Preek
Gemeente van Christus,
Intro: de dood onder ogen zien
Elke keer als er in de wereld erge dingen gebeuren komt er discussie over de beelden. Wat laat je wel en wat laat je niet zien? Welke foto kan er wel in de krant en welke niet? Welke beelden komen op het acht uur journaal en welke bewaar je voor iets anders?
Best wel lastige vragen voor journalisten want aan de ene kant wil je recht doen aan de situatie zoals die is. Je wilt een eerlijk beeld geven van dat wat er gebeurd in de wereld. Dat is de ene kant, de kant van het onderwerp.
Maar als journalist houdt je ook rekening met de lezer van de krant waar je voor werkt. Met de kijker van de beelden die je maakt. Schokkende foto’s uit oorlogsgebieden laat je misschien liever niet aan kinderen zien.
Maar die krant slingert wel rond in huis en wat te denken van de volwassenen. Die zitten er ook niet op te wachten de ellende van de hele wereld over zich uitgestort te krijgen. Wat laat je wel en wat laat je niet zien?
Die vraag zouden we ook kunnen stellen aan Ezechiël, want het is nogal wat waar hij ons vanmorgen mee confronteert. Nu ja, of hij het is die ons daarmee confronteert is nog maar de vraag want hij heeft dit nieuwsonderwerp niet zelf uitgekozen.
Hij wordt door de hand van de HERE gegrepen, en het is de Geest van God die hem meevoert. Ezechiël wordt neergezet in een dal vol beenderen. Het is net alsof hij midden in een horrorfilm belandt.
Een dal vol beenderen
Een dal vol beenderen. Het deed mij in eerste instantie denken aan de beelden die zijn gemaakt toen de concentratiekampen in Duitsland werden bevrijd. Aan de onbegraven lijken die men toen aantrof.
Daar moest ik aan denken bij het dal vol beenderen. Nu hebben de meesten van ons de tweede wereld oorlog niet meegemaakt, maar ook in onze tijd is het gebeurd onder het toeziend oog van de hele wereld.
Zevenduizend moslims werden gedood in Srebrenica. Daar denk ik aan als ik geconfronteerd wordt met een dal vol beenderen. De moeite van het begraven heeft men niet eens genomen.
De trieste overblijfselen van oorlog en geweld liggen open en bloot uit te drogen in de woestijnzon. De profeet is ongevraagd in een van de slagvelden van de oudheid verzeild geraakt.
De slachtoffers van die veldslag zijn prijsgegeven aan aasvogels, aan wilde dieren en de elementen. Waar de profeet ook gaat of staat, overal liggen beenderen verspreid, naamloos, levenloos.
Als stille getuigen van dat wat hier ooit gebeurd is, als aanklacht tegen de wereldmachten die elkaar bestrijden. En de profeet moet er aan alle kanten omheen lopen, van alle kanten moet hij het bekijken.
Wij zouden het liefst weglopen maar de profeet wordt erin rondgeleid. Het moet tot hem doordringen hoe groot de catastrofe wel niet is die hier heeft plaatsgehad. Het is net zo als bij die immense oorlogsbegraafplaatsen.
Vol geplant met witte kruizen. Daar wandel je overheen. Heel stil. Om tot je door te laten dringen wat er zich heeft afgespeeld. Zo, op die manier doorkruist Ezechiël het dal dat vol beenderen ligt die helemaal zijn uitgedroogd.
Werk van de Geest
Ezechiël heeft zelf niet gekozen voor deze wandeling. Hij is niet op vakantie in een gebied waar toevallig ook een oorlogsbegraafplaats is. Het is de geest van God die de profeet hiermee confronteert.
Als ik aan de geest denk, denk ik vooral aan het positieve. Als ik aan de geest denk, denk ik aan liefde, aan vreugde en vrede, aan geduld, vriendelijkheid en goedheid, aan geloof en zelfbeheersing.
Dat zijn allemaal positieve dingen waar de geest de hand in heeft. Hier doet de Geest iets wat ik niet van hem verwacht. De Geest confronteert hier met ellende. Hij leidt de profeet in de ellende rond.
Hij opent zijn ogen ervoor. Blijkbaar hoort dat ook bij het werk van de Geest en Paulus wist daarvan want hij schrijft dat het de geest is die het ons leert te zuchten onder vergankelijkheid.
Aan de vergankelijkheid moet je niet voorbij leven. Stop het niet ver weg want vroeg of laat kom je het toch weer tegen. Er zijn mensen in ons midden die daar in hun leven verschillende keren met hun neus bovenop zijn gedrukt.
De vergankelijkheid is zichtbaar geworden heel dicht bij. Ezechiël wordt in het dal waar we geconfronteerd met dorre beenderen maar is in dat dal niet alleen. Hij is er door de Geest naartoe gebracht.
Een vraag
En het is de HERE zelf die hem in het dal van de dood een vraag stelt. Mensenkind, zullen deze beenderen weer tot leven komen? Ik weet niet of u zich dat wel eens afvraagt, maar als u het zich nog nooit hebt afgevraagd zou ik zeggen, doe het eens.
Als je over een begraafplaats loopt, laat deze vraag dan eens tot je doordringen. Mensenkind, zullen deze beenderen weer tot leven komen? Van de zomer was ik zelf op zo’n immense oorlogsbegraafplaats in Normandië.
Tienduizend graven. Jonge mannen, gestorven in de oorlog. Zullen deze beenderen weer tot leven komen? Maar om deze vraag te stellen hoef je natuurlijk niet naar Frankrijk. Je kunt jezelf die vraag ook stellen als je naast het lichaam van een geliefde staat.
Zal dit lichaam weer tot leven komen? Op die manier krijgt Ezechiël de vraag ook voorgeschoteld. Mensenkind, zullen deze beenderen weer tot leven komen? Nu kan je op deze vraag een antwoord geven volgens het geloofsboekje.
In de kerk belijden we het iedere zondag. Het geloof in de opstanding van het lichaam. Dat zegt het boekje maar als we een antwoord geven volgens het boekje hebben we nog geen echt antwoord gegeven op de vraag.
De vraag is niet wat er in het boekje staat, de vraag is hier of het zal gebeuren. Zullen deze beenderen tot leven komen? Kijk, misschien geloven we wel dat de ziel van een mens verder leeft. Dat geloof is wijdverspreid.
Het idee dat we op een bepaalde manier toch verder zullen leven. Dat overleden geliefden op een bepaalde manier ons leven hier en nu kunnen volgen. Ik zag pas documentaire over China en dan zie je iemand bij thuiskomst eerst even de geesten van de voorouder groeten.
Blijkbaar gelooft men dat de voorouders op een bepaalde manier verder leven maar dat is de vraag hier niet. De vraag is niet of onze ziel verder leeft. De vraag waar het hier over gaat is of die beenderen weer tot leven kunnen komen.
De vraag waar het over gaat als het gaat over de opstanding van het lichaam is of de graven weer open zullen gaan. Of wij weer een lichaam zullen krijgen. Mensenkind, zullen deze beenderen weer tot leven komen?
Een voorzichtig antwoord
Het mooie aan dit gedeelte is dat de profeet geen antwoord kan geven volgens het boekje, want het boekje dat wij hebben bestond toen nog niet. Het geloof in de opstanding van het lichaam is pas laat tot bloei gekomen in Israël.
Maar wat zeg je dan, als je dat boekje niet hebt dat zegt dat er een opstanding is van het lichaam, wat zeg je als je de geloofsbelijdenis niet meer zomaar op kunt ratelen, de profeet zegt.
Here mijn God, dat weet u alleen. Dat is geen flauwe truc om onder de vraag uit te komen. Uit dit antwoord spreekt ultiem vertrouwen want is het niet zo dat God de enige is die ons kan vertellen of er hoop is.
Wij gaan daar niet over, of de doden wel of niet op zullen staan, en dat ze op zullen staan is echt niet vanzelfsprekend. Er is geen enkele natuurwet of logica die ons dat leert en het zal ook niet gebeuren als hij God zelf dat niet doet.
En daarom zegt Ezechiël: Here HERE, dat weet u alleen. Dat is geen flauwe truc, dat is Bijbels realisme, realisme dat er rekening mee houdt dat de mogelijkheden bij God anders zijn dan de mogelijkheden bij mensen.
Here HERE, dat weet u alleen. Dit antwoord doet in de verte denken aan Jezus. Hij wist dat God hem uit de dood zou opwekken. De psalmen hadden hem dat geleerd, maar toen het einde op hem afkwam wist ook hij het niet meer.
In het aangezicht van de dood liep hij helemaal vast. Toen hield hij niets anders over dan dit antwoord: u weet het, uw wil geschiede om daarna te doen wat gedaan moest worden en dat is hier ook zo.
Profeteren
De profeet laat het antwoord op de vraag aan de God zelf en is verder alleen maar gehoorzaam. Zelfs als hem de meest bizarre opdracht wordt gegeven, zelfs dan is hij gehoor. Profeteren tegen beenderen, tegen een dal vol beenderen.
Dat lijkt een zinloze onderneming hoewel je het de laatste tijd steeds meer ziet gebeuren dat er wordt gesproken tegen dode mensen. Tijdens een herdenkingsmoment voor de begrafenis of de crematie wordt de overleden persoon aangesproken.
Hij of zij wordt dan bedankt voor wat hij of zij heeft betekent in het verleden. Men belooft altijd aan de geliefde te blijven denken. Op die manier worden de doden aangesproken, maar dat men de dode aanzegt dat hij weer zal leven, dat is natuurlijk heel iets anders.
De profeet in het dal, omringt door dorre beenderen, krijgt de opdracht die dorre beenderen aan te spreken. Hij moet die doden aanzeggen wat God gaat doen. Dorre beenderen, luister naar het woord van de HERE.
Dit zegt God de HERE, Ik ga jullie adem geven zodat je tot leven komt. Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen.
Dat moet de profeet tegen de dorre beenderen zeggen. Dat lijkt zinloos en van ons uit gezien is het ook zinloos, even zinloos als het hele bestaan van de profeet, want als je er goed over nadenkt kom je tot de conclusie dat hij zijn hele loopbaan lang niet anders heeft gedaan.
Al jarenlang is hij hiermee bezig. Met het roepen van vreemde dingen voor de oren van mensen die niet luisteren. Een boodschap verkondigen waarvan je van tevoren weet dat die eigenlijk niet kan overtuigen.
In feite heeft dat alles weg van dat wat er hier gebeurd. Profeteren tegen dorre beenderen, tegen dode mensen. De profeet heeft het al zesendertig hoofdstukken lang gedaan en hoe dwaas het ook is, ook nu doet hij het, hij profeteert, hij spreekt het woord van God.
En hoe dood die botten ook zijn, ze kunnen niet meer stil liggen. Zodra ik profeteerde hoorde ik een geluid, er klonk een gruis van botten die naar elkaar toe bewogen en zich aaneen voegden.
Ik zag pezen zich aanhechten en vlees groeien en ik zag hoe er huid over de botten heen trok. Het hele proces van ontbinding wordt als in een film terug gedraaid zodat de profeet na het profeteren niet meer omringt door botten maar door lichamen.
En in die lichamen komt de geest. De wind die overal in de wereld werkzaam is en leven geeft komt in de doden om ze te bezielen. De doden lichamen worden met adem gevuld. Het immense massagraf komt tot leven. Al die doden gaan op hun voeten staan.
Het is één onafzienbare menigte.
Levende doden
Tot zover het verhaal, vraag is nu wat dit voor ons betekent. Wat wil het zeggen dat deze doden in het visioen tot leven zijn gekomen? Aan het einde van het verhaal krijgen we tekst en uitleg.
Mensenkind, deze beenderen zijn heel het volk van Israël. Het zegt, onze beenderen zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden. Met de onbegraven doden gaat het dus over levende mensen.
Het zijn levende mensen die er aan toe zijn als verdroogde beenderen. Concreet gaat het hier over mensen die al jaren in ballingschap zijn. In het begin hebben ze misschien nog gehoopt op terugkeer, maar met de jaren hebben ze die hoop verloren.
Ze hebben hun hoop verloren omdat ze het uitzicht op God zijn kwijt geraakt. Daar gaat het over als het gaat over verdroogde beenderen. Als het hier gaat over dode mensen dan gaat het over mensen die wanhopig zijn.
Als het gaat over dode mensen gaat het over mensen die eenzaam zijn, die zonder hoop en zonder God in de wereld leven. Met de doden gaat het hier over mensen die leven in een diep zwart gat.
En dat is hier niet een uitzondering die hier en daar voorkomt. Het gaat hier over een hele samenleving. Over een hele cultuur die geen hoop meer heeft. Een poosje terug heb ik een film gezien met de titel Melancholia.
Zo’n titel alleen al is veelzeggend. En als je de film ziet wordt je er hondsberoerd van. Ezechiël wordt er met zijn neus bovenop gedrukt. Hij krijgt een rondleiding door het dal van de dood.
En het ergste is misschien nog wel dit het hier niet om zomaar een cultuur gaat die geen hoop heeft. Het gaat hier over Israël, over het volk van de uitverkiezing, het volk dat weet van de naam van God.
Hoop
Hij wandelt door een troosteloze landschap maar in dat troosteloze landschap klinkt er een vraag. Een vraag die alles anders maakt. Mensenkind, zullen deze beenderen weer tot leven komen?
Zal het volk van God dat zich nu neerlegt bij de feiten weer hoop hebben. Zal het bevrijd worden uit haar ballingschap? Zullen deze doden weer leven? Als je de ernst van de situatie onder ogen ziet zeg je niet meer zomaar ja.
Je hebt er ook niet veel aan als mensen het je verzekeren dat er betere tijden aankomen. Als je de ernst van de situatie onder ogen ziet ga je ermee naar God en pas als hij het zegt dat de doden zullen leven.
Dan pas is er echt hoop. De profeet moet aan dorre beenderen gaan vertellen wat God aan ze zal doen. Bizarre verhaal, compleet ongeloofwaardig maar overal waar deze boodschap klinkt gaan gesloten graven open.
Er komen dode mensen tot leven. Waar het woord klinkt gebeurd het onmogelijke. Waar het woord van God klinkt ontstaat er hoop. Er ontstaat hoop omdat mensen perspectief krijgen op God.
En wat bij mensen niet mogelijk is, is wel mogelijk bij hem. In wezen is het verhaal uit Ezechiël een Paasverhaal. Hij was dood, hij lag drie dagen in het graf, maar na drie dagen stond hij op en nu leeft hij tot in eeuwigheid.
Amen