Preek op zondag 18 oktober in de Oosterkerk ds. Evert Jan Hefting Jesaja 29: 18 – 24 Markus 10: 32 – 45 Gemeente van Christus, In zijn boek “Hoe God verdween uit Jorwerd” beschrijft Geert Mak op zeer herkenbare wijze de verandering van dit dorp na de oorlog van een grotendeels agrarische samenleving, zelfvoorzienend, met een grote cohesie in een moderne open samenleving, waar ieder zich zelf redt. Ik hoor de verhalen nog veel op huisbezoek bij oudere mensen: van school (en dan wel de lagere school) ging je bij de boer werken als feint of faam, of bij de smid of in de winkel. De bakker, de melkboer, de slager, de groenteboer, ze kwamen allemaal aan huis. De kruideniers haalden hun boodschappenboekje op en later kwamen ze de boodschappen aan huis brengen. Tot de supermarkt zijn intrede deed en ga zo maar even door. Alles gaat anders. Maar ik hoor ook veel ouderen verzuchten: gelukkig maar, want die goeie oude tijd was niet alleen maar goed. Niet dat alles slecht was: het was overzichtelijk, je deed meer samen, had elkaar meer nodig, boeren hielpen elkaar bij het hooien. Ook de kerk was anders dan nu. Als u wilt weten hoe het in 1865 er aan toeging moet u volgende week in Ysbrechtum komen, als we daar het 150‐jarig bestaan van de kerk vieren. Maar of we daar naar terug moeten verlangen? Afgelopen vrijdag ging er een delegatie van de kerkenraad van Sneek (Ooster en Martini en AK) op bezoek bij het Landelijk Dienstencentrum in Utrecht. Ook daar kwamen vragen naar voren over veranderingen in de kerk. Waar wij als kerk met Visie 2020 bezig zijn in Sneek – we zullen toegroeien naar samen onder één dak – buigt de synode zich over de vraag: hoe ziet de kerk er anno 2025 uit? Wil de kerk de aansluiting met de tijd niet verliezen, dan zullen de bakens verzet moeten worden. We spraken over hoe
het nu kwam dat m.n. de middengeneratie, maar daarbij ook hun kinderen steeds minder naar de kerk gingen. We kregen daar te horen, wat we natuurlijk eigenlijk best wisten: ‐ met de huidige vorm van kerkdienst bereik je hele groepen mensen niet; ‐ de midden‐ en jongere generatie zegt vaak als kritiek: het gaat in de kerk niet over de dingen, waar we in ons leven mee bezig zijn of tegen aan lopen. We willen graag iets voor ons dagelijkse leven meekrijgen. De dienst is zo monologisch van karakter. En waarom begint de kerk op zo’n onmogelijke tijd? Door de week druk, zondag hebben we als gezin even de tijd om samen te ontbijten of samen te zijn, willen we even niet door de wekker geregeerd worden. Begin wat later. Het gaat in de samenleving, de kerk, in de gezinnen totaal anders dan 30 of 50 jaar geleden. En daar moet je als kerk ook niet te sentimenteel of dramatisch over doen. Accepteer dat de tijd anders is. Ook de Romeinen zeiden het al: Tijden veranderen, ook wij veranderen mee in de tijden, dus ook in de kerk. Als je aansluiting bij de tijd zoekt is dat niet een aanpassing aan of een capitulatie voor het moderne levenspatroon, maar dan probeer je ook contact te zoeken met een generatie die vol vragen zit, daar graag wat antwoorden op krijgt, maar op een andere wijze dan wij doorgaans doen. Betekent dat dus, dat het allemaal mis is in de kerk, dat we het dus fout doen of gedaan hebben. Nee, maar tiiden hawwe tiiden, met behoud van het goede, de boodschap, de vreugde van het geloof zullen we samen nieuwe wegen moeten zoeken en soms ook de oude wegen blijven bewandelen. Laten we alsjeblieft niet weggooien wat waardevol is en goed werkt en bewaar me ervoor dat we iedere zondag een geestdriftachtige of Sterdienstachtige dienst hebben, hoe mooi ik die ook vind. Dat red je qua voorbereiding niet en het zou ook op een andere manier eenzijdig en weer saai worden. Maar laten we hier en ook samen met de Martinikerk en overigens ook andere kerkgemeenschappen zoeken naar wegen, vormen, die meer aansluiten bij de wensen van de generatie, die het straks van ons zal overnemen. Want we staan niet alleen hier voor deze vraag.
Wie denkt dat deze vragen alleen van onze tijd zijn heeft het mis. Misschien is het thema: “Hier gaat het anders” wel één van de rode draden is van de bijbel. We lezen het in de profetie van Jesaja, dat God een andere wereld belooft, niet een wereld, waar gebrek de toon aangeeft, waar doven, blinden, kreupelen zijn. Een wereld, waar mensen verdriet hebben, waar de een de ander onderdrukt, waar oorlogen heersen, waar miljoenen op de vlucht zijn. Waar een samenleving tot op het bot verdeeld is vanwege de vluchtelingen‐ stroom: op de voorpagina van de LC zag ik 2 foto’s: Vluchtelingen welkom en op het andere bord: Wolkom yn Fryslan IS. God houdt ons een andere wereld voor: Een wereld waarin niet het geld regeert, waar heersers niet hun eigen positie ten koste van miljoenen vluchtelingen verdedigen en delen van hun volk uitmoorden. Het zal gedaan zijn met degene die met geweld regeert, zegt de profeet. Het zal gedaan zijn met de spotters, met hen die onrecht bedenken en het ook uitvoeren of laten uitvoeren, met mensen, die een ander vals beschuldigen. Zo’n wereld wil God niet. Want God heeft zijn regels gegeven, zijn Tien Woorden, die beginnen met: Ik ben de Heer, uw God, die u uit het slavenhuis bevrijd heeft. God is een God, die mensen bevrijdt uit hun ellende, die niet wil, dat mensen elkaars slaven worden of slaven van geweld, lust of geld, maar vrije mensen. Wat iets anders is dan dat iedereen kan doen wat hij of zij wil. Maar God wil met zijn regels een wereld scheppen, waarin mensen echt beeld van Hem kunnen zijn, waar zij zijn liefde kunnen uitdragen naar elkaar toe, zodat een ieder kan groeien en bloeien en mens kan zijn, zoals Hij dat bedoeld heeft. Maar zult u misschien zeggen: dat zijn mooie woorden, dominee, is dat niet wat idealistisch, staat u wel met uw benen op de grond? Uit de grond van mijn hart meen ik wat ik zeg. Ik geloof, dat God met ons onderweg wil naar die wereld, waar het anders gaat. En ook ik zie er soms geen fluit van, ook ik sta in een gesprek met joodse mensen met de mond vol tanden als ze mij vragen: als Jezus de Messias is, de christus, zoals jullie in de kerk zeggen, waarom is er dan nog geen dag zonder oorlog geweest, waarom is het dat zo’n rotzooitje op deze
wereld met al die oorlogen, dat geweld, met 60 miljoen vluchtelingen, hoe zo vrede op aarde? En toch geloof ik in de weg van Jezus, die in het verlengde ligt van de profetie van Jesaja. Jezus is onderweg met zijn leerlingen naar Jeruzalem. Hij voelt de weerstand, hij kent ook de profeten, hij weet, dat zijn weg veel tegenstand oproept en dat die weg tot vervolging, ja zelfs tot zijn dood kan of zal leiden. Daar spreekt hij over met zijn discipelen. Zijn weg is de weg van dienen. Wie groot, belangrijk wil zijn zal zijn leven in dienst moeten stellen van anderen. Maar het dringt niet tot zijn leerlingen door. Ze lijken in een wolk te leven: ze zijn op weg met Jezus en overal zijn hordes mensen voor hem op de been. Ze voelen zich belangrijk, want ze zijn zijn herauten, kondigen zijn komst aan, zijn heel dicht bij hem. Vinden de verhalen over dat Koninkrijk prachtig en zien Jezus al op een troon zitten en zij als ministers er om heen. En van die ministersploeg zijn er vast twee, die aan zijn linker‐ en zijn rechterhand zullen zitten. Mogen wij dat zijn? vragen Jakobus en Johannes. Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken (de beker des doods) en de doop (sterven en weer opstaan) ondergaan. Ja, dat kunnen we, zeggen ze. Dat zal ook gebeuren, zegt Jezus en misschien doelt hij op het feit, dat zij en de andere discipelen zullen moeten lijden en soms zelfs sterven om wille van dat Koninkrijk en zijn naam. Alleen niet ik, maar God wijst die plaatsen aan. Als de andere leerlingen horen wat zij gevraagd hebben ontstaat er ruzie over wie de belangrijkste is. Dan zegt Jezus: als jullie mij volgen, als jullie willen leven volgens de regels van het Koninkrijk, zullen jullie moeten veranderen. Jullie gedragen je nu net als heersers, die hun eigen volk onderdrukken, die hun positie ten koste van alles verdedigen, die hun macht misbruiken. In het koninkrijk gaat het niet om macht, om de eerste, de mooiste, de beste, de kampioen te zijn, om veel geld een aanzien. Je hebt in het Koninkrijk aanzien, als je je leven in dienst stelt van de ander. Je bent de eerste als je dienaar wilt zijn en je leven wilt inzetten voor recht en vrede. Je staat in het Koninkrijk vooraan als je werkt aan een stukje van Gods Rijk, waar mensen niet bang hoeven zijn voor elkaar, niet hoeven vluchten. Hier gaat alles anders. Wanneer je dit zegt, zullen er
mensen die zeggen: je bent toch niet gekke Henkie! Je mag toch best voor je eigen belangen opkomen, voor het belang van je land, voor mensen, die het in eigen land ook niet gemakkelijk hebben en op of zelfs onder de rand van minimumbestaan leven. Natuurlijk, maar ik denk dat het en… en is. Het volk Israël neemt een speciale plek in de Bijbel en in de geschiedenis van God met deze wereld, maar het volk Israël is zelf ook vreemdeling geweest, is in Ballingschap geweest en weet wat dat betekent. Vandaar dat naast de zorg voor de weduwe en de wees, de armen ook altijd de zorg voor de vreemdeling is. Abraham, Jakob, Jozef, David, Ezra en Nehemia, Esther, ze waren allemaal zwerver, onderweg uit hun eigen land, vluchteling, soms balling in een vreemd land. Vandaar dat ook vluchtelingen onze zorg moeten hebben en humaan behandeld moeten worden, wat iets anders is, dat ieder die hier komt per definitie zal blijven. Dat betekent aan de andere kant ook, dat we moeten omzien naar mensen die bang zijn voor of moeite hebben met de komst van vreemdelingen en met hen in gesprek moeten blijven. Hier gaat alles anders. Hoe ingewikkeld is het om Koninkrijksburger te zijn, om in de realiteit van iedere dag je zo staande te houden en vast te houden wat Jezus ons vraagt. Niet heersen, maar dienen. Dat is niet capituleren, dat is geen zwaktebod. Ik denk aan Gandhi, aan zuster Teresa, aan Nelson Mandela, aan pater Frans van der Lucht in het Syrische Homs, aan artsen zonder grenzen en aan al die moedige vrijwilligers in vluchtelingenkampen. Soms lijkt het een druppel op een gloeiende plaat, maar ik zie het liever als een druppel, die op een steen valt, jaar in, jaar uit, eeuw in eeuw uit en die een verschil maakt. Koninkrijksburger zijn vraagt een lange adem, maar als ieder van ons zo’n druppel is, dan wordt die gloeiende steen koud of holt die andere steen uit en maken we samen wel degelijk het verschil. Zo laten we zien, dat het anders moet, maar ook anders kan, dat het Koninkrijk af en toe doorbreekt, soms heel even. Amen.