1
Preek over Johannes 14:6 Gemeente van de Heer Jezus, gasten Toen ik op de brugklas van het gymnasium kwam in 1972 in Kerkrade waar ik opgroeide, leerde ik veel nieuwe klasgenoten kennen. Op een middag nodigde één van hen me uit om met hem mee naar huis te gaan. Zelf woonden wij heel klein, vier-hoog in een flatje met twee slaapkamers, één voor mijn ouders en één voor mijn twee broers en ik. Aangekomen bij het huis van mijn klasgenoot, wist ik niet wat ik zag: een heel grote villa met op de eerste verdieping een lange gang met wel tien slaapkamers een speelkamer, een hobbykamer, een biljartkamer. Er kwam geen eind aan de kamers, leek het wel. Hieraan moest ik denken toen ik las wat Jezus vertelt van het huis van zijn Vader met de vele woningen. Voor Jezus’ leerlingen was het samen met Jezus optrekken tot nu toe één groot feest geweest. Wat hadden ze allemaal niet meegemaakt met hem? Water dat in wijn veranderde op een bruiloft, de commerciële en corrupte bende die in de tempel omver werd gekegeld, allerlei onvoorstelbare wonderen, zoals de genezing van een blindgeborene en de opwekking van doden, de massale bekering in Samaria. De leerlingen wisten niet beter dan dat ze aan de vooravond stonden van de oprichting van een nieuwe staat: het koninkrijk van God, met Jezus op de troon. Maar toen Jezus met hen had gegeten en hun de voeten had gewassen en begon te vertellen over verraad en verloochening, arrestatie, marteling en dood, bevroor het bloed zowat in hun aderen en werden ze hartstikke ongerust. Het is deze ongerustheid die Jezus weg wilde nemen toen Hij zei: [DIA 1] 1 Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij. 2 In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken? 3 Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug. Dan zal ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar ik ben. 4 Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga. Jezus zegt dit om de leerlingen op hun gemak te stellen en hen ervan te verzekeren dat - hoewel Hij weg zou gaan – dat voor hun eigen bestwil was. Hij zal hen niet vergeten en in de steek laten. Deze woorden worden vaak gesproken bij begrafenissen en terecht. Wij mensen kunnen de weg vooruit niet zien en we hebben het niet alleen nodig om te weten dát er een weg is naar de onbekende toekomst maar ook dat we die weg zullen kunnen vinden. En daar vraagt Tomas naar: [DIA 2] ‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten? En dan horen we Jezus woorden zeggen die al duizenden jaren tot de verbeelding spreken: [DIA 3] "Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij." Deze woorden klinken ons heel bekend in de oren, maar daardoor beseffen we misschien niet wat hoe omstreden ze zijn. In Jezus’ tijd maar ook nu. Hoe durft Jezus dit te zeggen?, vragen mensen zich nog steeds af. Als je
2
deze woorden zou aanhalen tijdens een godsdienstles op een niet-christelijke school of tijdens een college algemene godsdienstwetenschap, zal het heftige reacties oproepen. Alsof je een bom neerlegt, een godslastering uitspreekt. Want deze claim van Jezus is zowel heel extreem als heel exclusief. Het is een heel extreme uitspraak omdat het haaks staat op het populaire denken, zowel toen als vandaag. Voor iedere godvrezende jood was wat Jezus hier zei, te bizar voor woorden. Iedere Jood groeide op met het idee dat God totaal anders is dan wij, dat Hij ver boven ons uitgaat en alleen benaderd kan worden door de rituelen en voorschriften die Hijzelf in de wet van Mozes had laten vastleggen. Voor joden, toen en nu, is Jezus’ claim dat Hij in eigen persoon de weg naar God was, het toppunt van arrogantie en godslastering. En in de heidense Grieks-Romeinse wereld waar de apostelen later deze woorden doorgaven, stond men ook niet te applaudisseren. Want overal kon je net zoveel goden aanbidden als jezelf wilde. Het was een kwestie van vrije keuze. Stel je eigen godenmenu maar samen! Met andere woorden: roepen dat er maar één echte weg naar God is, riep verontwaardiging op en vaak vijandigheid en agressie. Dat hebben de apostelen aan den lijve ervaren. Ja, Jezus’ claim is heel extreem. Maar hij is ook heel exclusief. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Met die woorden claimt Jezus voor zichzelf een status en standing die ongekend is. Die claim klinkt trouwens door heel het Evangelie van Johannes: [DIA 4] Jezus zegt dat Hij het licht van de wereld is (8:12; niet slechts een licht); Hij is niet slecht een goede maar de goede herder (10:11); hij is de opstanding en het leven (11:25). Daarmee maakt Jezus aanspraak op een positie die Hij met niemand anders wil en kan delen, namelijk het gelijk zijn aan God. Maar wat bedoelt Jezus precies met zijn claim, Ik ben de Weg? Daarmee zegt Hij niet dat Hij alleen voorop gaat op de weg naar God, zoals iemand die jou in de bioscoop naar je plaats dirigeert met een zaklamp. Nee, Hij zegt: ik zelf ben de weg naar God, en naar de plaats waar God en mensen de eeuwigheid met elkaar door zullen brengen. Maar hoe kan Hij dan die weg zijn? Jezus is de weg naar God, juist omdat hij de waarheid en het leven is. Ik ben de waarheid, dat betekent dat Jezus de volledige en volmaakte openbaring van God is. God is niet een of andere vage energie of kracht, nee, Hij is een persoon. Alles wat er over God te zeggen en te kennen valt, valt samen in de persoon Jezus Christus en in wat Hij zegt en doet. Ga maar na. Hoe weten we dat God liefde is? Omdat Hij zijn liefde tentoonspreidt in en door Jezus. Hoe weten we dat God almachtig is? Omdat we in Jezus zijn oneindige kracht aan het werk zien. Hoe weten we zeker dat God de zonde haat en alles wat mensen bederft en beschadigt? Dat weten we als we zien hoe radicaal
3
Jezus zich tegen de zonde keert. Gods karakter en Gods bedoelingen zijn volmaakt te zien in Jezus. Als je God wil vinden, moet je naar Jezus kijken. Jezus is ook het leven. Dat wil zeggen: Hij is degene die het dynamische, tintelende, echte leven dat in God is, voorleeft en door zijn Geest uitdeelt. Jezus noemt dit zelf het eeuwige leven, het eindeloze, volmaakte, overvloedige leven, het leven zoals het altijd bedoeld was. Dat leven maakt Hij mogelijk, omdat we door hem een levende relatie met God de Vader krijgen. Het is omdat Jezus de waarheid over God is en ons het leven uit God geeft, dat hij de weg naar God is. Dat is de reden waarom Jezus niet te vergelijken is met welke andere godsdienstige leider dan ook. Boeddha, Socrates, Mohammed: zij wijzen allemaal van zichzelf af en zeggen: Kijk, dat daar is de weg, of dát is de waarheid of dát is het leven. Maar Jezus is de enige die op zichzelf wijst: de weg, de waarheid en het leven, dat ben Ik. Dat Jezus’ extreme en exclusieve claim moeilijk te slikken is, blijkt wel uit de reactie van Filippus in vers 8. [DIA 5] Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ Misschien dat Filippus dacht aan dat bijzondere moment dat beschreven staat in het boek Exodus waar Mozes aan God vraagt om hem te mogen zien en dan vanuit een spleet in de rots de nabrander krijgt te zien van de glorie van God die aan hem voorbijtrekt, want de directe aanblik van God was niet mogelijk. (zie Ex 33:18-23) Jezus had natuurlijk hier makkelijk tegen Filippus kunnen zeggen: “Vriend, je weet toch wel dat je God niet kunt zien. Allereerst is Hij onzichtbaar. Bovendien als je hem zou zien zou dat jou als zondig mens vernietigen.” Maar dat is niet wat Jezus zegt. Je hoort hem als het ware zuchten als Hij in vers 9 tot 11 antwoordt: [DIA 6] ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je me niet, Filippus? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien? Geloof je niet dat ik in de Vader ben en dat de Vader in mij is? Ik spreek niet namens mezelf als ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in mij blijft, doet zijn werk door mij. 11 Geloof me: ik ben in de Vader en de Vader is in mij. Als je mij niet gelooft, geloof het dan om wat hij doet. Het is alsof Jezus zegt: Filippus, ben je soms blind? Is het kwartje nog niet gevallen? Heb je de goddelijkheid nog steeds niet gezien die ik belichaam? Ik ben het. Ik ben degene die Mozes ontmoette bij de brandende braamstruik (Ex 3:4). Ik ben degene van wie Jesaja de mantel zag toen hij de tempel binnenging (Jesaja 6). Ik ben degene die Daniël zag als de hemelse mensenzoon (Daniël 7:13). Hoeveel meer bewijs van mijn identiteit wil je, Filippus? Maar als dat je niet overtuigt, kijk dan naar de wonderen die ik gedaan heb, die allemaal in één richting wijzen, namelijk dat de Vader en ik één zijn. Wie behalve God kan door de natuur water uit de aarde via een druivenstruik tot wijn maken? Ik deed het in een mum van tijd in Kana. Wie behalve God geeft mensen ogen om te kunnen zien? Ik gaf een blindgeborene het licht in de ogen. Wie behalve God geeft mensen hun dagelijks brood? Ik heb vijfduizend
4
mensen in één keer gevoed. Filippus, als je mij aan het werk gezien hebt, heb je God aan het werk gezien! Veel mensen vandaag, zoeken net als Filippus naar een of andere onmiddellijke ervaring van God die meteen al hun twijfels zou wegnemen. Als God bestaat, zeggen ze, laat Hij dan tevoorschijn komen. Laat Hij een spectaculair wonder doen. Maar het feit is dat Hij dat allang gedaan heeft, door in de gestalte van een joodse timmerman naar de aarde te komen en vervolgens door hem ontelbare wonderen te doen. Alles wat nu nodig is, is door de getuigenissen van de evangeliën naar Jezus Christus te kijken die in en door zijn karakter, zijn woorden en zijn daden God volmaakt bekendmaakt. En als je dat doet, biddend en zoekend, dan vindt er ook in jouw leven een wonder plaats: want dan blijft Jezus niet een figuur in een oud verhaal, iemand die allang dood is. Nee, dan zul je hem persoonlijk ontmoeten, als de levende Heer, die in jou wil komen wonen door zijn geest. En de gevolgen daarvan zijn ongelooflijk groot, zoals blijkt uit de verzen 12-14. [DIA 7] Waarachtig, ik verzeker jullie: wie op mij vertrouwt zal hetzelfde doen als ik, en zelfs meer dan dat, ik ga immers naar de Vader. En wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. Wanneer je iets in mijn naam vraagt, zal ik het doen. Jullie zullen hetzelfde doen als ik, ja zelfs meer dan dat? Bij die laatste woorden, fronsen zich vaak de wenkbrauwen. Wat is dat dan? Zijn dat nog indrukwekkender wonderen dan Jezus zelf gedaan heeft? Nee, de opwekking van een dode die al vier dagen in zijn graf ligt te vergaan, daarin zullen wij Jezus nooit kunnen overtreffen. De vraag die we ons moeten stellen is: wat was het werk dat Jezus kwam doen? Was dat niet dat mensen tot geloof zouden komen, God zouden vinden, bevrijd zouden worden van hun schuld en van de macht van de zonde en zo een nieuw leven mogen beginnen? En is dat ook niet waar de engelen in de hemel blij van worden? (Lukas 15:7).Tijdens zijn leven hier op aarde heeft Jezus slechts een beperkt aantal mensen tot leerlingen mogen maken. Pas toen Hij terug was bij de Vader en zijn Geest uitgoot op de Pinksterdag, kon Hij echt gaan oogsten en dat doet Hij door ons zijn leerlingen, door zijn kerk, door ons die van hem getuigen. Alle volken tot zijn leerling maken. Dat is onze opdracht en daarin heeft de kerk al veel meer gedaan dan Jezus hier tijdens zijn leven op aarde kon doen. Jezus is de weg, de waarheid en het leven. Alle andere wegen gaan niet naar God, maar lopen dood. Als we trouw willen zijn aan de opdracht van de Heer, hebben we als kerk die extreme en exclusieve claim door te geven aan alle mensen. Maar het luistert wel ongelofelijk nauw hoe we dat doen. Dat kan namelijk op een arrogante, betweterige, eigenwijze, harde manier, die niet wil luisteren naar de vragen die mensen stellen en die hun moeite negeert. Dat is in de geschiedenis maar al te vaak gebeurd, door alleen binnen de vier muren van de eigen parochie te blijven preken, of met afstandelijke frontale evangelisatiemethoden op een zeepkist of met
5
schreeuwerige flyertjes. Maar daarmee stoot je mensen eerder af dan dat je ze aantrekt. Nee, als we deze claim van Jezus geloofwaardig willen doorgeven, zullen we dat ook moeten doen in de stijl van Jezus. Door de mensen niet de oren maar de voeten te wassen, door gevangenen op te zoeken, door armen te helpen en eenzamen te troosten. Dan zijn we dus aangekomen bij het thema van de vierde week van ons gemeenteproject: achter Jezus aan, oftewel navolging, oftewel gaan op de Weg. De Weg. Met die korte naam stonden de eerste christenen namelijk bekend, als aanhangers van de Weg, en dat betekende niet alleen aanhanger van Jezus, maar ook van de weg die Hijzelf ging, de weg van de liefde voor God én de naaste. En op die weg gingen de eerste christenen: zij begroeven de doden die anderen langs de weg lieten liggen, zij bezochten de gevangenen en zorgden voor amen en eenzamen. Alleen wanneer wij het als christenen en als kerk aandurven om Jezus daadwerkelijk te volgen op die weg, de weg van onvoorwaardelijke en dienende liefde voor mensen, hebben we ook het recht om hun op te roepen Jezus te aanvaarden als de weg, de waarheid en het leven. Alleen dan zal die exclusieve claim harten openen, bij onze kinderen, en bij onze medemensen en zullen ze met ons willen meegaan op de Weg. Laten we het als een voorrecht zien: dit mogen wij doen. En we kunnen het ook, dankzij de kracht van de Heilige Geest. Laten we om de Geest van Jezus bidden. Laten we stil worden samen. Amen