechtvaardigheid en recht. Dan is de hele samenleving gezegend met jullie als gezin. Amen