VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van Onze-Lieve-Vrouwe-instituut te Gent
Inrichtende macht
SGKSO De Bron Gent-Zuid (Gent) Lange Violettestraat 29 9000 Gent Onze-Lieve-Vrouwe-instituut
Instelling Adres Telefoon Fax E-mail Website Instellingsnummer Werkstation Datum doorlichting De heer Gino Malfait
Tweebruggenstraat 55 9000 Gent 09 225 46 44 09 233 53 89
[email protected] http://www.olvigent.be 105395 19 19 maart 2007 – 23 maart 2007
Samenstelling inspectieteam De heer Wouter Schelfhout
De heer Herman Ros
Mevrouw Roos Van der Gucht
Deskundige, behorend tot de De heer Eugène De Schrijver, verificateur administratie Andere deskundigen die niet tot de nihil inspectie behoren Coördinatie en verslaggeving
De heer Gino Malfait
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
V 36/10 01 juni 2007
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 1
VOORAF 1 •
Leeswijzer
Voor u ligt een verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. Deze doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op - de kwaliteit van het studiepeil en - de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Wanneer de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving krijgt ze een gunstig advies. Dergelijk advies is noodzakelijk wil de school verder wettige getuigschriften en diploma's kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder opgenomen worden in de financierings- en subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is echter vrij en behoort tot de autonomie van de school. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name. controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de onderwijsinspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: http://www.onderwijsinspectie.be/so Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dit hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van 2 verschillende schalen. Er werd geopteerd voor een 'concluderend' verslag en niet voor een 'beschrijvend' verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Deze conclusie is de (cursieve) openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. 1
Ingevoegd vanaf september 2006.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 2
Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd om de concluderende zinnen te standaardiseren. In deze zinnen wordt steeds één van 2 mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek. - een 2-puntenschaal: voldoende / onvoldoende, waarmee de inspectie haar controle-opdracht duidelijk stelt; - een 4-puntenschaal: goed /veeleer goed / veeleer zwak / zwak, waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt. Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen (i.c. studiepeil en regelgeving), kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen deze schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en excellent). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoende zijn van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate 'het algemeen beleid', zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert of ondersteunend werkt m.b.t. het realiseren van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. Deze confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'kernproces'. Hier wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagdagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In deze rubriek wil zij tevens aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden een aantal rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten' zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De ‘dringende actiepunten’ betreffen enkel tekorten die onder de controle vallen van de inspectie en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Zij worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruik maken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - Gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden. - Gunstig, beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school deze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten moeten worden weggewerkt in welk structuuronderdeel. De termijn wordt tevens aangegeven. - Ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 132 van het Besluit van de Vlaamse regering3 i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking. 2
Een negatief advies zal voor wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs. 3
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 3
Tenslotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen zodat deze na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Inzagerecht
Alle andere belangstellenden hebben eveneens inzagerecht en kunnen een kopie van dit verslag krijgen door een aanvraag te richten aan Mevr. Christine Van Parijs Hendrik Consciencegebouw, lokaal 2A09 Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL
[email protected] •
Opmerking
Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van de schooldoorlichting waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op dinsdag 12 juni 2007.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................8
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................8
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................9
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................9
2.2
Onderwijskundig beleid .................................................................................................................9
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................15
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................16
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................21
3.1 Vakverslagen................................................................................................................................21 3.1.1 Muzikale opvoeding.....................................................................................................................21 3.1.2 Nederlands ...................................................................................................................................22 3.2 Studierichtingsverslagen ..............................................................................................................25 3.2.1 Studiegebied Handel ....................................................................................................................25 3.2.2 Studiegebied Lichaamsverzorging ...............................................................................................29 3.3
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen ................................................................32
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................33
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................36
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................36
4.2 Welbevinden ................................................................................................................................37 Beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma 38 5
Conclusies....................................................................................................................................40
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................40
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................40 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................40 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................40 6 Advies...........................................................................................................................................42 Studiepeil 42
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 5
1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
1.1
Identificatie
Het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut in Gent is in 1995 ontstaan uit de fusie van twee scholen met een lange onderwijstraditie met name het Technisch Instituut Onze-Lieve-Vrouw (TSO en BSO) en de Handelschool Sint-Amandsstraat (TSO). Het leerlingenaantal, vooral in het TSO, daalde gestaag en resulteerde in het wegknippen van een aantal studierichtingen binnen deze onderwijsvorm. De inrichtende macht nam intussen de beslissing om het TSO vanaf het schooljaar 2007-08 definitief af te bouwen zodat de school in de nabije toekomst enkel nog de onderwijsvorm BSO organiseert, weliswaar met een eerste graad A- en B-stroom. De school is tussen 1996 en 2005 ook geconfronteerd met een vijftal directiewissels, maar een en ander wijst erop dat nu een periode van meer continuïteit is aangebroken. Het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut maakt sinds 1999 deel uit van de scholengemeenschap ‘De Bron’ te Gent-Zuid, een van de drie scholengemeenschappen van het Vrij gesubsidieerd onderwijs te Gent. Zij telt elf secundaire scholen4 die behoren tot zes verschillende inrichtende machten. Sedert een fusie in 2002 maakt de school deel uit van één inrichtende macht Katholiek Onderwijs Gent –Zuid waarin ook twee basisscholen, het internaat Nieuwen Bosch, de Nieuwen Bosch Humaniora en het Onze Lieve Vrouwecollege te Ledeberg zijn opgenomen. Het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut is gelegen in het zuidelijke centrum van Gent, in de oude 19deeeuwse stadsgordel. De buurt is op sommige plaatsen verpauperd en vooral bevolkt door allochtonen en/of kansarmen, meteen een significant aspect van de leerlingenpopulatie waarvan 66% met een allochtone moeder. Deze populatie is ook samengesteld uit ruim 20 nationaliteiten waarbij een groot aantal Turkse en Marokkaanse leerlingen. De school ligt op wandelafstand van de centrale busverzamelplaats aan het Woodrow Wilsonplein en is bijgevolg makkelijk bereikbaar. Het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut is gelegen aan een straat waartoe enkel plaatselijk verkeer, voornamelijk fietsers en voetgangers, toegang heeft. Het per auto ophalen van leerlingen bemoeilijkt geregeld een vlot verkeer.
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Volgende tabellen geven een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap.
4
College Paters Jozefieten, Don Boscocollege, Don Bosco Technisch Instituut, Humaniora Nieuwen Bosch, O.-L. Vrouwcollege, O.-L. Vrouwe-instituut, Sint-Franciskusinstituut ASO, Sint-Franciskusinstituut TSO/BSO, SintGeertruidinstituut en het Sint-Pietersinstituut.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 6
februari-02 februari-03 februari-04 februari-05 februari-06
meest actuele cijfers : 20062007
1°gr-A I 1 1°gr-A I 2 1°gr-B I 1 1°gr-B I 2 Subtotaal BSO II 1 BSO II 2 BSO III 1 BSO III 2 BSO III 3 Subtotaal TSO II 1 TSO II 2 TSO III 1 TSO III 2 TSO III 3 Subtotaal
13 21 46 48 128 40 35 37 21 24 157 33 39 41 43 10 166
19 16 40 53 128 57 29 39 26 22 173 28 41 67 44 10 190
25 17 38 62 142 55 47 29 41 17 189 22 29 35 45 10 141
17 17 27 53 114 62 56 43 22 36 219 11 22 27 32 5 97
16 16 12 10 43 34 48 52 119 112 59 65 49 47 55 58 42 41 13 28 218 239 4 6 12 9 15 9 21 10 9 4 61 38
Alg. totaal
451
491
472
430
398 389
Het schooljaar 2003-04 vormt een scharnierpunt waarbij het BSO definitief tot de drukst bevolkte onderwijsvorm evolueert. De evolutie van het leerlingenaantal daalt vanaf hetzelfde schooljaar geleidelijk en gaat gepaard met een aantal belangrijke verschuivingen in de leerlingenpopulatie waaronder in het schooljaar 2006-07: • een eerste graad met hoog percentage (78 %) leerlingen B-stroom; goed voor 43% van de scholengemeenschap; • 256 leerlingen (66%) met een allochtone moeder; • 263 leerlingen (68%) met een thuistaal anders dan Nederlands; • 12 leerlingen (4%) instellingskinderen; • 45 leerlingen (12%) leerlingen die socio-emotioneel ondersteund worden door externe diensten zoals het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, de Jeugdrechtbank en het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg. Op het ogenblik van de schooldoorlichting telt de school 387 leerlingen. Deze leerlingenpopulatie is samengesteld uit 76,6% meisjes en 23,4% jongens. Deze verhouding ligt in de lijn van de vorige schooljaren.
Onze-Lieve-Vrouwe-Instituut STUDIEGEBIED 1ste graad
Studiegebied Handel TSO Studiegebied Handel BSO
Studiegebied Lichaamsverzorging BSO
Studiegebied Personenzorg TSO Studiegebied Personenzorg BSO
Studierichting
Graad 1e lj A 1 2e lj 1e gr Handel 1 2e lj 1e gr Sociale & technische vorming 1 1e gr bvlj Haarzorg - Verzorging-voeding 1 1e gr bvlj Kant. en verk. - Verz.-voed. 1 1e lj B 1 Administratie vrije beroepen 3 Kantoor 2 Kantoor 3 Kantooradministratie en gegevensbeheer 3 Haarstilist 3 Haarzorg 2 Haarzorg 3 Sociale en technische wetenschappen 2 Organisatie-assistentie 3
scholengemeenschap lj 1 2 2 2 2 1 3 12 12 3 3 12 12 12 3
Inspectie Secundair Onderwijs
totaal lln SGB 16 7 5 28 20 43 119 9 9 40 40 4 84 1 47 33 81 8 8 8
aantal 10 3 1 1 1 3 1 2 2 2 1 1 1 2 1
percentage totaal SGB 1104 1,4% 83 8,4% 5 100,0% 28 100,0% 20 100,0% 100 43,0% 1340 9 100,0% 9 61 65,6% 75 53,3% 25 16,0% 161 1 100,0% 47 100,0% 33 100,0% 81 100 8,0% 100 8 100,0% lln
blz. 7
Studiegebied Toerisme TSO
1.3
Organisatiehulp Verzorging-voeding Onthaal en public relations Toerisme Toerisme
3 2 3 2 3
12 12 12 12 12
24 21 23 8 13
53
44
1 2 1 1 1
24 91 23 8 13
100,0% 23,1% 100,0% 100,0% 100,0%
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats van 24 mei 1993 tot 27 mei 1993. Volgende vakken / studierichtingen waren toen het uitgangspunt: Engels, Frans, Nederlands, Verzorging, Voeding, wetenschappen en wiskunde. Het advies was gunstig.
1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: •
muzikale opvoeding;
•
Nederlands.
De volgende beroepenvelden/studierichtingen werden via een aantal vakken van het fundamenteel gedeelte doorgelicht: •
Haarzorg in het BVL
•
Haarzorg, BSO II en III
•
Haarstilist, BSO III,3
•
Handel en initiatie in administratie en verkoop in het BVL
•
Kantoor, BSO II
•
Kantoor, BSO III
•
Kantooradministratie en gegevensbeheer, BSO III,3.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 8
123
44
2
2.1
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
Algemeen beleid
Met het aantreden van de nieuwe schoolleiding in september 2005 is ook de aandacht voor gezamenlijke doelgerichtheid opgestart. De fusie van 1995, voor een aantal leraren nog steeds geen afgesloten hoofdstuk, en de vele directiewissels vormden de oorzaak dat een gelijkgerichte visie tot voorheen ontbrak. De inrichtende macht geeft wel krediet aan de schoolleiding, maar volgt het schoolleven slechts vanop een verre afstand waardoor de nodige stimuli, belangrijk voor alle participanten, uitblijven. Deze terughoudendheid heeft ook consequenties voor tal van beleidsmatige facetten zoals uit dit verslag zal blijken. Er zijn diverse initiatieven genomen om de gelijkgerichte visie gestalte te geven en er is in het OnzeLieve-Vrouwe-instituut sedert anderhalf jaar duidelijk ruimte voor innovatie en dynamische ontwikkeling. De groeiende gelijkgerichte visie is voorlopig nog niet uitgeschreven, maar een schoolwerkplan waarin de beleidsprioriteiten vanuit collegiaal overleg zijn vastgelegd, staat in de steigers. Voor de voorbereiding en planning van beleidsbeslissingen heeft de schoolleiding van meet af aan een middenkader in het leven geroepen, dat recent is uitgebreid (zie ook 2.3 Personeelsbeleid). Toch heeft de school nog een hele weg te gaan om de participatieve beleids- en besluitvorming krachtig in het schoolleven te verankeren. Dit kan door de transparantie van de overlegstructuren te vergroten, maar vooral door het dynamiseren van de schoolraad en de stilgevallen leerlingenraad alsook verder te onderzoeken hoe een ouderraad in het leven kan geroepen worden. Voor dit laatste zijn vanuit de GOK-werking reeds heel wat initiatieven genomen. De vitalisering van de pedagogische raad is een must voor een verdere positieve evolutie van de participatieve beleids- en besluitvorming, vooral om het noodzakelijk tweerichtingsverkeer beleid – korps te stimuleren. De communicatie op beleidsniveau evolueert positief en de schoolleiding zoekt via overleg om dit verder te verstevigen. In de verdere groei naar een cultuur van vlotte communicatie dient vooral naar meer snelheid en volledigheid gestreefd te worden. Het idee over een elektronisch platform als informatiekanaal biedt toekomst voor het hele schoolbeleid en kan het geheel van de verschillende mededelingen/informatie beter structureren en daarbij tijdswinst opleveren. Op het vlak van externe communicatie zijn er veel goede contacten met tal van diensten die zich samen met de school inzetten voor allerlei facetten van jongerenbegeleiding. De school organiseert ook doedagen voor het zesde leerjaar van omliggende basisscholen.
2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum In haar onderwijskundig beleid besteedt de school weinig aandacht aan de realisatie van de basisvorming, voldoende aan de specifieke vorming en weinig aan de vakoverschrijdende vorming. Het is duidelijk dat lange tijd te weinig beleidsmatige initiatieven zijn genomen voor een vitale curriculumrealisatie. Met de nieuwe schoolleiding (2005) is daar een kentering ingekomen, maar het heden wordt uiteraard nog voor een behoorlijk stuk getekend door wat in het verleden ontbrak. Vanuit het beleid zullen aldus krachtige hefbomen nodig zijn om een hele rits pijnpunten m.b.t. de curriculumrealisatie via collegiaal overleg weg te werken. Enkele belangrijke hefbomen zijn onder meer het screenen van de lessentabellen, leerplanstudie, vaardigheden en attitudes in harmonie met kennis en inzichten, competentieleren, werkvormen, projecten, evaluatie en zelfreflectie/evaluatie t.a.v. vastgeroeste tradities. Deze hefbomen kunnen resulteren in het uitschrijven van een expliciete Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 9
visie voor het realiseren van de basisvorming, de specifieke en de vakoverschrijdende vorming om zo aan de curriculumrealisatie een nieuw elan geven. Bij de implementatie van deze innovatie is een cruciale rol weggelegd voor de vakgroepen met optimale aandacht voor een sterke dialoog met de schoolleiding zoals beschreven in 2.3 Personeelsbeleid. De stimuli tot gerichte nascholing die nu vanuit het beleid gebeuren, kunnen deze onderwijsvernieuwingen activeren. Vanuit de inrichtende macht dient het beleid wel de nodige slagkracht te krijgen om de nodige infrastructuur aan te passen en uit te bouwen zodat de innovatie planmatig kan opgestart worden. M.b.t. de curriculumrealisatie heeft het beleid in het verleden onvoldoende zorg besteed aan het bewaren van leerlingendocumenten. Er werden wel een aantal documenten aangeleverd, maar de school respecteert/bewaakt onvoldoende het bewaren van klasagenda’s, schriften, huistaken en werkstukken van tenminste drie regelmatige leerlingen waarbij als bewaartermijn het lopend schooljaar en het voorafgaand schooljaar wordt aangegeven zoals vastgelegd in de omzendbrief SO 64 (25-6-1999) rubriek 10: Bewaren van leerlingendocumenten. Deze vaststelling vormt een inbreuk op de onderwijsregelgeving. Inzake het lesurenpakket heeft de schoolleiding en de inrichtende macht geoordeeld dat de overheveling van veel lestijden vanuit het BSO naar het TSO niet meer langer houdbaar was en is het besluit genomen om vanaf het schooljaar 2007-08 de onderwijsvorm TSO helemaal af te bouwen (zie ook Identificatie). Deze keuze etaleert dat de school een duidelijk engagement opneemt voor een krachtige curriculumrealisatie die specifiek op het BSO is afgestemd waarbij de gegenereerde uren correct bij de doelgroep worden ingezet. In de huidige organisatie zijn overigens al heel wat inspanningen gedaan om kleine lesgroepen te vormen. Dit is onder meer ook mogelijk omdat het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut eenmalig vanuit de scholengemeenschap 34 uren ontving voor de organisatie van het schooljaar 2006-07. Het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut voert een krachtig GOK-beleid met een positieve weerslag op diverse facetten van de schoolwerking. De school ontvangt 44 GOK-uren die vanuit een geëngageerd team met een doordachte werking, afgestemd op de specifieke en veelal diepgaande problematiek van de school, worden ingevuld. Het positief rapport van de eigenlijke GOK-controle (2005) geeft meer uitleg terzake. De vakoverschrijdende vorming is in het verleden maar karig behartigd zodat deze nauwelijks in het curriculum vervat zit (zie ook 3.2 Vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen). Het is spijtig dat de vele kansen vanuit deze maatschappelijk belangrijk geachte onderwijsdoelstellingen ook niet zijn aangegrepen voor een boeiende brede en harmonische vorming. Deze gebreken hebben onmiskenbaar hun weerslag op het welbevinden van de leerlingen (zie ook 4.2 Welbevinden leerlingen). M.b.t. de brede en harmonische vorming is vastgesteld dat dit aspect van het curriculum maar met mondjesmaat wordt ingevuld. Het beperken van extramurale activiteiten met het oog op het bewaken van de financiële inspanningen voor de ouders kan daarbij niet worden ingeroepen vermits de schoolrekeningen absoluut niet gering zijn (zie ook 2.3 Financieel beleid en 4.2 Welbevinden leerlingen). Het wordt een belangrijk actiepunt om vanuit het beleid een dialoog op te zetten over een interessante koppeling van de brede en harmonische vorming met een degelijke leerplanrealisatie. Vanuit het beleid worden de geïntegreerde proeven te beperkt ondersteund als opdrachten die het praktijkgerichte karakter van de studierichting moeten verhogen en de toepassing van de belangrijkste leerplandoelstellingen binnen een geïntegreerd geheel mogelijk moeten maken. Er worden echter nog weinig stappen ondernomen om deze uitgangspunten op een meer systematische wijze uit te werken in de verschillende studierichtingen (zie 3.4 Kernproces in relatie tot het schoolbeleid). Beleidsmatig dienen initiatieven genomen te worden om zowel het overleg binnen als tussen de verschillende studierichtingen te structureren. De begeleiding van de alternerende stages in BSO Kantoor is goed georganiseerd. De documenten, inclusief het stageregister en het algemeen stagedossier, worden goed bijgehouden. De evaluatie is
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 10
gebaseerd op een goede opvolging van het leerproces en op relevante criteria. In BSO Haarzorg en Haarstilist zijn er op het vlak van didactische uitwerking en begeleiding een aantal werkpunten (zie ook studierichtingsverslag Lichaamsverzorging). De school organiseert hierbij ook stage op school, wat strijdig is met de regelgeving. Zowel in BSO Kantoor als BSO Haarzorg en Haarstilist voldoen de stageovereenkomsten niet aan de richtlijnen van de omzendbrief SO/2002/09. De stageovereenkomst vermeldt niet aan wie het gezondheidstoezicht wordt toevertrouwd. Naast een werkpostfiche ontbreekt de risicoanalyse, het nummer van het paritair comité en het ondernemingsnummer. Stageovereenkomsten waarin deze bepalingen niet zijn voorzien, zijn rechtsongeldig, wat aanleiding geeft tot een gunstig advies beperkt in de tijd wegens inbreuk op de regelgeving. De organisatie van de buitenklasactiviteiten (met name opdrachten voor externen) voor bepaalde leerlingen van de derde graad OPR gebeurt niet volgens de regelgeving. Het contractueel uitbesteden van vrijwillige leerlingen aan instellingen of organisaties tegen betaling aan de school, kan niet gedekt worden door de stageregelgeving of de omzendbrief SO/2004/06 rond extramurale activiteiten.. De school omzeilt impliciet de geest van de arbeidswet, zoals vastgelegd in SO 74 punt 11 par. 8, door haar extramurale praktijklessen voor individuele leerlingen (dus geen leerlingenstages) die het werkmilieu sterk nabootsen, soms in te richten op tijdstippen dat leerlingenstages zelfs reglementair verboden zijn. Deze inbreuk op de regelgeving geeft aanleiding tot een gunstig advies beperkt in de tijd. De stimuli vanuit het beleid voor ICT zijn onvoldoende krachtig. Naast de appreciatie is er alleen een te beperkt aantal uren voorzien voor het vele ICT- werk dat nog dient te gebeuren zodat er naast de technische ondersteuning voor de hele school geen tijd meer rest om verdere, noodzakelijke voorzieningen uit te bouwen. Om het bestaande ICT-plan te realiseren, kan overleg en planning niet meer uitblijven zodat ook binnen het vakkenonderwijs een veel grotere ICT-integratie op gang komt. Voor de verdere uitbouw van het ICT-beleid is de dialoog schoolleiding - ICT-coördinator prioritair zodat gezamenlijk kan gepland worden hoe de verdere ICT-integratie m.b.t. zowel de pedagogische als administratieve invulling (administratie, boekhouding, leerlingvolgsysteem, rapportering, elektronisch platform,…) gestalte krijgt. De koppeling aan een transparant financieel beleid is daarbij onontbeerlijk om zo gezamenlijk beslissingen te nemen over de nodige aankopen. Met een schoolbevolking waarvan 68 % van de leerlingen een thuistaal hebben anders dan het Nederlands, voelt het OLVI de noodzaak van een gestructureerd taalbeleid scherp aan. Het heeft er dan ook bewust voor gekozen om het thema taalvaardigheid te kiezen in het kader van haar GOKwerking. In haar streven naar een schoolbrede aanpak van het taalprobleem heeft de school haar taalbeleid sterk geïntegreerd in het integrale schoolbeleid met de GOK-werking als hefboom. Zij neemt talrijke initiatieven om enerzijds de taalvaardigheid van de leerlingen te verbeteren en anderzijds de competentie van de leraren om taalvaardigheidsonderwijs te geven, te vergroten. Het GOK-team werkt procedures uit om het gelijkgericht handelen inzake taalvaardigheidsonderwijs te bevorderen. Dit gebeurt o.m. aan de hand van een GOK-krantje. Een proeftuinproject in 1B – waarin sterk gefocust wordt op schooltaalwoorden (zie vakverslag Nederlands) - wordt gekoppeld aan het GOK-beleid. De uitdaging voor de school blijft het draagvlak van haar taalbeleid te verbreden over alle vakken en alle graden (zie 3.3 Kernproces). Het is duidelijk dat voor de toekomst van het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut een grote taak is weggelegd om van kwaliteitszorg een systematisch en collegiaal agendapunt te maken om zo blijvend te waken over een onderwijskwaliteit die up-to-date is. Voorbeelden van goede praktijk •
De geleverde inspanningen om een nieuw beleid te introduceren.
•
De koppeling van duidelijke en consequente keuzes aan een toekomstgerichte schoolvisie.
•
De omgang met het lesurenpakket met prioriteit voor kleine lesgroepen.
•
De GOK-werking.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 11
Werkpunten • De vakoverschrijdende vorming realiseren. •
De regelgeving correct naleven inzake het bewaren van leerlingendocumenten zoals vastgelegd in de omzendbrief SO 64 (24-6-1999), rubriek 10.
•
De stageovereenkomsten uitwerken zoals vastgelegd in de richtlijnen van de omzendbrief SO/2002/09.
•
De regelgeving correct naleven inzake de organisatie van de buitenklasactiviteiten (opdrachten voor externen) zoals vastgelegd in de SO 74 punt 11 par.8.
•
Een beleidsmatige/structurele ondersteuning van de GIP uitwerken.
•
De ICT-coördinatie daadwerkelijk ondersteunen.
•
Via overleg de nodige hefbomen ontwikkelen voor de groei naar een sterke curriculumrealisatie.
•
De vakgroepwerking dynamiseren.
•
De brede en harmonische vorming kwaliteitsvol uitwerken.
•
Het draagvlak van het taalbeleid blijven verbreden.
Leerlingenbegeleiding De leerlingenbegeleiding functioneert goed m.b.t. de psychosociale ondersteuning, maar veeleer zwak op het vlak van studiebegeleiding. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen. De school stelt zich open voor alle leerlingen en zet zich vooral in voor de allerzwaksten in de brede betekenis van het woord. Het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut besteedt veel aandacht en zorg aan intakegesprekken die gevoerd worden door leerlingenbegeleiders, maar ook door vrijwillige leraren die hiervoor gerichte nascholing krijgen. Het openstellen van de school voor alle leerlingen resulteert ook in het inschrijven van een groot aantal leerlingen die veel en sterk uiteenlopende zorg vragen. In het besef van het inschrijvingsrecht wil het schoolbeleid terecht het onderzoek aangaan m.b.t. een eerlijke afbakening van de leerlingenpopulatie met haar uitgebreide problematiek versus de draagkracht/haalbaarheid van de school. Via onthaaldagen ijvert de school voor een goede instap van haar nieuwe leerlingen. De grote openheid die door de school aan de dag wordt gelegd, heeft ook een keerzijde. De school kampt met flink wat laattijdige inschrijvingen wat in concreto betekent dat ongeveer een achtste van de leerlingenpopulatie zich pas gedurende de maand september inschrijft. Dit groot aantal laattijdige inschrijvingen bemoeilijkt ongetwijfeld een vlotte opstart van het schooljaar. Latere inschrijvingen blijven overigens quasi het hele schooljaar een intensief en tijdrovend werk. Daarnaast is er gedurende het hele schooljaar ook een groot leerlingenverloop waardoor het verzekeren van continuïteit m.b.t. de leerlingenbegeleiding geen lachertje is. Adaptief onderwijs is tot op heden geen beleidsoptie. Er is wel groeiende aandacht voor de detectie en de opvang en begeleiding van leerlingen met leerstoornissen, maar de uitdaging om het behoorlijk aantal gedragsmoeilijke leerlingen te begeleiden en in de lesgroep te integreren vanuit een sterk klasmanagement is nog niet onderzocht. Het aanzwengelen van onderwijs op maat van de individuele leerling is nog niet ingeburgerd in de schoolcultuur. Er zijn nog geen initiatieven genomen om aangepaste didactieken in de vakken systematisch aan te pakken: projecten met andere werkvormen (coöperatief groepswerk en begeleid zelfstandig leren), gericht op competentieleren en rekening houdend met de leerstijlen van leerlingen. In het licht van het gebrek aan adaptief onderwijs is ook de studiebegeleiding vanuit het beleid nog onvoldoende uitgebouwd. De beperkte initiatieven zoals de huiswerkklas en steunlessen vertrekken veeleer vanuit de kwaliteitsvolle GOK-werking dan wel vanuit beleidsmatige injecties.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 12
Het schoolbeleid heeft onder meer geïnvesteerd in de uitbouw van leerlingenbegeleiding met structurele ondersteuning via BPT-uren. De eerstelijnszorg is wel voor de leraren, maar dit is onvoldoende uitgediept zodat de leerlingen mogelijks te snel bij de leerlingenbegeleiders/graadcoördinatoren aankomen. Deze vervullen wel de rol van vertrouwens- of tussenpersoon voor de leerlingen, maar de communicatie met de leraren is niet optimaal. Voorts blijft de vraag of de combinatie leerlingenbegeleider/graadcoördinator de meest efficiënte is. Het is een gemiste kans dat het ondersteunend personeel/opvoeders niet in de structurele leerlingenbegeleiding is opgenomen. De cel leerlingenbegeleiding is een degelijk coördinatie- en overlegorgaan voor de bespreking van een lange rij van heel uiteenlopende en soms diepgaande socio-emotionele problemen. De samenwerking met het CLB is bijzonder kwalitatief en de wekelijkse samenkomsten zijn krachtige werkmomenten waar de leerlingenbegeleiders, het CLB en de directeur constructief zoeken naar de meest efficiënte begeleiding. De leden van de cel hebben zicht op het aanbod van hulpverlenende instanties en werken samen met externe instanties bij het uitwerken van activiteiten en bij het verlenen van hulp. Er is ook voldoende aandacht voor het preventieve luik. Ook de GOK-werking participeert kwaliteitsvol aan de psychosociale leerlingenbegeleiding. Toch blijkt uit tal van gesprekken dat veel leraren vragende partij zijn voor gerichte informatie m.b.t. de psychosociale begeleiding van leerlingen waaraan zij les geven. Het ontbreken van voldoende informatie ervaren de leraren zowel als een gebrek aan vertrouwen als aan onvoldoende ondersteuning als leraar. Vlotte, voldoende en professionele communicatie vormt bijgevolg de uitdaging. De school beschikt over een duidelijk stappenplan met getrapte bevoegdheden voor een consequente aanpak van orde- en tuchtproblemen. Toch is het niet onmogelijk dat de graadcoördinatoren/leerlingenbegeleiders geprangd kunnen raken tussen enerzijds hun begeleidende rol van vertrouwenspersoon en anderzijds de implementatie van bestraffende maatregelen. De school levert prima werk inzake het opvolgen van afwezigheden en de verificateur onderstreept de heuse inspanningen m.b.t. het gigantisch aantal problematische afwezigheden. Bij afwezigheid van de leerlingen worden de voorgeschreven codes dan ook strikt gebruikt zoals voorzien in de omzendbrief SO/2005/04. Alles wordt in het werk gesteld om streng toezicht te houden op dit probleem. Telefoneren, huisbezoek en gewetensvol registreren eisen heel veel tijd op en het verdient aanbeveling om vanuit het beleid collectief te zoeken hoe deze taken efficiënter kunnen georganiseerd worden. Voor de leerlingen van de derde graad is er met het oog op de integratie in de samenleving en het beroepsleven opnieuw een sterke samenwerking met het CLB. Voorbeelden van goede praktijk •
De kwetsbare opstelling van de school als een breed sociaal vangnet.
•
De intensieve werking van de cel leerlingenbegeleiding.
•
De samenwerking met het CLB.
•
De prima opvolging van de afwezigheden.
Werkpunten • De draagkracht/haalbaarheid van de school t.a.v. de uitgebreide problematiek bewaken. •
Adaptief onderwijs gestalte geven.
•
De eerstelijnszorg sterker uitwerken.
•
De leerlingenbegeleiding versterken door het ondersteunend personeel/opvoeders structureel binnen deze werking te verankeren.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 13
Leerlingenevaluatie De leerlingenevaluatie is zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school nog geen initiatieven genomen. Beleidsmatig is het geheel van de evaluatie nog niet aangepakt waardoor een degelijke visie als vertrekpunt voor een kwaliteitsvolle evaluatie op schoolniveau tot op heden ontbreekt. Het gebrek aan gelijkgerichtheid resulteert voorts in een versnipperde, heel uiteenlopende invulling van de evaluatie die soms, leraargebonden, nogal improvisatorisch is. De vele onduidelijkheden omtrent organisatie/planning/spreiding van proefwerken en permanente evaluatie zijn onder meer signalen die oproepen tot een beleidsmatige aanpak van een transparante evaluatiepraktijk. Het dynamiseren van de evaluatie via collectieve studie binnen de vakgroepwerking werd vanuit het beleid nog niet aangezwengeld. De leerlingenevaluatie kadert nog volop in een testcultuur. Een evaluatiecultuur met opvolging en begeleiding van het onderwijsleerproces, hand in hand met een adequaat uitgewerkte studiebegeleiding, is vooralsnog niet uitgewerkt. Er zijn vanuit het beleid nog geen richtlijnen geformuleerd of aanzetten gegeven om de evaluatie goed af te stemmen op de leerplannen of de evaluatie sterker in dienst te stellen van het leerproces. Hetzelfde geldt inzake stimuli om een evenwicht tussen proces- en productevaluatie na te streven, attitudes te evalueren of zelfevaluatie te bevorderen. Het verdient ook aanbeveling om duidelijke afspraken te maken hoe de leerlingenagenda veel sterker kan ingezet worden om met de ouders over evaluatie en remediëring te communiceren. De school organiseert voor de ouders wel een aantal momenten waarop de resultaten van hun kinderen toegelicht worden, maar de belangstelling is erg wisselend. Er worden inspanningen geleverd om informatie in te winnen over de oud-leerlingen m.b.t. tewerkstelling en eventueel vervolgonderwijs, maar de respons is veeleer matig tot laag. M.b.t. de rapportage is voor de begeleidende klassenraad een behoorlijke format uitgewerkt, maar het gebruik ervan is zwak en laat zien dat het merendeel van de leraren/klastitularissen nog maar weinig vertrouwd is met het formuleren van adequate feedback en remediëring. Dezelfde opmerking geldt voor de rapporten waarbij de schriftelijke commentaar als informatie naar de ouders al te beperkt is. Er is wel een duidelijk overzicht voor alle betrokkenen waarin de planning van de rapporten is vastgelegd, maar ook vanuit dit document rijst opnieuw de nog niet opgestarte discussie over proefwerken, permanente evaluatie, dagelijks werk en grote toetsen. De B- en C-attesten bij de deliberende klassenraad vormen nog niet de synthese van grondig overleg rond planning en remediëring vanuit de verschillende begeleidende klassenraden over het hele schooljaar (cfr. supra). Voor de B- en C-attesten is er niet steeds een bondige motivatie te vinden in de notulen van de desbetreffende klassenraden hetgeen in strijd is met omzendbrief SO 64 (25-6-1999), punt 8.1.6. Deze vaststelling resulteert t.a.v. de regelgeving in een gunstig in de tijd beperkt advies. Werkpunten •
De regelgeving respecteren en correct toepassen m.b.t. de motivering van de B- en C-attesten in de notulen van de desbetreffende klassenraden zoals vastgelegd in de omzendbrief SO 64 (25-61999), punt 8.1.6.
•
Een evaluatiebeleid uitwerken.
•
Testcultuur ombuigen tot dynamische evaluatie.
•
Evaluatie binnen elke vakgroep bestuderen.
•
De rapportage verstevigen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 14
2.3
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert overwegend goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen.
De schoolleiding heeft bij haar aantreden initiatieven genomen om een personeelsbeheer en –planning uit te werken, wat voordien niet in het schoolleven was verankerd. Om dit personeelsbeheer gestalte te geven zijn een aantal functiebeschrijvingen uitgewerkt voor klassenleraar, graadcoördinator/ leerlingenbegeleider, ICT- coördinator en pedagogisch coördinator. Sommige functiebeschrijvingen zijn accuraat en sluiten goed aan op de eigenlijke taakinvulling, maar de combinatie graadcoördinator/leerlingenbegeleider is verre van optimaal. Bij de verdere uitbouw van een intensieve leerlingenbegeleiding is het geboden om het personeel van de leerlingenadministratie – in wezen de opvoeders belast met heel wat toezicht en met veel specifieke knowhow - als participanten op te nemen. Het is vreemd dat vooralsnog geen functieprofiel voor het ambt van TAC is uitgewerkt waardoor binnen het respectieve takenpakket makkelijk een aantal opdrachten binnensluipen die niet tot dit ambtsdomein behoren. De taak van lokale preventieadviseur wordt niet ingevuld wat een ernstige repercussie heeft op zowel het logistiek als het veiligheidsbeleid. De schoolleiding heeft ten dele door het gebruik van BPT- uren een middenkader uitgewerkt waar naast de directeur en de TAC ook de graadcoördinatoren/leerlingenbegeleiders en de pedagogisch coördinator deel van uitmaken. Ongetwijfeld verruimt dit aanzienlijk het draagvlak waarop het hele schoolbeleid verder kan worden uitgebouwd en uit tal van gesprekken blijkt een behoorlijke teamspirit en een ruim engagement voor de school. De taak van pedagogisch coördinator is recent in het leven geroepen om de afstand tussen het middenkader en de leraren te overbruggen/verkleinen. De bestaande functiebeschrijving verdient echter verfijning zodat de beoogde vlottere communicatie tussen leraren en middenkader krachtiger wordt uitgewerkt. De school kan ook rekenen op een interculturele medewerker die in het kader van een JoJo-project aan het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut verbonden is en ongetwijfeld een meerwaarde betekent t.a.v. de specifieke leerlingenpopulatie. De ICT-coördinatie is degelijk, maar het aantal uren dat voor deze taak is voorzien, is veel te beperkt. In het kader van de realisatie van het hele ICT-plan zijn binnen het LOC reeds afspraken gemaakt voor een noodzakelijke verruiming van het urenpakket. De ondersteuning van beginnende leraren is behoorlijk. Naast heel wat collegialiteit heeft een en ander te maken met de missie van de school t.a.v. de specifieke doelgroep wat er enerzijds voor zorgt dat nieuwe leraren geregeld bewust kiezen voor de school of anderzijds na een korte periode de school verlaten. De school heeft de wettelijk verplichte overlegstructuren. Toch is de betrokkenheid op schoolniveau van een ruime groep leraren beperkt. De directie investeert wel in overleg en communicatie, maar een deel van het personeel vindt dat de directie en het middenkader nog meer en vooral rechtstreeks moet communiceren. In haar zoektocht om het beleid transparant te maken en een breed draagvlak te organiseren, kan de schoolleiding de communicatie ook efficiënter/doeltreffender maken via de uitbouw van elektronische communicatie. Het aantal afwezigheden van het onderwijzend personeel is groot en betreft zowel dienstonderbrekingen van medische aard voor 1 dag (tijdens het schooljaar 2005-06 waren 39 personen betrokken voor samen 74 dagen afwezigheid) als voor een periode van 2 tot 7 dagen afwezigheid. Tijdens het schooljaar voorafgaand aan de doorlichting waren 28 leraren betrokken bij 39 afwezigheden van 2 tot 7 dagen. De repercussie van dit groot aantal afwezigheden van leraren op de leerplanrealisatie hoeft weinig betoog. Uit gesprekken blijkt dat deze feiten sterk gerelateerd zijn aan het welbevinden van zowel afwezige als aanwezige leraren (zie ook 4.2 Welbevinden personeel). De vakgroepen worden nog niet aangemoedigd om te groeien tot een forum voor professioneel overleg tussen leraren. De cultuur waarbij vakgroepen collegiaal bezig zijn met leerplanstudie, Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 15
vakkendoorbrekende samenwerking en onderwijsinnoverende items ontbreekt vooralsnog. Ook het structureel inbouwen van overlegmomenten (bijvoorbeeld rond de GIP) wordt best niet meer uitgesteld. M.b.t. het ondersteunend personeel heeft de schoolleiding recent een reorganisatie doorgevoerd met het oog op meer efficiëntie. Het takenpakket is voor het merendeel van het ondersteunend personeel duidelijk afgebakend, maar er is nood aan meer communicatie tussen de schoolleiding en het personeel van het leerlingensecretariaat, onder meer om de gelijkgerichtheid in de leerlingenbegeleiding te bevorderen. De administratieve taken inzake de logistieke en organisatorische dienstverlening zijn onvoldoende verankerd in het logistiek beleid van de school. Het nascholingsplan vormt nog geen belangrijk element in het personeelsbeleid en is nog niet gebaseerd op een behoeftepeiling. Wel is het zo dat naast het volgen van vakgerichte nascholing een ruim aantal leraren participeert aan algemene nascholing om zich meer te professionaliseren in diverse aspecten van psycho-sociale leerlingenbegeleiding. Voor het volgend schooljaar staat ook een interne nascholing op het getouw waarin leerstrategieën verkend worden t.a.v. de specifieke leerlingenpopulatie. De vakgebonden nascholingen worden vlot bekend gemaakt en verlopen in hoofdzaak via het bestaand nascholingscircuit. De betrokkenheid van de vakwerkgroep is daarbij veeleer beperkt en het resultaat m.b.t. de eigenlijke implementatie alsook het multipliceren van de verworven knowhow is gering. Een aantal leraren beklaagt er zich over dat het volgen van vakgebonden nascholingen tijdens de schooluren niet wordt toegestaan. Aangaande het functioneren van de vastbenoemde personeelsleden zijn al een deel gesprekken gevoerd. Voorbeelden van goede praktijk •
De initiatieven om een personeelsbeheer en –planning uit te werken.
•
De behoorlijke werking van het nieuwe middenkader.
•
De invulling van de ICT-coördinatie.
Werkpunten • Functieprofielen verder aanmaken, evalueren en bijsturen, gekoppeld aan een goede communicatie met het personeel. •
De verdere uitbouw van de ICT-coördinatie sterker ondersteunen door uitbreiding van het aantal uren.
•
De vakgroepwerking dynamiseren.
•
Via collegiaal overleg zoeken om de betrokkenheid van alle leraren te verruimen en het welbevinden te verhogen.
•
De communicatie schoolleiding – leerlingensecretariaat structureel inpassen en benutten als verdere versterking van de leerlingenbegeleiding.
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid Het financieel beleid is veeleer onduidelijk. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor nog geen initiatieven genomen. Het financieel beleid kan veel winnen aan kwaliteit vooral m.b.t. de noodzakelijke transparantie nodig voor een degelijk onderwijskundig beleid. In tal van gesprekken met heel wat participanten klinkt dan ook de vraag naar duidelijke communicatie en meer openheid m.b.t. het financieel beleid. De huidige werkwijze waarbij de centrale boekhouding niet op school gebeurt, hypothekeert voor een flink stuk het voeren van een duidelijk financieel beleid dat daardoor onvoldoende kan getoetst en/of afgestemd Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 16
worden op een integraal schoolbeleid. De financiële toestand van de school kampt met een vrij ruime voorafname voor de huur van de oude schoolgebouwen. Deze gevoelige afname wordt niet alleen vermeerderd met de kosten voor onderhoud, maar gaat gepaard met een dalend leerlingenaantal en de daaraan gerelateerde verminderde inkomsten. De nakende afbouw van de onderwijsvorm TSO baart in dit opzicht uiteraard nieuwe zorgen. Recent is vanuit de schoolleiding de budgettering t.a.v. de vakgroepen opgestart en de uitgaven voor navorming voldoen aan de administratief gestelde voorwaarden. De ouders ontvangen bij inschrijving een algemene kostenlijst met vermelding van concrete bedragen. De school onderzocht recentelijk de financiële belasting van de ouders ten aanzien van de gevraagde investeringen. Toch blijkt zowel uit gesprekken als bij nazicht van documenten dat de aangerekende kosten voor fotokopieën in een aantal leerjaren en studierichtingen bijzonder hoog oplopen. Het noopt alleszins tot bezinning over het goed gebruik van de nochtans voor heel wat vakken aangekochte leerboeken. Het aantal ouders met betalingsmoeilijkheden is groot en heeft voor de school bijgevolg ernstige financiële implicaties. De school levert bij de talrijke betalingsmoeilijkheden veel inspanningen om telkens opnieuw tot discrete oplossingen te komen. Interne kwaliteitszorg m.b.t. het financieel beleid kan gestalte krijgen als snel werk wordt gemaakt van transparantie en open communicatie terzake. Voorbeelden van goede praktijk •
De budgettering t.a.v. de vakwerkgroepen.
•
De talrijke inspanningen t.a.v. ouders met betalingsmoeilijkheden.
Werkpunten •
Een transparant financieel beleid uitwerken.
•
De boekhouding efficiënt organiseren en zo beter afstemmen op het algemeen beleid.
Materieel beleid Het materieel beleid is zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school nog geen initiatieven genomen. Tot voor kort was een materieel beleid onbestaande en de gevolgen zijn dan ook aanzienlijk. Deze worden in tal van rubrieken binnen dit doorlichtingsverslag behandeld en hebben vooral ook een negatieve invloed op de veiligheid en het welzijn binnen de hele school (zie verder). Gebrek aan een kwaliteitsvol materieel beleid heeft ertoe geleid dat het schoolgebouw als uitgeleefd kan bestempeld worden en op een heuse inhaaloperatie wacht om de jarenlange stilstand op materieel vlak weg te werken. Alles wijst er ook op dat het groot onderhoud tot op vandaag onvoldoende ter harte is genomen. Met de instap van de nieuwe schoolleiding zijn enkele krijtlijnen getrokken voor een materieel beleid dat vertrekt vanuit korte en langetermijndoelen. Deze zijn doordacht en maken deel uit van een ontwerp van schoolwerkplan. De recente vitalisering van het materieel beleid wordt evenwel ernstig bemoeilijkt door het gebrek aan degelijke informatie over financiën alsook de onvoldoende beleidsruimte terzake. Recent zijn wel een aantal kapsalons geïnstalleerd, maar er is voor de hele school een heuse renovatie nodig vertrekkend van pedagogische noden en een toekomstgerichte visie op onderwijs. Dit vormt ongetwijfeld t.a.v. deze oude schoolgebouwen met weinig rechtlijnigheid en vele trappen, gangen en hoekjes geen sinecure. Dit bemoeilijkt ook het klein onderhoud van de school dat overigens met een heel beperkt aantal mensen wordt uitgevoerd. De school beschikt voor een miniem aantal vakken over redelijk tot goed ingerichte lokalen en er zijn vanuit de ICT-coördinatie reeds heel wat inspanningen
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 17
geleverd inzake de respectieve voorzieningen die tevens zijn vastgelegd in een kwaliteitsvol ICT-plan. Maar verder geven de meeste lokalen een mistroostige indruk met aftands schoolmeubilair en een gebrekkige inrichting met veel kleine en grote mankementen. Het geheel zet uiteraard niet aan tot zin voor orde en netheid en sommige leraren buigen de nodige voorbeeldfunctie om tot schoolvoorbeeld van wanorde en slordigheid. De speelplaats is, als resultaat van een project, opgefleurd met graffiti van leerlingen. Deze speelplaats is bijzonder klein t.a.v. de leerlingenpopulatie; maar de overdekte speelplaats is té klein. Het is een gemiste kans dat er in het verleden onvoldoende constructief werk is verricht rond mogelijk gemeenschappelijk gebruik van bepaalde accommodatie van nabijgelegen scholen die tot dezelfde inrichtende macht behoren. Tenslotte is het duidelijk dat het voeren van een materieel beleid op schoolniveau hand in hand dient te gaan met toenemende betrokkenheid via overleg in verschillende overlegorganen, maar vooral met het opnemen van verantwoordelijkheid door alle participanten. Voorbeelden van goede praktijk •
De opstart naar een materieel beleid vanuit korte- en langetermijndoelen.
•
De logistieke inspanningen vanuit een kwaliteitsvol ICT- plan en dito coördinatie.
Werkpunten • Voldoende beleidsruimte m.b.t. het materieel beleid ontwikkelen, gekoppeld aan een transparant financieel beleid. •
Een krachtig materieel beleid uitwerken met focus op participatie en responsabilisering.
•
Het materieel beleid voeren vanuit een toekomstgerichte visie op onderwijs gekoppeld aan de pedagogische noden.
•
De attitude voor orde en netheid algemeen verscherpen.
Veiligheid en welzijn De veiligheid en het welzijn voldoen niet voor volgende onderdelen: organisatie van het welzijnsbeleid, arbeids- en leermiddelen, leer- en werkomgeving, hygiëne en gezondheid. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school nog geen initiatieven genomen. Organisatie van het welzijnsbeleid Documentenstudie, het verblijf en de rondgang in de school maken snel duidelijk dat de cultuur m.b.t. veiligheid en welzijn nog niet voldoende in het schoolleven is ingeburgerd. De betrokkenheid van de preventieadviseur is te beperkt en er is ook geen lokale preventieadviseur. Deze feiten resulteren in een grote achterstand inzake het hele welzijnsbeleid. Voor een aantal rubrieken betreffende veiligheid en hygiëne is de toestand dan ook nijpend, zoals uit dit verslag blijkt. Het welzijnsbeleid is onvoldoende geïntegreerd in het schoolbeleid. Door gebrek aan communicatie/informatie tussen de preventieadviseur en de schoolleiding is er onvoldoende betrokkenheid m.b.t. het dynamisch risicobeheersingsysteem en de toepassing ervan. Zowel het globaal preventieplan als het jaarlijks actieplan vertrekken onvoldoende vanuit een grondige analyse van de situatie inzake welzijn en veiligheid. Het jaarlijks actieplan m.b.t. het Onze-LieveVrouweinstituut is miniem uitgewerkt en onvoldoende gerelateerd aan het globaal actieplan. Een aantal dringend geformuleerde opmerkingen is niet in de voorgelegde planningen opgenomen en deze plannen bieden te weinig ondersteuning bij het voeren van een krachtig veiligheidsbeleid. Het comité voor preventie en bescherming vergadert beperkt en de vigerende regelgeving wordt door het ontbreken van een lokale preventieadviseur niet gerespecteerd.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 18
Voorts is de verslaggeving van dit comité niet accuraat. In het schoolreglement (2.16 en 2.17 p.15) wordt aandacht gevraagd voor verkeersveiligheid, alcohol-, rook- en drugspreventie, maar niet voor brandveiligheid. De externe dienst P.B.W. voert de noodzakelijke geneeskundige onderzoeken, een arbeidsgeneesheer maakt een rondgang in de school en maakt hierover een rapport op. De asbestinventaris is evenwel niet ondertekend door een arbeidsgeneesheer. Arbeids- en leermiddelen De procedure voor de aankoop en de indienststelling van arbeids- en leermiddelen staat onvoldoende op punt door het gebrek aan een lokale preventieadviseur en de geringe communicatie. De inhoudelijke betrokkenheid van de preventieadviseur is bijgevolg te beperkt. Nog niet alle ingezette toestellen zijn voorzien van de nodige instructiekaarten. De verschillende technische installaties en de arbeids- en leermiddelen worden regelmatig gecontroleerd door externe keuringsinstellingen, maar sommige defecte toestellen (onder meer sportinfrastructuur) blijven toch in de vaklokalen staan. Hetzelfde geldt voor de keuken op de eerste verdieping. Bij een deel van het personeel dient de attitude voor correcte omgang met arbeids- en leermiddelen verscherpt te worden in combinatie met meer stiptheid inzake orde en netheid. Leer- en werkomgeving Het beleid zorgt onvoldoende voor een veilige en aangename leer- en werkomgeving. Aan een aantal opmerkingen uit het brandpreventieverslag is nog geen gevolg gegeven en nog niet alle nooduitgangen (evacuatiewegen) zijn vrij en onmiddellijk bruikbaar. Het is duidelijk dat t.a.v. deze oude schoolgebouwen een bijzondere aandacht aan de dag dient gelegd m.b.t. brandveiligheid. De stookplaats(en) en afzonderlijke gasvoorzieningen zijn wel ingericht volgens de vigerende regelgeving en de nodige en de geschikte blusmiddelen zijn voorzien. De gangen zijn wel gecompartimenteerd. Er zijn keuringsverslagen van de hoogspannings- en laagspanningsinstallaties, maar de lijst van tekortkomingen in het keuringsverslag van de laagspanningsinstallaties is nog niet integraal weggewerkt. Een deel is daarbij overigens niet opgenomen in het voorgelegde actieplan. Er wordt geen beleid gevoerd rond het beheer van afval. Op verschillende plaatsen in de school is er een immense geurhinder wat onder meer een gevolg is van het onverantwoord stapelen van keukenafval. Er zijn m.b.t. dit probleem nog geen afspraken gemaakt met het Centrum voor Volwassenenonderwijs dat voor een deel gebruik maakt van de keukens van de school. Er zijn ook problemen met de afstelling van de centrale verwarming en efficiënte stappen zijn nog niet gezet. Hygiëne en gezondheid De toestand m.b.t. de gebruikte sanitaire installaties is schrijnend, zowel wat het aantal betreft als het onderhoud ervan. De planning voor de inrichting van een EHBO-lokaal is nog niet helemaal uitgevoerd. Werkpunten •
Veiligheid en welzijn sterker verankeren in het schoolbeleid vanuit een actievere participatie/betrokkenheid van de respectievelijke verantwoordelijken.
•
Voorzien in een lokale preventieadviseur.
•
De werking van de hiërarchische lijn verbeteren.
•
Een kwaliteitsvol jaarlijks actieplan opmaken dat gebaseerd is op een grondige analyse en vanuit de reële noden vertrekt.
•
De werking van de interne dienst P.B.W. optimaliseren.
•
De asbestinventaris door een arbeidsgeneesheer laten signeren.
•
De procedures m.b.t. indienstelling van arbeids- en leermiddelen verfijnen en toepassen en algemeen de attitude voor orde en netheid bijspijkeren. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 19
•
Gevolg geven aan alle opmerkingen uit het brandpreventieverslag.
•
Alle opmerkingen uit het keuringsverslag van de laagspanningsinstallatie wegwerken.
•
Een afvalbeleid uitwerken.
•
Voldoende en behoorlijke sanitaire installaties voorzien en de planning voor de inrichting van een EHBO-lokaal realiseren.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 20
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1 Muzikale opvoeding De eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd / nagestreefd. Leerplanrealisatie Het muziekonderwijs vertrekt vanuit een kwaliteitsvolle planning die gebaseerd is op behoorlijke studie van de vigerende leerplannen voor muzikale opvoeding. Gesprek en documentenstudie maken duidelijk dat deze planningsdocumenten richtinggevend en ondersteunend zijn voor het geboden onderwijs. Een en ander wijst erop dat ze ook aangewend worden om geregeld over het muziekonderwijs te reflecteren t.a.v. de specifieke doelgroepen. Planningsdocumenten en leerlingennotities tonen aan dat de behandeling van de verschillende muzikale omgangsvormen vrij evenwichtig is en overeenstemt met de respectieve leerdoelen en leerinhouden van de leerplannen. Aangaande de muziekpraxis is nagedacht over een leerlijn t.a.v. het zingen en het is een sterk punt dat het verstevigen van het plezier voor het zingen daarbij de rode draad vormt. De uitbouw van deze leerlijn over de twee schooljaren gaat hand in hand met het grasduinen naar en inzetten van een gevarieerd liedrepertorium. De instrumentale praxis is goed afgestemd op de respectieve lesgroepen en focust overwegend op het musiceren van elementaire ritmische en melodische begeleidingen. De behandeling van dit leerdoel kan versterkt worden door het meespelen met opnames en ook door de uitbreiding/uitbouw van midi waardoor een rijk pallet van nieuwe musiceermogelijkheden ontstaat. Bij het muziekbeluisteren is er, zoals in de leerplannen aangegeven, de nodige aandacht voor een genrevrije benadering zodat de leerlingen doorheen de eerste graad met een wijde waaier van heel uiteenlopende muziek kennismaken. Het blijft een uitdaging om daarbij steeds weer nieuwe en attractieve werkvormen in te zetten, maar er worden daartoe beslist heel wat inspanningen geleverd. Om het luisteren naar muziek verder aan te zwengelen, is tijdens de eigenlijke schooldoorlichting werk gemaakt van de installatie van degelijke geluidsapparatuur. Het spreken over muziek kan sterker uitgewerkt worden. Vooral t.a.v. de specifieke doelgroepen verdient het aanbeveling om werk te maken van een doordachte leerlijn zodat leerlingen vaardiger worden in het verwoorden van wat zij bij de omgang met muziek ervaren. Doordachte werkvormen die leerlingen trainen in het hanteren van een beperkt/haalbaar muziektechnisch vocabularium kunnen algauw verrassende resultaten opleveren. Evenzeer dienen zij vaardiger te worden in het gebruik van woordpakketten die algemeen bij het spreken over kunst inzetbaar zijn. De leerlingen worden geregeld aangezet tot activiteiten die de creativiteit ten volle wil aanscherpen. Via het ontwerpen van teksten en uitwerken van eenvoudige improvisaties wordt gestalte gegeven aan deze respectieve leerdoelen en leerinhouden. Het vormt een uitdaging om bij deze improvisatie nog meer te focussen op het improviseren van melodie via motieven, thema’s en eenvoudige vormstructuren. In de tweede graad BSO, studierichting Verzorging-voeding is de leerplanrealisatie gekenmerkt door een goed evenwicht tussen een brede verkenning van muziek en een interessante inkleuring die bijdraagt tot de specificiteit van deze opleiding. Er is heel wat energie geïnvesteerd in de inrichting van een muzieklokaal dat zo alsmaar evolueert naar een krachtige leeromgeving voor eigentijds muziekonderwijs. De plannen rond verdere inrichting voor hoekwerking en implementatie van ICT zullen een aanzienlijke bijdrage leveren tot de verdere uitbouw van een goed vaklokaal. De omgang met het algemeen Nederlands als spreek- en schrijftaal is goed.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 21
M.b.t. vakgroepwerking is er op schoolniveau een kans om muzikale opvoeding op te nemen in een vakgroep voor leraren kunstzinnige vakken. Specifieke vakgroepwerking voor muziek kan georganiseerd worden op het niveau van de scholengemeenschap. De duidelijk aanwezige zin voor reflectie over het muziekonderwijs, maar evenzeer voor de verdieping ervan vormen de nodige hoekstenen voor de verdere uitbouw van muzikale opvoeding in het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut. Leerlingenbegeleiding Uit tal van gesprekken, maar ook uit lesobservaties blijkt dat de leerlingen graag naar de muziekles komen. De gevarieerde lesopbouw en de afwisselende werkvormen dragen daar zeker toe bij, maar evenzeer het uitnodigend leslokaal. De toename van musiceermogelijkheden via het opstarten van ICT-integratie zal het welbevinden van leerlingen nog verhogen. Er worden heel wat inspanningen geleverd om het muziekonderwijs goed af te stemmen op de leerlingenpopulatie, maar de specificiteit t.a.v. de A- en B-stroom kan nog versterkt worden. Een krachtiger invulling van de leerdoelen/leerinhouden m.b.t. het verwoorden (cfr. supra) zal onder meer kansen bieden om het leren leren uitdrukkelijker gestalte te geven. De leerlingennotities zijn goed naar taal en opmaak en er is zowel toezicht op het goed bijhouden als op de kwaliteit van het noteren. Het afsprakenblad dat bij het begin van het schooljaar aan elke leerling wordt gegeven/toegelicht en waarin een en ander is vastgelegd voor een goede organisatie van de muziekles draagt bij tot een kwaliteitsvolle leerlingenbegeleiding vanuit het muziekonderwijs. Leerlingenevaluatie In overleg met de schoolleiding is gekozen voor een permanente evaluatie van muzikale opvoeding wat t.a.v. de leerlingenpopulatie overigens een goede keuze is. Er zijn t.a.v. het evalueren van de muziekpraxis duidelijke criteria voorgelegd die ook eerlijk naar de leerlingen zijn gecommuniceerd. Alles wijst erop dat een goede afbakening van de leerstof gekoppeld aan korte evaluaties ervan een interessante keuze is t.a.v. de leerlingenpopulatie. De aandacht voor evaluatie via ‘klinkende muziek’ is duidelijk aanwezig en mag nog verder verstevigd worden. Voorbeelden van goede praktijk •
De goede afstemming van muzikale opvoeding op de leerlingenpopulatie in combinatie met een kwalitatieve leerplanrealisatie.
•
De kwaliteitsvolle planningsdocumenten die als werkinstrumenten worden ingezet.
•
De zin voor reflectie over het geboden muziekonderwijs.
•
De inkleuring van muzikale opvoeding t.a.v. de studierichting Verzorging-voeding.
•
Het inrichten van een degelijk vaklokaal.
•
De begeleiding van de leerlingen.
Werkpunten •
Het leerdoel m.b.t. het verwoorden krachtig uitwerken.
•
De specificiteit t.a.v. de A- en de B-stroom verfijnen.
•
De planning rond de integratie van ICT realiseren.
3.1.2 Nederlands De eindtermen en leerplandoelstellingen worden in de A-stroom en de tweede graad TSO in voldoende mate gerealiseerd. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 22
De ontwikkelingsdoelen en leerplandoelstellingen worden in de B-stroom en de tweede en derde graad BSO in voldoende mate nagestreefd. De eindtermen en leerplandoelstellingen worden in de derde graad TSO niet in voldoende mate gerealiseerd. Dit geeft aanleiding tot een gunstig advies dat beperkt is in de tijd. Leerplanrealisatie Rekening houdend met de context van de school en het profiel van de leerlingenpopulatie worden de leerplannen in voldoende mate gerealiseerd, met uitzondering van het leerplan van de derde graad TSO, waarvan de doelstellingen m.b.t. alle vaardigheden, taalbeschouwing en literatuur op zeer onvolledige wijze behandeld worden. In de andere structuuronderdelen is het onderwijs voldoende vaardigheidsgericht, maar is de afstemming op de tekstsoorten die de leerplannen vermelden, niet optimaal. Leerinhouden m.b.t. taalbeschouwing overwegen nog in het leerstofaanbod en vooral in de evaluatie ervan (zie Leerlingenevaluatie). Uit de schaarse documenten5 die de school kon voorleggen m.b.t. de leerplanrealisatie van vorig schooljaar blijkt dat spellingstraining en taalverwerving een prominente plaats innemen. Daardoor komt in de tijdsbesteding minder ruimte vrij voor de realisatie van de doelstellingen m.b.t. de vaardigheden. Alhoewel de leerplannen nauwelijks of geen doelstellingen formuleren m.b.t. expliciete taalbeschouwing, zijn in de B-stroom en het BSO nogal wat lessen gewijd aan de behandeling van taalbeschouwelijke onderwerpen zoals spelling en taalverwerving. De achterstand van de leerlingen op beide vlakken is daarvoor het leidmotief. Deze vaststelling geldt ook voor de zevende specialisatiejaren. Zelfs in het vak zakelijke communicatie wordt niet aan die verleiding weerstaan, hoewel de leerplandoelstellingen uitsluitend gericht zijn op mondelinge en schriftelijke communicatie. Ook in de A-stroom en de tweede graad TSO is er onevenredig veel aandacht voor de taalbeschouwelijke component van de leerplannen. Over het algemeen worden de leerplandoelstellingen m.b.t. de vaardigheden voldoende nagestreefd, al zijn de taaltaken te weinig expliciet op de tekstsoorten uit de leerplannen afgestemd. Inefficiënt gebruik van de lestijd en manifeste veronachtzaming van het leerplan leiden in de derde graad TSO tot een leerplanrealisatie die wat alle componenten betreft onvoldoende is. Deze vaststelling geeft aanleiding tot een gunstig advies dat beperkt is in de tijd. Niet alleen m.b.t. de vaardigheden blijven heel wat eindtermen onbehandeld, maar ook de doelstellingen die het leerplan voor taalbeschouwing6 en literatuur7 stipuleert voor de b-richtingen (waartoe Toerisme en Onthaal en public relations behoren) worden grotendeels niet gerealiseerd. Over het algemeen wordt luisteren te weinig geoefend, en wanneer het toch gebeurt, wordt zelden authentiek luistermateriaal gebruikt. Een door de leraar voorgelezen krantenartikel is geen gesproken taal en is daarom niet de aangewezen weg om bij de leerlingen de luistervaardigheid te trainen. Lezen daarentegen krijgt doorgaans een degelijke behandeling met een voldoende variatie aan tekstsoorten en met aandacht voor verschillende strategieën. Die variatie is onvoldoende aanwezig in de taaltaken voor spreken en schrijven. Voor beide vaardigheden wordt nog overwegend gefocust op traditionele onderwerpen (boek navertellen, schoolse opstellen). Meer communicatieve vormen van spreken en schrijven komen minder aan bod. Beoordelingsfiches voor spreken vinden stilaan ingang, maar worden nog niet efficiënt gebruikt voor taakspecifieke reflectie. In 1B worden drie extra lestijden Nederlands uitgetrokken om de taalvaardigheid van de leerlingen bij te spijkeren, maar die worden nogal eenzijdig ingevuld met de systematische behandeling van schooltaalwoorden. 5
Voor een groot aantal structuuronderdelen konden noch notities noch taken en toetsen van vorig schooljaar worden voorgelegd. De vaststellingen in dit verslag zijn vooral gebaseerd op gegevens van dit schooljaar. 6 Leerplan 2006/0279/008, p. 33-34. 7
Leerplan 2006/0279/008, p. 46-47.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 23
De heterogeniteit van de leerlingenpopulatie en de taalzwakte van de meerderheid van de leerlingen zijn ongetwijfeld factoren die de leerplanrealisatie bemoeilijken en de leraren ertoe nopen de leerplandoelstellingen te realiseren op een laag niveau. Bovendien drukt de tijd die zij moeten investeren in leerlingenbegeleiding (zie verder) het lestempo en dwingt hen om keuzes te maken in de leerplandoelstellingen die zij kunnen realiseren. Als zij dan nog geconfronteerd worden met grote lesgroepen (gelukkig een uitzondering), wordt de leerplanrealisatie helemaal problematisch. De sterk geëngageerde leraren verdienen ook een betere materiële omkadering. Eén goed uitgerust vaklokaal volstaat niet om een leerkrachtige omgeving te creëren voor het totaalpakket van taalvakken. De leraren zoeken te weinig als groep naar oplossingen voor de uitdagingen die het moeilijk leerlingenpubliek stelt. De vakgroepwerking situeert zich nog overwegend op het organisatorisch vlak en werkt inhoudelijk niet diepgaand genoeg. Aspecten van hun onderwijs zoals evaluatie in het algemeen en de beoordeling van spreekvaardigheid in het bijzonder worden nog te individueel aangepakt. Er zijn wel horizontale samenwerkingsverbanden, maar verticaal is er weinig samenhang. Leerlingenbegeleiding De meeste leraren vervullen een voorbeeldfunctie wat hun rol in de leerlingenbegeleiding betreft. Zij getuigen van groot idealisme in hun inspanningen om de grote groep kansarme jongeren die hen zijn toevertrouwd, zo optimaal mogelijk te begeleiden in hun schoolloopbaan. Zij moeten daarbij een evenwicht zoeken tussen affectieve en cognitieve doelen. Dat de balans doorgaans overslaat naar het affectieve aspect van hun onderwijstaak, heeft te maken met de grote socio-emotionele noden, waaraan zij op een bijna ouderlijke manier tegemoet proberen te komen. Daarnaast gaat veel tijd en energie naar ordehandhaving en de administratieve opvolging van taken, toetsen, agenda’s en notities. Probleemgedrag leidt niet zelden tot moeilijk klasmanagement. Onder deze moeilijke omstandigheden wagen de leraren zich zelden aan activerende werkvormen en ervaringsgerichte activiteiten. Zij verbergen zich doorgaans achter het veilige schild van de frontale kennisoverdracht. Zij beseffen onvoldoende dat een gevarieerder didactiek – mits een degelijke technische uitvoering – zou leiden tot een hoger rendement en een gedifferentieerder aanpak van de heterogene lesgroepen mogelijk zou maken. De overwegend frontale onderwijsstijl op schoolniveau weerhoudt hen er ook van om op didactisch vlak risico’s te nemen met uitdagender lesstrategieën. Daardoor wordt adaptief onderwijs moeilijk realiseerbaar en worden de betere leerlingen benadeeld, omdat leerinhouden en lestempo gericht worden naar de zwakste schakel. Op het vlak van de studiebegeleiding werken zij vooral aan het aankweken van een positieve studiehouding en het geven van structuur. Leerlingen krijgen een overzicht van de leerstof en er is ook aandacht voor een duidelijke omschrijving van het lesonderwerp in de agenda. De notities geven niet altijd een gestructureerd beeld van de leerstof. In de derde graad TSO en de zevende specialisatiejaren is het cursusmateriaal een ongeordend samenraapsel van kopieën uit diverse bronnen. De bereidwilligheid van de meeste leraren om minder goed presterende leerlingen bij te werken is groot. Dit gebeurt zowel in structurele inhaallessen als op vrijwillige basis. Leerlingenevaluatie In de evaluatie is er een groot onevenwicht tussen kennis en vaardigheden, waardoor zij over het algemeen niet representatief is voor het leerplanconcept. In de A-stroom en de tweede graad TSO wordt het evenwicht doorgaans wel bewaard in de proefwerken, maar niet in de toetsing voor dagelijks werk. In de derde graad TSO vertoont de evaluatie dezelfde lacunes als de leerplanrealisatie. In de Bstroom en het BSO komen bij de grote toetsen (een afgeslankte versie van proefwerken) in de meeste gevallen niet alle vaardigheden aan bod en in het cijfer voor dagelijks werk is het aandeel van sommige vaardigheden minimaal. Deze onevenwichtige evaluatie heeft in belangrijke mate te maken met het gebrek aan transparantie in de puntenstructuur. De puntenverhouding tussen kennis en vaardigheden en tussen de vaardigheden onderling (die vaak niet wordt aangegeven op de proefwerkkopijen) is niet het resultaat van een overwogen verdeling volgens het gewicht dat aan de verschillende componenten in de leerplannen
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 24
wordt toegekend. Leraren weten doorgaans niet zelf hoeveel het aandeel van een vaardigheid in de totaliteit van hun evaluatie vertegenwoordigt. De toetsing van lezen is voldoende gevarieerd, maar voor de andere vaardigheden zijn de opdrachten doorgaans niet expliciet aan de leerplandoelstellingen gekoppeld. Taalbeschouwing wordt overwegend contextloos getoetst. Voor woordenschat moeten leerlingen vaak woorddefinities reproduceren. Ook reproductie van theorie komt voor. Traditionele evaluatievormen (proefwerken, toetsen) zijn de regel, en evaluatiemethodes die de leerlingen meer bij de evaluatie betrekken (bijv. peerevaluatie) veeleer uitzondering. Vakspecifieke attitudes worden niet opgenomen in de evaluatie. De bijdrage van het vak voor de GIP situeert zich vooral op het niveau van het product en minder op de begeleiding van het proces. De commentaren op het rapport zijn doorgaans aanmoedigend of verwijzen naar de studiehouding, maar bieden zelden een vakspecifieke diagnose of remediërende suggesties. Voorbeelden van goede praktijk •
Het engagement van de meeste leraren.
•
De aandacht voor de affectieve noden van de leerlingen.
Werkpunten •
De leerplandoelstellingen realiseren in de derde graad TSO.
•
Taaltaken beter afstemmen op de leerplandoelstellingen.
•
Meer aandacht besteden aan luistervaardigheid.
•
De vakgroepwerking inhoudelijk verdiepen met het oog op een grotere gelijkgerichtheid.
•
De evaluatie in overeenstemming brengen met de leerplannen.
3.2
Studierichtingsverslagen
3.2.1 Studiegebied Handel De leerplandoelstellingen voor TV handel (handel en initiatie in administratie en verkoop) in de eerste graad worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen voor administratieve vorming in de tweede graad BSO Kantoor worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen voor toegepaste economie (boekhouden, wetgeving, logistiek en seminaries) in de derde graad BSO Kantoor worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen voor integrale projecten, administratie en stage in het specialisatiejaar Kantooradministratie en gegevensbeheer worden in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie In de eerste graad beantwoordt het verstrekte onderwijs aan de leerplanvisie: de leerlingen doorlopen een zinvolle, afwisselende en aan hun leefwereld aangepaste verkenning in de economische wereld.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 25
De taakbekommernis bij de leraren concretiseert zich vooral in een duidelijke structuur met voldoende aandacht voor de juiste economische begrippen en leerplandoelstellingen per thema. De leerlingen worden via een aantal opdrachten geactiveerd tot het toepassen van kennis en het zelf opzoeken van leerstofrelevant documentatiemateriaal. In het kader van het stimuleren tot een werk- en studieattitude gebeurt dit echter nog onvoldoende. In de tweede graad BSO Kantoor worden voor administratieve vorming de meeste leerplandoelstellingen gerealiseerd. Een aantal doelstellingen op vlak van boekhouding, communicatie en burotica kunnen echter nog onvoldoende worden ingeoefend door de leerlingen. In II,1 wordt er op een realiteitsgerichte wijze vertrokken vanuit de administratie rond een gezinshuishouding. Hierbij worden nog kansen gemist om deze budgettering te linken aan de uitwerking in een rekenblad. Zowel in II,1 als II,2 wordt de boekhoudkundige verwerking systematisch geënt op een grondige documentenstudie. De leerlingen worden hierbij voortdurend geactiveerd tot zelfwerkzaamheid. Momenteel worden de boekingen nog onvoldoende gesitueerd binnen de schematische balans en wordt nog onvoldoende gewerkt aan inzicht in de samenhang tussen de verschillende documenten binnen het geheel van de administratie van een onderneming. Nieuwe documenten worden nog niet ingepast binnen een gradueel groeiend overzicht. In II,2 is er nog onvoldoende aandacht voor het werken aan de leerplandoelstellingen rond de bestemming van het resultaat, waardoor kansen verloren gaan om te werken aan inzicht. De leerplandoelstellingen rond klasseren worden in beperkte mate geoefend. Leren klasseren wordt niet gekoppeld aan andere grotere opdrachten, waardoor deze competentie niet wordt geïntegreerd met de andere doelstellingen. Er is bovendien onvoldoende klasseer- en kantoormateriaal voorhanden. Op het vlak van de component communicatie worden telefoongesprekken gesimuleerd in de klas, dit omdat de kantoorklas niet uitgerust is met een telefooncentrale. De leerlingen kunnen verder de vaardigheden rond magazijnbeheer in beperkte mate inoefenen, wegens het ontbreken van voldoende simulatiemateriaal. Momenteel wordt in de tweede graad nog geen bedrijfsbezoek georganiseerd waardoor kansen verloren gaan tot een praktijkgerichte invulling. Verder is er een interessante, maar nog beperkte verwijzing naar actualiteit. In de derde graad BSO Kantoor worden voor boekhouden de leerplandoelstellingen voldoende gerealiseerd. Er gaat echter in verhouding nog onvoldoende aandacht naar voorraadwijzigingen en de verwerking van het resultaat. Er wordt uitgebreide aandacht besteed aan het boeken met een softwarepakket. Dit wordt telkens goed voorbereid vanuit een manuele boeking. Er zijn voldoende computers en ook mogelijkheid tot projectie naar de andere computers. Er is een voortdurende, goed begeleide, zelfwerkzaamheid van de leerlingen. Er wordt echter nog onvoldoende geboekt binnen schematische balansen en er is weinig aandacht voor het verwerken van het resultaat. Ook hier gaan dus mogelijkheden verloren om te werken aan inzicht en overzicht. Voor wetgeving worden de leerplandoelstellingen gerealiseerd. De leraren brengen de essentie van de betrokken leerinhouden op een gestructureerde en levendige wijze aan. Belangrijk is dat de leerlingen deze leerinhouden soms ook moeten toepassen waardoor bepaalde leerplandoelstellingen kunnen worden ingeoefend. Dit gebeurt echter op een veeleer reproductieve dan realiteitsgerichte wijze (gekoppeld aan actuele en juridische teksten, gericht op de leefwereld van de leerlingen, ouders, latere beroepssituatie). Er worden soms ICT-opdrachten uitgevoerd. Ook voor logistiek worden de leerplandoelstellingen voldoende gerealiseerd. Dit gebeurt op een gedreven en professionele wijze. Leerplandoelstellingen rond uitgaande retourzendingen en uitslag van handelsgoederen komen veeleer beperkt aan bod. Het werken aan de doelstellingen wordt nog onvoldoende geconcretiseerd met case-studies en virtuele ICT-opdrachten over magazijninrichting en –beheer. Deze software ontbreekt nog in de uitrusting. Hierdoor blijft de vorming tot magazijnier nog onvoldoende praktisch en bedrijfsgericht. Er worden wel een aantal interessante bedrijfsbezoeken georganiseerd, waarrond een relevante opdracht werd uitgewerkt. Deze sluit echter nog onvoldoende aan bij de leerplanrealisatie. De softwarematige verwerking van de voorraadadministratie gebeurt voldoende. Verder werd een interessant groepswerk opgegeven, maar dit werd onvoldoende uitgewerkt met ICT waardoor mogelijkheden tot integratie met secretariaat verloren gaan.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 26
In het deelvak seminaries krijgt de integratie van de beroepsgerichte competenties goede kansen door de uitwerking en goede begeleiding van een aantal praktijkgerichte initiatieven, waaronder een kantoorsimulatie die goed gedifferentieerd wordt begeleid. In III,2 wordt dit vooral ingevuld door de voorbereiding en begeleiding van de stage, ook gekoppeld aan de geïntegreerde proef. Deze proef wordt, via in de tijd gespreide relevante opdrachten, op een kwaliteitsvolle wijze begeleid en uitgevoerd. Toch is het eindresultaat nog veeleer een collage van afzonderlijke vakopdrachten en de stage-ervaringen dan een vakoverschrijdend en geïntegreerd eindwerk, waarbij de beroepsgerichte competenties op een meer diepgaande en samenhangende wijze aan bod komen dan in de stages. In het specialisatiejaar BSO Kantooradministratie en gegevensbeheer worden voor administratie de leerplandoelstellingen voldoende gerealiseerd. Zelfstandige activiteit wordt sterk gestimuleerd en voldoende begeleid. De cases hebben voldoende diepgang en complexiteit. Het vak seminaries wordt relevant ingevuld door de begeleiding van de mini-onderneming die de rode draad vormt voor een beroepsgerichte geïntegreerde proef. Momenteel wordt in de mini-onderneming echter nog niet elke leerling voldoende betrokken bij de verschillende aspecten van het gebeuren. Er werd nog onvoldoende gezocht naar mogelijkheden om leerlingen aan de verschillende activiteiten te laten deelnemen. Hierdoor ontstaan ongelijke leerkansen. Bovendien worden sommige leerkansen nog onvoldoende benut om leerplandoelstellingen gericht in te oefenen en uit te diepen8, wat belangrijk is omdat deze doelstellingen voor élke leerling aan bod moeten komen. Verder is de begeleiding momenteel in handen van een groot aantal titularissen waardoor naar de leerlingen toe onduidelijkheid ontstaat over afspraken. Ook voor de mini-onderneming zou een beter uitgeruste kantoorklas, bv. met telefoon, een belangrijke ondersteuning zijn. De voorbereiding, de uitvoering en de opvolging van de stages is goed waardoor deze een meerwaarde kunnen zijn voor een realiteitsgerichte benadering van de opleiding. De voorgeschreven documenten zijn nauwkeurig ingevuld, maar nog niet voldoende geactualiseerd op basis van de vigerende omzendbrief9: zo ontbreken het nummer van het paritair comité, de afspraken rond het gezondheidstoezicht en een risico-analyse per stagegever. De vakgroepwerking heeft tot nog toe een aantal relevante agendapunten behandeld. Op vlak van een aantal knelpunten bij de leerplanrealisatie was er tot nog toe echter nog onvoldoende overleg. Het gaat hierbij om de verdere uitwerking van een activerende aanpak van de leerinhouden via opdrachten, een aanpak rond leren leren en het optimaliseren van de remediëring (zie verder Leerlingenbegeleiding) en een aanpak rond het werken aan competenties en de evaluatie ervan (zie verder Leerlingenevaluatie). Momenteel zijn er nog geen vast ingeroosterde overlegmomenten. Ook het gebrek aan stabiliteit in de opdrachten heeft de opbouw van professionaliteit en de succesvolle verticale uitwerking van de leerplannen bemoeilijkt. In het kader van de noodzakelijke uitwerking van een aantal leerlijnen rond de voormelde werkpunten is het duidelijk dat de jaarplannen nog onvoldoende informatief zijn. De correlatie met de leerplandoelstellingen is duidelijk maar ze bevatten weinig of geen gegevens over de inpassing van extra activiteiten, opdrachten, taken en toetsen, herhaling, remediëring, niet of onvoldoende behandelde leerstofitems, integratie van vakoverschrijdende eindtermen (waaronder leren leren). Hun gebruikswaarde is dus veeleer beperkt en onvoldoende gericht op het optimaliseren van de leerprocessen bij de leerlingen. De leraren getuigen over het algemeen van een degelijke beroepsbekwaamheid en tonen veel engagement ten aanzien van hun onderwijstaak. Toch werd er enerzijds vanuit de vakgroep nog onvoldoende nascholing gevolgd op vlak van nieuwe leerplannen, nieuwe werkvormen en de in dit vakverslag vermelde werkpunten. Anderzijds kunnen bepaalde werkvormen door de leraren niet (of moeilijk) gebruikt worden wegens onvoldoende materiële uitrusting (telefoon, klasseermateriaal, simulatie8 9
Leerplan D/2004/0279/066 p. 102-103 SO/2002/09
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 27
software, prikborden,...). Verder werd de toegang tot de computerlokalen nog onvoldoende vast ingeroosterd en is er niet steeds de mogelijkheid om (op een duidelijke wijze) te projecteren. Leerlingenbegeleiding Binnen de context van deze school wordt door de leraren een grote inspanning geleverd om de leerplannen te realiseren. Dit gebeurt op een professionele, gestructureerde, maar vaak nog leraargestuurde wijze. Activerende opdrachten tijdens (of buiten) de lessen waarmee leerlingen de leerinhouden zelf kunnen ontdekken worden minder gebruikt (behalve bij boekhouden). Over het algemeen worden pas in het laatste jaar grotere opdrachten uitgevoerd. Leerprocesondersteuning en differentiatie door de leraar tijdens de lessen krijgen hierdoor nog onvoldoende kansen. Hierdoor gaan ook kansen verloren om leerlingen aan te zetten tot zelfwerkzaamheid en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en dit vanaf de eerste graad. Verder is er soms een tekort aan meer praktijkgerichte opdrachten, maar dit is ook gekoppeld aan een gebrek aan materiële ondersteuning. De zorgbreedte van de leraren uit zich positief in een aantal activiteiten: bijwerklessen, extra taken voor leerlingen met leerachterstand, een duidelijke afbakening van de leerstof, korte herhaling voor toetsen en proefwerken, feedback na toetsen. Er is dus goede wil aanwezig om te remediëren indien nodig. Er worden wel nog onvoldoende initiatieven genomen om remediëring te voorkomen door een meer geïntegreerde aandacht aan leren leren tijdens de lessen (bv. aanzetten tot het maken van syntheses). Verder wordt de remediëring nog onvoldoende systematisch uitgewerkt en wordt de aanpak en opvolging ervan nog onvoldoende onderling afgesproken en gecommuniceerd via een leerlingvolgsysteem. Leerlingenevaluatie De frequentie van de toetsen volstaat; de kleine en grote overhoringen en de proefwerken zijn voldoende representatief voor de behandelde leerstof. Deze voortdurende evaluatie kan de leerlingen aanzetten om de leerstof goed te verwerken. In de geanalyseerde proefwerken is de kwaliteit van de vragen over het algemeen goed. Het merendeel van de vragen is reproductief. Toepassings- en inzichtelijke vragen komen soms te weinig aan bod. Een aantal vragen kan niet voldoende eenduidig door de leerlingen begrepen worden. In de proefwerken en toetsen wordt niet altijd een puntenverdeling per vraag teruggevonden. Momenteel is de verhouding tussen proefwerken en dagelijks werk en tussen kennis, attitudes en vaardigheden nog onvoldoende duidelijk uitgewerkt. Verder wordt het belang van ‘permanente evaluatie’ wel benadrukt, maar dit concretiseert zich vooral in gespreide evaluatie waarbij de bevraging van de leerinhouden enkel over meerdere toetsen wordt opgesplitst. Een aanpak waarbij na toetsen en opdrachten wordt gewezen op eventuele werkpunten per leerling en waarbij deze bij een volgende toets of opdracht opnieuw worden bevraagd, wordt weinig aangetroffen (zowel voor kennis, attitudes als vaardigheden). Op deze wijze worden nog te weinig nieuwe leerkansen gecreëerd. Bij een aantal grotere opdrachten worden wel mooie aanzetten tot procesevaluatie, vooral dan van attitudes, aangetroffen. Over het algemeen worden echter een nog te beperkt aantal opdrachten uitgewerkt waarin beroepsgerichte competenties10 rond het toepassen van kernconcepten in nieuwe situaties, samenwerken in groep, schriftelijk en mondeling presenteren en het gebruik van ICT kunnen worden ingeoefend. Er zit verder geen leerlijn in welke competenties in welke mate in welk jaar aan bod komen. Bovendien worden deze niet op een gerichte wijze geëvalueerd, zodat enerzijds niet voldoende feedback kan worden gegeven en anderzijds deze competenties niet voldoende aan bod komen in de eindevaluatie. De geïntegreerde proeven worden grondig geëvalueerd. Er is daarbij aandacht voor zowel inhoud, attitudes als vaardigheden, maar dit gebeurt dus nog niet op een procesmatige wijze. In III,3 Kantooradministratie en gegevensbeheer worden een aantal opdrachten uitgevoerd door elke leerling, andere opdrachten zijn echter afhankelijk van de opgenomen functie in de minionderneming. Dit leidt 10
Integratie van vakkennis met de noodzakelijk toepassingsmogelijkheden in nieuwe situaties.
ondersteunende
vaardigheden
Inspectie Secundair Onderwijs
en
attitudes,
gericht
op
blz. 28
tot verschillen in evaluatie tussen de leerlingen. Het gaat echter om een veeleer beperkt onderdeel binnen het geheel van de evaluatie. Voorbeelden van goede praktijk •
Het engagement en de leerlinggerichtheid van de leraren.
•
De uitwerking, opvolging en evaluatie van een aantal grotere activerende opdrachten (bv. virtueel kantoor, geïntegreerde proef).
•
Een aantal bestaande remediëringsinitiatieven.
Werkpunten •
De (klas)opdrachten in kaart brengen en activerende opdrachten invoegen waar nodig.
•
De competenties die bij deze opdrachten aan bod komen evalueren binnen een leerlijn.
•
Een systematische remediëringsaanpak uitwerken, gekoppeld aan een leerlijn rond leren leren.
•
Gestructureerd vakoverleg opzetten met het oog op een optimale leerplanrealisatie en gekoppeld aan een gezamenlijk gedragen professionalisering.
•
Uitwerking en opvolging van de geïntegreerde proeven optimaliseren.
3.2.2 Studiegebied Lichaamsverzorging De leerplandoelstellingen van het beroepenveld Haarzorg in het BVL worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen van het specifieke gedeelte van de studierichting Haarzorg in de tweede graad worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen van het specifieke gedeelte van de studierichting Haarzorg in de derde graad worden in onvoldoende mate gerealiseerd. Dit geeft aanleiding tot een gunstig advies beperkt in de tijd. De leerplandoelstellingen van het derde leerjaar van de derde graad Haarstilist worden in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie Qua curriculumaanbod krijgen de leerlingen binnen de studierichting Haarzorg III,1 en III,2 onvoldoende domeinspecifieke kennis aangeboden. Uit de documenten van de leraren, van de leerlingen en tijdens de klasbezoeken kwam onvoldoende tot uiting dat de leerplandoelstellingen integraal werden nagestreefd. Het ontbreken van een gezamenlijke analyse van het leerplan heeft tot gevolg dat er onvoldoende afspraken worden gemaakt om de verschillende praktische leerstofcomponenten op elkaar af te stemmen. Nochtans is er bij de leraren voldoende knowhow aanwezig maar sommigen teren te lang op tradities en verworvenheden. Het leerproces verloopt in beide graden onvoldoende doordacht. Men slaagt er in de derde graad niet in om de achterstand opgelopen in de tweede graad weg te werken. De werkvormen, de opdrachten, de toepassingen kunnen meer inspelen op en aansluiten bij de evolutie van de vakpraktijk en de
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 29
modegebonden tendensen. Het tempo, het aantal en de kwaliteit van de toepassingen voldoet momenteel niet. Een aantal factoren, zowel organisatorische als vakdidactische, remmen de leerplanrealisatie. - Aspecten van de opleiding worden in de tweede graad Haarzorg langdurig uitgesponnen waardoor onder meer de realisatie van de leerinhouden en de leerdoelen van het leerplan in de derde graad onvoldoende worden bereikt. - De grote lesgroepen in de tweede graad zijn soms gehuisvest in te kleine vaklokalen. - De opdrachten binnen de verschillende leerjaren en de diverse vakcomponenten zijn vaak erg versnipperd. - Samenhang is via coördinatie en opvolging niet vastgesteld, waardoor het gevaar bestaat dat de verkaveling niet meer kritisch wordt bevraagd en geëvalueerd. - Het individualisme van de leraren en de beperkte bereidheid tot teamwerking. Binnen Haarzorg is er onvoldoende cohesie in de vakgroepwerking vastgesteld m. b. t. de leerplanstudie met het oog op het uitzetten van leerlijnen voor alle vaardigheden, zowel binnen de graad als over de graden heen, met daaraan gekoppeld het ontwikkelen van een visie op evaluatie. - Er wordt in het eerste leerjaar van de derde graad onvoldoende tijd besteed aan instructielessen. Door de organisatie van de stage in het eerste leerjaar van de derde graad blijft er onvoldoende tijd over voor instructielessen. De lessentabel van de school voorziet 7 uur stage dameskappen wekelijks. In de realiteit, op de stageplaats, blijft de stage tot 4 lestijden beperkt en organiseert de school drie uur/wekelijks stage op school. Het leerplan dat de school hanteert, voorziet geen stage in het eerste leerjaar van de derde graad. - Het aantal modellen per leerjaar is te beperkt. Het is evident dat, indien een leerling een praktijkonderdeel voldoende klassikaal heeft verworven door het oefenen op een oefenhoofd, hij/zij de kans krijgt deze bewerking te realiseren op een model. Dit verhoogt de moeilijkheidsgraad en stimuleert de motivatie. - De toepassing voor de component snit krijgt te weinig aandacht. In de tweede graad wordt deze component onvoldoende aangeleerd en ingeoefend, waardoor de achterstand in de derde graad moeilijk met een beperkt aantal lestijden weg te werken is. - Het vakonderdeel herenkappen wordt stiefmoederlijk behandeld; enerzijds voelen een aantal leraren weinig affiniteit met de leerinhouden, anderzijds ontbreken voldoende materiële middelen om deze component professioneel aan te leren. Er is voor dit vakonderdeel een grote nood aan modellen. In het specialisatiejaar worden competenties nagestreefd. De kleine klasgroep (twee leerlingen) maakt individueel onderwijs mogelijk. De vakken komen geïntegreerd aan bod in een goed uitgewerkt leerbedrijf. Over de integrale opdrachten werd nagedacht, het kwaliteitshandboek is mooi uitgewerkt. Een aantal leraren zijn zich bewust van het feit dat de kwaliteit van de opleiding belangrijk is en wil hier ook structureel aan werken. Men is gestart met de lay-out van de jaarplannen te bekijken en de leerinhouden efficiënt op te delen. In deze context zal er eveneens een tijdpad aan gekoppeld worden. Om in dit opzet te slagen, is leerplananalyse en gemeenschappelijk overleg noodzakelijk. In de vakgroep werden voor de praktische vakken behandelingsplannen uitgewerkt. Het gebruik ervan in klasverband is nog niet bij elke leraar evident. In sommige klassen worden de praktische vaardigheidsdoelen en vaardigheidsdoelen m.b.t. de analyse van opdrachten, de formulering en keuze van oplossingen, de opstelling en de uitvoering van een toepassingsplan onvoldoende aangeleerd en ingeoefend. Een aantal lessen worden onvoldoende voorbereid en in de tijd gekaderd bv. het aanleren van de nieuwe modelijn. Vaktechnologie wordt leerplangericht aangeboden, maar soms verliest men de essentie uit het oog en worden bijzaken als hoofdzaken behandeld. Nogal wat notities en gedicteerde teksten stofferen de mappen van de leerlingen. Leerlingennotities worden niet regelmatig gecontroleerd op taalfouten. Sommige cursussen bevatten enkel invuloefeningen en stimuleren daardoor het leerproces minder. Rond het gebruik van moderne leermiddelen en het introduceren van andere werkvormen is binnen het studiegebied weinig nagedacht. ICT-integratie is door een gebrek aan mogelijkheden nog niet
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 30
ingeburgerd. De schoolleiding is zich hiervan bewust en wil er werk van maken om de achterstand in te lopen. Niet alle leraren beschikken reeds over de nodige vaardigheden die hen in staat stellen ICTgericht te werken. Momenteel kunnen de leerlingen van de derde graad het klantenbestand met de computer bijhouden. De steekkaarten blijven onvolledig ingevuld. Met uitzondering van de lessen geschiedenis van de opschik ondersteunen moderne leermiddelen het leerproces niet. De lessen geschiedenis van de opschik worden eigentijds en leerlingbetrokken aangebracht. De lessen bio-esthetiek (hand- en gelaatsverzorging) worden planmatig opgemaakt, structureel geordend en leerlingvriendelijk opgesteld. Gelaatsmassage behoort voor de studierichting Haarzorg echter niet direct tot de leerplandoelstellingen van dit vak. Positief is dat vrijwel iedereen dezelfde vakterminologie gebruikt binnen de specificiteit van de studierichting. De leerlingen begrijpen niet altijd de instructietaal. Daarom werd voorgesteld om te werken met een begrippenlijst; deze positieve werkwijze is slechts doeltreffend indien de woordenlijst progressief opgebouwd en ingevuld wordt. Ondanks de inspanningen van het beleid (de aankoop van nieuwe kaptafels en wasplaatsen) is de materiële context van de kapsalons niet optimaal. Her en der liggen elektrische snoeren op de grond. Kapzetels moeten verschoven worden om met oefenhoofden voor de spiegels te kunnen werken. Kapstokken ontbreken in sommige lokalen, jassen liggen op de vensterbanken, boekentassen belemmeren de doorgang. Attitudes als orde en veilig werken kunnen slechts beperkt worden ingeoefend. Er is vanuit de leraren wel aandacht voor orde aan de kaptafel, het materiaal wordt netjes gerangschikt. De leerlingen betalen voor alle verbruiksproducten in de salons. Zij dienen zich daarnaast voldoende werkmateriaal aan te schaffen. Hierdoor lopen de schoolrekeningen voor deze leerlingen hoog op. Om de kosten te drukken hoeven leerlingen van het BVL geen gereedschap aan te kopen, de school zorgt hiervoor. Het tarief dat klanten wordt aangerekend (diensten voor derden) is geafficheerd in de kapsalons. De geïntegreerde proef (GIP) omvat een reeks praktijkopdrachten gespreid over het hele schooljaar. Een beperkt aantal algemene vakken wordt positief bij de GIP betrokken. Voor Haarstilist is de uitwerking van een leerbedrijf de rode draad doorheen het leerjaar. De stage wordt voor Haarzorg en Haarstilist door middel van een alternerende stage en een extra blokstage geïntroduceerd. Hierdoor overschrijdt de stageperiode ruimschoots de tijd voor stage voorzien in het leerplan. Algemene vakken die wegvallen tijdens de blokstages worden niet ingehaald. Afwezigheid op stage wordt verplicht door inhaalstage gecompenseerd. Het is niet duidelijk of er ook stagebegeleiding voorzien is tijdens de inhaalstage. Voor alle leerjaren is er een activiteitenlijst opgesteld. Maar niet elke leerling beschikt over een individuele activiteitenlijst waarmee kan aangetoond worden welke leerplandoelstellingen men op de stageplaats realiseert. De administratieve documenten, de stageovereenkomsten voldoen niet aan de richtlijnen van de omzendbrief SO/2002/09. De school organiseert stage op school hetgeen strijdig is met de regelgeving. De stageovereenkomst maakt geen melding aan wie het gezondheidstoezicht wordt toevertrouwd. Naast een werkpostfiche ontbreekt de risicoanalyse, het nummer van het paritair comité en het ondernemingsnummer. Leerlingenbegeleiding In de klassen heerste er tijdens de doorlichting een rustige sfeer. Het lesritme ligt in vele lessen vrij laag. Ondanks de soms beperkte bewegingsruimte door de grote groepen in te kleine lokalen, deden de leraren tijdens de doorlichting inspanningen om elke leerling bij de praktijkoefeningen te begeleiden. De praktijklessen werden met didactische tekeningen ondersteund. Leerlingenevaluatie De wijze waarop leraren hun leerlingen evalueren is leraargebonden. Er zijn stappen gezet om, vooral binnen de praktijkvakken, attitudes te beoordelen. Nochtans is uit de evaluatieschriften van de leraren Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 31
niet duidelijk af te leiden op welke wijze attitudes verrekend worden in het rapportcijfer. Elke leraar heeft zijn eigen regels opgesteld Voor de praktijkvakken is er permanente evaluatie. Er ontbreekt momenteel voldoende nascholing omtrent evaluatie en evaluatieprocedures om tot een gezamenlijke visie en uitwerking van het evaluatieproces te komen. Bij de beoordeling van de stage is men met zelfevaluatie gestart. De evaluatie van de stage is nog niet optimaal en gezamenlijk uitgewerkt; de stagebegeleider is de eindverantwoordelijke wat de stagebeoordeling betreft. Tot op heden ligt het zwaartepunt bij de stagementor. Leraren evalueren ook weinig hun eigen werking en leggen de oorzaken van de lage cijfers veelal bij de leerlingen. Voorbeelden van goede praktijk •
Het hanteren van dezelfde terminologie.
•
Het gebruik van moderne leermiddelen in de lessen geschiedenis van de opschik.
•
De aanzet tot vernieuwing en de uitwerking ervan door een aantal leraren.
•
De uitwerking van het leerbedrijf.
Werkpunten •
Alle leerplandoelstellingen en leerinhouden realiseren van het specifieke gedeelte van de derde graad BSO Haarzorg.
•
Zorgen voor voldoende voortgang binnen de vakcomponent herenkappen en snit.
•
De praktijklessen intensiveren: na het aanleren en inoefenen van praktijktoepassingen werken op modellen.
•
De regelgeving m.b.t. de stage (SO/2002/09) naleven.
3.3
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen
Eerste graad De vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen worden onvoldoende nagestreefd. Er komen enkele geïsoleerde gevallen van goede praktijk voor. Deze vaststelling geeft aanleiding tot een in de tijd beperkt gunstig advies. Visieontwikkeling en planning Collectieve studie m.b.t. een visieontwikkeling rond de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen (VOET/VOOD) is in het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut tot op heden niet gebeurd. De vakoverschrijdende werking vertrekt niet van een kwaliteitsvolle planning als resultaat van gezamenlijk overleg met alle leraren. Bijgevolg kan over een vakoverschrijdende werking die vanuit een breed platform wordt gedragen, niet gesproken worden. Het gemis aan planning zorgt er ook voor dat de leraren geen totaalbeeld van de vakoverschrijdende werking op schoolniveau hebben. Uitvoering Uit gesprekken en documentenstudie blijkt dat de aandacht voor de VOET/VOOD binnen het vakkenonderwijs erg verschillend is. Een en ander wordt leraargebonden wel vastgelegd in jaarplannen, maar de raakvlakken zijn soms onduidelijk en het verschil in diepgang is groot. De uitwerking van het domein leren leren krijgt wel ten dele gestalte via initiatieven als de huiswerkklas/steunlessen, maar wordt anderzijds geweld aangedaan door onder meer de bedenkelijke invulling van studiemomenten waarbij geen specifieke taken, opdrachten of andere initiatieven door vakleraren worden voorzien. Voorts vertoont de aandacht voor leren leren binnen het vakkenonderwijs leraargebonden grote verschillen, maar de optelsom levert een te beperkt resultaat op.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 32
M.b.t. de vier andere domeinen van de VOET/VOOD worden er soms door individuele en/of enkele leraren waardevolle initiatieven genomen. Het is spijtig dat sommige inspirerende initiatieven nog niet verankerd zijn in een vakoverschrijdende werking die door het hele team wordt gedragen. Een sterke invulling van de VOET/VOOD zou in elk geval ook heel wat perspectieven bieden op een broodnodige krachtiger invulling van de brede en harmonische vorming op schoolniveau. Evaluatie Het gezamenlijk uitwerken van een adequate evaluatie t.a.v. de vakoverschrijdende werking maakt nog geen deel uit van de schoolcultuur. Tweede en derde graad Er is nog geen aanzet voor een planning m.b.t. de realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen. Uit gesprekken met leraren blijkt dat een behoorlijk deel van het korps nog maar weinig zicht heeft op het geheel van de opdracht/taak m.b.t. de VOET in de bovenbouw. De voorgelegde documenten tonen aan dat de vakoverschrijdende werking vooralsnog geen onderwerp is van intens collegiaal overleg met een ruime groep participanten.
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum De recente opstart van een heel aantal beleidsmatige aspecten maakt uiteraard dat de resultaten van de stimuli vanuit het beleid naar de klas nog maar beperkt zijn. Dit betekent echter niet dat er binnen het vakkenonderwijs geen initiatieven worden genomen. Deze zijn dan echter overwegend het resultaat van het engagement van een individuele leraar of van een vakgroep waarbinnen al een redelijke dynamiek is ontwikkeld. Toch kan het merendeel van het vakkenonderwijs veel winnen aan kwaliteit vanuit een grondige leerplanstudie. Vermits voor een ruim aantal vakken nog geen vitale vakgroepwerking is ontwikkeld, is daar in het verleden maar weinig aandacht aan besteed. De kennis van het leerplan die bij een aantal individuele leraren beslist aanwezig is, moet algemeen verbreed worden zodat het bestuderen van leerdoelen en leerinhouden aanstekelijk werkt bij de uitwerking van vakkenonderwijs waarbij onder meer nieuwe werkvormen en leerstrategieën, activerende opdrachten, projectonderwijs en ICT vaste ingrediënten worden. Het multipliceren van deze knowhow die zowel bij een aantal jonge als meer ervaren leraren zit, zal niet alleen het hele vakkenonderwijs naar een hoger niveau optillen, maar ook een meer uitdagend onderwijs introduceren en daarmee het welbevinden van de leerlingen verhogen. De organisatie van meer inspirerend onderwijs is onmogelijk zonder een grondige aanpak/uitbreiding van de logistiek. Bij een aantal vakken worden wel nieuwe leermiddelen ingezet, maar de bezettingsgraad van de ICT-lokalen voor andere vakken dan informatica is veeleer klein. De minimale materiële eisen zijn nu soms niet aanwezig of stuk, en een aantal leraren neemt vrede met deze toestand zonder de nodige initiatieven te nemen. Een aantal leslokalen is, soms puur vanuit het initiatief van de vakleraar, voldoende ingericht/uitnodigend, maar algemeen is de toestand m.b.t. de inrichting van de leslokalen slecht. Heel wat uitgeleefde leslokalen met dito meubilair zetten niet aan tot een positief leerklimaat en een aantal leraren maakt van een leslokaal veeleer een slordige stapelruimte. Deze situaties staan haaks op de inspanningen voor orde en netheid die door sommige leraren wel worden geleverd. Algemeen moet bij nagenoeg alle leraren meer bewuste aandacht gaan naar de vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen. Een en ander resulteert nu soms in een goedkope uitleg waarbij elk domein a.h.w. sinds lang een constante is. Na grondige screening van het curriculum blijkt echter dat deze constante niet met resultaten kan gestaafd worden. Planning, acties en evaluatie m.b.t. de VOET/VOOD kunnen best agendapunten van de vakwerkgroepen worden om ook via deze domeinen Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 33
de mogelijkheden tot actualisering van het onderwijs gestalte te geven en in te zetten als instrumenten voor de algemeen nodige verruiming van de brede en harmonische vorming. De inspanningen die door een deel van het lerarenkorps worden geleverd m.b.t. de aangehaalde brede vorming zijn meestal wel goed afgestemd op de doelgroep, maar de optelsom van deze inspanningen is te beperkt. Het vormt bijgevolg een mooie uitdaging om vanuit elk vak/leerplan/vakgroep kwaliteitsvolle bruggen te zoeken naar een brede en harmonische vorming. De invloed op het welbevinden van kwaliteit terzake mag absoluut niet onderschat worden. De geïntegreerde proeven worden in de onderzochte studierichtingen op een voldoende professionele wijze begeleid. Er zijn in een aantal proeven voorbeelden van goede praktijk terug te vinden rond praktijkgerichtheid, integraal karakter van de opdrachten en procesmatig karakter van de evaluatie. Er werden echter onvoldoende stappen ondernomen om dit systematisch uit te werken voor alle proeven. In BSO Kantoor III,2 is de proef nog weinig geïntegreerd, gebaseerd op een rode draad waarin de leerplandoelstellingen uit de verschillende vakken aan bod kunnen komen. In BSO Haarzorg III,2 wordt een beperkt aantal algemene vakken bij de GIP betrokken. In BSO Kantoor III,3 en BSO Haarstilist III,3 vormen de mini-onderneming en het leerbedrijf wel een praktijkgerichte rode draad, maar er wordt nog niet door alle leerlingen even systematisch aan alle doelstellingen gewerkt. In TSO Toerisme is er nood aan een gezamenlijk uitgewerkte opdracht, met duidelijke indiendata en criteria voor evaluatie. De samenzetting van de leerlingen uit III,1 en III,2 maakt het begeleiden van de geïntegreerde proef, zeker ook wegens de voortdurende instroom van leerlingen tijdens het jaar, alleszins zeer moeilijk. Verder is er nog onvoldoende uitwisseling van expertise tussen de GIPbegeleiders (zowel binnen als tussen de onderzochte studierichtingen). Het ontbreken van structureel ingebouwde overlegmomenten in de vakgroepen is hier niet vreemd aan. De alternerende stages in BSO Kantoor worden goed voorbereid en begeleid. De gehanteerde aanpak zorgt voor een onderwijskundig toegevoegde waarde voor de betrokken studierichting. De evaluatie is gebaseerd op een goede opvolging van het leerproces en op relevante criteria. In BSO Haarzorg en Haarstilist zijn er op vlak van didactische uitwerking en begeleiding een aantal werkpunten. Met betrekking tot de stageovereenkomsten, heeft de school nog niet alle nodige maatregelen genomen die de omzendbrief SO//2002/09 voorschrijft (zie Schoolcurriculum). In TSO OPR worden de huidige onthaalopdrachten niet georganiseerd volgende de vigerende reglementering. Bovendien worden deze onvoldoende geïntegreerd in de planning van de leervakken of projecten. In de leerlingennotities en de agenda’s zijn weinig sporen te merken van de voorbereiding, de mogelijke opdrachten en de nabespreking. Zo kunnen de gecreëerde mogelijkheden niet benut worden om bepaalde leerplandoelen te realiseren. De meeste leraren zien de noodzaak in van taalvaardigheidsonderwijs, maar passen niet altijd de passende strategieën toe om te reageren op de taalzwakte van de meerderheid van de leerlingen. Ondanks de sterke impulsen die uitgaan van het GOK-team is de aandacht voor vakjargon, schooltaalwoorden, leesstrategieën en activerende didactiek nog sterk leraar-, vak- en graadgebonden. De leraren vervullen doorgaans een voorbeeldfunctie wat hun mondeling taalgebruik betreft. Cursusteksten en proefwerken zijn meestal in een correcte taal opgesteld. Leerlingen worden in de mate van het mogelijke aangespoord om hun mondeling en schriftelijk taalgebruik te verzorgen, maar gezien de taalzwakte van vele leerlingen sorteert dit slechts leerlinggebonden het beoogde effect. De spreekdurf is doorgaans wel aanwezig, maar de spreekvaardigheid is over het algemeen beperkt. Dat geldt nog meer voor de schrijfvaardigheid, die nauwgezetter zou kunnen opgevolgd worden in agenda’s en notities. Leerlingenbegeleiding Een groot aantal leraren heeft veel aandacht voor de affectieve noden van de leerlingen. Deze fundamentele houding sluit nauw aan en wordt ook versterkt door de grote inspanningen die de school algemeen levert op het vlak van leerlingenzorg. Het is spijtig dat enkelingen soms een weinig stimulerende houding aannemen waardoor leerlingen wel eens ontmoedigd/ontgoocheld worden. De positieve, hulpvaardige ingesteldheid bij het merendeel van de leraren wordt nog vergroot door de degelijke psychosociale leerlingenbegeleiding die de school heeft uitgebouwd. Maar er is nog een andere rol weggelegd die vooralsnog binnen het vakkenonderwijs te beperkt wordt gespeeld. Deze rol
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 34
situeert zich vooral op het vlak van adaptief onderwijs en de aandacht voor het geheel van de studiebegeleiding gerelateerd aan het vakkenonderwijs. Enkele leraargebonden initiatieven als systematische remediëringsaanpak, uitgewerkte leerlijnen rond leren leren en specifieke afstemming op de lesgroep kunnen best snel via vak- en/of vakoverstijgende werkgroepen gemultipliceerd worden. Dit kan op termijn de ouverture worden tot een adequaat leerlingvolgsysteem. Het engagement van het merendeel van de leraren is een belangrijke garantie om dit domein van de leerlingenbegeleiding nu algemeen naar het vakkenonderwijs te transfereren. Leerlingenevaluatie Gelijktijdig met de leerplanstudie nodig voor een versteviging van de curriculumrealisatie dient de aandacht ook algemeen gericht op meer overeenstemming van de evaluatie met het leerplan. Bij nagenoeg alle onderzochte vakken is het duidelijk dat studie van de evaluatie versus vakkenonderwijs tot op heden niet aan de orde was, wat tevens het gebrek aan dialoog tussen het beleid en de leraren over dit belangrijk item illustreert. De leerlingenevaluatie gebeurt vanuit de traditie en maakt onvoldoende gebruik van nieuwe en interessante inzichten terzake. Collectieve studie kan niet alleen leiden tot een meer adequate invulling van permanente evaluatie – wat niet identiek is aan gespreide evaluatie! - maar ook het evenwichtig evalueren van competenties, kennis, vaardigheden en attitudes een sterke invulling geven. Vanuit een inspirerende evaluatie ontstaat veelal een wisselwerking met een vitale didactiek, meteen een belangrijke stapsteen om opnieuw het welbevinden via het vakkenonderwijs te vergroten. Op termijn is er ook de uitdaging om de inspirerende evaluatie via kwaliteitsvolle rapportage te relateren aan een degelijk leerlingvolgsysteem. Interne kwaliteitszorg kernproces Met het aantreden van de nieuwe schoolleiding is een goede aanzet gegeven tot onderwijs dat vanuit duidelijke beleidslijnen vertrekt die collectief zijn vastgelegd. Dit betekent ook dat men geregeld dient te reflecteren over het afgelegde traject. Het is een noodzaak om bij de uitwerking van een nieuwe beleidscultuur gelijktijdig de attitude in te bouwen van zowel individuele als collectieve reflectie over alle segmenten van het onderwijsproces. Op die manier organiseert men in de eigen school voor alle participanten een platform voor een geregelde vitaminekuur van het hele onderwijs.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 35
4
4.1
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
Schoolrendement Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement behoorlijk. Dit blijkt uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters, de doorstroming naar het hoger onderwijs en de tewerkstelling.
De eigenheid van het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut gaat hand in hand met haar specifieke leerlingenpopulatie. Een aantal belangrijke factoren beïnvloeden dan ook rechtstreeks het schoolrendement zoals onder meer: - de bijzondere leerlingeninstroom: • neveninstromers (= leerlingen uit een andere school die het jaar overdoen): 10,8% • bissers (= leerlingen uit de eigen school die het jaar overdoen): 7,5% • instromers (= leerlingen uit een andere school die naar het volgende leerjaar gaan): 21,9% • doorstromers (= leerlingen uit de eigen school die naar het volgend leerjaar gaan): 59,9 % - een ruim aantal leerlingen dat zonder attest basisonderwijs start in 1B; - een ruim aantal leerlingen over de hele school dat voortijdig de school verlaat zonder studiegetuigschrift. Gedurende de drie schooljaren voorafgaand aan de schooldoorlichting betreft dit in de 1ste graad A-stroom 10 van de 51 leerlingen en in de B-stroom 22 van de 92 leerlingen; - de opmerkelijke ongekwalificeerde uitstroom in de bovenbouw. Gedurende de drie schooljaren voorafgaand aan de schooldoorlichting verlaten 83 van de 135 leerlingen BSO voortijdig de school, in het TSO zijn 47 van de 89 leerlingen in dit geval; - de sociaal-zwakke en /of thuisloze achtergrond van een ruim deel van de leerlingenpopulatie; - de grote taalachterstand van een ruim deel van de leerlingenpopulatie. Bovenstaande cijfers illustreren ook dat elk schooljaar grote verschuivingen in de leerlingenpopulatie met zich meebrengt. De lectuur van onderstaande tabel, waarbij de attestering afgetoetst worden t.a.v. de Vlaamse attesteringsgemiddelden, dient dan ook vanuit deze context te gebeuren.
1A 2A 1B BVL 1ste graad BSO-II,1 BSO-II,2 BSO-III,1 BSO-III,2 BSO-III,3 BSO TSO-II,1 TSO-II,2 TSO-III,1 TSO-III,2 TSO-III,3 TSO Totaal
A-attesten Gem. School 84,9% 53,0% 78,5% 45,1% 93,2% 85,6% 85,1% 61,5% 84,5% 65,8% 86,3% 65,5% 89,7% 74,0% 89,5% 77,1% 77,8% 78,2% 92,9% 95,5% 87,2% 75,4% 78,6% 61,2% 78,2% 60,6% 82,3% 85,9% 90,6% 93,4% 82,1% 88,1% 82,3% 78,9% 85,5% 73,7%
B-attesten Gem. School 10,6% 30,1% 18,0% 31,7% 0,0% 0,0% 5,3% 7,7% 9,9% 11,5% 3,2% 14,4% 3,1% 8,4% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,0% 1,4% 6,1% 14,2% 24,5% 15,2% 21,8% 6,1% 2,2% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 8,6% 9,1% 6,5% 8,5%
C-attesten Gem. School 4,5% 16,9% 3,5% 23,2% 6,7% 14,4% 9,6% 30,8% 5,6% 22,8% 10,5% 20,1% 7,2% 17,7% 10,4% 22,9% 22,2% 21,8% 7,1% 4,5% 11,4% 18,5% 7,3% 14,3% 6,6% 17,6% 11,7% 12,0% 9,4% 6,6% 17,9% 11,9% 9,1% 12,0% 8,0% 17,8%
Uitgesteld Gem. School 1,6% 0,0% 2,4% 3,7% 0,4% 1,0% 1,3% 1,2% 1,5% 1,3% 3,2% 3,8% 3,0% 3,7% 4,1% 5,9% 3,7% 4,9% 2,3% 0,0% 3,3% 3,9% 5,2% 2,0% 5,5% 4,9% 7,7% 8,7% 4,2% 8,2% 2,1% 2,4% 5,5% 6,3% 3,8% 3,9%
De attestering 1ste graad bevat 22,8% C-attesten, wat 17,2% hoger ligt dan het Vlaams gemiddelde. Documentenstudie leert dat het in nagenoeg elk geval gaat over leerlingen met veel tot heel veel tekorten.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 36
Voor het BSO ligt het aantal A-attesten quasi 12% onder het Vlaams gemiddelde en het aantal Cattesten bedraagt 7,1% meer dan de Vlaamse indicator. Doorstroming naar het hoger onderwijs en tewerkstelling De school spant zich in om zicht te krijgen op de situatie van de schoolverlaters, maar de opbrengsten van deze inspanningen zijn beperkt. Een aantal leerlingen/ouders is niet meer te vinden en heel wat beantwoorden de bevraging ook niet. Sluitende verklaringen over doorstroming en tewerkstelling kunnen niet gemaakt worden, maar uit analyse van de beschikbare informatie en gesprekken blijkt dat slechts een klein deel van de schoolverlaters een plaats vind op de arbeidsmarkt die aansluit bij de gevolgde opleiding. Sommigen nemen andere taken op, maar een behoorlijk deel blijft ook werkzoekend met werkloosheidsuitkering. Doorstroming naar vervolg- of hoger onderwijs is er nauwelijks.
4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op de resultaten van de gesprekken die gevoerd zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per graad. Hun meningen zijn gerangschikt onder 4 schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. De resultaten worden vergeleken met het gemiddelde van de resultaten van de bevragingen tijdens de schooldoorlichtingen van 2002-2003 en 2003-2004. M.b.t. het algemeen welbevinden (samenvatting van de hele bevraging) scoort de eerste graad ver onder de Vlaamse indicator en ook de tweede graad scoort beduidend lager. De derde graad daarentegen positioneert zich quasi op het gemiddelde. Beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau Voor deze schaal scoren de drie graden onder het gemiddelde en de eerste graad zit daarbij ernstig onder de beschikbare indicator. De leerlingen van de eerste graad zijn behoorlijk ontevreden over de inspraak op klasniveau. Uit hun schriftelijke commentaar blijkt dat bij een ruim aantal leraren niet over een kwaliteitsvolle leerlingenbegeleiding binnen het vakkenonderwijs kan gesproken worden. Een aantal leerlingen geeft aan dat er bij sommige leraren weinig kansen zijn om vragen te stellen en/of dat er nauwelijks interesse is voor de persoonlijke mening van leerlingen. De leerlingen van de derde graad zijn tevreden over de inspraak op klasniveau en scoren boven de Vlaamse indicator. Over de contacten met leraren zijn vooral de leerlingen van de tweede graad mistevreden, maar ook de eerste graad scoort onder het gemiddelde. Er worden opmerkingen genoteerd over weinig geduld en begrip, maar ook over het tekort aan respect bij een aantal leraren. De derde graad geeft voor de contacten met leraren een score die gevoelig hoger ligt dan het gemiddelde. Op de vraag ‘Zijn de lessen boeiend?’ positioneert de tweede graad zich boven het gemiddelde. De eerste graad scoort ernstig onder het gemiddelde. Geregeld schrijft men m.b.t. het leerproces over saaie lessen en er is vraag naar meer afwisseling aan werkvormen en meer eigentijds onderwijs met een nauwere aansluiting op de huidige samenleving. Enkele leerlingen vinden een en ander van het vakkenonderwijs niet meer van deze tijd en nagenoeg alle leerlingen vinden dat er een groot tekort is aan interessante intra- en extramurale activiteiten. De opmerkingen van alle bevraagde leerlingen over de infrastructuur en voorzieningen zijn uitermate negatief. De scores liggen voor de drie graden diep onder het Vlaams gemiddelde. Vooral het ernstige tekort m.b.t. sanitaire voorzieningen is een groot pijnpunt, maar men schrijft evenzeer over de gebrekkige voorzieningen van heel wat vaklokalen, het gedateerd en versleten schoolmeubilair, de mistroostige inrichting van veel leslokalen en gangen, het gebrek aan groen, de te kleine speelplaats en de nood bij regenweer (het gemis aan voldoende overdekte speelplaats), de slechte afstelling van de verwarming, de ouderwetse keuken op de eerste verdieping en de geringe infrastructuur/mogelijkheden voor de lessen lichamelijke opvoeding. Alle bevraagden scoren ook ernstig onder het gemiddelde inzake actieplannen op schoolniveau. Men betreurt het tekort aan afwisselende activiteiten die nu eens intra- dan weer extramuraal worden georganiseerd. M.b.t. het schoolklimaat (Hoe zou je de sfeer op school omschrijven?) zijn de
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 37
leerlingen van de eerste graad vrij negatief, maar ook de tweede graad scoort gevoelig onder het gemiddelde. De derde graad geeft een score aan die overeenstemt met het Vlaams gemiddelde. Op de vraag ‘Ben je tevreden met de regels van de school en de toepassing ervan?’ geeft de tweede graad een cijfer dat overeenstemt met het gemiddelde. Helemaal anders is dit evenwel bij de eerste en de derde graad. Zij scoren diep onder de indicator en schrijven over een niet consequente toepassing van het schoolreglement en/of over een onvoldoende afstemming op de leeftijd van leerlingen van de derde graad. Volgens de leerlingen van de eerste graad zit het niet goed met de inspraak op schoolniveau. Leerlingen van de tweede en derde graad geven dan wel een cijfer dat nauw aansluit bij het Vlaams gemiddelde. Over de contacten met andere personeelsleden (niet-leraren) zijn de leerlingen van de derde graad heel tevreden. Zij schrijven over een vriendelijk administratief personeel en hebben positieve woorden voor de schoolleiding. De score binnen de eerste graad inzake ‘Hoe is de houding van de personeelsleden tegenover de leerlingen buiten de lessen?’ is dan weer bijzonder laag. Alle leerlingen zijn optimist over de opvang bij problemen, maar de tevredenheid is het grootst bij de eerste en de derde graad. Zij appreciëren de grote inzet, luisterbereidheid, begrip en ondersteuning in hoge mate. Beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma De leerlingen van de tweede en derde graad zijn tevreden over de studiedruk. In de eerste graad is dit niet het geval. Er zijn opmerkingen over onvoldoende spreiding van taken en toetsen, maar vooral over onvoldoende uitleg en onduidelijke correcties. De opmerkingen over het leerprogramma/leerinhoud vertonen eenzelfde verhouding: tevredenheid in de tweede en derde graad, maar een behoorlijke mistevredenheid in de eerste graad. Hun opmerkingen sluiten erg nauw aan bij de opmerkingen die zij formuleerden m.b.t. het leerproces (cfr. supra). Ook de tevredenheid met de beoordeling van werk en inspanningen vertoont t.a.v. de drie graden eenzelfde verhouding, maar er wordt nauwelijks schriftelijke commentaar geleverd. Het gedrag Op de vraag ‘Gedragen de leerlingen zich goed op deze school?’ scoort de eerste en de derde graad iets onder het gemiddelde. De leerlingen van de tweede graad scoren diep onder de indicator. Men schrijft over het wangedrag van sommige leerlingen, maar evenzeer over een niet adequate aanpak van dit negatief gedrag door bijvoorbeeld collectieve straf. De leerlingen van de tweede graad formuleren voorts opmerkingen over het gebrek aan respect en het schoolreglement dat door sommige leerlingen geregeld aan de laars wordt gelapt. In dit verband wordt melding gemaakt van telaatkomers, spijbelaars, rokers en ruziestokers. Tenslotte schrijft men dat een aantal leraren nauwelijks reageert wanneer leerlingen de les voortdurend storen. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden De leerlingen van de eerste graad zijn behoorlijk tevreden over de contacten met medeleerlingen en de derde graad geeft deze schaal een heel hoge score. De tweede graad is opnieuw ontevreden en hun opmerkingen gaan in de richting van wat zij formuleerden aangaande het leerlingengedrag. Personeel Er werden gesprekken gevoerd met een ruime groep leraren niet doorgelichte vakken. Er is een vrij grote appreciatie t.a.v. de nieuwe schoolleiding en het groeiend vertrouwen heeft onder meer te maken met de uitstippeling van een beleid gekenmerkt door luisterbereidheid en ruimte voor inspraak, maar ook met een goed opgestarte en adequate aanpak van diverse beleidsmatige aspecten. Voorts is er bij de leraren tevredenheid over de vele inspanningen m.b.t. de psychosociale ondersteuning van leerlingen alsook het begrip voor en de hulp (zoals afbetalingsplannen of financiële tussenkomst) bij de soms schrijnende thuissituatie van een aanzienlijk aantal leerlingen. De leraren zijn tevreden over de mogelijkheden om nascholing te volgen, maar er wordt ook aangehaald dat veel vakgerichte nascholingen helemaal niet zijn afgestemd op de leerlingenpopulatie van de school en men bijgevolg wel eens op zijn honger blijft zitten. Er is voorts door de leraren aangehaald dat de fusie uit 1995, de geleidelijke afbouw van heel wat studierichtingen, het groot aantal directiewissels en de evolutie tot een concentratieschool bij een deel
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 38
van het personeel de motivatie/arbeidsvreugde een ferme deuk heeft gegeven. Men betreurt ook dat er nooit een kans is om in gesprek te gaan met een vertegenwoordiging van de inrichtende macht. Verder formuleren de leraren klachten over onder meer het uitgeleefde schoolgebouw, de gebrekkige infrastructuur, het aftands schoolmeubilair, de beperkte leermiddelen en de algemeen slechte toestand inzake veiligheid en hygiëne. De leraren hebben m.b.t. de veiligheid en hygiëne heel wat vragen over de eindverantwoordelijkheid m.b.t. dit domein en begrijpen niet dat er tot op heden geen beleidsmatige initiatieven zijn genomen om dit euvel aan te pakken. De leraren halen ook aan dat de algemene toestand van het schoolgebouw het spijbelen stimuleert: er is immers gebrek aan de meest elementaire voorzieningen zoals gezonde lucht en voldoende licht alsook nette sanitaire voorzieningen om nog niet te spreken over een uitnodigende leeromgeving voor eigentijds onderwijs. De vakgroepwerking wordt volgens de leraren voor een stuk gehypothekeerd door de discontinuïteit in de attributies, maar ook door de vakkenclustering en het feit dat heel wat leraren drie of meer vakken onderwijzen. Het gevoerde gesprek illustreert ook de onduidelijkheid over de leerlingenevaluatie en laat horen dat er nogal wat ruimte is voor een veeleer improvisatorische invulling. De vrij lange stilte na het inluiden van het gespreksonderwerp ‘vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen’ is niet zozeer vanuit het respect voor dit gegeven dan wel het signaal dat dit onderwerp vooralsnog geen deel uitmaakt van gebeurlijke communicatie. Tenslotte voeren de leraren aan dat er af en toe initiatieven ter bevordering van het groepsgevoel worden op het getouw gezet, maar dat de fusie van 1995 ook op vandaag nog steeds een zekere verdeeldheid binnen het lerarenkorps laat verder leven. Er werd ook een gesprek gevoerd met een afvaardiging van de inrichtende macht waarbij als rode draad vooral de bekommernis om een stabiele schoolleiding is aangebracht. Men ervaart het huidig schoolbeleid als positief en is vooral tevreden over de vernieuwing van het pedagogisch beleid. De inrichtende macht haalt aan om nu ook de nodige autonomie m.b.t. het financieel beleid te verzekeren. Vanuit een rondgang in de school formuleert de voorzitter van de inrichtende macht de broodnodige aanpak t.a.v. het logistiek beleid alsook de veiligheid en bewoonbaarheid van de school. Het is duidelijk dat het recente verleden op dit vlak gekenmerkt is door stagnatie, verstarring en gebrek aan besluitvorming, aldus de voorzitter. De voorzitter vervolgt dat nu een behoorlijk aantal aspecten bij hoogdringendheid dienen geactiveerd te worden. In een gesprek met het administratief personeel klinkt de tevredenheid over het elan van de huidige schoolleiding en men is opgetogen over de goede sfeer en open communicatie. Ook bij deze gesprekspartners is vraag naar kansen tot dialoog met de inrichtende macht en men betreurt dat zelfs ingrijpende beslissingen enkel en alleen ad valvas worden meegedeeld. Het administratief personeel is tevreden over de communicatie met het werkstation en signaleert dat zowel de contacten met leraren als leerlingen vriendelijk en beleefd verlopen. Er vond ook een gesprek plaats met het personeel dat belast is met de leerlingenadministratie. De recente reorganisatie biedt voordelen, maar zij betreuren dat zij onvoldoende met de schoolleiding kunnen communiceren en zijn vragende partij naar gestructureerd, wekelijks overleg. Zij sturen ook aan op meer overleg/samenwerking met de coördinatoren/leerlingenbegeleiders vanuit hun vele contacten met leerlingen. Er is ook gesproken over een te ruim takenpakket met daarin het heel tijdrovend administratief werk m.b.t. afwezigheden van leerlingen, het groot aantal toezichtbeurten, de vele uren van supervisie in een drukbezette studiezaal, e.h.b.o. en de vele bezoeken van leerlingen met vragen allerlei. Het personeel van de leerlingenadministratie wil vanuit gestructureerd overleg met de schoolleiding niet alleen zoeken naar een meer efficiënte en sluitende controle op de afwezigheden, maar evenzeer naar een meer adequaat systeem voor een goede besteding van de studietijd in de studiezaal. Men beklaagt er zich immers over dat, bij de afwezigheden van leraren, het voorzien van taken en opdrachten uitsluitend het werk is van het personeel van de leerlingenadministratie. Door deze nood tot een deugd om te buigen, is men er dan wel in geslaagd om het lezen bij een deel van de leerlingenpopulatie aan te moedigen. Men hoopt om via het invoeren van stripverhalen dit initiatief verder te zetten. Tenslotte zijn er ook opmerkingen over de verouderde en te trage hardware waarmee het administratieve werk dient te gebeuren. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 39
5
5.1
CONCLUSIES
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De visie van het beleid op onderwijs en de aanzet tot meer gelijkgerichtheid.
•
Het engagement en de rol in de leerlingenbegeleiding van heel wat leraren.
•
De psychosociale ondersteuning van de leerlingen.
•
Het zorgbeleid.
•
De samenwerking met het CLB.
•
De GOK-werking.
•
Het technische luik van de ICT-ondersteuning.
•
De inspanningen om tijdens de studietijd de leescultuur aan te zwengelen.
•
De kwaliteit van het geboden muziekonderwijs.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
De curriculumrealisatie.
•
De integratie van ICT.
•
De brede en harmonische vorming.
•
De studiebegeleiding.
•
Het evaluatiebeleid.
•
Het financieel beleid.
•
Het materieel beleid.
•
De attitude bij heel wat leraren m.b.t. veiligheid en welzijn op school.
•
Het welbevinden van de leerlingen.
5.2.2 Dringende actiepunten •
De eindtermen en leerplandoelstellingen voor Nederlands realiseren in de derde graad TSO.
•
De leerplandoelstellingen van het specifieke gedeelte van de studierichting Haarzorg realiseren in de derde graad BSO, 1-2.
•
De regelgeving correct naleven inzake het bewaren van leerlingendocumenten zoals vastgelegd in de omzendbrief SO 64 (24-6-1999), rubriek 10.
•
De stageovereenkomsten uitwerken zoals vastgelegd in de richtlijnen van de omzendbrief SO/2002/09.
•
De regelgeving correct naleven inzake de organisatie van de buitenklasactiviteiten (opdrachten voor externen) zoals vastgelegd in de SO 74 punt 11 par. 8.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 40
•
De regelgeving toepassen m.b.t. de motivatie bij de B- en C-attesten in de notulen van de delibererende klassenraden en het voldoende meedelen aan de ouders van deze motivatie, zoals aangegeven in de omzendbrief SO 64 (25-6-1999), punt 8.1.7.
•
De vakoverschrijdende eindtermen realiseren en de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen nastreven via planning, uitvoering en evaluatie.
•
De tekorten voor de veiligheid en het welzijn m.b.t. organisatie van het welzijnsbeleid, arbeids- en leermiddelen, leer- en werkomgeving, hygiëne en gezondheid wegwerken.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 41
6
ADVIES
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut te Gent komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet voor de onderzochte structuuronderdelen met name: - 1A - 1B - I,2 Handel - I,2 Sociale en technische vorming - I,2 BVL Haarzorg-Verzorging-voeding - I,2 BVL Kantoor en verkoop - TSO II, Sociale en technische wetenschappen - TSO II, Toerisme - BSO II, Haarzorg - BSO III,3 Haarstilist - BSO II, Kantoor - BSO III, Kantoor Het studiepeil voldoet niet voor volgende structuuronderdelen met name: -
BSO III, Haarzorg TSO III, Onthaal en public relations TSO III, Toerisme TSO III, 3 Administratie vrije beroepen
Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet met uitzondering van: • het bewaren van leerlingendocumenten zoals vastgelegd in de omzendbrief SO 64 (24-6-1999), rubriek 10. •
de stageovereenkomsten zoals vastgelegd in de richtlijnen van de omzendbrief SO/2002/09.
•
de organisatie van de buitenklasactiviteiten (opdrachten voor externen) zoals vastgelegd in de SO 74 punt 11 par. 8.
•
de motivatie bij de B- en C-attesten in de notulen van de delibererende klassenraden en het voldoende meedelen aan de ouders van deze motivatie, zoals aangegeven in de omzendbrief SO 64 (25-6-1999), punt 8.1.7.
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De school levert onvoldoende inspanningen om de eindtermen/ontwikkelingsdoelen bij haar leerlingen na te streven. De school werkt niet via een eigen planning aan de eindtermen/ontwikkelingsdoelen.
vakoverschrijdende vakoverschrijdende
Veiligheid en welzijn De veiligheid en het welzijn voldoet niet voor volgende onderdelen: • organisatie van het welzijnsbeleid; • arbeids- en leermiddelen; • leer- en werkomgeving; • hygiëne en gezondheid.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 42
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Onze-Lieve-Vrouwe-instituut te Gent brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en subsidiëring: GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2006-2007, 2007-2008, 2008-09 voor: - de hele school •
omwille van het onvoldoende bewaren van leerlingendocumenten zoals vastgelegd in de omzendbrief SO 64 (24-6-1999), rubriek 10.
en •
omwille van het ontbreken van een bondige motivatie bij de B- en C-attesten in de notulen van de desbetreffende klassenraden en het onvoldoende meedelen aan de ouders van deze motivatie, hetgeen in strijd is met omzendbrief SO 64 (25-6-1999), punt 8.1.7.
en •
omwille van veiligheid en hygiëne
-de eerste graad A- en B-stroom -
omwille van de onvoldoende inspanningen om eindtermen/ontwikkelingsdoelen bij haar leerlingen na te streven.
de
vakoverschrijdende
-de studierichting Haarzorg, BSO III,1-2 •
omwille van het niet realiseren van de leerplandoelstellingen van het specifieke gedeelte van de studierichting Haarzorg in de derde graad BSO, 1-2.
•
omdat de SO/2002/09 en de bijlage 1 omtrent de stageregelgeving niet volledig worden opgevolgd.
-de studierichting Haarstilist, BSO III,3 •
omdat de SO/2002/09 en de bijlage 1 omtrent de stageregelgeving niet volledig worden opgevolgd.
-de studierichting Onthaal en public relations, TSO III •
omwille van het niet realiseren van de eindtermen en leerplandoelstellingen voor Nederlands.
•
omwille van de regelgeving m.b.t. het uitbesteden van vrijwillige leerlingen aan instellingen of organisaties, tegen betaling aan de school, dat niet gedekt kan worden door de stageregelgeving (SO/2002/09) of de omzendbrief rond extramurale activiteiten (SO/2004/06 ). De school omzeilt impliciet de geest van de arbeidswet door haar extramurale praktijklessen voor individuele leerlingen, die het werkmilieu soms sterk nabootsen, in te richten op tijdstippen dat leerlingenstages zelf reglementair verboden zijn (SO 74 punt 11§ 8).
-de studierichting Toerisme, TSO III •
omwille van het niet realiseren van de eindtermen en leerplandoelstellingen voor Nederlands.
-de studierichting Administratie vrije beroepen, TSO III, 3 •
omwille van het niet realiseren van de eindtermen en leerplandoelstellingen voor Nederlands.
•
omdat de SO/2002/09 en de bijlage 1 omtrent de stageregelgeving niet volledig worden opgevolgd. Vanaf 1 september 2010 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten weggewerkt zijn.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 43
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
Gino Malfait
Joris Desmet
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 44