VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van de Middenschool van het Gemeenschapsonderwijs 1 te Leuven
Inrichtende macht
Scholengroep 11 Leuven-Tienen-Landen (nr. 111427) Redingenstraat 90, 3000 Leuven
Instelling
Middenschool van het Gemeenschapsonderwijs 1 Adres
Redingenstraat 90, 3000 Leuven
Telefoon
016-31.97.10
Fax
016-58.26.17
E-mail Website Instellingsnummer Werkstation Datum doorlichting
[email protected] http://www.middenschoolleuven.be 41665 28 van 22 tot 26 september 2008
Samenstelling inspectieteam Roger Van den Borre
Ria Coenen Dirk Diepers
Erik Van Nieuwenhuyze
Diane Spilthoorn
Hubert Vantendeloo
Deskundige, behorend tot de administratie Andere deskundigen die niet tot de inspectie behoren Coördinatie en verslaggeving
Dirk Diepers
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
G03/02 24 oktober 2008
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 1
VOORAF 1 •
Leeswijzer
Voor u ligt een verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. Deze doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op - de kwaliteit van het studiepeil en - de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren, individuele directieleden en andere individuele personeelsleden. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Wanneer de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving krijgt ze een gunstig advies. Dergelijk advies is noodzakelijk wil de school verder wettige getuigschriften en diploma's kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder opgenomen worden in de financierings- en subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is echter vrij en behoort tot de autonomie van de school. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de onderwijsinspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: www.onderwijsinspectie.be Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dit hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van 2 verschillende schalen. Er werd geopteerd voor een 'concluderend' verslag en niet voor een 'beschrijvend' verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Deze conclusie is de (cursieve) openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. a
1
Ingevoegd vanaf september 2006.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 2
Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd om de concluderende zinnen te standaardiseren. In deze zinnen wordt steeds één van 2 mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek. - een 2-puntenschaal: voldoet / voldoet niet of in voldoende mate/ niet in voldoende mate, waarmee de inspectie haar controle-opdracht duidelijk stelt; - een 4-puntenschaal waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt.: goed /veeleer goed / veeleer zwak / zwak of veel /voldoende/ (erg) weinig/ onvoldoende of duidelijk/ overwegend duidelijk/ veeleer duidelijk/ onduidelijk Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen (i.c. studiepeil en regelgeving), kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen deze schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en excellent). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoende zijn van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate 'het algemeen beleid', zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert of ondersteunend werkt m.b.t. het realiseren van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. Deze confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'kernproces'. Hier wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagdagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In deze rubriek wil zij tevens aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden een aantal rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten' zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De ‘dringende actiepunten’ betreffen enkel tekorten die onder de controle vallen van de inspectie en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Zij worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruik maken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - Gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden. - Gunstig, beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school deze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten moeten worden weggewerkt in welk structuuronderdeel. De termijn wordt tevens aangegeven. - Ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer 2 3 mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 13 van het Besluit van de Vlaamse regering i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking.
2
Een negatief advies zal voor wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 3
Ten slotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen zodat deze na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Openbaarheid
Het verslag is openbaar en kan, ongeveer drie maanden na de doorlichting, geraadpleegd worden op de website van het departement onderwijs op het adres: www.ond.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen of op www.schooldoorlichting.be. •
Opmerking
Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van de schooldoorlichting waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op 28 november 2008.
3
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999. b
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................7
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................7
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................8
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................8
2.2
Onderwijskundig beleid .................................................................................................................9
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................14
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................16
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................19
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5
Vakverslagen................................................................................................................................19 Aardrijkskunde.............................................................................................................................19 Economie, dactylografie en handel ..............................................................................................21 Lichamelijke opvoeding (basisvorming en topsport)...................................................................23 Nederlands ...................................................................................................................................26 Plastische opvoeding....................................................................................................................28
3.2 Studierichtingsverslagen ..............................................................................................................30 3.2.1 Haarzorg - Verzorging-voeding ...................................................................................................30 3.3
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen ................................................................32
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................33
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................35
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................35
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................36
5
Conclusies....................................................................................................................................38
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................38
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................38 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................38 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................38 6
Advies...........................................................................................................................................39
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 5
1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
1.1
Identificatie
Dit verslag handelt over de Middenschool 1 van het Gemeenschapsonderwijs (MSGO1) te Leuven. Zij maakt deel uit van Scholengroep 11 Leuven-Tienen-Landen. De MSGO1 is vlot bereikbaar met zowel privévervoer als openbaar vervoer. Er is parkeermogelijkheid voor de hoofdingang en op een schoolparking. De campus Redingenhof - waarop ook het Koninklijk Atheneum (KA), een Centrum voor Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs (CDBSO), een Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO), een Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) en een internaat zijn gevestigd - ligt aan de rand van het stadscentrum, in de nabijheid van de ring en enkele belangrijke invalswegen. Een busstation, met verbindingen naar de ruimere Brabantse regio, ligt in de onmiddellijke omgeving. Naar het treinstation van Leuven is het een twintigtal minuten stappen. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap (schooljaar 2007-2008). M.S.G.O. I Leuven STUDIEGEBIED/ STRUCTUURONDERDEEL 1ste graad
Basisoptie/beroepenveld/ studierichting Graad 1e lj A 2e lj 1e gr Mechanica-elektriciteit 2e lj 1e gr Moderne wetenschappen 2e lj 1e gr Topsport 1e gr bvlj Decoratie - Haarzorg 1e gr bvlj Decoratie - Hout 1e gr bvlj Elektric. -Kantoor en verkoop 1e gr bvlj Elektriciteit - Hout 1e gr bvlj Haarzorg - Verzorging-voeding 1e gr bvlj Hout - Verzorging-voeding 1e gr bvlj Kant. en verk. - Verz.-voed. 1e lj B
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
lj
lln
1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 1
43 4 26 14 5 6 4 9 4 3 9 18
totaal SGB
145
scholengemeenschap aantotaal lln percentage tal SGB 4 235 18,3% 1 4 100,0% 3 112 23,2% 1 14 100,0% 1 5 100,0% 1 6 100,0% 1 4 100,0% 1 9 100,0% 1 4 100,0% 2 12 25,0% 1 9 100,0% 3 58 31,0% 472
In het tweede leerjaar biedt de Middenschool een brede waaier van basisopties en beroepenvelden aan in de A- en B-stroom. Bij de keuze ervan wordt, met het oog op een vlotte doorstroming, rekening gehouden met het onderwijsaanbod van de bovenbouw van het KA-Redingenhof. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de evolutie van het leerlingenaantal over de laatste vijf schooljaren. Evolutie lln.-aantal (plus trendlijn) 250
200
150
100
50
0
februari-04
februari-05
februari-06
februari-07
februari-08 meest actuele cijfers : 20082009
Aantal
238
237
141
163
145
175
Op één september 2005 werden de leerlingen die methodeonderwijs4 aan de MSGO1 volgden naar een andere Leuvense Middenschool overgeheveld. Gevolg was dat het leerlingenaantal in één klap met om c
4
www.g-o.be/sites/Portaal/CentraleDiensten/Stafdiensten/Communicatie/methodescholen
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 6
en bij de 40 % terugviel. De beslissing kaderde in de plannen van de inrichtende macht om het methodeonderwijs in een homogene ASO-school te huisvesten. Een aantal onderwijsparticipanten van MSGO1 contesteerde die ingreep. In 2004-2005 werd het onderwijsaanbod uitgebreid met de optie Sport. Het relatieve herstel van de leerlingenpopulatie van de jongste jaren wordt aan het succes van die studierichting toegeschreven. Bij gebrek aan interesse werden de TSO-georiënteerde richtingen Mechanica en Handel afgebouwd. Dat leidde niet tot een significante terugval van het leerlingenaantal. Het vroegere evenwicht tussen beide geslachten verschuift geleidelijk in het voordeel van de jongens. Vooral in de A-stroom - in het bijzonder in de basisoptie Sport - schrijven overwegend jongens in. In het tweede leerjaar van de B-stroom, waar enkele beroepenvelden worden geprogrammeerd waarvan de perceptie meer vrouwgericht is, is de mixiteit beter uitgebalanceerd. De schoolbevolking telt op het ogenblik van de doorlichting 26 jongeren met een thuistaal anders dan het Nederlands (14.60 %). 1.3
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats van vier tot acht januari 1999. De vakken Frans, lichamelijke opvoeding, natuurwetenschappen, biologie, fysica en het beroepenveld Hout-Bouw waren toen het uitgangspunt. Er werd een positief advies uitgesproken.
1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: •
aardrijkskunde;
•
dactylografie;
•
economie;
•
handel;
•
lichamelijke opvoeding;
•
Nederlands;
•
plastische opvoeding;
•
sport;
•
topsport basketbal.
De volgende beroepenvelden werden via een aantal vakken van het specifiek gedeelte doorgelicht: •
Decoratie - Haarzorg;
•
Haarzorg - Verzorging-voeding.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 7
2
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
2.1
Algemeen beleid
De reorganisatie van het onderwijsaanbod van de laatste jaren heeft de continuïteit binnen de MSGO1 geërodeerd. Het schoolbeleid wordt overschaduwd door meningsverschillen. Niet alleen frustraties m.b.t. beslissingen op niveau van de scholengemeenschap maar ook persoonlijke belangenconflicten hypothekeren de interne werking, het welbevinden en de motivatie van een aantal personeelsleden. Nu de inrichtende macht haar plannen heeft gerealiseerd, staat de directie voor de uitdaging om opnieuw rust en stabiliteit in het schoolleven te brengen en de visieontwikkeling nieuw leven in te blazen. De programmering van de optie Sport blijkt, tenminste wat leerlingenwerving betreft, een eerste stap in de goede richting (zie 1.2 Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod). Met de schoolleidingen van het KA en het CVO wordt zowel op logistiek als op pedagogisch vlak nauwelijks samengewerkt (zie 1.1 Identificatie). De directie vindt dat de kleinschaligheid van de school een voldoende basis is om tot een gelijkgerichte onderwijsaanpak te komen. Van formele beleidsmatige sturing en opvolging zijn er nauwelijks tekenen; de invulling en verwezenlijking van de meeste operationele doelen worden aan het engagement en enthousiasme van het personeel overgelaten. Het schoolwerkplan (SWP) is gedateerd en wordt al enige tijd niet meer als referentiekader voor de interne organisatie gehanteerd. Naast een beknopte leidraad voor leraren en enkele modelformulieren (jaarplan, lesvoorbereiding, probleemrapportering …) zijn er per vakgebied visie- en werkbundels in opgenomen. De meeste documenten hebben echter nog betrekking op het intussen niet meer aanwezige methodeonderwijs. Een geactualiseerde strategische termijnvisie of bindende afspraken op schoolniveau m.b.t. het didactisch handelen zijn er niet in terug te vinden. De school beschikt over de voorgeschreven participatiestructuren. Enkele projectgroepen (bijv. rond taalbeleid, gezondheidsbeleid, pesten, GWP…) moeten de betrokkenheid van de leraren bij het beleid vergroten. Omdat die werkgroepen veelal door één of enkele leraren worden bemand, lukt dit slechts gedeeltelijk. Er is een leerlingenraad. Op de verslagen van de jaarlijkse startvergaderingen na, zijn er weinig sporen die op een actieve werking wijzen. De mogelijkheid voor de leerlingen om via die weg daadwerkelijk aan het schoolbeleid te participeren, is bijgevolg veeleer bescheiden. Er is geen oudercomité, zodat de samenwerking met die groep niet structureel is geregeld. De school mist een goed gestructureerd formeel communicatienetwerk. De gegevensstroom verloopt onvoldoende doelgericht en transparant, zodat nogal wat korpsleden er niet in slagen om alle informatie aan het eigen functioneren te linken. Voor een vlotte gegevensuitwisseling rekent de directie op de vele informele contactmomenten die het kleine en collegiaal ingestelde korps typeren. De vrijblijvendheid van officieus gemaakte afspraken is echter groot en de naleving ervan kan niet strikt worden opgevolgd. Er wordt steeds vaker via elektronische weg gecommuniceerd (e-mail). Enkel belangrijke berichten worden afgedrukt en aan een map in de lerarenkamer toegevoegd. De externe communicatie verloopt via de traditionele kanalen. De promotionele middelen blijven beperkt tot een A4-bundeltje met wat algemene informatie, een website en deelname aan regionale informatiebeurzen voor basisscholen. De inspanningen voor zelfevaluatie, met het oog op de systematische bijsturing van de deelaspecten van het beleid en haar dagelijkse werking, verlopen niet cyclisch en systematisch. In 2002 evalueerde een externe organisatie nochtans de integrale schoolwerking. In samenwerking met de scholengemeenschap werd al een tevredenheidsenquête bij de ouders georganiseerd en een medewerker van de scholengroep onderzoekt waarom leerlingen vroegtijdig de middenschool verlaten. De verzamelde gegevens worden vaak niet grondig geanalyseerd of naar concrete actieplannen, inclusief duidelijk geformuleerde verbeterpunten, vertaald.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 8
2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum In haar onderwijskundig beleid besteedt de school weinig aandacht aan de realisatie van de basisvorming, de specifieke vorming en de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor geen initiatieven genomen. De Middenschool gebruikt de leerplannen van het Gemeenschapsonderwijs (GO!) als uitgangspunt voor de invulling van de basis-, de specifieke en de vakoverschrijdende vorming. Er worden nauwelijks bijkomende richtlijnen voor de inhoudelijke invulling van het curriculum geformuleerd. De directie vertrouwt op de persoonlijke deskundigheid en inzet van het personeel om de expliciete en impliciete doelen te realiseren (zie 2.1 Algemeen beleid). Ook aan de vakgroepen wordt niet expliciet opgedragen om hierin een rol te spelen. In de A-stroom ligt de nadruk in het keuzegedeelte bij sport, waardoor in enkele basisopties onvoldoende rekening wordt gehouden met gebeurlijke wijzigingen in de studieloopbaan na het tweede leerjaar en de algemene leerlingenoriëntatie in het gedrang komt. De constructie om in het eerste en tweede leerjaar van de A-stroom seminaries voetbal en volleybal te organiseren, heeft tot gevolg dat de leerlingen van de basisoptie Moderne Wetenschappen in het tweede leerjaar een aangepast specifiek gedeelte volgen. In het curriculum worden de vakken economie en wetenschappelijk werk niet gegeven, omdat ze plaats moeten ruimen voor sportseminaries (seminarie voetbal en seminarie volleybal). Dit is in strijd met de regelgeving5, omdat de gelijkwaardigheid op het vlak van de studiesanctionering en de transparantie van het onderwijsaanbod daardoor in het gedrang komen. Voor seminarie-voetbal en -volleybal krijgen de leerlingen van het tweede leerjaar extra sportlessen bovenop het basispakket van 32 lesuren. Een onderzoek van de leerlingenagenda’s wijst uit dat het totaal aantal wekelijkse lestijden er vorig schooljaar 36 was. De vier bijkomende lesuren werden met het basispakket uren-leraar ingericht. De school is daarmee in overtreding met de regelgeving6 die voorschrijft dat ‘het secundair onderwijs wordt verstrekt gedurende een maximum aantal wekelijkse lestijden dat op 32 is vastgesteld’. Voor Topsport-basketbal kan de school een bijzonder convenant topsport basketbal voorleggen dat ondertekend is door alle betrokken partijen. Vanaf dit schooljaar biedt zij ook Topsport-voetbal aan, maar zonder geldig convenant. De voetbalbond is immers niet bereid om de voorwaarden, vermeld in het topsportconvenant, te onderschrijven (paragraaf 8: vergoeding van de kosten en wedden van de trainers). Het schoolbestuur put ook voor de extra lestijden in deze richting uit de eigen werkingskredieten en de door het departement toegekende uren-leraar (+ 32 uren, zie hoger). Het beleid neemt geen initiatief om de banden met het KA van de eigen campus nauwer aan te halen, met de bedoeling om de pedagogische visies en de graadoverstijgende leerlijnen op elkaar af te stemmen. Een onderzoek naar de slaagkansen van de doorstromers naar de bovenbouw van het KA leert echter dat de jongste twee jaren ruim 20 à 30 % van hen niet slaagt in het eerste leerjaar van de tweede graad (B- of C-attest), ondanks de sterke preselectie in de Middenschool (zie 4.2 Schoolrendement). In het kader van de brede en harmonische vorming worden jaarlijks enkele intra- en extramurosactiviteiten georganiseerd. De inspanningsverplichting m.b.t. het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen (VOET/VOOD) bleef lange tijd beperkt tot de vraag aan de leraren om ze in hun jaarplanning op te nemen. Het vakkenonderzoek leert dat niet alle teamleden aan dat verzoek gevolg hebben geven. Een coördinator en enkele vrijwilligers werken sinds kort aan het op punt stellen van het VOET/VOOD-beleid, maar hun initiatieven zijn te pril om al te renderen. Een
5
d
SO64, paragraaf 3.5.3. 6
Koninklijk Besluit nr. 2 van 21 augustus 1978, Art. 2.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 9
meer gedetailleerde appreciatie van de supra-curriculaire inspanningen is opgenomen in rubriek 3.2 van dit verslag. Op schoolniveau werd een visie op taalbeleid ontwikkeld en werden verscheidene maatregelen genomen: voor de inschatting van de beginsituatie werden de TAS7- en TIST8-toetsen geïntroduceerd, er werd een dyslexiebeleid ontwikkeld en er werden initiatieven genomen om het jargon in verscheidene vakken toegankelijker te maken. Voor de coördinatie van het taalbeleid werd dit schooljaar een BPT-uur uitgetrokken. Met het Atheneum worden op beleidsniveau geen afspraken gemaakt, bijvoorbeeld om gevolgde nascholingen m.b.t. taalbeleid graadoverschrijdend te coördineren en te multipliceren. Het beleid is ICT-gebruik niet ongenegen, wat echter niet blijkt uit de infrastructurele en personele ICT-ondersteuning (zie rubrieken 2.3 Personeelsbeleid en 2.4 Logistiek beleid). Een pedagogisch ICTplan - dat uitgaat van de door de leerplannen en eindtermen vastgelegde minimumdoelstellingen en onderbouwd is met een eenduidige visie - is er niet. Bij gebrek aan stimuli verschillen de didactische invulling en integratie in het lesgebeuren leraarafhankelijk. Nogal wat teamleden blijken overigens nog onvoldoende vertrouwd te zijn met het gebruik van informaticatoepassingen in hun vakken. Eén ICT-coördinator werkt voor alle scholen van de scholengemeenschap. Zijn taakbelasting is dusdanig dat hij nauwelijks voldoende tijd heeft om het technisch onderhoud van de computers in alle entiteiten te verzekeren. De coördinator wordt niet actief betrokken bij het ICT-beleid. Van het te besteden lesurenpakket gaat 91 % naar effectieve lestijden. Vorig schooljaar leidde een handvol samenzettingen in de A-stroom tot klassen van meer dan twintig leerlingen. Toch zijn er in 2007-2008 voor sommige algemene vakken te grote lesgroepen (zie 3.1 Vakverslagen, PAV). Dat neemt niet weg dat in dat jaar zestien lesuren van de B-stroom naar een andere school werden overgedragen. Vooral in de basisoptie Sport gaat effectieve lestijd verloren door verplaatsingen van leerlingen naar externe sportaccommodaties. Gezien de infrastructurele beperkingen van de school kan dit probleem op korte termijn geen oplossing krijgen. Uit de leerlingenagenda’s blijkt dat er veel lesuitval is door afwezigheden van leraren (zie 2.3 Personeelsbeleid). De leerlingen worden, bij gebrek aan vervanging, vaak opgevangen in de studie of vroeger naar huis gestuurd. Voor enkele vakken loopt het lesverzuim dusdanig hoog op dat de leerplanrealisatie in het gedrang komt (zie 3.1 Vakverslagen, LO en handel). Ook de lange herhalingsperioden voor de proefwerken verkorten de effectieve lestijd vakafhankelijk aanzienlijk. De instructietijd eindigt soms al eind november (examen 1) en half mei (examen 2). De lage slaagpercentages van de doorstromers, de gebrekkige ICT-integratie in het vakkenonderwijs, de lesuitval e.a. werden nog niet nader onderzocht met het oog op mogelijke kwaliteitsbijsturingen m.b.t. het onderwijskundig beleid. Voorbeeld van goede praktijk •
De coördinatie van het taalbeleid op lerarenniveau ondanks de beperkte structurele ondersteuning.
Werkpunten • Een referentiekader uitwerken dat alle aspecten van het onderwijskundig beleid ondersteunt en striktere opvolging en bijsturing mogelijk maakt. •
De ontvangen uren-leraar besteden in overeenstemming met de vigerende regelgeving. Het maximum aantal wekelijkse lestijden, dat op 32 is vastgesteld, respecteren.
•
Voor de optie Topsport conform de globale convenant topsport handelen.
•
De samenwerking met het KA-Redingenhof met het oog op een vlotte schoolloopbaan op pedagogisch-didactisch vlak versterken.
•
Een pedagogisch ICT-plan uitwerken.
e f
7 8
taalvaardigheidstoets aanvang secundair onderwijs taalvaardigheidstoets instap tweede leerjaar secundair onderwijs
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 10
•
De haalbaarheid van samenzettingen bewaken.
•
In geval van lesuitval compenserende maatregelen nemen.
Leerlingenbegeleiding Het beleid met betrekking tot leerlingenbegeleiding functioneert veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen. In het kader van de kansengelijkheid wenst de school open te staan voor alle leerlingen en richt daarom een ruime keuze van basisopties en beroepenvelden in. Jongeren uit de verschillende structuuronderdelen worden via de organisatie van les- en vakoverstijgende activiteiten met elkaar in contact gebracht. Men treft schikkingen om de leerlingen op basis van gelijkwaardigheid en rekening houdend met hun individuele noden aan het onderwijsproces te laten deelnemen. Bij de inschrijving en tijdens een informatieavond kunnen de ouders de individuele noden en behoeften van hun kinderen meedelen. Ouders met betalingsmoeilijkheden kunnen ondersteuning aanvragen. De socio-emotionele begeleiding van de leerlingen wordt gekenmerkt door discontinuïteit, in de eerste plaats veroorzaakt door een vaak wisselende opdrachttoewijzing. Tot enkele jaren terug bestond in de school een cel leerlingenbegeleiding. In 2007-2008 werd één begeleider aangeduid met als opdracht specifieke tuchtproblemen aan te pakken. Een vrij groot gedeelte van die tijd werd ingevuld met administratieve taken, niettegenstaande de functie met GOK9- en BPT10-uren werd ondersteund (zie 2.3 Personeelsbeleid). Het is de bedoeling dat de cel leerlingenbegeleiding haar spilfunctie m.b.t. de begeleiding en ondersteuning vanaf dit schooljaar heropneemt. In het kader van het GOK-beleid kiest de school o.a. voor het thema preventie en remediëring van ontwikkelings- en leerachterstanden. Het personeelslid dat in 2007-2008 leerlingenbegeleider was, blijkt daarvan niet op de hoogte te zijn. Dat doet vragen rijzen m.b.t. doelgerichtheid waarmee de ontvangen GOK-uren werden gebruikt. Het GOK-beleid - dat na een eerste controle in 2005 positief werd geadviseerd - is de laatste jaren verzwakt. Bij het verdelen van de ambtsbevoegdheden heeft de directie er aandacht voor dat het aantal leraren dat in eenzelfde klas lesgeeft beperkt blijft. Het is de bedoeling dat de leraren vlug een vertrouwensband met hun leerlingen smeden, waardoor zij adequaat op probleemsituaties kunnen inspelen. De bereidwilligheid om te helpen is groot en de houding van de leraren is leerlingengericht. Voor de detectie van problemen rekent de school op de alertheid van de leraren. Knelpunten worden aan de hand van speciaal daarvoor ontwikkelde fiches gemeld en desgewenst wordt een volgkaart opgemaakt of een studiecontract afgesloten. Voor tuchtkwesties wordt een tuchtdossier, inclusief stappenplan, aangelegd. Specifieke maatregelen worden per schrijven aan de ouders meegedeeld. Over het algemeen wordt vrij vlug naar het CLB11, met in het verlengde daarvan eventueel externe deskundigen, doorverwezen. Voor het geven van inhaalles, het bijspijkeren van de studiemethode van leerzwakke leerlingen en ‘leren leren’ worden geen extra lestijden ingeruimd. In de A-stroom wordt in het vak Nederlands gewerkt aan het bijbrengen van een studiemethode (o.a. project ‘leren leren’ in 2A). De toepassing van adaptieve en gedifferentieerde werkvormen wordt niet beleidsmatig gepromoot, zodat het initiatief ook hiervoor bij de individuele leraren ligt. De klassenraden zijn het forum waarin zowel gedrags- als studieproblemen worden besproken. Waar relevant worden de notulen aangevuld met individuele leerlingenfiches, verslagen van oudercontacten, briefwisseling en de informatie die bij inschrijving werd verzameld. De leden willen zich een optimaal beeld vormen van het profiel van elke leerling om in staat te zijn bijsturingen geënt op elke individuele leerling te formuleren. Een zinvolle aanpak, ware het niet dat de documenten nauwelijks concrete g h i
9
Gelijke onderwijskansenbeleid. Decreet betreffende gelijke onderwijskansen - I d.d. 28 juni 2002
10 11
Bijzondere pedagogische taken. Centrum voor leerlingenbegeleiding
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 11
remediëringen bevatten. Omdat de geleverde inspanningen m.b.t. de studiebegeleiding niet systematisch worden geïnventariseerd en opgevolgd, wordt de effectieve begeleiding aan de goodwill van elke leraar overgelaten. De studiekeuzebegeleiding verloopt overwegend informatief en wordt grotendeels aan het CLB toevertrouwd. De CLB-medewerkers bezoeken de tweedejaarsklassen en bespreken er de studiemogelijkheden in de volgende graad. Wie meer inlichtingen wenst, kan een persoonlijke afspraak regelen. De leerlingen en hun ouders worden ook wegwijs gemaakt in de scholen van de bovenbouw van de eigen scholengemeenschap. De analyse van de afwezigheden in 2007-2008 geeft aan dat de leerlingen in deze school meer afwezig zijn dan gemiddeld in Vlaanderen. In de B-stroom - met gemiddeld 15 halve dagen lesverzuim in het eerste leerjaar en 33 in het BVL - zijn de jongeren het vaakst afwezig. Globaal gezien waren 20,1 % van alle afwezigheden problematisch (B-codes), t.o.v. gemiddeld slechts 12,6 % in vergelijkbare Vlaamse scholen. Het grote aantal B-codes wordt negatief beïnvloed door het gedrag van slechts enkele probleemleerlingen en door het te laat of niet binnenbrengen van doktersattesten. Werkpunten •
De psychosociale leerlingenopvang structureren en bestendigen.
•
Het GOK-beleid reactiveren.
•
Adaptief en gedifferentieerd lesgeven in het vakkenonderwijs stimuleren.
•
De diagnose en aanpak van studieproblemen expliciteren; o.a. voorgestelde remediëringen en geleverde inspanningen inventariseren en beleidsmatig opvolgen.
•
De oorzaken van het grote aantal afwezigheden en B-codes opsporen en doelgericht aanpakken.
Leerlingenevaluatie Het beleid met betrekking tot leerlingenevaluatie is zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school nog geen initiatieven genomen. Het ontbreken van een referentiekader, sturing en opvolging is goed voelbaar op niveau van de leerlingenbeoordeling (zie 2.1 Algemeen beleid). Er zijn amper concrete richtlijnen en afspraken die de validiteit, gelijkgerichtheid en transparantie van de evaluatie moeten garanderen. De puntenverhouding tussen de proefwerken en het dagelijks werk, de organisatie van de klassenraden en de deliberaties en de gehanteerde normen m.b.t. de attestering en uitgestelde beslissingen worden niet formeel gecommuniceerd. De testcultuur is vrij traditioneel, innovatieve evaluatievormen worden niet expliciet gepromoot. Uitzonderingen niet te na gesproken, overweegt het reproductief en louter kennisgericht toetsen van de leerstof. Naar verworven vaardigheden en leervorderingen wordt in de vakken zelden gericht gepeild. Positief is dat attitudes in rekening worden gebracht via een speciaal daartoe ontwikkeld rapportagesysteem (sociaal rapport). De school opteert voor twee proefwerkreeksen en vier periodes dagelijks werk. Omdat er slechts twee proefwerken zijn blijft het aantal evaluatiedagen beperkt, maar het systeem impliceert wel dat de leerlingen in juni grotere leerstofpakketten moeten verwerken. Of hier enige correlatie bestaat met het lage percentage A-attesten werd nog niet nader onderzocht (zie 4.2 Schoolrendement). Vakgebonden wordt bovendien erg vroeg begonnen met herhalingsoefeningen, wat de effectieve instructietijd opmerkelijk verkort (zie 2.2 Onderwijskundig beleid - Curriculum). De rapportering gebeurt digitaal. Dat de geformuleerde commentaren op de rapporten niet altijd relevant zijn en er nauwelijks remediërende aanbevelingen aan worden toegevoegd, is een gemiste kans m.b.t. de studiebegeleiding.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 12
Tijdens de delibererende klassenraden bespreken en wegen de leraren de individuele leerlingenscores. De motivaties van de attesteringen worden inhoudelijk echter niet diagnostisch en persoonlijk opgesteld. De verantwoordingen van de adviezen blijven veelal beperkt tot weinig informatieve 12 opsommingen van tekorten. Ze zijn daardoor niet conform de geest van de regelgeving die m.b.t. de motivering van B- en C-attesten voorschrijft: “moet schriftelijk aan de betrokken leerling (ouders) worden overgemaakt en toegelicht (bv. uittreksel uit de notulen)”. Eenduidige clausuleringen, met een opgave van de te volgen studierichting in het volgende leerjaar, ontbreken soms (bv. andere school). Een opvallend groot aantal beslissingen wordt niet op het einde van het schooljaar genomen. Het percentage uitgestelde beslissingen en bijkomende proeven scoort dan ook opvallend hoger dan de 13 Vlaamse referentiewaarde. Volgens de vigerende regelgeving mogen enkel in uitzonderlijke gevallen beslissingen worden uitgesteld. Nogal wat leraren beseffen blijkbaar niet dat zij daarmee het leereffect van hun onderwijsaanpak in vraag stellen. Zij verwachten immers van de leerlingen dat ze hun tekorten gedurende de vakantie, zonder enige begeleiding, ophalen. Dat de meeste uitgestelde beslissingen in september A-attesten worden, zet die bewering nog kracht bij (zie rubriek 4.1: Schoolrendement). Voorbeeld van goede praktijk •
De attituderapporten.
Werkpunten •
Een formeel referentiekader ontwikkelen dat de leerlingenevaluatie nadrukkelijk aanstuurt.
•
De B- en C-attesten conform de regelgeving motiveren.
•
Bij het uitstellen van beslissingen de geest van de vigerende regelgeving respecteren.
•
Het evenwicht tussen de instructie- en evaluatietijd bewaken.
j k
12 13
SO 64, punt 8.1.7 Rubriek 8 van de SO 64-Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs (25/06/1999).
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 13
2.3
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen.
In 2007-2008 waren in de school 33 personeelsleden, onder wie 27 als leraar, tewerkgesteld. Het aantal vacante betrekkingen is gering en het wervingsbeleid is vooral betrokken op de rekrutering van interimarissen. Het absenteïsme scoort hoog: slechts acht personeelsleden waren vorig schooljaar geen enkele keer afwezig, wat rechtstreekse implicaties heeft voor de optimale benutting van de lestijd (zie 2.2 Onderwijskundig beleid - Curriculum). De leraren krijgen geen formele feedback over hun functioneren. Op het niveau van de scholengemeenschap werd een model van functiebeschrijving voor het ambt van leraar uitgeschreven. De profielen werden onderhandeld met het Basiscomité (BC), maar zijn nog niet operationeel. Het is de bedoeling om ze voortaan als basis voor evaluatiegesprekken te hanteren. Voor de overige personeelsgeledingen en specifieke opdrachten (bijv. directeur, ondersteunend personeel, leerlingenbegeleider, mentor nieuwe leraren, …) zijn er nog geen functiebeschrijvingen. Voor haar personeelsplanning streeft de directie in de mate van het mogelijke naar stabiliteit in de opdrachten. Persoonlijke desiderata kunnen worden ingediend. Bij de verdeling van de ambtsbevoegdheden, het lesurenpakket, het toezicht en voor de toekenning van BPT-uren is er echter geen verregaande inspraak door de vakgroepen. Door haar kleinschaligheid rest de school weinig ruimte om het onderwijskundig beleid te ondersteunen met uren die geen lesuren zijn. Vorig schooljaar werd 5.7 % van het totale lesurenpakket ingevuld met BPT-uren. Het maximum toegestane percentage werd daarmee overschreden, maar het BC bekrachtigde de verdeling. Het leeuwenaandeel van de tijd werd gebruikt voor het lesvrij maken van de leerlingenbegeleider (zie 2.2 Onderwijskundig beleid - Leerlingenbegeleiding). Aangezien een groot deel van die opdracht met de uitvoering van administratief werk werd ingevuld (o.a. boekhouding) en niet met pedagogische taken, was er sprake van oneigenlijk gebruik van de BPTuren. De verantwoordelijken voor het taalbeleid en het project gezondheidszorg ontvingen elk één BPT-uur. Voor klassendirecties, inhaallessen en andere pedagogische taken werden geen uren vrijgemaakt. Hoewel het beleid de integratie van ICT in de onderwijspraktijk als een werkpunt beschouwt, voorzag het geen lesvrije ruimte voor pedagogische ICT-ondersteuning (zie 2.2 Onderwijskundig beleid - Curriculum). De gezamenlijke doelgerichtheid wordt niet versterkt door een structureel degelijk uitgebouwde vakgroepwerking. Aangezien veel leraren geen rechtstreekse collega’s in de school hebben, blijft het aantal vakgroepen en vakgroepvergaderingen beperkt. Bredere fora creëren, door de eigen vakleraren in contact te brengen met collega’s van het KA-Redingenhof, wordt niet overwogen. Deelnemen aan bijzondere taakgroepen of (vakoverschrijdende) projecten opstarten, wordt aan de welwillendheid van de leraren overgelaten. Eén en ander leidt ertoe dat vaak dezelfde personeelsleden extra taken op zich nemen. De aanvangsbegeleiding berust bij een mentor voor beginnende leraren, die naar best vermogen een leidraad voor hen opstelde. Nieuwelingen en interimarissen noemen de collegialiteit, de overzichtelijkheid van de school en de ondersteuning door de mentor als belangrijkste factoren voor een vlotte integratie in het schoolleven. De vakinhoudelijke begeleiding verloopt veeleer informeel en incidenteel. Voor didactische ondersteuning doen de nieuwkomers een beroep op zowat alle collega’s. Dat betekent niet dat zij - zeker indien er geen vakcollega’s in eigen rangen zijn - een ruimer vakgebonden klankbord niet zouden appreciëren. De nieuwe personeelsleden worden jaarlijks tijdens een informeel gesprek geëvalueerd en bijgestuurd. Er is geen nascholingsplan dat tot stand komt op basis van onderzoek naar de noden van het personeel 14 en uitgaat van concrete doelstellingen. Dat is in strijd met de vigerende regelgeving . Het l
14
Decreet van 16 april 1996 betreffende de lerarenopleiding en de nascholing, Art. 47.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 14
nascholingsniveau scoort een stuk beneden de Vlaamse gemiddelden. Van het onderwijzend personeel volgt slechts 22 % jaarlijks gedurende 1,9 halve dagen vakgerichte nascholing; in Vlaanderen zijn het gemiddeld 57 % van de leraren gedurende 6,5 halve dagen. De algemeen pedagogisch-didactische professionalisering vertoont een vergelijkbaar beeld. Van extra vormingsinitiatieven voor het administratief personeel en de opvoeders zijn er helemaal geen tekenen. Aan de multiplicatie van de intern aanwezige deskundigheid wordt eveneens weinig aandacht besteed. Het gemoedelijke schoolklimaat en de collegiale sfeer worden ervaren als belangrijkste troeven om te komen tot een maximale betrokkenheid van alle personeelsleden. In 2007-2008 werd op vraag van het personeel een teambuilding georganiseerd. Om het personeelsbeleid te evalueren maakt het beleid nog geen gebruik van de functiebeschrijvingen en de gegevens i.v.m. de deelname aan nascholing. Werkpunten •
De leraren evalueren en feedback geven over hun functioneren.
•
De vakwerkgroepen structureren, aansturen en opvolgen.
•
De BPT-uren conform de regelgeving aanwenden.
•
De begeleiding van nieuwe leraren verder uitbouwen.
•
Een nascholingsplan uitwerken en de verdere deskundigheidsvorming stimuleren.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 15
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid Het financieel beleid is veeleer onduidelijk. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen. Het logistiek beleid is in handen van de directeur van het KA, die ook campusverantwoordelijke is. De directie van de Middenschool betreurt dat de verdeling van de middelen niet transparant is en dat de besteding ervan niet volgens vastliggende procedures en lange- en kortetermijndoelen wordt geregeld. De vereiste financiële middelen voor de aanschaf van leermiddelen en klein didactisch materiaal (media, leerboeken, tijdschriften, naslagwerken, grondstoffen, …) worden jaarlijks per studierichting of vakgebied begroot. De ouders worden bij de inschrijving van hun kind of in de loop van de eerste week van juli geïnformeerd omtrent de jaarlijkse schoolkosten. Op die manier worden zij niet met onverwachte uitgaven geconfronteerd. De verschuldigde bedragen worden bij afhaling van de leerboeken en ander materiaal afgerekend. De nascholingskosten worden vergoed, inclusief de verplaatsingsonkosten. De uitgaven voor nascholingen liggen een stuk boven de inkomsten. Dat kan - in tegenstelling met wat in rubriek 2.3 wordt beweerd, op een intensief professionaliseringsbeleid wijzen (zie 2.3 Personeelsbeleid). De verblijfskosten voor de kennismakingsdagen van de leerlingen worden echter op dezelfde post geboekt, wat de totalen aanzienlijk doet stijgen. Werkpunten •
Een transparant financieel beleid voeren.
•
Enkel effectief aan navormingen bestede gelden als nascholingskosten boeken.
Materieel beleid Het materieel beleid is veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen. De Middenschool deelt een campus met enkele andere instellingen (zie 1.1 Identificatie). De meeste leslokalen zijn op dezelfde verdieping van een vleugel van het gebouwencomplex gevestigd. De infrastructuur wordt gehuurd van het KA-Redingenhof, dat instaat voor alle investeringen in het onderhoud, de renovatie en modernisering. Het hoofdgebouw dateert van 1983 en verkeert in een goede staat van onderhoud. De materiële noden worden via de vakgroepen of de individuele leraren bevraagd, maar dat gebeurt niet systematisch. Uit het vakkenonderzoek blijkt dat er nog tekorten aan leermiddelen zijn (zie 3.1 Vakverslagen). Technische defecten en internetstoringen in de ICT-lokalen worden niet accuraat aangepakt. De leraren klagen ook over de beperkte toegankelijkheid van de lokalen. Met het oog op integrale kwaliteitzorg wil het beleid in de aanschaf van elektronische borden, de vernieuwing van het meubilair en de sportinfrastructuur investeren. Werkpunten •
Een systeem voor de detectie van de materiële noden uitwerken en gebruiken.
•
De tekorten aan leermiddelen in het vakkenonderwijs wegwerken.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 16
Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoen niet. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen. Organisatie van het welzijnsbeleid De organisatie van het welzijnsbeleid van de MSGO1 verloopt in samenspraak met het KA, waarmee zij de infrastructuur deelt. Vanuit de hiërarchische lijn werd in het verleden nauwelijks aandacht aan preventie geschonken. De input naar het welzijnsbeleid groeide de voorbije schooljaren, maar is nog steeds gering. Het BC vervult zijn opdracht in het kader van de wet op het welzijn in onvoldoende mate. Op de vergaderingen worden hooguit sporadisch aspecten van veiligheid en welzijn geagendeerd en besproken. De coördinatie van het welzijnsbeleid berust bij de preventieadviseur van de scholengroep, die over een aanvullende vorming niveau II beschikt. Door de grote taakbelasting van dat personeelslid is het rechtstreekse toezicht op de Middenschool - in tijd uitgedrukt - echter beperkt. De overkoepelende adviseur wordt daarom intern ondersteund door een contactpersoon: een technisch adviseur van het KA die een opleiding van niveau III met vrucht beëindigde. Voor het naar behoren uitvoeren van alle taken ontvangt dat personeelslid geen extra uren en zijn aanstelling werd niet door het BC bekrachtigd. De aandacht van de interne contactpersoon gaat in de eerste plaats uit naar het KA. Hij beschikt niet over de nodige middelen om de lokalen van de Middenschool en de werkruimten van het technisch onderhoudspersoneel vrijelijk te betreden. Een samenwerkingsovereenkomst met een externe dienst PBW ligt voor. De contacten verlopen vlot en de samenwerking is goed. Er kan voorlopig nog niet van een dynamisch risicobeheersingsysteem worden gesproken. De risicoanalyses, het globaal preventieplan en het jaarlijks actieplan worden niet complementair ingezet en sommige documenten m.b.t. de Middenschool bevatten onvoldoende relevante informatie of vertonen hiaten. Bij gebrek aan erkenning door het BC missen het globaal preventieplan en het jaarlijks actieplan bovendien een officieel statuut. Ondanks de inspanningen van de interne contactpersoon, is het veiligheids- en welzijnsbeleid nog niet effectief in de dagelijkse schoolwerking geïntegreerd. Uit de controlerondgang blijkt dat vanuit het beleid onvoldoende expliciet en actief wordt gewerkt aan de attitudevorming rond en de bewuste omgang met de veiligheid bij de diverse personeelsgeledingen en de leerlingen. Zo is er geen strikte opvolging van de naleving van de veiligheidsinstructies. Arbeids- en leermiddelen Voor de aankoop van producten en apparaten is een procedure uitgeschreven die de procesflow vanaf de offerteaanvraag tot en met de indienststelling regelt. De interne contactpersoon en de preventieadviseur worden niet bij de aanschaf van de arbeids- en leermiddelen betrokken. De aanbestedingsdocumenten zijn van de wettelijk voorgeschreven vermeldingen aangaande veiligheid en welzijn voorzien. Enkele oudere machines en apparaten missen een Nederlandstalige handleiding en/of instructiekaarten. Leer- en werkomgeving Het risico op valgevaar is klein. Het onderhoud van de gebouwen en de terreinen rond de school voldoet. Her en der ontbreken waarschuwingsstrips en kleinere mankementen aan trappen en vloeren werden nog niet weggewerkt. Het brandpreventieverslag van de brandweer vermeldt knelpunten. Aan een aantal werd al gevolg gegeven, de overige opmerkingen zijn in een werkplanning opgenomen. Jaarlijks worden evacuatieoefeningen georganiseerd. De evaluatie van de jongste ontruiming vermeldt nog zwakke punten. Het rapport van de keuring van het laagspanningsnet besluit negatief. De verantwoordelijken willen spoedig aan de geformuleerde tekorten tegemoetkomen.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 17
De meeste producten met gevaarlijke eigenschappen worden op reglementaire wijze opgeslagen en geïnventariseerd. Uit de rondgang door de school blijkt evenwel dat niet alle leraren de instructies even nauwgezet opvolgen. Een afvalbeheersplan kan niet worden voorgelegd. Hygiëne en gezondheid Er staan voldoende wc’s voor beide geslachten ter beschikking (ARAB art. 96). Tijdens de pauzes vormen zich geen wachtrijen aan de toiletten. De sanitaire installaties worden goed onderhouden. De productie van de maaltijden gebeurt door een externe organisatie, in de school worden zij opgewarmd en verdeeld. Het betrokken personeel beschikt over het vereiste certificaat voor distributie van voedingsmiddelen. Er is geen EHBO-lokaal. Zieke leerlingen worden door medewerkers - die een attest van nijverheidshelper behaalden (ARAB art. 177) - opgevangen. In het secretariaat staat een kast met medicijnen en verbandmateriaal. Instructiekaarten en productenlijsten ontbreken echter. De ongevallen worden beperkt geïnventariseerd, maar tot een analyse van de verzamelde gegevens komt men niet (ARAB art. 835). Werkpunten •
Aspecten van veiligheid en welzijn op het BC agenderen.
•
Het globaal preventieplan en het jaarlijks actieplan door het BC laten bekrachtigen.
•
Vanuit de hiërarchische lijn aandacht besteden aan de aspecten van preventie en bescherming: het veiligheidsbeleid actief ondersteunen, bij de leraren en leerlingen de attitudevorming m.b.t. de aspecten van veiligheid en welzijn versterken.
•
De zwakke punten m.b.t. de leer- en werkomgeving systematisch aanpakken.
•
De tekorten vastgesteld in het keuringsverslag van het laagspanningsnet wegwerken.
•
Een afvalbeheersplan opstellen.
•
Een EHBO-lokaal inrichten en conform de regelgeving uitrusten.
•
De ongevallen inventariseren en analyseren (ARAB art. 835).
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 18
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1 Aardrijkskunde De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd in de eerste graad A-stroom. Leerplanrealisatie In het eerste leerjaar worden de meeste leerplandoelen uit de thema’s Landschap en kaart; Reliëf, bodem en ondergrond en Weer en klimaat behandeld. In het tweede leerjaar wordt de beschikbare lestijd bijna volledig besteed aan leerplandoelen uit de thema’s Het industrielandschap en Het verkeer in het landschap, aangevuld met een gedeeltelijke behandeling van deze uit Het toeristisch en recreatieve landschap. Voor de studie van de behandelde leerplandoelen worden in totaal een tachtigtal lestijden gebruikt, terwijl het leerplan amper meer dan de helft daarvan suggereert. Daardoor krijgen de thema’s Het natuurlandschap, De mens op aarde en het keuzethema geen aandacht. Het leerplan legt in de algemene doelstellingen de klemtoon op de lokale milieus en herhaalt dit in de leerplandoelen bij de thema’s. Er worden echter geen waarnemingen in de schoolomgeving of op het terrein verricht. De leerlingen gebruiken een werkboek, maar de onderdelen waarvoor kaarten uit de eigen omgeving als bijkomend materiaal vereist zijn, worden blanco gelaten. De niet behandelde thema’s zijn ook niet opgenomen in de planningsdocumenten van de leraren. Deze zeer gedeeltelijke leerplanrealisatie is het gevolg van verschillende factoren. Enerzijds is er een gebrek aan leerplangerichtheid. Men stelt het gebruikte werkboek centraal en volgt dit systematisch zonder aandacht te besteden aan de spreiding van de inhouden over het schooljaar. Anderzijds is er geen vaklokaal en ontbreekt het nagenoeg volledig aan de minimale uitrusting. De recentelijk aangekochte set atlassen is, naast het werkboek van de leerlingen, het enige hedendaags bronnenmateriaal dat beschikbaar is. Door het niet gebruiken van projectiemiddelen wordt het gebrek aan observatie en analyse van landschappen op het terrein ook niet gecompenseerd door virtuele uitstappen met het gebruik van passende beelden. Aanknopingspunten met de actualiteit zijn schaars. Bij de studie van het weer wordt een computerlokaal gebruikt om de website van het KMI te verkennen. Het gebrekkig functioneren van de internetverbinding wordt aangegeven als belemmering om dit ook bij andere gelegenheden te doen. Waar de vakinhouden of de gebruikte werkvorm aansluiten bij de VOET is er automatisch enige invulling, maar het bewust aandacht geven aan het nastreven van de VOET is beperkt. Vakvergaderingen zijn er niet. Het aantal vaktitularissen is gering en zij overleggen informeel rond praktische afspraken. Naar aanleiding van de aankoop van atlassen is er overleg geweest met de vakgroep in de bovenbouw. Er zijn geen nascholingen gevolgd voor aardrijkskunde. Dit kan in verband gebracht worden met het gebrek aan stabiliteit in de opdrachten, maar het opleidingsprofiel van de vakleraren maakt dit nochtans noodzakelijk. Leerlingenbegeleiding In de bijgewoonde lessen heerst een positief leerklimaat. Tijdens een sterk gestuurd frontaal optreden worden de leerlingen uitgenodigd tot activiteit rond het gebruik van de informatie in het werkboek en in de atlas. De interactie tussen leerling en leraar verloopt vooral in functie van het invulwerk en wordt minder gezien als een leergesprek waarbij bijvoorbeeld verduidelijkt wordt waarom sommige antwoorden niet correct zijn. Er wordt voldoende aandacht besteed aan het aanleren van vaardigheden die in het werkboek zijn opgenomen. Het geleid invullen van het werkboek wordt evenwel niet afgewisseld met andere werkvormen of met het gebruik van bijkomend bronnenmateriaal. Het eenmalig bezoek aan de computerklas is de enige uitzondering hierop. Deze gebeurtenis krijgt een
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 19
vrijblijvend karakter omdat ze niet vergezeld is van een geschreven leidraad of een opdracht en op geen enkele wijze deel uitmaakt van een quotering. Door het niet ter harte nemen van de eigen omgeving als studiegebied wordt niet alleen een kans gemist om deze te leren kennen, maar ook om de overdracht van de realiteit naar bronnenmateriaal te bewerkstelligen. Deze lacune maakt de studie van bronnen uit andere gebieden minder doeltreffend. Samen met de gedeeltelijke leerplanrealisatie waarbij volledige thema’s ontbreken zorgt dit voor een gebrekkige voorbereiding op de doorstroming naar de tweede graad. Leerlingenevaluatie Het rapportcijfer voor dagelijks werk komt hoofdzakelijk tot stand op basis van schriftelijke toetsen. Vooral in het eerste leerjaar is - in acht genomen dat er 2 lestijden per week zijn - het aantal toetsen beperkt en niet optimaal gespreid. Er zijn twee proefwerkperiodes. Bij een gedeelte ervan wordt de vaardigheid om een atlas te hanteren als informatiebron geëvalueerd. Ook andere vaardigheden maken deel uit van de proefwerken. Toch moet opgemerkt worden dat door hergebruik van de bronnen uit het werkboek de beheersing van een vaardigheid niet kan geëvalueerd worden. Dit stimuleert de leerlingen zelfs tot het leren in functie van reproductie en niet tot inzichtelijk leren. Vermits de evaluatie slechts betrekking heeft op het gedeeltelijk gerealiseerde leerplan is de bekomen quotering mogelijk niet de correcte weergave van de capaciteiten van de leerling. De leerlingenresultaten variëren vrij sterk, maar sporen meestal met deze voor andere vakken. Voorbeeld van goede praktijk •
De vlotte omgang met de leerlingen.
Werkpunten •
Alle leerplandoelstellingen realiseren.
•
Een vaklokaal inrichten en voorzien van de minimaal vereiste leermiddelen of hun hedendaagse equivalenten.
•
Mogelijkheden voor vakoverleg, vakinhoudelijke en pedagogisch-didactische nascholing zoeken en behartigen.
•
Leermiddelen verzamelen om meer variatie in de werkvormen te brengen met nadruk op zelfontdekkend en inzichtelijk leren.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 20
3.1.2 Economie, dactylografie en handel De leerplandoelstellingen voor economie in de A-stroom worden niet in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen voor handel en dactylografie in de B-stroom worden niet in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie De jaarplannen en de leerlingennotities tonen aan dat de leraren onvoldoende op de hoogte zijn van de leerplandoelstellingen en lineair leerboek- in plaats van leerplangericht werken. Terwijl vorig schooljaar in één klas van de A-stroom de leerinhouden van alle thema’s voor 15 economie werden aangeraakt, werden in de andere klas thema 4 en 5 (uitbreidingsdoelstellingen) helemaal niet behandeld. In de A-stroom zijn er ook twee lesgroepen (intern ‘seminarie voetbal’ en ‘seminarie volleybal’ genoemd) die administratief ingedeeld worden bij de basisoptie ‘moderne wetenschappen’. Deze leerlingen hebben echter geen economie in hun lesrooster, waardoor de leerplandoelstellingen evenmin gerealiseerd worden. Gedurende vijf lestijden per week werden voor handel in de B-stroom de leerinhouden van de eerste drie thema’s16, lineair volgens het leerboek aangebracht terwijl thema’s vier slechts oppervlakkig werd aangeraakt. In de loop van het schooljaar werd geen enkele leerplandoelstelling van thema vijf, zes en zeven aangebracht. De lessen worden onderbouwd met voorbeelden die aansluiten op de leefwereld van de jongeren. De woordenschat van de leerlingen wordt verruimd met een aantal specifieke economische termen en begrippen maar ze verwerven niet altijd voldoende inzicht in de economische relaties. Zowel in de A- als in de B-stroom gebeurde dit alles ook op een weinig activerende wijze, waardoor de leerplandoelstellingen onvoldoende als competenties werden verworven. Een actualiteitsmap, die via kleine opdrachten voldoende wordt gelinkt aan de leerinhouden, was onbestaande. Er werden geen projecten en didactische uitstappen gepland die een bijdrage leveren tot een realiteitsgerichte vorming en computervaardigheden werden onvoldoende geïntegreerd in het lesgebeuren. De leerplandoelstellingen voor dactylografie17 beperkten zich vorig schooljaar tot klavierstudie op computer via een aangepast softwarepakket. De drie wekelijkse lestijden werden in blok aangeboden en quasi uitsluitend ingevuld met het typen op eigen tempo. Er werd geen enkel spoor teruggevonden van een geïntegreerde en goed begeleide praktijkopleiding. Zowel voor handel als voor dactylografie was er vorig schooljaar ontzettend veel lesuitval. De vakgroep heeft nog geen relevante agendapunten op een professionele wijze behandeld. Een schooloverkoepelende vakoverleg tussen de Middenschool enerzijds en de bovenbouw van het KA anderzijds ontbreekt. Er werd geen nascholing gevolgd. Leerlingenbegeleiding Tijdens de lessen wordt hoofdzakelijk gebruikgemaakt van onderwijsleergesprekken. Door de leraren wordt aangegeven dat een activerende aanpak zal worden ontwikkeld zodat leerprocesondersteuning en differentiatie tijdens de les kansen krijgen. De zorgbreedte (en verantwoordelijkheidszin) van de leraren uit zich positief in een korte herhaling voor toetsen en proefwerken en feedback nadien. De remediëring verloopt zeker niet systematisch. zodat sommige leerlingen onvoldoende bereikt worden. Verder worden er ook nog weinig initiatieven genomen om remediëring te voorkomen door een vakgebonden aandacht voor leren leren tijdens de lessen, bijv. door het leren maken van syntheses, aanzetten tot zelfevaluatie en studieplanning. m n o
15 16 17
leerplan 2006-001 leerplan 2006-016 leerplan 2006-014
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 21
Leerlingenevaluatie Vorig schooljaar was de frequentie van de toetsen minimaal terwijl een voortdurende evaluatie de leerlingen nochtans kan aanzetten om de leerstof regelmatig en goed te verwerken. De overhoringen en de proefwerken zijn voldoende representatief voor de behandelde leerstof maar actualiteitsopdrachten worden weinig verwerkt. In de geanalyseerde proefwerken is de kwaliteit van de vragen over het algemeen bevredigend. Toch is de verhouding tussen reproductieve, toepassings- en vooral wat moeilijkere inzichtelijke vragen niet steeds voldoende evenwichtig om het peil en de capaciteiten van de leerlingen echt te leren kennen. Momenteel worden nog geen vakgebonden attitudes en vaardigheden geëvalueerd. Werkpunten •
De leerplandoelstellingen in de respectieve vakken realiseren.
•
Het invoegen van activerende van (klas)opdrachten en het in kaart brengen van de competenties die hierbij aan bod (kunnen) komen.
•
Attitudes en competenties binnen een systematische leerlijn evalueren.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 22
3.1.3 Lichamelijke opvoeding (basisvorming en topsport) De eindtermen en leerplandoelstellingen van het vak lichamelijke opvoeding (basisvorming) worden niet in voldoende mate gerealiseerd in de A-stroom, behalve in Topsport basketbal (1 en 2A Topsport). De eindtermen en leerplandoelstellingen van de vakken lichamelijke opvoeding (basisvorming) en topsport basketbal (1 en 2A Topsport) worden in voldoende mate gerealiseerd. De ontwikkelingsdoelen en leerplandoelstellingen van het vak lichamelijke opvoeding (basisvorming) worden in voldoende mate nagestreefd in de B-stroom. Vooraf Het aanbod lichamelijke opvoeding en sport is in de Middenschool erg gevarieerd. In de A-stroom: - in het eerste leerjaar: o 2u/week LO basisvorming + 2u/week sport (polyvalent programma) o 6u/week volleybal (geen aanbod LO in de basisvorming) o 6u/week voetbal (geen aanbod LO in de basisvorming) - in het tweede leerjaar, basisoptie moderne wetenschappen o 2u/week LO basisvorming + 2u/week sport (polyvalent programma) o 2u/week LO basisvorming + 6u/week volleybal (echter geen andere vakken in het fundamenteel gedeelte) o 2u/week LO basisvorming + 6u/week voetbal (echter geen andere vakken in het fundamenteel gedeelte) - in het tweede leerjaar, basisoptie Handel o 2u/week LO basisvorming - Verder is er in de eerste graad ook een studierichting topsport basketbal, ingericht op basis van het algemeen en bijzonder convenant topsport. - De school organiseerde tijdens de maand september van dit schooljaar (2008-2009) ook een aanbod topsport voetbal, maar hiervoor werd nog geen convenant afgesloten. De constructie om in het 1ste en 2de leerjaar van de A-stroom ‘seminarie voetbal’ en ‘seminarie volleybal’ te organiseren, heeft tot gevolg dat deze ‘seminarieleerlingen’, die administratief tot de basisoptie Moderne Wetenschappen behoren, in het tweede leerjaar een ander specifiek gedeelte volgen, waardoor er geen economie en wetenschappelijk werk in hun curriculum vervat zit. Dit is in strijd met de regelgeving omdat op deze wijze de gelijkwaardigheid op het vlak van 18 studiesanctionering en de transparantie van het onderwijsaanbod in het gedrang komen In de B-stroom hebben de leerlingen: - in het eerste leerjaar 2u LO, aangevuld met 2u/week sport - in het BVL 3u LO Leerplanrealisatie In de A-stroom worden de leerplandoelstellingen m.b.t. de eindtermen gymnastiek (ET7 t.e.m. ET13), dans en expressie (ET17 en 18) en verdedigingssporten (ET23) onvoldoende gerealiseerd. In de B-stroom zijn er ook wel wat knelpunten (zie verder), maar globaal genomen voldoet de leerplanrealisatie. De leerplanrealisatie voor topsport basketbal voldoet. De fysieke, technische, tactische en mentale trainingen van de leerlingen sluiten aan bij de eindtermen LO en de aanpak staat borg voor een
18
p SO64, paragraaf 3.5.3: Per school en per structuuronderdeel worden voor alle leerlingen dezelfde leerplannen (of leerplan) gehanteerd. Op deze wijze worden de gelijkwaardigheid op het vlak van studiesanctionering en de transparantie van het onderwijsaanbod gevrijwaard.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 23
volwaardige realisatie van het leerplan topsport basketbal eerste graad. Doorheen het programma wordt voldoende aandacht besteed aan een polyvalent sportaanbod. Er zijn een aantal factoren die de leerplanrealisatie ondersteunen. De school beschikt over een sporthal die kan opgedeeld worden in verschillende units. Bijkomend zijn er mogelijkheden om buitenterreinen te gebruiken (balsporten en looptraining). Voor de eerste graad wordt in de mate van het mogelijke vermeden dat leerlingen externe sportinfrastructuur moeten gebruiken, behalve uiteraard voor de zwemlessen. Er bestaat een systeem om de leerplanrealisatie systematisch bij te houden via jaarvorderingsplannen. Er zijn frequente contacten tussen de leraren onderling en sommigen onder hen volgen ook nascholingen om op de hoogte te blijven van de recente ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Er zijn echter ook verschillende factoren die de leerplanrealisatie afremmen. Ten gevolge van afwezige leraren is er heel wat lesuitval. Hierdoor worden een aantal lessen niet of door interimarissen gegeven. In de A-stroom bestaat er blijkbaar geen sluitend systeem om vanuit dit gegeven toch te bewaken dat alle voorgeschreven bewegingsgebieden op een evenwichtige manier en met voldoende diepgang aan bod komen. Zowel in de A- als de B-stroom moeten meer inspanningen geleverd worden voor een optimaal gebruik van de beschikbare tijd. Soms worden onnodige verplaatsingen ingelast (bijv. naar de terreinen van de K.U.Leuven) of resulteren blokuren (soms 3u na elkaar of twee blokuren op één dag) in vermoeidheid of desinteresse waardoor evenmin nog een behoorlijk rendement wordt behaald. Binnen de vakgroep (MS en KA) worden nog niet alle mogelijkheden benut om de beschikbare units (bijv. via een rotatiesysteem) optimaal te laten renderen. Leerlingenbegeleiding De leraren willen via de bewegingsopvoeding bijdragen tot het welbevinden en de motivatie (ook op studievlak) van de leerlingen. Dit komt o.m. tot uiting in de laagdrempelige contacten, de duidelijke afspraken betreffende gedragsregels en het consequent naleven ervan. Binnen de lessen trachten de leraren in te spelen op de verschillende prestatieniveaus waarmee ze te maken krijgen en zwak scorende leerlingen worden tijdens de lessen socio-emotioneel ondersteund en aangemoedigd. Verder profileert de school zich nadrukkelijk als een school waar ook sportgetalenteerde leerlingen aan hun trekken komen. Dit geeft echter soms aanleiding tot een curriculumaanbod dat in strijd is met de regelgeving (zie paragraaf 2.2 Onderwijskundig beleid). Initiatieven die het taalbeleid ondersteunen (o.a. begrippenlijst), ontbreken. Leerlingenevaluatie De leerlingenevaluatie sluit aan bij elke periode waarbij aan een afgebakend bewegingsgebied gewerkt werd. Dit draagt bij tot de betrouwbaarheid van de evaluatie. De waardering van de motorische prestaties is vrij transparant, terwijl de andere leerplandoelstellingen (persoonsgebonden doelstellingen) vooral vallen onder het begrip ‘inzet’. Hiervoor werden echter geen duidelijke criteria afgebakend. In het rapportcijfer worden vaardigheden en inzet tot een cijfer verrekend. De kansen om het behaalde cijfer toe te lichten worden systematisch benut. Inhoudelijk kan dit commentaar nog aan relevantie winnen. Voorbeelden van goede praktijk •
De goed uitgeruste sportinfrastructuur.
•
Het consequent naleven van gedragscodes.
•
De aandacht voor reflecterend leren in de basisoptie topsport basketbal.
Werkpunten •
Voor de vakgroep
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 24
•
•
In de A-stroom alle leerplandoelen bij alle leerlingengroepen realiseren, met bijzondere aandacht voor de bewegingsgebieden ritmische en expressieve vorming, contact- en verdedigingsvormen.
•
Op een planmatige wijze aansluiten bij het taalbeleid van de school.
•
Een systeem uitwerken gericht naar het optimaal laten renderen van de beschikbare infrastructuur.
•
De tijd die gaat naar verplaatsingen en omkleden terugdringen.
•
De evaluatiecriteria voor de persoonsgebonden doelen (inzet) verder expliciteren.
Voor het schoolbeleid •
In de A-stroom de regelgeving m.b.t. de gelijkwaardigheid op het vlak van studiesanctionering en de transparantie van het onderwijsaanbod respecteren.
•
De topsportstudierichtingen enkel inrichten op basis van actuele bijzondere convenanten, die aansluiten bij het globale convenant en die door alle betrokken partijen ondertekend werden.
•
Bij het opstellen van de uurroosters meer streven naar een spreiding van de bewegingsmomenten doorheen de week.
•
De vakgroep ‘stimuleren tot’ en waar nodig ‘sturen naar’ een grotere leerplangerichtheid.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 25
3.1.4 Nederlands De eindtermen en leerplandoelstellingen voor Nederlands worden in de eerste graad A-stroom in voldoende mate gerealiseerd. De ontwikkelingsdoelen en leerplandoelstellingen voor Nederlands worden in de eerste graad Bstroom in voldoende mate nagestreefd. Leerplanrealisatie Uit de jaarvorderingsplannen voor het vak Nederlands blijkt dat de vakgroep vertrouwd is met de leerplanvisie en de algemene doelstellingen voor de eerste graad A-stroom en dat ze op grond daarvan de juiste accenten legt. De receptieve en productieve vaardigheden zijn geïntegreerd in het leerproces en worden permanent geoefend. Een variatie van tekstsoorten wordt aangeboden. Er wordt gewerkt met passende leermiddelen en in een leeromgeving die de verwerving en verwerking van de inhouden ondersteunt. Sommige klassengroepen zijn echter groot, waardoor de busopstelling moeilijk kan worden doorbroken en er weinig gelegenheid is tot communicatieve en interactieve werkvormen. Er wordt voldaan aan de minimale materiële leerplanvereisten, behalve dat het ICT-lokaal vaak niet in orde is en er problemen met de internetverbinding zijn. In de eerste graad B-stroom wordt het vak aangeboden binnen het project algemene vakken (pav), waarvoor de respectieve leerplannen voor de vakken Nederlands, Frans, geschiedenis enerzijds en voor de vakken wiskunde, natuurwetenschappen en aardrijkskunde anderzijds worden gebruikt. Daarnaast wordt rekening gehouden met het methodologische referentiekader, dat ontwikkeld werd voor de uitwerking van de algemene vakken onder de vorm van pav. De aanpak is overwegend gericht op de ontwikkeling van vaardigheden en attituden. Vorig schooljaar werd binnen de talige cluster zowel in 1 B als in het BVL echter nog veel expliciete aandacht besteed aan taalbeschouwing, hoewel dat geen leerplancomponent is. Dit schooljaar wordt dat door de vakgroep in beide leerjaren bijgestuurd. Er wordt meestal op een aangepast niveau lesgegeven. De klassengroepen zijn in beide leerjaren groot, wat samen met de gebrekkige logistieke ondersteuning een belemmerend effect op het nastreven van de doelstellingen heeft. Er is in uiteenlopende mate aandacht voor vakoverschrijdende eindtermen (VOET) en ontwikkelingsdoelen (VOOD) in de verscheidene vakoverschrijdende thema’s. Het nastreven van de VOET en VOOD wordt in de vakgroep Nederlands besproken. Met het oog op een zo groot mogelijke dekkingsgraad denkt de vakgroep ook na over de organisatie van uitstappen en projecten die raakpunten met de VOET/VOOD hebben. Graadgebonden wordt de verticale opbouw bewaakt door de vakgroep. Graadoverstijgend ontbreekt echter elke verticale samenhang. Leerlingenbegeleiding De beginsituatie wordt ingeschat. Bij taal- en leerachterstanden wordt remediërend opgetreden. Er 19 wordt een dyslexiebeleid gevoerd. Voor dyslectische leerlingen worden sticordi-maatregelen genomen. Op het vlak van studiebegeleiding wordt binnen de vakgroep aandacht besteed aan leren leren (cf. onder meer het redeneerschema voor de beheersing van de werkwoordsvormen) en leren plannen. De OVUR-strategie20 wordt algemeen toegepast. Leraargebonden wordt ernaar gestreefd variatie in de werkvormen aan te brengen. In de grote klassengroepen overheersen de frontale doceervorm en het traditionele onderwijsleergesprek echter nog.
q r
19 20
sticordi-maatregelen: stimulerende, compenserende, remediërende en dispenserende maatregelen. OVUR: oriënteren - voorbereiden - uitvoeren - reflecteren
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 26
Toetsen, taken en examens worden klassikaal verbeterd en besproken op grond van een foutenanalyse. Ook individuele feedback en tips worden gegeven. Leerlingenevaluatie De leerlingen worden algemeen voldoende frequent en gevarieerd getoetst. Er is binnen de vakgroepen een consensus over de beoordelingscriteria die worden gehanteerd en die bij het begin van het schooljaar aan de leerlingen worden gecommuniceerd. In de eerste graad valt het op dat voor de examens van vorig schooljaar respectievelijk in 1 A en in 1 B dezelfde puntenverdeling werd gebruikt, waarbij telkens 40 % werd uitgetrokken voor taalbeschouwing. Hoewel het overwegend om toegepaste kennis gaat, beantwoordt die indeling in de B-stroom niet aan het leerplanconcept. Voorbeeld van goede praktijk •
De inzet en het engagement op lerarenniveau.
Werkpunten •
De klassengroepen zowel in de A-stroom als in de B-stroom beheersbaar maken en houden.
•
Het leerplanconcept in de B-stroom respecteren.
•
De ondersteuning qua logistiek en accommodatie zowel in de A-stroom als in de B-stroom optimaliseren.
•
In de B-stroom het evaluatieconcept afstemmen op het leerplanconcept.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 27
3.1.5 Plastische opvoeding De eindtermen, de ontwikkelingsdoelen, de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd/nagestreefd. Leerplanrealisatie De leraren slagen erin de vakgebonden eindtermen/ontwikkelingsdoelen, de leerplandoelstellingen en de leerinhouden naar zowel tekentechnisch als inhoudelijk gevarieerde en uitdagende opgaven te vertalen. Het aantal beeldende middelen, technieken en materies dat wordt aangereikt volstaat, al verloopt de behandeling ervan veeleer intuïtief en bijgevolg te vaag. De technische realisatie en productkwaliteit scoren behoorlijk, maar de aandacht voor de creatieve en expressieve vorming blijft veeleer beperkt. Het team zou er goed aan doen het experiment en de ontwikkeling van de persoonlijke artistieke reflex meer te benadrukken. Van de integratie van ICT in plastische opvoeding is nog geen sprake. Het studieprogramma wordt overzichtelijk in een jaarplanning weergegeven. De documenten zijn voorzien van een tijdpad en opdrachtbeschrijvingen. Het is evenwel jammer dat - met het oog op de bewaking van de leerplanrealisatie - niet systematisch naar de vakgebonden eindtermen of ontwikkelingsdoelen en de leerplandoelstellingen wordt verwezen. Ook van de behandeling van de elementen van de beeldtaal zijn nauwelijks sporen in de planningen terug te vinden. De vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen (VOET) worden niet doelbewust aan de opdrachten en de leerinhouden gekoppeld, zodat bezwaarlijk gewag kan worden gemaakt van een in het vak geïntegreerd streven ernaar. Er is geen formele vakgroepwerking plastische opvoeding. De oprichting van een schooloverstijgend forum wordt niet beleidsmatig gestimuleerd, al zou dat enerzijds tegemoetkomen aan de nood om over een ruimer forum te beschikken en anderzijds bijdragen tot de verfijning van het graadoverschrijdende curriculum. Er is een luchtig en goed verlicht vakatelier. Enkele minimaal vereiste materiële middelen, zoals een aangepast projectiesysteem en klemspots, ontbreken. De wastafel is te klein en de werktafels zijn te krap bemeten om comfortabel werken mogelijk te maken. De inrichting van het atelier maakt het bovendien onmogelijk om er groepen van meer dan hooguit een tiental leerlingen aan het werk te zetten. Heel wat lessen plastische opvoeding vinden bijgevolg plaats in de onaangepaste ‘thuislokalen’ die aan de verschillende leerlingengroepen zijn toegewezen. Het verdient aanbeveling te onderzoeken hoe die situatie kan worden opgelost. Leerlingenbegeleiding De leerlingenopdrachten sluiten aan bij de leerplannen. De uitvoeringfasen worden gekenmerkt door individuele begeleiding. Alternatieve, interactieve en ervaringsgerichte werkvormen komen veeleer zelden voor. De leerlingenopdrachten worden grondig door de leraren voorbereid. De leerlingen van het beroepenveld Decoratie leggen overzichtelijke werkmappen aan. Hierin kunnen de gevolgde denk- en werkprocessen worden herbekeken aan de hand van verzamelde documentatie, schetsmatige voorstudies, informatiebundels kunstinitiatie en ander cursusmateriaal. De mappen zijn goed gestructureerd en worden nauwgezet door de leraren opgevolgd. De leerlingen van de overige richtingen beschikken niet over vergelijkbaar materiaal. Ook in klassen die wekelijks gedurende slechts één lestijd plastische opvoeding krijgen, is het bijhouden van een - zij het vereenvoudigde werkmap immers didactisch zinvol. Leerlingenevaluatie De leerlingenbeoordeling is representatief voor de leerplandoelstellingen. De puntenschriften van de leraren zijn verzorgd opgesteld en bevatten uitvoerige attitude- en werkbeoordelingen. Het is de bedoeling dat plastische opvoeding permanent wordt geëvalueerd, maar op dit genblik wordt vooral
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 28
frequent en gespreid beoordeeld. De mate waarin elke leerling gaandeweg een aantal vakgebonden sleutelvaardigheden verwerft - uitgaande van de individuele beginsituatie - wordt niet aantoonbaar in rekening gebracht. De quotering is streng en het aantal tekorten is vrij hoog. Een herziening van het puntengewicht tussen de attitude- en de werkbeoordeling kan hierin verandering brengen. Ook efficiënt permanent evalueren kan onvoldoendes helpen voorkomen. Voorbeelden van goede praktijk •
De leerlingendocumenten in Decoratie.
•
De evaluatieschriften.
Werkpunten •
De studie van de beeldtaal expliciteren.
•
Een formele vakgroepwerking opstarten.
•
In een atelier plastische opvoeding voorzien dat geschikt is voor alle leerlingengroepen en het met de nodige minimaal vereiste leermiddelen uitrusten.
•
Alle leerlingen vakmappen of -schriften - gestoffeerd met minimale informatie - laten aanleggen.
•
Effectief permanent evalueren. Nagaan hoe tekorten ontstaan en pedagogisch verantwoord kunnen worden teruggeschroefd.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 29
3.2
Studierichtingsverslagen
3.2.1 Haarzorg - Verzorging-voeding De leerplandoelstellingen haarzorg worden in het beroepsvoorbereidend leerjaar niet in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie Het leerplan is nog niet vertaald naar een leerlijn, vandaar is de integratie van de theorie in de praktijk beperkt. Zo wordt de theorie, ondanks het geïntegreerde leerplan, nog teveel gezien als een vak. Hierdoor is het lesaanbod versnipperd, wat de leerplanrealisatie remt. Door het ontbreken van een leerlijn is er ook geen eenduidigheid over elementaire basisvaardigheden waardoor leerstofelementen en/of vakonderdelen wat ongestructureerd doorheen het schooljaar worden aangeboden. Hierdoor heeft men onvoldoende zicht op de ontwikkeling van de fijne motoriek en het beheersingsniveau van elementaire basisvaardigheden bij de leerlingen. Ook gaat extra veel aandacht naar aspecten van ‘Schoonheidsverzorging’. Het leerplan ziet dit item veeleer als element van persoonlijke verzorging. De huidige versnippering van de lesuren over de week remt de leerplanrealisatie. Bovendien gaat extra veel lestijd naar herhalingen en proefwerken21 (zie ook leerlingenevaluatie). Dit alles zet de leerplanrealisatie onder druk waardoor de leerplandoelstellingen 7 en 8 in hoofde van de leerlingen onvoldoende werden gerealiseerd. Vorig schooljaar was het lesrendement - door contextfactoren en lesuitval - erg laag. De inrichting van het vaklokaal ‘haarzorg’ voldoet globaal aan de eisen zoals omschreven in de leerplannen. Ook zijn er voldoende verwerkingsproducten voorradig. Hoewel ook hier best een actualisering zou worden doorgevoerd en overtollige stocks snel worden weggewerkt. De uitrusting van media in het vaklokaal is veeleer beperkt. Zo is er geen internetaansluiting waardoor leraren en leerlingen - ondanks het onderschrijven van het bijkomend convenant ‘kapper’ - geen gebruik kunnen maken van de ondersteuning door het elektronisch platform van de sector. Als ondersteuning van de leerplanrealisatie en het leerproces worden leerlingencursussen gebruikt. Deze cursussen ogen verzorgd maar een actualisatie gerelateerd aan het leerplan dringt zich wel op. Daar de theorie niet geïntegreerd maar apart wordt aangeboden, krijgt dit onderdeel wel vrij veel aandacht. Ook de theoretische component ‘Schoonheidsverzorging’ is omvangrijk. Dit blijkt uit de leerlingencursus. Dat het realiseren van praktische vaardigheden minder aan bod komt, kan deels toegeschreven worden aan het ontbreken van een leerlijn. In hun mondeling en schriftelijk taalgebruik vervullen leraren meestal een voorbeeldfunctie hoewel de streektaal nooit ver weg is. Tijdens de doorlichting werd vastgesteld dat de leerlingen niet altijd worden aangespoord om een correcte taal te gebruiken tijdens de lessen. De vragen in toetsen en proefwerken zijn vaak gebaseerd op reproductie via een selectieve vragenlijst waardoor de vragen niet altijd duidelijk en ondubbelzinnig worden geformuleerd. Leerlingenbegeleiding De lessen verlopen in een rustige sfeer. In een aantal lessen is het didactisch handelen van de leraar beperkt. Uit lesbezoeken blijkt dat nog traditioneel wordt lesgegeven. Het inspelen op de leefwereld en beeldcultuur met uitdagingen voor de jongeren komen - door het ontbreken van media - als onderwijsstrategieën niet aan bod. Meestal worden de leerlingen nog veel begeleid i.p.v. het zelfstandig functioneren aan te moedigen. Niet altijd is er aandacht voor ergonomie. Nochtans is dat een belangrijke factor van de
21
s Waardoor de effectieve lessen eindigen midden november voor het eerste semester en in het tweede semester starten de herhalingen midden mei.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 30
beroepsuitoefening. Zo hebben een aantal leerlingen een slechte houding bij het uitvoeren van praktische oefeningen. Leerlingenevaluatie Er is geen duidelijke visie op de vorderingen van leerlingen. Hierdoor mist de evaluatie het beoogde rendement. Het huidige concept van evaluatie is veeleer een vorm van gespreide evaluatie met inbegrip van proefwerken voor haast alle praktische vakonderdelen, wat weinig zinvol en erg tijdrovend is. Vandaar beschikken leraren wel over een cijfer maar hierdoor biedt de leerlingenevaluatie niet altijd de garantie dat de leerlingen de doelstellingen van het leerplan voldoende beheersen. Voor theorie wordt frequent getoetst, de toetsvragen peilen hoofdzakelijk naar reproductie. Het beheersingsniveau van inzichten en theoretisch-technische vaardigheden en competenties wordt slechts beperkt gemeten. Voorbeelden van goede praktijk •
De ‘zorg’ begeleiding van leerlingen.
Werkpunten •
De leerplannen bestuderen en de leerplandoelstellingen realiseren.
•
Leerlijnen uitwerken.
•
Het gebruik van moderne media en ICT stimuleren.
•
De evaluatiestrategie optimaliseren en meer leerplangericht evalueren.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 31
3.3
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De vakoverschrijdende eindtermen en de ontwikkelingsdoelen worden onvoldoende nagestreefd. Er zijn enkele sterke punten maar de minpunten wegen zwaarder door.
Visieontwikkeling en planning De aandacht voor VOET/VOOD bleef te lang beperkt tot de vraag aan de leraren om er in de planningsdocumenten naar te verwijzen. Het aanbod in de vakken werd geïnventariseerd, maar verdere stappen waren er niet. In september 2007 werd een nieuwe start gegeven aan het nastreven van de VOET/VOOD door een coördinator aan te duiden en een digitaal registratiesysteem aan te kopen. Van enige verdere beleidsmatige sturing of opvolging zijn er geen sporen. Begin 2008 hebben de coördinator en enkele vrijwilligers een visietekst opgesteld die alle domeinen van de VOET/VOOD omvat. Na consultatie van het lerarenkorps is hij herwerkt. Door er ook initiatieven die vooraf al bestonden in op te nemen, kreeg de tekst definitief vorm. Een elektronische inventarisatieronde, waarin ook de intra- en extramurosprojecten zijn opgenomen, is ondertussen afgerond. De inventaris wordt als een eerste verkenning beschouwd. Een concrete planning om het bereik van het nastreven van de VOET/VOOD bij alle leerlingengroepen te meten en optimaliseren, is er echter nog niet. Na een actualisering van de inventaris wil men dit schooljaar starten met het opsporen van hiaten en ze vervolgens planmatig wegwerken. Uitvoering De coördinator en de vrijwilligers werken gemotiveerd aan de verdere structurering van de VOET/VOOD-werking. Uit de inventaris blijkt dat binnen de vakken al heel wat thema’s en eindtermen impliciet aan bod komen. Gesprekken met leraren tonen echter aan dat het engagement waarmee dat gebeurt, bij gebrek aan opvolging, zeer sterk varieert. Enkele projecten - die deels al klassenoverstijgend zijn - worden aan het nastreven van de VOET/VOOD gelinkt en de aandacht voor leren leren groeit. Evaluatie De nieuwe dynamiek maakt het mogelijk om het nastreven van de VOET/VOOD op klassen- en schoolniveau gerichter te analyseren. Voorheen waren er geen bewuste bijsturingen van de werking binnen de vakken of tijdens projecten. Het effect van alle inspanningen op het welbevinden en de attitudes van de leerlingen werd ook nog niet onderzocht. Voorbeeld van goede praktijk •
De inspanning van de werkgroep VOET/VOOD.
Werkpunten • De geïnventariseerde gegevens analyseren en naar een actieplan vertalen. •
De werking rond de VOET/VOOD binnen de vakken sturen en opvolgen.
•
Het nastreven van de VOET/VOOD systematisch evalueren en bijsturen.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 32
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum Algemeen kan worden gesteld dat de vrijblijvendheid in het vakkenonderwijs, bij gebrek aan een formeel referentiekader en implementatiestrategieën op schoolniveau, groot is. De beleidsmatige sturing, opvolging en begeleiding zijn miniem. Leraar- en vakgerelateerde werkpunten worden daardoor niet altijd tijdig gedetecteerd en bijgesteld. De meeste leraren werken gedreven en zijn vakbekwaam, maar velen hebben nood aan concretere richtlijnen om hun didactisch handelen op een hoger niveau te tillen. Niet in alle vakken verloopt het leerproces immers optimaal. De leerplangerichtheid varieert van behoorlijk (o.a. Nederlands en plastische opvoeding) tot ontoereikend. Leraargebonden wordt niet aantoonbaar naar de leerplandoelstellingen en -inhouden teruggekoppeld en gaat de leerstofinvulling te eenzijdig uit van leerboeken of eigen cursussen. Het relatieve isolement van de persoonlijke expertisevorming en schooloverstijgende vakgebonden vakinhoudelijke nascholingspeil, intensiever overlegd.
leraren remt de vorming van verticale leerlingencurricula, de de introductie van innoverende werkvormen af. Het gebrek aan fora, al dan niet in combinatie met het bescheiden didactisch en ligt daaraan ten grondslag. In de vakgroep Nederlands wordt
Voor het nastreven van de VOET/VOOD rekent het beleid in eerste instantie op de individuele leraren en in mindere mate op vakdoorbrekende projecten en extramurosactiviteiten. Niet alle domeinen en eindtermen dringen echter in voldoende mate door tot in het vakkenonderwijs. Het beleid verwacht dat de leraren in hun jaarplanning naar de VOET/VOOD verwijzen, maar niet iedereen houdt zich aan die afspraak. De school voorziet onvoldoende systematisch in de randvoorwaarden om het onderwijs in optimale omstandigheden te laten verlopen. Enerzijds wordt het leerrendement in enkele algemene vakken door weinig oordeelkundige klassamenzettingen gehypothekeerd. Anderzijds worden niet voor alle vakken specifieke lokalen voorzien of zijn de minimaal vereiste materiële leermiddelen niet in voldoende mate aanwezig. Het werken met ‘thuislokalen’ - lokalen die niet aan de vakken maar aan de leerlingengroepen zijn toegewezen - is daar niet vreemd aan. De meeste leraren vervullen hun voorbeeldfunctie op het vlak van taalgebruik. Meestal wordt een correcte taal gehanteerd in cursussen, toetsen en examens. Strategieën om informatie gemakkelijk te begrijpen en te verwerken, worden vakgebonden aangebracht en geoefend. De leerlingen krijgen kansen om mondeling te participeren en te discussiëren in de les. Ze worden meestal aangespoord om hun mondeling taalgebruik te verzorgen. Schriftelijk taalgebruik in agenda’s en notities is algemeen zwak. Leerlingenbegeleiding De teamleden dragen in grote mate bij tot het welbevinden van de leerlingen. De leerlingengerichte instelling van de meeste leraren maakt het gebrek aan continuïteit en bindende afspraken binnen de psychosociale en studiebegeleiding op schoolniveau grotendeels goed. Dat betekent niet dat er geen nood zou zijn aan een formeel afsprakenkader waarin alle verantwoordelijkheden, inclusief preventieve en curatieve acties, helder worden omschreven. Vakafhankelijk is er nog ruimte voor bijsturingen die het onderwijsproces verfijnen. Traditioneel en frontaal lesgeven komt vaak voor, niet alle leraren hanteren een breed palet van studieondersteunende methodieken en activerende werkvormen. Het evenwicht tussen de kennis- en vaardigheidscomponenten wordt niet altijd in voldoende mate bewaakt. Over het algemeen krijgen het aankweken van studiemethode en leren leren - met uitzondering van o.a. Nederlands - weinig aandacht. Het absenteïsme van leraren veroorzaakt veel lesuitval. In de vakken waar de leerlingenopvang pedagogisch-didactisch niet oordeelkundig verloopt, leidt dat tot tekorten m.b.t. leerplanrealisatie.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 33
De meeste leerlingen geven blijk van voldoende spreekdurf en spreekvaardigheid. In informele, maar ook in formele situaties overheerst vaak de regionale klankkleur. De schrijfvaardigheid van heel wat leerlingen is zwak. De meesten gebruiken in hun omgang met anderen het passende taalregister. Bij gebrek aan een ICT-beleidsplan wordt via ICT-middelen hooguit geïsoleerd variatie in het leerproces gebracht. Kansen om computertoepassingen als hefboom te gebruiken voor het verwerven van sleutelcompetenties worden daardoor niet benut. Technische storingen wegen bijkomend op de integratie van ICT in de lessen. Leerlingenevaluatie Het gebrek aan structuren en strategieën op schoolniveau en de veeleer traditionele visie op leerlingenevaluatie zijn voelbaar tot in het vakkenonderwijs. De leerlingenbeoordeling stroomlijnen is een uitdaging voor zowel het beleid, de vakwerkgroepen als de leraren. Het vakkenonderzoek geeft een vertekend beeld, wat op weinig gelijkgerichtheid en nood aan professionalisering wijst. Leraar- en vakafhankelijk wordt product- of procesmatig, kennis- en/of vaardigheidsgericht, geëvalueerd. In sommige vakken is de vraagstelling bij de toetsing overwegend reproductief geïnspireerd en mist daardoor evenwicht en validiteit. Meestal wordt in het verlengde van de leerplanobjectieven geëvalueerd. De commentaren op de rapporten zijn vaak irrelevant, zij bevatten immers nauwelijks remediërende aanbevelingen. De visie op permanent evalueren staat niet op punt. Hoewel procesmatige beoordelingsprocedures worden toegepast, wordt het proces nog onvoldoende naar het al dan niet bereiken van basisvaardigheden vertaald. Interne kwaliteitszorg kernproces. Uit de meeste rubrieken van het algemeen gedeelte van dit verslag blijkt dat de kwaliteitsbewaking op schoolniveau bescheiden is. Het kernproces vormt daarop geen uitzondering. Het lesgebeuren en de leerplanrealisatie worden niet via een integraal kwaliteitssysteem onderzocht en bijgestuurd. De introductie van innovatieve lesmethoden wordt aan de leraren overgelaten en hiaten in de leerplanrealisatie worden niet systematisch gedetecteerd en weggewerkt.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 34
4
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
4.1
Schoolrendement Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement veeleer zwak.
Attestering Onderstaande tabel geeft een overzicht van de attesteringsgemiddelden over de laatste vijf schooljaren in vergelijking met het gemiddelde van de resultaten van alle doorgelichte scholen. De Vlaamse gemiddelden gelden als referentiewaarden en niet als na te streven normen.
1A 2A 1B BVL 1ste graad
A-attesten Gem. School 87,8% 76,8% 81,5% 74,8% 93,0% 80,2% 84,1% 70,3% 85,2% 75,2%
B-attesten Gem. School 9,6% 11,4% 16,3% 11,9% 0,0% 0,0% 5,3% 7,1% 11,4% 9,7%
C-attesten Gem. School 2,7% 11,7% 2,1% 13,3% 7,0% 19,8% 10,6% 22,5% 3,4% 15,1%
Uitgesteld Gem. School 0,9% 6,7% 1,3% 7,0% 0,4% 1,1% 1,2% 11,5% 1,1% 7,2%
In deze school worden globaal 10 % minder A-attesten uitgereikt dan gemiddeld in Vlaanderen. Die scores staan door vier à vijf keer meer C-attesten (15.1 %). Vooral in de A-stroom worden erg veel Cattesten uitgereikt. Het percentage uitgestelde beslissingen is met 7.2 % eveneens hoog, de toekenning ervan stemt niet overeen met de geest van de desbetreffende regelgeving22 (zie 2.2 Onderwijskundig beleid Leerlingenevaluatie). Een geleidelijke daling tussen 2002-2003 en 2005-2006 kon de jongste schooljaren niet worden bestendigd. Uit onderstaande grafiek blijkt dat de meeste bijkomende proeven in een A-attest worden omgezet, wat op de meer sanctionerende dan remediërende bedoeling ervan wijst. Evolutie % uitgestelde beslissingen 20,0% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0%
t
22
2002-2003
2003-2004
2004-2005
2005-2006
2006-2007
% naar C
1,6%
2,1%
0,0%
2,2%
0,6%
% naar B
2,1%
0,4%
0,0%
0,0%
1,9%
% naar A
11,1%
6,3%
1,7%
2,2%
3,7%
SO 64 (25-06-1999), Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 35
4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op de resultaten van de gesprekken die gevoerd zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per graad. Hun meningen zijn gerangschikt onder 4 schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. De resultaten worden vergeleken met het gemiddelde van de resultaten van de bevragingen tijdens de schooldoorlichtingen van 2002-2003 en 2003-2004. Het algemeen welbevinden van de school ligt voor de meeste items op of boven het gemiddelde van de Vlaamse scholen met toch wel enkele opvallende uitschieters. Vooral wat betreft regelgeving, inspraak op school niveau, opvang bij problemen en het gedrag van de leerlingen, scoort de school duidelijk lager dan het gemiddelde. Beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau Over het algemeen zijn de leerlingen tevreden met wat op het niveau van de klas en school gebeurt. Ze waarderen de inspanningen voor de GWP maar vinden het niet correct dat niet alle klassen mee mogen. Tijdens de lessen voelen ze zich doorgaans met voldoende respect behandeld. Over de contacten met leraren en andere personeelsleden zijn de leerlingen doorgaans tevreden. Ze zijn ook best tevreden over hun inspraak op klassenniveau. De inspraak op schoolniveau scoort laag. Weinig leerlingen hebben kennis van het bestaan van de leerlingenraad en de effecten ervan. Het schoolreglement vinden de meeste leerlingen eenvormig toegepast maar nogal streng. De opvang bij problemen scoort ondermaats; de leerlingen weten voorlopig zeker nog onvoldoende bij wie ze terecht kunnen. De meeste leerlingen zijn tevreden met hun leerprogramma en geven aan dat de leraren doorgaans hun best doen om het leren afwisselend en aangenaam te maken. Wat infrastructuur en voorzieningen betreft, hebben de leerlingen waardering voor de omgeving maar vinden ze de klaslokalen soms klein en somber. Over de gescheiden speelplaatsen zijn de meningen verdeeld. Beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma De studiedruk is leraarafhankelijk maar wordt over het algemeen als goed ervaren. De meeste leerlingen vinden echter dat ze thuis echt niet veel moeten werken voor de school en dat ze dus weinig taken en lesopdrachten krijgen. Over het algemeen zijn de leerlingen tevreden met wat zij leren op school. Voor de beoordeling van hun taken, toetsen en proefwerken vinden de leerlingen globaal genomen dat ze doorgaans beloond worden met de punten die ze verdienen. Het gedrag Een aantal leerlingen vinden hun eigen gedrag en dat van hun medeleerlingen correct. Toch spreken de meeste leerlingen ook over brutale leerlingen en respectloos en storend gedrag tijdens de lessen. De beleving en tevredenheid m.b.t. de vrienden Voor de meeste leerlingen is de school een ontmoetingsplaats voor vrienden. Onder andere daarom komen ze graag naar hun school. Personeel Er werden gesprekken gevoerd met enkele leraren en met de opvoeders. Globaal gezien worden het arbeidsklimaat en het welbevinden positief beoordeeld, vooral de collegialiteit oogst bijval. De leraren met een fulltime betrekking zetten intra- en extramurosprojecten op en kunnen daarbij rekenen op de medewerking van het hele team. Dat het schoolbeleid ruimte geeft voor persoonlijk initiatief, wordt eensgezind toegejuicht. Dat de directie de organisatie volledig aan het personeel overlaat en weinig persoonlijke betrokkenheid toont, wordt veel minder gesmaakt. Sommigen ervaren het gebrek aan actieve medewerking als onverschilligheid en een gebrek aan appreciatie.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 36
Sommige teamleden voelen zich onvoldoende inhoudelijk en materieel ondersteund. De nascholingsbehoeften worden nooit onderzocht en de materiële noden niet geïnventariseerd. Vooral de gebrekkige werking van de ICT-infrastructuur moet het ontgelden. Het gebrek aan transparantie van en inspraak in het financieel beleid wordt eveneens als een minpunt genoemd. Het administratief personeel is tevreden over de contacten die zij hebben met leerlingen en leraren. Sommigen storen zich aan het gebrek aan begeleiding en ondersteuning vanuit het beleid. Externe partners Er werden gesprekken gevoerd met een vijftal ouders. Zij beweren eensgezind dat het studieaanbod, veeleer dan de geboden onderwijskwaliteit, hen heeft doen kiezen voor deze school. Allen appreciëren de fysieke opsplitsing tussen de eerste graad en de bovenbouw, de inzet van de meeste leraren, de begeleiding van leerstoornissen en de algemene schoolsfeer. Als zwakste punt noemen zij de gebrekkige communicatie. De verdeling van het puntengewicht tussen de proefwerken en het jaarwerk, de slechte opvang bij afwezigheden van vakleraren, het gebrek aan toezicht tijdens verplaatsingen buiten de schoolomgeving (bijv. naar naburige sportinfrastructuur) en de vakgebonden hoog oplopende kosten worden eveneens op de korrel genomen. De ouders vinden dat het sportaanbod het schoolimago heeft verbeterd.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 37
5
CONCLUSIES
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De collegiale sfeer.
•
De coördinatie van het taalbeleid.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
De communicatie- en participatiestructuur.
•
Het pedagogisch-didactisch referentiekader.
•
De ondersteuning en opvolging van initiatieven.
•
De schooloverstijgende contacten en vakgroepwerking in het belang van het leerlingencurriculum.
•
Het ICT-beleid.
•
Het psychosociale zorgsysteem en de studiebegeleiding.
•
De evaluatie en de leerlingenoriëntering.
•
Het personeelsbeleid.
5.2.2 Dringende actiepunten •
Aan de veiligheids- en welzijnseisen m.b.t. de organisatie van het welzijnsbeleid voldoen.
•
Met betrekking tot de het maximum aantal wekelijkse lestijden, de invulling van het curriculum in de basisoptie Moderne wetenschappen in de A-stroom, de motivering van de B- en C-attesten, de uitgestelde beslissingen en de nascholing conform de regelgeving handelen.
•
In de optie Topsport conform het globale topsportconvenant handelen.
•
De vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen bij alle leerlingen van de A-stroom en B-stroom nastreven.
•
Alle eindtermen en leerplandoelstellingen van het vak aardrijkskunde in de A-stroom realiseren.
•
Alle leerplandoelstellingen van het vak economie in de A-stroom realiseren.
•
Alle eindtermen en leerplandoelstellingen van het vak lichamelijk opvoeding (basisvorming) in de A-stroom realiseren.
•
Alle leerplandoelstellingen van het vak haarzorg in de B-stroom realiseren.
•
Alle leerplandoelstellingen van de vakken handel en dactylografie in de B-stroom realiseren.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 38
6
ADVIES
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van Middenschool 1 van het Gemeenschapsonderwijs te Leuven komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet voor de volgende structuuronderdelen: - het eerste leerjaar van de B-stroom; - het beroepenveld Decoratie - hout in de B-stroom; - het beroepenveld Elektriciteit - hout in de B-stroom; - het beroepenveld Hout - verzorging-voeding in de B-stroom. Het studiepeil voldoet niet voor de volgende structuuronderdelen: - het eerste leerjaar van de A-stroom; - het tweede leerjaar Mechanica - elektriciteit in de A-stroom; - het tweede leerjaar Moderne wetenschappen in de A-stroom; - het tweede leerjaar Topsport basketbal in de A-stroom; - het beroepenveld Decoratie - haarzorg in de B-stroom; - het beroepenveld Elektriciteit - kantoor en verkoop in de B-stroom; - het beroepenveld Haarzorg - verzorging-voeding in de B-stroom; - het beroepenveld Kantoor en verkoop - verzorging-voeding in de B-stroom. Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De school levert onvoldoende inspanningen om de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen bij haar leerlingen na te streven. Zij werkt niet planmatig aan de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen. Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet voor de onderdelen ‘arbeids- en leermiddelen’, ‘leer- en werkomgeving’ en ‘hygiëne en gezondheid’ maar voldoet niet voor het onderdeel ‘organisatie van het welzijnsbeleid’. Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet met uitzondering van de regelgeving met betrekking tot - het maximum aantal wekelijkse lestijden op grond van artikel 2 van het Koninklijk Besluit nr. 2 (21.08.1978) ; - de invulling van het curriculum in de basisoptie Moderne wetenschappen in de A-stroom op grond van paragraaf 3.5.3 van SO 64 - Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs (25.06.1999); - de naleving van het globale topsportconvenant op grond van artikel 8; - de motivering van de B- en C-attesten op grond van paragraaf 8 van SO 64 - Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs (25.06.1999); - de toekenning van uitgestelde beslissingen op grond van paragraaf 8.1.2 van SO 64 - Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs (25.06.1999); - de nascholing op grond van het Decreet betreffende de lerarenopleiding en de nascholing (16.04.1996).
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 39
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van Middenschool 1 van het Gemeenschapsonderwijs te Leuven brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en financiering: ADVIES GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2008-2009, 2009-2010 en 2010-2011 voor: •
de hele school - omwille van de vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De school moet aantonen dat ze voldoende inspanningen levert om de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen bij haar leerlingen na te streven. - omwille van veiligheid en welzijn De school moet aantonen dat ze voldoet aan de vereisten met betrekking tot de ‘organisatie van het welzijnsbeleid’ door - vanuit de hiërarchische lijn het veiligheidsbeleid actief te ondersteunen; - de aspecten van veiligheid en welzijn in de agenda van het BC op te nemen; - het globaal preventieplan en het jaarlijks actieplan door het BC te laten bekrachtigen. - omwille van de regelgeving De school moet aantonen dat ze conform de regelgeving handelt met betrekking tot - het maximum aantal wekelijkse lestijden; - het curriculum in de basisoptie Moderne wetenschappen in de A-stroom; - het globale topsportconvenant; - de motivering van de B- en C-attesten; - de uitgestelde beslissingen; - de nascholing.
•
Het eerste leerjaar van de A-stroom en de basisopties Mechanica-elektriciteit, Moderne wetenschappen en Topsport - omwille van het studiepeil De school moet aantonen dat ze alle eindtermen en leerplandoelstellingen van het vak aardrijkskunde realiseert. De school moet aantonen dat ze alle leerplandoelstellingen van het vak economie realiseert.
•
Het eerste leerjaar van de A-stroom en de basisopties Mechanica-elektriciteit en Moderne wetenschappen - omwille van het studiepeil De school moet aantonen dat ze alle eindtermen en leerplandoelstellingen van het vak lichamelijke opvoeding realiseert.
•
De beroepenvelden Decoratie - haarzorg en Haarzorg - verzorging-voeding - omwille van het studiepeil De school moet aantonen dat ze alle leerplandoelstellingen van het vak haarzorg realiseert.
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 40
•
De beroepenvelden Elektriciteit - kantoor en verkoop en Kantoor en verkoop - verzorgingvoeding - omwille van het studiepeil De school moet aantonen dat ze alle leerplandoelstellingen van de vakken handel en dactylografie realiseert.
Vanaf 1 september 2009 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten m.b.t. de vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen en de regelgeving weggewerkt zijn. Vanaf 1 september 2011 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten m.b.t. veiligheid en welzijn en het studiepeil weggewerkt zijn. Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
Dirk Diepers
Yves Dewolf / Leen Verhoogen (a.i.)
MSGO1 Leuven
Inspectie Secundair Onderwijs - september 2008
blz. 41