HC zondag 32 en 33 Gemeente van onze HEER Jezus Christus, gasten en luisteraars, Ik vind de vraag van zondag 32, en dan bedoel ik de eerste vraag (86) een beetje raar. Of eigenlijk: wel begrijpelijk maar ook gek. Om met dat laatste te beginnen: waarom is het vreemd dat gelovige mensen goede werken moeten doen? Daar is toch niks geks aan? Paulus’ brieven in het Nieuwe Testament staan er vol mee, met aansporingen om dankzij het offer van Christus zó te leven als God dat graag wil: over een leven als een offer, dat God welgevallig is. [dia 1] Het zou gek zijn als in zo’n leven goede werken ontbreken. [dia 2 – leeg scherm] Toch begrijp ik het ook wel weer. Want als je aan de gemiddelde gelovige vraagt om uit te leggen wat hij/zij gelooft, grote kans dat je hoort: omdat Jezus voor mijn zonden is gestorven. Dat was dan ook de grote ontdekking van de reformatie: dat geloven niet is ‘bij God in het reine komen door jouw goede werken’ maar wel: dat geloven is: een relatie met God dankzij het offer van Jezus op Golgotha. Dat geloven genade is. En toch is genade meer dan verzoening. Paulus schrijft in Efeziërs 2 [dia 3-5] dat God ons in Christus Jezus heeft geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid. Goede werken zijn belangrijk, maar het gaat om de volgorde! Eerst genade, dán werken. [dia 6 – leeg scherm] Door de grote nadruk op wat Jezus gedaan heeft op Golgotha, op genade, op vergeving en verzoening, raakt de aandacht voor en de oproep tot een heilig leven soms wat ondergesneeuwd. Zo zeer dat je je zou kunnen afvragen – en de catechismus doet dat ook! - als Jezus alles al gedaan heeft, als hét goede werk eens en vooral gedaan is, waarom moet ik nog goede werken doen? Toch zit die oproep zit wel heel duidelijk in de catechismus. Kijk maar naar het volgende vraag- en antwoord (87): ‘een onkuise, afgodendienaar, echtbreker, dief, gierigaard, dronkaard, lasteraar, oplichter, of een dergelijke zondaar’ … zal ‘het koninkrijk van God niet beërven.’ Nogmaals: het gaat om de volgorde! Ik leer dus uit zondag 32 vergeving én heiliging bij elkaar horen. Een bekende theoloog uit de Nederlands Hervormde Kerk, van Ruler, zei het heel treffend zo: [dia 7] ‘Het draait om de rechtvaardiging, maar het gaat om de heiliging.’ De rechtvaardiging, wat Jezus gedaan heeft is het scharnierpunt. Daar draait het om. Daar kom je ook nooit voorbij. Een deur zonder scharnier werkt niet. Doel is de verheerlijking van de hele schepping en onze heiliging daarin, die nu al begint.
Vergeving en heiliging horen bij elkaar. Sterker nog: antwoord 86 houdt rechtvaardiging en heiliging eigenlijk nog dichter bij elkaar. Het zijn geen twee dingen. Maar het is één. Het één kan niet bestaan zonder het ander. Het werk van Christus dat is: vergeving én vernieuwing. Vergeving is het middel, vernieuwing het doel. Samen: verzoening. [dia 8 – titel] Het uiteindelijke doel is volgende de catechismus dit: -
[8.1] Dat God door ons geprezen wordt. Van alle goede werken is dat het mooiste dat je kunt doen. We hebben al eerder geleerd dat dat ook het doel van God met ons was, vanaf het begin van de schepping. Als je God groot maakt, dan doe je waarvoor je gemaakt bent. (v/a 6).
En als je dit doet dan heeft dit nog een aantal gunstige bij-effecten, namelijk: • [8.2] Dat je uit de vruchten van je geloof nog zekerder wordt van je geloof. Dit is, zoals je misschien begrijpt voor misverstand vatbaar, alsof de catechismus hier zegt dat je jezelf – als je maar genoeg goede dingen doet – zeker kunt maken van je geloof. Maar zo is het niet. De catechismus typeert goede werken met het woord ‘dankbaarheid’. En bij dankbaarheid gaat het niet om wat jij doet, maar om wat God doet en heeft gedaan. Misschien wordt het duidelijker als we het omdraaien: een slordige levenswandel maakt mensen onzeker. Als je het niet zo nauw neemt met Gods geboden dan kan je door het gebrek aan vruchten onzeker worden. En daardoor snel opstandig of twijfelend. • [8.3] En dat je door goede werken te doen ook anderen voor Christus wint. Ook dat werkt andersom: als jij niet open staat voor het verzoenende en vernieuwende werk van Jezus, dan kan dat een hele verzoeking zijn voor anderen. Maar het kan ook heel wervend zijn: op plekken waar het evangelie werd en wordt gebracht werden vaak ook waterputten geslagen en ziekenposten opgericht. Dat is natuurlijk overtuigend. Maar dat geldt ook voor ons. Als wij gastvrij zijn voor elkaar, voor anderen – werkelijk bereid zijn ons leven met elkaar te delen dan is dat goede reclame voor het evangelie! En gelukkig gebeurt er heel veel. Er is veel hulp metterdaad. En veel gastvrijheid. Maar het kan nog beter: vooral de mensen die we niet zien zouden wel eens een testcase kunnen zijn voor ons als gemeente. Zij en de gasten die bij ons binnenkomen. Het lijkt mij dat we minstens 2 lessen zouden kunnen leren van zondag 32. Ten eerste: wat geloof jij? En waarom? Hoe vaak sta je niet te stotteren als iemand je zo’n vraag stelt.
Terwijl het een kans is om te getuigen van je geloof. Dit is de kans om voor jezelf – of samen – [dia 9] na te denken over een antwoord op deze vraag. Bijvoorbeeld: ik geloof dat God werkt aan een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Ik geloof dat Jezus de toegang voor mij verdiend heeft (vergeving) en mij helpt een nieuw leven te leiden: wat kan ik voor je doen? [dia 10] En twee: ik roep iedereen op om zich ook daadwerkelijk te laten verzoenen en te laten heiligen. Anders blijft dit theorie. ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ Overtuig jezelf en anderen van de waarheid van het evangelie door te doen wat God vraagt. Dat is de test van het evangelie. Zondag 33 Zondag 32 en 33 zijn – dat had iedereen al gezien – de eerste zondagen in het laatste deel van de catechismus dat gaat over onze dankbaarheid. Daarmee bedoelt de catechismus niet: we hebben nu uitgelegd wat God heeft gedaan, nu mag je zelf aan de slag. Maar er wordt wel duidelijk wat de bedoeling is van wat God doet en heeft gedaan (verzoening en vernieuwing) – je moet niet aan de slag. Je mag aan de slag. Niet om opnieuw te proberen wat je helemaal niet kan (om bij God iets te verdienen) maar uit dankbaarheid. En dat leven uit dankbaarheid heeft alles te maken met de wet van God. We hebben daar al uitgebreid met elkaar over gesproken toen de preken gingen over de brief van Paulus aan de Galaten. Het evangelie heeft 2 vijanden: een houding van mensen die zeggen dat ze met de wet niets te maken willen hebben (wetteloosheid) en de houding van mensen die niet op God maar op de wet – dat is uiteindelijk toch ook weer hun eigen inspanning – vertrouwen. Twee manieren waarop we de wet niet moeten gebruiken. Toch blijft de wet heel belangrijk voor het leven van christenen. We zijn namelijk op weg naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont! Wet en evangelie horen echt bij elkaar net als vergeving en heiliging. Zondag 32 en 33 vormen samen de inleiding op de bespreking van de wet. Het is alsof de catechismus zegt: houd die twee dan ook echt bij elkaar, wet en evangelie. Speel ze niet tegen elkaar uit. Preek de wet niet los van het evangelie – dan wordt het moeterig, wetticistisch. Dan komt die wereld er niet. Maar preek ook het evangelie niet zonder de wet. Want dat is een half evangelie: géén evangelie, eigenlijk.
Zondag 33 leert ons iets moois over hoe de wet wérkt. De wet is een belangrijk instrument van de Heilige Geest in het proces van bekering. Ze leert ons enerzijds dat onze oude mens moet sterven. Dat we onze zonden steeds meer moeten haten en ontvluchten. (v/a 89) Maar ook hoe onze nieuwe mens moet opstaan. In het steeds meer van harte volgens de wil van God gaan leven (v/a 90). Zie ook v/a 115. [dia 11] Ik weet niet of je dat gedacht had. Dat de Geest werkt met de wet. Dat doet Hij dus op twee manieren.1 [dia 12 – titel] 1. [12.1] de wet als tuchtmeester. In het Oude Testament functioneerde de wet volgens Paulus (Galaten) als een cipier, een bewaarder. Om het volk te bewaren voor slechter. Later is Christus gekomen ons ons vrij te maken van de vloek van de wet, namelijk, dat niemand kán doen wat de wet voorschrijft. Zo drijft de wet ons in de armen van Christus. Dat was de ervaring van Luther, dat de wet hem rechtstreeks in de armen van Christus dreef, waar hij eindelijk genade vond. Zo kan zondag 2 vragen […] 2. [12.2] de wet als leermeester. Het was vooral Calvijn die aandacht vroeg voor deze functie van de wet als wegwijzer. Deze laatste functie is de voornaamste functie van de wet, zowel in de Bijbel als in de catechismus (derde deel). Vraag en antwoord 89 en 90, gaan over die twee functies. De wet leert ons onze zonden kennen, en drijft ons in de armen van Christus. Tussen twee haakjes: is dat zo? Wat is jouw ellende? Dat is de wet die ons doet afsterven aan onszelf. Onze verkeerde neigingen, gevoelens en gedachten ontmaskert. Een leven lang. En de wet – v/a 90 – die ons de weg wijst. Doet opstaan in het nieuwe leven. Ook een levenslang proces. [dia 13] De wet leert ons goede werken. Geen goede werken om verlost te worden. Het is andersom: je wordt verlost om goede werken te doen. Goede werken: al die dingen die uit waar geloof, naar de wet van God en tot zijn eer gedaan worden. [dia 14 – leeg scherm] En dan zijn we weer terug bij af, want, laten we niet vergeten wat de bedoeling van het geloof, van het evangelie is: dat het leven weer goed is zoals het was. Dat die wereld er komt, waarop gerechtigheid woont – die vol is van goede werken, en dat God geprezen wordt. Want dat ís het goede werk waar God op uit is in ons. En het is ook waar we nu alvast mee kunnen beginnen. Nu nog in gebrekkigheid. Straks volmaakt. Laten we ermee beginnen door te zingen: […] 1
Sommigen onderscheiden ook een derde functie van de wet, nl. een publieke of politieke functie: over de betekenis van de wet van God in het openbare leven.
Liturgie HC zondag 32 en 33 Votum / groet Ps. 63:1,2 Viering H.A. (formulier 5) Gebed Geloofsbelijdenis: GK 179b Viering Aan tafel: ps. 63: 3 Dankzegging Lezen: HC zondag 32 Preek (I) Ps. 63:4 Lezen: HC zondag 33 Preek (II) Lb 409:1,4 en 5 Gebed Collecten GK 137