Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,
Jezus was moe. Hij had het helemaal gehad. Het begon er allemaal mee toen sommige van de schiftgeleerden zagen hoe wij, zijn leerlingen, een stuk brood met elkaar deelden en het opaten, zonder eerst onze handen te wassen. Dom natuurlijk, maar zoiets doe je zonder er bij na te denken. Je bent er niet altijd op bedacht dat er misschien iemand je op de vingers staat te kijken. Zo wil je toch niet leven! Maar in dit geval waren er mensen die zich de vingers wel konden aflikken bij wat ze zagen. Wat een buitenkans! Direct doken ze erbovenop, als aasgieren, en ze hielden Jezus verantwoordelijk voor ons gedrag. Ze spraken ons er niet op aan, maar hem, onze leermeester. Volgens mij waren ze vast niet zo heetgebakerd als we toevallige voorbijgangers waren in plaats van leerlingen van Jezus. Het gaf ze een kans om hem te pakken, en die kans grepen ze met beide handen aan. Hoe dan ook, het werd me nogal een flinke ruzie. Jezus schoot direct uit zijn slof en noemde ze huichelaars, die het gebod van God ontkrachten door hun eigen regels. En hij waste ze helemaal de oren door op te merken dat het niet de dingen van buiten zijn die de mens onrein maken, maar de dingen die van binnenuit komen, uit je hart: slechte gedachten, kwaadwilligheid en lasterpraat.
1
Maar nu was hij dus moe. Zat was hij het, de discussies, al die mensen met hun problemen, de drukte en de woorden. Waarschijnlijk was er bij hem ook een grens bereikt. Misschien kon hij niet méér aan dan wat hij nu allemaal deed. Inderdaad, niets menselijks is hem vreemd. En onze meester besloot dat ook hij wel een korte vakantie kon gebruiken. En wij, zijn leerlingen, waren maar al te blij met deze onderbreking. Het eindeloze doorgaan eiste ook van ons zijn tol. Maar een ontspannen vakantie werd het niet.
Hoewel we het land uit gingen, de grens over en in het buitenland waren: we konden niet anoniem blijven. Binnen de kortste keren wisten al heel wat mensen wie wij waren. Zo ook die ene vrouw.
Vreemd genoeg kan niemand van onze groep zich meer herinneren hoe ze heette. Jammer is dat, want als je je realiseert wat voor een impact haar gedrag op Jezus en op ons heeft gehad, dan zou je haar zo opnemen in de galerij der groten van de volgelingen van Jezus. Achteraf hebben we het nog vaak met elkaar over haar gehad. En we kwamen tot de conclusie dat er vaker personen zijn geweest, vaak vrouwen trouwens, die een belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis, van wie we de naam niet eens kennen.
2
Hoe dan ook: We waren net goed en wel aangekomen op ons vakantie-adres, of deze vrouw stond op de stoep. ‘Kyrië eleison’, zei ze, ‘Heer, heb medelijden!’ Haar dochter was ziek, bezeten door een demon, een boze, een onreine geest. En ze had gehoord dat Jezus wellicht haar dochter zou kunnen genezen. Zou hij misschien kunnen helpen?
Maar wat in Israël nooit gebeurde, Gebeurde hier, op vakantie, wel. Jezus deed alsof hij haar niet zag staan, Zonder een woord tegen haar te zeggen liep hij verder.
Maar zij bleef maar doorgaan met roepen. Mensen stopten, bleven staan, keken. Ik moet wel zeggen: we voelden ons aardig opgelaten met zo iemand achter ons aan. Op een gegeven moment hielden we onze meester tegen en vroegen hem in ieder geval iets te doen. Haar antwoord geven, of helpen, of liever nog: gewoon wegsturen We hielden onze adem in en wachtten in spanning op wat ging komen.
Je zag dat ze, om zo maar te zeggen, ook Jezus op z’n zenuwen werkte. Hij had er geen zin in, dat zag je meteen. Net even weg, nu even geen wonderdoener, nu is het vakantie, nu even niet.
3
Jezus had z’n handen al meer dan vol aan zijn werk in Israël, als hij hier ook nog eens aan de slag ging, kon hij het lijden van de hele wereld wel op z’n schouders nemen. Hij voelde zich gezonden door de God van Israël om te leven en te werken in Israël en voor het volk van Israël. Eigen volk eerst. De reactie van Jezus was inderdaad ook niet mis te verstaan: Het brood is voor de kinderen, niet voor de honden. Niet voor onreine beesten.
Iedereen was er stil van. Als Jezus uit z’n slof schoot, was het vooral tegen Farizeeën en schriftgeleerden. Dat hadden we pas nog meegemaakt. Maar deze vrouw, waar had ze zo’n behandeling aan verdiend? Iedereen was er stil van. Behalve de vrouw zelf. De zorg om haar kind was haar duidelijk wel een confrontatie met deze beroemde meester waard. Maar ze was niet allen bezorgd, ze leek ook getergd. Ze had zich als een pitbull vastgebeten en liet niet meer los. Ze straalde iets uit van: goed, ik ben dan geen Joodse, ik ben ook geen man, ik kom misschien niet gelegen, maar dat betekent nog niet dat ik me zo door deze rabbi in een hoek laat zetten. Wie hij ook is: ik laat me niet op deze hondse manier behandelen!
4
Heel adrem en direct sloeg ze Jezus met zijn eigen metafoor om zijn oren. Heer, zei ze, Kurios, als u zonodig ons met honden wil vergelijken, bedenk dan maar eens dat er heel wat stukjes brood door de kinderen worden gemorst, waarvan iedereen het best vindt dat de honden ze opeten. U moet toch weten dat de kracht van Gods bevrijding en genezing niet ophoudt bij de grenzen van een land. U kan toch op uw vingers natellen dat het heil van Israëls God zich nooit kan en zal beperken tot een besloten groep mensen. Je kan toch nooit voorkomen dat het goede van God alleen maar méér wordt, naarmate je het deelt, net zoals broden waarmee nota bene uzelf, Jezus, duizenden mensen heeft gevoed.
We waren allemaal met stomheid geslagen en wachtten in spanning op wat er ging komen. Eerlijk gezegd: ik was nogal onder de indruk van deze vrouw. Zoals ze zich niet uit het veld liet slaan, maar opkwam voor haar kind. Ik weet niet of ik dat zo zou doen. Maar ik vond wel dat ze gelijk had. Jezus had het net gehad over reinheid en onreinheid, en dat dit niet zat in uiterlijkheden. Dus ik denk dat dit ook niet zit in het feit of je bij ons volk hoort of niet. Reinheid en onreinheid zitten in jezelf. In wat je zegt en in wat je doet. Alsof ze wist waarover Jezus met de schriftgeleerden zo’n ruzie had gehad, gaf deze vrouw hier onze meester een koekje van eigen deeg.
5
Ze daagde hem uit haar en haar dochter niet als onreine honden te zien, voor wie het brood verspild zou zijn. Ze nodigde hem uit om goed te doen aan haar dochter, en om zijn werkterrein uit te breiden, over de grenzen van zijn weerstanden heen.
Even was het spannend, daar op straat. Wat zou Jezus doen? Zou hij voet bij stuk houden en haar wegsturen? Zou hij verder met haar in debat gaan? Meestal liet hij zich niet 1-2-3 van zijn stuk brengen. God zij dank gebeurde er heel iets anders. Hij gaf ruiterlijk toe dat zij hem hierin een lesje geleerd had. Dat is trouwens iets dat ik ook enorm in hem bewonder: de leermeester voelt zich niet te min om te luisteren, soms zelf leerling te worden, soms zijn standpunt bij te stellen.
We hebben later gehoord dat de dochter van de vrouw inderdaad is genezen, en dat de onreine geest is weggegaan. En eigenlijk hadden we ook niet veel anders verwacht. Maar niet alleen het leven van deze vrouw en haar dochter is door deze gebeurtenis veranderd.
Ik geloof dat de ontmoeting met deze vrouw ook Jezus veranderd heeft. Dat deze vrouw hem de ogen heeft geopend voor de wereldwijde strekking van zijn boodschap. Meer en meer is de hele wereld bij Jezus in het vizier gekomen in zijn verhalen, in zijn tekenen en in de opdracht waarmee hij ons op pad heeft gestuurd.
6
Inderdaad, eigen volk eerst, maar in Israël en door Israël, alle volkeren van de hele wereld. Totdat iedereen de boodschap van Gods liefde heeft gehoord. Tot iedereen verzadigd is, niet met kruimels die er net afkunnen, maar met het brood van de goedheid Gods dat meer en meer wordt, naarmate het meer en meer wordt gedeeld.
Zo nu en dan denk ik terug aan deze vrouw. Naamloos, maar niet vergeten, tegengesproken, maar onverzettelijk, buitenstaander, maar iemand die het hart heeft getroffen van Jezus, onze Heer. En dan dank ik God voor die ontmoeting, die wereld-ver-strekkende gevolgen heeft gehad.
In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest
7