Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,
Het is voor de meesten van ons een overbekend verhaal, die intocht in Jeruzalem. Velen van u kennen dit verhaal van jongs af aan: het is jaar op jaar verteld op school, het staat in iedere kinderbijbel, en het komt steevast aan de orde op de zondagschool of de kindernevendienst. En dit jaar dus ook. Maar het bijzondere van dit jaar is, dat dit verhaal op een andere zondag op het rooster staat dan andere jaren. Niet op Palmpasen, (dan ook, maar weer heel anders, met een mooie oecumenische viering in de Heilig Hart Kerk), Maar nu aan het begin van de 40-dagentijd, zo vlak na carnaval. En dat vond ik verrassend.
Er is in Lemelerveld flink carnaval gevierd. Op de stoepen en straten liggen nog steeds resten confetti van de grote optocht op zaterdag en de feesten daarna. En de optochten waren weer mooi en groots dit jaar. Verklede mensen in de stoet en aan de kant, de muziek van Polyhymnia, hier en daar een verdwaalde politicus, die de optocht gebruikte voor de verkiezingscampagne, en vooral veel mensen. Ik hoorde aantallen van 10.000 op zaterdag en 15.000 op dinsdagavond. 1
Bij de voorbereiding van deze dienst, over de intocht van Jezus in Jeruzalem, moest ik aan de carnavalsoptocht in denken. Dat kwam door dit schilderij van James Ensor: het heet ‘Intocht van Christus in Brussel’
(schilderij laten zien)
Het schilderij is geschilderd aan het eind van de 19e eeuw, rond 1889, maar het is verrassend herkenbaar. Ik besloot pas gisteren, dat ik dit schilderij vandaag wil laten zien. De mensen die meeluisteren met de kerktelefoon hebben deze afbeelding niet, en omdat de meesten van ons in de kerk. dit schilderij ook voor het eerst zien, zal ik met u de afbeelding ‘verkennen’, en beschrijven wat er op het doek te zien is: We zien een brede straat, vol mensen. Gemaskerde mensen, verklede mensen. Ensor schildert in deze menigte verwaande rechters, grijnzende militairen, geestelijken, vissersvrouwen, de gegoede burgerij, een zoenend stelletje, handelaren die nog even een dealtje sluiten, en aan de zijkant, op het podium: de politiek: de burgemeester met zijn wethouders in clownspakjes. 2
Natuurlijk zien we in de optocht ook een fanfare, niet verkleed, maar strak in uniform. En daarachter, een beetje verloren, een Christusfiguur op een ezel.
Het schilderij lijkt in niets op de tekeningen over de intocht, die ik ken uit de kinderbijbel. Tekeningen waar Jezus op de ezel centraal in beeld staat. Met juichende mensen om hem heen. Hier zie je geen palmtakken, geen kleden op de weg, en als het geluid zou hebben zou je vast geen Hosanna horen, maar hoempa muziek van de fanfare.
Ik vind het een tragisch schilderij, een schilderij waarin Jezus, de centrale figuur uit het Nieuwe Testament en uit het christelijk geloof, verloren lijkt te gaan in de massa. Alsof hij verdwaald is op een plek waar hij niet thuis hoort. De triomfantelijke intocht uit het evangelie, is verworden tot een carnavalsoptocht. Een optocht met als thema: Vive la sociale, leve het sociale leven; het staat groot op het spandoek. In deze optocht is Jezus een soort schlemielige prins carnaval: op de poster rechts kunt u het lezen: Vive Jesus, roi de de Bruxelles! Leve Jezus, koning van Brussel! Hij is de lachwekkende Prins van het feest. Jezus is in dit schilderij afgebeeld als een speelbal van feestcommissies en politiek. 3
Waarom laat ik dit zien? Laat ik beginnen met zeggen dat het schilderij volgens mij geen kritiek is op het vieren van carnaval, of op het houden van groet optochten of demonstraties. Het schilderij raakt mij, omdat die wat weggemoffelde Jezus, die hier totaal niet op z’n plek lijkt te zijn in deze carnavalsoptocht, mij de vraag stelt naar de figuur van de lijdende Christus in mijn eigen leven.
De mooie plaatjes uit de kinderbijbel, blijven plaatjes van toen. Maar Ensor brengt Jezus heel dichtbij, door Jezus af te beelden in de tijd waarin Ensor leefde, in de stad die Ensors woonplaats was. En door dat te doen, maakt hij het verhaal van toen, lang geleden in Jeruzalem, een verhaal van zijn eigen tijd en eigen plaats. En dan valt op hoe vreemd, hoe vervreemdend dit verhaal voor ons kan zijn.
(schilderij weg)
Ons leven gaat z’n alledaagse gang, en daarin hebben wij God, geloof, Jezus, zo hun eigen plek gegeven. En dat is vaak een plek die ins goed uitkomt. Een plek die ons bevestigt in wat wij doen, wat wij denken en wat wij geloven. 4
Ik kan prima overweg met een vrolijke, feestende Jezus, die bruiloften bezoekt en midden in het leven staat. Ik weet goed raad met een Jezus die het vuur van de liefde aansteekt onder de mensen, iemand die oproept tot vertrouwen en onbezorgdheid.
En een Jezus die partij kiest voor de zwakken in de samenleving, voor vreemdelingen, weduwen en wezen, een Jezus die waarschuwt voor de Mammon, voor de wereld geld en economie de allesbepalende factoren zijn: die Jezus houd ik graag achter de hand bij een politieke discussie.
Maar een Jezus die kiest voor de weg van lijden en dood, omdat hij er van doordrongen was dat dit zijn roeping, zijn taak was. Die wist dat de Christus moest lijden en sterven: die Jezus houd ik graag wat op een afstand, als een lastige zwerfkei in mijn denken. Toch roept het evangelie ons op om, al is het maar 40 dagen in een jaar, het uit te houden met deze lijdende Christus, deze ‘steen des aanstoots’.
‘De steen des aanstoots’, daar gaat Psalm 118 ook over. De psalm die we hebben gelezen en gezongen: ‘Gezegend die komt in de naam van de Heer’. Die zelfde psalm spreekt ook over de steen, die door de bouwers is afgekeurd, maar die een hoeksteen van het gebouw is geworden. 5
Die ongemakkelijke kant van het evangelie, die gaat over het kiezen voor lijden en dood, die gaat over de onvermijdelijkheid van het lijden en over de ellende die klaarblijkelijk hoort bij het volgen van Jezus, dat alles schuif ik vaak snel in een hoekje.
Waarom? Misschien wel omdat ik een soort van allergie heb tegen een manier van geloven, dat het lijden als iets goeds in zichzelf ziet. Een geloof dat iedere tegenslag ziet als een manier om je dichter bij God te brengen, of als misschien nog wel erger: als een bewijs dat je door God bent uitverkoren. Ik kan daar niet zo veel mee, of, misschien wel eerlijker: ik wil daar niet zo veel mee kunnen.
En om eerlijk te zijn: om teksten over oordeel en straf, die ook het evangelie van Matteüs te vinden zijn, loop ik liever met een grote boog heen, omdat ze niet ‘passen’ in mijn godsbeeld. En ik eigenlijk gewoon niet weet wat ik daar mee aan moet.
En met de klassieke leer van ‘verzoening door voldoening’ heb ik ook veel moeite. Alsof God ons niet kan liefhebben, zonder dat er een mensenoffer bij moet plaats vinden
6
En ja, misschien ga ik de vragen over de onvermijdelijkheid van het lijden ook wel uit de weg, omdat het raakt aan mijn kwetsbaarheid, mijn angst om los te moeten laten.
Maar toch. Toch blijft er iets in mij dat zegt, dat al die moeilijke vragen, die we liever wegschuiven, dat die wel eens cruciaal in het evangelie zijn. Dat dat waar ik liever niet over nadenk, misschien de sleutel is tot heb begrijpen van het geheel.
Wat die sleutel dan is? Het is verleidelijk nu gelijk maar aan een antwoorden te beginnen. Om nu een schets te geven, van hoe dat misschien zou kunnen zijn. Maar ik wil dat nu niet doen, omdat die vraag tijd nodig heeft.
Ik wil mijzelf en u uitnodigen om, in deze 40 dagen naar Pasen toe, ons zelf de vraag te stellen: is er in ons leven, in ons denken, in ons geloven een plek voor een lijdende Christus?
7
Iemand die meer is dan een tragische figuur die slachtoffer is van de omstandigheden? Iemand die zijn lijden en sterven welbewust tegemoet treedt, als iets dat te maken heeft met de vervulling van zijn leven?
Over die vraag willen we de komende weken samen verder over nadenken.
Zo helpe ons God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen
8