Preek over zondag 3
Gemeente van Christus, gasten,
Iedereen wordt geboren met een bepaald DNA profiel. Dat geldt voor mij, voor jou, voor jou, voor iedereen. Sterker nog, het geldt voor alles dat leeft. Voor de hele schepping. Voor dieren, planten, bacteriën en virussen. Zondag 3 heeft alles te maken met erfelijkheid. En met erfelijkheid bedoel ik dan niet alleen je DNA profiel, maar ook de omgeving waardoor je bepaald wordt: je opvoeding, de tijd waarin je leeft en het land waarin je geboren wordt.
We leven in een tijd waarin veel mensen pessimistisch zijn. Pessimistisch over het grote geheel en over de mogelijkheden van mensen om daarin verandering aan te brengen. Daarvoor lijkt het leven gewoon te ingewikkeld. Het klimaat, oorlogen, aardbevingen, terroristische aanslagen. Ziektes: 1 op de 3 mensen krijg in zijn of haar leven te maken met kanker.
Waarom kan een opbouwmissie niet zonder geweld? Waarom is het moeilijk om afspraken te maken over het milieu? (Zelfs het veranderen van bijvoorbeeld de genetische code van voedsel blijkt niet zonder gevaar voor de biodiversiteit.)
Er lijkt iets mis te zijn met onze gezamenlijke genetische programmering. Dat is ook de stelling van zondag 2. Maar de catechismus maakt het gelijk heel persoonlijk. Het legt de schuld niet bij anderen, of bij het grote geheel. Nee: mijn genetische code is erop uit, niet om lief te hebben (v/a 4) maar om te haten (v/a 5). Wacht even. De catechismus maakt het dus heel persoonlijk. En heel erg pessimistisch. Is het echt zó erg? En is het eigenlijk wel eerlijk?
Wat kan een kind eraan doen dat het in Haïti geboren wordt en op moet groeien? Of in Hoofddorp in een gezin met ouders die altijd ruzie maken? Wat kan een kind eraan doen dat zijn moeder verslaafd was? Wat kan ik eraan doen dat ik een erfelijke aandoening heb meegekregen? Wat kan jij eraan doen dat je ouders werkeloos waren en er dus nooit geld was? Er is iets mis met onze gezamenlijke genetische programmering. De NGB noemt dat ‘erfzonde’: [dia 1] ‘Wij geloven dat door de ongehoorzaamheid van Adam de erfzonde zich over heel het menselijk geslacht heeft verbreid. Zij is een verdorvenheid van de hele natuur en een erfelijk kwaad, waarmee zelfs de kleine kinderen in de moederschoot besmet zijn. Zij is namelijk de wortel waaruit allerlei zonden in de mens voortkomen.’ Daar gaat het vanmiddag over. Let er dus op, dat het bijzondere van de belijdenis van de kerk hier niet is, dat zij spreekt van ‘erfelijk kwaad’ en ‘verdorvenheid van de natuur’. Zelfs niet van kleine kinderen. Bijzonder is wel dat dit volgens de belijdenis leidt tot persoonlijke verantwoordelijkheid van ieder mens voor God. Met schuld. Wat kan ik eraan doen dat Adam … Dat is de vraag. [dia 2 – leeg scherm]
Volgende week de keerzijde van dezelfde vraag, naar aanleiding van zondag 4: Wie en waar is God? Bewijst al die rottigheid niet, dat Hij niet bestaat, of dat Hij minder almachtig is dan wij altijd dachten? En hoe kan het eigenlijk, dat God altijd van iedereen de schuld krijgt?
Zie de preek van vanmiddag en die van volgende week als een soort tweeluik: zondag 3 gaat over mensen en wie wij zijn. Over onze genetische code, zeg maar. Zondag 4 gaat over God en wie Hij is.
Een tweeluik dus. Maar eerst even kort iets over de opbouw van de catechismus. Om misverstanden uit te weg te ruimen. De catechismus werkt met vraag en antwoorden. Dat is de methode. Het is geen methode die we vandaag nog zouden gebruiken. Laten we eerlijk zijn. Het wekt bij veel mensen de indruk dat geloven duidelijk is. Dat op elke vraag een antwoord bestaat. Toch vraag ik iedereen vandaag, en volgende week, om te proberen door die methode heen te prikken en te luisteren naar de inhoud. Volgende week zal ik nog iets verder vertellen over de opbouw van de catechismus. En hoe je daarmee om moet gaan. Eén belangrijk ding zal ik nu alvast zeggen. Het is een open deur, maar je moet ‘m wel zien. De catechismus is een belijdenis van gelovige mensen. Ik had het net over een tweeluik: wie ben ik? en wie is God?. Maar daaraan vooraf gaat, en dat is belangrijk, zondag 1. Een christen redeneert, denkt, leeft vanuit zijn of haar relatie met Jezus. Dat is het begin, het einde en dat is ook nu. In leven en in sterven. Hij heeft betaald. Hij bewaart, Hij geeft zekerheid. Een gelovige filosofeert niet. Maar denkt, voelt, praat vanuit zijn relatie met God.
Het tweeluik wordt dus een drieluik. Zondag 1 staat er steeds boven. Altijd. Ook als we het hebben over zondag 3. De stelling van zondag 2 was, ik zei het net al: er is iets mis met onze, met mijn dus ook, gezamenlijke genetische programmering. Het lukt niet om de wereld, en mezelf, echt, fundamenteel te veranderen. Ik heb de neiging om te ontsporen. Hoe komt dat? Vraagt zondag 3 zich af. [dia 3 – titel] Heeft God de mensen dan slecht geschapen?
Vaak zien mensen in alle ellende en rottigheid vooral een bewijs dat God niet bestaat. Of dat Hij niet goed of almachtig is. Dat zijn belangrijke vragen. Maar dit is een hele gelovige vraag. Een christen vraagt, net als andere mensen, maar vanuit het geloof dat God de bron van alles is. Schepper. Almachtig. En vraagt zich daarom af: is er soms iets mis met de schepping?
[dia 3.1] Het is, om te beginnen, belangrijk om te constateren dat eigenlijk alleen gelovige mensen een probleem hebben met het kwaad. Een serieus probleem bedoel ik dan. Want een christen gelooft dat God alles goed gemaakt heeft. Dat is het fundament van een gezond christelijk geloof: dat het goed was. echt. Puur. Zuiver. Oprecht. Eerlijk. Mooi. Waarom zou je een probleem hebben met het kwaad als je niet gelooft in een goede schepping. In God die de wereld goed heeft gemaakt? Voor wie niet gelooft is kwaad een selectiemethode: survival of the fittest. De vraag voor hen is niet: waar komt al die rottigheid vandaan? Dat was er altijd al. Er was goed en kwaad vanaf het begin: dat is ook de ying en yang gedachte. De vraag voor deze mensen is hoogstens: hoe moet ik ermee omgaan?
De eerste conclusie is dus: alleen een christen heeft een fundamenteel probleem met het kwaad dat hij of zij in de wereld tegenkomt. Want alleen een christen weet wat Gods bedoeling was, met mensen. [dia 4] Dat staat mooi verwoord in v/a 6: een mens is gemaakt naar het beeld van God: rechtvaardig, heilig. Met de bedoeling om: God te kennen; Hem lief te hebben; met Hem (in eeuwige heerlijkheid) te leven; en Hem te loven en te prijzen. Wauw! Dat is en was ons doel. Zo zijn we gemaakt! Met andere woorden: wanneer ben je nou een goed mens? Als je aan die doelen beantwoord. Net als met een stoel. Wanneer is een stoel een goede stoel? Als –ie aan zijn doel beantwoordt; Goed zit, stevig is. Mooi om te zien. Zo ook bij mensen. Wat is jouw en mijn doel: genieten met God! Uit de Bijbel leren we, dat mensen ontaard zijn. Het opzienbarende daaraan is niet het negatieve: dat mensen slecht zijn. Maar juist het positieve: dat dat niet vanaf het begin bij mensen hoorde.
Maar nu verder. blijkbaar is er ergens iets mis gegaan. [dia 5 –titel] De catechismus vraagt verder. Wij komt onze ontaarding vandaan? Let erop dat de catechismus niet vraagt: waar komt het kwaad vandaan. De cat. vraagt naar de gevolgen, naar het DNA profiel: de verdorven aard. Over het oorsprong kwaad openbaart de Bijbel wel iets, maar niet veel. Petrus schrijft over engelen die gezondigd hebben en voor wie er geen vergeving is [dia 5.1]. De Bijbel en de catechismus zijn vooral geïnteresseerd in de gevolgen van het kwaad voor mensen. De Bijbel is in dat opzicht heel persoonlijk. Niet geïnteresseerd in verklaringen. Waarom? Dat weet ik niet precies. Zou het ermee te maken kunnen hebben dat we, sinds de komst van het kwaad, altijd geneigd zijn om ons te verontschuldigen. Dat God weet, dat we elke verklaring voor het kwaad zullen gebruiken om ons te verontschuldigen? ‘Ik ben nu eenmaal zo’. ‘Kan ik het helpen dat mijn ouders …’ Net als Adam en eva? Kijk maar mee naar het gesprek tussen de slang, Eva, Adam en God in Genesis 3. [dia 6] Het begin met een leugen: de slang vraagt: ‘God heeft zeker wel gezegd dat je van geen enkele boom mocht eten?’. Een leugen. [dia 7] Dan het antwoord van de vrouw: ‘God heeft ons verboden van de boom in het midden van de tuin te eten of ze zelfs maar aan te raken.’ – een overdrijving. [dia 8] En dan volgt de eerste daad van ongehoorzaamheid: de mensen (Adam én Eva) eten van de vrucht. [dia 9] Adam en Eva verontschuldigen zich. Wil, sindsdien, niet élke verklaring verontschuldigen? Zodra je tegen je vrouw, collega of vriend gaat uitleggen waarom je iets fout hebt gedaan zit daar al iets in van een verontschuldiging. Wanneer God Adam ter verantwoording roept geeft hij zijn vrouw de schuld. En wanneer God dezelfde vraag stelt aan Eva, schuift zij haar schuld door naar de slang. En dat blame & shame spel is nog steeds aan de gang.
D gevolgen zijn indrukwekkend verschrikkelijk. Iedereen draagt de gevolgen ervan met zich mee. Het kleeft ons aan. We worden erin ontvangen en geboren. En we kunnen het niet verklaren. [dia 10] Onze schuld, en dat is de kern denk ik, kan alleen beleden worden. Een volgende vraag, die in het verlengde hiervan ligt is dit [dia 11 – titel] Wat heb ik te maken met Adam? Of Eva. Hoe kan hun overtreding mij worden toegerekend? Ik denk dat dit een beetje kan uitleggen. En dan zul je zien dat wat de kerk bedoelt met erfzonde zo raar nog niet is. Iedereen maakt deel uit van een netwerk: een familie, een voetbalclub, een bedrijf, een land. Je bent er één van die of die. Als Feyenoord verliest, dan heb ik het idee dat ik wat uit te leggen heb. Als het kabinet fouten maakt, voelen de partijen zich daarvoor verantwoordelijk. Hetzelfde gold lange tijd voor Duitsers die na de tweede wereldoorlog geboren zijn. Zo is het ook met ‘mensen’ in het algemeen. Adam is ook eigenlijk geen naam in de Bijbel. Het is, oneerbiedig gezegd, een soortaanduiding. Adam betekent ‘mensheid’. Ieder mens is lid van die ene club die mensheid heet. Wat de één doet, heeft gevolgen voor de ander. Dat is in feite niets nieuws. Maar kan de fout van de één de schuld van de ander worden? Is wat Adam deed, nu mijn schuld?
De belijdenis van de kerk legt inderdaad een relatie tussen Adams fout en mijn verantwoordelijkheid. Maar laten we kijken hoe precies. Volgens mij moeten we in het antwoord de vraag omdraaien. Het is bekend dat kinderen fouten van hun ouders vaak herhalen. Bijv. in het geval van alcoholverslaving of huiselijk geweld. De vraag is dan niet: krijg ik de schuld van wat mijn vader deed? [dia 11.1]
Je bent verantwoordelijk voor je eigen gedrag. Maar door toe te geven aan je verkeerde neiging om te slaan of te drinken bijvoorbeeld, bewijs je dat je een kind van je ouders bent.
In de Bijbel worden mensen bijna altijd aangesproken op hun eigen fouten. Lees bijv. Ezechiël 18. Maar je eigen fouten kom je tot de ontdekking dat je net als Adam bent. De NGB gebruikt het beeld van de wortel. Dat is hetzelfde. Aan de vruchten herken je de boom: goed of slecht. Neem nu David in psalm 51. [dia 11.2] Hij deed die ontdekking na zijn zonde met Batseba. ‘Ik was al schuldig toen ik werd geboren, al zondig toen mijn moeder mij ontving,’ David ontdekte zijn relatie met Adam nadat hij zelf in de fout was gegaan. Over de verhouding tussen onze schuld en de fout van Adam schrijft Paulus in Romeinen 5 vers 14-15 [dia 12]: ‘… de dood heerste in de tijd van Adam tot Mozes over alle mensen, ook al begingen ze met hun zonden niet dezelfde overtreding als Adam. Nu is Adam de voorafbeelding van hem die komen zou. Maar de genade gaat zijn overtreding verre te boven. Door de overtreding van één mens moesten alle mensen sterven, maar de genade die God aan alle mensen schenkt door die ene mens, Jezus Christus, is veel overvloediger.’ Je ziet: de Bijbel is niet in de eerste plaats geïnteresseerd in de manier waarop de zonde van de één overgaat op de ander, maar veel meer in de overvloed van Gods genade! De Bijbel is geen onpersoonlijk boek dat vertelt hoe het zit. De boodschap van de Bijbel is ook niet: het is nu een keer zo. De Bijbel vertelt hoe het was: goed! En de Bijbel vertelt hoe het wordt. En de Bijbel vertelt dat jij en ik daar bij mogen horen: mogen delen in de genade van God. In de Bijbel lees je hoe je bent bedoeld door God. En hoe God dat doel niet uit het oog verliest.
Hoe doet God dit? Daarmee komen we op het terrein van v/a 8. Gelovige mensen worden door de Geest van God opnieuw geboren. Dat is het werk van de Geest: inlijving in het lichaam van Christus. Dat gaat ver: de Geest verandert onze genetische code. Zodat die ontaarde aard van Adam voor ons langer beslissend is. Ja, we hebben er nog wel mee te maken. Maar hij is niet langer beslissend voor de vraag of je eeuwig mag leven of niet. [dia 13 – leeg scherm] Hoe? Net zoals ik er fysiek niet bij was toen Adam en Eva in de fout gingen, maar wel met Adam verbonden ben in onze, mijn persoonlijke, schuld voor God. Zo was jij er ook niet bij toen Jezus jouw zonden heeft gedragen. Maar de Geest wil jou door het geloof daarmee verbinden. Iedereen wordt geboren met een bepaald DNA profiel. Maar wie gelooft, wordt erfelijk bepaald door het DNA profiel van Jezus Christus. Dat hoef je alleen maar te geloven. Dan verandert je leven haast vanzelf. Net zoals je in je fouten je relatie met Adam opmerkt. Zo mag je in de goede dingen, in je geloof, vertrouwen, de goede dingen die je doet, opmerken: ja, ik ben er één van Jezus.
En dan zijn we weer terug bij het begin. Aan de avondmaalstafel. Bij zondag 1. Wat is je enige troost? Eigendom te zijn van Jezus Christus. Verder kom jij niet. Verder kom ik niet. God bewaart. Jezus verzoent. De Heilige Geest maakt zeker van eeuwig leven. Hij verandert mij. Mijn DNA, zodat ik eeuwig leef. Dat kan niet zonder gevolgen blijven. Net zoals die boom, met goede wortels. Die brengt toch geen slechte vruchten voort? [amen].