VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van het Koninklijk Atheneum te Mol Inrichtende macht
Scholengroep Kempen Grote Markt 52 2300 Turnhout Koninklijk Atheneum Mol
Instelling Adres Telefoon Fax
Chrysantenlaan 10 2400 Mol 014/31 15 01 014/31 36 91
E-mail
[email protected]
Website
www.sg-mol.be
Instellingsnummer Werkstation Datum doorlichting Leander Froidcoeur
40949 32 van 13 oktober tot 17 oktober
Samenstelling inspectieteam Diane Spilthoorn
Gabriël Poppe
Vinciane Vanderheyde
Wouter Schelfhout
Yolanda Warson
Deskundige, behorend tot de administratie Andere deskundigen die niet tot de inspectie behoren Coördinatie en verslaggeving
Vinciane Vanderheyde
Intern nummer van de school
G12-01
Datum van bespreking met de directie
12 november 2008
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 1
VOORAF 1 •
Leeswijzer
Voor u ligt een verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. Deze doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op - de kwaliteit van het studiepeil en - de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren, individuele directieleden en andere individuele personeelsleden. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Wanneer de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving krijgt ze een gunstig advies. Dergelijk advies is noodzakelijk wil de school verder wettige getuigschriften en diploma's kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder opgenomen worden in de financierings- en subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is echter vrij en behoort tot de autonomie van de school. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de onderwijsinspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: www.onderwijsinspectie.be Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dit hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van 2 verschillende schalen. Er werd geopteerd voor een 'concluderend' verslag en niet voor een 'beschrijvend' verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Deze conclusie is de (cursieve) openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. 1
Ingevoegd vanaf september 2006.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 2
Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd om de concluderende zinnen te standaardiseren. In deze zinnen wordt steeds één van 2 mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek. - een 2-puntenschaal: voldoet / voldoet niet of in voldoende mate/ niet in voldoende mate, waarmee de inspectie haar controle-opdracht duidelijk stelt; - een 4-puntenschaal waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt.: goed /veeleer goed / veeleer zwak / zwak of veel /voldoende/ (erg) weinig/ onvoldoende of duidelijk/ overwegend duidelijk/ veeleer duidelijk/ onduidelijk Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen (i.c. studiepeil en regelgeving), kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen deze schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en excellent). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoende zijn van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate 'het algemeen beleid', zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert of ondersteunend werkt m.b.t. het realiseren van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. Deze confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'kernproces'. Hier wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagdagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In deze rubriek wil zij tevens aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden een aantal rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten' zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De ‘dringende actiepunten’ betreffen enkel tekorten die onder de controle vallen van de inspectie en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Zij worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruik maken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - Gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden. - Gunstig, beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school deze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten moeten worden weggewerkt in welk structuuronderdeel. De termijn wordt tevens aangegeven. - Ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 132 van het Besluit van de Vlaamse regering3 i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking.
2
Een negatief advies zal voor wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 3
Ten slotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen zodat deze na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Openbaarheid
Het verslag is openbaar en kan, ongeveer drie maanden na de doorlichting, geraadpleegd worden op de website van het departement onderwijs op het adres: www.ond.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen of op www.schooldoorlichting.be. •
Opmerking
Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van de schooldoorlichting waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op 9 december 2008.
3
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................7
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................7
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................8
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................8
2.2
Onderwijskundig beleid .................................................................................................................9
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................16
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................17
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................22
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4
Vakverslagenc..............................................................................................................................22 Economie .....................................................................................................................................22 Lichamelijk opvoeding ................................................................................................................25 Frans.............................................................................................................................................27 Wiskunde .....................................................................................................................................32
3.2
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen ................................................................35
3.3
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................37
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................40
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................40
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................40
5
Conclusies....................................................................................................................................43
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................43
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................43 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................43 6
Advies...........................................................................................................................................44
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 5
1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
1.1
Identificatie
Het Koninklijk Atheneum Mol (KA) maakt deel uit van de Scholengemeenschap Mol, op haar beurt sinds 1999 opgenomen in de Scholengroep Kempen van het Gemeenschapsonderwijs. De scholengemeenschap Mol bestaat uit vier scholen. Op de campus aan de Chrysantenlaan in Mol bevinden zich het KA, de Middenschool (MS) en het Koninklijk Technisch Atheneum (KTA). Verder is sinds 2005 ook de School voor Buitengewoon Secundair Onderwijs (SBSO) Kasterlee toegetreden tot de scholengemeenschap. Na de afsplitsing van het KTA en de MS, is het KA geëvolueerd tot een instelling waar sinds september 2002 uitsluitend studierichtingen van het algemeen secundair onderwijs worden aangeboden. Het studiegebied Handel werd volledig overgeheveld naar het KTA. De ruime campus huisvest de MS, het KTA, het KA en het Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO). De school deelt de sportinfrastructuur, de refter en de lerarenzaal met de twee andere campusscholen en de overdekte en andere speelplaats met de MS. De lessen worden hoofdzakelijk in gebouw vier gegeven en het KA beschikt ook nog over een apart administratief gebouw. De campussituatie zorgt voor een rationeel gebruik van de middelen. De school ligt in een residentiële woonwijk vlakbij het centrum van Mol en is vlot bereikbaar met het openbaar vervoer. Het trein- en busstation ligt op wandelafstand van de campus. De meeste leerlingen verplaatsen zich met de fiets. In samenspraak met lokale en federale politie, de gemeentelijke overheden en Responsible young drivers wordt er gestreefd naar het verhogen van de veiligheid van de fietsers. De school rekruteert haar leerlingen hoofdzakelijk uit Mol en de aangrenzende gemeentes. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap. K.A. Basisoptie/beroepenveld/ studierichting Studiegebied Algemeen secundair onderw ijsEconomie ASO Economie-moderne talen Economie-w iskunde Humane w etenschappen Humane w etenschappen Latijn Latijn-moderne talen Latijn-w etenschappen Latijn-w iskunde Moderne talen-w etenschappen Moderne talen-w iskunde Wetenschappen Wetenschappen-w iskunde Wetenschappen-sport STUDIEGEBIED/ STRUCTUURONDERDEEL
Graad
lj
lln
2 3 3 2 3 2 3 3 3 3 3 2 3 3
12 12 12 12 12 12 12 2 12 12 1 12 12 1
10 17 7 20 23 12 5 5 4 4 1 40 11 3
totaal SGB
162
scholengemeenschap aantotaal lln percentage tal SGB 1 10 100,0% 1 17 100,0% 1 7 100,0% 1 20 100,0% 1 23 100,0% 1 12 100,0% 1 5 100,0% 1 5 100,0% 1 4 100,0% 1 4 100,0% 1 1 100,0% 1 40 100,0% 1 11 100,0% 1 3 100,0%
De drie directies onderschrijven de campusgedachte en willen ervoor zorgen dat de leerlingen na de middenschool ook verder kunnen studeren hetzij aan het KA, hetzij aan het KTA. De middenschool en de andere scholen leveren dus inspanningen om het studieaanbod op elkaar af te stemmen. Aangezien het KA Mol de enige school van het gemeenschapsonderwijs is in de omstreken die ASO aanbiedt, opteert het voor een breed aanbod. Er zijn veel dunbevolkte studierichtingen in de derde graad.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 6
Op het einde van de jaren negentig daalde het leerlingenaantal. Het telde nog 131 leerlingen in februari 2002, ondermeer door de overheveling van het studiegebied Handel naar het KTA. Sindsdien leverde de schoolleiding grote inspanningen om het leerlingenaantal te verhogen. De directeur volgt nauwgezet de leerlingenstromen op. Er is ongeveer 20% stijging van het aantal leerlingen de laatste vijf jaren. Bijna alle leerlingen van de middenschool die een A-attest behalen in de A-stroom schrijven zich in het KA in. Verder is er ook een kleine instroom uit andere scholen zowel in de tweede graad als in de derde graad 1.3
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats van 15 tot 19 mei 2000. Volgende vakken waren toen het uitgangspunt: aardrijkskunde; AV Informatica; Klassieke talen (Grieks en Latijn); wiskunde; AV Media, psychologie, sociologie en wijsgerige stromen; TV Toegepaste informatica. 1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: •
economie;
•
Frans;
•
lichamelijke opvoeding;
•
wiskunde.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 7
2
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
2.1
Algemeen beleid
De uitgangspunten voor het beleid van het KA Mol zijn het schooleigen opvoedingsproject geënt op het pedagogisch project van het Gemeenschapsonderwijs, de verschillende schooleigen beleidsopties sinds 2001 in het kader van interne kwaliteitszorg en ook de initiatieven van de Scholengroep Kempen. Om het beleid te implementeren heeft de schoolleiding een structuur uitgebouwd van taakverdeling, samenwerking en participatie op school- en campusniveau en neemt ze ook deel aan het overleg op scholengroepniveau. Daarnaast heeft ze gezorgd voor een vlotte interne en externe communicatie. Het opvoedingsproject van het KA werd opgenomen in het schoolreglement en het schoolwerkplan, zodat alle schoolparticipanten erover geïnformeerd zouden zijn. De school volgt de principes van de onderwijsvisie en -strategie vastgelegd door het Gemeenschapsonderwijs. Omdat ze 'ambitieus en uniek' wil zijn, heeft ze er ook eigen accenten aan toegevoegd: ze wil (1) kwalitatief maar geen selectief onderwijs; (2) leerlingen opvoeden tot zelfredzaamheid, creativiteit en leergierigheid en tenslotte, (3) een evenwichtige didactische aanpak nastreven in de lespraktijk. Sinds 2001 groeide er een traditie van zelfevaluatie in het KA. De school onderschrijft hiermee het belang van de cultuur van 'lerende' organisaties. Via het onderzoek van outputresultaten (leerlingenaantallen en -stromen, slaagcijfers vervolgonderwijs) en het peilen naar de mening van leerlingen en personeelsleden, onderzocht ze verschillende aspecten van haar functioneren. De resultaten van de gegevensverzameling vormden mede de basis voor het uitzetten van nieuwe beleidslijnen en het bijsturen van de bestaande beleidsopties en -organisatie. Opvallend hierbij is de aandacht die gaat naar het welbevinden van het personeel en de leerlingen en ook de inspanningen die worden geleverd om bottum-up te werken en de personeelsleden en ook de leerlingen inspraak te geven in het beleid. Naast de schooleigen beleidskeuzes is er een duidelijke aansturing merkbaar vanuit de Scholengroep Kempen op het vlak van het personeelsbeleid (competentiemanagement) en het financieel beleid maar ook op het vlak van het pedagogisch beleid (bzl; proeftuin). Het erg ambitieuze geheel aan aandachtspunten wordt geclusterd in acht deelaspecten waarvoor elk jaar doelstellingen en acties worden vastgelegd en globaal opgevolgd. Zo wil de school planmatig verderwerken aan de kwaliteit van haar onderwijs. Het actieplan werd opgenomen in het schoolwerkplan. Volgende aspecten van het beleidsplan kregen prioritaire aandacht: de leerlingenwerving; de vlotte aansluiting van het KA op de MS Mol en, in dat kader, de ontwikkeling van een campuswerking; de realisatie van de vakgebonden eindtermen en het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen; het streven naar afwisselende en efficiënte didactische werkvormen; het uitbouwen van een talenbeleid; de verfraaing van de schoolgebouwen en de tegemoetkoming aan infrastructurele noden. Om de beleidslijnen te concretiseren werd voorzien in een transparante coördinatiestructuur, deels op schoolniveau en deels op campusniveau. De directeur neemt de dagelijkse leiding van de school waar. Sinds dit schooljaar staat een pedagogisch coördinator hem bij. Ze staat in voor de aansturing van heel wat werkgroepen en voor het structureren van het elektronisch platform. De secretariaatsmedewerkers hebben een duidelijke taakinvulling. Meerdere raden, cellen en (ad hoc) werkgroepen, waaraan verschillende partners van de school deelnemen, ondersteunen bovendien de schoolwerking. Voor het onderwijskundig-pedagogisch beleid is er een 'Algemeen en pedagogisch coördinatiecomité' waarin de twee officiële leden van de pedagogische raad zetelen en ook ten minste één leraar van elke vakgroep die via kandidaatstelling wordt aangewezen door zijn/haar vakgroep. Een aantal ad hoc-werkgroepen functioneren als dynamische en schoolbetrokken overlegfora om de acties mee te bepalen en vorm te geven i.v.m. een aantal beleidsopties: het begeleid zelfstandig leren (bzl); het taalbeleid; het beleid rond vakoverschrijdende eindtermen (VOET), de kunstbeleving op school. De verplichte participatieorganen zijn reglementair samengesteld en betrokken bij de krachtlijnen van het beleid. Er is een leerlingenraad operationeel die zich, onder begeleiding van een lid van het Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 8
coördinatiecomité, bezighoudt met organisatorische aspecten van het schoolleven en, in mindere mate, met inhoudelijke studiegebonden aspecten. Leerlingen leren hierbij gestructureerd vergaderen. Ze zetelen niet in de schoolraad maar er wordt over gewaakt dat hun standpunten en wensen ter sprake worden gebracht. Verder hebben ze een inbreng in een aantal activiteiten waarvan ze mede de organisatie op zich nemen. Leraren hebben inspraak in het beleid via het pedagogisch coördinatiecomité, de vakgroepen, het Basiscomité (BC) en de personeelsvergaderingen. De kleinschaligheid van de school en de laagdrempelige communicatie werken in de hand dat er geen vraag is van de personeelsleden naar een pedagogische raad. Twee leden (de leden die aanvankelijk n.a.v. het participatiedecreet werden verkozen voor de Pedagogische raad) van het pedagogisch coördinatiecomité maken deel uit van de schoolraad. De ouderparticipatie is gering. Er is geen officiële ouderraad omdat geen 10% van de ouders dit vragen. Wel is er een oudercomité. Vergadermomenten van alle organen worden op elkaar afgestemd, zodat de besluitvorming gecoördineerd verloopt. Met uitzondering van de informatie m.b.t. het schoolbudget, behandelt de schoolraad alle materies waarvoor ze bevoegd is. De laatste vijf jaren bouwde het KA Mol verder ook met het KTA Mol en met de MS een samenwerkingsstructuur uit op campusniveau. Het is duidelijk gebleken dat deze groeiende samenwerking positieve effecten heeft op de pedagogische en infrastructurele werking van de drie scholen. Er is een transparante taakverdeling tussen de directies op campusniveau. Verder zijn er een aantal schooloverstijgende werkgroepen actief zoals de werkgroep Milieu op school, de werkgroep gezondheidsbeleid (inclusief verkeersbeleid) en de werkgroep aansluiting KA-MS. De schoolleiding levert inspanningen om de interne communicatie gestructureerd te laten verlopen. De communicatie met het personeel gebeurt via de traditionele kanalen (postvakje, dienstmededelingen, vergaderingen, ) en ook steeds meer via het elektronische platform. Daarnaast tracht de directeur een opendeurpolitiek te voeren. Ook de leerling vindt steeds een aanspreekpersoon. Het schoolreglement bevat de essentiële reglementaire informatie. De schoolkrant 'De Kijker' samengesteld door de leerlingen van de derde graad, geeft een overzicht van de schoolactiviteiten en persoonlijke gebeurtenissen. In het kader van haar externe communicatie beschikt de school over een informatiebrochure met het studieaanbod. Door openschooldagen op campusniveau waaraan de leerlingen creatief deelnemen, samenwerking met het sociaal en cultureel leven van de gemeente, activiteiten waaraan ouders kunnen deelnemen (bijv. filmforum), deelname aan wedstrijden en een actieve marketing in het algemeen, tracht de schoolleiding bekendheid te geven aan haar opvoedingsproject en haar imago te verbeteren. De communicatie met ouders verloopt verder via briefwisseling, verschillende contact- en informatievergaderingen en de school investeert ook consequent in haar traditie van directe communicatie. 2.2
Onderwijskundig beleid In haar onderwijskundig beleid besteedt de school voldoende aandacht aan de realisatie van de basisvorming, de specifieke vorming en de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen.
Curriculum Het KA vertaalt haar pedagogisch project in een aantal concrete accenten op onderwijskundig vlak. De schoolleiding opteert voor een breed aanbod aan ASO-studierichtingen zodat leerlingen maximaal hun gading vinden en na de middenschool de campus niet hoeven te verlaten. Door deze grote keuzemogelijkheden en door de accenten die de school legt via het complementair gedeelte (zie hieronder) trekt ze ook nieuwe leerlingen aan uit de regio. Voor het realiseren van de basisvorming, de specifieke en de vakoverschrijdende vorming baseert het KA zich gedeeltelijk op de lessentabellen en de leerplannen van het eigen net en legt het ook eigen Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 9
accenten. Het specifiek gedeelte wordt doorgaans ingevuld met vakken die logisch aansluiten bij het profiel van de basisopties en studierichtingen. Voor het realiseren van de specifieke eindtermen (SET), inclusief de onderzoekscompetentie, heeft de school ervoor gekozen om de vakken van het specifiek gedeelte aan te wenden. Het is de bedoeling dat de onderzoekscompetentie een toepassingsgerichte invulling krijgt via de poolgerelateerde onderzoeksopdrachten. In het complementair gedeelte wil de school in de tweede graad de studierichtingen versterken met talen, wiskunde, sport en creatieve vaardigheden om zo aan te sluiten bij de interessegebieden van de leerlingen. In de derde graad heeft de school sinds twee jaar experimenteel, in een aantal studierichtingen, seminaries ingevoerd waar activerende werkvormen en zelfstandig leren een invulling krijgen. De hoofdbedoeling is om het onderwijs op school beter te doen aansluiten bij het hoger onderwijs. De beleidsvisie m.b.t. de seminaries is nog niet helemaal uitgebouwd. Het is niet duidelijk op welke basis de inhouden worden bepaald. Deels worden de seminaries gebruikt om de realisatie van de specifieke eindtermen gestalte te geven (projecten economie in III,1 en minionderneming in III,2) en deels bieden ze aanvullende inhouden aan bij de studierichtingen zoals kunstbeleving en multimedia. In het kader van de proeftuin van de Scholengroep Kempen zal het KA nog verder uitzoeken hoe de seminaries kunnen aangewend worden om de aansluiting naar het hoger onderwijs maximaal voor te bereiden. In het kader van de brede harmonische vorming neemt de school tal van initiatieven. Deze ondersteunen de ontwikkeling van de creativiteit en de zelfredzaamheid van leerlingen. Ook de aandacht voor kunst en cultuur vormen hierbij een belangrijke pijler. De schoolleiding stimuleert het organiseren van intra- en extramurale activiteiten. Ze nam structurele initiatieven voor het plannen en het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen op schoolniveau en op vakniveau die resulteren in een degelijke uitvoering en een voldoende bereik (zie 3.2 Vakoverschrijdende eindtermen). De schoolleiding werkt gestadig aan haar beleidsoptie om, naast traditionele werkvormen, meer gevarieerde didactische werkvormen aan te bieden in de lespraktijk. Ze sluit hiervoor aan bij de onderwijskundige optie van de scholengroep om bzl in te voeren. In de voorbije drie jaren droeg ze op aan de vakroepen om af te bakenen welke leerstofonderdelen in aanmerking komen voor bzl. Dit resulteerde in een inventaris en het uitwerken van stappenplannen en studiewijzers voor bepaalde leerplandoelstellingen in de meeste vakken. Dit schooljaar ontwikkelt de werkgroep bzl verder een concept waarbij bzl in een leerlijn leren leren wordt opgenomen. Om in de onderwijspraktijk meer gevarieerde werkvormen aan te bieden, stimuleert de schoolleiding de integratie van ICT in de lespraktijk. Infrastructureel heeft het KA rond ICT reeds belangrijke stappen gezet om te komen tot een relevante koppeling aan de leerplanrealisatie. De toegang tot deze infrastructuur is op elk lesuur gewaarborgd voor de leraren. Op het vlak van didactische ICTondersteuning heeft de school echter slechts een beperkt aantal eerste stappen gezet. Ze beschikt over een digitaal communicatieplatform en in elk lokaal is internetverbinding mogelijk. De leraren kunnen het open leercentrum (OLC) reserveren via het digitaal communicatieplatform, maar er is geen beheerder van het OLC. De school nam tot op heden nog maar weinig initiatieven om, via nascholing en multiplicatie van interne goede praktijkvoorbeelden, het gebruik van ICT bij het uitwerken van lessen te ondersteunen en te stimuleren. De ICT-opleidingsbehoeften werden bevraagd. Deze bevraging werd echter nog niet gekoppeld aan de verwachtingen van de verschillende leerplannen op dit vlak. Ook voor de examens en herhalingstoetsen schakelen leraren nog geen ICT in. De directie hecht belang aan de vakgroepwerking. Ze wendt deze aan om het onderwijskundig beleid gestalte te geven en reikt regelmatig agendapunten aan (bijv. bzl, ICT). Verder volgt ze de leerplanrealisatie globaal op via de jaarplannen. De vakgroepen beschikken echter ook over veel autonomie om organisatorische en vakgebonden aspecten in te vullen. De gelijkgerichtheid wat betreft de implementatie van de onderwijskundige beleidslijnen en de leerplanrealisatie is nog niet optimaal. Er zijn veel vakgebonden en leraargebonden verschillen (3.3 Kernproces). Gezien het ruime studieaanbod en het beperkte lestijdenpakket en de overheveling van een heel aantal extra lesuren van de scholengemeenschap naar de scholengroep heeft de school weinig speelruimte wat het lestijdenpakket betreft. Ze gebruikt 100 % van het beschikbare lestijdenpakket voor het realiseren van de eindtermen en leerplandoelstellingen. Het ruime studieaanbod werkt ook in de hand
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 10
dat er voor de vakken sport en wiskunde samenzettingen zijn die niet ondersteunend zijn voor een volwaardige leerplanrealisatie en voor een grondige poolprofilering. In de derde graad zitten de leerlingen van III,1 en 2 Wetenschappen-sport voor 2u/week samen met leerlingen die enkel lichamelijke opvoeding als basisvorming krijgen en 4u/week samen in een graadsklas (specifiek gedeelte). Bovendien wordt deze graadklas voor 3u per week aangevuld met leerlingen die in de Humane wetenschappen kozen voor de optie sport. Voor wiskunde zitten leerlingen van de wiskundig georiënteerde studierichtingen in de derde graad met zeven uur wiskunde samen met leerlingen die slechts vijf uur wiskunde volgen. Er blijven geen uren over voor pedagogische omkadering. De pedagogisch coördinator is aangesteld via punten Taak-en functiedifferentiatie, overgeheveld van de andere scholen van de scholengemeenschap naar het KA. Enkele leraren presteren plage-uren, maar deze worden gedeeltelijk gecompenseerd in hun taakbelasting. Het Basisoverlegcomité (BOC) en het Tussenoverlegcomité (TOC) werden geïnformeerd en de scholengemeenschap komt niet boven het maximum van 1,3 % plage-uren. In alle graden is het aantal evaluatiedagen vrij hoog. Bij lesvervangende activiteiten staan de realisatie van het opvoedingsproject, van de vakgerichte of vakoverschrijdende doelen en een brede harmonische vorming voorop. De directie waakt erover dat de onderwijstijd efficiënt wordt ingezet om de leerplandoelen te realiseren. Twee jaar geleden startte het KA Mol zijn werking m.b.t. taalbeleid. Er werd geleidelijk aan voorzien in de nodige randvoorwaarden. Vanuit een beginsituatieanalyse op basis van intakegesprekken en van diagnosetoetsen ontwikkelde de schoolleiding een globale visie met aandachtspunten op het niveau van de klas en van de school, waarbij ook de vlotte aansluiting op het taalbeleid van de middenschool werd bewaakt. De school richtte een werkgroep taalbeleid op waar, buiten de directie en de pedagogische coördinator, zowel taalleraren als zaakvakleraren deel van uitmaken. De directie en de coördinator namen deel aan de nascholingen op campusniveau. Verder ondersteunt de schoolleiding de werking van het taalbeleid door het op te nemen in het competentieprofiel van leraren en door het gebruik van AN op te nemen in het schoolreglement. Vanaf dit jaar wenst de school de leerwinst van de leerlingen van het derde jaar te meten door de resultaten van de diagnosetoets af te zetten tegen de resultaten van de middenschool. Hierdoor zal de middenschool de effecten van zijn taalbeleid kunnen meten. In functie van de rentabiliteit is het hierbij aangewezen om een differentiatie door te voeren en enkel leerlingen te bevragen die een individuele opvolging hebben genoten in de middenschool. Taalzwakke leerlingen worden individueel geholpen. De school heeft aandacht voor een krachtige leeromgeving waar ook sterke leerlingen uitgedaagd worden (wedstrijden, toneel, gidsbeurten). Ook het aanleren van moderne vreemde talen en de (inter)culturele beleving wordt sterk aangemoedigd via de schoolreizen. De school heeft echter zijn visietekst nog niet helemaal afgestemd op het profiel van haar leerlingen, die vooral behoefte hebben aan een krachtige leeromgeving en aan het verwerven van academische geletterdheid. Ook werd de visietekst niet gekoppeld aan een actieplan, geconcretiseerd in de tijd, en aan effectmeting. Voorbeelden van goede praktijk •
De aandacht voor de brede vorming van de leerlingen.
•
De beleidsmatige aandacht voor activerende en zelfstandigheidsbevorderende werkvormen.
•
De structurele randvoorwaarden voor het taalbeleid.
Werkpunten •
De samenzettingen bewaken in functie van een optimale leerplanrealisatie.
•
In functie van de leerplanrealisatie en de implementatie van de onderwijskundige prioriteiten van de school (ICT, bzl, taalbeleid), de vakgroepwerking voldoende aansturen en opvolgen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 11
Leerlingenbegeleiding Het beleid met betrekking tot leerlingenbegeleiding functioneert overwegend goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven. Zorgbreedte is een belangrijke pijler in het KA Mol. Hiervoor heeft de school een samenhangend systeem van zorg en begeleiding uitgebouwd, waar verschillende partners van de school een rol in hebben zoals blijkt uit het schoolwerkplan, het schoolreglement en de functiebeschrijvingen. Opvallend is dat de school haar leerlingen zeer goed kent en bij problemen kort op de bal speelt. Wat de organisatie betreft is de eerstelijnszorg in handen van de leraren, het ondersteunend personeel en de klastitularissen. De tweedelijnszorg berust bij de cel leerlingenbegeleiding. De cel leerlingenbegeleiding komt maandelijks samen en bestaat uit een beperkte groep deskundigen: de directeur, de vertrouwenspersoon, de medewerker van het Centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) en een lid van het ondersteunend personeel verantwoordelijk voor de afwezigheden. De cel leerlingenbegeleiding houdt zich zowel bezig met de socio-emotionele problemen als met studieproblemen. Via netwerking en nascholing investeert de school in competentieverbreding en externe input. Begeleiders voor Geïntegreerd onderwijs (GON) informeren de klassenraden over specifieke begeleidingsnoden. Op het niveau van de scholengroep Kempen is er een schooloverstijgende werkgroep onderwijsloopbaanbegeleiding, waaraan de coördinator loopbaanbegeleiding van het KA deelneemt. De directie, de vertrouwenspersoon en enkele leraren volgenden verschillende nascholingen. Verder zijn er samenwerkingsverbanden van de scholengemeenschap Mol met de lokale politie om spijbelgedrag en deliquent gedrag aan te pakken op een educatieve manier. Er worden op school ook informatieavonden georganiseerd voor de ouders en personeelsleden bijv. over cyberpesten. Voor gespecialiseerde hulp wordt een beroep gedaan op externe hulpverleningsdiensten. Inhoudelijk bestrijkt de leerlingenbegeleiding een breed spectrum van domeinen. In het kader van haar preventief beleid hecht de school veel belang aan de integratie van nieuwe leerlingen. De informatie over de instromers en neveninstromers uit andere scholen in de tweede en de derde graad wordt nauwkeurig opgevraagd en verzameld. Er gaat speciale aandacht naar de aansluiting MS-KA op de campus. Voor de meeste vakken krijgen de leraren van het KA specifieke informatie over elke leerling. Het CLB voert intakegesprekken met alle nieuwe leerlingen. Deze informatie dient om van bij de aanvang eventuele problemen te detecteren en de nodige alertheid te ontwikkelen om erop in te spelen. Op een inleefreis tijdens de derde week van september maken de leerlingen II,1 kennis met de leerlingen van II,2. Leerlingen van II,2 worden hierbij ook geresponsabiliseerd bij de organisatie en het onthaal. Verder dient de inleefreis om een constructieve groepsdynamiek te bevorderen opdat leerlingen zich goed zouden voelen op school. Talrijke andere activiteiten worden kwaliteitsvol ingevuld en dragen bij tot het psychosociale welbevinden van leerlingen. Eveneens in de lijn van haar preventieve leerlingenbegeleiding investeert de school in een ordelijk schoolklimaat en in de opvolging van de afwezigheden. Het schoolreglement geeft duidelijk aan waar de grenzen liggen en welke afspraken van kracht zijn. Afwezigheden worden 's morgens nauwkeurig opgevolgd en geregistreerd. In de namiddag is het systeem echter niet helemaal sluitend. Leraren registreren afwezigheden in de loop van de namiddag op een informatiebord en het secretariaatspersoneel neemt hier pas de volgende ochtend kennis van. Op het vlak van preventieve studiebegeleiding verwacht de directie dat de leraren duidelijke en transparante afspraken maken voor een optimaal leerproces. In II,1 werd structureel ingebouwd dat leraren voor hun vak studietips aanreiken. Op het vlak van adaptief onderwijs wil de schoolleiding via bzl o.m. een klasinterne differentiatie inbouwen, zodat zowel minder sterke als sterke leerlingen aan hun trekken kunnen komen. Het aspect leren leren is verder nog niet grondig structureel uitgebouwd op preventief vlak. Het wordt leraarafhankelijk kwaliteitsvol ingevuld (zie 3.3 Kernproces). Een schoolbreed plan voor de progressieve uitbouw van studiebegeleiding in de verschillende jaren dringt zich op. De school heeft ook een aantal curatieve beleidslijnen uitgezet. Er werd voorzien in socio-emotionele begeleiding, een beleid t.a.v. leerstoornissen, een studieremediëringsbeleid en een sanctiebeleid.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 12
Op het vlak van socio-emotionele begeleiding kunnen leerlingen terecht bij de vertrouwenspersoon. Problemen met betrekking tot socio-emotionele aspecten worden sinds dit schooljaar geregistreerd in het elektronisch leerlingvolgsysteem, zodat alle betrokken leraren, de directie en de vertrouwenspersoon steeds op de hoogte zijn van de verdere ontwikkelingen in dat verband. Het CLB ondersteunt de school vooral ook op dit vlak. De samenwerking met het CLB verloopt goed. De school kan bij problemen voldoende vlot beroep doen op de diensten van een CLB-medewerker. Een mogelijk werkpunt hierbij is een verdere optimalisering van de communicatie met de cel leerlingenbegeleiding en met de betrokken leraren rond de stappen die werden ondernomen. De CLBmedewerker verdeelt zijn tijd over de drie campusscholen en heeft daarnaast nog andere scholen onder zijn bevoegdheid. In dat kader dringen duidelijker afspraken rond taakverdeling zich op (bijv. rond het bijwonen van klassenraden). De gegevens van alle leerlingen met een leerstoornis worden verzameld. De begeleidingsplannen voor dyslexie en dyscalculie zijn uitgewerkt in de vorm van een uitgebreide controlelijst van sticordimaatregelen4 die worden aangestipt volgens de individuele noden van de leerling; voor andere problemen worden individuele handelingsplannen uitgewerkt. De school vangt vier GON-leerlingen op, die met zorg omringd worden. Leerlingen met leerstoornissen kunnen ook steeds extra studiebegeleiding vragen aan de vakleraren. Wat de remediale studiebegeleiding betreft zijn er verschillende initiatieven die met wisselende kwaliteit worden ingevuld. Nieuwe leerlingen in II,2 of III,1 Humane wetenschappen en ook in II,2 Economie krijgen begeleiding van de vakleraren bij het inlopen van achterstand voor sommige vakken. Voor leerlingen met taalachterstand voorziet de school in extra taalondersteuning. Bij onderwijs aan huis stelt de leraar een uitgebreid verslag op van de geziene leerstof en de vorderingen van de leerling. Studieproblemen worden tijdens de begeleidende klassenraden vastgesteld en besproken. Structureel wordt voor de studiebegeleiding een beroep gedaan op alle vakleraren. Bij ernstigere problemen met de studiemethode in het algemeen staat de directeur in voor extra studiemethodebegeleiding tijdens het achtste studieuur. Leerlingen worden doorgaans goed geholpen. Het is ook positief dat leerlingen n.a.v. de begeleiding een zelfevaluatiefiche invullen m.b.t. het verloop en de verdere acties die ze zullen ondernemen. De concrete remediëringsacties die de school onderneemt en de leervorderingen van de leerlingen worden echter niet schriftelijk bijgehouden en tot nog toe ook niet door de schoolleiding opgevolgd. De kwaliteit ervan hangt dus af van de invulling door de vakleraar. Bovendien zit de informatie over leerlingen op dit ogenblik nog verspreid in verschillende notitiesystemen (verslagen klassenraden, leerlingenrapporten, leerlingendossiers,...) Bij deliberaties is het dan ook moeilijk om te beschikken over een gestructureerd overzicht aan leerlingeninformatie. Er bestaan echter weloverwogen plannen om de remediëringsinitiatieven en de effecten hiervan op de leerlingen te noteren in het leerlingenvolgsysteem en om het leerlingenvolgsysteem en de rapportering te integreren in het elektronisch leer- en communicatieplatform. Deze meer gestructureerde aanpak dringt zich op. De communicatie met ouders over studieproblemen verloopt gestructureerd. De school informeert ouders regelmatig over de studievorderingen van hun kinderen. Via de agenda of een brief brengt de school hen op de hoogte van problemen. Indien ouders worden uitgenodigd op een oudercontact houdt de school sinds dit schooljaar een opvolgingsfiche bij met de acties die ouders, leraren en leerlingen hebben ondernomen en met de effecten op de studieresultaten van leerlingen. Het sanctiebeleid is gericht op een zoveel mogelijk constructieve en begeleidende benadering van leerlingen via een getrapt systeem: er worden 'positieve volgkaarten' gebruikt bij gedragsproblemen om uit het negatieve spiraal te komen door leerlingen te bekrachtingen in wat ze goed doen; vervolgens bestaat er een contract school-ouders-leerling ('Overeenkomst van de tweede kans'). In de sanctionerende maatregelen is ook een gradatie terug te vinden. De school hanteert de stappenplannen voor spijbel-, pest- en drugsproblematiek, opgesteld door het CLB Kempen.
4
Stimulerende, compenserende, remediërende en dispenserende maatregelen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 13
De schoolloopbaanbegeleiding verloopt gecoördineerd. Bij instroom vanuit de MS Mol houdt de school nauwkeurig bij welk advies de MS heeft gegeven en welke keuze de leerlingen maken. De klassenraden en de cel leerlingenbegeleiding ondersteunen de heroriëntering in de tweede graad. Verder is voorzien in een gefaseerde aanpak voor de studiekeuzebegeleiding en gebruikt men sinds vorig jaar een aantal instrumenten (Sleutelmap, Kieswijzer) om de keuzebekwaamheid van de leerlingen te verbeteren. Vakleraren worden hier bij betrokken. De schoolleiding geeft zelf aan dat het noodzakelijk is om de studiekeuzebegeleiding in de tweede graad nog verder te structureren. Het bewaken van de objectiviteit van de leerlingenoriëntering vormt hierbij ook een aandachtspunt (zie Leerlingenevaluatie). Leerlingen uit de derde graad genieten degelijke ondersteuning. Ze maken uitgebreid kennis met de mogelijkheden via bezoeken aan universiteiten of hogescholen en de school stelt een infotheek ter beschikking met informatie over studiemogelijkheden in het hoger onderwijs. De school besteedt aandacht aan de volwaardige integratie van leerlingen in de samenleving. Leerlingen krijgen regelmatig de kans om verantwoordelijkheden op te nemen voor hun medeleerlingen en voor activiteiten. Ze worden ook aangemoedigd om de school te representeren in externe organisaties zoals bijv. de jeugddienst Mol, de Molse jeugdraad en de Vlaamse ScholierenKoepel. De school reflecteert over de efficiëntie van haar leerlingenbegeleiding. Ondernomen acties worden vooral geëvalueerd via het overleg met de verschillende betrokkenen. In het reflectieproces besteedt de school aandacht aan de mening van de leerlingen die op regelmatige basis bevraagd worden. Voorbeelden van goede praktijk •
De initiatieven op schoolniveau voor de opvang en de integratie van nieuwe leerlingen.
•
De psychosociale begeleiding.
•
De communicatie met de ouders over het welbevinden en de studievorderingen van de leerlingen.
Werkpunten •
De afwezigheden in de namiddag grondig opvolgen.
•
De preventieve en curatieve studiebegeleiding gestructureerd aanpakken en de remediëringsacties en studievorderingen overzichtelijk registreren.
•
De studiekeuzebegeleiding in de tweede graad verder uitbouwen.
Leerlingenevaluatie Het beleid met betrekking tot leerlingenevaluatie is veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor een beperkt aantal initiatieven genomen. Globaal gezien neemt de school de nodige maatregelen om de evaluatie voldoende leerplangericht te laten verlopen. Het linken van de evaluatiegegevens aan de studiebegeleiding, de leerlingenoriëntering en de motiveringen van B- en C-attesten verdient nog meer aandacht. Verder moeten de uitgestelde beslissingen drastisch teruggedrongen worden. In het schoolwerkplan en in het schoolreglement maakt de school een aantal globale afspraken over de organisatie en de inhoud van de evaluatie. Die afspraken hebben betrekking op o.m. de leerplangerichtheid van de evaluatie, de transparantie van het evaluatiesysteem voor leerlingen, de puntenverdeling over dagelijks werk en proefwerken, de evaluatie van de onderzoeksopdrachten in de derde graad en de kwaliteit van de evaluatie. De school kiest ervoor om twee proefwerkperiodes te organiseren op 60% van de punten en drie periodes dagelijks werk. Bij de proefwerken bedraagt het gewicht 60% (waarvan 40% voor proefwerk 1 en 60% voor proefwerk 2) en het dagelijks werk telt mee voor 40% van het eindresultaat. Plastische opvoeding en muzikale opvoeding worden permanent geëvalueerd.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 14
De schoolleiding geeft de verantwoordelijkheid van de puntenverdeling over de verschillende onderdelen van de leerstof aan de vakgroepen. Voorts stimuleert ze leraren om de studieresultaten van de leerlingen te analyseren met het oog op het eventueel bijsturen van het didactisch handelen en de evaluatiepraktijk. De school waakt over de studiedruk. Aansluitend bij de ontwikkelingen m.b.t. het invoeren van activerende didactische werkvormen, bzl en ook de onderzoeksopdrachten, stimuleert het beleid ook om de evaluatiepraktijk in dat verband gericht te concipiëren. Bij de onderzoeksopdrachten is er een bescheiden aanzet tot procesevaluatie en zelfevaluatie door de leerlingen. Het uitgangspunt bij deliberaties is de vraag of de leerling met redelijke kans op succes kan overgaan naar het volgende leerjaar. Men houdt dus zoveel mogelijk rekening met het globale profiel van de leerlingen. Opvallend is dat in de tweede graad in de Humane wetenschappen en in mindere mate in Economie veel tekorten zijn op de proefwerken voor de vakken Frans, wiskunde, geschiedenis en ook voor de wetenschappelijke vakken. In de tweede graad is het gemiddelde aantal C-attesten ook hoger dan in Vlaanderen. Verder werd bij de doorlichting vastgesteld dat er in de tweede graad vrij veel zittenblijvers zijn. Ook in III,1 zijn heel wat zittenblijvers. Een en ander, gecombineerd met het gegeven dat de remediëringsmaatregelen en de resultaten ervan niet worden geregistreerd, leidt tot de conclusie dat de leerlingenoriëntering na de eerste graad, het deliberatie- en evaluatiesysteem en de leerlingenoriëntering na de tweede graad nog niet voldoende efficiënt en leerlinggericht zijn. De traditionele visie op herexamens als tweede kans leeft nog sterk in de school. Het aantal uitgestelde beslissingen is hoog. De motivering voor een uitgestelde beslissing in hoofde van de betrokken leerlingen is niet duidelijk geregistreerd. Bovendien zijn de herexamens niet afgestemd op de individuele tekorten van de leerling. De meeste leerlingen halen een A-attest na het herexamen. Het begrip 'uitzonderlijke en individuele gevallen' wordt erg breed geïnterpreteerd. Dit spoort niet met de regelgeving ter zake en met moderne pedagogische inzichten over evaluatie, die ervan uitgaan dat de delibererende klassenraad op 30 juni over voldoende nuttige elementen moet kunnen beschikken om een eindbeslissing te kunnen treffen5. B- en C-attesten worden doorgaans al te beknopt gemotiveerd. De motivering bevat over het algemeen enkel cijfergegevens maar geen duidelijke synthese van de elementen die hebben geleid tot de beslissing, zoals gevraagd in SO 646. Ook de notulen van de delibererende klassenraden bevatten weinig verwijzingen naar remediërings- en begeleidingsacties. De administratieve afhandeling van de procesverbalen is conform de regelgeving. De school gebruikt een elektronisch rapporteringssysteem. Per schooljaar krijgen de leerlingen vijf rapporten. Ze bevatten steeds een score voor de vakken. Het puntensysteem is transparant voor leerlingen doordat ze tijdens de lessen inzage krijgen in hun toetsen en proefwerken. Ze krijgen echter geen overzichtsblad van hun prestaties per onderdeel. Zowel het algemene als het specifieke commentaar op rapporten is doorgaans weinig diagnostisch geformuleerd en bevat zelden remediërende suggesties. Dit wordt gedeeltelijk gecompenseerd door de communicatie met leerlingen en met ouders via briefwisseling en oudercontacten. De studieresultaten van de leerlingen in de school worden nauwkeurig bijgehouden. Ze worden nog vrij weinig aangewend om het evaluatiebeleid en de evaluatiepraktijk bij te sturen. Voorbeeld van goede praktijk •
Transparantie van het evaluatiesysteem voor leerlingen.
Werkpunten • 5 6
De regelgeving naleven m.b.t. de uitgestelde beslissingen.
SO 64 8.1.2. SO 64, 8.1.7
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 15
•
De B- en C-attesten duidelijker motiveren.
•
Op de rapporten diagnostische en remediërende commentaar formuleren.
2.3
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert overwegend goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg werkt de school systematisch aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing.
De algemeen directeur van de scholengroep coördineert het personeelsbeleid, maar iedere school is bevoegd voor de eigen aanwervingen van tijdelijke personeelsleden. In de scholengroep werden duidelijke criteria voor rekrutering vastgelegd. De school heeft de laatste jaren heel wat personeelsverloop gekend mede door vervangingen en dienstonderbrekingen en geeft aan dat ze voor sommige vakken moeilijk personeel kan vinden. Er worden echter veel inspanningen geleverd om competente personeelsleden te recruteren met het vereiste bekwaamheidsbewijs. De schoolleiding verklaart zich bereid om op dat vlak samen te werken met de andere scholen van de campus. Gezien de aankomende pensionering van vele leraren, heeft de directeur de aanwerving van personeelsleden opgenomen als aandachtspunt in het beleid. Door het beperkte lestijdenpakket kan de school geen uren reserveren voor de pedagogisch-didactische ondersteuning. Dankzij de zes uur taak- en functiedifferentiatie heeft de school sinds vorig schooljaar een pedagogische coördinator, die een concrete en doelgerichte taakinvulling heeft aansluitend bij de beleidsprioriteiten van de school. Verder doet de directeur beroep op extra inzet van personeelsleden voor de socio-emotionele leerlingenbegeleiding of om deel uit te maken van werkgroepen die de uitbouw en implementatie van beleidslijnen sterk ondersteunen. Hij bewaakt hierbij zoveel mogelijk de taakbelasting o.a. door leraren een stabiel uurrooster te geven en heel wat parallelklassen en door de taken te verdelen. Toch stelt men vast dat de school wordt gedragen door een kernteam van sterk betrokken leraren die meestal ook een fulltime opdracht hebben in de school. Het vormt een uitdaging voor de schoolleiding om nog meer leraren te betrekken bij de werking van de school zodat de draaglast haalbaar zou zijn voor iedereen. De schoolleiding volgt het overleg van vakwerkgroepen en werkgroepen heel nauw op. Leraren en ondersteunend personeel hebben inspraak bij de verdeling van de opdrachten. De ICT-coördinator heeft een voltijdse technische ICT-opdracht waarmee hij ook het computerpark van de andere secundaire scholen en het CVO op de campus moet onderhouden, maar ook nog dat van een zestal basisscholen uit de omgeving. Hierdoor is het onmogelijk om tijd te maken voor pedagogische ondersteuning van leraren en is zelfs de technische ondersteuning aan wachttijden onderworpen. In tegenstelling met het basisonderwijs is er in de scholengroep geen pedagogische ICTcoördinator voorzien voor het secundair onderwijs. Het besef groeit wel dat deze didactische ondersteuning een kernopdracht is binnen de totale ICT-werking van de school. Het evaluatiebeleid werd kwaliteisvol uitgebouwd. Voor de meeste opdrachten bestaan er functiebeschrijvingen, die in samenwerking met alle directies van de Scholengroep Kempen opgesteld werden. Ze getuigen van een dynamische en constructieve visie op het competentiemanagement. De schoolleiding van het KA onderschrijft deze visie volledig en onderneemt de nodige acties om ze concreet gestalte te geven in de school. Ze concretiseert de functiebeschrijvingen en de specifieke taakinvulling overeenkomstig de noden van de school en het profiel van het personeelslid. De schoolleiding gaat ervan uit dat alle personeelsleden deel uitmaken van het schoolteam en het welbevinden en de ontwikkeling van leerlingen professioneel ondersteunen. Personeelsleden worden aangesproken op hun talenten en gestimuleerd om steeds verder te evolueren in hun functie. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan zelfreflectie als een waardevolle bron van professionele groei. Personeelsleden vullen jaarlijks een document in voor zelfevaluatie ter voorbereiding van het functioneringsgesprek dat de directeur jaarlijks of tweejaarlijks met hen voert en dat steeds resulteert in afspraken voor verdere groei en professionalisering. Het schriftelijk verslag bevat het overzicht van de gemaakte afspraken. Door de coachende houding van de directie voelen leraren zich gewaardeerd. Ook voor de directies bestaat er in de scholengroep een competentiemanagement met het oog op Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 16
rekrutering en op progressie. De directeur houdt in dat kader ook rekening met de kritische mening van zijn personeelsleden en leerlingen die bevraagd worden over de efficiëntie van de schoolleiding. Voor de aanvangsbegeleiding is op campusniveau één mentor aangesteld. Nieuwe leraren krijgen een onthaalbrochure. Het grote verloop van personeel in alle scholen werkt in de hand dat de mentor zijn begeleidende taak niet optimaal kan invullen. Hierdoor is er voor beginnende leraren weinig pedagogisch-didactische ondersteuning. Binnen de school zelf wordt aan elke nieuwe leraar echter ook een vakmentor toegewezen die hem op inhoudelijk en praktisch-organisatorisch vlak ondersteunt. Nieuwe collega’s vinden overwegend dat ze goed worden opgevangen. Zij worden door de directie beoordeeld aan de hand van evaluatiegesprekken met gerichte feedback op basis van klasobservaties en aan de hand van documentencontrole. Sterke en minder sterke punten komen daarbij aan bod en verbeteracties worden gepland. Nieuwe leraren krijgen niet altijd een functiebeschrijving bij indiensttreding en worden ook niet altijd ingelicht over de procedure voor vaste benoeming en de wijze van evalueren. Vanuit de overtuiging dat deskundigheidsontwikkeling een belangrijke hefboom is voor kwaliteitsverbetering, stimuleert de schoolleiding de professionalisering van haar personeel. Ze voert hierbij een tweesporenbeleid waarbij ze enerzijds aanstuurt op deskundigheidsontwikkeling m.b.t. de vakdidactische prioriteiten. Naast de nascholingen die leraren hiervoor op eigen initiatief volgen, sluit het KA hiervoor aan bij de initiatieven van de scholengroep en organiseert het samen met de andere campusscholen vraaggestuurde nascholing op de campus. Anderzijds geeft de directie ook de kans aan het personeel om nascholingen te volgen die aansluiten bij de persoonlijke interessesfeer. Het beleidsen ondersteunend personeel volgt nascholingen in functie van de noden. De schoolvisie m.b.t. professionalisering werd opgenomen in het nascholingsplan. Het nascholingsbeleid heeft een positieve impact heeft op de onderwijskwaliteit, het zorgbeleid en de schoolorganisatie, al verloopt de implementatie van de verworven inzichten niet in alle vakgroepen en op alle terreinen met gelijke tred. Leraren geven ook aan dat ze m.b.t. ICT meer deskundigheidsontwikkeling nodig hebben. In functie van het bevorderen van een goede teamgeest worden door de schoolleiding teamgerichte initiatieven ondersteund. Er is veel aandacht voor kwaliteitszorg m.b.t. het personeelsbeleid. Personeelsleden worden regelmatig via enquêtes bevraagd waarvan de resultaten aanleiding geven tot het uitzetten van beleidslijnen en bijsturingen. Voorbeelden van goede praktijk •
Het dynamische competentiemanagement.
•
De aandacht voor professionalisering van alle personeelsleden.
•
De prioritering van de nascholingen in functie van beleidsopties.
Werkpunten •
Zorgen voor voldoende pedagogische ondersteuning van de ICT-werking en bij de pedagogische ICT-coördinatie ook een kwaliteitszorgsysteem inbouwen (PDCA-cirkel).
•
In het kader van de aanvangsbegeleiding voorzien in pedagogisch-didactische ondersteuning van nieuwe leraren.
•
Het evenwicht bewaken tussen de draaglast en de draagkracht door alle personeelsleden te betrekken bij de schoolwerking.
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 17
Het financieel beleid is duidelijk. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. De financiële situatie van de school is gezond. Er is een beperkt positief saldo. De toekenning van de financiële middelen aan de school gebeurt op scholengroepniveau. De boekhoudkundige cel van de scholengroep controleert alle verrichtingen en zendt hierover tweewekelijks rapporten naar de school. Op deze manier hebben alle betrokken partijen een duidelijk zicht op inkomsten en uitgaven. Grote infrastructuurwerken en een aantal gemeenschappelijke zaken worden centraal vanuit de scholengroep toegewezen, beheerd en/of aangekocht (o.a. energie, telefonie, kopieerapparatuur, ICT-materiaal). Verder werken het KA, de MS en het KTA met een campusbegroting, waarin een gezamenlijk deel en een deel per school voorzien is en waarbij ondermeer het principe van solidariteit bepaalt hoe de werkingsmiddelen worden geïnvesteerd. Sedert enkele jaren kent de scholengroep op campusniveau projectgelden toe. De bedoeling hiervan is om het mogelijk te maken voor kleinere scholen om periodiek een project met grotere financiële input te realiseren. Op campusniveau is hiervoor een verdeelsleutel opgesteld die een vlotte driejaarlijkse verdeling tussen KTA, KA en MS waarborgt. De school besteedt de middelen voor ICT-ondersteuning7 volgens de geest van de vigerende regelgeving. Er worden ook projectgelden aangewend om het ICT-park uit te bouwen. Er is een financieel verantwoordelijke op de campus die o.a. instaat voor de lokale bestellingen, de opvolging van leveringen, de controle van de facturen, het voorraadbeheer en de facturatie van leerlinggebonden activiteiten. De nascholingsgelden worden reglementair besteed. Via het schoolreglement worden ouders geïnformeerd over de schoolkosten. Leerlingen kunnen tegen een democratische prijs een verzorgde warme maaltijd of een broodje bekomen op school. Indien ouders betalingsmoeilijkheden ondervinden, zoekt de schoolleiding discreet naar een oplossing. Voorbeelden van goede praktijk •
De transparantie van het financieel beleid voor alle participanten.
•
Het participatief systeem voor de aankoop van leermiddelen.
Materieel beleid Het materieel beleid is goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. Globaal kan gesteld worden dat de materiële ondersteuning van het leerproces goed is. Het KA investeert in degelijke lokalen en zorgt voor een voldoende aanbod aan didactisch materiaal. Voor de meeste vakken zijn er goed uitgeruste vaklokalen. Op campusniveau zijn er afspraken tussen de scholen om efficiënt de infrastructurele voorzieningen aan te wenden. Zo kunnen bijv. de OLC's van de andere scholen ook na reservatie door het KA gebruikt worden. Voor het aanschaffen van leermiddelen hanteert de school een participatief systeem; desiderata van vakgroepen worden meestal ingewilligd. De laatste jaren werd geïnvesteerd in het hernieuwen van de leerboeken. De inspanningen van het beleid voor de uitbouw van de ICT-infrastructuur zijn weloverwogen en significant. Een permanent aandachtspunt in het materieel beleid is de zorg voor een aangepaste 8 accommodatie met informatisering en de integratie van ICT. Met de PC/KD-middelen , de 9 werkingsmiddelen voor ICT-coördinatie en de projectgelden kocht de school naast pc’s voor de 7 8 9
Zie omzendbrief ICT-Infrastructuurprogramma. Omzendbrief ICT-infrastructuurprogramma. Omzendbrief GD/2001/07 van 12 augustus 2002.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 18
computerklas en het OLC, laptops en softwarepakketten voor de algemene vakken. De leerlingen betalen een kleine jaarlijkse bijdrage voor het gebruik van het elektronische leerplatform. Ze krijgen voldoende mogelijkheden om buiten de lesuren gebruik te maken van de infrastructuur en er is in dat verband een duidelijk computerprotocol vastgelegd. De snelle evolutie van software en de steeds hogere hardware bemoeilijken een langetermijnplanning. De investering in een elektronisch leerplatform rendeert thans nog onvoldoende omdat te weinig leraren er efficiënt en regelmatig gebruik van maken. N.a.v. de reorganisatie van de catering, waarbij de school overging van een keuken in eigen beheer naar de 'koude lijn' Sodexho, werd de keuken in blok vier grotendeels verbouwd en vernieuwd. Hierbij werd het keuken- en poetspersoneel gereduceerd om middelen vrij te maken voor pedagogische doeleinden. Op infrastructureel niveau verfraaiden het KA gedeeltelijk samen met de twee andere campusscholen de campus en de gebouwen (heraanleg twee buitensportvelden en bijhorende aanplanting, aanleg atletiekpisten en verspringbak, geleidelijke vervanging buitenzonnewering door binnenweringen, inrichting gezamenlijke lerarenkamer, nieuwe vloeren in administratieve blok KA). Verder besteedde de school aandacht aan energiebesparende investeringen door de vernieuwing van de verwarmingsinstallatie op de campus en een warmwatercircuit in de sporthal. De sportinfrastructuur voldoet ruimschoots om aangepast hedendaags bewegingsonderwijs te organiseren. De scholengroep voorziet in het minimum aan onderhoudspersoneel (poetsen, keuken, busvervoer, klussen) in elke school. Het dagdagelijks onderhoud van de school is voorbeeldig. In het kader van interne kwaliteitszorg bevroeg de school haar personeelsleden en leerlingen i.v.m. de infrastructuur. Het materieel beleid draagt bij tot het welbevinden van leerlingen en personeelsleden. Voorbeelden van goede praktijk •
De afstemming van het materieel beleid op de onderwijskundige keuzes.
•
Het beheer van de beschikbare middelen.
•
De uitbouw van het elektronisch leer- en communicatieplatform.
•
Het concept van het open leercentrum.
•
Het dagdagelijkse onderhoud van de campus.
Werkpunt •
Het gebruik van het elektronisch platform verder implementeren.
Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet. Op het vlak van interne kwaliteitszorg werkt de school systematisch, integraal en cyclisch aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing. Organisatie van het welzijnsbeleid De scholengroep kan voor al haar scholen een beroep doen op een coördinerende preventieadviseur van het Gemeenschapsonderwijs. De effectieve ondersteuning van het lokale beleid wordt als efficiënt ervaren. De lokale preventieadviseur (voor de drie scholen van de campus) volgde een veiligheidsopleiding niveau 3 en combineert deze taak met deze van technisch adviseur-coördinator van het KTA. Hij wordt voor het administratieve werk bijgestaan door een personeelslid van het ondersteunend personeel (met veiligheidsvorming niveau 2). De directeur van het KTA heeft
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 19
bovendien een veiligheidsvorming niveau 1. Verscheidene personeelsleden hebben een VCA10-attest voor leidinggevenden behaald. De leden van de hiërarchische lijn voeren het welzijnsbeleid van het schoolbestuur uit bij de leerlingen en personeelsleden, aan wie zij bevoegd zijn om opdrachten te geven. Het welzijnsbeleid is geïntegreerd in het schoolbeleid en men beschikt over een goed uitgebouwd dynamisch risicobeheersingssysteem. De scholen beschikken over een beleidsverklaring en een globaal preventieplan, waaruit een aantal prioritaire acties in een (globaal voor de campus opgesteld) jaaractieplan worden vastgelegd. Het basiscomité heeft veiligheid en preventie als een geregeld terugkerend agendapunt opgenomen. Dit comité is samengesteld en functioneert zoals de regelgeving het oplegt. De Interne Dienst P.B.W. is intensief betrokken bij het beleid en draagt bij tot het opzetten van leerprocessen, de Externe Dienst voert geregeld controles uit in de school en werkt complementair aan de Interne Dienst. Het welzijnsbeleid is goed uitgebouwd. Men beschikt over een recente risicoanalyse waarop het globaal preventieplan is geënt. De plaatselijke preventieadviseur heeft risicoanalyses gemaakt voor de ganse campus die de basis vormden voor het opstellen van het jaarlijks actieplan. De leden van de hiërarchische lijn voeren regelmatig veiligheidsinspecties uit op o.a. de arbeidsmiddelen, de collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en de gebruikte preparaten en stoffen. Het personeel en de leerlingen leven de instructies voldoende na. De meeste leraren bespreken de veiligheidsinstructies en de beschermingsmiddelen in de lessen. Er is binnen de lessen aandacht voor gezondheidseducatie, afvalbeheer, preventie en veiligheidsbewustzijn. Arbeids- en leermiddelen Voor het aankoop- en indienststellingsbeleid bestaat er een goede taakverdeling tussen het lokale en centrale niveau, overeenkomstig de nieuwe procedure van de scholengroep. De preventieadviseur wordt betrokken bij het aankoopbeleid, de controle op welzijn, hygiëne en gezondheid en hij maakt indienststellingsverslagen en risicoanalyses. Voor de meeste toestellen en leermiddelen zijn gebruiks- , veiligheids- en onderhoudsinstructies in het Nederlands voorhanden. De vigerende reglementering aangaande de geschreven instructies op apparaten en machines wordt nageleefd. Leer- en werkomgeving Er wordt voldoende aandacht besteed aan het risico valgevaar en de maatregelen om het valgevaar te beperken zijn geïntegreerd in het schoolbeleid. Op de speelplaats zijn er nog enkele oneffenheden die struikel- en valgevaar kunnen veroorzaken. De scholen beschikken over een recent brandpreventieverslag. Er werd nog geen gevolg gegeven aan enkele minder belangrijke opmerkingen, maar al deze punten zijn wel opgenomen in het risicobeheersingssysteem en worden afhankelijk van de middelen en prioriteit opgenomen in het jaaractieplan. De meeste zijn reeds in uitvoering of aanbestedingsfase. Het evacuatiescenario is voorbeeldig uitgewerkt en geïntegreerd in het schoolbeleid. Jaarlijks worden twee evacuatieoefeningen georganiseerd (een aangekondigde en een niet aangekondigde). Uit de evacuatieverslagen blijkt een voldoende verantwoordelijkheidszin en voldoende medewerking van alle personeelsleden. De gebouwen zijn voldoende gecompartimenteerd. Het aantal pictogrammen om de vluchtwegen aan te duiden voldoet. De scholen beschikken over een voldoende aantal gekeurde blustoestellen en haspels. Globaal voldoet de bewoonbaarheid van alle gebruikte gebouwen en in de mate van het mogelijke verfraait men de campus en/of worden verbeteringswerken uitgevoerd (o.a. nieuwe verwarmingsinstallaties). Het keuringsverslag van de elektrische installaties vermeldt nog enkele tekortkomingen die geen onmiddellijk gevaar voor het personeel en leerlingen inhouden, maar die wel zonder vertraging
10
VCA: Veiligheids Checklist Aannemers
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 20
moeten uitgevoerd worden. Het betreft vooral het ontbreken van een volledige set schema’s van de elektrische installaties. Men beschikt over een inventaris van de producten met gevaarlijke eigenschappen en een asbestinventaris. In de labo’s zijn geen grote hoeveelheden chemicaliën opgeslagen en de opberging ervan wordt voldoende opgevolgd. De gebouwen worden goed onderhouden en kleine beschadigingen worden zo snel mogelijk weggewerkt, maar toch blijft continue aandacht nodig voor deze problematiek. Hygiëne en gezondheid Hygiëne en gezondheid komen op een geïntegreerde manier aan bod in het leef- en leerdomein van de leerlingen. Er zijn voldoende sanitaire installaties en toebehoren voor beide geslachten en het onderhoud ervan voldoet. Ondanks het regelmatig onderhoud door het schoolpersoneel is er soms nog geurhinder. De handhygiëne en aanduiding van jongens- en meisjestoiletten voldoen. De scholen beschikken over een vergunning voor het in de handel brengen van voedingsmiddelen. De maaltijden worden in de school aangeleverd en opgediend door medewerkers van de school die hiervoor een specifieke opleiding hebben gekregen. De infrastructuur en de installaties voldoen aan de vigerende reglementering. E.H.B.O. is geïntegreerd in het schoolgebeuren; de bevoegde personen adviseren de dienst en het comité PWB bij het uitwerken van een veiligheidsbeleid dat gericht is op het voorkomen van ongevallen. De scholen beschikken over een EHBO-lokaal en kunnen rekenen op de permanente aanwezigheid van een bevoegd persoon met de nodige opleiding. Voorbeelden van goede praktijk •
De samenwerking tussen school en scholengroep bij de aansturing en de opvolging van het veiligheidsbeleid.
•
De organisatie van het welzijnsbeleid.
•
De dagdagelijkse aandacht voor veiligheid en welzijn.
Werkpunten •
De tekorten opgesomd in de brandpreventieverslagen wegwerken.
•
De tekorten opgesomd in het verslag van de elektrische installaties wegwerken en zorgen voor een volledige set schema’s van de elektrische installaties.
•
Blijvende aandacht opbrengen voor het onderhoud, kleine herstellingen en de verfraaiing van de campus.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 21
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1 Economie De leerplandoelstellingen voor economie (handelseconomie en boekhouden) in de tweede graad ASO worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen voor economie (micro- en macro-economie en bedrijfsbeleid) in de derde graad ASO worden in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie De klassenbezoeken, de jaarplannen en de leerlingennotities tonen aan dat de leraren op de hoogte van de leerplaninhouden zijn. De onderzoekscompetentie krijgt doorheen de behandeling van de verscheidene thema’s echter geen aandacht. Alleen tijdens de seminarie-uren wordt aan onderzoekscompetentie gewerkt. Dit is het gevolg van een tekort aan beleidsvisie op de realisatie van de specifieke eindtermen. In de tweede graad werd in het vorige schooljaar zowel in het deelvak handelseconomie als in het deelvak boekhouden leerachterstand opgelopen. Sommige thema’s werden te ruim uitgediept ten koste van de aangewezen leerinhouden. Een didactische uitstap (minimaal een per jaar) voorbereiden, verslag erover uitbrengen en evalueren conform de DSET 13 punt 14 kwamen niet aan bod. Een onderzoeksopdracht over een economisch thema conform de DSET 16,17 en 18 werd niet uitgewerkt. Voor het deelvak boekhouden werden enkele tekorten vastgesteld met betrekking tot de ondernemingsdoelstellingen en de ondernemingsfinanciering. De verwerking van het resultaat werd niet geregistreerd met een didactisch boekhoudpakket (DSET 11). Voor dit schooljaar werd de planning aangepast en werd onder meer een interactieve opdracht m.b.t. het zelfstandig ondernemen volgens een stappenplan geprogrammeerd. Het actualiseringsprincipe wordt vanaf II,1 gevolgd. Het bijhouden van een actualiteitenmap beperkt zich echter nog te zeer tot het verzamelen van een aantal artikels. In tegenstelling tot wat het leerplan vraagt, gaan de leerlingen niet op een actieve wijze met teksten om. Positief is wel dat zij wekelijks voor de klas een kort verslag van de economische actualiteit uitbrengen. Algemeen gaan de leerlingen op school te weinig om met gedigitaliseerde informatie, hoewel het leerboek naar interessante sites verwijst. Bij de verwerking van de resultaten, economische gegevens en grafische voorstellingen wordt de computer niet systematisch ingezet. Er is geen vaste roostering van lestijden in het ICTlokaal en reservaties gebeuren te weinig. De schoolleiding engageert zich om de leerplanrealisatie te bewaken en beter te ondersteunen. Globaal bekeken voldoet in de derde graad de realisatie van de deelvakken micro- en macro-economie en bedrijfsbeleid. Er wordt uitgegaan van lerarennotities, die echter niet volledig beantwoorden aan de leerplanprioriteiten: een aantal leerstofonderdelen wordt te uitgebreid en te theoretisch aangeboden, waardoor het economieonderwijs te kennisgericht en te weinig innoverend is. Zo wordt de leerstof uitgebreid met de voorraadberekening door middel van LIFO- en FIFO-methoden11, maar wordt bij de analyse van de jaarrekening niet met een boekhoudpakket gewerkt. Het probleemoplossend denken en het zelfstandig leren krijgen algemeen nog te weinig aandacht. Deze competenties worden wel voldoende verworven bij het aanleren van de basisbegrippen boekhouden.
11
LIFO: last in first out, FIFO: first in first out.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 22
Hoewel de actualiteit in de lessen wordt geïntegreerd via de KIK-quiz12, het eurospel en het tv-nieuws, wordt het curriculum nog te weinig opgebouwd vanuit actuele maatschappelijke en economische verschijnselen. De opgelegde kleine opdrachten die de leerlingen zelfstandig uitvoeren, bieden een 13 meerwaarde op zich, maar omvatten geen onderzoekscyclus (OVUR ), zodat hun niet de mogelijkheid wordt geboden procesmatig aan de ontwikkeling van de onderzoekscompetentie te werken. Analoog aan de tweede graad wordt de computer te weinig ingezet bij de verwerking van de resultaten en bij de grafische voorstelling ervan. Het gebruik van het rekenblad, onder meer voor budgetteringen, is evenmin ingeburgerd. De onderzoekcompetentie (cf. leerplan hoofdstuk 11) wordt binnen de seminarie-uren gerealiseerd in projecten en in de minionderneming. Binnen deze projecten worden creativiteit en ondernemingszin gestimuleerd en krijgen de leerlingen voldoende kansen om de vaardigheden en attitudes conform het leerplan te verwerven. De computer wordt ruim ingezet voor vormelijke aspecten van de voorstelling van de minionderneming, voor de boekhouding en voor de presentaties met powerpoint. Voor de uitwerking van de minionderneming worden ook bedrijfsbezoeken georganiseerd. Vakoverschrijdende eindtermen worden nagestreefd. Zo wordt het nastreven van eindtermen met betrekking tot gezondheidseducatie bewust gekoppeld aan de verkoop van snacks en de bereiding van maaltijden. De algemene hygiënevoorschriften worden daarbij gerespecteerd. In het complementair lesuur worden de onderdelen bedrijfsbeheer behandeld. Die zijn buiten de behandelde leerstof in het specifiek curriculum nodig voor het behalen van het attest bedrijfsbeheer. De leermiddelen zijn onvoldoende afgestemd op de gewijzigde visie op leerinhouden en werkvormen. Hoewel de leslokalen waar de lessen voor de tweede en derde graad plaatsvinden, bestemd zijn als ‘vaklokalen’, wordt er niet voldaan aan de minimale materiële leerplanvereisten. Er staan geen audiovisuele middelen en computers ter beschikking. De prikborden worden ruim gestoffeerd met actuele informatie over economie, maatschappij en ethiek en er is voldoende vakliteratuur aanwezig. De jaarverslagen van de bedrijven zijn echter niet up-to-date. Tijdschriften kunnen niet online worden geraadpleegd. De leraren vangen dat grotendeels op door zich te abonneren op diverse tijdschriften, die ze dan meebrengen naar de les. Er is toegang tot het open leercentrum, waar wel audiovisuele middelen ter beschikking staan. Tijdens de seminarieuren maken leraren hiervan gebruik. Leraarafhankelijk wordt echter onvoldoende gebruik gemaakt van het open leercentrum voor de andere lessen doordat het niet vast wordt ingeroosterd. Binnen de vakgroep wordt veel informeel, maar weinig professioneel overlegd. Leerinhouden worden besproken en er worden afspraken gemaakt om dezelfde boekhoudprincipes toe te passen. Het implementeren van de leerplanvisie krijgt echter onvoldoende aandacht. Leerlijnen voor de opbouw van het curriculum, van de onderzoeksopdrachten en de actualiteit worden nog te weinig uitgezet. De jaarplannen bieden enkel informatie over de leerinhouden. Er is geen tijdpad aan gekoppeld. Taken, toetsen en projecten worden er niet in opgenomen. Er wordt evenmin verwezen naar vakoverschrijdende eindtermen. Er werden de afgelopen schooljaren zowel vakdidactische als vakinhoudelijke nascholingen gevolgd. De implementatie gebeurt overwegend tijdens de seminarie-uren. Leerlingenbegeleiding De meeste klassen zijn dun bevolkt en in de lessen heerst een gunstig leerklimaat. De frontale onderwijsvorm overheerst en wordt slechts sporadisch doorbroken met groepsopdrachten en groepsdiscussies. Innoverende werkvormen en zelfgestuurd onderwijs komen weinig voor, uitgezonderd binnen de seminarie-uren. In de projectwerking en in de minionderneming worden de leerlingen meer uitgedaagd om hun leerproces zelf in handen te nemen, om aan zelfontdekkend leren en aan zelfwerkzaamheid te doen. Ze worden hierbij procesmatig begeleid. 12 13
KIK: kranten in de klas oriënteren, verkennen, uitvoeren, reflecteren
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 23
Binnen het lesgebeuren in de derde graad wordt voor het aanbrengen van de basisprincipes van het dubbel boekhouden gedifferentieerd en wordt aan zelfevaluatie en wederzijdse evaluatie gedaan. Deze methodiek komt echter niet voor in de tweede graad. Het leren leren is aanwezig in de vorm van studietips. Nieuwe begrippen worden opgenomen in een begrippenlijst. Bij de aanvang van het schooljaar ontvangen de leerlingen een afsprakennota, zodat ze weten wat van hen in de loop van het schooljaar wordt verwacht. De examenleerstof wordt tijdig bekendgemaakt en klassikaal overlopen. Er is aandacht voor een correcte houding en voor correct taalgebruik tijdens de lessen. Nieuwe woorden en/of moeilijke woorden worden opgenomen in een woordenbank. Leerlingenevaluatie De meeste leerplancomponenten komen in de toetsing aan bod, zodat ze aan de representativiteitsvereisten beantwoordt. Algemeen is de vraagstelling erg kennisgericht en wordt geen actualiteit opgenomen. In het deelvak bedrijfsbeleid wordt de computer niet ingezet voor de oplossing van examenopdrachten. Evaluatieafspraken worden in een afsprakennota genoteerd. De puntenverdeling is voldoende bekend en transparant. De zelfstandige opdrachten - huistaken, actualiteitenmap, klassenactiviteiten - worden verrekend in de punten voor dagelijks werk. Beoordelingscriteria voor het bijhouden en bespreken van de economische actualiteit ontbreken echter, waardoor het niet duidelijk is waarop de toegekende punten zijn gebaseerd. Beoordeling met behulp van observatieschema’s hebben nog geen ingang gevonden. Het gebruik van de SAM-schaal14 werd recentelijk ingevoerd in de minionderneming. De visie op attitudebeoordeling is in ontwikkeling. De leerlingen behalen in de beide graden behoorlijke resultaten. Onvoldoendes komen weinig of niet voor. Uit de overzichtslijsten die de school ter beschikking stelde, blijkt dat de leerlingen uit de economische studierichtingen behoorlijk slagen in het vervolgonderwijs. Voorbeelden van goede praktijk •
De projectwerking en de activiteiten binnen de minionderneming.
•
Het engagement van de leraren en de positieve interactie met de leerlingen.
Werkpunten •
De leerplandoelstellingen in beide graden volledig conform de visie van de leerplannen realiseren.
•
Actualiteit en ICT integreren en leerlijnen uitzetten.
•
De evaluatie afstemmen op de leerplanvisie.
14
SAM-schaal: schaal voor attitudemeting
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 24
3.1.2 Lichamelijk opvoeding De eindtermen en leerplandoelstellingen van het vak lichamelijke opvoeding (basisvorming) worden in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie In de tweede en derde graad komen voor het vak lichamelijke opvoeding (basisvorming) de meeste voorgeschreven bewegingsgebieden aan bod. Dit geldt niet voor de bewegingsgebieden ‘ritmische en expressieve vorming’ (sommige jongensgroepen) en ‘contact- en verdedigingssporten’ (sporadisch, kortstondig en leraargebonden). Verder worden de lessen m.b.t. reanimatie en EHBO (derde graad) wel opgenomen in de planningsdocumenten, maar uit de agenda’s van de leerlingen kon worden afgeleid dat de realisatie niet voldoet. In de planningsdocumenten worden de leerinhouden systematisch gekoppeld aan vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen. Nochtans sluit de keuze van de didactische werkvormen hier vaak niet voldoende bij aan. Leerplandoelen m.b.t. zelfstandig leren (ET 4 en 5 in de tweede graad en ET 3 tot 6 in de derde graad) en m.b.t. reflecteren over bewegen (ET 6 in de tweede graad en ET 7 en 8 in de derde graad) krijgen een te beperkte invulling. Bovendien wordt het werken aan de motorische competenties belemmerd door het samenzetten van leerlingen met een sterk verschillende beginsituatie15. De vakgroep ontwikkelde nog geen duidelijke strategieën om binnen deze toch wel erg ongunstige pedagogische organisatie de leerplanrealisatie te waarborgen. De vakgroep creëert een sport- en bewegingscultuur waarbij de gevarieerde initiatieven schooloverschrijdend worden georganiseerd. De sportinfrastructuur voldoet ruimschoots om aangepast hedendaags bewegingsonderwijs te organiseren. Er werd wel vastgesteld dat geregeld lestijd verloren gaat of geplande lesonderwerpen moeten aangepast worden omdat de afspraken m.b.t. de zaalverdeling niet strikt worden nageleefd. Leerlingenbegeleiding Er is algemeen een goed contact tussen leraren en leerlingen. De leerlingen die niet actief kunnen deelnemen aan de les worden meestal zinvol bij de les betrokken. Leerlingen die onderpresteren krijgen voldoende aandacht, maar ‘sterke presteerders’ worden nog onvoldoende op hun niveau uitgedaagd. Via het ruime aanbod van extra-curriculaire sportactiviteiten krijgen heel wat leerlingen extra bewegingskansen. Het elektronisch platform is in uitbouw. De vakgroep investeerde momenteel nog niet echt in het benutten van dit medium om strategieën uit te werken die de leerlingenbegeleiding kunnen ondersteunen (invullen van de agenda’s, trainings- en remediëringsprogramma’s, vervangtaken). De leerlingenagenda’s worden behoorlijk ingevuld. Initiatieven die het taalbeleid ondersteunen (o.a. begrippenlijst), ontbreken. Leerlingenevaluatie De leerlingenevaluatie sluit aan bij elke periode waarbij aan een afgebakend bewegingsgebied gewerkt werd. Dit draagt bij tot de betrouwbaarheid van de evaluatie. De vakgroep investeerde recent in het uitwerken van een gelijkgerichte aanpak voor de evaluatiepraktijk. Dit is een verdienstelijk initiatief, maar leerlingen worden toch nog overwegend geëvalueerd op basis van hun motorisch prestatieniveau, terwijl voor de persoonsgebonden doelen de 15
In de tweede graad kunnen leerlingen van Humane Wetenschappen en van Wetenschappen kiezen voor 3 u sport in het complementair gedeelte. Deze leerlingen zitten voor 2 u samen met de leerlingen die enkel 2 u LO basisvorming krijgen. Verder zitten de leerlingen die kozen voor 3 u sport in het complementair deel, op hun beurt nog eens samen in graadsklassen. In de derde graad zijn er leerlingen die Humane Wetenschappen volgen met 3 u sport en is de derde graad Wetenschappen sport in uitbouw. Beide lesgroepen worden opnieuw samengezet met die leerlingen die 2 u LO basisvorming volgen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 25
criteria veel minder duidelijk zijn. Recent werd een leerlingenvolgsysteem ontworpen waarbij de jongeren ook zullen worden uitgenodigd tot zelfevaluatie. Momenteel is het ontwerp nog niet echt gebruiksvriendelijk omwille van de uitgebreidheid en de administratieve planlast. De basisidee is echter wel verdienstelijk. Op de rapporten worden de cijfers zelden toegelicht waardoor belangrijke kansen onbenut blijven om leerlingen aan te moedigen of te remediëren. Voorbeelden van goede praktijk •
De infrastructurele en materiële randvoorwaarden voor het aanbieden van aantrekkelijk en eigentijds bewegingsonderwijs.
•
De actieve samenwerking met de beide andere scholen op de campus voor de uitbouw van de sportcultuur.
•
De planningsdocumenten waarin een koppeling van leerinhouden aan vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen gemaakt wordt.
Werkpunten •
In de basisvorming (tweede en derde graad) erover waken dat de leerplandoelstellingen m.b.t. ‘ritmische en expressieve vorming’ en ‘contact- en verdedigingssporten’ bij alle leerlingen gerealiseerd worden.
•
In de basisvorming (derde graad) erover waken dat de leerplandoelstellingen m.b.t. reanimatie en EHBO gerealiseerd worden.
•
Meer aandacht besteden binnenklasdifferentiatie).
•
Tijdverlies door onverwachte zaalwissels vermijden.
•
De evaluatie verder uitbouwen:
aan
professionalisering
•
de leerlingen meer betrekken bij de evaluatie;
•
het leerlingenvolgsysteem gebruiksvriendelijker maken.
(sommige
bewegingsgebieden,
•
Als vakgroep meer aansluiten bij het taal- en ICT-beleid op schoolniveau.
•
Vanuit het schoolbeleid meer zorg besteden aan een ondersteunende onderwijskundige organisatie.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 26
3.1.3 Frans De eindtermen en leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede en derde graad. Leerplanrealisatie In de tweede graad is de leerplanrealisatie voor Frans globaal voldoende en het studiepeil van de leerlingen goed. Kennis wordt verder opgebouwd aansluitend bij de eerste graad en de verwerving van grammatica en woordenschat is in het algemeen functioneel, omdat ze aangebracht en ingeoefend worden in representatieve en betekenisvolle contexten. De vakgroep levert inspanningen om ook voldoende te werken aan vaardigheden. Uit de agenda's en de notities van de leerlingen blijkt dat leesvaardigheid veel aandacht krijgt en het studiepeil hiervoor hoog is. De lespraktijk biedt voldoende kansen voor het oefenen van luistervaardigheid. Voor deze receptieve vaardigheden komen sommige tekstsoorten minder frequent aan bod16. Bij luistervaardigheid wordt het leerplandoel "de informatie op overzichtelijke en persoonlijke wijze ordenen" niet grondig behandeld17. Het transfergehalte naar spreekvaardigheid en schrijfvaardigheid is op niveau. Het 'samenvatten' komt zowel bij spreekvaardigheid als bij schrijfvaardigheid te weinig aan bod18. De vakgroep besteedt occasioneel aandacht aan het spreek- of schrijfproces (code voor remediëring van fouten, criteria), maar dit gebeurt nog niet altijd systematisch. Het is positief dat leerlingen ook ruimte krijgen bij schrijfvaardigheid om gevoelens en ideeën op creatieve wijze uit te drukken. Wat de derde graad betreft, is de leerplanrealisatie globaal voldoende. Het is positief dat vaardigheidstraining een belangrijke plaats krijgt. Er zijn echter een aantal hiaten in de leerplanrealisatie. Dit is te wijten aan een onvoldoende leerplanstudie en aan een erg leerboekgerichte aanpak. Op dit ogenblik is de studierichting moderne talen weinig geprofileerd. De invulling van het curriculum voor studierichtingen met en zonder component moderne talen is nagenoeg dezelfde. Wat de basisvorming betreft, wordt in alle studierichtingen nog veel functionele kennis onderwezen. De behandelde leerinhouden hierbij bieden niet steeds een meerwaarde t.o.v. de tweede graad omdat het vaak enkel gaat om de herhaling van leerstof (bijv. vervoegingen en voorzetsels) die al moet gekend zijn en dat andere essentiële aspecten voor de opbouw van taalvaardigheid (bijv. bindwoorden) niet aan bod komen. Voor leesvaardigheid is het studiepeil van de leerlingen goed. Leerlingen lezen regelmatig teksten uit didactische tijdschriften en moeten ook één à twee romans lezen. In de studierichtingen met moderne talen maken ze hierbij een uitdagende verwerkingsopdracht, waarbij ze op voldoende hoog cognitief niveau werken en ook de schrijfvaardigheid intensief oefenen. Ook de luistervaardigheid wordt goed geoefend. Er is echter niet altijd voldoende variatie in tekstsoorten: bij lezen worden prescriptieve en argumentatieve teksten veel minder geoefend; bij luisteren komen prescriptieve, argumentatieve en artistiek-literaire teksten weinig aan bod19. Wat de productieve vaardigheden betreft was het voor spreekvaardigheid moeilijk om tijdens de doorlichting een duidelijk zicht te krijgen op de behandelde taaltaken omdat de school hierover weinig informatie heeft aangeleverd. Globaal genomen kan men stellen dat de meeste leerplandoelstellingen aan bod komen, maar dat er niet altijd voldoende taakspecifiek gewerkt wordt. De doelstellingen 21 (verslag uitbrengen) en 24 (een telefoongesprek voeren) komen te weinig aan bod20. Het studiepeil van de leerlingen is voor spreken voldoende. Voor schrijfvaardigheid zijn sommige opdrachten op 16
Voor beide vaardigheden komen argumentatieve en prescriptieve teksten minder aan bod zowel in de klaspraktijk als in de evaluatie (zie het leerplan Frans, tweede graad, 2006/020, pp. 10-12 en 14-16). 17 Leerplan Frans, tweede graad, 2006/020, p. 11. 18 19 20
Leerplan Frans, tweede graad, 2006/020, p. 18: ET 21 en p.21: ET 35. Leerplan Frans, derde graad, 2004/038, pp. 11-18. Leerplan Frans, derde graad, 2004/038, pp. 19-20.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 27
niveau, met name diegene die worden opgedragen voor de eindwerkjes. De vraagstelling hierbij werkt echter soms in de hand dat leerlingen kunnen overschrijven van de bronnen en niet zelf schrijven. Dit komt doordat leerlingen te veel feitenkennis verzamelen en er niet voldoende persoonlijke verwerkingsvragen zijn waarbij ze inzichtelijk moeten werken (analyseren, vergelijken, een persoonlijke beoordeling geven). De doelstellingen 33 (een verslag schrijven) en 34 (een brief, nota of e-mail schrijven) worden onvoldoende behandeld. Het studiepeil voor schrijven is globaal behoorlijk. In het algemeen verwerven leerlingen in de derde graad niet voldoende inzicht in tekstkenmerken. Men besteedt meestal ook weinig aandacht aan het schrijf- of spreekproces (manier waarop het schrijfof spreekproduct tot stand komt) doordat leerlingen niet altijd worden attent gemaakt op criteria en ze leren toepassen. Hierdoor kunnen de schrijf- en spreekopdrachten ook niet gericht geremedieerd worden. Leerlingen maken ook niet altijd een tweede versie van hun teksten op basis van gecodeerde verbeteringen. De vakgroep moderne talen is zich bewust van de realisatieverplichting met betrekking tot de (DSET), met inbegrip van de eindtermen in verband met de onderzoekscompetentie, in de ASOstudierichtingen met de pool moderne talen. Binnen de pool moderne talen is er een aanzet tot overleg tussen leraren Frans, Engels, Duits en Nederlands i.v.m. het realiseren van de onderzoekscompetentie. De vakgroep heeft echter nog geen afspraken gemaakt over de verkaveling van de DSET over de vakken heen. Het verband tussen de onderzoekscompetentie en de andere DSET lijkt niet duidelijk te zijn. In het extra uur voor Frans besteedt de vakgroep extra aandacht aan het inoefenen van vaardigheden, maar de verwerking gebeurt niet altijd op een voldoende hoog niveau en met voldoende diepgang, zodat er niet echt een meerwaarde wordt gecreëerd in vergelijking tot de studierichtingen zonder pool moderne talen. De vakgroep houdt onvoldoende rekening met de theoretische referentiekaders eigen aan het wetenschapsdomein van de taal als systeem, als communicatiemiddel en als drager van cultuur21. Het is positief dat de leerlingen voor het realiseren van de onderzoekscompetentie een onderzoeksopdracht krijgen waarbij ze receptief heel wat informatie in de vreemde talen verwerken. Leerlingen schrijven en presenteren het grootste deel van de onderzoeksresultaten in het Nederlands. Een grondige analyse van de leerlingenwerkjes leidt tot de volgende vaststellingen: de onderzoeksvraag is niet steeds linguïstisch of literair van aard zoals de leerplannen voorschrijven; de onderzoeksmatige redenering in de werkjes is niet altijd logisch; het geschreven verslag wijst vaak op een gebrek aan inzicht in tekstkenmerken; het onderzoek blijft meestal beperkt tot het reproductief verwerven en verwerken van informatie en leerlingen moeten dus niet altijd een onderzoeksmethodiek bepalen om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Dat de leerlingenwerkjes nog niet helemaal de beoogde resultaten bereiken, heeft te maken met het feit dat het onderzoeksproces nog te weinig systematisch wordt voorbereid en begeleid. Verder is het een gemiste kans dat het grootste deel van de presentatie van de resultaten in het Nederlands gebeurt waar het leerlingenprofiel in deze school zeker toelaat om de verwachtingen naar productie in de vreemde taal iets hoger te leggen. Op die manier kan er geïntegreerd aan DSET en taalvaardigheidsverwerving worden gewerkt. De gecoördineerde aanpak van de realisatie van de DSET in de studierichtingen met moderne talen vormt een uitdaging voor de vakgroepen. De opleiding in alle onderwijsvormen en studierichtingen heeft doorgaans een grote actualiteitswaarde door het gebruik van teksten uit (didactische) tijdschriften, het werken met nieuwsberichten, films en ander authentiek materiaal. De aandacht voor (inter)culturele vorming via uitstappen naar Franstalige regio's (Lille en Parijs voor sommige studierichtingen) werkt in de hand dat leerlingen een open attitude ontwikkelen voor andere culturen. Ook de geboden mogelijkheid tot deelname aan wedstrijden (taalwedstrijd) bevordert ongetwijfeld de motivatie van de leerlingen. Ze draagt bij tot het realiseren van de taalvaardigheidsdoelen en van de interculturele component van het leerplan. De opdrachten, gekoppeld aan de uitstappen zijn inhoudelijk zeker zinvol, maar de verwachtingen ten aanzien van de talige verwerking zijn niet altijd hoog genoeg (bijv. Parijs). Leraren benutten 21
Leerplan Frans, derde graad, 2006/043, p. 6-11.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 28
occasioneel, maar nog niet altijd, de extramurale activiteiten om bewust en voldoende gericht vakoverschrijdende doelstellingen na te streven. Het is positief dat leraren en leerlingen in de bijgewoonde lessen de doeltaal consequent gebruikten. Leraren vervullen een voorbeeldfunctie, zowel mondeling als schriftelijk. Tijdens de meeste lessen is de interactie behoorlijk. De leerlingen worden uitgenodigd om te participeren. Leraren wenden ook werkvormen aan om communicatie in de doeltaal tussen leerlingen onderling tot stand te brengen. Dit verhoogt het leerrendement en de spreekdurf van leerlingen. De vakgroep heeft het werken aan vakoverschrijdende eindtermen in kaart gebracht. Aspecten van burgerzin, gezondheids- en milieueducatie komen aan bod in excursies, films, liedjes en via de inhouden van teksten en gesprekken. Er treden echter leraarafhankelijk verschillen op in concrete aanpak, in intensiteit waarmee men hieraan werkt en in de mate waarin men bewust met de materie bezig is. Muzisch-creatieve vorming krijgt een waardevolle invulling. Aan sociale vaardigheden wordt aandacht besteed door groepswerk te organiseren, bij projectwerk of uitstappen. Slechts occasioneel reflecteren leerlingen er gericht over. Voor leren leren heeft de vakgroep een aantal initiatieven genomen (zie Leerlingenbegeleiding). Er zijn twee vaklokalen. Leraren kunnen beschikken over het nodige audiovisueel en ander didactisch materiaal. Het aantal aanwezige woordenboeken is voldoende en gemakkelijk toegankelijk. De meeste leraren hebben ICT beperkt in de lespraktijk geïntegreerd, vooral bij zoekopdrachten ter ondersteuning van projectwerk of spreek- en schrijfopdrachten. Ondanks de aanwezige middelen wendt de vakgroep ICT nog niet aan om leerstof in te oefenen en zo het leerrendement te verhogen. De meeste leraren gebruiken beeldmateriaal. De lokalen zijn versierd met stimulerende decoratie die verwijst naar de Franse leefwereld en cultuur. De inzet van de leraren is in het algemeen hoog. De vakgroep haalt echter nog onvoldoende kwaliteit uit haar werking. Dit heeft verschillende oorzaken: het overleg is vaak te vrijblijvend gericht op informatieuitwisseling en niet op het maken van na te leven afspraken; de leerplandoelstellingen worden niet altijd correct geïnterpreteerd (vooral wat betreft de tekstkenmerken in alle graden en het verwerkingsniveau in de derde graad); de vakgroep heeft geen traditie van zelfevaluatie waarbij hij nieuwe initiatieven (bijv. onderzoeksopdrachten) systematisch evalueert en bijstuurt. Leraren dragen wel bij tot de eigen professionalisering door nascholingen te volgen die aansluiten bij de beleidsopties (bijv. begeleid zelfstandig leren en ICT) of bij hun eigen noden en interesses. Leerlingenbegeleiding Er heerst in het algemeen een leerlingvriendelijk klimaat in de lessen. Leraren vervullen ook een duidelijke eerstelijnszorg voor leerlingen. De communicatie is laagdrempelig. De remediale studiebegeleiding is voor verbetering vatbaar. Leraren kennen hun leerlingen wel heel goed en zijn bereid tot extra studiebegeleiding. Binnen de vakgroep zijn echter weinig afspraken over remediëring. Agenda's en leerlingennotities zijn leerlingafhankelijk ordelijk en correct ingevuld. Taken en toetsen geven regelmatig, maar toch nog niet altijd, aanleiding tot gerichte feedback en verbetering door de leerlingen. De vakgroep laat hier al te vaak kansen voorbij gaan om de evaluatie te gebruiken om het leerproces te ondersteunen. I.v.m. leren leren (preventieve studiebegeleiding) heeft de vakgroep initiatieven genomen, maar het ontbreekt nog aan een duidelijke leerlijn in dat verband. -
In de tweede graad reikt de vakgroep studietips aan m.b.t. het studeren van woordenschat en grammatica.
-
Er is aandacht voor planningsvaardigheden: leerlingen krijgen een afsprakenblad bij het begin van het schooljaar. Leerdoelen worden toegelicht. De agenda’s dienen als planningsdocument. Via de zelfstandige verwerkingsopdrachten krijgen leerlingen ook kansen om reguleringsvaardigheden te verwerven, al wordt er met hen niet gericht over gereflecteerd.
-
Het luik 'informatie verwerven en verwerken' krijgt voldoende aandacht. Leerlingen leren met woordenboeken werken en in het kader van de extramurale activiteiten en andere uitdagende
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 29
verwerkingsopdrachten vraagt men hen om informatie op te zoeken. Het bronnenmateriaal wordt hierbij echter niet onderworpen aan een kritische selectie. -
Via de zoek- en verwerkingsopdrachten implementeert de vakgroep ook de beleidsoptie om begeleid zelfstandig werken en leren in te voeren. Er is een positieve aanzet tot het ontwikkelen van stappenplannen voor zelfstandige opdachten in groep of individueel. In elke klas voeren leerlingen per jaar een tweetal taakgerichte opdrachten uit, waarbij taalvaardigheidsontwikkeling, kennis van de Franstalige literatuur en cultuur en het verwerven van andere vaardigheden (informatie verwerven en verwerken, ICT-vaardigheden, sociale vaardigheden) geïntegreerd aan bod komen. Buiten deze enkele zelfstandige verwerkingsopdrachten (in groep of individueel), hanteren leraren echter meestal het onderwijsleergesprek als didactische werkvorm, waarbij de interactie doorgaans erg leraargericht is en de vereiste autonomie van leerlingen gering, hoewel het profiel van de leerlingen gemakkelijk zou toelaten om nog meer zelfstandige werkvormen aan te wenden. Men werkt ook nog weinig met softwareprogramma's of met correctiesleutels voor het inoefenen van de leerstof. Het vormt een uitdaging voor de vakgroep om te exploreren op welke wijze er via aangepaste werkvormen een hoger leerrendement en meer binnenklasdifferentiatie zou kunnen ingebouwd worden.
-
Er is een aanzet m.b.t. ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden (reflectie over het leerproces) doordat toetsen en taken meestal worden besproken. Er zijn echter nog weinig voorbeelden waarbij leraren op basis van een scorewijzer met criteria zelfevaluatie en/of peerevaluatie inbouwen in het leerproces. Verder bespreekt men ook nog niet systematisch met de leerlingen welke de precieze doelstellingen zijn voor het vak.
Leerlingenevaluatie De organisatie van de evaluatie sluit globaal aan bij de afspraken op schoolniveau. De gelijkgerichtheid binnen de vakgroep talen is voor verbetering vatbaar. De scores voor dagelijks werk en proefwerken zijn gebaseerd op de vier vaardigheden en de kennis. Voor sommige talen wordt spreekvaardigheid geëvalueerd op basis van permanente evaluatie en voor Frans zijn de scores voor spreekvaardigheid deels gebaseerd op dagelijks werk en deels op een proefwerk. Bovendien is voor de beoordeling van het dagelijkse werk de frequentie, de aard van de toetsing en de manier waarop de scores van leerlingen tot stand komen leraarafhankelijk. Voor de kenniscomponent is de evaluatie doorgaans representatief. Wat de vaardigheden betreft vindt men dezelfde hiaten terug als in de lespraktijk. De toetsing is soms eenzijdiger dan de lespraktijk, omdat te vaak dezelfde tekstsoorten worden gebruikt bij het evalueren van de vaardigheden. Ook is de toetsing vaak niet evenredig verdeeld over alle vaardigheden bij het dagelijkse werk. De kwaliteit van de vraagstelling is doorgaans goed. De vakgroep evalueert kennis van woordenschat en grammatica meestal in functionele contexten. De vraagstelling in de vaardigheidstoetsen sluit in beide graden meestal aan bij de lespraktijk en bij de vernieuwende didactische inzichten ter zake. Toch zijn er nog enkele verbeterpunten. Kennis van behandelde teksten wordt op een reproductieve manier bevraagd, zodat hier meer het geheugen van de leerling wordt geëvalueerd dan zijn tekstbegrip of de actieve kennis van de woordenschat. Een ander probleem stelt zich wanneer bij het toetsen van luister- en schrijfvaardigheid met tekstsoorten wordt gewerkt die bestemd zijn voor respectievelijk lezen en spreken. De vakgroep evalueert en rapporteert ook nog weinig op basis van scorewijzers met criteria. Op basis van een steekproef werd vastgesteld dat de resultaten van de leerlingen in de tweede graad voor sommige klassen erg laag zijn en in de derde graad behoorlijk. De vakgroep reflecteert nog niet systematisch over de resultaten van de leerlingen. Voorbeelden van goede praktijk •
De vaardigheidsgerichte benadering van het onderwijs.
•
De aanzetten tot begeleid zelfstandig leren op basis van een stappenplan. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 30
•
De activiteiten, uitstappen en projecten waardoor de totale ontwikkeling van leerlingen wordt nagestreefd en de motivatie verhoogd.
Werkpunten •
De leerplanrealisatie bewaken in alle graden.
•
De realisatie van de specifieke eindtermen, inclusief de onderzoekscompetentie, in de pool Moderne talen gecoördineerd aanpakken en erover waken dat de specifieke eindtemen op een voldoende doelgericht en op een voldoende hoog verwerkingsniveau worden gerealiseerd.
•
De remediale studiebegeleiding gestructureerd aanpakken.
•
Gerichte feedback geven bij taken, toetsen en proefwerken en ze aanwenden om het leerproces te ondersteunen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 31
3.1.4 Wiskunde De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede en derde graad. Leerplanrealisatie In beide leerjaren van de tweede graad is er voor wiskunde een keuze tussen 4 of 5 wekelijkse lesuren en in de derde graad tussen 3 en 4+1 of 4+3 lesuren, waarbij deze leerlingen voor vier lesuren samenzitten. De school gebruikt in elke studierichting de gepaste, goedgekeurde leerplannen van het eigen net. De leraren betonen, zowel individueel als in de vakgroep, een goede expertise en een behoorlijke kennis van de eindtermen en de leerplannen. De inhoud en de klemtonen ervan zijn, samen met de beleidsopties van de school inzake activerende didactieken, de krijtlijnen van hun pedagogisch handelen en vormen de basis voor de jaarplannen. Deze zijn verzorgd opgesteld en bruikbaar als planningsinstrument. Dit alles resulteert in een quasi volledige realisatie van de leerplandoelstellingen en in een voldoende studiepeil. Occasionele lacunes in de leerplanrealisatie zijn verschoonbaar, want meestal zijn ze enkel te wijten aan situationele factoren zoals lesuitval en sommige samenzettingen. Er gaat in beperkte mate aandacht naar de probleemoplossende en vakoverschrijdende aspecten van het curriculum. In de tweede graad is de leerplanrealisatie voldoende volledig en diepgaand in alle studierichtingen. De leerlingen die voor Economie of Latijn kiezen, kennen de keuzemogelijkheid tussen vier of vijf wekelijkse lestijden. Bij dit versterkt aanbod is er voldoende respect voor de basisvereisten van de eindtermen en heeft de complementaire leerstof geen al te buitensporig gewicht in de evaluatie en bij de examenvragen. Algemeen is het wel opvallend dat er meer aandacht gaat naar rekenvaardigheden dan naar de verdere opbouw van redeneervaardigheden o.a. het rekenen met machten en wortels wordt sterk ingeoefend, hoewel dit reeds in de eerste graad voldoende aan bod is gekomen, terwijl het aantal vraagstukken veeleer beperkt blijft. In de derde graad is het studiepeil in alle studierichtingen voldoende. In de lesgroepen blijkt wel een grote heterogeniteit qua begaafdheid en interesse voor wiskunde. De leerstof wordt in de drie groepen op een aanvaardbaar niveau aangeboden, aangepast aan de specifieke vereisten van de respectievelijke leerplannen inzake een meer formeel-abstracte aanpak versus een meer intuïtieve aanpak. De invulling van de keuzeonderwerpen gebeurt doordacht, maar zonder inkleuring naar de studierichtingen. Door de samenzetting van de leerlingen van Latijn-Wetenschappen en Moderne talen-wetenschappen met deze uit de pool wiskunde ontstaan er enkele problemen in de leerstofopbouw, die wel grotendeels ondervangen worden. Toch wordt hierdoor in de gemeenschappelijke lesuren heel wat uitbreiding en verdieping gezien en bevraagd o.a. continuïteit van een functie, verloop van irrationale, goniometrische, exponentiële en logaritmische functies, bepaalde integraal en integratietechnieken en zelfs extra leerstof zoals ruimtemeetkunde. In de wiskundige studierichtingen werd dan analytische meetkunde onvolledig behandeld (enkel parabool, maar geen ellips en hyperbool). Verder zijn er in de pool wiskunde in de lesuren die deze leerlingen apart zitten, schuchtere initiatieven ontwikkeld om te werken aan de specifieke eindtermen o.a. de onderzoekscompetentie, hoewel het presentatiegedeelte buiten de lesuren gebeurt en veeleer beperkt blijft. De vakgroep heeft een zelfevaluerende ingesteldheid en stelt geregeld bepaalde aspecten van haar aanpak ter discussie, wat resulteert in een convergente professionele gerichtheid en een verticale samenhang op vele vlakken. Door de kleinschaligheid van de school zijn er weinig parallelgroepen. Het gebruik van ICT is behoorlijk ingeburgerd. Enkele leraargebonden eigen initiatieven en de aangeboden elektronische leeromgeving (ELO) resulteren in een zinvol ICT-gebruik, dat het wiskundig inzicht onderbouwt en versterkt. In de tweede graad wordt hiervoor enkele keren per jaar uitgeweken naar het OLC of een computerklas, in de derde graad werkt men hoofdzakelijk met grafische rekentoestellen. Uit de leerlingendocumenten van vorig schooljaar blijkt toch dat leraargebonden een nog betere en meer diepgaande ICT-integratie noodzakelijk is. Enkele projecten voor het vak wiskunde op het ELO zijn een veelbelovende aanzet tot “e-leren” en sluiten goed aan bij de doelstellingen m.b.t. ‘begeleid zelfstandig leren’ (BZL) van de school.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 32
De beschikbare infrastructuur en leermiddelen voldoen. Elke leraar kan in zijn vaklokaal beschikken over het klassieke wiskunde-arsenaal aan leermiddelen, aangevuld met mogelijkheden om modernere presentatietechnologieën zoals breedbeeldprojector te gebruiken. De educatieve aankleding van de lokalen is voldoende: met posters en afbeeldingen worden wiskundige leerinhouden en studietips geïllustreerd. Leerlingenbegeleiding Over het algemeen geven de leerlingen blijk van een goede studiegerichtheid en van interesse voor het vak. De leraren slagen er in een gedisciplineerd en aangenaam klasklimaat te creëren. Met het beschikbare leerlingenpubliek gebeurt dit meestal vrij spontaan. Het feit dat vrijwel elke klas heterogeen is samengesteld, biedt uitdagingen en opportuniteiten, maar hier wordt tijdens de lessen weinig of niet op ingespeeld. De school zelf tracht wel rekening te houden met het heterogeen leerlingenpubliek in het eerste leerjaar van de tweede graad door een gepast studieadvies en voldoende studiebegeleiding o.a. via de studiewijzer. Hierin lukt ze slechts ten dele, want niet alle adviezen worden opgevolgd. Alle leraren doen voldoende studiebegeleidingsinspanningen om alle leerlingen 'mee te krijgen' met individuele ondersteuning en differentiatie. De elektronische leeromgeving draagt hier ook al soms toe bij door het aanbieden van samenvattingen, extra oefeningen en verbetersleutels. Uit de bijgewoonde lessen blijkt de inzet van de meeste leraren. Positief is de aandacht die ze geven aan studiehulpmiddelen, overzichten van de leerstof en formules en aan de duidelijke afbakening van de te kennen leerstof bij toetsen en examens. In de lessen dient er wel steeds over gewaakt dat de leerlingen de juiste wiskundige terminologie gebruiken. De leraren experimenteren met alternatieve werkvormen onder de noemer BZL. Via zelfstudiepakketten, vakverdiepingsmomenten en groepsopdrachten wordt het actief, explorerend leren, het probleemoplossend denken en het zelfevaluerend vermogen van de leerlingen aangemoedigd. Deze onderwijsleerstrategieën zijn nog in ontwikkeling en worden leraargebonden op een gezonde manier geïntegreerd in de dagelijkse lespraktijk. Leerlingen het bewijs van een stelling die ook in het leerboek staat, laten noteren in hun cursus, is echter tijdsverlies en zeker geen voorbeeld van BZL. De examens worden gestructureerd en grondig voorbereid met een duidelijke(' afbakening van de te kennen leerstof en worden ook nadien besproken. Het aantal tekorten op examens in de oneven leerjaren noopt wel tot enige reflectie over de uitgezette leerlijn tot het kunnen verwerken van grotere leerstofgehelen. Het vak wiskunde speelt een redelijke, maar niet al te dominante rol in de deliberatie en bij de attestering. Leerlingenevaluatie Er wordt ruim voldoende tijd besteed aan de evaluatie van de leerlingen. In de meeste klassen worden geregeld kleine en grote (herhaling)toetsen gegeven. Er is leraargebonden belangstelling voor procesevaluatie, wat resulteert in enkele waardevolle experimenten. Op schoolniveau bestaan er afspraken over de verhouding dagelijks werk/examens. Deze laatste zijn verzorgd opgesteld, uitgebreid en diepgaand, soms echter wat volumineus. Ze zijn representatief voor de behandelde leerstof en beperken zich niet strikt tot standaardopdrachten (bereken, geef, werk uit, vereenvoudig, bewijs). Zij zijn wel nog sterk gericht op geheugen en technische rekenvaardigheid, maar durven ook peilen naar inzicht, toepassingen en het leggen van verbanden. Hoewel ook soms monotone reeksen rekenvragen gegeven worden, is er toch een goede variatie in de aard van vraagstelling en worden rekenvragen met denkvragen afgewisseld. De meerwaarde die leraargebonden bereikt wordt door ICT-gebruik tijdens het leerproces, vertaalt zich nog niet voldoende in de evaluatiepraktijk. Aangebrachte ICT-vaardigheden worden nog onvoldoende getoetst. Nieuwe evaluatiemethoden die mogelijk worden met ICT, bijvoorbeeld via het ELO, worden nog te weinig verkend. De commentaar op de rapporten is meestal algemeen vaststellend, vervalt soms in niet-zeggende clichés en bevat te weinig concreet vakgerichte remediëring om de leerlingen te helpen hun tekorten Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 33
weg te werken. Ook het studieadvies wordt te zelden schriftelijk gecommuniceerd en het wordt onduidelijk onderbouwd. Uit de resultaten van vorig schooljaar blijkt dat de cijfers die de leerlingen behalen vrij laag zijn. Enkele gemiddelden liggen onder de 60 % en op verscheidene examens zijn er een aantal nietgeslaagden. Voor de leerlingen van Latijn-wetenschappen en Moderne talen-wetenschappen wordt op het examen leerstof bevraagd die tot het leerplan voor de pool wiskunde behoort en niet tot het leerplan voor de basisvorming. Een betere bewaking van de examenleerstof is hier noodzakelijk. Hoewel de school frequent toetst, wordt nog regelmatig gebruik gemaakt van uitgestelde beslissingen. De herexamens zijn niet individueel opgesteld, niet gericht naar de niet bereikte eindtermen en hierdoor veeleer sanctionerend, dan remediërend. Het blijft de vraag of van deze leerlingen onvoldoende gegevens beschikbaar waren om de beslissing reeds niet te nemen in juni. Reflectie over het gevoerde evaluatiebeleid zal zeker nodig zijn in de vakgroep, maar ook over de grenzen van het vak. Voorbeelden van goede praktijk •
De collegiale vakgroepwerking met het oog op verticale samenhang.
•
De vlotte en ongedwongen leerling-leraar-verhouding in de klas die een goede lessfeer bevordert.
Werkpunten •
De leerplanrealisatie in de pool wiskunde bewaken en er meer aandacht besteden aan het presentatiegedeelte van de onderzoekscompetentie.
•
De ICT-integratie verder uitbouwen, zowel in curriculumaanbod als in de evaluatie.
•
Binnen de vakgroep reflecteren over de evaluatiepraktijk.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 34
3.2
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen worden voldoende nagestreefd. Er zijn vooral sterke punten. De weinige minpunten hebben geen belangrijk negatief effect op de inspanningsverplichting.
Visieontwikkeling en planning Voor de invoering van de vakoverschrijdende eindtermen heerste er in de school al een traditie van een brede vorming, hoofdzakelijk gericht op literaire en culturele aspecten. In de loop der jaren heeft de school een beleidsvisie uitgebouwd waarbij er naar gestreefd wordt om alle domeinen van de vakoverschrijdende eindtermen globaal voor alle leerlingen aan bod te laten komen met een expliciet accent op cultuur, op leren leren en, meer recent ook, op het begeleid zelfstandig leren binnen het domein leren leren. Voor leren leren en gezondheidseducatie (op campusniveau) werd een expliciete visietekst uitgeschreven. Verder kiest de school voor de kracht van een meersporenbeleid: de vakoverschrijdende eindtermen moeten vorm krijgen in activiteiten en projecten op schoolniveau, geïntegreerd worden in de gehele schoolcultuur en ingebed worden in de verschillende curriculumvakken. De schoolleiding heeft voorzien in structurele randvoorwaarden om de inspanningsverplichting na te komen. De coördinatie van de implementatie van de vakoverschrijdende eindtermen wordt toevertrouwd aan een pedagogische coördinator. Daarnaast werd een werkgroep gezondsheidseducatie en milieu op school opgericht op campusniveau. De communicatie over vakoverschrijdende eindtermen wordt geagendeerd op de vakgroepvergaderingen en vakvergaderingen en verloopt verder gestructureerd via het elektronisch platform. Er werd voorzien in nascholingen m.b.t. begeleid zelfstandig leren. Het KA Mol levert sinds 2002-2003 inspanningen om de reeds nagestreefde vakoverschrijdende eindtermen te inventariseren. De inventaris was echter nooit helemaal volledig. Daarom werd vorig schooljaar een softwareprogramma aangekocht om meer overzichtelijk te kunnen werken en tot een totaalbeeld te komen van de werking. De directie draagt ook op aan de leraren om de vakoverschrijdende eindtermen op te nemen in de planningsdocumenten. De informatie is nu op een kwaliteitsvolle manier verzameld en het vormt een uitdaging voor de school om ze aan te wenden om de werken aan de vakoverschrijdende eindtermen te plannen binnen een leerlijn. Uit de inventaris blijkt, zoals de school het zelf aangeeft, dat het domein burgerzin moet aangevuld worden. Verder is het ook een aandachtspunt om de realisatiegraad bij de inventarisering correct in te schatten en om rekening te houden met het gegeven dat sommige activiteiten vrijblijvend worden georganiseerd voor de leerlingen. Uitvoering Zelfs indien de planning nog niet helemaal sluitend is, toch wordt vastgesteld dat de school op het niveau van de uitvoering heel wat realiseert. Alle leerlingengroepen worden betrokken bij de concrete uitvoering van de verschillende initiatieven op schoolniveau en de meeste personeelsleden leveren op één of andere manier een actieve bijdrage tot de realisatie van de activiteiten en projecten. Leerlingen worden bovendien ook regelmatig aangesproken op hun creativiteit en organisatietalent om mede invulling te geven aan de activiteiten. Ook de inbreng van externen wordt planmatig aangewend door de school. Via de intra- en extramurale activiteiten worden aspecten van alle domeinen van de vakoverschrijdende eindtermen nagestreefd. Wat betreft de integratie van de vakoverschrijdende eindtermen binnen het vakkenonderwijs is er een positieve evolutie. Door het opmaken van de inventaris zijn leraren zich meer bewust geworden van de inhoud en draagwijdte van de vakoverschrijdende eindtermen, waardoor ze deze ook iets meer gericht hebben aangepakt in de lespraktijk. Het leren leren vormt een vast aandachtspunt voor de vakgroepen en is wat betreft studiekeuzebegeleiding en de implementatie van begeleid zelfstandig leren verbeterd
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 35
de laatste twee jaren. De deskundigheid en het draagvlak hiervoor zijn groter geworden. De kwaliteit van de studiebegeleiding is echter erg verschillend en leraar- en vakafhankelijk. Aan sociale vaardigheden wordt binnen de vakken nog niet steeds bewust en gericht gewerkt. Inhoudelijke vakoverschrijdende eindtermen uit burgerzin, milieu- en gezondheidseducatie en muzisch-creatieve vorming worden ook geoperationaliseerd in de vakken waar er relevante raakpunten zijn met de leerplaninhouden. Globaal genomen worden de meeste van de vakoverschrijdende eindtermen van de domeinen gezondheidseducatie, sociale vaardigheden, leren leren, milieueducatie, muzisch-creatieve vorming bij alle leerlingen nagestreefd. Burgerzin is echter de zwakkere schakel in de planning en de uitvoering. En technologische opvoeding komt minder aan bod in de tweede graad. Men gebruikt het referentiekader van de VOET ook nog onvoldoende om leerlijnen in de aanpak te volgen. De opbouw doorheen de beide graden is daardoor onduidelijk. De samenhang tussen de realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen op vakniveau en via activiteiten is bovendien nog niet altijd sluitend, zodat er nog niet van een systematische geïntegreerde benadering kan gesproken worden. Globaal maken de vakoverschrijdende eindtermen echter mee de dynamiek van de school uit. Evaluatie en bijsturing De projecten worden globaal geëvalueerd en bijgestuurd door de leraren en coördinatoren. De evaluatie betreft meestal voornamelijk praktische aspecten van de werking en minder inhoudelijke aspecten. Er is nog geen systematische evaluatie van de vorderingen die de leerlingen hebben gemaakt voor de verschillende vakoverschrijdende eindtermen, dit binnen een leerlijn doorheen de leerjaren en aansluitend bij de werking van de eerste graad. Het correct inschatten van de realisatiegraad vormt hier een uitdaging voor de school. Voorbeelden van goede praktijk •
De kwaliteitsvolle inventarisatie van vakoverschrijdende eindtermen.
•
De talrijke kwalitatieve activiteiten en projecten die bijdragen tot een brede vorming.
•
Het aanspreken van de leerlingen op hun creativiteit en organisatietalenten om mede invulling te geven aan de activiteiten.
Werkpunten •
De inventaris aanwenden om de planning van het werken aan vakoverschrijdende eindtermen binnen een leerlijn bij te sturen.
•
De kwaliteit bewaken waarmee de vakoverschrijdende eindtermen worden nagestreefd binnen de vakken.
•
De evaluatie van de vorderingen van de leerlingen systematiseren binnen de leerlijn.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 36
3.3
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum De samenhang tussen de visie van de school op onderwijs en het onderwijskundig beleid enerzijds, en de curriculumverwezenlijking anderzijds, kende de laatste vijf jaren een positieve ontwikkeling. Dit resulteert in een globaal voldoende leerplanrealisatie en een groeiende kwaliteit bij de invulling van de VOET in de meeste vakken. Voorts brengt het met zich mee dat er een aanzet is tot het integreren van activerende en zelfstandigheidsbevorderende werkvormen (o.a. via bzl) en van ICT in de meeste vakken. Het studiepeil van de leerlingen is doorgaans voldoende. Het hoge aantal A-attesten en de behoorlijke slaagcijfers in het hoger onderwijs getuigen van een globaal voldoende kwaliteit van het onderwijs. De uitdaging voor de schoolleiding situeert zich in het waken over de gelijkgerichte implementatie van de leerplanrealisatie en de beleidsopties door alle leraren en in alle vakken. Hiervoor is het noodzakelijk om het ambitieuze geheel aan beleidsopties te prioriteren en te faseren, zodat de vakgroepen meer stapsgewijs deskundigheid kunnen ontwikkelen en nieuwe verworven inzichten toepassen in de lespraktijk en zodat de evolutie kan opgevolgd, geëvalueerd en bijgestuurd worden. Indien men inzoomt op de lespraktijk stelt men vast dat de kwaliteit van de leerplanrealisatie soms vak- en leraarafhankelijk is. In alle doorgelichte vakken waren er enkele hiaten in de leerplanrealisatie. Soms zijn ze te wijten aan een onvoldoende leerplanstudie en planning van de realisatie van de doelen. Verder ontbreekt het soms aan verticale samenhang over de graden heen. Tenslotte bemoeilijken enkele samenzettingen de leerplanrealisatie. Sommige leraren blijven bij een veeleer kennisgerichte aanpak waar anderen de zuivere cognitieve doelstellingen overstijgen om leerlingen te brengen tot het verwerven van vaardigheden en vakgerelateerde attitudes. Ook de actualiteitswaarde van het onderwijs is wisselend en hangt af van de keuze van de leerinhouden en van de extramurale activiteiten, die in het algemeen wel bijdragen tot een grotere maatschappelijke relevantie van het onderwijs. Voor de realisatie van de specifieke eindtermen inclusief de onderzoekscompetentie, zijn er een aantal initiatieven genomen, maar in het algemeen ontbreekt het hier aan een gecoördineerde aanpak op vaken schoolniveau. Vakgroepen zijn nog zoekende naar een optimale invulling en hebben hierbij nood aan meer aansturing en responsabilisering. De schoolleiding heeft aandacht voor de brede vorming van de leerlingen. De meeste vakgroepen hebben het werken aan VOET opgenomen in de jaarplanning. Het beleid m.b.t. het leren leren en het begeleid zelfstandig leren heeft aanleiding gegeven tot het invoeren van nieuwe werkvormen (zie Leerlingenbegeleiding). Er treden echter vak- en leraarafhankelijke verschillen op in concrete aanpak, in intensiteit waarmee vakoverschrijdende eindtermen nagestreefd worden en in de mate waarin leraren bewust met de materie bezig zijn. De integratie van ICT in de onderwijspraktijk vormt één van de speerpunten van het onderwijskundig en logistiek beleid. Momenteel maakt reeds meer dan de helft van het korps gebruik van de ICTlokalen en/of het open leercentrum en er is zeker nog voldoende ruimte over voor een nog meer intens gebruik. In een aantal vakken wordt ICT ook leraargebonden en op een relevante wijze geïntegreerd in de lessen. Het gebrek aan pedagogische knowhow en aan ondersteuning bemoeilijkt echter het geïntegreerd gebruik van ICT. Het gebruik van het elektronische leer- en communicatieplatform is qua diepgang en frequentie vakgroep- en leraarafhankelijk. Een meerderheid van de leraren gebruikt het platform al om berichten, gegevens en bestanden uit te wisselen met collega’s en met leerlingen. Het gebruik van de andere e-learning tools (o.a. voor remediëring/evaluatie) van het platform kent echter nog een ruim groeipotentieel. Het taalbeleid van de school wordt gedeeltelijk geconcretiseerd op het niveau van de onderwijspraktijk. Meestal zijn cursusteksten en toetsen en proefwerken in een verzorgde taal opgesteld. In een aantal vakken wordt het vakjargon toegelicht aan de leerlingen via begrippenlijsten. Doorgaans is er aandacht voor strategieën om informatie gemakkelijk te verwerken en te structureren. Het taalgericht vakonderwijs (taalonderwijs in context met taalsteun en vol interactie) maakt echter nog weinig deel uit van het didactische handelen op klasniveau. Leerlingen krijgen niet altijd voldoende kansen om mondeling te participeren en om hierbij vragen en antwoorden precies te Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 37
formuleren omdat de lessen vaak nog erg leraargestuurd zijn. Het gebruik van een verzorgde taal is leraarafhankelijk. Het valt op dat leerlingen ook nog vaak dialect spreken. Het open karakter van de school werkt echter wel in de hand dat de leerlingen voldoende spreekdurf manifesteren. Leerlingen krijgen veel kansen om presentatievaardigheden te verwerven en om creatief met taal om te gaan zowel in het Nederlands als in de moderne vreemde talen. Leerlingenbegeleiding De schoolleiding besteedt veel aandacht aan de leerlingenbegeleiding. De brede zorg waarmee leerlingen op schoolniveau omringd worden, krijgt doorgaans haar verlengde op klasniveau. De meeste leraren nemen hun verantwoordelijkheid op in de eerstelijnszorg: zij zorgen voor een ordelijk en positief leerklimaat en verwijzen leerlingen door naar de vertrouwenspersoon bij socio-emotionele problemen. Ook de studiedruk wordt voldoende bewaakt. Leerlingen zijn zeer tevreden over het schoolklimaat (4.2 Welbevinden). De beleidsmatige inspanningen qua preventieve studiebegeleiding hebben globaal een positief effect op het kernproces. Toch zijn verdere inspanningen qua structurering en implementatie hier zeker zinvol. In II,1 werken leraren in de meeste vakken aan de studiemethode via studietips. De kwaliteit en overzichtelijkheid hiervan is leraargebonden. In alle graden krijgen de planningsvaardigheden aandacht door het efficiënte gebruik van de agenda's en door het aanreiken van afsprakennota's en van leerstofoverzichten voor de proefwerken. Er zijn enkele occasionele initiatieven om via zelfevaluatie en peerevaluatie te reflecteren over het leerproces. Op didactisch vlak bewegen de leraren zich tussen een nog vrij sturende enerzijds en een meer activerende onderwijsstijl anderzijds. Via ervaringsgericht leren (bijv. tijdens de seminaries en extracurriculaire activiteiten en reizen), leren onderzoeken en begeleid zelfstandig leren, worden vak- en leraarafhankelijk het probleemoplossend denken en het zelfevaluerend vermogen van leerlingen ontwikkeld. Toch ligt hier nog een groeimarge voor de school in drievoudige betekenis: de vernieuwende impulsen hebben nog niet gelijkmatig doorgewerkt in alle vakken; deze werkvormen blijven soms te veel beperkt tot occasionele initiatieven en vormen nog niet de rode draad van het didactisch handelen; tenslotte werd het bzl nog niet opgenomen in een duidelijke verticale leerlijn waarbij progressie, differentiatie, het gericht werken aan sociale vaardigheden en aan leervaardigheid ook een plaats krijgen. De verdere kwalitatieve uitbouw en implementatie van deze werkvormen vormt een uitdaging voor de school. De vele onvoldoendes voor Frans (II,1) en wiskunde (II,1 en III,1) nopen tot enige reflectie m.b.t. de verticale leerlijnen die de vlotte aansluiting bij het vorige leerjaar nog niet voldoende ondersteunen. De curatieve studiebegeleiding op klasniveau draagt doorgaans bij tot het leerproces van de leerlingen. Er wordt bij studieproblemen kort op de bal gespeeld. Sticordi-maatregelen worden opgevolgd door de leraren. Leraren zijn bereid om leerlingen extra hulp te bieden bij het verwerken van de leerstof. Hierbij wordt soms ondersteuning gebruikt van elektronische hulpmiddelen. De individuele remediëringstrajecten worden echter nog niet geregistreerd in het leerlingenvolgsysteem zodat de informatiedoorstroming niet optimaal is. De rapportering wordt bovendien niet gelinkt aan schriftelijke voorstellen tot remediëring. Voorts is er ook nog een groeimarge m.b.t. het aanwenden van de evaluatie voor het ondersteunen van het leerproces; de verbeterde toetsen en taken worden soms nog onvoldoende gebruikt om te leren uit fouten. Leerlingen houden voor de meeste vakken hun toetsmappen zorgvuldig bij, zodat terugkoppeling over het leer- en werkproces mogelijk is. In de feedback wordt echter niet altijd concreet toegelicht wat in de prestatie precies aanleiding gaf tot een minder goede beoordeling, aangezien er niet altijd teruggekoppeld kan worden naar vooraf aangeboden criteria. Leerlingenevaluatie Het evaluatiebeleid werd nog niet ten gronde aangepakt maar er is een groeiende belangstelling voor dit thema. In de meeste vakgroepen is de evaluatie globaal valide en betrouwbaar. Toetsen en proefwerken peilen zowel naar feitelijke als naar inzichtelijke kennis en naar vaardigheden en zijn doorgaans representatief voor de leerplandoelen. Waar hiaten zijn in de leerplanrealisatie vindt men ook een
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 38
minder evenwichtige evaluatiepraktijk. Meestal wordt nog meer de nadruk gelegd op het product dan op het proces. De groeiende belangstelling voor evaluatie komt tot uiting in enkele verdienstelijke initiatieven (wiskunde, seminaries economie, leerlingenvolgsysteem met zelfevaluatie voor lichamelijke opvoeding, procesgerichte evaluatie bij de onderzoeksopdrachten moderne talen), waarbij procesevaluatie aandacht krijgt en leerlingen worden betrokken bij de evaluatie. Deze initiatieven kaderen echter nog niet in een schoolbreed evaluatiebeleid. Leraren hebben in dat verband nood aan verdere deskundigheidsontwikkeling. De schoolleiding beveelt aan om de studieresultaten van de leerlingen te analyseren met het oog op het eventueel bijsturen van het didactisch handelen en de evaluatiepraktijk (zie schoolwerkplan). Vakgroepen wenden de studieresultaten echter nog onvoldoende aan om te reflecteren over hun aanpak en remediëringsacties. Zo zijn er bij Frans en wiskunde veel erg lage cijfers die de vakgroepen niet kunnen duiden. De schoolleiding wil ouders en leerlingen optimaal informeren over de studieresultaten. De rapportering is echter overwegend kwantitatief en weinig informatief op het niveau van de vakken. Interne kwaliteitszorg kernproces. De cultuur m.b.t. kwaliteitszorg op mesoniveau dringt nog niet door tot in de vakgroepen. Het vormt een uitdaging voor de schoolleiding om de vakgroepen te stimuleren tot een systematische reflectie over hun onderwijspraktijk.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 39
4
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
4.1
Schoolrendement Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement veeleer goed. Dit blijkt uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters, de doorstroming naar het hoger onderwijs en de tewerkstelling.
Attestering Onderstaande tabellen geven een overzicht van de attesteringsgemiddelden van het KA Mol over de schooljaren 2003-2004 tot 2007-2008 in vergelijking met de Vlaamse gemiddelden22 zoals die door de inspectie werden vastgesteld.
ASO-II,1 ASO-II,2 ASO-III,1 ASO-III,2 ASO
A-attesten Gem. School 89,1% 88,1% 82,4% 84,1% 92,2% 95,1% 97,4% 99,4% 89,8% 91,2%
B-attesten Gem. School 7,9% 7,6% 14,3% 10,3% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 6,1% 4,8%
C-attesten Gem. School 3,0% 4,3% 3,3% 5,6% 7,7% 4,9% 2,6% 0,6% 4,1% 4,0%
Uitgesteld Gem. School 2,7% 13,8% 3,3% 12,8% 5,8% 14,2% 2,5% 6,9% 3,5% 12,2%
De school reikt doorgaans meer A-attesten uit dan gemiddeld genomen in Vlaanderen. Opvallend is echter dat ze in de II,2 meer C-attesten uitreikt en minder B-attesten. De vraag kan hier gesteld worden of de leerlingenoriëntering na de tweede graad voldoende doordacht gebeurt (zie 2.2 Onderwijskundig beleid, Leerlingenevaluatie). Doordat in de school de traditionele visie op herexamens als tweede kans nog sterk leeft, is het aantal uitgestelde beslissingen hoog. Tijdens de schooljaren 2005-2006 en 2006-2007 zijn de uitgestelde beslissingen nog meer gestegen in alle graden en leerjaren. De school leeft de regelgeving m.b.t. de uitgestelde beslissingen niet correct23 na. De schoolleiding volgt de studies in het hoger onderwijs nauwkeurig op en beschikt over de gegevens van leerlingen over hun hele loopbaan in het vervolgonderwijs. In de cijfergegevens over de afstudeerjaren 02-03, 03-04 en 04-05 komt tot uiting dat minder leerlingen dan gemiddeld in Vlaanderen naar het universitair onderwijs gaan. Het zijn vooral de leerlingen uit de Humane wetenschappen en voor de jaren 03-04 en 04-05 ook die van Economie-moderne talen die minder vaak kiezen voor universitaire studies dan gemiddeld in Vlaanderen. Het globale slaagcijfer in het eerste jaar van het vervolgonderwijs ligt echter hoger, zowel voor leerlingen die universitair onderwijs kiezen als voor leerlingen die voor hoger onderwijs kiezen. Er kan hier dus ook gesproken worden van een realistische studiekeuze. 4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op de resultaten van de gesprekken die gevoerd zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per graad. Hun meningen zijn gerangschikt onder 4 schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. De resultaten worden vergeleken met het gemiddelde van de resultaten van de bevragingen tijdens de schooldoorlichtingen van 2002-2003 en 2003-2004.
22 23
Het gemiddelde van de doorgelichte scholen in Vlaanderen. SO 64, 8.1.7. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 40
Het algemeen welbevinden van de school ligt hoger dan het gemiddelde waarover de inspectie beschikt. Enkel voor ‘regelgeving’ en ‘inspraak op schoolniveau’ scoort de school iets lager dan het gemiddelde. Beleving en tevredenheid op klassen- en schoolniveau Over de inspraak op klassenniveau zijn de meeste leerlingen tevreden. Ze kunnen hun mening kwijt. De leraren zijn ertoe bereid extra uitleg te geven en op vraag worden inhaallessen gegeven. De leerlingen van de derde graad wijzen er wel op dat het werktempo soms te hoog ligt, waardoor er weinig gelegenheid tot vraagstelling is. De meerderheid van de leerlingen ervaart de contacten met de leraren als bijzonder positief. De leerlingen van de tweede graad vinden de klassensfeer zeer goed. De derdegraadsleerlingen sluiten zich daarbij aan. Sommige leraren zijn weliswaar streng, maar ze zijn rechtvaardig. Het welbevinden m.b.t. het leerproces scoort in beide graden aanzienlijk hoger dan gemiddeld. Een aantal leerlingen in de tweede en derde graad vindt dat in sommige vakken weinig afwisseling en variatie in de werkvormen worden gebracht. De derdegraadsleerlingen vinden de uurroosters slecht wegens te veel uren van hetzelfde vak op dezelfde dag. Bovendien zijn er te veel vaste studie-uren. Het welbevinden m.b.t. de infrastructuur en voorzieningen scoort goed. Algemeen zijn de leerlingen tevreden over de accommodatie en de materiële voorzieningen. Leerlingen van de derde graad klagen over de inrichting van de toiletten en het gegeven dat er te weinig kleedkamers zijn. Voorts merken ze op dat de gangen en de eetzaal weinig verfraaid zijn. De actieplannen op schoolniveau scoren buitengewoon goed, zowel in de tweede als in de derde graad. Sommige activiteiten zoals de themadagen en de uitstappen sluiten aan bij het curriculum. Ze zijn boeiend en worden goed georganiseerd. Het schoolklimaat scoort zeer goed in beide graden. De sfeer is heel goed. Er is plaats voor humor. De kleinschaligheid wordt als een voordeel aangezien. In verband met de regelgeving scoort de tweede graad iets hoger dan gemiddeld. De derde graad scoort daarentegen lager, waardoor ook het algemeen gemiddelde lager is dan het Vlaamse. De tweede graad is tevreden over het schoolreglement en de toepassing ervan, hoewel sommige regels niet goed worden toegelicht. De derde graad wijst op inconsequenties in de toepassing van het reglement. Sommige regels vinden de leerlingen overbodig. De oudste leerlingen beklagen zich over een gebrek aan vrijheid. Inspraak op schoolniveau scoort lager in de tweede graad, in de derde graad hoger dan gemiddeld, maar het algemeen gemiddelde ligt lager dan het Vlaamse. De tweede graad merkt op dat de werking van de leerlingenraad te weinig bekend is. Er wordt wel naar de ideeën van leerlingen geluisterd, maar er wordt weinig mee gedaan. De derde graad beaamt dat laatste. De realisatie van vele voorstellen laat lang op zich wachten. Wat de contacten met de andere personeelsleden van de school betreft, zijn alle leerlingen uitermate tevreden. Ze laten zich unaniem lovend uit over de vriendelijkheid van de personeelsleden. De derde graad beklaagt zich wel over de weinig vlotte secretariaatswerking. Over de opvang bij problemen zijn zowel de tweede als de derde graad tevreden. De groene leraar, de directie en het CLB krijgen positieve commentaar. Eén leerling zou meer opvolging wensen m.b.t. dyslexie. Het welbevinden m.b.t. beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma scoort in beide graden aanzienlijk hoger dan gemiddeld. Over de studiedruk zijn alle leerlingen zeer tevreden. De studiedruk is meestal redelijk. De tweede graad wijst erop dat er soms veel toetsen op dezelfde dag zijn, maar meestal is er een evenwichtige planning. De derde graad ondervindt soms een grote werkdruk, maar algemeen houden leraren rekening met de taakbelasting. Wat het leerprogramma en de leerinhoud betreft, scoort de school in beide graden zeer goed. De tweede graad vindt de leerstof boeiend. De derde graad vindt het curriculum een goede voorbereiding op hogere studies. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 41
Het puntensysteem scoort goed in beide graden. De tweede graad wordt bij taken en toetsen goed over de puntenverdeling geïnformeerd. Bij een slechte herhalingstoets krijgen leerlingen op vraag een extra kans. De derde graad wijst erop dat er soms weinig begrip is voor leerlingen die niet getalenteerd zijn voor een bepaald vak. Positief is dat leerlingen niet alleen worden beoordeeld op prestaties voor toetsen en taken, maar dat ook rekening wordt gehouden met hun inzet en medewerking. Het gedrag De tweede graad vindt dat er weinig wordt gepest en dat de leerlingen zich algemeen goed gedragen, uitzonderingen niet te na gesproken. Ook de derde graad is tevreden. De derdegraadsleerlingen vinden dat er goed samengewerkt wordt binnen de klas. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden Ook over de contacten met hun medeleerlingen zijn de leerlingen tevreden. De leerlingen van de tweede graad komen graag naar school. De derdegraadsleerlingen vinden dat ze het goed kunnen vinden met hun medeleerlingen. De leerlingen besluiten dat de kleinschaligheid, de diversiteit, de gezelligheid, de attitudebeoordeling en activiteiten zoals de inleefdagen sterke punten van hun school zijn. Personeel Er werden gesprekken gevoerd met nieuwe leraren, met leraren van doorgelichte en niet-doorgelichte vakken, met leden van het pedagogische coördinatiecollege en van enkele werkgroepen en met het ondersteunend personeel. In het algemeen is het onderwijzend personeel trots op het pedagogisch project van de school. Als sterke punten van de school halen zij de initiatieven voor de studiebegeleiding van de leerlingen, de extra activiteiten voor leerlingen, de goed gestructureerde werking en het grote infrastructureel comfort aan. Voorts waarderen zij de grote motivatie van de collega's en de samenhorigheid. Sommige leraren geven aan dat ze graag meer ondersteuning zouden willen bij de deskundigheidsontwikkeling voor het gebruik van ICT. Verder kaarten zij aan dat er planlast wordt veroorzaakt door de hoge eisen wat betreft de administratie. Nieuwe leraren zijn positief verrast door de leergierige en vriendelijke leerlingen. Ze ervaren dat de integratie in het schoolteam efficiënt en vlot verloopt. Het ondersteunend personeel apprecieert de kleinschaligheid, de extra activiteiten voor de leerlingen, de sportfaciliteiten en de ruime campus. De ligging van het administratief gebouw t.o.v. de lerarenzaal en de leslokalen maakt voor hen de communicatie met de leraren wel moeilijk. Externe partners Er werden gesprekken gevoerd met een zestal ouders, die ook deel uitmaken van de ouderraad. Eén van hen is tevens de voorzitster van de schoolraad. De ouders hebben hun schoolkeuze laten bepalen door de degelijkheid van de opleiding, door de aandacht voor diversiteit en de breeddenkendheid en door de kleinschaligheid van de school. Zij zijn de mening toegedaan dat de school haar imago naar de buitenwereld nog meer zou moeten versterken.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 42
5
CONCLUSIES
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De duidelijke beleidslijnen.
•
De initiatieven in het kader van interne kwaliteitszorg.
•
De brede vorming en het adaptief onderwijs met ook uitdagingen voor getalenteerde leerlingen.
•
De socio-emotionele begeleiding.
•
Het welbevinden van de leerlingen, de personeelsleden en de ouders.
•
Het veiligheidsbeleid en de samenwerking in dit verband met de andere scholen.
•
Het logistiek en het materieel beleid.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
De implementatie van de beleidslijnen.
•
Het personeelsbeleid en het nascholingsbeleid in functie van de leerplanrealisatie.
•
De vakgroepwerking.
•
De samenzettingen.
•
De studiebegeleiding en het remediaal beleid.
•
De aanvangsbegeleiding
•
De evaluatie.
•
De toepassing van de regelgeving m.b.t. de uitgestelde beslissingen (SO 64, 8.1.2).
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 43
6
ADVIES
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Koninklijk Atheneum te Mol brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en financiering:
ADVIES GUNSTIG voor de hele school
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening directie
Vinciane Vanderheyde
Gustaaf Bleys
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 44