De tiende Koning Gezang 326: 1/5 LvdK Votum en groet Psalm 68: 10 OB Gebod Psalm 68: 16 OB Schriftlezing Psalm 76: 1/2 NB Preek Psalm 72: 1/4/7 NB Gebed Psalm 91: 1 en 5 OB Zegen
(Genesis 14:1-24)
De tiende Koning Gemeente van Christus,
Intro
Jongens en meisjes, de preek van vanmorgen gaat over geven en nemen. Om te beginnen wil ik daar met jullie even over nadenken. We beginnen met het woordje geven. Kunnen jullie een voorbeeld verzinnen van iets moois wat je weggeeft?
Bij weggeven kan je aan heel veel dingen denken. Je kunt bij geven denken aan cadeautjes, maar niet alles wat je geeft kan je in een mooi papiertje stoppen. Je kunt ook tijd aan iemand geven bijvoorbeeld.
Tijd kan je niet in een papiertje stoppen en toch kan dat een heel mooi cadeau zijn. Als je op visite gaat bij je opa en je oma dan geef je ze een stukje van je tijd en daar zijn ze meestal heel erg blij mee.
Je kunt ook een klusje doen voor iemand anders, dat je bijvoorbeeld de bladeren uit de tuin haalt voor je vader of je moeder, dat kan ook een mooi cadeau zijn, en zo zijn er nog heel veel dingen meer je weg kunt geven.
Maar we hebben het vanmorgen niet alleen over geven. We hebben het ook over nemen. Als je iets weggeeft doe je iets voor iemand anders. Als je iets neemt dan doe je iets voor jezelf. Als je iets geeft denk je na over wat de ander wil.
Als je iets neemt ben je gericht op waar je zelf zin in hebt. Vroeger dacht ik altijd dat je als je groot bent heel veel kunt nemen. Als ik groot ben ga ik heel veel geld verdienen. Dan ga ik een auto voor mijzelf kopen, dan ga ik een mooi huis voor mijzelf kopen.
Maar eigenlijk was dat een beetje kinderachtig van mijzelf, want als je ouder wordt kan je niet alleen meer nemen voor jezelf, je kunt ook meer weggeven en daar dacht ik toen helemaal niet aan.
Denk maar eens aan je vader en je moeder. Vaders en moeders zijn kampioen als het gaat om geven, dat is gewoon niet meer normaal, wat die niet allemaal aan je geven. Ze geven je een kamer om op te slapen. Ze geven je eten en drinken.
Ze geven je een knuffel als je verdrietig bent. Goeie papa’s en mama’s zijn kampioen in geven. Echte grote mensen zijn mensen die heel goed kunnen geven. En hoe minder je kunt geven hoe kleiner je bent.
Als je een baby bent kan je eigenlijk nog niets voor iemand anders doen. Een baby weet alleen maar wat hij zelf wil. Hij wil drinken, hij wil slapen of hij wil uit bed, en daar moeten papa en mama voor zorgen.
Als je groter wordt, wordt dat als het goed is anders, dan gaat het niet alleen meer om wat je zelf nodig hebt, dan gaat het ook om wat andere mensen nodig hebben. Maar het gekke is dat sommige mensen altijd een baby blijven.
Ze kunnen alleen maar denken aan wat ze zelf willen. Ze zijn altijd bezig met nemen waar ze zelf komen nooit toe aan geven. Het verhaal van vanmorgen zal gaan daarover gaan. Het zal gaan over koningen die nemen en over een koning die geeft.
De veldtocht
Het verhaal begint de met koningen die nemen. Dat zou je niet zeggen maar koningen kunnen zich dus ook nog gedragen als baby’s. Ze nemen niet door netjes naar de winkel te gaan.
Ze nemen met geweld, ze nemen door middel van het voeren van oorlog. Als je het hoofdstuk leest is het een wirwar aan namen waar je makkelijk de weg in kwijtraakt. Die wirwar zal er in het verhaal wel niet voor niets zijn.
Want zo is oorlog, oorlog betekent chaos, maar als we de kluwen aan koningen en koninkrijken een beetje uit elkaar trekken zien we aan de ene kant een coalitie van vier koningen uit de omgeving van Mesopotamië.
Ze worden aangevoerd door Kedorlaomer en komen uit de omgeving van Babel. Het zijn geen kleine jongens maar wereldmachten. Tegenover de grote vier staan in het verhaal de kleine vijf.
Tegenover de wereldmachten staan vijf kleine stadstaten. Vijf steden met wat land eromheen. Meer is het niet. Twaalf jaar lang zijn ze onderworpen geweest aan de macht van Kedorlaomer maar nu zijn ze het zat.
Ze zijn het meer dan beu ieder jaar weer belasting af te dragen aan een koning waar ze verder niets mee hebben. Je zou het kunnen vergelijken met de koloniën die Nederland vroeger had.
Die verre en vreemde gebieden werden niet ingepalmd uit liefdadigheid. Het idee was dat je er zelf beter van zou kunnen worden. Kedorlaomer heeft net als Lot het paradijs gezien en ook hij wil er plukken van de heerlijke vruchten.
Hij verplichtte vijf steden tot het betalen van belasting maar met elkaar besluiten ze daarmee te stoppen. Met elkaar voelen ze zich sterk genoeg om het op te nemen tegen Kedorlaomer.
Maar daarin zijn ze weinig succesvol want als Kedorlaomer wat grote vrienden meeneemt is het snel gedaan. De kleine vijf worden door de grote vier verslagen. Hun koningen slaan op de vlucht en alle bezittingen van Sodom en Gomorra worden meegenomen.
Alles wat de inwoners van Sodom en Gomorra bezaten, al het voedsel dat de vruchtbare grond heeft opgeleverd, het wordt meegenomen door de grote vier.
De bevrijding
Dit verhaal wordt door een vluchteling aan Abram verteld. De vluchteling vertelt Abram dat zijn neef Lot in de problemen is gekomen en als je dat tot je door laat dringen is het toch een wat merkwaardige situatie.
Want het is nog helemaal niet zo lang geleden zijn ze uit elkaar gegaan. Abram sloeg zijn tenten op in het stof van het beloofde land. Lot ging wonen in de vruchtbare vallei. Hij leek daarmee te kiezen voor de veilige weg.
Bij het water van de Jordaan zou er voedsel zijn in overvloed. Hij verruilde de tent voor een huis. En je zou zeggen dat de dikke muren van de stad een betere bescherming bieden dan het doek van een tent.
Met het oog op zijn bezittingen koos hij voor dat wat eruit zag als het paradijs. Maar het paradijs blijkt minder veilig dan gedacht. Het verhaal doet mij een beetje denken aan de val van een bank uit IJsland.
U weet het misschien nog wel. Wat is een goede plek om je bezittingen te stallen? Icesave leek optimaal rendement te garanderen. Het bleek er minder veilig dan gedacht. Ik moet eerlijk bekennen dat ik toen wel iets had van: eigen schuld.
Had je dat risico maar niet moeten nemen. Met minder rente had je ook genoegen kunnen nemen. En dat anderen er vervolgens voor moesten opdraaien om de problemen op te lossen, dat vond ik niet rechtvaardig.
De vluchteling vertelt Abram over de problemen waar Lot in is terecht gekomen. Wat doet Abram. Hij zegt niet dat komt ervan waarde neef. Had je maar niet zo gefocust moeten zijn op je bezit.
Hij zegt ook niet: het spijt me geweldig maar ik kan je niet helpen want wat kan ik nu met anderhalve man en een kamelenkop. Als hij hoort van zijn problemen trekt hij per direct ten strijde.
Want Lot is voor hem meer dan een sufferd die niet uit heeft gekeken. Hij wordt in dit verhaal zijn broeder genoemd en Abram is zijn broeders hoeder. Abram trekt er op uit om zijn broeder te bevrijden.
Een erg groot leger heeft hij niet. Met driehonderdachttien man zet hij de achtervolging in. Dat klein legertje verdeelt hij in groepen om de vijand vervolgens van verschillende kanten aan te vallen.
Hij verslaat ze in de nacht en achtervolgt ze tot voorbij Damascus. Het doet denken aan het verhaal van Gideon. Die beschikte in eerste instantie wel over een groot leger maar het waren er teveel.
Zijn soldaten werden naar huis gestuurd tot er nog maar driehonderd over waren. En net als in dit verhaal speelt ook dat verhaal zich af in de nacht en wordt de vijand van verschillende kanten aangevallen.
Abram treedt hier dus op als een soort richter. Met een gideonsbende verslaat hij vier wereldmachten.
Melchisedek
Op de weg terug naar huis trekt Abram door de koningsvallei en in de vallei van de koningen komt Abram twee koningen tegen. Een ervan kennen we. Het is de koning van Sodom. Toen duidelijk werd dat hij aan het kortste eind zou trekken is hij gevlucht.
De andere koning kennen we nog niet. Hij is in dit verhaal nog niet genoemd, maar het is wel alsof het verhaal tot nu toe op hem wachtte. Het ging over de grote vier en de kleine vijf. In totaal zijn er tot nu toe negen koningen genoemd.
Dat is net geen twee handen vol. Het was wachten op de tiende koning en hier is hij dan. Midden in het verhaal duikt hij plotseling op. Melchisedek de koning van Salem. Zijn naam bestaat uit twee delen.
De naam Melchisedek bestaat uit de delen melki en sedek. Melki staat voor koning. Sedek staat voor gerechtigheid. Melchisedek is dus koning van gerechtigheid. Verder lezen we van hem dat hij koning is van Salem.
Met dat woord wordt verwezen naar de stad die Abram vanuit de koningsvallei in de hoogte kan zien liggen. Boven op de berg daar ligt de stad die later in de bijbel Jeruzalem zal worden genoemd.
Het laatste deel in de naam Jeruzalem komt terug in de naam die hier voor deze stad wordt gebruikt: Salem. De naam van deze stad zegt iets over de manier waarop Melchisedek koning is.
In het verhaal over de koningen die elkaar in de haren vliegen kwam hij niet voor. Hij is geen koning die strijd voert. Hij is een koning van vrede. Hij is koning van Salem. Hij is koning van de shalom.
Na negen koningen die oorlog voeren ontmoeten we hier een vredevorst.
Melchisedek als priester
Nu is Melchisedek niet alleen koning. Hij is ook nog eens priester. Als priester van de allerhoogste God brengt hij de uitgeputte strijders brood en wijn. En omdat hij als priester brood uitdeelt wordt het meer dan zomaar een stukje brood.
Omdat hij als priester vermoeide mensen wijn uitdeelt wordt het meer dan zomaar een slokje wijn. Omdat hij het als priester uitdeelt worden brood en wijn tekenen die verwijzen naar God.
Het is alsof brood en wijn hier niet worden weggegeven door Melchisedek maar door God zelf. En dat wordt al helemaal duidelijk als hij het woord neemt. Gezegend ben jij Abram, door God de Allerhoogste de schepper van hemel en aarde.
En gezegend zij God de Allerhoogste, want uw vijanden leverde hij aan u uit. Dat moet een vreemde ervaring zijn geweest voor Abram want wie is deze Melchisedek die hier optreedt in naam van de allerhoogste.
Abram ontvangt brood en wijn uit de handen van een priester die dient in een kanaanitisch heiligdom. Maar het komt in de bijbel wel vaker voor dat het evangelie wordt verkondigd door heidenen.
Als vlak bij de plek waar Abram nu staat Jezus de geest heeft gegeven is er een hoofdman over honderd, een heiden die ons verkondigt dat hij de zoon van God is. Na negen koningen die elkaar in de haren vliegen om te nemen is er hier een koning die geeft.
Na negen koningen die oorlog voeren is er hier een koning van vrede. Na negen koningen die met hun eigen koninkrijken bezig zijn is er hier een koning die bezig is met het lot van een ander.
Melchisedek komt Abram tegemoet met brood en met wijn. Geen wonder dat hij als koning in het nieuwe testament wordt vergeleken met de zoon van God. Zoals Melchisedek onverwacht uit de bergen afdaalt zo is de zoon van God onverwacht uit de hoge hemel gekomen.
Zoals Melchisedek niet kwam om te nemen maar om te geven, zo is Jezus niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen. En daarmee zijn we ook gelijk terecht gekomen bij het verschil want Melchisedek kwam met brood en wijn.
Bij Jezus gaat het verder want hij is gekomen om zichzelf te geven en iedere keer als wij avondmaal vieren worden we herinnerd aan deze koning die geeft.
Abram onder invloed
Melchisedek komt Abram tegemoet met brood en met wijn. Dat Abram dit aanneemt kan je hieraan zien dat hij tienden geeft. Uit het vervolg van het verhaal kunnen we opmaken dat hij precies heeft begrepen waar het hier om gaat.
Abram zelf is in dit verhaal ook iemand die geeft. Hij geeft geen cadeau waar je een papiertje om heen kan doen. Er kan geen papiertje omheen omdat het daar te groot voor is. Abram heeft in dit verhaal bevrijding gegeven.
Dat had hij helemaal niet hoeven doen want Lot is door eigen schuld in problemen gekomen. Maar Abram laat zich door die schuld niet tegenhouden en heeft alle risico genomen om hem te bevrijden.
Nu zou je jezelf kunnen afvragen of hij daar zelf dan geen enkel voordeel bij heeft. Want moet je kijken wat voor buit hij wel niet bij zich heeft. En is het niet zo dat je als bevrijder recht hebt op een deel van het geredde goed.
Als je een portemonnee op straat vindt krijg je wel eens vindersloon. Er zijn ondernemingen die van redden zelfs hun werk hebben gemaakt omdat er een goede boterham mee te verdienen is.
Als een schip op zee wordt gered dan wordt daar achteraf wel voor betaald. Logisch dat de koning van Sodom denkt dat Abram een deel van de buit zelf zal willen houden. Maar als een wesp gestoken schiet Abram uit zijn slof.
Ik zweer bij de HEER, bij God de allerhoogste, dat ik volstrekt niets wil aannemen van wat uw eigendom is. Abram wil er niets van hebben, nog geen cent, nog geen draad, geen schoenriem.
Want als hij dat zou aanvaarden zou het verhaal over geven toch nog weer een verhaal over nemen worden. Het zou een verhaal worden waarin er wordt geruild en niet wordt gegeven terwijl het hoogtepunt van het verhaal nu juist de koning was die kwam om te geven
Zomaar, gratis en voor niets.
De volgorde in het verhaal
Nu is het niet voor niets zo dat ons nu pas verteld wordt dat Abram niets wil hebben. Ik heb er nog even over nagedacht het om te draaien. Eerst vertellen over de oorlog en de redding en de weigering van een loon.
Dat loopt dan net iets lekkerder, maar ik heb daar toch van afgezien want ook door de volgorde van het verhaal wil de schrijver ons iets duidelijk maken. Abram weigert het loon pas nadat hij brood en wijn heeft ontvangen.
Abram wil niet hebben nadat hij de priester heeft ontmoet. Op die manier wordt ons duidelijk wat de bron is van het geven van Abram. Als je niet bent aangesloten op die Bron dan raak je vroeg of laat uitgeput.
Geven is niet altijd makkelijk, van geven wordt je moe. We moeten niet vergeten dat we maar mensen zijn. En mens zijn betekent dat onze mogelijkheden beperkt zijn. Abram kan pas geven nadat hij heeft ontvangen.
Pas nadat hij een koning heeft ontmoet die gekomen is om te geven, daarna pas is hij in staat om ook te geven. Gratis en voor niets. Waar kunnen we het leren: niet te leven om te nemen maar te leven om te geven?
Ik geloof dat we dat kunnen leren in de kerk. We leren het als we brood en wijn ontvangen. We leren het als we stil worden voor dat ongelooflijke wonder. Van de koning die niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen.
De clou van het verhaal is niet dat we net als Abram risico moeten durven nemen. De boodschap is niet dat we net als Abram dapper moeten zijn. Dat we net als Abram moeten geven zonder bijbedoelingen.
De clou van het verhaal is de koning die geeft. En ja, als je zijn gaven in ontvangst neemt, zal het vroeg of laat gebeuren dat je tot je eigen verwondering ook gaat geven, net als Abram, gratis en voor niets.
Afsluiting
We zijn de preek begonnen met geven en nemen. We hebben het gehad over ouders die geven en baby’s die nemen. Ergens daar tussenin, tussen alleen maar geven en alleen maar nemen, ergens daartussen speelt zich ons leven af.
In hoeverre ben ik een baby, in hoeverre ben ik volwassen? Gehoorzaam ik de koning die geeft, of laat regeren door de koning van de heb? Zolang de koning van de heb het voor het zeggen heeft zal er oorlog zijn in het groot en in het klein.
Maar de toekomst is aan een ander. De toekomst is aan de koning die niet gekomen is om te nemen maar om te geven en zijn stad heet niet voor niets Shalom. Hij geeft zichzelf aan u, om het u op die manier te leren dat het zaliger is te geven dan te nemen.
Amen