Preek over Johannes 9:1-39 Gemeente van de HEER Jezus Christus, gasten en luisteraars, De geschiedenis van de blindgeboren man die Jezus en daarbij gebruik maakt van modder is bekend. Het staat in veel kinderbijbels en het spreekt daardoor én door de levende vertelling tot de verbeelding. Een detail dat mij bijvoorbeeld opviel: de man (een bedelaar, een dakloze zouden wij zeggen) zet de Farizeeën op hun nummer door nogal brutaal te vragen of zij soms ook leerling van Jezus willen worden. Een brutale vraag die toch (onbedoeld, denk ik) een kern van waarheid bevat. Namelijk dat Jezus gekomen is tot een oordeel: om verschil te maken. Het is inderdaad: voor of tegen Jezus. De geschiedenis bevat allerlei elementen die meer dan de moeite waard zijn om wat langer bij stil te staan. Dat gaan we vanochtend ook doen. Denk aan zo’n ouderwetse tent. Je weet wel, zo’n ingewikkelde met allerlei stokken. Om het geheel in elkaar te zetten moet je eerst de afzonderlijke delen goed bekijken (wat hoort bij wat?). Als je daarmee klaar bent en de tent staat, dan zie je het geheel en het mooie is: je kunt erin wonen. Zo is het ook met het Woord van God. Ik waarschuw wel alvast, maar daar kom ik aan het eind van de preek op terug, om te wonen in die tent moet de op een speciale manier naar binnen gaan. Ik wil achtereenvolgens met jullie stilstaan, eerst bij de situatie waarin dit verhaal zich afspeelt. Zeg maar: het klimaat waarin deze tent wordt opgezet. Dan bij de hoofdpersonen. De leerlingen en de Farizeeën, de blindgeborene zelf en zijn ouders, de buren en bekenden (de omstanders) en tot slot bij Jezus zelf. Eerst het klimaat, de situatie. Hoofdstuk acht vertelt het verhaal van groeiende tegenstand van de Joden tegen Jezus. En dan vooral: tegen zijn boodschap. Wanneer Jezus zegt dat Hij eerder was dan Abraham willen ze Hem stenigen maar Hij ontkomt ter nauwer nood. In hoofdstuk negen hebben we net gelezen dat de Joden – d.w.z. de joodse leiders – al partij hadden gekozen. Ze maakten Hem uit voor Samaritaan.1 Voor wie Jezus als Messias zou erkennen was geen plek meer in de synagoge. In de gemeenschap dus eigenlijk.
1
Hij was 2 dagen in Sichar gebleven, waar veel mensen tot geloof kwamen (Johannes 4).
En zoals het toen was is het ook nu. Ook deze wereld, de wereld waarin Friso geboren is, is een wereld die niet neutraal tegenover Jezus staat. Veel mensen hebben hun keuze al gemaakt. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat sommigen niet bekering zullen komen – sommigen zijn ook tot bekering gekomen – maar voor de samenleving als geheel geldt dat het evangelie ís verkondigd, maar dat velen zich ervan hebben afgekeerd. Jezus zegt dat Hij (lett.) ‘tot een oordeel/onderscheiding’ in deze wereld is gekomen. Waar Hij verkondigt en verkondigd wordt, is het voor of tegen Hem. Over wie in Mij gelooft, zegt Jezus wordt geen oordeel uitgesproken. Maar wie niet gelooft, is al veroordeeld. Dat is hetzelfde. Dit is, sinds de komst van Jezus, een wereld met twee opties: voor of tegen Jezus. Tegelijkertijd – en dat is het mooie van deze tijd – heeft God nog geduld. Hij laat iedere dag de zon opkomen voor mensen aan beide kanten. En tot op de dag van vandaag mag ik verkondigen dat bekering mogelijk is. Petrus zei het zo: Laat je redden uit dit verdorven mensengeslacht. De boodschap van Jezus is dus: redding! Maar wel: uit een verdorven, een zieke mensenwereld. Laten we eens wat beter kijken naar de hoofdpersonen in deze geschiedenis. Te beginnen met de leerlingen en Farizeeën. Hun interesse gaat uit – en dat is triest eigenlijk – naar de vraag hoe het zit met zonde. Triest, niet omdat dat geen belangrijke vraag is, maar omdat ze de man niet zien staan. Ze gaan, over het hoofd van een gehandicapte, een gesprek aan met Jezus over de vraag wat zonde is. De enige van wie Johannes meldt dat Hij de man echt zag, is Jezus. Hij heeft een doel met iedereen. Misschien wel juist met mensen die wij niet zien zitten. De leerlingen en Farizeeën gaan er ogenblikkelijk vanuit dat deze man zondig is. Dat wil zeggen, dat zijn toestand een gevolg is van een concreet stuk ongehoorzaamheid tegenover God. Heeft hij zelf gezondigd (in de moederschoot, of vlak daarna)2 of zijn ouders? Ook de Farizeeën gaan er vanuit dat deze man sinds zijn geboorte ‘een en al zonde’ is (vers 34).
2
Genesis 25:22; Psalm 58:4; Psalm 51:7.
Maar dat is niet iets typisch Farizees. Ook ik heb net aan de doopouders gevraagd of zij erkennen dat hun kind zondig en schuldig ter wereld is gekomen en daarom aan allerlei ellende en zelfs aan het eeuwig oordeel onderworpen is. De leerlingen en de Farizeeën hebben dus een punt. Dat mensen in zonde ontvangen en geboren zijn, d.w.z. niet blanco geboren worden maar als kinderen van Adam, hoort van meet af aan bij de belijdenis van de kerk. Ook Paulus weet dat wij met onze kinderen en deze hele wereld onderworpen zijn aan de vergankelijkheid, aan de zonde.3 Jezus weet dat ook.4 Maar toch makat Hij de omgekeerde beweging. Hij gaat niet mee met dat gesprek over de oorzaak van de toestand van déze man. Jezus gaat praten over het doel! Gods werk moet door hem zichtbaar worden. Weet je, de Farizeeën, maar eigenlijk dus ook de leerlingen (!) hadden een heel oppervlakkige kijk op wat zonde is. Zij lokaliseren zonde / defect aan de buitenkant. Aan iets dat je makkelijk kan zien. Maar Jezus maakt duidelijk dat zonde aan de binnenkant zit. Bij mensen met een gebrek. En bij kerkleiders. Er is misschien wel een verschil. Bij de laatste veel hardnekkiger. Ik heb het gevaar dat het evangelie bedreigt vaker geprobeerd te verduidelijken door enerzijds te wijzen op het gevaar van wetteloosheid. Een geest die toen, maar ook vandaag zijn duizenden verslaat. Ook hier in de kerk. Dat het niet uitmaakt. Dat je niet zo moeilijk moet doen over van alles. Maar ook het gevaar van wetticisme. Toen, maar ook nu, een geest die het evangelie van binnenuit bedreigt. Venijnig. Alsof je door je goed te gedragen voor God acceptabel bent. Beter dan anderen. We verleggen de aandacht naar de blindgeborene zelf en zijn ouders. Jezus geneest de blindgeboren man op een bijzondere manier. Niet zoals de zoon van de man uit Kafarnaüm (Joh. 4) – de inwoners van Kana kregen toen geen teken want de genezing vond plaats in Kafanaüm – maar hier juist heel duidelijk. Jezus maakt modder, de modder droogt op tot een zichtbare korst zodat de man een heel zichtbaar teken werd. Iedereen kon zien wat er ging gebeuren:
3
Romeinen 5:12-14; 8:18-25. Johannes 2:25: ‘en niemand hoefde hem iets over de mens te vertellen, want hij wist zelf wat er in een mens omgaat.’ 4
Jezus opent de ogen van een blindgeborene, zodat Hij het licht van de wereld zou zien: Jezus zelf. Dat was de uitdrukkelijke bedoeling van dit teken! Net zoals de doop bedoeld is als uitdrukkelijk teken. Niet in de eerste plaats voor Friso zelf, maar voor jullie (Auke en Anja, voor Jacco, Marrianne, Elise en Wouter), voor de gemeente en voor iedereen die het wil zien. Dat God genadig is voor mensen die blind zijn. Geestelijk blind. De dopeling zelf wordt uitgenodigd te ontdekken wie het is, die Hem genadig is geweest. Net als de blindgeborene. Als hij terugkomt en kan zien, is Jezus weg. En dan gaat de man op zoek. En er wordt verantwoording gevraagd. Van de man zelf. En van z’n ouders. En – we kunnen er vanochtend niet al te uitgebreid bij stil staan – via die weg komt hij tot geloof. Eerst is het: ‘ja, iemand die Jezus heet’ (vers 11). Dan: ‘Hij is een profeet’ (vs. 17). En uiteindelijk: ‘ik geloof, HEER’ (vers 38). Gedoopte luisteraars – vooral jij, als je er over nadenkt om belijdenis te doen: toen je geboren werd, mocht je al delen in de beloften van God. Zoals Friso. Kon je zelf niks aan doen. Maar nu je groter wordt, wordt er verantwoording gevraagd. Tot nu toe mocht je je verschuilen achter je ouders. Veilig, prima. Zo wilde God dat ook. Maar nu mag je het zelf zeggen. En wordt je dan zoals die ouders – bang, ontwijkend – of zoals die blindgeborene? Een leerling van Jezus? Misschien zeg je, natuurlijk, dat laatste. Maar dat betekent wel: uitsluiting uit de gemeenschap. Het is kleur bekennen. Met als consequentie dat je een nieuwe familie krijgt. En anderen kwijtraakt. Dat ook. Er is nog een laatste mogelijkheid. Een laatste groep, die voorkomt in dit verhaal maakt ons op hen attent. De buren en bekenden van de blindgeboren man. Misschien ben jij er ook zo één. Ze kunnen hem nauwelijks herkennen. Stel je ‘ns voor. Die blinde bedelaar die je altijd tegenkomt bij de Albert Heijn. Nu ineens zelfstandig rondlopend, pratend. Je ziet ‘m opeens op een hele andere manier. Is het ‘m echt? Of niet? Dan ga je toch twijfelen. Je praat erover met elkaar. Of zoals de Farizeeën. Je twijfelt of hij wel blind geweest is. Maar de ouders geven uitsluitsel. Hij is het echt. En hij was blind geboren. Dat weten we zeker.
Zie je dat de omstanders ook voor de keus staan? Zie je dat jij ook voor de keus staat? Eén van de meest listige trucs van de duivel is denk ik niet de openlijk aanval maar dat hij hele volksstammen vandaag wijs maakt dat het gewoon niet uitmaakt. Dat deze wereld jing en yang is. Goed en kwaad. Per saldo neutraal. Maar Jezus zegt zelf dat Hij tot een oordeel in deze wereld is gekomen. Zodat zij die niet zien, zien. En zij die zien, blind worden. En het is inderdaad zo dat Jezus mensen met wie op het eerste gezicht niks aan de hand is (of de succesvolle mensen) vaak níet uitkiest om te laten zien wie Hij is. Maar juist Samaritanen, lammen en blinden. Tollenaars en hoeren. Daarmee maakt Hij een punt. Snap je dat? Jezus is niet op zoek naar mensen die zichzelf succesvol vinden. Maar naar mensen met een verslagen hart. Mensen die begrijpen dat ze hulp nodig hebben. Die zwak zijn. Ook nu nog zijn mensen bij wie de boodschap van Jezus landt vaak mensen van wie je, als het met jou goed gaat tenminste, misschien denkt: ‘daar is wel het een en ander mee aan de hand.’ Paulus schrijft later, wanner hij de gemeente vergelijkt met een lichaam, dat juist die delen die het zwakst lijken in werkelijkheid het meest noodzakelijk zijn. Mensen met een handicap. Arme mensen. Vluchtelingen. Baby’s. Ouderen. Chronisch zieken. Waarom? Stel je eens een gemeente voor met alleen succesvolle mensen. Zou dan duidelijk zijn dat zo’n groep mensen leeft, van genade alleen? Tot slot. Zien we Jezus zelf. Hij is in de wereld gekomen tot een oordeel. Maar Hij ziet iedereen staan. Elke persoon. Stuk voor stuk. Hij ziet blindgeboren mensen. Zulke mensen, daar kan Hij wat mee. Zodat zij Hem zien. Ik heb aan het begin het beeld van de tent gebruikt. Als je alle stokken, alle elementen goed bekijkt en stuk voor stuk – en dan hebben we vanochtend nog maar een vingeroefening gedaan – dan kan je aan het eind die tent opzetten. Zo is Gods Woord. Als een tent, om in te wonen. Eén ding. Ik zei ook dat al aan het begin. Een waarschuwing. De blindgeboren man laat zien hoe je binnen komt. Hij buigt zich voorover. Hij neemt niets mee. Niets. Als je wilt wonen in deze tent, mag je niks meenemen. Alles is aanwezig in de tent. Meer dan je nodig hebt. Het is een ingerichte tent.
Friso heeft alvast een toegangsbewijs. Hij hoeft, hij kan, hij mag niets meenemen. Niet nodig. Verboden zelfs. Het probleem is alleen, wie groter wordt begrijpt dat, dat wij dat vaak wel doen. Dan zeggen we: genade? geweldig! En dan komen we, en dan nemen we toch voor de zekerheid spullen mee. Of we zeggen: ja je mag wel naar binnen, maar … is het je opgevallen dat de man in het verhaal Jezus erkent en buigt? Hij zegt niet: ‘als ik me niet was gaan wassen, was ik nu nog blind.’ Zou ook belachelijk zijn, natuurlijk. Toch? Waarom nemen wij dan van alles mee? Geestelijke onderbroeken. Tandenborstels? Goed gedrag? Vroom leven? Wees maar niet bezorgd. Dat leer je allemaal binnen wel. Johannes de Doper gaf een goed voorbeeld van hoe je binnen komt. Toen de mensen bij hem kwamen, zei hij: ik ben de Messias niet. Hij moet groeien, ik mag kleiner worden. En jij, wat zeg jij? Haast je, en buig voor Hem. Nu kan het nog. [amen]