VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van het KTA Handelsschool Aalst
Inrichtende macht
Scholengroep Dender 19 Welvaartstraat 70/4 9300 Aalst KTA Handelsschool
Instelling Adres
Keizersplein 19 9300 Aalst 053 72 91 01
Telefoon Fax
053 70 51 83
E-mail
[email protected]
Website
http://stagescholen.augent.be/ktahandelsschoolaalst
Instellingsnummer
42961
Werkstation
20
Datum doorlichting Dhr. H. Christiaen
02 tot 06 juni 2008
Samenstelling inspectieteam Mevr. V. Vanderheyde
Dhr. H. Miguet Deskundige, behorend tot de administratie Andere deskundigen die niet tot de inspectie behoren Coördinatie en verslaggeving
Hugo Miguet
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
G34/04 02 juli 2008
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 1
VOORAF •
1
Leeswijzer
Voor u ligt een verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. Deze doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op - de kwaliteit van het studiepeil en - de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren, individuele directieleden en andere individuele personeelsleden. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Wanneer de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving krijgt ze een gunstig advies. Dergelijk advies is noodzakelijk wil de school verder wettige getuigschriften en diploma's kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder opgenomen worden in de financierings- en subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is echter vrij en behoort tot de autonomie van de school. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de onderwijsinspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: www.onderwijsinspectie.be Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dit hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van 2 verschillende schalen. Er werd geopteerd voor een 'concluderend' verslag en niet voor een 'beschrijvend' verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Deze conclusie is de (cursieve) openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder 1
Ingevoegd vanaf september 2006.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 2
wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd om de concluderende zinnen te standaardiseren. In deze zinnen wordt steeds één van 2 mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek. - een 2-puntenschaal: voldoet / voldoet niet of in voldoende mate/ niet in voldoende mate, waarmee de inspectie haar controle-opdracht duidelijk stelt; - een 4-puntenschaal waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt.: goed /veeleer goed / veeleer zwak / zwak of veel /voldoende/ (erg) weinig/ onvoldoende of duidelijk/ overwegend duidelijk/ veeleer duidelijk/ onduidelijk Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen (i.c. studiepeil en regelgeving), kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen deze schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en excellent). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoende zijn van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate 'het algemeen beleid', zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert of ondersteunend werkt m.b.t. het realiseren van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. Deze confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'kernproces'. Hier wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagdagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In deze rubriek wil zij tevens aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden een aantal rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten' zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De ‘dringende actiepunten’ betreffen enkel tekorten die onder de controle vallen van de inspectie en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Zij worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruik maken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - Gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden. - Gunstig, beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school deze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten moeten worden weggewerkt in welk structuuronderdeel. De termijn wordt tevens aangegeven. - Ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer 2 3 mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 13 van het Besluit van de Vlaamse regering i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking. 2
Een negatief advies zal voor wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 3
Ten slotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen zodat deze na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Openbaarheid
Het verslag is openbaar en kan, ongeveer drie maanden na de doorlichting, geraadpleegd worden op de website van het departement onderwijs op het adres: www.ond.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen of op www.schooldoorlichting.be. •
Opmerking
Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van de schooldoorlichting waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op 18 augustus 2008.
3
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................7
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................7
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................8
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................8
2.2
Onderwijskundig beleid .................................................................................................................9
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................14
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................16
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................19
3.1 Vakverslagen................................................................................................................................19 3.1.1 Boekhouding, economie, kantoortechnieken, toegepaste economie, verkoop en stages ............19 3.1.2 Engels en Frans ............................................................................................................................23 3.2 Studierichtingsverslagen ..............................................................................................................28 3.2.1 Onthaal en public relations en Toerisme......................................................................................28 3.3
Vakoverschrijdende eindtermen...................................................................................................32
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................33
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................37
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................37
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................39
5
Conclusies....................................................................................................................................42
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................42
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................42 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................42 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................42 6
Advies...........................................................................................................................................43
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 5
1
1.1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
Identificatie
Dit verslag handelt over het KTA Handelsschool te Aalst. De school maakt deel uit van de Scholengemeenschap Aalst binnen de Scholengroep 19 Dender4. Deze Scholengemeenschap telt ruim 2400 leerlingen. In 1948 werd de school opgericht, inspelende op de vraag van het plaatselijke handels- en bedrijfsleven. Tot 1994 werden hoger en secundair onderwijs in 1 school aangeboden. Toen in 1994 het Decreet betreffende de Vlaamse Autonome Hogescholen in voege trad, werden het een secundaire school en een autonome hogeschool met verschillende instellingsnummers. Zoals de naam van de school laat vermoeden profileert het KTA Handelsschool zich duidelijk binnen het studiegebied Handel, met in het TSO een ruim aanbod aan studierichtingen. Om een overlap te vermijden binnen de scholengemeenschap met het aanbod van het KTA 2, dat de studierichting BSO Kantoor aanbiedt, richt KTA Handelsschool BSO Verkoop in. Naast het studiegebied Handel biedt de school eveneens de beide TSO-studierichtingen van het studiegebied Toerisme aan. De meeste klassen zijn goed bevolkt. Het KTA Handelsschool was voor de instroom afhankelijk van de uitstroom uit KA 1 en KA 2 van Aalst en uit de scholen van andere netten. Om over een eigen onderbouw te kunnen beschikken, startte de school dit schooljaar een eerste leerjaar A in de eerste graad op. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap. Het ganse studieaanbod – met uitzondering van het eerste leerjaar A – wordt slechts eenmaal aangeboden binnen de scholengemeenschap. K.T.A. Handelsschool Basisoptie/beroepenveld/ STUDIEGEBIED/ STRUCTUURONDERDEEL studierichting 1ste graad 1e lj A Studiegebied Handel TSO Boekhouden-informatica Handel Handel Handel-talen Informaticabeheer Secretariaat-talen Studiegebied Handel BSO Verkoop Verkoop Verkoop en vertegenw oordiging Studiegebied Toerisme TSO Onthaal en public relations Toerisme Toerisme
Graad
lj
lln
1 3 2 3 2 3 3 2 3 3 3 2 3
1 12 12 12 12 12 12 12 12 3 12 12 12
6 17 50 30 15 29 19 16 34 19 27 25 34
totaal SGB 214
160
69
86
De dalende trend in de evolutie van het leerlingenaantal (vooral in het TSO) lijkt zich op dit ogenblik te stabiliseren. De school schrijft de daling hoofdzakelijk toe aan de denataliteit in de regio Aalst. Opvallend inzake leerlingenpopulatie is dat het KTA Handelsschool een groot verloop van leerlingen
4
De Scholengemeenschap Aalst bestaat uit KA 1, KA 2, KTA 1, KTA 2, KTA Handelsschool, MSGO 1, MSGO 3 Ledebaan-Welvaart en IBSO De Horizon.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 6
kent. Gemiddeld wisselt de ganse leerlingenpopulatie in 3 schooljaren: er is een grote instroom5 en neveninstroom6, maar ook een grote uitstroom vast te stellen. Heel veel leerlingen komen de school binnen met een B- of een C-attest en dit vaak met 1 tot 2 jaar leerachterstand. Deze trend lijkt nog toe te nemen. Het aandeel van de leerlingen die doorstromen neemt af terwijl het aantal neveninstromers en ook het aantal leerlingen dat uitstroomt, verhoudingsgewijze groeit. Vooral het aantal neveninstromers in het tweede leerjaar van de tweede graad neemt toe, wat wijst op een latere keuze of een latere heroriëntering. 1.3
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats van 9 tot 13 oktober 2000. Volgende vakken / studierichtingen waren toen het uitgangspunt: aardrijkskunde, economie, Germaanse talen, geschiedenis, kantoortechnieken, toegepaste economie, Toerisme en onthaal (II), Toerisme (III) en Verkoop. Het advies was gunstig beperkt in de tijd. Na de opvolging van 19 november 2001 werd het advies gunstig voor de hele school. 1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: •
boekhouding;
•
economie;
•
Engels;
•
Frans;
•
kantoortechnieken;
•
stages;
•
toegepaste economie;
•
verkoop.
De volgende studierichtingen werden via een aantal vakken van het specifiek gedeelte doorgelicht: •
Onthaal en public relations;
•
Toerisme.
5 6
Instroom: dit betreft leerlingen uit een andere school die naar het volgende leerjaar gaan. Neveninstroom: dit betreft leerlingen uit een andere school die het jaar overdoen.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 7
2
2.1
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
Algemeen beleid
Het KTA Handelsschool Aalst heeft een eigen visie op onderwijs en een eigen opvoedingsproject die vanzelfsprekend aansluiten bij de visie van het GO!. De school wil jongeren enerzijds voorbereiden op de arbeidsmarkt door hen te vormen tot degelijke en competente werknemers binnen hun sector. Anderzijds leidt de school jongeren op om succesvol een bachelor-opleiding in het hoger onderwijs aan te vatten. Naast deze concrete doelstellingen beschouwt het KTA Handelsschool het als haar maatschappelijke taak om bij de specifieke leerlingengroep de competenties te ontwikkelen die hen in staat stellen veelzijdige sociale mensen te worden, zich weerbaar op te stellen in de samenleving en hen helpt zich een attitude van levenslang leren eigen te maken. Deze missie vormt de basis van het schoolbeleid en krijgt concreet gestalte in het schoolwerkplan en het schoolreglement. Om dit te verwezenlijken creëert de school de optimale materiële en infrastructurele omstandigheden en ze werkt tevens aan een onderwijskundig beleid, gericht op begeleiding en motivatie van de leerlingen. Het beleid wordt consistent en consequent uitgevoerd onder leiding van de directie. Het is uitdrukkelijk de bedoeling van de schoolleiding de beleidsopties niet op een sturende of dwingende manier aan te brengen, maar vanuit een stimulerende aanpak de gezamenlijke visie via een breed draagvlak te concretiseren. Om de beleidsbeslissingen voor te bereiden en om hiervoor een voldoend groot draagvlak te creëren, wint de directie bij onderwijskundige aspecten het advies in van een intervisiegroep7. Om aan het onderwijskundig beleid vorm te geven en om de uitvoering ervan te bewaken overlegt de directie met het pedagogisch college8. Het pedagogisch college is - samen met de directie - het belangrijkste beleidsontwikkelend en -ondersteunend orgaan binnen de school. De schoolleiding beschouwt het pedagogisch college, samen met de werking van de intervisiegroepen, als de belangrijkste structuren om een participatief beleid na te streven. Het realiseren van een gelijkgerichte visie heeft de nodige tijd en energie gevergd. Communicatie, onderbouwing en verantwoording vanuit het beleid hebben ertoe geleid dat het draagvlak voor de beleidsbeslissingen verbreed is en de meerderheid van het personeel in dezelfde richting kijkt. Daar verschillende personeelsleden in verschillende werkgroepen of raden vertegenwoordigd zijn, komen in de school een aantal netwerken tot stand die zorgen voor een vlotte informatiedoorstroming en communicatie. Het digitaal platform is – naast de algemene personeelsvergaderingen - een krachtig instrument voor de interne communicatie en voor het totstandkomen van een gelijkgerichte visie. Alle mededelingen en orders worden via deze weg verspreid. Het basiscomité, de schoolraad en het oudercomité worden als participatieorganen ernstig genomen door het beleid. Uit de vaststellingen blijkt dat ze een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan het schoolbeleid. De leerlingenraad is goed georganiseerd en wordt door enkele leraren ondersteund en begeleid, maar de communicatie is niet optimaal, waardoor de effecten van de werking erg wisselend zijn (zie ook ‘Welbevinden, leerlingen’). De school hecht veel belang aan zelfevaluatie. Ze doet dat niet integraal en systematisch, maar voor een aantal aspecten van de schoolwerking en voor alle projecten wel cyclisch en nagenoeg steeds met het opvoedingsproject als referentiekader. Tal van facetten van de schoolwerking werden al onderzocht en bijgestuurd. De school gebruikt daarvoor sinds 2000 een instrument voor zelfevaluatie. Deze zelfevaluatie heeft naast verbeterpunten, geleid tot meer openheid in de verschillende geledingen en meer gezamenlijke doelgerichtheid9. Daarnaast werden op deze manier een aantal belangrijke knelpunten op leraar- en vakgroepniveau blootgelegd. 7
Een intervisiegroep is een reflectie- en adviesorgaan dat ad hoc wordt samengesteld uit een aantal personeelsleden. Deze groep wisselt naargelang het onderwerp, rekening houdende met interesse en/of competenties. 8 Het pedagogisch college bestaat uit de voorzitters van de vakkengroepen en de coördinatoren (ICT-coördinatoren, leerlingenbegeleider, GIP-coördinatoren). 9 De mate waarin het schoolbeleid alle participanten probeert te richten op vooraf bepaalde doelen.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 8
2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum In haar onderwijskundig beleid besteedt de school voldoende aandacht aan de realisatie van de basisvorming en de specifieke vorming. Ze besteedt onvoldoende aandacht aan de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. Op onderwijskundig vlak berust de beleidsvisie van het KTA Handelsschool op het bieden van een kwaliteitsvolle opleiding, die de jongeren voorbereidt op het werkveld. De school wil de jongeren kansen bieden om, onder begeleiding, te experimenteren, maar ook om te reflecteren over het onderwijsproces. Om die doelen te realiseren kiest ze voor een evenwicht tussen een traditionele schoolse aanpak, onderwijsvernieuwingen (bijv. bij het uitwerken van de GIP10) en evoluties die zich binnen de beroepssectoren voordoen (bijv. bij gelegenheid van stages). De schoolleiding is zich immers bewust van onze snel muterende maatschappij en wil dat de schoolwerking evolueert naar een professionele leer- en leefgemeenschap. Opdat die innovatie zou kunnen slagen, creëerde men gunstige randvoorwaarden, vooral inzake nascholingsmogelijkheden en inzake infrastructurele en materiële voorwaarden. Voor de invulling van het curriculum volgt de school de lessentabellen en de leerplannen van het gemeenschapsonderwijs. Het beleidsinstrument voor het bewaken van de realisatie van de eindtermen en de leerplandoelstellingen van de basisvorming, de specifieke vorming en de vakoverschrijdende vorming is het jaarvorderingsplan. Voor het complementair gedeelte laat de school zich in eerste instantie leiden door de kwalificatiefunctie van elke studierichting. Het specifieke karakter van de vakken van de studierichting worden enerzijds uitgebreid met complementaire uren (o.m. boekhouden en verkoop in Handel,III en boekhouden in Boekhouden-informatica, III,2). Anderzijds verbreedt men de opleidingen met een aantal inhouden en competenties die door het bedrijfsleven van de jongeren gevraagd worden. In deze context hecht de school veel belang aan de begeleiding en de opvolging van de stage en de reflectie over de schoolse opleiding. Binnen het kader van de vakoverschrijdende vorming organiseert de school jaarlijks een GWP11 en een hele reeks klasgebonden of klasdoorbrekende projecten of activiteiten (sport, sociale en culturele activiteiten, bedrijfsbezoeken, vakgebonden excursies, milieu, minionderneming, …). Op die manier wil het beleid eveneens werk maken van het nastreven van de decretale vakoverschrijdende eindtermen (VOET). De leraren dienen de VOET die ze nastreven tijdens de lessen en in de vakken te registreren in de planningsdocumenten. Het ondersteunend personeel doet hetzelfde voor de projectwerking. De school is hiermee evenwel nog maar recent gestart (o.a. naar aanleiding van de voorbereiding van de schooldoorlichting) en ze heeft nog geen expliciete visie m.b.t. deze materie ontwikkeld. Daarom zijn een globale coördinatie, opvolging en evaluatie niet gegarandeerd en men laat tal van kansen onbenut. Het KTA Handelsschool scoort zwak inzake effectief gebruik van de onderwijstijd. Enerzijds is het hoge aantal evaluatiedagen hiervoor verantwoordelijk, anderzijds drukt ook de lesuitval door de geïntegreerde werkperiode (GWP) en de andere extramurale activiteiten op de onderwijstijd, omdat niet iedereen hierbij voldoende de relatie legt met de leerplandoelstellingen. Dit alles wordt nog versterkt door de lesuitval als gevolg van afwezigheid van leraren, die voor de leerlingen geregeld aanleiding geeft om de school vroeger te verlaten. De directie beschouwt vakgroepwerking als een belangrijke hefboom voor de exploratie en de implementatie van het leerplan en de uitbouw van de opleidingen. De vakgroepwerking wordt aangestuurd door het schoolbeleid, maar krijgt voor de uitbouw een grote mate van autonomie. Via de verslagen neemt de schoolleiding kennis van de werking, maar er is geen systematische opvolging. 10 11
Geïntegreerde Proef Geïntegreerde werkperiode
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 9
De stages en de geïntegreerde proeven (GIP) worden kwaliteitsvol voorbereid, georganiseerd en opgevolgd. Aansluitend leveren de 2 coördinatoren (BSO - TSO) puik werk af. De wettelijk stagedocumenten staan op punt. Enkel in de TSO-studierichtingen bevat het stagecontract niet de clausules over 12 de werkpostfiches en het gezondheidstoezicht . De stageplaatsen worden ook zorgvuldig gescreend. Het is positief dat de leerlingen in TSO over de studierichtingen heen van een groep naar een team moeten evolueren bij de uitwerking van de geïntegreerde proeven. De school heeft een ICT-beleidsplan met aandacht voor de vier pijlers (het ontwikkelen van een ICTvisie, uitbouw van hardware en software en het organiseren van nascholingsactiviteiten) om ICT13 integratie succesvol te stimuleren en te implementeren in het didactisch handelen van de leraren. De ICT-integratie krijgt vorm, maar blijft toch soms nog een leraargebonden activiteit. Uit de recente acties (aankoop digitale borden, uitrusting computerlokalen, activering digitaal platform, nascholingen) blijkt dat de school terdege inspanningen doet voor de infrastructurele, de technische en de pedagogische ondersteuning om ICT een plaats te geven in het onderwijsproces. De visie op taalbeleid in het KTA Aalst is gegroeid uit de GOK-werking vanaf 2002. Taalvaardigheid werd hierbij als hoofdthema gekozen naar aanleiding van een beginsituatieanalyse via een enquête bij de leraren, de leerlingen en de ouders. Zowel taalleraren als zaakvakleraren maken deel uit van de werkgroep taalbeleid, die aangestuurd wordt door de directie en de leerlingenbegeleider. De schoolleiding ondersteunt de werking van het taalbeleid door er BPT-uren voor uit te trekken. Het nascholingsbeleid is erop gericht leraren aan te zetten tot het aanwenden van activerende en zelfstandigheidbevorderende werkvormen waar ook taal een belangrijke plaats krijgt. De school verwacht dat leraren Algemeen Nederlands spreken. Voor de leerlingen werd het hanteren van een verzorgde taal nog niet opgenomen in het schoolreglement. In het kader van de GIP is er een duidelijk evaluatiebeleid m.b.t. taalvaardigheid. Taalzwakke leerlingen kunnen hulp krijgen in de inhaalles Nederlands. De school hanteert bij haar interne en externe communicatie een verzorgde taal. Het leren van moderne vreemde talen wordt sterk ondersteund in alle onderwijsvormen. Er is aandacht voor het aanbieden van een krachtige leeromgeving voor alle talen (mediatheek, deelname aan wedstrijden, Comeniusproject). Het KTA Handelsschool besteedt aandacht aan interne kwaliteitszorg omtrent het onderwijskundig beleid. In toenemende mate komen bevragingen, reflecties en evaluaties, gevolgd door bijsturingen voor (o.m. met betrekking tot de effecten van haar taalbeleid). Een globale evaluatie en een toetsing van de beoogde effecten ontbreken echter nog grotendeels. Voorbeelden van goede praktijk •
Het ICT-beleid.
•
Het talenbeleid op schoolniveau.
•
De aandacht voor de specifieke vorming.
•
De adequate aanpak van stages en geïntegreerde proeven.
Werkpunten •
Een visie ontwikkelen m.b.t. het nastreven van de VOET en deze visie implementeren.
•
De effectieve onderwijstijd bewaken.
•
De stagecontracten in het TSO volledig in overeenstemming brengen met de regelgeving.
12 13
Punt 7 van de omzendbrief SO/2002/09 over de leerlingenstages Zie ook http://www.ond.vlaanderen.be/ict/
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 10
Leerlingenbegeleiding Het beleid met betrekking tot leerlingenbegeleiding functioneert voldoende. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. Het KTA Handelsschool wil conform haar opvoedingsproject veel aandacht besteden aan de zorg voor de leerlingen en de leerlingenbegeleiding. Er wordt een open leef- en zorgklimaat gecreëerd, met lage drempels en met een grote vrijheid en responsabilisering. Deze aanpak betekent dat de school de leerlingen niet expliciet een structuur van discipline bijbrengt. Een aantal leerlingen hebben deze structuur echter nodig (zie ook ‘Welbevinden, leerlingen’). Het schoolbeleid streeft, naast het werken aan de persoonlijkheidsvorming van de leerlingen, vooral de aanpak van het motivatieprobleem na. Door de grote in- en uitstroom van leerlingen, de alsmaar complexer wordende leerlingenproblematiek en het toenemende gebrek aan motivatie bij de leerlingen is dat ook nodig. Via nascholingstrajecten gaat men op zoek naar gevarieerde en vooral actieve werkvormen. Ook binnen het GOK-beleid hecht de school veel belang aan het welbevinden van de leerlingen als hefboom voor een verhoogde motivatie. De aandacht voor gevarieerde werkvormen staat ook hier centraal. In eerste instantie is het zorgbeleid gericht op preventie. Aan een inschrijving gaat een intakegesprek vooraf waarin o.m. eventuele zorgbehoeften (leerproblemen) worden geregistreerd. Naargelang de noden werkt de leerlingenbegeleider een individueel begeleidingsplan uit. Met betrekking tot de remediëring van leer- of ontwikkelingsstoornissen14 ontwikkelde de school een beleid voor de begeleiding van deze leerlingen en men voorziet een aantal maatregelen voor leerlingen die over een extern attest beschikken. Op het vlak van de studiebegeleiding zijn er geen leerlijnen uitgewerkt voor leren leren over de graden heen. De gestructureerde aandacht hiervoor is beperkt aanwezig, wat niet vreemd is aan de situatie dat de school tot voor dit schooljaar geen eerste graad inrichtte. In het huidige eerste leerjaar van de eerste graad krijgen de vakgroepen de opdracht om een beginnende onderbouw van leren leren op zich te nemen (studietips, studiemethoden, …). Voor de implementatie wordt gerekend op de vakleraren tijdens hun lessen. Bij een aantal personeelsleden ontstaat hierdoor een nieuwe dynamiek, maar anderen zoeken nog te weinig aansluiting bij deze initiatieven. Vanaf de tweede graad komt de gestructureerde preventieve begeleiding veel minder voor en de leerlingen krijgen minder ondersteuning met het oog op de ontwikkeling van een studiemethode naar zelfstandig en onderzoekend leren (derde graad). Toch hebben heel veel leerlingen ondersteuning voor het ontwikkelen van leerstrategieën nodig. De school verliest de aandacht voor de studiebegeleiding echter niet uit het oog. De initiatieven betreffende studiebegeleiding worden vaak overgelaten aan de individuele leraren, die ingrijpen wanneer ze het nodig achten. Deze initiatieven zijn veeleer curatief dan preventief. Bij tegenvallende resultaten treedt een getrapt systeem in werking waarbij na de vakleraar en de klassenleraar, de klassenraad samen met de leerlingenbegeleider initiatieven neemt. Bij structurele problemen neemt de leerlingenbegeleider eventueel een leerstijlentest af en hij bespreekt met de klassenraad een begeleidingstraject. Indien nodig wordt een beroep gedaan op de CLB-medewerkers. Voor (het toenemend aantal) neveninstromers die uit een andere onderwijsvorm of een andere studierichting komen, worden structureel inhaallessen georganiseerd (bijv. boekhouden, informatica). Deze initiatieven vloeien o.m. voort uit de inspanningen die de school doet om in het kader van het GOKbeleid leerachterstanden op te sporen. Daarnaast rekent het beleid op de medewerking van het lerarenkorps om ook op vrijwillige basis neveninstromers met leerachterstanden bij te werken. Het open schoolklimaat en de lage drempels hebben tot gevolg dat de leerlingen gemakkelijk een aanspreekpunt vinden bij eventuele psychosociale problemen (bijv. vertrouwensleraar, klassenleraar). Met een aantal BPT-uren (leerlingenbegeleider) wordt aan de leerlingenbegeleiding structureel vormgegeven. De leerlingenproblemen worden besproken op de klassenraden. Wanneer de (klassen)leraren geen oplossing vinden voor het probleem, werkt de leerlingenbegeleider begeleidingsmaatregelen uit in samenspraak met de leerling. De leerlingenbegeleider neemt een groot deel van de opvolging op zich. 14
Dyslectie, dysgrafie, dyscalculie, dysorthografie, NLD, autisme-spectrumstoornis, ADD, ADHD, enz.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 11
Het concentreren van de hoofdbrok van de leerlingenbegeleiding bij één persoon is geen optimale aanpak. Het draagvlak voor deze belangrijke opdracht van de school is hierdoor te smal. De samenwerking met de CLB-medewerkers verloopt doorgaans voldoende vlot en wordt vergemakkelijkt door hun regelmatige aanwezigheid op de schoolcampus. De CLB-medewerkers werken ondersteunend voor en complementair aan de schoolinterne begeleiders. Indien nodig worden ook externe hulporganisaties ingeschakeld. De klassenraden zijn het forum waarop leerproblemen besproken worden en remediëringsafspraken worden gemaakt. De besprekingen gaan doorgaans gepaard met diagnose, remediëring en opvolging en worden door de leerlingenbegeleider overzichtelijk geregistreerd in het elektronisch leerlingvolgsysteem. Dit volgsysteem is niet voor de leraren toegankelijk, waardoor de efficiëntie ervan te sterk afhankelijk is van de leerlingenbegeleider. De school zoekt naar een oplossing die gelijktijdig een aantal elementen uit het volgsysteem toegankelijk maakt voor alle leraren, maar ook de persoonlijke levenssfeer van de leerling respecteert. De studiekeuzebegeleiding vormt een aandachtspunt en is vrij goed uitgebouwd in de tweede leerjaren van de derde graad. De laatstejaars krijgen voldoende informatie over het hoger onderwijs (lessen volgen in de hogeschool, SID-in-dagen15, eventuele individuele gesprekken met CLB-medewerker) en 16 17 over de arbeidsmarkt (VDAB , UNIZO , …). De keuzebegeleiding wordt vooral verzorgd door de leraren van de studierichtingvakken en de klassenraad formuleert een advies. De loopbaanbegeleiding binnen de school (vooral op het einde van de tweede graad) is in het KTA Handelsschool relatief beperkt omdat de meeste leerlingen bij de instroom een gerichte keuze maakten. De school besteedt echter wel zorg aan het verstrekken van informatie over de verwachtingen in de derde graad. De school neemt een aantal initiatieven die bijdragen tot de integratie van de leerlingen in de samenleving en in het beroepsleven. Voorbeelden daarvan zijn: reflectie m.b.t. de stages, excursies, bedrijfsbezoeken, gastcolleges door specialisten uit de bedrijfswereld, organisatie van de GIP, contacten met VDAB, UNIZO, … De school oefent een strenge controle uit op de afwezigheden. De ouders van afwezige leerlingen worden onmiddellijk in kennis gesteld van de schoolafwezigheid van hun zoon/dochter. Bij veelvuldige afwezigheid werkt de school nauw samen met de CLB-medewerkers en zonodig met andere externe diensten. De problematische afwezigheden liggen vrij hoog vergeleken met het Vlaams gemiddelde. Het betreft echter veelal een beperkt aantal leerlingen. Om de interne kwaliteitszorg te verbeteren, nam de school verschillende enquêtes af. Ze deed meermaals een onderzoek naar het welbevinden van leerlingen en ouders (o.m. in het kader van de beginsituatieanalyse voor het GOK-beleid). Daarnaast investeerde men in nascholing van het personeel en in een structurele ondersteuning van de leerlingenbegeleiding. Het beleid heeft echter nog te weinig geëvalueerd of de effecten van de inspanningen voldoende zichtbaar zijn en tegemoetkomen aan de doelen die men vooropstelde. Voorbeelden van goede praktijk •
De algemene aandacht voor de leerlingen.
•
De aandacht voor de neveninstromers.
•
De accurate opvolging van afwezigheden.
Werkpunten • Het draagvlak voor de leerlingenbegeleiding verbreden tot een werkgroep. •
Het leerlingenvolgsysteem toegankelijk maken voor de leraren.
•
Een leerlijn voor een gestructureerde aanpak van leren leren uitwerken.
15 16 17
‘Studie-InformatieDagen’, een beurs waar het hoger onderwijs haar aanbod toelicht. Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding Unie van Zelfstandige Ondernemers
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 12
Leerlingenevaluatie Het beleid met betrekking tot leerlingenevaluatie is voldoende. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. In haar visie op evaluatie wil het KTA Handelsschool de evaluatie een plaats geven in het proces van het begeleiden van leerlingen naar positieve resultaten. Het evaluatiebeleid van de school hecht – o.m. tengevolge van de reflectie over deze materie in de intervisiegroepen - meer en meer belang aan de veranderende inzichten op de evaluatiepraktijk en stimuleert het gebruik van procesondersteunende evaluatievormen. Leerlingen tracht men binnen een aantal projecten en bij gelegenheid van stages en GIP nauwer te betrekken bij hun evaluaties d.m.v. zelfevaluatie en de hieraan gekoppelde besprekingen. Bij de GIP en bij projecten promoot de schoolleiding peerevaluatie. Om de leerlingen bij deze initiatieven te ondersteunen ontwikkelde men instrumenten. Met deze initiatieven wil de school de leerlingen een grotere zelfkennis en meer zelfverantwoordelijkheid bijbrengen. Bovendien besteedt de school meer aandacht aan de processen van het leren en aan de attitudes van de leerlingen (SAMschaal). Wat de inhoudelijke invulling van de leerlingenevaluatie betreft, is er nog een weg te gaan. Concreet heeft men te weinig aandacht voor de kwaliteitseisen bij de evaluatie, die zich vertalen in transparantie, betrouwbaarheid, validiteit en representativiteit. Vanuit het onderwijskundig beleid zijn er op dat vlak nog geen afspraken met de respectieve vakgroepen gemaakt. Men stelde vast dat de leerlingen zich alleen maar inzetten voor de proefwerken. Door het gewicht van het dagelijkse werk (DW), de proefwerken (PW), de geïntegreerde proef (GIP) en de stage te herverdelen (DW, GIP en stage kregen een groter belang) wist het schoolbeleid de continue inzet van de leerlingen te verhogen en kwam er een positievere leerhouding. Het dagelijks werk wordt gespreid over 4 periodes en tweemaal per schooljaar organiseert men in het TSO proefwerken. De school geeft aan dat in het BSO gewerkt wordt met permanente evaluatie. Permanente evaluatie krijgt door verschillende leraren een verschillende invulling en wordt te weinig gebruikt als hefboom om het onderwijsproces bij te sturen. De school ontwikkelde een algemene strategie inzake deliberatie, die rekening houdt met de evolutie van de individuele leerling en men oordeelt vooral toekomstgericht. Het beleid legt geen absolute deliberatiecriteria op, maar hanteert criteria die dienen als referentiekader om de individuele beoordeling van elke leerling maximaal gelijkgericht te laten verlopen. Men opteert voor zo weinig mogelijk uitgestelde beslissingen. De notulen van de delibererende klassenraad zijn in orde. De klassenraad formuleert voor de B- en de C-attesten een gefundeerde verantwoording met behulp van gestandaardiseerde documenten. Er werd hierin zelden verwezen naar de stappen die de school zette om te begeleiden of te remediëren. Dit euvel is vanaf dit jaar verholpen. De school besteedt wel weinig aandacht aan gefundeerde adviezen voor het overgaan naar andere studierichtingen. De rapporten zijn overzichtelijk. Naast de vakpunten hebben de vakleraren de mogelijkheid om vakcommentaar te formuleren en er is ruimte voor een algemene commentaar door de klassenraad. De commentaren zijn echter vrij algemeen en zelden diagnostisch en remediërend. Sinds vorig schooljaar krijgt iedere leerling een attituderapport dat de schoolse attitudes van de leerlingen in kaart brengt. Ouders worden regelmatig uitgenodigd op een ouderavond of een tussentijds gesprek met betrekking tot de evolutie van de studieresultaten van hun zoon of dochter. Door lage drempels in te bouwen, kunnen de ouders echter op ieder ogenblik de school contacteren (zie ook ‘Welbevinden, externe partners’). In de context van interne kwaliteitszorg m.b.t. de leerlingenevaluatie heeft de school tijdens pedagogische studiedagen en in vakvergaderingen geregeld nagedacht over het optimaliseren van de evaluatie en het stimuleren van een positieve leerhouding bij de leerlingen. Deze initiatieven resulteerden in een aantal bijsturingen. Op dit ogenblik hebben de bijsturingen nog onvoldoende geleid tot betere resultaten: bijv. het aantal C-attesten blijft nagenoeg gelijk. Zoals boven vermeld werd, denkt men nog onvoldoende na over de kwaliteitseisen van de evaluatie. KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 13
Voorbeelden van goede praktijk •
De vele aanzetten tot procesondersteunende evaluatievormen.
•
De aandacht voor attitudes.
Werkpunten •
De effecten van de bijsturingen meten en opvolgen.
•
Gerichte nascholing m.b.t. nieuwe vormen van evaluatie organiseren.
•
Zorg besteden aan de adviezen bij heroriënteringen.
•
Aandacht besteden aan diagnostische en remediërende commentaren op de rapporten.
2.3
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert overwegend goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen.
De personeelsgroep van het KTA Handelsschool vormt een gemotiveerd korps met algemeen een grote taakbekommernis. Aansluitend op het Decreet Rechtspositie en het Bijzondere Decreet betreffende het gemeenschapsonderwijs vormt het Arbeidsreglement op het niveau van de scholengroep het kader voor het personeelsbeleid. De school zelf streeft ernaar een integraal personeelsbeheer te voeren, met veel aandacht voor de aanwerving en de begeleiding van nieuwe collega’s. Bij de aanwerving slaagt de directie er doorgaans in aan een personeelsplanning te werken, gericht op continuïteit. In heel wat gevallen lukt het een nieuw personeelslid 1 tot 2 jaar deeltijds te laten ingroeien in de opdracht, samen met de afscheidnemende titularis, die eveneens deeltijds werkt. Op die manier wil men een deel van de knowhow doorgeven. Het beleid houdt bij de ambtsverdeling in de mate van het mogelijke rekening met de competenties van de personeelsleden. Tevens tracht men aandacht te hebben voor de voorkeur en de desiderata van de betrokkenen. Toch treden geregeld verschuivingen in ambtsverdeling op. Leraren krijgen een grote autonomie voor het uitoefenen van hun ambt, maar de school biedt soms te weinig structuur en ondersteuning om op een gelijkgerichte manier op te treden. Het schoolbeleid beschouwt vakgroepwerking als een belangrijke hefboom voor kwaliteitsonderwijs, voor de uitbouw van de afdelingen, de brede vorming van de leerlingen, het nastreven van de VOET. De vakgroepen krijgen dan ook de opdracht hieraan te werken. Het beleid geeft de verschillende vakgroepen veel autonomie, maar komt nog niet tot een efficiënte coördinatie en opvolging van de werking. Conform het decreet18 hanteert de school een nascholingsplan waarin ze haar prioriteiten en belangstellingspunten op basis van een behoefteonderzoek vastlegt. Het beleid creëert ruimte voor nascholing (vakgericht, algemeen pedagogisch en teamgericht), met het oog op het realiseren van kwaliteitsvol onderwijs. De personeelsleden worden op de hoogte gebracht van het aanbod aan vakgebonden nascholing en men gaat ervan uit dat de vakgroep prioriteiten vastlegt en instaat voor de multiplicatie van de opgedane kennis en vaardigheden. Dit laatste gebeurt nog te zeer vrijblijvend. Geregeld worden deskundigen naar de school uitgenodigd voor interne nascholing. Deze nascholingstrajecten krijgen van het schoolbeleid voorrang en worden dan ook door nagenoeg alle personeelsleden gevolgd. De cijfers van de gevolgde nascholing liggen voor de vakgerichte onderwerpen onder het Vlaamse gemiddelde. Voor de algemeen pedagogische nascholing scoort de school - dankzij de nascholingstrajecten - zeer hoog.
18
Decreet betreffende de lerarenopleiding en de nascholing van 16/04/1996.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 14
Met het oog op de opvang en de begeleiding van nieuwe leraren heeft de school een plan voor aan19 vangsbegeleiding, zoals de regelgeving het vraagt. De coördinatie en de uitwerking zijn in handen van de mentor (met BPT- en IPB-uren). Deze maakt op een gestructureerde manier werk van de begeleiding van beginnende leraren: naast een vademecum voor de leraar met praktische afspraken, wordt hij/zij begeleid en opgevolgd op een formele en op een informele manier. Voor de vakgebonden materie beschikken de nieuwe leraren over een vakmentor. De schoolleiding voert informeel functioneringsgesprekken met haar personeel. Recent geraakte de scholengroep rond met het uitschrijven van de functiebeschrijvingen en de procedures voor functioneringsgesprekken en de evaluatie van het personeel. Het beleid wil zo snel mogelijk starten met de formele functioneringsgesprekken omdat men deze ziet als een bijkomende kans tot participatie en tot bijsturing van het beleid. In haar personeelsbeleid maakt het KTA Handelsschool ruimte voor ICT-ondersteuning. Het ICTbeleid wordt deels technisch ondersteund vanuit de scholengroep. Omdat de scholengroep alle punten door de overheid toegekend voor ICT-ondersteuning zelf gebruikt, betrekt de school de eigen ICTcoördinatie uit het lestijdenpakket. Er zijn in de school 2 ICT-coördinatoren (deeltijds) aangesteld met BPT-uren. Hun opdrachten zijn duidelijk afgebakend met een functiebeschrijving, die zowel aandacht heeft voor technische als pedagogische ondersteuning. Het secretariaat is goed georganiseerd en de taken zijn grotendeels verdeeld volgens de aanwezige ervaring en deskundigheid, met een vrij grote responsabilisering. De takenverdeling is duidelijk. Deze personeelsleden zijn een degelijke ondersteuning voor het beleid op het vlak van personeels- en leerlingenadministratie. Sommigen van hen zijn betrokken bij verscheidene aspecten van de leerlingenbegeleiding. Voorbeelden van goede praktijk •
De gemotiveerde en taakbekommerde personeelsgroep.
•
De nascholingstrajecten.
•
De implementatie van het ICT-beleid.
Werkpunten •
Een evenwicht zoeken tussen de autonomie die de leraren krijgen en ondersteunende structuren.
•
De vakgroepwerking systematischer opvolgen.
19
Decreet betreffende de lerarenopleiding en de nascholing van 16/04/1996.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 15
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid Het financieel beleid is duidelijk. De directie noemt de financiële situatie van de school gezond. Het financieel beleid wordt hoofdzakelijk gevoerd vanuit de financiële cel van de scholengroep. De directies hebben geen inzage in de jaarrekeningen van de scholengroep, de financiële verslagen en de boekhoudkundige rapporten. Bij de verdeling van de beschikbare middelen geldt het principe van de solidariteit binnen de scholengroep, waar op dit ogenblik de noden in de basisscholen het grootst zijn. De scholengroep bepaalt op die manier de financiële beleidsruimte van de school. De school stelt binnen deze ruimte een begroting op met een aantal prioriteiten. Voor de grote infrastructuurwerken staat de scholengroep in. De ICT-middelen20 werden tot op heden volgens de regelgeving besteed. Naast deze extra middelen investeerde het KTA Handelsschool nog een belangrijk deel van haar eigen toegekende financiële middelen aan de ICT-uitrusting van de school. Ouders en leerlingen worden via het schoolreglement geïnformeerd over de bijdrageregeling. Ze bevat een opsomming van de verplichte en facultatieve onkosten, met de vermelding van de richtbedragen. Werkpunt •
Transparantie creëren vanuit de scholengroep naar de schoolbesturen.
Materieel beleid Het materieel beleid is goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. De schoolgebouwen werden oorspronkelijk opgetrokken voor zowel het secundair als het hoger onderwijs. Sinds 2005 – toen de nieuwbouw van de hogeschool in gebruik genomen werd – beschikt de Handelsschool over voldoende ruimte. Momenteel zijn nog steeds een aantal paviljoenen in gebruik als klaslokalen, maar ook deze bevinden zich in een goede staat. Het klein onderhoud wordt uitstekend uitgevoerd. Dit is voor een groot deel te danken aan de toewijding van het technisch personeel en het onderhoudspersoneel. Voor de uitrusting doet het beleid een beroep op de vakgroepen, die met prioriteitenlijsten hun behoeften kenbaar maken. Deze uitrusting voldoet aan de minimale vereisten om de leerplannen te realiseren. De school beschikt over tal van goed uitgeruste vaklokalen. (zie ook ‘Welbevinden, personeel’) Ook voor ICT werden tot nu toe geen middelen bespaard. De infrastructuur is degelijk uitgebouwd en wordt jaarlijks geactualiseerd. Het huidige computerpark is goed geconfigureerd. Alle computers zitten in een server-gestuurd netwerk. De school beschikt over 5 computerlokalen, een open leercentrum (OLC), pc’s in een aantal vaklokalen en een aantal digitale borden. De norm van één pc per tien leerlingen wordt in deze handelsschool vlot overschreden. In het recente verleden werden de klaslokalen van het gebouw 100 opgefrist en vooral de gangen werden op een smaakvolle manier opgefleurd met kunstwerken van de leerlingen.
20
Omzendbrieven NO/2007/01 en NO/2007/06 m.b.t. het ICT-infrastructuurprogramma
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 16
Voorbeelden van goede praktijk •
De aankleding van de gangen van de school.
•
De materiële uitrusting om de leerplandoelstellingen te realiseren.
Veiligheid en welzijn ‘Veiligheid en welzijn’ voldoet voor alle onderdelen. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. Organisatie van het welzijnsbeleid De school beschikt over een beleidsverklaring, die opgesteld is door de scholengroep voor al haar scholen. Het welzijnsbeleid is uitgewerkt volgens de principes van een dynamisch risicobeheersingsysteem. De beleidsverklaring en het welzijnsbeleid worden gecommuniceerd naar alle actoren (personeel, leerlingen en ouders). Via het elektronische platform worden de richtlijnen van de dienst P.B.W. en informatie over veiligheid en welzijn aan de leden van de hiërarchische lijn doorgegeven. Binnen de vakgroepen worden veiligheids- en andere welzijnsitems besproken en voor problemen een oplossing gezocht. Calamiteiten worden gemeld via mail of ter beschikking gestelde formulieren en de meldingen worden systematisch gevolgd door een gepaste actie. De opvoeder-huismeester maakt wekelijks een rondgang door de gebouwen. Het basiscomité neemt ten volle de taken van het Comité P.B.W. op zich, zoals de regelgeving het voorschrijft. De scholengroep is lid van de gemeenschappelijke interne dienst P.B.W. van het Gemeenschapsonderwijs. Binnen dit kader is het dan ook de preventieadviseur van deze dienst, die de verantwoordelijkheden hem toegekend door de wetgever, draagt voor deze school. De functie van lokale contactpersoon wordt nu waargenomen door een elektricien van het M.V.D-personeel en een lid van het ondersteunend personeel, die vooral het administratieve luik ter harte neemt. De preventieadviseur van de gemeenschappelijke dienst moet de basisscholen en secundaire scholen van twee scholengroepen ondersteunen. De richtlijn PreBes voorziet voor de interne dienst P.B.W. van deze school 40 % van een voltijdse opdracht. De school voldoet hieraan. De preventieadviseur van de gemeenschappelijke interne dienst heeft met succes de aanvullende vorming niveau II gevolgd en bij de contactpersonen is voldoende kennis over veiligheid aanwezig. De externe dienst P.B.W. werkt complementair aan de interne dienst. De arbeidsgeneesheer maakt jaarlijks een rondgang en rapporteert hierover. Opmerkingen in het rapport worden ter harte genomen. Het personeel en de leerlingen kennen de veiligheidsinstructies en volgen die grotendeels op. Arbeids- en leermiddelen Voor het aankoop- en indienststellingsbeleid volgt de school de procedure van de gemeenschappelijke interne dienst P.B.W. van het gemeenschapsonderwijs. Op de bestelformulieren zijn de wettelijke voorschriften vermeld waaraan de producten en toestellen moeten voldoen. Recent nam de school maatregelen om op de bestelformulieren en de indienststellingsverslagen de handtekening van de preventieadviseur op te nemen. De school beschikt over een inventaris van de toestellen, waarvoor er een indienststellingsverslag moet zijn. Waar nodig hangen veiligheidsinstructiekaarten en/of lokaalreglementen.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 17
Leer- en werkomgeving Bij de rondgang doorheen de gebouwen en langs de speelplaatsen zijn geen plaatsen opgemerkt met een verhoogd risico op valgevaar. De school beschikt over een gunstig brandpreventieverslag van 25/02/2008. Aan de meeste opmerkingen in het verslag is er gevolg gegeven. De school beschikt over een evacuatiescenario. Minstens eenmaal per schooljaar wordt er een evacuatieoefening gehouden. Uit het evaluatieverslag blijkt dat de evacuatietijd van de gebouwen vier minuten bedraagt. Drie minuten is de streeftijd. Het gebouw met de turnzaal heeft een stabiliteitsprobleem aan de muren, die tussen de dragende constructie zijn gebouwd. De dragende constructie zelf is wel stabiel. Niettemin zullen de muren moeten hersteld worden wanneer het aantal barsten en de grootte van de barsten toenemen. Deze werkzaamheden zijn gepland tijdens de winterperiode 2008-2009. Aan alle opmerkingen in de keuringsverslagen van de elektrische installaties is er gevolg gegeven. De producten met gevaarlijke eigenschappen bevinden zich in het lokaal natuurwetenschappen. De school liet alle producten die niet meer vereist zijn voor de leerplanrealisatie, door een gespecialiseerde firma ophalen. De gepaste etikettering met R- en S-zinnen werd op de producten aangebracht. Hygiëne en gezondheid De inrichting, de uitrusting, het onderhoud van de sanitaire installaties zijn voorbeeldig. De leerlingen respecteren de inspanningen van het schoolbeleid op dit terrein. De school levert geen maaltijden of andere voedingsmiddelen aan leerlingen en leraren. Zij kunnen eventueel wel gebruik maken van de cateringmogelijkheden in de naastgelegen hogeschool. Er zijn in de school voldoende gekwalificeerde hulpverleners. Het verlenen van medicatie wordt streng opgevolgd en indien nodig wordt het CLB ingeschakeld. Ongevallen en medicatie worden geregistreerd. De school beschikt over een E.H.B.O.-lokaal. Voorbeelden van goede praktijk • •
De organisatie van het welzijns- en veiligheidsbeleid in de school. De toestand en het onderhoud van de sanitaire installaties.
Werkpunten • •
Door de interne dienst P.B.W. een inventaris laten opmaken van de toestellen, waarvoor er een indienststellingsverslag moet zijn en indien nodig de gepaste maatregelen (risicoanalyse, indienststellingsverslag) treffen. De stabiliteitsproblemen aan het gebouw met de turnzaal opvolgen en de nodige maatregelen treffen.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 18
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1 Boekhouding, economie, kantoortechnieken, toegepaste economie, verkoop en stages 21 De leerplandoelstellingen voor het vak toegepaste economie worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede graad Handel en Handel-talen. De leerplandoelstellingen voor de vakken boekhouding, economie, stage en toegepaste economie worden in voldoende mate gerealiseerd in de derde graad Boekhouden-informatica en Handel. De leerplandoelstellingen voor het vak verkoop worden in voldoende mate gerealiseerd in de derde graad Handel. De leerplandoelstellingen voor de vakken economie, kantoortechnieken, stage en toegepaste economie worden in voldoende mate gerealiseerd in de derde graad Secretariaat-talen. Leerplanrealisatie Globaal bekeken is de leerplanrealisatie voor de reeks van (deel)vakken22 voldoende. De lesuitval door de blokstages - op het einde van het schooljaar georganiseerd - beïnvloedt ontegensprekelijk de leerplanrealisering. De omzendbrief SO/2002/09 stipuleert nochtans dat de organisatie van de stage geen afbreuk doet aan de absolute voorwaarde dat het goedgekeurd leerplan volledig dient afgewerkt te worden (punt 5.3). Reken daarbij de geïntegreerde werkperiodes en we komen tot 3 weken geen les. Het is dan ook niet te verwonderen dat (eind)leerstofgedeelten niet, onvolledig of op een drafje worden behandeld. In essentie gaat het niet enkel over de leerplanitems monetair beleid, groei en conjunctuur (economie) en de coöperatieve vennootschap (boekhouding), maar tevens over specifieke items van het burgerlijk en handelsrecht en van sociale wetgeving (zie verder). In en tussen de verschillende (deel)vakken doen zich kwaliteitsverschillen in de leerplanrealisatie voor. In het bijzonder valt de leerplanrealisatie voor kantoortechnieken (Secretariaat-talen) en verkoop (Handel,III) zwak uit. Er is een significant gemis aan leerplangerichtheid en een geringe mate van leerplanbewustzijn t.a.v. de uitgeschreven leerplanvisie en de algemene leerplandoelstellingen. Het gevolg is dat de onderzoeksopdrachten, de projectwerking en de didactische uitstappen gewoonweg niet worden geconcretiseerd.23 Bovenop is er dit schooljaar een grote lesuitval met veel studie voor de leerlingen. Het resultaat is dat voorbijgegaan wordt aan de praktische aanpak en aan de noodzaak om de leerlingen de nodige basiscompetenties mee te geven. Wil men de vakken kantoortechnieken en verkoop binnen het ruime vakkendomein als volwaardig aanzien, dan zal men het volgend schooljaar het over een andere boeg moeten gooien. De spanning in het leerplan burgerlijk en handelsrecht tussen het volume aan doelstellingen versus de beschikbare lestijd (studielast) noopt tot een evenwichtige timing en planning van de opeenvolgende hoofdstukken, evenzeer tot verantwoorde accentueringen in de leerstof. In de rechtsvakken kwamen het zakenrecht en zekerheden niet aan bod, terwijl de wet op het bestaansminimum en de administratieve verplichtingen van de werkgever summier werden behandeld. Het verbintenissenrecht wordt gelijktijdig met de contractstudie gezien. Met het handelsrecht start men noodgedwongen later in het 21 22
In de tweede graad Handel en Handel-talen werden de vakken kantoortechnieken en verkoop niet geïnspecteerd.
Boekhouding: algemene boekhouding, analytisch exploitatieboekhouden en vennootschapsboekhouden. Toegepaste economie: burgerlijk en handelsrecht, sociale wetgeving, fiscale wetgeving en bedrijfseconomie. 23 Voor kantoortechnieken in Secretariaat-talen de punten 7 en 8 van het leerplan 2007/074 en de punten 9 en 10 van het leerplan 2004/181. Voor verkoop in Handel de punten 7, 8 en 9 van het leerplan 2002/273 en de punten 4 en 5 van het leerplan 2007/068.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 19
schooljaar; zodat in het hoofdstuk ‘Verzekeringen’24 accenten worden gelegd. Men slaagt er wel in om methodologisch een verantwoord evenwicht te bereiken tussen enerzijds het algemeen praktisch juridisch inzicht en anderzijds de grondslagen, de principes en de procedures van het recht. Soms wordt dit evenwicht door té lange uitdieping (huwelijksvermogensrecht) en het behandelen van facultatieve leerstof (het erfrecht) ietwat scheefgetrokken.. De pedagogische bekommernis om de leerstof beklijvend en levensecht te onderwijzen - waarin men trouwens slaagt - haalt hier de bovenhand. Daarbij is het positief dat de arbeidsovereenkomsten en de fiscale wetgeving diepgaand worden behandeld. Een sterk punt van het juridisch onderwijs is de toepassing van het actualiserings- en aanschouwelijkheidsprincipe. De voorbeelden zijn legio: de uitgewerkte cases, de concrete documenten, de softwarematige verwerking van de personenbelastingen en het assisenproces. Gegeven de tijdsdruk is een mogelijke denkpiste vanuit de schoolleiding om het assisenproces - een vijftal lesuren - in samenspraak met het vak Nederlands te organiseren. In de lessen boekhouding staat de primauteit van het inzichtelijk registreren centraal, met een focus op het boekhoudkundig mechanisme en zijn werking. De krachtlijnen van het boekhoudonderwijs worden toegepast: de verrichtingen analyseren en duiden via het rekeningstelsel met het oog op de jaarrekening (balans en de resultatenrekening). Het is niet evident om bij alle leerlingen de algemene doelstellingen uit de respectieve leerplannen, zoals zin voor orde, nauwkeurigheid en volledigheid, te realiseren. In de tweede graad Handel en Handel-talen maken de leerlingen nog geen gebruik van een didactisch boekhoudpakket (trouwens niet verplicht, maar interessant met het oog op de toekomst). In de derde graad Boekhouden-informatica en Handel wordt het professioneel boekhoudpakket op een voldoende wijze toegepast. In beide studierichtingen verkennen de leerlingen op een grondige manier de handels- en vennootschapsboekhouding, met een inpassing in de onderliggende bedrijfseconomische context en met een verlengstuk naar de analytische exploitatieboekhouding (incluis de kostprijscalculatie). Het economieonderwijs in de tweede en derde graad beantwoordt aan de verwachtingen gesteld in de leerplannen. Gezien de prille ervaring met zowel handelseconomie (II) als met economie (III) is er nog een groeimarge. Zodoende kan sterker ingehaakt worden op de toepassing van het actualiteitsprincipe en op de algemeen vormende waarde van beide vakken. Vooral in de derde graad is het van wezenlijk belang dat de samenhang tussen enerzijds de socio-economische actualiteit en de statistische data en anderzijds de economische theorie tot uiting komt. Hierdoor kan de functionele informatieverwerving en - verwerking in de steigers gezet worden (zie de pedagogisch-didactische wenken i.v.m. ICT en begeleid zelfgestuurd leren). De vakvergaderingen en de vele informele overlegmomenten zorgen ervoor dat de samenhang in het ruime en snel muterende vakkendomein meer dan behoorlijk is. De gezamenlijke en grondige screening van de nieuwe omzendbrief bedrijfsbeheer - ook in BSO - is daar een mooi voorbeeld van. Via de geïntegreerde proeven en de projectwerking geraken de leerlingen van de derde graad vertrouwd met de integratieconceptie. Aan de andere kant is de vakoverschrijdende samenwerking met aardrijkskun25 de, geschiedenis en wiskunde nog niet structureel ingebed. Hierdoor worden toch wel kansen gemist om specifieke en verwante items uit de diverse leerplannen vakdoorbrekend te behandelen. Het is een pluspunt dat de vakgroep merkbare inspanningen levert om het handelsonderwijs aantrekkelijk te profileren. Het stagegebeuren, de gastsprekers, de didactische bezoeken, het rollenspel over de assisenzaak, het projectwerk rond ondernemerschap, de teambuildingdag voor de geïntegreerde proef illustreren dit. Daardoor slaagt men erin om de interactieve en probleemoplossende aanpak te concretiseren en de zelfactiviteit bij de leerlingen te bevorderen. Voorlopig is er een bescheiden aanvang gemaakt met internetopdrachten als een opstap naar het begeleid zelfstandig leren. Vakafhankelijk treden er verschillen op. De leerplangerichtheid weerspiegelt zich verder in de cursussen Ze worden regelmatig herwerkt en voldoen aan de kwaliteitsnormen van inhoudsrelevantie en overzichtelijke structuur. De cursus boekhouden (III) is van een hoog niveau. Algemeen bekeken is de hamvraag of invulcursussen voor de derde graad nog wenselijk zijn. Doorheen de vier leerjaren benadrukt men het belang en de betekenis 24 25
Het hoofdstuk over de verzekeringen werd doorgeschoven naar het handelsrecht. Wat het aflossingsplan betreft, zijn er afspraken tussen de vakken boekhouding en wiskunde.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 20
van de vaktermen. De uitdaging ligt erin om de leerlingen systematisch te oefenen in het leren aanwenden van een duurzame begrippenkennis. In tegenstelling tot de cursussen valt de leerplanvoortgang in de leerlingenagenda’s soms moeilijk te achterhalen. De lesthema’s, de taken en opdrachten zijn soms niet-inhoudsrelevant of zeer vaag omschreven. Zo vermeldt het lesuur voor de vergaderingen i.v.m. de geïntegreerde proeven (TSO) zeer sporadisch het onderwerp De stages in de handelsrichtingen - eveneens in BSO - worden zorgvuldig voorbereid, uitgevoerd en opgevolgd. De wettelijke documenten staan op punt. In Boekhouden-informatica, Handel en Secretariaat-talen bevat het stagecontract niet de clausules over de werkpostfiches en het gezondheidstoezicht (punt 7 van de omzendbrief SO/2002/09 over de leerlingenstages). In beide onderwijsvormen wordt er flink wat tijd geïnvesteerd in de uitwerking van het concept van de geïntegreerde proeven en in de gehele organisatie ervan. Leerlingenbegeleiding Er is een reële pedagogische bekommernis, geconcretiseerd in herhalingslessen, in een individuele benadering van de leerlingen en in het communiceren van duidelijke verwachtingen en afspraken voor de proefwerken. De leraren ontplooien heel wat initiatieven om de belangstelling en de motivatie van de leerlingen aan te wakkeren. Kortom, het handelsonderwijs is eigentijds en op maat van de leerlingen. Voor het vlotte verloop van de stages en de geïntegreerde proeven is er een uitgetekend traject waarbij het procesverloop door de coördinatoren nauwlettend wordt bewaakt. Hierbij heeft men oog voor de zelfredzaamheid van de stagiairs en voor het bevorderen van de teamspirit bij de geïntegreerde proeven. Leerlingenevaluatie Over het algemeen zijn de proefwerkvragen gespreid over de geziene leerstof. Een pluspunt is dat bepaalde proefwerken samen worden opgesteld en op hetzelfde ogenblik worden georganiseerd. De vakgroep zit nog niet in de fase dat de vraagstelling door alle collega’s met een kritisch oog wordt bekeken. In de proefwerken zijn er markante kwaliteitsverschillen qua formulering, type van vragen, layout en transparantie (puntenverdeling soms niet vermeld). Daarnaast treden in sommige proefwerken storende zetduiveltjes en typfouten op. Soms wordt nog te weinig vanuit de leerplandoelstellingen geredeneerd om een evenwicht tussen de parate en functionele kennis te bereiken. De vraagstelling in kantoortechnieken en verkoop is louter reproductief en gaat voorbij aan de leerplanvisie en de algemene doelstellingen. In tegenstelling tot de klaspraktijk, komt de actualiteit verrassend genoeg niet aan bod in het burgerlijk en handelsrecht. Dit schooljaar steunt men nogal eenzijdig op meerkeuzevragen, terwijl de eigentijdse lesaanpak zoveel creatieve invalshoeken oplevert. Voor fiscale en sociale wetgeving worden de leerlingen uitgedaagd via praktijkgerichte en probleemstellende cases. Doorheen de jaren bemerken we hier een progressie in de kwaliteit van de vraagstelling. De boekhoudkundige opgaven - in het bijzonder in de derde graad - zijn van een goed niveau. Aansluitend op het manueel boekhouden wordt een deel computerboekhouden ingelast. Er mag verwacht worden dat volgend schooljaar in Handel,II,2 een integrale eindejaarsverrichting aan bod komt. Begrippenkennis wordt in de vakken handelseconomie en economie bevraagd, maar de actualiteit wordt in feite niet ingepast. Voor Boekhouden-informatica komt de grafische analyse en de algebraïsche uitwerking met een voldoende moeilijkheidsgraad nog te weinig uit de verf. De constructie van eigen meerkeuzevragen moet hier kritisch onder de loep worden genomen. Voor het dagelijks werk is de frequentie van het toetsen en de daaraan gekoppelde feedback sterk vakafhankelijk. Daardoor zijn er verschillen in het formatief karakter van de evaluatie. De informatiewaarde van de puntennoteringen in de leerlingenagenda’s daalt met de graden en naar het einde van het schooljaar. De tussentijdse evaluaties van de stages en geïntegreerde proeven verstrekken een relevant beeld van de prestaties van de stagiairs. Hierbij zijn de zelfbevraging van de stagiairs en de evaluatie van attitudes en vaardigheden bij de geïntegreerde proeven pluspunten.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 21
Voorbeelden van goede praktijk •
De taakgerichtheid en het engagement van de leraren voor een snel muterend vakkendomein.
•
De inspanningen om het handelsonderwijs eigentijds in te vullen.
•
De organisatie van de stages en geïntegreerde proeven (BSO en TSO).
•
Het niveau van de cursus boekhouden.
•
De levensechte aanpak in het burgerlijk en handelsrecht.
Werkpunten •
De leerplanrealisering voor kantoortechnieken en verkoop dringend versterken.
•
De leerlingenagenda’s volledig, inhoudsrelevant en ordelijk laten invullen.
•
Een evenwichtige planning in het burgerlijk en handelsrecht hanteren.
•
Het actualiteitsprincipe in economie systematisch toepassen.
•
De stagecontracten op punt stellen.
•
Vanuit de vakgroepwerking de kwaliteitsverschillen in de leerlingenevaluatie wegwerken.
•
De vakoverschrijdende samenhang met andere vakken via een grondige leerplanstudie opstarten.
•
De lesuitval door de blokstages opvangen conform de regelgeving.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 22
3.1.2 Engels en Frans De eindtermen en leerplandoelstellingen voor Frans worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede en derde graad TSO en in de derde graad BSO. De eindtermen en leerplandoelstellingen voor Engels worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede en derde graad TSO en in de derde graad BSO. Leerplanrealisatie De leerplanrealisatie is in het TSO doorgaans voldoende. Er is voldoende aandacht voor communicatieve vaardigheden. De vakgroep moderne vreemde talen heeft gekozen om de spreekvaardigheid te benadrukken. Tijdens de doorlichting werd vastgesteld dat de meeste leraren aandacht besteden aan spreekoefeningen. Het was echter moeilijk om een duidelijk zicht te krijgen op de taakspecifieke opdrachten bij spreekvaardigheid, omdat de leraren de informatie hierover niet altijd voldoende hebben aangereikt. In het algemeen is er een groeimarge wat betreft de leerplangerichtheid van de opleidingen: het uitvoeren van alle taakspecifieke opdrachten die de leerplannen voorschrijven, de variatie in tekstsoorten en het werken aan tekstkenmerken zijn nog niet optimaal. Het aftoetsen van de onderwezen leerinhouden aan de leerplannen kan hierbij een ondersteuning bieden. Voor Frans en Engels wordt in de tweede graad TSO de kennis (grammatica en woordenschat) doorgaans in alle studierichtingen aangebracht en ingeoefend in representatieve en betekenisvolle contexten. In de studierichting Handel-talen is het transfergehalte naar productieve vaardigheden hoog. Er is doorgaans aandacht voor het schrijfproces, doordat leerlingen op basis van aanwijzingen van hun leraar een tweede versie moeten schrijven. De luistervaardigheidstraining voldoet en de leesvaardigheidstraining is intensief. Leerlingen krijgen cursorische lectuur. De verwerkingsopdrachten hierbij zijn leraarafhankelijk uitdagend en creatief, maar beperken zich soms ook tot het maken van een samenvatting. De opleiding zou aan kwaliteit winnen indien de taaltaken voor lezen, luisteren, spreken en schrijven meer zouden afgestemd zijn op tekstsoorten die aansluiten bij de studierichting. Volgende 26 leerplandoelstellingen komen niet voldoende aan bod voor Frans: 1, 3, 19 en 27 . Voor Engels krijgen volgende leerplandoelstellingen niet voldoende aandacht: 1, 3 en 9 (prescriptieve teksten)27. In de andere studierichtingen (Toerisme, Handel) is het studiepeil voor de vaardigheden doorgaans voldoende. Soms neemt men te weinig de kans waar om de schrijftaken aan te wenden ter ondersteuning van het leerproces (gerichte feedback en laten schrijven van een tweede versie). In de derde graad TSO is het onderwijs steeds meer gericht op communicatieve vaardigheden. De kennis wordt meestal, maar nog niet altijd, geïntegreerd benaderd. Toch gaat er in sommige studierichtingen nog erg veel tijd naar het opbouwen van kennis ten koste van de vaardigheden. In Secretariaattalen en ook, in mindere mate, in Toerisme komt men zo onvoldoende toe tot reële schrijfvaardigheidstraining voor Frans. Het schrijven wordt hier te veel beperkt tot invuldidactiek of erg geleide oefeningen. In sommige studierichtingen is, voor beide talen, het aanleren van schrijfstrategieën, het werken met gerichte criteria en het verbeteren van taken door de leerlingen voor verbetering vatbaar (bijv. voor Frans: Informaticabeheer; voor Engels: Boekhouden-informatica, Onthaal en Public relations en Secretariaat -talen). Tekstsoorten zijn soms nog niet voldoende gevarieerd voor alle vaardigheden. Leraren leveren veel inspanningen om de taallessen te laten aansluiten bij de specificiteit van de studierichting. Ze maken hiervoor eigen cursussen of zoeken bijkomend materiaal. Ook de opdrachten voor Frans en Engels m.b.t. de stages, de uitstappen en de geïntegreerde proef ondersteunen het realiseren van het specifiek gedeelte. Voor Frans wordt het specifiek gedeelte voldoende gerealiseerd. Voor Engels is de leerplangerichtheid m.b.t. het specifiek gedeelte nog niet helemaal optimaal. Dit 26 27
Zie het leerplan Frans 2007/017. Zie het leerplan Engels 2002/078.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 23
komt omdat dit schooljaar een nieuwe cursus werd samengesteld die nu toe is aan een eerste bijsturing. Voor leesvaardigheid behandelt men nog te weinig bedrijfsdocumenten (bijv. bestelbon, factuur, vrachtbrief, verslag,...). Behalve in de studierichting Secretariaat-talen, komt voor spreek- en luistervaardigheid het telefoneren in bedrijfsgerichte situaties niet aan bod. Voor Onthaal- en public relations kunnen meer functionele spreekopdrachten worden uitgevoerd en voor Handel en Boekhoudeninformatica is de zakelijke communicatie vrij beperkt28. In de studierichting Verkoop van de derde graad BSO heeft men voor Engels sinds vorig jaar een leerboek geïntroduceerd dat qua leerinhouden perfect aansluit bij deze handelsrichting. De leerplanrealisatie is voldoende en het studiepeil doorgaans vrij hoog. Ook voor Frans is de aanpak vrij functioneel. De progressie van het eerste leerjaar naar het tweede leerjaar van de derde graad moet hier echter bewaakt worden. In het tweede leerjaar zijn de opdrachten gemakkelijker dan in het eerste leerjaar. De leerlingen worden hier onvoldoende uitgedaagd. In de studierichting Verkoop en vertegenwoordiging van het derde jaar van de derde graad zijn voor Engels de leerinhouden beperkt afgestemd op de specificiteit van de studierichting. Er komen vrij weinig verkoopssituaties aan bod. Vaardigheden worden wel goed geoefend. Voor Frans neemt de school twee lesuren op onder PAV. De lespraktijk is hier goed ingevuld en sluit aan bij de eisen van het leerplan m.b.t. 'Functionele geletterdheid'. Er stelt zich echter een probleem met de leerplanrealisatie in het specifiek gedeelte, omdat hier enkel grammatica en zakelijke correspondentie wordt onderwezen. De artificiële opdeling tussen lezen, spreken en luisteren enerzijds (in PAV) en schrijven en grammatica anderzijds (in het lesuur Frans) gaat volledig in tegen de geest van het leerplan, waarbij een geïntegreerde en taakgerichte benadering wordt aanbevolen29. Hier dringt zich een aanpassing op. In alle onderwijsvormen en studierichtingen heeft de opleiding een grote actualiteitswaarde door het werken met krantenartikels, nieuwsberichten, films en ander authentiek materiaal. De uitstappen naar Franstalige regio’s en de Comeniusprojecten (voertaal Engels) en de hieraan verbonden verwerkingsopdrachten verhogen de motivatie van de leerlingen. Ze bevorderen hun zelfredzaamheid en communicatievaardigheid en dragen bij tot het realiseren van de interculturele component van het leerplan. De intra- en extramurale activiteiten worden ook nog niet altijd ten volle benut om bewust en voldoende gericht vakoverschrijdende doelstellingen na te streven. In de meeste bijgewoonde lessen communiceerden leraren in de doeltaal. In het BSO en in sommige lessen van het TSO wordt nog al te vaak erg veel Nederlands gebruikt. Dit is een gemiste kans voor leerlingen om luistervaardigheidstraining te krijgen. Doorgaans is de interactie behoorlijk. De leerlingen worden uitgenodigd om te participeren. Leraarafhankelijk worden ook werkvormen aangewend om communicatie in de doeltaal tussen leerlingen onderling tot stand te brengen. Dit verhoogt het leerrendement en de spreekdurf van leerlingen. Wat de vakoverschrijdende eindtermen betreft, behandelt de vakgroep aspecten van burgerzin, muzisch-creatieve vorming, gezondheids- en milieueducatie via excursies, films, werken met liedjes en via de inhouden van teksten en gesprekken. Aan sociale vaardigheden wordt veel aandacht besteed door groepswerk te organiseren, bij projectwerk of uitstappen. Er wordt ook regelmatig met de leerlingen gericht over gereflecteerd. Voor leren leren heeft de vakgroep een aantal initiatieven genomen (zie Leerlingenbegeleiding). Er zijn enkele taallokalen voor Engels en Frans. Leraren kunnen beschikken over het nodige audiovisueel en ander didactisch materiaal. De bibliotheek van de school bezit een collectie leesboekjes voor cursorische lectuur. De meeste leraren hebben de mogelijkheden van ICT al goed geïntegreerd in hun lespraktijk. Doorgaans gebruiken leraren beeldmateriaal. In de lokalen besteedt men enige aandacht aan stimulerende decoratie met verwijzing naar de Engelse of Franse leefwereld en cultuur. De vakoverschrijdende vakgroepwerking moderne vreemde talen bevordert de coherentie van de visieontwikkeling voor het taalonderwijs in de school. Leraren overleggen en reflecteren zowel over 28 29
Zie het leerplan Engels, 2002/268. Zie het leerplan Frans, 2006/061, pp. 7-8 'Didactisch leerproces'; p. 35 'Grammatica'.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 24
praktische als over vakinhoudelijke aspecten. De laatste twee jaren is er, mede ten gevolge van het personeelsverloop, een grote herziening geweest van de gebruikte leerboeken en/of cursussen en de didactische aanpak. De ontwikkelingen hebben doorgaans een positieve invloed op de onderwijskwaliteit. Toch is hier nog een groeimarge: voor Frans is de keuze van de leerboeken in de tweede graad onvoldoende coherent; de leerplanrealisatie en verticale samenhang van de opleidingen is nog niet optimaal; de evaluatie van het dagelijks werk is nog niet voldoende gelijkgericht en het taalgroepoverstijgend overleg kan verder als hefboom dienen voor kwaliteitsverbetering door de aanwezige deskundigheid intensiever te multipliceren. De vakgroep is nu toe aan meer stabiliteit in de lesopdrachten en aan bestendiging, verdieping en structurering van de verworven inzichten. De vakgroep draagt bij tot de eigen professionalisering door nascholingen te volgen, waarvan de impact doorgaans te merken is in de lespraktijk (o.a. evaluatie). Globaal zou er ook een meerwaarde kunnen gecreëerd worden door in de vakgroep periodiek te werken met prioritaire aandachtspunten, die dan ook grondig kunnen aangepakt en opgevolgd worden. Leerlingenbegeleiding Er heerst in het algemeen een leerlingvriendelijk klimaat in de lessen. Leraren vervullen ook een duidelijke eerstelijnszorg voor leerlingen. De communicatie is laagdrempelig. De remediale studiebegeleiding sluit aan bij de werking op schoolniveau. De opvolging van de leerlingen is voor verbetering vatbaar. Agenda's worden goed nagekeken maar de leerlingennotities zijn vaak slordig en leerlingen houden geen orde in alle losse bladzijden die ze krijgen. Het bundelen van het extra materiaal tot genummerde en gestructureerde syllabi met ook een inhoudstafel zou hiertoe een oplossing kunnen bieden. Verder is de kwaliteit van de opvolging van taken en toetsen ook leraarafhankelijk. Ze geven niet altijd aanleiding tot gerichte feedback doordat leerlingen de fouten niet moeten analyseren en verbeteren. I.v.m. leren leren heeft de vakgroep initiatieven genomen maar het ontbreekt nog aan een duidelijke leerlijn in dat verband. Leraren hebben nog onvoldoende zicht op de wijze waarop het leren leren vorm kan krijgen. Er is aandacht voor planningsvaardigheden: leerlingen krijgen leerstofoverzichten en een afsprakenblad bij het begin van het schooljaar. De agenda’s dienen als planningsdocument. In sommige klassen (vooral in de derde graad naar aanleiding van de stage en de geïntegreerde proef) zijn er ook aanzetten om over de planningsvaardigheden te reflecteren. Dit wordt echter onvoldoende opgebouwd in de tweede graad. Het luik Informatie verwerven en verwerken gecombineerd met het begeleid zelfstandig werken krijgt gaandeweg meer aandacht naar de derde graad toe. Toch is ook hier een groeimarge in de tweede graad en ook in de derde graad, waar het zelfstandig werken vooral wordt gerealiseerd in de geïntegreerde proef en de stages, terwijl leraren kansen missen om het ook meer toe te passen tijdens de andere lesuren. Er is doorgaans nog erg veel frontaal onderwijs, waarbij de leraar voortdurend aan het woord is. Men werkt nog weinig met correctiesleutels (eventueel op het digitaal bord of op transparanten) en studiewijzers. Het gevolg van het vele frontale onderwijs is dat er ook betrekkelijk weinig ruimte is voor binnenklasdifferentiatie. Zowel de zwakke als de sterke leerlingen ondervinden hier nadelen van omdat het leerrendement voor hen hierdoor niet optimaal is. In het BSO komt dit sterk tot uiting. De grote neveninstroom van leerlingen met verschillend aanvangsniveau verhoogt de noodzaak tot adaptief onderwijs. Wat betreft de ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden (reflectie over het leerproces) zijn er voorbeelden van goede praktijk, waarbij leraren op basis van een scorewijzer met criteria zelfevaluatie en/of peerevaluatie inbouwen in het leerproces. Dit is echter nog geen veralgemeende praktijk die ook gestructureerd en progressief is ingebouwd in het curriculum. Verder bespreekt men ook nog niet systematisch met de leerlingen welke de precieze doelstellingen zijn voor het vak.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 25
Leerlingenevaluatie De organisatie van de evaluatie sluit globaal aan bij de afspraken op schoolniveau. In het BSO wordt de evaluatie gespreid over het hele jaar. In het TSO zijn er 4 periodes dagelijks werk en twee proefwerkperiodes. De vakgroepen maakten verder ook afspraken over de inhoudelijke invulling en de puntenverdeling bij proefwerken. De scores voor de proefwerken bevatten de resultaten van de kennisproef en de punten van de vaardigheidstoetsen. De vakgroep heeft de optie genomen om de spreekvaardigheid permanent te evalueren. De invulling van deze permanente evaluatie verloopt nog niet gelijkgericht bij gebrek aan duidelijke afspraken. Verder is er een incoherentie tussen de visie van de vakgroep over het gewicht dat aan de spreekvaardigheid wordt gegeven en de manier waarop de evaluatie ervan verloopt: hoewel spreekvaardigheid (20%) op dubbel zoveel punten staat als de andere vaardigheden (elk 10%), wordt ze proportioneel minder frequent en minder gericht geëvalueerd. Er is ook een gebrek aan gelijkgerichtheid m.b.t. de evaluatie van het dagelijks werk: de frequentie, de aard van de toetsing en de manier waarop de scores van leerlingen tot stand komen is leraarafhankelijk. Hierover zijn geen duidelijke afspraken. Het evalueren van attitudes sluit aan bij de afspraken op schoolniveau. Voor de kenniscomponent is de evaluatie doorgaans representatief. Wat de vaardigheden betreft, vindt men dezelfde hiaten terug als in de lespraktijk. De toetsing van kennis neemt erg veel tijd in beslag in alle graden, soms ten nadele van het beoordelen van de vaardigheden en het procesmatig begeleiden en beoordelen van schrijfvaardigheid. Zowel bij Frans als bij Engels is de toetsing niet altijd evenredig verdeeld over alle vaardigheden. Soms is de toetsing eenzijdig gericht op bepaalde tekstsoorten bij receptieve vaardigheden (vooral bij luisteren) en worden niet alle taaltaken voor productieve vaardigheden beoordeeld. De kwaliteit van de vraagstelling is doorgaans goed. De kennis van woordenschat en grammatica wordt meestal in functionele contexten geëvalueerd. Toch vindt men soms nog toetsen met contextloze opvraging van woordenschat. De vraagstelling in de vaardigheidstoetsen sluit in alle graden meestal aan bij de lespraktijk en bij de vernieuwde didactische inzichten ter zake. Voor spreekvaardigheid rapporteren de vakgroepen leraarafhankelijk op basis van scorewijzers met criteria. M.b.t. de geïntegreerde proef is er een goed overdacht systeem van evaluatie van het product en de processen. Toch is er nog een groeimarge. (1) Er is soms een verschil in moeilijkheidsgraad tussen de toetsing bij dagelijks werk en op proefwerken. Hierdoor liggen de proefwerkcijfers soms laag. (2) Voor sommige studierichtingen liggen de eisen vrij hoog; de leerlingen worden echter niet voldoende beloond voor de prestaties die ze leveren. Dit werd steekproefsgewijze vastgesteld bij Frans voor Informaticabeheer. (3) In de scorewijzers is nog niet altijd progressie ingebouwd over de graden heen. Niet alle leraren gebruiken de scorewijzers als middel tot gerichte remediëring of als instrument voor zelfevaluatie door leerlingen. (4) Voor schrijfvaardigheid hanteert men doorgaans nog geen scorewijzers. (5) Het criterium van authenticiteit wordt niet altijd gerespecteerd omdat men bijv. voor luistervaardigheid een leestekst gebruikt of voor schrijfvaardigheid een dialoog laat schrijven. De commentaren op rapporten zijn eerder vaststellend dan begeleidend. Ze bevatten weinig remediëringsvoorstellen. Resultaten worden nog niet genoeg besproken in de vakgroepen met oog op bijstellen van didactisch handelen van leraren.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 26
Voorbeelden van goede praktijk •
Het vaardigheidsgerichte taalonderwijs.
•
De inspanningen die geleverd worden om eigen materiaal te maken en de leerinhouden af te stemmen op de specificiteit van de studierichting.
•
De aandacht voor talen in de GIP.
•
De actualiteitswaarde van de taallessen.
•
De activiteiten en uitstappen waardoor de totale ontwikkeling van leerlingen wordt nagestreefd en de motivatie verhoogd.
•
De inzet van de leraren.
Werkpunten •
Voor Frans in III,3 Verkoop en vertegenwoordiging, het onderwijsproces aanpakken conform de geest van het leerplan.
•
De leerplanrealisatie bewaken in alle graden en voldoende aandacht besteden aan taakspecifieke opdrachten, variatie in tekstsoorten en het werken aan tekstkenmerken.
•
De congruentie van de evaluatie met de leerplandoelen bewaken en de beoordeling van het dagelijks werk gelijkgericht aanpakken.
•
De leerlingenbegeleiding meer gestructureerd aanpakken en het leerrendement optimaliseren door binnenklasdifferentiatie in te voeren.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 27
3.2
Studierichtingsverslagen
3.2.1 Onthaal en public relations en Toerisme De eindtermen en/of de leerplandoelstellingen van de onderzochte vakken worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede en de derde graad Toerisme. De eindtermen en/of de leerplandoelstellingen van de onderzochte vakken worden in voldoende mate gerealiseerd in de derde graad Onthaal en public relations. Dit verslag slaat in de studierichting Onthaal en public relations TSO, III op het onderzoek van de vakken public relations, toegepaste psychologie, praktijk public relations en stage in het fundamenteel gedeelte en aardrijkskunde in de basisvorming. In de studierichting Toerisme TSO, II en III werden onderzocht: aardrijkskunde in de basisvorming en aardrijkskunde, toerisme, public relations en stage toerisme in het studierichtinggedeelte. Leerplangerichtheid en -realisatie Algemeen worden nagenoeg alle grote leerplaninhouden van de genoemde vakken behandeld en doorgaans werkt men behoorlijk leerplangericht. De vakgroepen leveren goede inspanningen om de vakken van het fundamenteel gedeelte op mekaar af te stemmen. In de leerstof aardrijkskunde van Toerisme bijvoorbeeld wordt de toeristische component goed benadrukt en heel vaak als invalshoek gebruikt. In de tweede graad komt dit in de cursus echter te weinig tot uiting. Wel worden hier zeer goede en aangepaste zelfstandige opdrachten gegeven. In OPR brengt men aardrijkskunde op een aangepaste manier (minder uitgebreid) aan, met eveneens veel nadruk op een praktische benadering en met aandacht voor de actualiteit. Het afstemmen van de taalvakken op de studierichting verloopt niet systematisch, maar men zoekt regelmatig aanknopingspunten op inhoudelijk vlak of op het vlak van de vaardigheden. In de meeste vakken werkt men naar een goed evenwicht tussen theorie en praktijk, met aandacht voor de vaardigheden en de technieken die de leerlingen zich dienen eigen te maken. De leraren waken over een verantwoorde dosering tussen een theoretische (als voorbereiding op het hoger onderwijs) en een praktische invulling of toepassing (als voorbereiding op het werkveld). Toegepaste psychologie, dat als vak vrij theoretisch overkomt, krijgt heel veel concrete insteken om het op een haalbare manier aan de leerlingen over te brengen. In public relations (tweede en derde graad) maakt men zeer geregeld gebruik van groepswerk, discussies, gespreksvormen, enz., men gebruikt concrete situaties als invalshoek van de theorie en men oefent een aantal onthaalvaardigheden in rollenspellen (balietechnieken, telefoongesprekken, verkoopgesprekken, klachtenbehandeling, …). De leerlingen krijgen in de meeste vakken kansen om informatie op te sporen in verschillende informatiedragers (bijv. atlas, reisgidsen, reisbrochures, tijdtabellen, bronnen met vlucht- en luchthavengegevens, internet, …) en om kennis te maken met de realiteit van de reissector (reserveringen, prijsberekeningen, tickets, vouchers, …). Hiertoe worden optimale kansen geboden in de toerismeklas of in de informaticaklassen. Presentatietechnieken krijgen aandacht in verschillende vakken bij gelegenheid van praktische opdrachten. De leerlingen van OPR voeren een aantal onthaaloefeningen uit in de school (o.a. opendeurdag, proclamatieavond, …) en buiten de school (bijv. beurzen en allerlei evenementen). Deze oefeningen worden georganiseerd, voorbereid, opgevolgd en begeleid door de leraren van de TV-vakken. De school laat echter binnen de eigen muren enkele kansen om sommige vaardigheden te oefenen onbenut: zo kunnen de leerlingen in de beschermde omgeving van de school niet op een realistische manier binnenkomende telefoons aannemen of bezoekers onthalen. Om sommige leerplanonderdelen te concretiseren, brengen de leerlingen bezoeken extra muros (reisbureau, touroperator, luchthaven, toeristische of andere diensten, hotels, beurzen, bedrijven, …), laat men diensten hun werking toelichten of nodigt de school gastsprekers uit.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 28
In de context van de VOET wordt in beide studierichtingen behoorlijk wat zorg besteed aan het domein Sociale vaardigheden. Hierin ziet men heel wat mogelijkheden om de algemene en een aantal specifieke attitudes bij de leerlingen onder de aandacht te brengen. In verschillende vakken brengt men de leerlingen in contact met ICT: zij krijgen geregeld zoekopdrachten op het internet. Tijdens de lessen maakt men goed gebruik van het digitale bord. Het bedrijfsleven hecht steeds meer belang aan attitudes en vaardigheden. De school vraagt – o.m. door een gestructureerde vorm van attitudebeoordeling - aandacht voor de attitudevorming bij de leerlingen. De vakgroep beschouwt dit als een fundamenteel onderdeel van deze opleidingen. Vooral bij gelegenheid van excursies, praktijk, projecten, presentaties, geïntegreerde proef en stage is hiervoor aandacht van de leraren van de richtinggebonden vakken. De school organiseert een blokstage van twee weken voor de leerlingen van het tweede leerjaar van de derde graad. Deze uren zijn in de lessentabel opgenomen. Het gebruikte stagecontract en -reglement zijn nagenoeg volledig aangepast aan de geldende regelgeving (zie ook ‘Onderwijskundig beleid, schoolcurriculum’). De leerlingen kiezen hun stageplaats op basis van opgegeven criteria, eventueel in overleg met de stagecoördinator. De opdrachten en de activiteiten op de stageplaatsen sluiten doorgaans goed aan bij de opleiding. In de loop van de stageweken is er meestal voldoende afwisseling en progressie in opdrachten. Hierover waakt de school bij het kiezen van stageplaatsen en bij het maken van afspraken. De opvolging en de begeleiding gebeuren door de stagementoren, de stagecoördinator en -begeleiders. Dit verloopt vlot, grondig en efficiënt. De stagedocumenten worden meestal nauwkeurig ingevuld en tonen aan dat stagiairs doorgaans goed geïntegreerd worden in de activiteiten van de stageplaats. De structuur die de school in het stagerapport oplegt, verplicht de leerlingen over de stage-activiteiten te reflecteren. Er wordt hen expliciet gevraagd een schriftelijke terugkoppeling van de stage met hun schoolse opleiding te maken. Dit kan voor de school een hulp zijn voor een mogelijke bijsturing van het onderwijsproces. De geïntegreerde proef (GIP) beantwoordt aan de doelstellingen die de overheid en het schoolbeleid hiermee voor hebben. De opdracht wordt verschillend uitgewerkt in beide studierichtingen. De opleiding Toerisme werkt een eigen GIP uit rond een buitenlandse reis (ingebouwd in de buitenlandse GWP) met als invalshoek de vakken aardrijkskunde, toerisme, geschiedenis en kunstgeschiedenis. De leerlingen krijgen op deze reis, die door hen volledig wordt voorbereid en georganiseerd, kansen om gidsopdrachten uit te voeren. Zij worden hierop al voorbereid in de tweede graad met kleinere afgebakende gidsbeurten in de eigen omgeving en in eigen land. De leerlingen van het eerste leerjaar van de derde graad nemen deel aan de reis en worden nauw betrokken bij de uitwerking. Dit wordt beschouwd als een voorbereiding op hun eigen eindwerk. De leerlingen van OPR nemen deel aan de opleidingoverstijgende GIP. Zij krijgen hierin een aantal richtinggebonden opdrachten. Er is een leidraad waarin de doelstellingen, de opdrachten per vak, een aantal afspraken over de uitvoering en de evaluatie en een planning zijn opgenomen. Op die manier legt men aan de leerlingen een strikt tijdschema op. Alle vakken uit het studierichtinggedeelte, met inbegrip van de taalvakken, worden hierbij betrokken. De coördinatie gebeurt door een leraar en de begeleiding is in handen van de verschillende vakleraren. Deze organisatie en begeleiding zijn goed. De leraren zijn deskundig en geven blijk van enthousiasme voor en bekommernis om de leerlingen en de studierichtingen. Enkele vaktitularissen volgden in de laatste jaren een of andere vorm van vakgerichte nascholing. Er bestaat in beide opleidingen een gestructureerd vakoverleg tussen de leraren van het specifieke gedeelte. In de vakvergaderingen komt men – naast een aantal praktische en organisatorische afspraken – tot een goede leerplananalyse. Verder overlegt men meestal op een informele manier met de taalleraren. De school beschikt over een onthaalklas, een toerismelokaal en een vaklokaal aardrijkskunde. Deze lokalen zijn uitgerust met o.a. een balie, een overheadprojector, een digitaal bord, een TV met videorecorder, een pc en internetverbinding, reisbrochures, prikborden, naslagwerken en tijdschriften, … Opnameapparatuur behoort momenteel nog niet tot de vaste uitrusting, maar is wel in de school aanwezig. De school beschikt niet over een telefooncentrale waarmee de leerlingen het verloop van gesprekken kunnen aanleren en inoefenen. Toch zou dit kunnen bijdragen tot een optimale invulling van praktijkoefeningen. De meeste leraren maken geregeld gebruik van informaticalokalen en brengen op
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 29
die manier bij de leerlingen een gepaste attitude van pc- en internetgebruik aan. De aankleding van de vaklokalen voldoet. Leerlingenbegeleiding Algemeen verlopen de lessen op een ongedwongen manier en er is een goede interactie leraar-leerling. In vele lessen leidt en stuurt de leraar evenwel grotendeels het proces, waardoor het uitdagend karakter soms beperkt blijft. Het tijdstip van de doorlichting – de laatste week voor de proefwerken - is hieraan niet vreemd. De meeste lessen waren herhalingslessen of voorbereidingslessen op het proefwerk. De leerlingen worden echter intensief uitgenodigd om mee te werken tijdens de lessen. De wijze waarop men zelfwerkzaamheid opvat en aanleert, is sterk leraargebonden. Zowel in Toerisme als in OPR krijgen de leerlingen in de derde graad in verschillende lessen kansen om probleemoplossend te denken, maar ook dit verschilt naargelang de leraar. Sommige leraren besteden veel aandacht aan het ervaringsgericht leren. Ongeveer 60 % van de leerlingen in de studierichtingen OPR en Toerisme heeft minstens één jaar leerachterstand. In toerisme stromen de meeste leerlingen al in de tweede graad de school binnen (2de graad Toerisme), terwijl de leerlingen van OPR meestal pas in de derde graad in de Handelsschool terecht komen (overwegend een keuze voor de studierichting). Nagenoeg al deze leerlingen zijn neveninstromers die al in 1 tot 3 andere scholen secundair onderwijs volgden. Hoewel hun motivatie voor deze studierichtingen erg verscheiden is (wellicht vanuit de individuele voorgeschiedenis), blijkt dat de meeste leerlingen de studiekeuze laten bepalen door de sociale (leren omgaan met mensen, aanbod aan taalvakken) en de praktische componenten (praktijk, stage, projecten, reizen) in deze studierichtingen. Ze zien in de vakken van het fundamenteel gedeelte een bijdrage daartoe. Sommigen ontvluchten studierichtingen met meer wetenschapsvakken en wiskunde. De ambities voor een later beroep lopen sterk uiteen, maar gaan overwegend naar sociale beroepen, onderwijs of de reissector. Toch valt op dat velen – zelfs in een laatste jaar - nog geen idee hebben over hun toekomstplannen. Uit de voorgaande vaststellingen blijkt de noodzaak om grote aandacht inzake leerlingenbegeleiding te richten op het motiveren van de leerlingen en het aanbrengen van een aantal specifieke attitudes. Hier gaat dan vrij veel energie naar uit. Doorgaans slaagt men er in de leerlingen voldoende te motiveren en hen een aangepaste attitude bij te brengen. Inzake studiebegeleiding volgt men de leerlingen eveneens op de voet op. Daartoe krijgen ze goed gestructureerde cursussen aangeboden, de toetsen en de taken worden na correctie klassikaal of individueel besproken en de leraren zijn bereid tot bijkomende uitleg en bijwerkmomenten. Verschillende leraren besteden aandacht aan het structureren van de leerstof, helpen de proefwerken voorbereiden, laten leerlingen voorbeeldvragen formuleren, … De leerlingen weten doorgaans goed wat van hen verwacht wordt. Leerlingenevaluatie In de proefwerken van de meeste vakken voert men een ernstige evenwichtsoefening uit om enerzijds theoretische kennis, anderzijds concrete en praktische vaardigheden te toetsen. In tal van proefwerken (toerisme, public relations, toegepaste psychologie) schetst men concrete situaties ter interpretatie. Op die manier evalueert men of de leerlingen de aangeleerde theorie kunnen toepassen/herkennen in reële situaties (inzicht en toepassing). Toch komt nog geregeld een te sterke theoretische benadering voor (overwicht van vragen die kennisreproductie nastreven). Men vraagt zelfs een telefoongesprek of een klachtenbehandeling aan de balie uit te schrijven i.p.v. dit in de praktijk te laten uitvoeren. In sommige mondelinge proefwerken en/of in het proefwerk praktijk PR krijgen de leerlingen de kans om een persoonlijk werk te presenteren. In de derde graad Toerisme wordt naast de kennisreproductie getoetst in welke mate de leerlingen een aantal vaardigheden beheersen (bijv. prijsberekening, invullen tickets, analyse brochures, reservering, zoekopdrachten, routeberekening, analyse foto’s, tabellen of teksten, …). Bij zowel aardrijkskunde als toerisme wordt veel aandacht besteed aan topografische kennis. Het zou wenselijk zijn hierover meer overleg te plegen om overlappingen te vermijden. In de proefwerken aardrijkskunde van de tweede graad overweegt sterk het kennisaspect. Er wordt vaak alleen maar verwacht dat de leerlingen de aangereikte informatiebronnen kunnen “lezen”. De echte analyse wordt niet gevraagd. In de derde graad aardrijkskunde zorgen de aangereikte informatiebronnen (schetsen, tekeKTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 30
ningen, …) voor het evalueren van een aantal vaardigheden. Men streeft de nodige afwisseling na door het stellen van open vragen, tekenantwoordvragen, berekeningsvragen, toepassingsvragen, … De ruimtelijke component komt eveneens voor. Men verliest een aantal specifieke attitudes bij de evaluatie niet uit het oog (bijv. bij presentaties en oefeningen/opdrachten). Er is in de vakken van het studierichtinggedeelte nagedacht over een transparant en procesgericht evaluatiebeleid voor attitudes en vaardigheden. Men beschikt over degelijke documenten op basis waarvan men op een transparante wijze de specifieke attitudes kan evalueren. Over de beoordelingscriteria wordt gecommuniceerd met de leerlingen. Sommige leraren doen moeite om zowel peer-evaluatie (en reflectie over mekaars optreden) als zelfevaluatie bij de leerlingen te introduceren. Ook hiervoor beschikt men over instrumenten. Op zich zijn dit waardevolle initiatieven, maar ze worden nog niet altijd gestructureerd en door alle leraren aangepakt. De evaluatie van de geïntegreerde proef omvat zowel een proces- als een productluik en men betrekt externen bij de beoordeling. De GIP-begeleiders geven de leerlingen geregeld feedback en men rapporteert over de GIP-prestaties en -vorderingen. De geïntegreerde proef (en ook de stage) krijgen een belangrijk gewicht toebedeeld bij de einddeliberatie. De leerlingenresultaten van het vak toerisme zijn in de tweede graad vrij zwak: de klasgemiddelden liggen voor het proefwerk amper boven de helft. Mogelijk is hier de theoretische kennisgerichte vraagstelling niet vreemd aan. In de derde graad Toerisme scoren de leerlingen beter. De proefwerkvragen van alle onderzochte vakken liggen rond 60 %. De scores van de leerlingen van OPR zijn nog hoger: voor zowel public relations als toegepaste psychologie zijn de proefwerkresultaten rond 65 tot 70 %. De school beschikt over partiële gegevens over het vervolgonderwijs van de oud-leerlingen. Nagenoeg alle leerlingen die na hun opleiding Onthaal en public relations of Toerisme verder studeren, starten in het hoger onderwijs met 1 cyclus. Van de afgestudeerden uit de laatste vier schooljaren studeerde amper de helft verder. Slechts 1 op 4 van hen slaagde, wat onder het referentiecijfer ligt. Deze relatief zwakke resultaten van het vervolgonderwijs tonen aan dat de school er vaak toch niet in slaagt de leerlingen, die na enkele mislukkingen in het secundair onderwijs in de derde graad van het KTA Handelsschool starten, te motiveren voor hoger onderwijs. Voorbeelden van goede praktijk •
Het engagement en de bekommernis van de leraren.
•
De degelijke infrastructuur.
•
Het formele en informele overleg.
•
De gestructureerde organisatie en begeleiding van de GIP, de stage en de onthaaloefeningen..
•
Het geregeld opnemen van peer-evaluatie en zelfreflectie in het leerproces.
Werkpunten •
Nadenken hoe men binnen de school ook enkele kansen kan aangrijpen om de leerlingen in een realistische en toch beschermde omgeving enkele specifieke vaardigheden te laten oefenen.
•
Een aantal praktische vaardigheden op een nog meer realistische manier laten inoefenen (bijv. telefoongesprekken) en zorgen voor nog meer directe feedback.
•
In sommige lessen nog meer de zelfactiviteit van de leerlingen stimuleren en als leraar de positie van coach innemen. In dit verband meer de aanwezige knowhow uitwisselen.
•
De resultaten van de oud-leerlingen systematischer opvolgen.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 31
3.3
Vakoverschrijdende eindtermen De vakoverschrijdende eindtermen worden onvoldoende nagestreefd. De school werkt nog niet met een eigen planning, gedragen door een uitgewerkte visie. Er zijn enkele sterke punten op het vlak van het impliciet omgaan met de vakoverschrijdende eindtermen, maar vooral een reeks van minpunten. Deze minpunten wegen zwaarder door dan de sterke punten.
Visieontwikkeling en planning De school heeft tot aan de schooldoorlichting op een ongecoördineerde wijze aan het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen (VOET) gewerkt. In het verleden zijn er op schoolniveau geen acties ondernomen voor een structurele onderbouw via bijvoorbeeld een werkgroep. Evenzeer geldt dit voor het uitschrijven van een gedeelde visieontwikkeling en het opzetten van een zorgvuldige planning, die slaat op alle VOET uit alle domeinen en op alle leerlingengroepen. De doorlichting heeft alleszins een en ander in beweging gezet en de reflectie over deze materie via de vakinformatiedossiers bevorderd. Uitvoering Ongetwijfeld worden op school- en klasniveau zinvolle en vakdoorbrekende activiteiten en projecten georganiseerd. Wat de uitvoering betreft, wordt een onderscheid gemaakt tussen de occasionele en meerdaagse projecten, die een educatieve meeropbrengst hebben zoals de geïntegreerde werkperiodes. De school organiseert ook activiteiten in het teken van burgerzin, van milieu- en gezondheidseducatie en van het werken aan sociale vaardigheden. Andere initiatieven bestrijken dan de domeinen van het muzisch-creatieve en in mindere mate leren leren. De kwestie is evenwel dat al deze waardevolle initiatieven - passend in de brede en harmonische vorming en in het vakoverschrijdend werken - in relatie tot hun relevantie nog nooit gelinkt geweest zijn met de decretale eindtermen per domein. Het gemis aan een zorgvuldige inventarisatie per domein, zowel op school- als vakniveau, doet zich gevoelen. Hierdoor kunnen we nog niet spreken van een bewuste en gerichte omgang met de VOET. Zowel op school- als op vakniveau worden ze op een impliciete wijze nagestreefd. Sommige jaarplannen bevatten trouwens geen verwijzing naar de vakoverschrijdende eindtermen. Evaluatie In het licht van bovenstaande vaststellingen, is er dan ook geen sprake van een evaluatie. Zolang men niet beschikt over een up-to-date inventarisatie, wordt het bijzonder moeilijk om hiaten op te sporen en specifieke activiteiten bij te sturen. Daardoor kan men moeilijk nagaan of de bedoelde vakoverschrijdende eindtermen effectief worden gerealiseerd. Ook de hiaten op vakniveau worden niet opgevolgd. De school is zich heel goed bewust van deze situatie en heeft met het aanstellen van twee leraren, om het geheel op de rails te krijgen, een eerste stap genomen. Evenwel zal het draagvlak om de implementatie succesvol te maken, verbreed moeten worden. Ook de professionalisering van het schoolteam via nascholing komt hier om de hoek kijken. Een gunstige factor is dat de leraren een op vernieuwing gerichte beroepshouding etaleren. Voorbeeld van goede praktijk •
Heel wat zinvolle activiteiten en projecten op schoolniveau.
Werkpunten •
Een visie en planning op de korte termijn ontwikkelen en hierbij een voldoende draagvlak creëren.
•
Op school- en vakniveau komen tot een efficiënte inventarisatie van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 32
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum Voor de meeste onderzochte vakken en structuuronderdelen is de kwaliteit en het niveau van de opleiding goed. De schoolleiding legt de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de leerplandoelstellingen bij de vakgroepen en de individuele leraren. Omdat de werking van de vakgroepen onvoldoende wordt opgevolgd en de leerplanrealisatie onvoldoende wordt gecontroleerd en bijgestuurd, ontstaan er enkele hiaten (zie vakverslagen). Bij de implementatie van de leerplannen van zowel de basisvorming als de specifieke vorming remmen, in enkele gevallen, de invalshoeken van individuele leraren een optimale realisatie. De jaarplannen zijn niet altijd het product van grondige leerplanstudie en worden vaak niet opgevat als instrument om de leerplanrealisatie te bewaken. De volledige en vlotte leerplanrealisatie wordt gehypothekeerd door de vrij grote lesuitval tengevolge het grote aantal evaluatiedagen, de talrijke extracurriculaire activiteiten, projecten en GWP’s, die men vaak te weinig koppelt aan de leerplandoelstellingen, maar zeker ook door de “dispensatie” die aan de leerlingen gegeven wordt bij afwezigheid van een leraar. De organisatie van de blokstages op het einde van het schooljaar (tot minder dan één week voor de eindproefwerken) is bovendien niet bevorderlijk voor een optimale bewaking van de leerplanrealisatie. Het schoolbeleid stuurt aan op innovatief onderwijs en op het hanteren van gevarieerde werkvormen. In de praktijk overweegt echter bij velen nog de frontale onderwijsstijl, met evenwel een goede interactie leraar-leerlingen. Het onderzoekend leren, het zelfontdekkend leren en de vernieuwende accenten gaan daardoor vaak verloren. De leersituaties vertonen soms een weinig afwisselend en weinig uitdagend karakter. De school heeft aandacht voor de brede vorming van haar leerlingen en neemt daartoe een aantal initiatieven. Bij sommige activiteiten/projecten worden verscheidene vakken betrokken, maar men legt niet systematisch verbanden met de vakgebonden eindtermen, leerplandoelstellingen en vakoverschrijdende eindtermen. Wat de VOET betreft, ontbreken alsnog een gecoördineerde aanpak en opvolging op school- en op vakniveau, waardoor het beleid geen zicht heeft op het bereik van de werking. Vele leraren zijn door een gebrek aan een beleidsvisie en een gecoördineerde aanpak nog onvoldoende vertrouwd met het concept van de vakoverschrijdende eindtermen en zijn zich nog niet voldoende bewust van hun verantwoordelijkheid terzake. Ze laten veel kansen onbenut om de VOET procesmatig te integreren in de vakken. Vakoverleg als middel om tot gelijkgerichtheid te komen wordt door het beleid gestimuleerd, maar nog onvoldoende gestuurd en opgevolgd. Het overleg gebeurt hoofdzakelijk informeel. De formele vakgroepwerking verschilt sterk naargelang de vakgroep. Sommige groepen focussen voornamelijk op praktische en organisatorische aspecten. Andere komen daarentegen tot een grondige leerplanstudie en tot verticale leerlijnen doorheen de opleiding. De verschillende snelheden waarmee de vakgroepen werken en het individualisme bij een aantal leraren verklaren het gebrek aan een gelijkgerichte visie, wat maakt dat de leerplaninterpretatie grote verschillen vertoont. Inzake professionalisering werpen de beleidsinspanningen van de school (vraaggestuurd nascholingsplan) hun vruchten af. Het blijkt immers dat er vooral op schoolniveau (ICT, zorgbeleid, omgaan met moeilijke leerlingen) behoorlijk wat nascholing is gevolgd. De deelname aan algemeen pedagogische nascholing ligt boven het Vlaams gemiddelde. Dit is zeker niet vreemd aan de opgezette nascholingstrajecten. De vakgerichte nascholing scoort lager dan gemiddeld in Vlaanderen en hierbij is de individuele reflex herkenbaar. De implementatie van de opgedane kennis, het rendement ervan en het multiplicatie-effect zijn daarom wisselend herkenbaar in de school. Het staat echter vast dat een groot aantal leraren de zorg om de leerling hoog in het vaandel draagt en dat velen bereid zijn het zorgbeleid van de school te ondersteunen. Dat het schoolbeleid de aanschaf van leermiddelen en de zorg voor infrastructuur prioritair stelde, vormt op dit ogenblik een belangrijk pluspunt. De directie is in de mate van het mogelijke ingegaan op de vragen van de individuele leraar of de vakgroep voor materiële ondersteuning, zodat voor de meeste vakken de minimaal noodzakelijke leermiddelen aanwezig zijn in de school.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 33
De inspanningen van het schoolbeleid om de ICT-implementatie in de vakken te bevorderen door het ter beschikking stellen van de nodige infrastructuur en de technische ondersteuning, rendeert (zie vaken studierichtingverslagen). De informaticaklassen zijn voldoende toegankelijk en worden geregeld gereserveerd voor klasgroepen. De pc’s, de dataprojectoren en de elektronische borden worden effectief gebruikt als ondersteuning. Toch wordt ook vastgesteld dat een aantal leraren de meerwaarde van ICT-ondersteuning nog onvoldoende inzien. De school ontwikkelde geleidelijk een degelijke en geactualiseerde visie op het inhoudelijke en organisatorische concept van de geïntegreerde proeven. De teambuildingsvergaderingen in het teken van de ontwikkeling van de GIP (opleidingdoorbrekend) zijn een voorbeeld van werken aan de ontwikkeling naar zelfstandig leren bij de leerlingen. Taalvaardigheidsontwikkeling is een permanent aandachtspunt waar het hele team bij betrokken is. Schooltaal en instructietaal worden doorgaans doelmatig aangeleerd. Vakafhankelijk maken leraren het vakjargon toegankelijk. Het integreren van de aandacht voor taal in de didactische werkvormen geniet geleidelijk aan meer bijval. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de transfereerbare taalvaardigheden uit de lessen Nederlands. Leerlingen worden doorgaans aangemoedigd om mondeling te participeren en om vragen en antwoorden precies en vlot te formuleren. Algemeen worden leerlingen aangespoord om hun mondeling taalgebruik te verzorgen. Het schriftelijke taalgebruik kan echter beter opgevolgd worden in sommige vakken. Het studiepeil voor mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid Nederlands is doorgaans vrij hoog bij de GIP en leerlingen worden actief betrokken bij de evaluatie ervan. Leerlingen vertonen voldoende spreekdurf maar soms is hun mondelinge taal regionaal gekleurd. De registergevoeligheid is erg afhankelijk van de onderwijsvorm. Leerlingenbegeleiding Vaststellingen op klasniveau tonen aan dat de school haar missie van leerlinggerichte school voldoende waar maakt. De doelstelling van het schoolbeleid om via nascholingstrajecten te werken aan een breed draagvlak voor leerlingenbegeleiding uit zich bij vele leraren. Velen zijn bekommerd om en begaan met de leerlingen. Zowel de lage drempels als de expliciete aandacht voor problemen bij leerlingen zorgen voor een hoog welbevinden bij de leerlingen (zie ‘Welbevinden, leerlingen’). Algemeen gezien zorgen de leraren voor een aangename en constructieve sfeer in de lessen, hebben ze waardering voor alle leerlingen en zijn ze alert voor signalen in verband met mogelijke psychosociale, leeren/of gedragsproblemen. Verscheidene leraren hebben aandacht voor aanmoediging en positieve bevestiging van de leerlingen. Ook de ouders getuigen hiervan (zie ‘Welbevinden, externen’): hun jongeren komen vaak opnieuw graag naar school. Op schoolniveau is er geen structuur voor leren leren uitgewerkt. De aanpak hiervan in het vakkenonderwijs verschilt leraargebonden. Individueel doen velen inspanningen: vakgebonden geeft men verklarende woordenlijsten, geeft men de structuur van de leerstof of de te kennen onderdelen voor het proefwerk, laat men de leerlingen voorbeeldvragen over de leerstof formuleren, … De school organiseert structureel inhaallessen voor neveninstromers en er is een grote bereidheid aanwezig tot het bijwerken van leerlingen met studieproblemen bij een brede groep leraren. De uitgestippelde begeleidingstrajecten worden opgenomen in het leerlingenvolgsysteem, maar omdat dit voorlopig alleen maar toegankelijk is voor de leerlingenbegeleider, rendeert dit onvoldoende. Bovendien is het niet duidelijk – noch voor externen, noch voor vele leraren – op welke manier deze begeleidingsinitiatieven worden opgevolgd. De grote vrijheid en responsabilisering die de school aan de leerlingen geeft, zonder een zekere vorm van gestructureerde discipline, draagt niet bij alle leerlingen bij tot het aannemen van een juiste schoolse houding. Heel geregeld mogen leerlingen immers bij de afwezigheid van een leraar - wat overigens vrij veel voorkomt – de school vroeger verlaten of later toekomen (de school noemt het “dispensatie”). Op deze ogenblikken mist de school kansen om de leerlingen op een creatieve zelfstandige manier vormen van zelfwerkzaamheid, zelfstudie, structuren van leren leren, … bij te brengen. Veel van de leerlingen in de Handelsschool hebben hier immers nood aan. Bovendien valt het op dat nogal wat leerlingen – omdat ze ’s middags de school mogen verlaten – na de onderbreking te laat terug op school toekomen. Op deze problematiek heeft de school nog geen passend antwoord gevon-
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 34
den. Mogelijk is in het ontbreken van een zekere structuur van discipline een verband te vinden met de grote uitstroom van leerlingen. De begeleiding van de leerlingenstages is goed gestructureerd. De investering van de school in 2 coördinatoren hiervoor rendeert en draagt bij tot een kwaliteitsverhoging van de opleiding. Men besteedt erg wisselend zorg aan het invullen van de schoolagenda’s en het gebruik ervan als planningsdocument. Leraren springen hier vaak slordig mee om: heel geregeld laten de volledigheid en de nauwkeurigheid te wensen over. Dit draagt zeker niet bij tot een attitude van studieplanning. De schoolagenda wordt als communicatiemiddel met de ouders vrij goed gebruikt (resultaten van toetsen, informatie en mededelingen over dispensatie of het te laat komen van de leerling, …). De aandacht voor gestructureerde cursussen is bij een groot aantal leraren zeker aanwezig, maar anderen helpen de leerlingen onvoldoende hun notities te structureren (veel ongenummerde kopieën, ordeloos gerangschikt, weinig controle van notities, …). Dit zet de leerlingen niet aan tot een ordelijk studeergedrag. Leerlingenevaluatie De school heeft een visie op de plaats van de evaluatie in het leerproces. De autonomie die de schoolleiding m.b.t. evaluatie geeft aan de individuele leraren, vertaalt zich in een gebrek aan gelijkgerichtheid. Sommige vakgroepen overleggen immers onvoldoende over de evaluatiecriteria, terwijl andere wel aandacht hebben voor expliciete criteria en voor transparantie. Het systeem van permanente evaluatie in het BSO is in deze context onvoldoende voorbereid. Hoewel deze vorm van evalueren een goede keuze is voor dit leerlingenprofiel, betreft het in bijna alle gevallen een vorm van gespreide evaluatie, met eveneens “herhalingstoetsen” over grotere leerstofgehelen. Een aanpak waarbij na toetsen en opdrachten wordt gewezen op eventuele werkpunten per leerling en waarbij deze bij een volgende toets of opdracht opnieuw worden bevraagd, wordt onvoldoende aangetroffen. Ondanks de inspanningen van het schoolbeleid om de evaluatie meer procesgericht en gevarieerder te maken, blijft er bij vele leraren een grote aandacht voor productgerichte evaluatie. Velen zien de evaluatie nog als een afsluiten van een instructieperiode, veeleer dan een opvolgen van de vorderingen van de leerling. De evaluatie wordt te weinig aangewend om het onderwijsproces bij te sturen. Toch vinden enkele beleidsimpulsen ingang in de evaluatiepraktijk. Het is een positieve evolutie bijvoorbeeld dat enkele individuele leraren en vakgroepen zoeken naar manieren om vaardigheden te evalueren en om te experimenteren met vormen van zelfevaluatie en/of peer-evaluatie. Sommige vakgroepen werken in deze context goed aan een gelijkgerichte aanpak. Sinds kort heeft men, onder impuls van het beleid, eveneens een aangepaste vorm van attitudebeoordeling en een attituderapport in gebruik genomen. Toch blijft ook dit voor velen nog onduidelijk. Algemeen kan gezegd worden dat de proefwerken en de toetsen voldoende aansluiten bij de eindtermen en de leerplandoelstellingen. De toetsen zijn meestal ook representatief voor het gevolgde onderwijsproces. Op schoolniveau voerde men een elektronisch rapport in, waarop ruimte voor vakcommentaren voorzien is. Deze commentaren zijn echter meestal vaststellend, algemeen en weinig diagnostisch en remediërend. Voorbeelden waarbij leerlingen duidelijke beoordelingscriteria voor hun werk krijgen en waar voor elke leerling een commentaar en/of remediëring vanuit de klassenraad geformuleerd wordt, zijn schaars. De GIP en de stages worden in de loop van het schooljaar als proces geëvalueerd en men rapporteert hierover tussentijds. De vorm van procesevaluatie – vooral verzorgd door de GIP-begeleiders - slaat vooral op attitudes (aangepaste SAM-schaal) en laat de leerlingen toe het groeiproces van de GIP bij te sturen. Daarnaast worden door de vakleraren eveneens tussentijdse producten geëvalueerd.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 35
Interne kwaliteitszorg kernproces. Interne kwaliteitszorg m.b.t. de controle van de leerplanrealisatie is er nog niet. Vakgerichte zelfevaluatie is afhankelijk van het initiatief van de betrokken leraren en komt daarom ook veeleer zelden voor. Aan grondige reflectie en gestructureerde zelfevaluatie moet het lerarenteam echter nog beginnen. De tevredenheid van leerlingen, ouders en de bedrijfswereld ziet de school als belangrijke kwaliteitsindicatoren. M.b.t. welbevinden worden er daarom geregeld bevragingen (bij ouders en leerlingen) georganiseerd. Op schoolniveau slaagt het beleid, dat gericht is op een grote responsabilisering van een bredere groep, erin om bij een aantal personeelsleden en werkgroepen een beginnende cultuur van zelfevaluatie over te brengen. Vele projecten, extra- en intramurale activiteiten worden immers door de respectieve werkgroepen geëvalueerd en zonodig bijgestuurd. Dit gebeurt nog niet integraal en systematisch.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 36
4
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
4.1
Schoolrendement Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement veeleer zwak. Dit blijkt uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters, de doorstroming naar het hoger onderwijs en de tewerkstelling.
In de onderstaande tabel worden de gemiddelde gegevens van de laatste vijf schooljaren over de attestering geplaatst naast de Vlaamse gemiddelden in dezelfde periode (kolom “Gem.”). De vermelde cijfers gelden enkel als referentie en niet als na te streven norm.
BSO-II,1 BSO-II,2 BSO-III,1 BSO-III,2 BSO-III,3 BSO TSO-II,1 TSO-II,2 TSO-III,1 TSO-III,2 TSO-III,3 TSO Totaal
A-attesten Gem. School 85,2% 65,0% 88,8% 78,4% 88,8% 85,7% 90,3% 94,8% 93,7% 93,0% 89,1% 87,1% 80,3% 80,3% 78,7% 60,7% 82,5% 81,1% 92,9% 86,8% 90,5% 100,0% 83,4% 79,0% 86,6% 80,5%
B-attesten Gem. School 3,3% 5,0% 3,4% 0,0% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 1,5% 0,4% 13,8% 5,6% 15,5% 23,1% 6,1% 0,8% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 9,0% 5,6% 7,8% 4,6%
C-attesten Gem. School 11,5% 30,0% 7,8% 21,6% 11,1% 14,3% 9,6% 5,2% 6,3% 7,0% 9,4% 12,5% 5,9% 14,1% 5,8% 16,2% 11,5% 18,1% 7,1% 13,2% 9,5% 0,0% 7,7% 15,4% 5,5% 14,9%
Uitgesteld Gem. School 2,8% 0,0% 2,7% 8,1% 3,8% 7,1% 3,7% 0,0% 2,1% 0,0% 3,0% 3,1% 2,8% 3,5% 3,5% 0,4% 6,1% 5,9% 3,3% 1,6% 1,9% 0,0% 3,9% 3,0% 2,7% 3,1%
Wat het algemene studierendement betreft, reikt de school procentueel minder A-attesten uit dan gemiddeld in Vlaanderen. De school schrijft dit enerzijds toe aan de heterogene instroom van leerlingen, anderzijds aan de keuze voor een snellere heroriëntering. Toch komt dit niet tot uiting in een hoger aantal B-attesten: ook hierin blijft de school beduidend onder het Vlaamse gemiddelde. Op het einde van de tweede graad TSO is de strategie van (her)oriënteren evenwel uitgesproken terug te vinden: er komen procentueel veel B-attesten voor in het tweede leerjaar (23,1 % tegenover 15,5 % gemiddeld in Vlaanderen). In het eerste leerjaar van de tweede graad TSO van de Handelsschool wordt echter zeer weinig geheroriënteerd. Opvallend is wel dat heel wat leerlingen met een B-attest ook effectief doorstromen naar een hoger leerjaar. Het aantal C-attesten ligt in nagenoeg alle graden en in de beide onderwijsvormen hoger dan in de gemiddelde Vlaamse school. In het BSO neemt het aantal C-attesten af naarmate de leerlingen vorderen in de tweede en de derde graad. Dit geldt echter niet voor het TSO, waar het aandeel van de C-attesten tot in het laatste jaar hoog blijft. De school stelt echter niet zo vaak de beslissingen uit. In de meeste leerjaren – behalve in het BSO II,2 en III,1 – liggen deze cijfers lager dan gemiddeld in Vlaanderen. Algemeen past de school de regelgeving betreffende de uitgestelde beslissing strikt toe. Men beperkt het aantal tot “uitzonderlijke en individuele gevallen”30. Het aantal zittenblijvers is hoog: voor heel de school meer dan 25 % van de leerlingen. Het aantal zittenblijvers neemt overigens nog toe. Het betreft leerlingen uit de eigen leerlingenpopulatie, maar meer nog neveninstromers uit andere scholen.
30
SO 64, 25-06-1999 Structuur en organisatie van het schooljaar.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 37
De retentiviteit31 in de tweede en derde graad werd berekend op basis van drie opeenvolgende instapjaren. In het TSO zijn de retentiviteitscijfers vergelijkbaar met de Vlaamse gemiddelden. Iets meer leerlingen behalen hier hun diploma secundair onderwijs met vertraging. Dit gegeven kan gerelateerd worden aan het hoog aantal zittenblijvers (zie hoger). Tevens maken er minder leerlingen van het TSO de overstap naar het BSO. Dit laatste hangt samen met het beperkte onderwijsaanbod in het BSO van deze school. De retentiviteit in het BSO is zeer laag: 2 van de 3 leerlingen verlaten de school zonder getuigschrift. De gegevens over het BSO dienen wel gerelativeerd te worden omdat het slechts een beperkt aantal leerlingen betreft. Om op de hoogte te blijven van de loopbaan van de afgestudeerden heeft de school nog geen traditie van systematisch opvolgen van de oud-leerlingen. Over de tewerkstelling van de TSO- en BSOafgestudeerde leerlingen bestaan er geen concrete gegevens, wel aanwijzingen dat voor velen de tewerkstelling aansluit bij hun gevolgde opleiding. Uit de gegevens blijkt dat nauwelijks 60 % van de afgestudeerde TSO-leerlingen hoger onderwijs volgden. De grote meerderheid (90,6 %) vat hoger onderwijs van 1 cyclus aan. Hun slaagcijfers zijn laag (34,3 % t.o.v. 41,8 % gemiddeld). Zowel de leerlingen uit het studiegebied Handel als Toerisme scoren lager dan gemiddeld in Vlaanderen. Deze resultaten zijn zeker niet vreemd aan het hoge aantal zittenblijvers en het hoge aantal neveninstromers. Voor heel veel leerlingen is het KTA Handelsschool niet hun eerste keuze en ze stappen er binnen na een eerdere mislukking in hun studieloopbaan.
31
Retentiviteit tweede en derde graad: het percentage leerlingen, gestart in het eerste leerjaar van de tweede graad ASO, BSO en TSO, dat in dezelfde school al dan niet met vertraging een einddiploma secundair onderwijs behaalt.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 38
4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op de resultaten van de gesprekken die gevoerd zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per graad. Hun meningen zijn gerangschikt onder 4 schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. De resultaten worden vergeleken met het gemiddelde van de resultaten van de bevragingen tijdens de schooldoorlichtingen van 2002-2003 en 2003-2004. Het algemeen welbevinden van de school ligt voor nagenoeg alle items boven het gemiddelde van de Vlaamse scholen. Vooral wat betreft de contacten met leraren, het schoolklimaat, de regelgeving, de studiedruk en de inschatting van het puntensysteem scoort de school ver boven het gemiddelde. Alleen het welbevinden m.b.t. het gedrag van de medeleerlingen scoort lager dan het gemiddelde. Beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau Over het algemeen zijn de leerlingen tevreden met wat in de klas en de school gebeurt. Tijdens de lessen voelen ze zich doorgaans met voldoende respect behandeld. Ze zijn tevreden over de kansen op inbreng in de klas, vooral in de tweede graad. Bovendien vinden nagenoeg alle leerlingen het aanbod aan activiteiten op schoolniveau voldoende groot en gevarieerd. De organisatie ervan laat voor de leerlingen van de derde graad te wensen over. Het schoolklimaat wordt algemeen als positief omschreven. In de derde graad scoort de inspraak op schoolniveau lager dan in de tweede graad, zij het dat deze indicator door iedereen hoger wordt geschat dan gemiddeld in Vlaanderen. De leerlingen van de derde graad geven aan dat met ideeën of suggesties te weinig wordt rekening gehouden. Waarschijnlijk is dit in relatie te brengen met het ontbreken van een optimale communicatie met de leerlingenraad en eventueel een vorm van schoolmoeheid in de derde graad. Over de contacten met leraren zijn alle leerlingen tevreden. Vooral in de tweede graad spreken zij van een correcte en vriendelijke omgang. Over de contacten met de andere personeelsleden (directie en ondersteunend personeel) is men in de tweede graad eveneens erg tevreden. In de derde graad zijn heel wat leerlingen neutraler over deze contacten. Sommigen vinden dat men in bepaalde situaties strenger zou moeten optreden. Het schoolreglement vinden nagenoeg alle leerlingen van de tweede graad soepel en erg breed. Blijkbaar zijn velen van hen een strikter gereglementeerde school gewoon en weten ze de toegestane vrijheid te waarderen. In de derde graad schat men het reglement dan weer anders in. Een aantal leerlingen vinden dat er te weinig duidelijke regels zijn en vooral dat niet alle leraren de regels consequent toepassen. De meeste leerlingen van de tweede graad waarderen de manier waarop men in de school oor heeft voor problemen. Ze geven aan dat de directie en de meeste leraren bekommerd zijn om hen. In de derde graad schat men dit aspect echter veel lager in dan gemiddeld in Vlaanderen. Mogelijk missen deze leerlingen een duidelijke structuur voor de opvang. In beide graden spreekt men van weinig afwisseling tijdens de lessen. De leerlingen van de tweede graad zeggen dat een aantal leraren inspanningen doen om hun lessen boeiend te maken door te zoeken naar een afwisseling in werkvormen of door nieuwe media te gebruiken. Deze van de derde graad geven aan dat er tijdens veel lessen hoofdzakelijk moet geluisterd en genoteerd worden. Ze missen interactieve werkvormen. Algemeen is men over infrastructuur en voorzieningen en over de schoolomgeving tevreden. Wel klaagt men in de derde graad over de sportinfrastructuur en over het ontbreken van frisse kleuren in de school. Beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma De studiedruk wordt als aanvaardbaar ervaren. Enkele leerlingen melden dat er wel eens piekmomenten met veel taken en/of toetsen voorkomen, al vinden de meeste van hen dat de leraren ter zake voldoende rekening houden met elkaar en met de leerlingen. Over het algemeen zijn de leerlingen (enkelen in de derde graad niet te na gesproken) tevreden met wat zij leren op school. Voor de beoordeling van hun taken, toetsen en proefwerken vinden ze dat ze
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 39
doorgaans beloond worden met de punten die ze verdienen. Ze vinden de evaluatie meestal transparant. Enkel met de attitude-evaluatie lijkt niet iedereen vertrouwd. Het gedrag Het aspect van welbevinden m.b.t. hun eigen gedrag en dat van hun medeleerlingen wordt totaal verschillend ervaren voor de leerlingen van de twee graden. Waar men in de tweede graad nauwelijks problemen ziet, vindt men in de derde graad dat heel wat leerlingen de regels niet naleven en vaak te weinig respect voor elkaar opbrengen. Deze leerlingen schatten dit aspect daarom zeer negatief in. De beleving en tevredenheid m.b.t. de vrienden Voor de meeste leerlingen van de tweede graad is de school een ontmoetingsplaats voor vrienden. Onder andere daarom komen ze graag naar hun school. Ook dit aspect wordt in de derde graad minder positief gepercipieerd. Zij vinden de samenhang tussen de leerlingen veel minder terug. Personeel Er werden gesprekken gevoerd met leraren van doorgelichte en van niet-doorgelichte vakken en met leden van het ondersteunend personeel. De leraren zijn doorgaans tevreden over hun individuele lesopdracht. Algemeen waardeert men de wijze waarop het schoolbeleid waakt over de werkdruk (weinig toezichtbeurten, opgevolgde desiderata, leraarvriendelijke lessenroosters). Dit laatste wordt echter niet door iedereen beaamd. De leraren noemen de taken van de personeelsleden met bijzondere opdrachten transparant en voldoende gekend. Hierover wordt voldoende gecommuniceerd. De meeste voelen zich in de school goed en werken er graag. Velen nemen zelfs op vrijwillige basis een extra taak op zich en ze zetten zich met enthousiasme in voor hun opdracht, voor hun leerlingen en voor de school. De bereidheid zich in te zetten is bij de leraren groot en de werkdruk wordt meestal voldoende gecompenseerd door de goede sfeer en de collegialiteit. De meeste personeelsleden ervaren de school als een leefgemeenschap waarin ze zich betrokken voelen. Ze noemen hun school een participatieve school, waarin openheid en voldoende luisterbereidheid van het beleid voorkomen. Ook op dit vlak zijn er echter enkele dissonante klanken. Doorgaans vindt men dat er voldoende structuren aanwezig zijn om tot inspraak en overleg te komen. Het personeel vindt dat het schoolbeleid ruimte geeft voor initiatieven: ze krijgen in grote mate vrijheid en verantwoordelijkheid toebedeeld. De openheid van het beleid en de zin voor initiatief vanwege de leraren hebben als keerzijde dat het in de Handelsschool soms moeilijk is om tot een consensus te komen, waardoor sommige dingen verloren gaan en een aantal leraren structuur en continuïteit missen. Velen ervaren vanwege de directie waardering voor genomen initiatieven en ze krijgen geregeld bevestiging voor wat ze doen. Men omschrijft de directie als stimulerend, met heel wat interesse voor wat er gebeurt in de school. De lage drempels tussen de leraren en de leerlingen ervaart men als positief. Het klas- en het schoolklimaat bevorderen een constructieve leerhouding bij de leerlingen. Al geven de leraren aan dat niet alle leerlingen goed weten om te gaan met de toegekende vrijheid en verantwoordelijkheid. Sommigen vinden daarom dat er vanuit het schoolbeleid meer duidelijke afspraken en structuren moeten gecreeerd worden voor de leerlingen. De beginnende leraren voelen zich doorgaans goed opgevangen, geïntroduceerd en begeleid. Ze voelen zich snel thuis en opgenomen als lid van de schoolgemeenschap. De infrastructuur, de beschikbare ruimte en de aanwezige leermiddelen leiden bij de meeste personeelsleden tot een gevoel van welbevinden. Ze vinden dat het schoolbestuur hiervoor heel wat inspanningen doet: vaklokalen, ICT-infrastructuur, digitale borden, nieuw klasmeubilair, opfrissen van lokalen, … De leerplanrealisatie komt vanuit materiële invalshoek zeker niet in het gedrang. Het ondersteunend personeel is eveneens tevreden over de duidelijke werkverdeling en de werkomstandigheden. Als enige knelpunt voelen ze de gedeelde werkruimte met de collega’s van het Centrum voor Volwassenenonderwijs aan. Er is een vlotte communicatie met de schoolleiding over de werkafspraken. Maandelijks is er een intern overleg met de directie over de taken. Zij voelen zich voldoende
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 40
geïntegreerd in en betrokken bij de organisatie van het schoolleven en zij zien hun plaats in de leerlingenbegeleiding. Externe partners Er werden gesprekken gevoerd met een vertegenwoordiging van de ouderraad, een afvaardiging van de niet aangesloten ouders en een afvaardiging van de schoolraad. De meeste ouders kiezen voor de school omwille van het imago en de reputatie van een open school met een degelijke opvang en begeleiding van de jongeren. Daarnaast spelen de specifieke opleidingen en de bekendheid van de school langs familie of vrienden een belangrijke rol bij de keuze. De ouders waarderen de grote vrijheid die de leerlingen krijgen, gekoppeld aan de snelle aanpak van voorkomende problemen. De school slaagt er volgens de ouders in de jongeren een belangrijke vorm van zelfstandigheid bij te brengen door de wijze waarop men omgaat met het schoolreglement. De regels worden aanvaard door de leerlingen omdat er een breed draagvlak voor is. Ze prijzen de wijze waarop de leerlingen in de school worden opgevangen en opgevolgd bij studieproblemen of andere problemen. Men heeft in het KTA Handelsschool oog en oor voor problemen bij de jongeren. Zowel de ouders als de leerlingen voelen zich doorgaans goed binnen de schoolgemeenschap omdat er een openheid en een grote luisterbereidheid bestaat. De drempels zijn er laag. Veel is er bespreekbaar en de meestal stimulerende en opbouwende kritiek maakt dat de meeste leerlingen opnieuw graag naar school komen in de Handelsschool. De ouders zijn tevreden over de communicatie met de directie en de leraren. Ze waarderen de grote beschikbaarheid van de personeelsleden. De communicatie over de vorderingen van hun kinderen ervaren zij als goed en helder: schoolagenda, rapport en oudercontacten informeren hen over de studiesituatie en de school legt snel contact met de ouders bij het disfunctioneren van een leerling. De ouderraad is tevreden over de inhoud en het niveau van de vergaderingen. Zij worden over heel wat schoolgebonden materies geïnformeerd en men vraagt geregeld advies. De ouderraad voelt zich sterk betrokken bij het schoolgebeuren. In de schoolraad voelt niet iedereen zich voldoende betrokken en erkend. Vaak beperken vergaderingen zich tot een briefing van een aantal al genomen beslissingen m.b.t. schoolgebonden materies, zonder dat de schoolraad de kans krijgt om een kritische vraag te stellen. Men herkent daarom vaak niet de plaats die de schoolraad inneemt binnen het complexe kluwen van school, scholengemeenschap, scholengroep, … waardoor vragen gesteld worden over het zinvolle van de raad.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 41
5
CONCLUSIES
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De visie op het onderwijskundig beleid.
•
Het nastreven van het opvoedingsproject.
•
Het algemene schoolklimaat.
•
De nascholingstrajecten.
•
De bekommernis van het personeel voor de leerlingen.
•
De inspanningen van het beleid op infrastructureel en materieel vlak.
•
De zoektocht naar leerprocesondersteunende evaluatievormen.
•
De werking van het ondersteunend personeel.
•
De actualiteitswaarde van de opleidingen.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
Een volledige leerplanrealisatie van de vakken kantoortechnieken in de derde graad TSO Secretariaat-talen en verkoop in de derde graad TSO Handel.
•
Implementatie en opvolging van het onderwijskundig beleid.
•
Evaluatie van de effecten van het gevoerde beleid.
•
Een breed draagvlak voor de leerlingenbegeleiding.
•
De structuur op schoolniveau voor leren leren.
•
Het bewaken van de effectieve onderwijstijd.
•
Een evenwicht zoeken tussen de grote vrijheid die aan de leerlingen gegeven wordt en een noodzakelijke structuur.
5.2.2 Dringende actiepunten •
Op schoolniveau de vakoverschrijdende eindtermen bij alle leerlingen nastreven.
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 42
6
ADVIES
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van KTA Handelsschool te Aalst komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet voor de onderzochte structuuronderdelen m.n. - eerste graad A-stroom; - TSO tweede graad Handel, Handel-talen, Toerisme; - TSO derde graad Boekhouden-informatica, Handel, Informaticabeheer, Onthaal en public relations, Toerisme, Secretariaat-talen; - BSO tweede en derde graad Verkoop; - BSO derde graad derde leerjaar Verkoop en vertegenwoordiging. Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De school levert onvoldoende inspanningen om de vakoverschrijdende eindtermen bij haar leerlingen na te streven. De school werkt niet via een eigen planning aan de vakoverschrijdende eindtermen. Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet voor volgende onderdelen ‘organisatie van het welzijnsbeleid’, ‘arbeidsen leermiddelen’, ‘leer- en werkomgeving’, ‘hygiëne en gezondheid’. Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet. Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van KTA Handelsschool te Aalst brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en financiering: ADVIES GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 en 2009-2010: •
Voor de hele school Omwille van de vakoverschrijdende eindtermen. De vakoverschrijdende eindtermen bij alle leerlingen nastreven.
Vanaf 1 september 2010 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten weggewerkt zijn.
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
Hugo Miguet
Johanna de Smedt
KTA Handelsschool Aalst
Inspectie Secundair Onderwijs
juni 2008
blz. 43