Zondag 7 december 2014, 2e Adventszondag
Brugkerk Lemelerveld
1
Gemeente van onze Heer, Jezus Christus, Op deze tweede Adventszondag staat Johannes de Doper centraal. In plaats van Doper kunnen we Johannes ook de Roeper noemen. Die Johannes is wel een bijzonder mens, zoals hij ineens in het Evangelie opduikt. In de inleiding wordt al wel naar hem verwezen, als iemand door God gezonden. Getuige wordt hij daar genoemd, om van het licht te getuigen. Met als doel dat iedereen zou gaan geloven. Vanmorgen wordt ons verteld wat dat getuigenis van Johannes dan inhoudt, dat hij de taak heeft dat te roepen. Johannes wordt aan de tand gevoeld omdat gedacht wordt dat hij uit is op de functie van Messias. Daarom krijgt hij een sollicitatiecommissie op zijn dak die hem nogal streng naar zijn motivatie vraagt. Dat de ondervraging streng is, laat zien dat Johannes voor de leiders van het volk, de religieuze en politieke leiders, een bedreiging lijkt te vormen. De antwoorden van Johannes zijn helder en stevig: Messias, de verlosser van Israel, nee, zegt hij met klem, dat ambieert hij niet. In geen geval. Elia dan? Elia die, voordat de grote geduchte dag van de Heer komt, een mens die dat zelf nog niet weet, als de Redder van het Godsvolk aan zal wijzen, nee, ze hoeven niet bang te zijn dat hij die opdracht heeft. Profeet? nee dat wil hij ook niet zijn, DE profeet die de eindtijd aanzegt, nee, alsjeblieft zeg. Het is een prachtig gebeuren, dat vraaggesprek, die eerste sollicitatieronde. Lezingen: Jesaja 40: 1-11 & Johannes 1: 19-28
Zondag 7 december 2014, 2e Adventszondag
Brugkerk Lemelerveld
2
Nadat alle bezorgde veronderstellingen ontzenuwd zijn, wordt Johannes gevraagd wie hij eigenlijk is. Pas dan krijgt hij de gelegenheid om zich voor te stellen en kan hij zijn eigen identiteit tonen. Joh, wie ben dan jij eigenlijk, wordt hem gevraagd. Die eerste sollicitatieronde lijkt bol te staan van het wantrouwen. Die bonkige figuur daar aan de rand van de woestijn, met zijn voeten in het water, dat zal toch niet de Messias zijn, of Elia, of de profeet. Heel de religieuze en politieke wereld zoals die onder de Romeinse bezetting is opgebouwd, die gaat die figuur toch niet ineens onderuit halen?! Goed, feitelijk hadden die religieuze leiders daar in Jeruzalem inderdaad de functie om uit te kijken naar de Messias, om te onderzoeken of in hun dagen de tijd van de Verlossing aan zou breken. Nou waren er in die dagen nog al wat mensen die drommen volgelingen om zich heen verzamelden, die zich zelf zelfs als Messias opwierpen. Dus moest onderzocht worden of zo’n claim klopte. En dat ging dus met het nodige wantrouwen gepaard. Maar onderhand was die onderzoeksfunctie verschoven en een commissie geworden die met het grootste wantrouwen moest onderzoeken of de politiek en religieuze macht bedreigd werd, of er niet aan de poten van de stoelen van de macht daar in Jeruzalem gezaagd werd. Johannes stelt ze dus gerust. Van hem hebben ze geen gevaar te duchten. Hij is enkel een Roeper. Johannes verwijst dan naar een gedeelte uit het profetenboek Jesaja, uit het begin van het tweede deel. We hebben het vanmorgen gehoord. Lezingen: Jesaja 40: 1-11 & Johannes 1: 19-28
Zondag 7 december 2014, 2e Adventszondag
Brugkerk Lemelerveld
3
Johannes had ze daarmee dus gerust gesteld, maar als ik die wantrouwenscommissie was geweest dan was ik spoorslags naar Jeruzalem teruggekeerd om alarm te slaan. Want dat gedeelte uit Jesaja dat is dynamiet in die dagen, dat is revolutionair. Het is het begin van de Tweede Jesaja, een prachtig geschrift van een anonieme schrijver, bestemd voor het volk dat in Babylonische ballingsschap is weggevoerd. En de kern van de boodschap die het volk moet troosten is: de belofte dat de ballingschap ten einde gaat, dat terugkeer naar het Beloofde Land op handen is en de tempel, het hart van Jeruzalem, dat die weer zal worden opgebouwd. Wat die stem in de woestijn roept, dat is de oproep om je voor te bereiden op de komst van de Eeuwige in hun leven, de ontmoeting die op handen is. Het volk, daar in Babel, moet zich anders instellen op de toekomst. Ze moeten niet meer zingen: 137a Toen wij zaten langs het water van het verre Babylon hing de lier er aan de wilgen, lag een klaaglied op de tong. De bewakers zeiden spottend: Zing nog eens een lied van thuis. Maar wij staarden in de leegte, hopeloos ver weg van huis. Ze hoeven zich niet meer in te stellen op de hopeloos lange duur van de dingen, alsof het toch niet wat wordt met die toekomst van ze, ze hoeven niet meer bang te zijn dat ze weg zullen kwijnen in dat vreemde land. Lezingen: Jesaja 40: 1-11 & Johannes 1: 19-28
Zondag 7 december 2014, 2e Adventszondag
Brugkerk Lemelerveld
4
Je anders instellen op de toekomst, er op vertrouwen dat je inderdaad toekomst hebt, dat gooit heel je slavenbestaan ondersteboven. Dat is een revolutionair besef. Vol verwachting klopt je hart. Er gaat wat veranderen. Let maar op. Stel je daar maar op in. Bereid je er maar op voor, dat je je God zult ontmoeten. Maak de weg naar Hem toe maar klaar. Goed, dat was toen, en dat is toen ook inderdaad gebeurd: de koning van de Perzen, Cyrus, geeft het volk de vrijheid terug. Ze mogen weer naar huis, naar Sion. Als Johannes eeuwen later dus die troostende en bevrijdende profetie in de mond neemt, dan lijkt de onderzoekscommissie daar genoegen mee te nemen. O, hij citeert de Schrift. Dat zit wel goed. Ze realiseren zich niet dat Johannes met de tale Kanaäns tot verándering oproept, tot omkeer. Dat revolutionaire geluid wordt niet opgemerkt. Hoewel, er zijn ook een stel Farizeeën meegekomen, vrome en oprechte lieden die zich dag in dag uit in de Schrift en de traditie verdiepen. Die Farizeeën zijn er niet gerust op. Die figuur daar aan de rand van de woestijn, op de grens daar waar het volk de Jordaan overstak na hun tocht door de woestijn om het Beloofde land binnen te trekken, die figuur die verontrust hen. Wat doet ie daar, aan de oever van wat in de traditie de doodsrivier wordt genoemd, de grens tussen dit leven en het leven anders hierna. Wat wil dat zeggen? Ze zijn er een beetje van uit hun doen. En ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Lezingen: Jesaja 40: 1-11 & Johannes 1: 19-28
Zondag 7 december 2014, 2e Adventszondag
Brugkerk Lemelerveld
5
Afgelopen week is in Zwolle, in winkelcentrum Aalanden een straatmuzikant doodgestoken. Ik heb hem daar wel zien zitten en horen spelen. Toen ik van zijn dood hoorde vroeg ik me af of ik hem ooit iets in de pet heb gegooid. Ik moet bekennen dat ik altijd wat moeite heb met zo’n straatmuzikant of een dakloze met een straatkrant of zo’n meisje dat heel vrolijk op je af komt en vraagt, steeds maar weer, of je een euro voor haar hebt. En als ik de stad in ga en langs de soepbus van het Leger des Heils kom en die mensen daar rond de achterklep samen zie drommen. Op de een of andere manier heb ik het gevoel dat ik een spiegel voorgehouden krijg. Hoe staat het er bij mij voor? Ben ik niet vreselijk bevoorrecht? Is het wel eerlijk verdeeld als je die lui zo ziet scharrelen? Het staan of zitten van zo’n randfiguur, ik weet niet of u dat ook zo voelt maar dat ervaar ik als iets kritisch. Johannes de Roeper is ook zo’n randfiguur. Ze treffen hem niet in het centrum van de macht aan, niet in Jeruzalem. Nee, aan de rand van het land. En dan doet ie ook nog iets met water. Daarom wordt hij Johannes de Doper genoemd. Hij doopt mensen. En dat vinden die Farizeeën ook verontrustend. Want die weten maar al te goed waar dat naar verwijst. Daarmee duidt Johannes op het ritueel van de reiniging in het bad, zoals dat bij elke synagoge te vinden is, het mikve. En in dat bad, die mikve, dompelen mensen zich helemaal onder in het water om zich te reinigen, om wat er aan hen gekleefd was geraakt van zich af te spoelen, om waar zij vuile handen mee Lezingen: Jesaja 40: 1-11 & Johannes 1: 19-28
Zondag 7 december 2014, 2e Adventszondag
Brugkerk Lemelerveld
6
hadden gemaakt, af te wassen, om wat hen aangedaan is en waar ze zich vies bij zijn gaan voelen, om dat van zich af te schrobben. Reiniging. Het oude leven verlaten en als nieuw uit het water opduiken. Als je dan mensen opzettelijk gaat dopen, dan vraag je mensen daarmee om naar zichzelf te kijken, om zichzelf onder de loep te nemen en te kijken wat er moet veranderen, wat anders, wat beter of zorgvuldiger, wat behoedzamer of ook rechtvaardiger moet worden in hoe je je leven inricht. Dat Farizeeën nog es extra navraag naar dat dopen doen, toont wel aan dat ook hier gevreesd wordt voor het zaad van verandering, dat met zo’n doop gezaaid wordt. Verontrustend, die Johannes, die Roeper, die Doper. Verontrustend voor wie alles bij het oude wil laten, het huisje bij het schuurtje, de kerk in het midden. Verontrustend voor de machthebbers, voor wie het in het leven menen voor het zeggen te hebben. En het is verontrustend omdat het vraagt om kritisch naar jezelf te kijken, om dat kinderversje op te zeggen: is wat je zegt wel echt, is wat je doet wel goed, laat wat je zegt en doet, echt zijn en goed. Dat voelen die Farizeeën haarfijn aan. Daarom die vraag: wat geeft jou, als je niet de Messias, niet Elia en niet de profeet bent, het recht om te dopen? Een beetje een vinnige vraag, maar Johannes geeft daar een prachtig antwoord op. Lezingen: Jesaja 40: 1-11 & Johannes 1: 19-28
Zondag 7 december 2014, 2e Adventszondag
Brugkerk Lemelerveld
7
Ach, zegt hij, het is maar water. Maken jullie je daar al druk om? Ik zou me liever druk maken om wie na mij komt. Die is al onder ons. Jullie kennen hem nog niet. Maar ik kan je wel zeggen: ik kan niet in zijn scháduw staan. Johannes, de Roeper, de Doper, hij noemt zichzelf de Voorloper. Johannes wijst van zich af. Hij verwijst, naar die grote ander. Er is een prachtig schilderij van Matthias Grünewald, een drieluik.
Het toont op het middenpaneel een gekruisigde Jezus met links een rouwende Maria ondersteund door de discipel Johannes en rechts naast het kruis Johannes de Doper met aan zijn voet een lam, wat laat zien wat Johannes roept als hij Jezus ziet: “Zie het lam Gods dat de zonden der wereld wegdraagt.” Lezingen: Jesaja 40: 1-11 & Johannes 1: 19-28
Zondag 7 december 2014, 2e Adventszondag
Brugkerk Lemelerveld
8
Op het schilderij, een altaar stuk van het zogenaamde Isenheimer altaar wijst Johannes naar Jezus. En hij doet dat, hij wijst, met een opvallend lange wijsvinger. Dat is namelijk zijn functie, zijn positie, zijn taak in deze wereld. Hij moet verwijzen naar die ene, in wie de Eeuwige onder ons mensen komt wonen. Hij moet ons er op voorbereiden dat de Eeuwige ons rakelings nabij komt. Dat hij ons leven binnenkomt en dat leven op z’n kop zet. Johannes wil ons er op voorbereiden dat in die mens Jezus God zelf ons menselijk nabij komt. Dat de Eeuwige niet die verre vreemde God is, van wie je niets ziet, van wie je niets merkt. Waar het door komt weet ik niet goed, maar dat beeld hebben veel mensen van onze God, dat het een verre vreemde God is, en niet zo’n makkelijke bovendien. Een harde, die God, hardvochtig, streng, kwáád vaak, toornig zoals dat dan heet in de Bijbel. Dat is wat mensen zich van die God voorstellen. En onze ervaring lijkt dat vaak te bevestigen. Ik bedoel: Wij vragen ons ook wel eens af waar God is en waarom God niks doet, waarom Hij niet ingrijpt. Want laten we eerlijk zijn, er gebeurt van alles in deze wereld, in de natuur, in de schepping, dood en verwoesting. En wat gebeurt er niet allemaal in de mensenwereld, onderdrukking, bedreiging, oorlogen, moorden, verkrachtingen, dodelijke epidemieën, malaria, ebola. En wat overkomt ons niet zoal in ons eigen persoonlijke leven? Waar is daarin die God van ons? Is er wel een God? Die vraag doemt zomaar ineens op. Lezingen: Jesaja 40: 1-11 & Johannes 1: 19-28
Zondag 7 december 2014, 2e Adventszondag
Brugkerk Lemelerveld
9
Het evangelie weet daarvan. Die Johannes, die Roeper, die Doper, die Voorloper, die weet daarvan. Die jullie niet kennen, zegt hij, die is onder ons. “Midden onder ons staat hij die gij niet kent.” Die jullie niet kennen… Johannes doelt daarmee op Jezus; de volgende dag zal hij met zijn lange vinger al naar Jezus wijzen. Die jullie niet kennen… Johannes doelt in dat wijzen naar Jezus op Gód. Inderdaad, wat zie je van die God, wat weet je van die God, wat ken je van die God? Niemand heeft ooit die God echt gezien. Maar Hij komt aanwezig in deze wereld, Hij komt aanwezig onder ons, Hij komt aanwezig in die ene Mensenzoon, Jezus van Nazareth. Door die ene krijgt de mensenliefde van deze God gestalte, krijgt de warme verbondenheid van deze God met zijn schepselen, met ons mensen handen en voeten. De genadevolle betrokkenheid van deze God krijgt een warm kloppend hart. Bereid je daar op voor, kijk daar naar uit met een hart dat van verwachting en verwondering hoog in je keel klopt. Bereid je er maar op voor dat Gods liefde ook in jouw leven voet aan de grond wil krijgen. Werp daar nou geen obstakels tegen op. Die obstakels, die bergen waar je tegen op ziet, die moeten vlak worden en de diepe dalen waar je voor je gevoel vaak in ronddwaalt, laat je daardoor niet van de wijs brengen, die kunnen je nog zo donker lijken, er is altijd iets van licht te vinden. En die woestijn Lezingen: Jesaja 40: 1-11 & Johannes 1: 19-28
Zondag 7 december 2014, 2e Adventszondag
Brugkerk Lemelerveld
10
waar je in verzeild kunt raken, alles dor en doods in je leven, daar komt een moment dat er weer wat gaat bloeien, die steppe, die zal bloeien als een roos. Bereid je er maar op voor, dat in die woestijn ineens iemand naast je loopt, die je een kruik water, een stuk brood, een slok wijn aanreikt. Neem en eet. Bereid je er maar op voor dat de Eeuwige aanwezig komt in je bestaan, dat er iets van God gebeurt, door wat iemand zegt, door wat iemand doet. Daarin kan ineens iets van Gods koninkrijk oplichten, Gods liefderijke aanwezigheid in deze wereld. Bereid je er maar op voor dat Hij komt. In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. [Amen.]
Lezingen: Jesaja 40: 1-11 & Johannes 1: 19-28