Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,
‘Niets te verliezen, dat is het ware geluk voor mij’ Het is een zin uit een lied van Stef Bos. Ik moest hieraan denken, toen ik bezig was met de voorbereidingen van deze overdenking. Als je niets hebt om te verliezen, dan ben je straatarm of vrij, echt vrij. Of misschien wel allebei. Al leidt het een (arm zijn) nooit noodzakelijk tot het ander (vrij zijn). Helaas, meestal leidt armoede tot verslaving, slavenarbeid of geobsedeerd zijn hebben enhouden.
‘Niets te verliezen’ Als Stef Bos het zingt, beschrijft hij een geromaniseerd, geïdealiseerd kunstenaarsbestaan. Lekker vrij, zonder verplichtingen. Altijd vakantie, zeg maar. Daar zullen de meeste mensen zo voor tekenen. ‘Niets te verliezen, dan gaat er ook niets stuk’. En Stef Bos fluit er een vrolijk wijsje bij.
1
‘Niets te verliezen’, je zou het ook het levensmotto van Jezus kunnen noemen. Niets te verliezen, omdat voor hem maar één ding telde: de liefde voor de mensen met wie hij zich verbonden voelde. Een liefde die gevoed werd door zijn verbinding met God, die hij Vader noemde. Niets te verliezen, Dat gevoel kan je hebben als je er op vertrouwt dat het belangrijkste in je leven nooit zal wegvallen. Omdat je weet dat iemand onvoorwaardelijk en onophoudelijk van je houdt.
Ik vind dat iets om jaloers op te worden. Het ontbreekt mij zo vaak aan dat basale gevoel, die ‘basic trust’, die ik zo graag zou willen ervaren als de bodem onder mijn bestaan. Weten dat ik gekend en geliefd ben, hoe dan ook. Met mijn goede en mindere kanten, met de dingen waar ik trots op ben, en de dingen waar ik mij voor schaam. Met wat ik doe, en waarin ik tekort schiet. Helemaal, zoals ik ben. Met alles er op en er aan.
Weten dat je gekend en geliefd bent: als je dat weet, hoef je niet van slag te raken door een opmerking van een ander, hoef je je niet afgewezen te voelen, als iemand kritisch op je is. 2
Als je dat weet, ben je vrij in de omgang met elkaar, omdat je kunt leven uit een innerlijke kracht.
Als je dat weet, dat je tot in je vezels gekend en geliefd bent, hoef je je niet druk te maken om je status of reputatie. Dan kan je de weg gaan die je hart je ingeeft: de weg van verbinding en delen.
Ik denk dat Jezus leefde vanuit het vertrouwen op die onvoorwaardelijke liefde. En die liefde stelde hem in staat om tot het uiterste te gaan. Ook al was dat uiterste voor hem uiteindelijk de dood. Vlak voor het verhaal van de voetwassing, dat we vanavond hebben gelezen, vertelt Johannes in hoofdstuk 12 over een gesprek tussen Jezus en een aantal Grieken. Het is een gesprek over de hoogte en diepte van het leven, over ondergaan en verheven worden. Voor Jezus is de weg die tot zijn bestemming leidt, geen weg van benutten van kansen en mogelijkheden, of van optimale zelfrealisatie. De weg om te komen tot de mens die hij wilde zijn, was een weg door de diepte. ‘Als de graankorrel niet valt en sterft, dan kan het geen vrucht dragen.’ Dan blijft het één graankorrel. 3
Dan blijf je over met niemand dan jezelf. En wat blijft er dan nog van je over als je niet weet waar je het zoeken moet? ‘Wie zijn leven liefheeft, verliest het’, zegt Jezus en hij kiest voor een andere weg.
Het verhaal van de voetwassing is het verhaal van Jezus’ leven en dood. Het laat zien dat Jezus alles wil loslaten, waar je identiteit en status aan kunt ontlenen. Omdat hij zich gedragen voelde door Gods liefde, had hij niets te verliezen door zich naar zijn leerlingen toe als dienaar op te stellen.
Het verhaal van de voetwassing is niet alleen het verhaal van Jezus. Het verhaal besluit met de uitnodiging aan ons allemaal, om hem daarin te volgen. Persoonlijk, door niet op onze strepen te blijven staan, maar te kiezen voor verbinding. Ook al moeten wij soms over onze eigen weerstanden heenstappen. Vergeving en verzoening worden pas mogelijk, als je niets te verliezen hebt. Als je afleert om ‘dat nooit!’ te zeggen. Genezing en bevrijding worden mogelijk, als we niets te verliezen hebben en de sprong wagen om ons toe te vertrouwen aan de onvoorwaardelijke liefde.
Dat geldt voor ons persoonlijk, en dat geldt voor ons als gemeenschap, als kerk van Christus. 4
Onze kracht ligt niet in aantallen, of in het bezit van welke waarheid dan ook. Onze kracht, onze identiteit ligt in ons antwoord op Gods uitnodiging van liefde.
En onze roeping ligt niet in het houden wat we hebben, maar in het loslaten. Loslaten van onze zekerheden en structuren en God en zijn mensen liefhebben boven alles. Dienstbaar zijn, niet aan onszelf, maar aan de ander.
Loslaten, zonder dat je weet waar je uitkomt. Is dat niet eng? Ja, dat is doodeng! Jezus zegt het als hij het heeft over het loslaten van het leven: ‘Ik ben doodsbang, Maar dit is wel waarvoor ik gekomen ben.’ Dit is, zegt Jezus, wat de bestemming van mijn leven is.
Lieve mensen, gemeente van Jezus Christus, de verhalen van Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Pasen, nodigen ons uit om los te laten. Los te laten en ons toe te vertrouwen aan de liefde, en het leven te delen met elkaar, binnen en buiten de kerk.
Om uiteindelijk te ontdekken, dat, wie inziet dat hij of zij niets te verliezen heeft, een nieuw leven wordt geschonken. 5
In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest
6