1
Liturgie: Zingen Gezang 167 : 1, 2 en 3 Gebed Lezen 1 Korinthiërs 14 : 1-33 Zingen Psalm 133 : 1, 2 en 3 Tekst 1 Korinthiërs 14 : 26-33 Preek Zingen Opwekking 488 Geloofsbelijdenis Opwekking 347 Gebed Collecte 1. Diaconie 2. Taakgroep Evangelisatie en Zending Zingen Psalm 119 : 5, 40 Verkondiging van Gods Woord Gemeente van Christus Ons project thuis in Gods huis maakt het ons deze week niet makkelijk. Boven het nieuwe hoofdstuk staat charismatisch of profetisch? Maak daar maar eens chocola van. Alleen al de uitspraak. Bij chocola zeg je sjokola. Zeg je nu ook sjarismaties? Ik hoor het hier en daar. Voor alle duidelijkheid, je spreekt uit garismaties. Waarom doen we eigenlijk zo moeilijk? Ik kan zeggen: dat hebben wij niet bedacht. Een flink aantal jaren geleden kwamen er enthousiaste mensen naar voren, buiten onze kerk, die vurig riepen dat we veel meer werk moesten maken van de gaven van de heilige Geest: spreken in tongen (de NBV vertaalt met klanktaal), gebedsgenezing, uitspreken van openbaringen over anderen en nog veel meer. In de bijbel staat voor gaven van de Geest een Grieks woord: charisma. Die mensen die daar zo vol van waren vormden een charismatische beweging en die sloeg over naar onze kerken. Heel goed natuurlijk. Als iemand ergens met een gedachte uit de Bijbel komt, moet je daar altijd serieus naar luisteren. Er ontstond ook in onze kerken het verlangen om in tongen te gaan spreken, openbaringen te ontvangen, de duivel en boze geesten te gaan uitdrijven en op gebed te gaan genezen. Anderen verzetten zich daar stevig tegen. Dat is de achtergrond van de titel van dit hoofdstuk charismatisch of profetisch. In deze preek neem ik de titel van dit hoofdstuk over en probeer antwoord te geven op het vraagteken van uit 1 Kor. 14. Sommige mensen in onze kerken zijn jaloers op charismatische mensen zoals je die vindt in de Pinkstergemeente, evangelische gemeenten enz. Daar vind je de Geest, bij ons is het maar een dorre boel. Anderen hebben geen kritiek op de kerk, maar op zichzelf. Ze vinden hun eigen geloofsleven maar zo dor en gewoon, beetje saai. Hun geloof zou veel meer moeten sprankelen en spetteren. Ze wijzen op Paulus die in klanktaal sprak (18) en op kerkdiensten waarin veel meer mensen een inbreng hebben dan de dominee (26). Doen we het wel goed? Staan we de Geest niet tegen? Doven we Zijn werk niet uit? 1 Kor. 14 kan ons de weg wijzen. Het is een ingewikkeld stukje uit de Bijbel. Ik ga proberen u te laten zien wat God ons hier wil leren over de vraag charismatisch of profetisch. Niet uit theologische interesse, maar om te zien hoe een gemeente in het geloof kan worden opgebouwd. Daar gaat het nadrukkelijk om in 1 Kor. 14: wat bouwt de gemeente op? Opbouwen betekent omhoog gaan, naar Christus toe, groeien naar Hem die het Hoofd is (Ef. 4:16).
2
GROEI NAAR CHRISTUS TOE I Laten we maar meteen bij het begin beginnen: vs. 26 en dat is niet zo eenvoudig. Het gaat daar over de samenkomsten. Ook over kerkdiensten. De vorige vertaling gaf: telkens wanneer u samenkomt. Ook dat sluit kerkdiensten in. Wat houdt dat samenkomen in, in die tijd? Dat ging anders dan bij ons. In Hand. 2 lezen we dat de gemeente massaal in de tempel bijeen kwam en dagelijks aan huis. Je mag dan denken aan kleine groepjes die in een ruim huis passen. Een man of 20 maximaal, lijkt mij. In zulke samenkomsten, gebeurde van alles. Iedereen had van tijd tot tijd een bijdrage, in de vorm van een lied, een stukje onderwijs (zeg maar preek), een openbaring, een uiting van klanktaal of uitleg daarvan. In zo’n kleine groep gaat dat natuurlijk heel soepel. Dat staat heel ver bij ons vandaan. Er heeft een ontwikkeling plaatsgevonden, hoe is dat gegaan? De gemeenten kregen steeds meer de behoefte als hele gemeente bij elkaar te komen. Dat gebeurde in Jeruzalem in de tempel. Dat werd steeds moeilijker door de tegenwerking van de Joden en de tempeldienst had ook afgedaan. Er moesten andere gebouwen gezocht worden voor de duizenden. In andere plaatsen ook. In die massale samenkomsten, zoals bij ons ook, sta je niet meer zo makkelijk op als je iets wilt gaan zeggen. De behoefte ontstond naar meer kwaliteit. Er werd natuurlijk wel eens wat geroepen, wat een ander moest tegenspreken. Bovendien gaat het veel te lang duren als iedereen die een lied wil zingen, of een preek wil houden, dat ook maar mag. In de diensten ontstond vast ook wel eens irritatie: daar heb je hem of haar weer, die wil ook telkens zichzelf horen! Of: houdt het nooit een keer op? Of: wat een chaos, terwijl God toch een God van vrede is en niet van wanorde (33). Na verloop van tijd werden er mannen vrijgesteld die voor het onderwijs gingen zorgen, die mooie liederen daarbij uitzochten. Hoe ging het dan met de openbaringen en met de uitingen van klanktaal? Daar wil ik straks apart bij stil staan. Duidelijk is wel dat ze steeds minder werden en in onze kerkdiensten eigenlijk verdwenen zijn. Hoe dat gekomen is, daarover straks. Eerst nog meer over vers 26. Het gaat daar nl. ook om “iedereen”. Dat is ook voorbij. Het klinkt niet zo mooi, maar een kerkdienst wordt wel een one-manshow genoemd of ‘eenmansbediening’. Wie dat roept moet eerst nog maar eens goed gaan nadenken. De eerste vraag is of je zulke termen moet gebruiken. Ze klinken nogal negatief, al zal iedereen dat zo niet bedoelen. Laten we wel op onze woorden letten. Vervolgens zal iemand die goed oplet in de kerk, veel meer stemmen horen dan die van de dominee. Die heeft goed geluisterd naar wat er in de gemeente leeft en neemt dat in zijn preek, gebed, lied en tekstkeuze mee. Ten slotte wisselt de voorganger steeds van rol: hij spreekt namens God als hij de zegen geeft, de wet voorleest, een Bijbelgedeelte of preekt. Hij spreekt namens de gemeente als hij de belijdenis voorleest of het votum. Dat doen we trouwens vaak als gemeente zelf. De gemeente neemt ook zelf het woord in liederen, de kollekte en in het gebed brengt de dominee onder woorden wat we samen als gemeente bij de Here willen brengen. In de loop van de kerkgeschiedenis is het 1 man geworden die voorging, maar in die ene persoon handelt de gemeente als geheel. Dat is althans de bedoeling. Of we dat als dominees goed doen is een andere vraag, maar zo willen we recht doen aan 1 Kor. 14:26. Het gaat dus anders dan in Korinthe en ik heb duidelijk willen maken hoe dat ontstaan is. Dan blijft nog de vraag: doen we dat goed? Zijn we niet doorgeslagen in
3
het andere uiterste? Eerst een veelheid van stemmen, iedereen had zijn bijdrage, zodat er zelfs tegen wanorde gewaarschuwd moest worden. Nu klinkt er nog maar 1 stem. In Korinthe kwam het voor dat in het samenzijn van het groepje iemand plotseling meldde: ik stel een lied voor, ik wil iets onderwijzen aan de gemeente. Nogmaals dat kan in een groep gemakkelijker dan in een grote kerkdienst. Dan wordt het gemakkelijk wanorde. Tegelijk lijkt het me wel van belang er goed over na te denken, hoe wij aan het werk van de Geest in onze gemeente ruimte kunnen geven. Als de Geest iets tot de gemeente wil zeggen door een ander dan de dominee, is daar dan ruimte voor en hoe kunnen we dat een plaats geven? Het stellen van deze vraag alleen al roept bij u vast veel gevoelens wakker. De een huivert, de ander ziet een lichtende opening, een derde denkt dat er toch niets van komt, ik wil u voorhouden wat iemand zei na de lezing van 1 Kor. 14, er is mij maar 1 vers duidelijk en dat is vers 1: jaagt de liefde na, laten we in liefde nadenken en ook kritisch durven zijn naar onszelf. Niemand van ons zal iets wat de Geest geeft willen tegenhouden. Ook dat verbindt ons allemaal. We weten dat de Geest ons op Christus wijst. Het gaat ons toch om Christus? Hoe zouden we dan niet alle ruimte willen geven aan Hem die ons bij Christus brengt? 1.DE RIJKDOM VAN DE GEEST II Hoewel Paulus royaal de ruimte geeft aan allerlei uitingen van de Geest in de samenkomsten, brengt hij 1 beperking aan. Iemand kan in het samenzijn zich in klanktaal willen uiten, maar, als er niemand is die de klanktaal kan uitleggen, dan moet de spreker in klanktaal zwijgen. Dat is hard, maar zo moet het. In de samenkomst moet de opbouw van de hele gemeente gediend worden en dat kan niet door onverstaanbare klanktaal. Klanktaal is voor mensen onverstaanbaar. Wat moet je je erbij voorstellen? Iemand spreekt tot God, in gebed of lied. Misschien ken je dat gevoel dat je geen woorden kunt vinden om God te loven. Het mooiste lied is te weinig. Je doet wat Paulus elders opdraagt: spreekt onder elkaar in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, zingt en jubelt de Heer van harte (Ef. 5:19), maar je hart is zo vol, je wilt meer. Dan kwam het voor dat iemand boven gewone woorden uitging. Het werd onverstaanbaar, Paulus had dat vaak (18) en genoot daarvan, het versterkte hem in zijn geloof, hij voelde hoe een bijzondere gave van Gods Geest hem aandreef. Tegelijk is hij nuchter. In de samenkomst spreek ik liever 5 woorden met mijn verstand dan ontelbaar veel in klanktaal (19). Tot slot verbiedt hij klanktaal in de samenkomsten als ook niet een andere gave aanwezig is: die van de uitleg. Het gaat hier dus om 2 gaven: klanktaal en de uitleg. Ontbreekt nr. 2 dan moet nr. 1 vervallen. Waarom die afwijzing? Om de opbouw van de gemeente. Dat is de groei van de gemeente naar Christus toe (Ef. 4:16). Gemeenteopbouw is niet een doel op zichzelf. De Geest werkt niet voor Zichzelf. Hij is de schijnwerper die Christus in het licht zet. Het gaat om Zijn boodschap zoals de Schrift daarover spreekt. De gemeente moet Gods woorden kunnen verstaan. Ik denk daarom ook te mogen zeggen dat we zo dankbaar mogen zijn met de NBV. Het is een gebrekkige vertaling, als iedere vertaling, maar hij geeft zo goed mogelijk in begrijpelijke taal weer wat God in de Bijbel zegt. De BGT, vroeger Het Boek en GNB, is ook een goede poging, maar die kiest soms voor duidelijkheid boven waarheid. Daarom kun je soms best met de BGT e.d. beginnen, maar zul je als het kan door moeten groeien naar de echte vertaling van de NBV.
4
Tot slot in dit onderdeel: waar is de klanktaal gebleven? Het is niet zo raar dat, waar de Bijbel stevige vraagtekens zet bij het nut van die gave en ons krachtig aanspoort naar andere gaven te streven, zo’n gave op de achtergrond raakt en verdwijnt. Dat is dan ook in de geschiedenis gebeurd. Wie vandaag in klanktaal spreekt, die gave heeft, kan tot eigen vreugde daarvan genieten, maar als je elkaar op gaat leggen dat dat in de kerk er bij hoort en het ontbreken ervan als gebrek van de kerk of nog erger, als uitdoven van de Geest gaat aanduiden, heb je 1 Cor. 14 niet goed gelezen. 2.DE GEEST WIL VERSTAANBAAR ZIJN We gaan zien waar we wel naar moeten streven. III Alle aandacht valt op profetie. In de het NT ontmoeten we twee soorten profetie, zoals ook al in het OT. Daar had je profetie in de vorm van uitleg van Gods wil. Er waren zelfs profetengemeenschappen (2 Kon. 4:39), waar je het vak van uitleg leerde, zoals aan onze TU vandaag. Ook kregen mensen openbaringen. Dat is in het NT niet anders. Hoe ging dat in zijn werk? We zien in de tekst een aantal mensen naar voren komen (29v.). Ze hebben een profetie voor de gemeente, dat betekent in dit geval dat ze de gemeente willen onderwijzen. Ze hebben voorstudie gemaakt en willen dat doorgeven. Dat kan in het NT iedereen doen, anders dan in het OT. Dat was door Joël beloofd en in Hand. 2 lezen we dat heel de gemeente voortaan profeet is. Dat betekent dat iedereen de ander kan gaan uitleggen wat de Here wil, vooral wie Christus is, want Hij is onze hoogste Profeet en Leraar. Je hebt over wat je van God weet nagedacht, dat bestudeerd, aan Bijbelstudie gedaan en je gaat dat anderen uitleggen. Dat gebeurt vandaag vooral door dominees. In de begintijd deden veel meer gemeenteleden dat, maar ik zei al, de kerk koos eeuwen geleden voor kwaliteit, zeker toen de Bijbel klaar was en liet mannen opleiden aan theologische universiteiten om te zorgen voor gedegen uitleg en toepassing van Gods Woord. Onderwijs en profetie kwam in 1 hand. In Corinthe meldden de mensen zich aan om in de samenkomst te profeteren. Prima, zegt Paulus, maar God wil geen wanorde, dus 2 of 3, niet meer. Ze gaan aan de gang, maar dan doet zich op eens de 2e soort profetie voor, die ook al in het OT voorkwam: iemand krijgt ter plekke een openbaring van God: hij opent zijn mond ‘zo zegt de Heer’…. (30). Dan moeten de sprekers zwijgen, uit eerbied voor God die Zich openbaart. Die 2e soort profetie is niet algemeen. In het NT ontmoeten we de dochters van Filippus, van wie gezegd wordt dat ze de gave van de profetie hadden, al wordt van hen geen profetie gemeld (Hand. 21:9). Een zekere Agabus profeteert dat er een hongersnood zal komen (Hand. 11:28) die ook kwam en dat Paulus gevangen gezet zou worden (Hand. 21:10) wat ook gebeurd is. Met nadruk staat er telkens bij dat gebeurd is wat die profeet voorspelde. Zo kon je ware en valse profetie onderscheiden. Mozes had al gewaarschuwd, er zal ook valse profetie komen. Als een profetie niet uitkom, is die vals (Deut. 18:21v.) en moet die profeet gedood worden. U kunt zeggen, het kan lang duren voor je dat aan de weet komt. Dat klopt en is vast ook een probleem geweest. Ik kan er nog aan toevoegen dat profetieën ook beoordeeld moesten worden (29). Dat zal dan ook bij openbaringen gebeurd zijn, bijv. vanuit de rest van de Bijbel. Daar kan een openbaring nooit mee in strijd zijn. Is dat wel zo dan is dat ook een valse profetie geweest. Met speciale openbaringen worden we niet echt overspoeld. Ook dat is uit de geschiedenis te verklaren. In het NT was het gewone onderwijs al veel meer aan de orde dan speciale openbaringen. Dat blijkt ook wel uit 1 Cor. 14. Openbaringen kun
5
je niet claimen. God geeft ze of Hij doet dat niet. We kunnen niet eisen. In de loop van de geschiedenis werd de bijbel dikker en de speciale openbaringen minder. Het evangelie van Christus werd steeds meer ontvouwd, meer hoeft een mens niet te weten. Dat zal vast alles met elkaar te maken hebben. Als iemand een speciale openbaring van de Here heeft gekregen zou ik niet de moed hebben om te zeggen dat hij liegt. We doen er dan goed aan met respect te luisteren en te toetsen (29). Wat in strijd is met Gods Woord moet in alle liefde en geduld toch worden afgewezen: dat kan niet van de Here zijn. Soms moet je misschien scherp zijn als iemand zich niet laat overtuigen. Wat wel past bij de Bijbel versterkt ons geloof in de Bijbel, maar is in feite niets meer dan uitleg van de Bijbel. Zegt iemand iets nieuws, zoals Agabus dat deed, dan is dat heel wonderlijk, want naarmate de Bijbel dikker werd, nam de nieuwe openbaring af. Je moet het nooit uitsluiten, maar afwachten of het uitkomt of niet. Het ging over charismatisch of profetisch. We leren de tegenstelling te overstijgen. Het gaat om de opbouw van de gemeente, om de groei naar Christus toe. Die is niet gediend met klanktaal die niet wordt uitgelegd. Die is wel gediend met het charisma van gedegen Bijbelstudie om te ontdekken wat God wil, dat noemen we profetie. Laten we daarnaar streven en daarom bidden tot de Geest. De Geest werkt door het Woord en geeft het charisma van inzicht in de Bijbel. Zo mogen we groeien in inzicht in de weg die de Here gaat door de geschiedenis heen naar de dag van Christus. Laten we elkaar ruim laten delen in wat we in Gods Woord ontdekken. Misschien moeten we daar ook in de kerkdienst nieuwe vormen voor zoeken in alle wijsheid, waarbij we moeten waken voor wanorde en de vrede en de onderlinge opbouw moeten dienen. Als we dat streven bij elkaar ontdekken, als we op voorhand geloven dat die ander die iets nieuws wil, het anders doet, ook naar die vrede en onderlinge opbouw streeft, dan handelen we naar het grootste gebod: jaagt de liefde na (14:1). Iemand zei, dat is in ieder geval duidelijk. Laten we, ook als deze preek veel te ingewikkeld was en we het woord charismatisch niet eens kunnen uitspreken, dat vasthouden. Laten we dat ook vasthouden als we de gave van grote geleerdheid hebben ontvangen, want najagen van de liefde is wat God het liefste wil! Wij zoeken die liefde om de liefde die God Zelf gaf in Christus. In Zijn Woord. 3.HET MIDDEL VAN DE GEEST Amen.