MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP DEPARTEMENT ONDERWIJS EN VORMING Inspectie Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van de Middenschool van het Gemeenschapsonderwijs en het Koninklijk Atheneum te Keerbergen
Inrichtende macht
Scholengroep 5 van het Gemeenschapsonderwijs
Instellingen
Middenschool van het Gemeenschapsonderwijs Koninklijk Atheneum Vlieghavenlaan 18 3140 Keerbergen
Adres
Telefoon
015 23 52 41 en 015 23 49 33
Fax
015 23 61 55 en 015 73 08 84
E-mail Website Instellingsnummer Werkstation Datum doorlichting
Dhr. R. Leper
[email protected] [email protected] http://www.msk.be http://www.kakeerbergen.be 041591/041608 34 van 19-03-2007 tot en met 23-03-2007
Samenstelling inspectieteam Mw. T. Van Rie
Dhr. W. Van den Brandt
Mw. L. Waumans
Mw. M.-R. Van Nooten
Mw. Y. Warson
Deskundige, behorend tot de admini- Dhr. Conard, verificateur stratie Andere deskundigen die niet tot de in- nihil spectie behoren Coördinatie en verslaggeving
Mw. Y. Warson
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
G23/05/06 25 mei 2007
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 1
WOORD VOORAF •
Leeswijzer
Voor u ligt het verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. De doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op de kwaliteit van het studiepeil en de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Indien de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving, krijgt ze een gunstig advies. Een dergelijk advies is noodzakelijk, wil de school verder wettige getuigschriften en diploma’s kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder worden opgenomen in de financierings- of subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is vrij en behoort tot haar autonomie. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed, kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten, zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de inspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: http://www.onderwijsinspectie.be Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dat hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van de volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van twee schalen. Er werd geopteerd voor een concluderend, niet voor een beschrijvend verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Die conclusie is de cursieve openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd de concluderende zinnen te standaardiseren. In deze zinnen wordt steeds één van twee mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek: - de tweepuntenschaal: voldoende / onvoldoende, waarmee de inspectie haar controleopdracht duidelijk stelt;
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 2
-
de vierpuntenschaal: goed / veeleer goed / veeleer zwak / zwak, waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt.
Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen, kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen die schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en uitstekend). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoen van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate het algemeen beleid, zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert tot of ondersteunend werkt m.b.t. de realisatie van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. De confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'Kernproces in relatie tot het schoolbeleid'. Daarin wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In die rubriek wil zij ook aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden verscheidene rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten', zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De ‘dringende actiepunten’ betreffen enkel tekorten die onder de controle van de inspectie vallen en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Ze worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruikmaken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden; - gunstig beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school ze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten in welk structuuronderdeel moeten worden weggewerkt. Ook de termijn wordt aangegeven; - ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer 1 2 mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 13 van het Besluit van de Vlaamse regering i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking. Ten slotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen, zodat die na enige jaren tot het verleden kunnen behoren.
1 Een negatief advies zal wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het Besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs. 2 Besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 3
De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda van een personeelsvergadering te plaatsen. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden, vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Inzagerecht
Alle andere belangstellenden hebben eveneens inzagerecht en kunnen een kopie van dit verslag krijgen door een aanvraag te richten aan Mw. Christine Van Parijs Hendrik Consciencegebouw, lokaal 2A09 Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL
[email protected] •
Opmerking
Het verslag mag niet worden gebruikt voor commerciële doeleinden (bijvoorbeeld met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegestaan een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dat zou immers een negatie betekenen van de schooldoorlichting, waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het secundair onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op vrijdag 15 juni 2007.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het? .........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................8
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................8
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................9
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................9
2.2
Onderwijskundig beleid ...............................................................................................................10
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................19
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................20
3
Hoe goed werkt de school? .........................................................................................................25
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6 3.1.7 3.1.8
Vakverslagen................................................................................................................................25 Aardrijkskunde.............................................................................................................................25 Cultuur- en gedragswetenschappen..............................................................................................27 Economie en toegepaste economie ..............................................................................................31 Fysica en wetenschappelijk werk fysica ......................................................................................35 Grieks en Latijn............................................................................................................................37 Lichamelijke opvoeding en sport .................................................................................................40 Nederlands ...................................................................................................................................43 Project algemene vakken (PAV)..................................................................................................48
3.2
Vakoverschrijdende eindtermen - vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen..............................50
3.3
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................52
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................56
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................56
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................59
5
Conclusies....................................................................................................................................64
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................64
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................64 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................64 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................64 6
Advies aan de overheid m.b.t. de Middenschool ........................................................................66
7
Advies aan de overheid m.b.t. het Koninklijk Atheneum...........................................................67
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 5
1
1.1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
Identificatie
Middenschool en Atheneum Dit verslag handelt over de Middenschool van het Gemeenschapsonderwijs (MSGO) en het Koninklijk 3 Atheneum (KA) te Keerbergen . De scholen behoren tot de Scholengroep 5 van het Gemeenschapsonderwijs Mechelen, Keerbergen en Heist-op-den-Berg. Tot de scholengemeenschap van die scholengroep behoren elf secundaire scholen van het Gemeenschapsonderwijs en een secundaire school van het gemeentelijk onderwijs. De scholengemeenschap telt 4745 leerlingen. Oorspronkelijk was de Middenschool ingebouwd in het Koninklijk Atheneum en was ze een administratieve eenheid met een eigen schoolnummer. Sedert 1 september 1999 is de Middenschool autonoom. De school is ondergebracht in een afzonderlijk gebouw met een afzonderlijk secretariaat en een aparte ingang en speelplaats. De scholen beschikken over een ruime campus en zijn ingeplant in een mooie groene omgeving. Op hetzelfde domein bevinden zich de basisschool en de kleuterschool. Aan de scholen is ook een internaat verbonden. De scholen zijn vlot bereikbaar met privévervoer en met het openbaar vervoer. Om de veiligheid voor voetgangers en fietsers te verhogen, hebben de scholen voorgesteld een strook grond aan de gemeente af te staan voor een voetpad en fietspad. In het lopende schooljaar wordt met de uitvoering van de werken gestart. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Middenschool De onderstaande tabel toont de evolutie van de leerlingenaantallen sedert februari 2002.
1ste graad
februari ‘02 481
februari ‘03 475
februari ’04 520
februari ‘05 558
februari ‘06 529
februari ‘07 528
Op het ogenblik van de doorlichting telt de Middenschool 528 leerlingen (ongeveer 45 % meisjes en 55 % jongens). Het leerlingenaantal kende een stijgende tendens gedurende de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005. In het schooljaar 2005-2006 was er een lichte terugval van 5 %. In het huidige schooljaar is het leerlingenaantal ongeveer hetzelfde gebleven. De meeste leerlingen komen uit de eigen basisschool en uit de basisscholen in de nabije omgeving. Ongeveer 37,5 % van de leerlingen stroomt in uit andere basisscholen. De meeste leerlingen van de Middenschool stromen door naar het Atheneum. Over de vijf voorbije schooljaren telt de Middenschool gemiddeld 3,6 % nieuwkomers en 4,1 % zittenblijvers; 94 % van de leerlingen stroomt door (zie 4.1 Retentiviteit). De school heeft enkele leerlin4 gen met een allochtone moeder (5,7 %), enkele anderstalige nieuwkomers (1,7 %), een kleine groep 5 leerlingen met een thuistaal anders dan het Nederlands (4,5 %) en twee GON-leerlingen . De bezettingsgraad in het eerste leerjaar A is hoog (243 leerlingen). In het tweede leerjaar wordt vooral voor Moderne Wetenschappen gekozen (176 leerlingen). Het leerlingenaantal in het beroepsvoorbereidend leerjaar (BVL) Decoratie-Kantoor en verkoop is vrij laag (11 leerlingen). Dat is ook het geval 3
De scholen vormen een pedagogische eenheid, maar ze voeren een eigen beleid. Daarom spreken we in dit verslag over ‘scholen’. De term ‘eerste graad’ verwijst naar het structuuronderdeel eigen aan de Middenschool. De term ‘tweede en derde graad’ verwijst naar de structuuronderdelen eigen aan het Koninklijk Atheneum, ook ‘bovenbouw’ genoemd. 4 een moeder afkomstig uit een land buiten de Europese Unie of uit een nieuw EU-land 5 geïntegreerd onderwijs
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 6
in 1B (11 leerlingen). Het onderwijsaanbod is afgestemd op het vervolgonderwijs in het Atheneum (zie overzichtstabellen met het studieaanbod van de scholen). Atheneum De onderstaande tabel toont de evolutie van de leerlingenaantallen sedert februari 2002.
1ste graad ASO BSO TSO Totaal
februari ‘02 24 571 49 106 750
februari ‘03
februari ’04
februari ‘05
februari ‘06
februari ‘07
630 61 102 793
663 67 101 831
646 57 116 819
701 61 113 875
713 65 104 882
Het Atheneum telt 882 leerlingen (ongeveer 52 % meisjes en 48 % jongens). De laatste vijf schooljaren is het leerlingenaantal met 17,6 % toegenomen. De grootste stijging van het leerlingenaantal (32,6 %) doet zich voor in het BSO. Die stijging is toe te schrijven aan een betere oriëntering en aan de toenemende belangstelling voor het virtueel kantoor. Ook het ASO kent een forse stijging van het leerlingenaantal (24,8 %). De leerlingen komen meestal uit de Middenschool. Het Atheneum telt over de vijf voorbije schooljaren 30 % nieuwkomers, 14,5 % zittenblijvers en 58 % 6 doorstromers . Het heeft weinig leerlingen met een allochtone moeder (0,9 %), vijf anderstalige nieuwkomers (0,6 %), een kleine groep leerlingen met een thuistaal anders dan Nederlands (6,4 %) en vijf GON-leerlingen. De school komt niet in aanmerking voor GOK-uren. De school heeft een overwegend ASO-aanbod en een beperkt TSO- en BSO-aanbod. In het studiegebied ASO in de tweede graad zijn de studierichtingen goed bezet, met als koploper de studierichting Humane wetenschappen (109 leerlingen). De studierichting Grieks-Latijn (8 leerlingen) is gering bezet. Ook in de derde graad wordt vooral voor de studierichting Humane wetenschappen gekozen. De studierichtingen Latijn-wiskunde (5 leerlingen), Grieks-Latijn (5 leerlingen), en Moderne talenwiskunde (4 leerlingen) zijn erg dun bevolkt. De laatste twee studierichtingen worden slechts eenmaal in de scholengemeenschap aangeboden. De instandhouding van enkele studierichtingen met een lage bezettinggraad kost veel uren. Splitsingen in de andere studierichtingen zijn dan ook niet mogelijk, zodat daar grote klassen voorkomen. De school heeft als een van haar doelstellingen vooropgesteld haar studieaanbod te herbekijken. De BSO-studierichting Kantoor is zowel in de tweede als in de derde graad goed bevolkt. Er stromen echter weinig leerlingen door naar het specialisatiejaar Kantooradministratie en gegevensbeheer. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de leerlingenaantallen van het schooljaar 2006-2007 per studiegebied (SGB) en van het onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap. M.S.G.O.
1ste graad
6
Structuuronderdeel 1e lj A 2e lj 1e gr Grieks-Latijn 2e lj 1e gr Latijn 2e lj 1e gr Moderne w etenschappen 1e gr bvlj Decoratie - Kantoor & verkoop 1e lj B
Graad 1 1 1 1 1 1
lj 1 2 2 2 2 1
totaal lln SGB 243 27 60 176 11 11 528
scholengemeenschap aantotaal lln percentage tal SGB 7 560 43,4% 3 51 52,9% 4 97 61,9% 4 309 57,0% 3 53 20,8% 5 109 10,1% 1179
Doorstromers zijn leerlingen uit de eigen school die naar het volgende leerjaar gaan.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 7
K.A. Structuuronderdeel Studiegebied Algemeen secundair onderw ijsEconomie Economie-moderne talen Economie-w iskunde Grieks-Latijn Grieks-Latijn Humane w etenschappen Humane w etenschappen Latijn Latijn-moderne talen Latijn-w etenschappen Latijn-w iskunde Moderne talen-w etenschappen Moderne talen-w iskunde Wetenschappen Wetenschappen-w iskunde Studiegebied Handel TSO Boekhouden-informatica Handel Handel Handel-talen Secretariaat-talen Studiegebied Handel BSO Kantoor Kantoor Kantooradministratie en gegevensbeheer Studiegebied Sport ASO Sport Wetenschappen-sport
1.3
Graad 2 3 3 2 3 2 3 2 3 3 3 3 3 2 3 3 2 3 2 3 2 3 3 2 3
lj 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 2 12 12 12 12 12 12 12 12 12 3 12 12
totaal lln SGB 81 43 13 8 5 109 85 80 14 15 5 23 4 78 57 620 13 29 33 21 18 114 29 26 6 61 51 24 75
scholengemeenschap aantotaal lln percentage tal SGB 4 164 49,4% 3 112 38,4% 3 20 65,0% 2 8 100,0% 1 5 100,0% 3 151 72,2% 3 136 62,5% 4 217 36,9% 4 45 31,1% 3 32 46,9% 3 21 23,8% 3 52 44,2% 1 4 100,0% 4 196 39,8% 4 101 56,4% 1264 1 13 100,0% 2 39 74,4% 2 42 78,6% 2 29 72,4% 2 29 62,1% 152 3 95 30,5% 3 83 31,3% 2 18 33,3% 196 1 51 100,0% 1 24 100,0% 75
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats op 19, 21, 25, 26, 28 en 29 april 1994. Toen werden de volgende vakken doorgelicht: Duits, Engels, Grieks, Latijn, Nederlands, informatica, technologische opvoeding, wetenschappen (fysica, scheikunde, biologie) en wiskunde. Het advies ‘negatief dat positief wordt’ werd uitgebracht voor de veiligheid op grond van opmerkingen van de brandweer. Er werd gesteld dat het studiepeil algemeen voldoende tot goed was. In het opvolgingsverslag (d.d. 21 maart 1995) wordt vastgesteld dat de tekorten werden verholpen en dat werk werd gemaakt van kwaliteitsverbetering. 1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: •
aardrijkskunde;
•
cultuur- en gedragswetenschappen;
•
Engels;
•
Grieks;
•
fysica eerste graad;
•
Latijn;
•
lichamelijk opvoeding en sport;
•
Nederlands;
•
project algemene vakken (PAV);
•
(toegepaste) economie;
•
wetenschappelijk werk fysica eerste graad.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 8
2
2.1
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
Algemeen beleid
De onderwijsvisie van de Middenschool en het Atheneum is geïnspireerd door het pedagogisch project van het Gemeenschapsonderwijs. De scholen opteren in hun onderwijsproject voor een dynamisch mens- en maatschappijbeeld en beogen de vorming van vrije mensen. Daarom willen de beide scholen een proces aan de gang brengen waarbij alle belanghebbenden bij het beleid en bij de uitvoering van de beleidsbeslissingen worden betrokken. Informatie, coördinatie en inspraak beschouwen ze als fundamentele begrippen in hun beleidsvisie. De jongste jaren wordt vooral de klemtoon gelegd op de maximale ontwikkeling van de talenten van de leerlingen. De scholen hebben hun visie elk apart geconcretiseerd in het schoolwerkplan en in het schoolreglement. Ze hebben hun visie ook aan de verscheidene participanten gecommuniceerd. Hoewel de scholen dezelfde visie hebben, voeren ze geen gemeenschappelijk beleid. (zie 2.2 Onderwijskundig beleid). Middenschool De algemene en dagelijkse leiding berust bij de directeur die bijgestaan wordt door een graadcoördina7 tor, een remedial teacher en het GOK -team. De GOK-uren zijn over enkele leraren verdeeld. Ze staan in voor preventie en remediëring en voor de socio-emotionele begeleiding. Een werkgroepverantwoordelijke zorgt voor de coördinatie van de vakwerkgroepen. De school werkt aan gelijkgerichtheid en aan gezamenlijke doelgerichtheid door op regelmatige basis overlegmomenten in te bouwen met de coördinator en met de lerarenraad. Ook wordt de gelijkgerichtheid bevorderd door de werking van de verscheidene werk- en vakgroepen. De school hecht veel belang aan participatie van allen die bij het schoolgebeuren betrokken zijn. Daarom heeft ze voor iedere geleding een participatieorgaan. De samenstelling van de geledingen is reglementair. De participanten hebben kennis van de beleids- en besluitvormingsprocedures en van hun bevoegdheden met betrekking tot verschillende facetten van het schoolbeleid. De werking van deze overlegstructuren en werkgroepen resulteert in reële participatie en opvolging van de beleids- en besluitvorming. De leerlingenraad is goed georganiseerd, wordt goed ondersteund en draagt reëel bij tot de participatie op school. Uit de enquêtes blijkt dat de leerlingen algemeen tevreden zijn over de verwezenlijkingen. Binnen de school bestaan voldoende structuren om de communicatie over beleidsaspecten vlot te laten verlopen. De interne communicatie verloopt via informele gesprekken, dienstmededelingen en e-mail. Alle personeelsleden zijn ingelogd op het elektronische communicatieplatform, waar dienstmededelingen, schoolwerkplan, procedures, documenten en informatie terug te vinden zijn. De directie is op alle vergaderingen van de verschillende overlegstructuren aanwezig. De communicatie met de ouders verloopt grotendeels digitaal. Voorts zijn er de oudercontacten en wordt er gecommuniceerd via de schoolagenda’s. De externe communicatie met het Atheneum is weinig intensief, wat onder meer gevolgen heeft voor de verticale samenhang tussen de verschillende graden. De school heeft een sterk public relations-beleid en werkt aan haar imago. In verband met de interne kwaliteitszorg heeft de Middenschool initiatieven genomen om gegevens te verzamelen over haar eigen functioneren. Een voorbeeld daarvan is het tevredenheidonderzoek bij de ouders. De gegevensverzameling gebeurt regelmatig en integraal. De school stelt een actieplan op, om de verzamelde gegevens systematisch voor kwaliteitsbijsturing te benutten.
7
GOK: gelijke onderwijskansen
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 9
Atheneum De algemene en dagelijkse leiding berust sinds 1 februari 2007 bij de waarnemend directeur, die bijgestaan wordt door de adjunct-directeur. Er is geen middenkader. Wel hebben enkele leraren een aantal 8 BPT-uren om het beleid mee te ondersteunen. Er is een opvoeder aangesteld voor de leerlingenbegeleiding en een remedial teacher ondersteunt leerlingen met leerstoornissen. De overlegstructuren (het basiscomité, de schoolraad, de pedagogische raad, de leerlingenraad, de oudervereniging en de Vriendenkring) en de werkgroepen zijn reglementair samengesteld, maar ze dragen in onvoldoende mate bij tot de besluitvorming. Algemeen is er te weinig betrokkenheid van de personeelsleden bij het beleid. Er worden vele individuele initiatieven genomen, maar ze worden beleidsmatig onvoldoende ondersteund. Vele beslissingen worden dan ook ad hoc genomen. De werking van die overlegstructuren resulteert nog niet in reële participatie en opvolging. De jongste jaren wil de school in haar onderwijs meer innovatieve en actieve werkvormen integreren. De beslissing om over te gaan tot vernieuwend onderwijs wordt echter niet door alle personeelsleden gedragen. Daarom wordt geopteerd voor de weg van de geleidelijkheid en probeert de school een evenwicht tussen traditioneel en innoverend onderwijs te vinden. Ze voorziet echter in te weinig omkadering om het innoverend onderwijs ingang te doen vinden (zie 3.1 Vakverslagen). De leerlingenraad is goed georganiseerd. Hij geeft advies aan de directie over alle leerlingenaangelegenheden en neemt zelf initiatieven. De raad vergadert autonoom en houdt jaarlijks een gezamenlijke vergadering met de oudervereniging en de directie. De informatie wordt zowel schriftelijk als op een elektronische manier doorgegeven. Het gebruik van e-mail is sterk ingeburgerd. Op de algemene personeelsvergaderingen wordt gezorgd voor bijkomende informatie. De communicatie verloopt echter niet optimaal. Initiatieven worden genomen om de informatiestroom te beperken en te structureren en het communicatieplatform van de Middenschool naar het Atheneum door te trekken. Net zoals de Middenschool werkt het Atheneum aan zijn imago en heeft het een sterk public relationsbeleid. De schoolleiding neemt initiatieven om gegevens over haar eigen functioneren te verzamelen. De gegevens worden door de werkgroepen regelmatig verzameld en geanalyseerd. De resultaten hebben 9 geleid tot een globaal actieplan, dat echter nog niet wordt geïmplementeerd. In het jaarverslag worden prioriteiten opgesteld voor het volgende schooljaar. In de volgende rubrieken wordt de concretisering van de algemene beleidslijnen, meer bepaald wat het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het logistiek beleid betreft, nader bekeken. 2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum 9
Het onderwijskundig beleid in de Middenschool is goed. De school besteedt veel aandacht aan de realisatie van de basisvorming en de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school een aantal initiatieven genomen.
9
Het onderwijskundig beleid van het Atheneum is veeleer zwak.. De school besteedt weinig aandacht aan de realisatie van de basisvorming, de specifieke vorming en de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen.
8 9
bijzondere pedagogische taken een ‘reflectiedocument’ van de directie, bestemd voor de schoolraad, de oudervereniging, het pedagogisch college en het onderwijzend personeel
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 10
Middenschool De realisatie van de eindtermen en leerplandoelstellingen wordt bevorderd door het inzetten van materiële en infrastructurele middelen conform de leerplanvereisten, de implementatie van ICT (onder meer het elektronisch leerplatform) en de afspraken binnen de vakgroepen. In het eerste leerjaar A worden in de officiële schooldocumenten ten onrechte de benamingen ‘Latijn’, ‘Moderne Wetenschappen met optie Sport’ en ‘Moderne Wetenschappen met optie Techniek’ gebruikt. Daardoor wordt het uitstellen van de studiekeuze niet gerespecteerd. De school besteedt 91,8 % van het toegekende lestijdenpakket aan effectieve lestijden, wat onder het landelijk gemiddelde ligt. Voor de coördinatie en de ondersteuning van de schoolwerking trekt de school 7 % 10 BPT-uren uit, wat werd onderhandeld in het basiscomité. De Middenschool ontvangt twaalf GOK-uren. Uit het lestijdenpakket worden acht uren overgedragen naar andere instellingen. De effectieve lestijd scoort goed: de evaluatietijd en de tijd besteed aan extramurosactiviteiten worden goed bewaakt. Er worden uren overgedragen van de A-stroom (6,14 %) en van de B-stroom (4,32 %) naar het Atheneum. Dat heeft weinig invloed op de klassengrootte. Uitgezonderd in het tweede leerjaar GrieksLatijn (25 leerlingen) zijn er geen grote lesgroepen. De werking van de vakgroepen wordt beleidsmatig gestuurd en goed opgevolgd. Naast de eigen agendapunten van de vakgroepen worden door de schoolleiding agendapunten aangereikt die te maken hebben met de leerplanrealisatie. Over de vakgroepen heen is nog geen overleg. De directie neemt steekproefsgewijs deel aan de vakgroepvergaderingen. De school heeft een visie op de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen (VOET/VOOD) ontwikkeld. De VOET/VOOD werden geïnventariseerd, geëvalueerd en bijgestuurd. Voor de brede en harmonische vorming van de leerlingen organiseert de schoolleiding culturele en pedagogische uitstappen. Ze hecht veel belang aan artistieke activiteiten, omdat ze de jongeren de kans wil geven met hun talenten naar buiten te treden (variété, toneel). De studiereizen zijn vakgebonden en passen binnen het leerprogramma van een bepaald vak. Tijdens de middagpauze biedt ze een brede waaier van activiteiten aan. Gevarieerde activiteiten ondersteunen het taalbeleid: - de beginsituatie van de leerlingen wordt in kaart gebracht en de resultaten van de tests worden door een remedial teacher opgevolgd; - de school engageert zich om voor leerlingen met dyslexie compenserende maatregelen in te zetten; - onder de leiding van twee leraren Nederlands wordt jaarlijks een toneelstuk op touw gezet; - gevarieerde culturele activiteiten (toneel, variété, schoolkrant, voordracht- en dialogenwedstrijd, poëziewedstijd) vinden in de loop van het schooljaar plaats; - een taalbad Frans en een Project Engels door AFS-studenten in de klas ondersteunen het leerproces; - een individuele bijsturing via memoriseersoftware en voorleessoftware met studiehulp is mogelijk; - leraren volgen gepaste nascholing. Daarnaast wordt er gewerkt aan een woordenlijst voor instructietaal op basis van eigen cursussen om de achterstand bij het begrijpen van opdrachten weg te werken. Dit sterke taalbeleid wordt sinds het schooljaar 2005-2006 ondersteund met een aantal BPT-uren, voor de realisatie van het schoolkrantje en voor inhaallessen voor de anderstalige leerlingen. Dit schooljaar werd het aantal BPT-uren daarvoor gereduceerd.
10 Maximum 3 % van het aantal aanwendbare uren-leraar mag worden besteed aan bijzondere pedagogische taken. Dit maximum kan niettemin worden overschreden mits akkoord van het lokaal overleg- of onderhandelingsorgaan, bevoegd voor arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden (cf. SO 55).
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 11
De school hanteert bij haar interne en externe communicatie doorgaans een spontaan verzorgde taal. De school heeft haar ICT-beleid goed gestructureerd. Er zijn twee volledig uitgeruste computerklassen. Elk klaslokaal beschikt over een multimediacomputer met internetaansluiting en projectiemogelijkheden. De meeste leraren maken frequent gebruik van de ICT-infrastructuur, zodat momenteel de beschikbare ICT-infrastructuur ontoereikend is voor de niet-informaticavakken. De school plant evenwel op korte termijn bijkomende investeringen. Atheneum De school wendt het complementaire gedeelte van de lessentabellen aan om de basisvorming en specifieke vorming te versterken of om binnen dezelfde studierichtingen te differentiëren. In de tweede graad gebruikt ze daarvoor tweepolige benamingen, wat niet wettelijk is. In de derde graad wordt het complementaire gedeelte gebruikt om binnen de studierichting Wetenschappen-wiskunde te differentieren door toevoeging van respectievelijk het vak wetenschappelijk tekenen, economie en toegepaste informatica. Binnen de studierichting Humane wetenschappen wordt gedifferentieerd door toevoeging van respectievelijk het vak media, Duits en economie. Binnen Economie-moderne talen wordt in het complementair gedeelte gedifferentieerd door het aanbod van respectievelijk het vak wiskunde en het vak Spaans. De school wil met het ruime keuzepakket de leerlingen zo goed mogelijk voorbereiden op het vervolgonderwijs. Niettegenstaande de brede waaier van studierichtingen en vakken, liggen de studieresultaten van de leerlingen in het hoger onderwijs lager dan de Vlaamse gemiddelden (zie 4.1 Schoolrendement). Het Atheneum besteedt 95,8 % van het toegekende lestijdenpakket aan effectieve lestijden en trekt 4,2 % uren uit voor bijzondere pedagogische taken, wat onderhandeld werd in het basiscomité. De effectieve lestijd scoort vooral in het ASO laag, omdat daar meer tijd wordt besteed aan extramurosactiviteiten dan in het BSO/TSO. Beleidsmatig werden maatregelen genomen om de lestijd optimaal te benutten en de lestijd die verloren gaat door de verplaatsing tussen de verschillende gebouwen te beperken. Leraargebonden wordt met deze maatregelen echter geen rekening gehouden. Door de late start van de definitieve lessenroosters (begin oktober) zijn er soms problemen met opdrachten- en klassenwissels. Hierdoor komt het schooljaar traag op gang. Er worden veel lestijden overgedragen van de tweede graad BSO (32,35 %) en de tweede graad TSO (11,23 %) naar de derde graad ASO en de derde graad TSO. Dat leidt niet tot grote lesgroepen binnen het BSO en het TSO. Wel leidt de instandhouding van enkele gering bezette studierichtingen in de derde graad ASO tot grote lesgroepen in andere ASO-studierichtingen. De grote lesgroepen bemoeilijken interactieve werkvormen en communicatief en innoverend onderwijs. Daardoor komt de leerplanrealisatie onder druk (zie vakverslagen). De school heeft sinds de vorige doorlichting inspanningen geleverd om het vakoverleg beter te organiseren, maar voert op dat vlak nog geen effectief beleid. Inhoudelijk wordt het vakoverleg immers niet aangestuurd en niet ondersteund, waardoor de werking van de verscheidene vakgroepen kwalitatief verschillend is en grotendeels afhangt van de inzet en de verantwoordelijkheid van de leraren. De schoolleiding geeft vanuit de ‘Denktank studeren’ aanbevelingen om naast traditionele ook (inter)actieve werkvormen toe te passen. Ze wil een regelgerichte en leerstofgerichte school ombuigen naar een leerlinggerichte school. Daarvoor wordt echter geen echt beleid gevoerd. De onderwijsvernieuwingen worden door de schoolleiding immers te weinig ondersteund. Bovendien stimuleert ze onvoldoende pedagogisch-didactische nascholingen en voorziet ze te weinig in een krachtige leeromgeving waarin uitdagend en vernieuwend onderwijs mogelijk is. Deze aanbevelingen zijn nog niet omgezet in een actieplan. Door het stijgende leerlingenaantal is er ruimtegebrek. Sommige lesgroepen zijn zo groot dat daardoor het vlotte verloop van het leerproces niet meer gegarandeerd is. De beschikbare ruimte wordt niet altijd optimaal benut. De verspreiding van leslokalen voor sommige vakken en studiegebieden over de hele campus getuigt van weinig structuur en visie en kost bovendien veel onderwijstijd. Voor sommige vakken ontbreken specifieke lokalen. Er is geen documentatiecentrum en er zijn te weinig ICTlokalen.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 12
In het ASO schenkt de school aandacht aan de specifieke eindtermen vanuit de leerplannen voor het specifieke gedeelte. Hoewel doelstellingen m.b.t. de specifieke eindtermen voor de onderzoekscompetentie daar ook bij horen, komen ze daar niet aan bod. De leerlingen moeten de onderzoekscompetentie voor de polen van hun studierichting zelfstandig verwerven buiten het wekelijkse lessenrooster, ook het experimenteel gedeelte dat bij de pool wetenschappen hoort. Hun vorderingen worden wel via een logboek door de betrokken leraren gevolgd. Algemeen is het beleid m.b.t. de leerlingenstages goed. De stages en de stagedocumenten zijn conform 11 de regelgeving . De geïntegreerde proef (GIP) wordt beleidsmatig niet voldoende gecoördineerd en opgevolgd (zie vakverslag toegepaste economie). Voor de brede en harmonische vorming van de leerlingen organiseert de schoolleiding culturele en pedagogische uitstappen. Er is echter geen evenwichtige verdeling van de initiatieven over de onderwijsvormen en studierichtingen (zie effectieve lestijd). Ze stimuleert en ondersteunt initiatieven zoals het jaarlijkse schooltoneel en de muzikale klassieke avond. Tijdens de middagpauze kunnen leerlingen deelnemen aan allerlei (sport)activiteiten. Op vakniveau worden de VOET niet nagestreefd. De vakgroepen werden nochtans door de schoolleiding ertoe aangezet een inventarislijst van de VOET te maken en ze in de planningen op te nemen. Op schoolniveau werden enkele initiatieven genomen, zoals vakoverschrijdende uitstappen en het schoolbrede project ‘Bevrijding’. Er werd ook een gezondheidsbeleid ontwikkeld. De werking is gestructureerd. Tijdens het schooljaar 2004-2005, heeft een leraar in opdracht en in samenwerking met de expertise van de eerste graad, een uitgebreid taalbeleidsplan geschreven met kenmerken van taalbeleid, aandacht voor instructietaal, praktijkvoorbeelden en te nemen maatregelen om tot een verticaal uniform taalgebruik te komen. Daarnaast werden een bundel met vaardigheidsstrategieën en termen 12 en een bundel met discussievormen en -technieken 13 ontwikkeld. De bundels werden onder alle leraren verdeeld, maar jammer genoeg bestaat het taalbeleid enkel op papier. Het schoolbeleid heeft in het verleden niet de nodige stappen gezet om de implementatie van deze visie op taal te verzekeren op leraren- en klasniveau. In de praktijk worden de leerlingen er sinds dit schooljaar in het deel ‘Je rechten en plichten’ van het schoolreglement op gewezen in alle omstandigheden het Algemeen Nederlands 14 te gebruiken. De school hanteert bij haar interne en externe communicatie doorgaans een spontaan verzorgde taal. Positief is de graadoverstijgende afspraak om in de loop van dit schooljaar het taalbeleidsplan te actualiseren en uit te breiden. Het ICT-beleid vertoont nog enkele leemtes. De school beschikt over vier volledig uitgeruste computerlokalen en over een aantal vaklokalen met zowel een uitgebreide als een beperkte ICT-uitrusting. De ICT-infrastructuur is evenwel ontoereikend voor de gebruikers van de niet-informaticavakken, zodat de ICT-integratie voornamelijk buiten de lessen gebeurt. Daarnaast kunnen de leerlingen enkel op vraag buiten de lessen gebruikmaken van de ICT-infrastructuur. Deze dienstverlening is evenwel niet voorzien in de opdrachten van het personeel. De school beschikt over een budget voor het aanschaffen van bijkomende ICT-infrastructuur, maar wacht met een investering tot het meest recente besturingssysteem ingevoerd wordt. De school beschikt over een eigen webstek. Het intranet wordt enkel door de leraren gebruikt. Voorbeelden van goede praktijk •
De vakoverschrijdende initiatieven in de Middenschool.
•
Het ICT-beleid in de Middenschool.
11
SO/2002/09 en bijlage 1 Taalbeleid: vaardigheidsstrategieën en termen. 13 Discussievormen en -technieken. 14 3.5 Op school - en dus zeker tijdens de lessen - spreek je Algemeen Nederlands. 12
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 13
•
De concretisering van het taalbeleidsplan in de Middenschool.
•
De krachtige leeromgeving voor taalondersteuning in de Middenschool.
•
Het stagebeleid in het Atheneum.
•
De aandacht voor interne kwaliteitszorg in de Middenschool.
Werkpunten •
De verticale samenhang tussen de graden realiseren.
•
Het uitstel van de studiekeuze respecteren in de Middenschool.
•
De doelstellingen m.b.t. de specifieke eindtermen voor de onderzoekscompetentie realiseren in het specifieke gedeelte van de betreffende polen.
•
Een globale visie op het taalbeleid concretiseren in het Atheneum.
•
De interne werking van de vakgroepen versterken in het Atheneum.
•
Het ICT-beleid in het Atheneum optimaliseren.
Leerlingenbegeleiding 9
De leerlingenbegeleiding van de Middenschool functioneert goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school initiatieven genomen.
9
De leerlingenbegeleiding van het Atheneum functioneert veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school initiatieven genomen.
Middenschool De school staat open voor alle leerlingen die het pedagogisch project en het schoolreglement respecteren. Om de overstap tussen het basisonderwijs en de Middenschool laagdrempelig te maken, wordt voor de leerlingen van het basisonderwijs tijdens de krokusvakantie een onthaalweek georganiseerd. Om volwaardige integratie mogelijk te maken, richt de school bij de aanvang van het schooljaar een onthaaldag in voor de nieuwe leerlingen en worden kennismakingsdagen georganiseerd. Bij de inschrijving worden de GOK-indicatoren opgevraagd. Alle informatie uit het intakegesprek wordt in een digitaal leerlingvolgsysteem opgenomen. Er worden initiële tests afgenomen voor Nederlands en wiskunde om het niveau van de instroom te bepalen, de leerstof aan te passen aan het studiepeil van de leerlingen en om bijkomende leerstoornissen voor Nederlands te detecteren Op sociaal vlak houdt de school rekening met de financiële draagkracht van de ouders. Ze informeert 15 de ouders over de schoolkosten, zoals het betreffende decreet vraagt. De Vriendenkring komt waar nodig financieel tegemoet. 16
Adaptief onderwijs wordt gestimuleerd. Voor de GON-leerlingen is er individuele begeleiding. Om het leerproces mee te ondersteunen en leerlingen met leerstoornissen te begeleiden heeft de school een leerlingenbegeleider en een remedial teacher aangesteld. Op grond van een geattesteerde diagnose worden de leerlingen met leerstoornissen (dyslexie, dysorthografie, dyscalculie en ADHD) erkend en 17 wordt aan hun specifieke problematiek met sticordi-maatregelen tegemoetgekomen. De school is begaan met de studiebegeleiding. Ze gebruikt memoriseersoftware en is pilootschool voor voorleessoftware. Studietips worden aangereikt met de brochure leren leren online, vakinfobrochures en de infoavonden. De leerlingen werken actief mee aan hun leerproces. Ze krijgen de kans zelfstandig 15
Decreet betreffende het onderwijs XIII – Mozaïek 13-07-2001, art. V13. Adaptief onderwijs is onderwijs op maat van de individuele leerling door het aanbrengen van verschillen (differentiatie). 17 sticordi-maatregelen: stimulerende, compenserende, remediërende en dispenserende maatregelen 16
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 14
on- linetoetsen en -oefeningen te maken. De schoolleiding voorziet in een stappenplan om afwezige leerlingen bij te werken. Op vrijwillige basis worden inhaallessen voor Nederlands, Frans, Engelsen wiskunde aangeboden. Ook kijkt de schoolleiding erop toe dat extra oefeningen voor de vakken wiskunde en Engels online worden aangeboden als hulpmiddel om tekorten bij te werken. Het elektronisch leerplatform is hierbij een onmisbaar instrument. De school stimuleert de betrokkenheid van de ouders. Ze bewaakt de studiebelasting van de leerlingen door herhalingstoetsen te spreiden en aan te kondigen. Hoewel de school begaan is met de studiebegeleiding, is er weinig controle op het gebruik van de schoolagenda’s als volwaardige planningsdocumenten. De leraren nemen de eerstelijnszorg op i.v.m. studieproblemen en psychosociale problemen. Er heerst een open en vertrouwengevend schoolklimaat waarin leerlingen hun gevoelens en opvattingen kunnen 18 uiten. De school hanteert een leerlingvolgsysteem, waaraan een signaleringslijst en een handelingsplan zijn gekoppeld. Het orde- en tuchtreglement is vrij streng. De school verwacht van de leerlingen een grote discipline. Ze organiseert activiteiten rond psychosociaal functioneren (puberteit en drugs) en houdt regelmatig bevragingen om mogelijk pestgedrag tijdig te detecteren. De school volgt een stappenplan i.v.m. sanctioneren. De leerlingenbegeleider handelt in overleg met het CLB en indien nodig wordt externe hulp ingeschakeld. Alle betrokkenen hebben zicht op het aanbod van hulpverlenende instanties. Voor de remediërende zorgbreedte bestaan afspraken in verband met signalering, analyse en remediëring van problemen bij leerlingen. Als de begeleidende klassenraad leerachterstanden, tekortkomingen in leerattitudes en gedrag vaststelt, worden de leerlingen doorgestuurd naar de remedial teacher of worden ze uitgenodigd op inhaallessen. Er wordt een begeleidingstraject opgesteld, waarvan de ouders op de hoogte worden gebracht. De schoolleiding ziet erop toe dat de ouders de leervorderingen van hun kinderen vlot mee kunnen opvolgen. De leerlingenbegeleider voert naar aanleiding van de klassenraad gesprekken met de leraren, klassenleraar en de ouders. De schoolloopbaanbegeleiding gebeurt in samenwerking met het CLB. De studiekeuze van de leerlingen wordt besproken op de klassenraden. De leerlingen en de ouders worden hierover duidelijk geïnformeerd. Bovendien worden de ouders voor bijkomende informatie uitgenodigd op een infoavond. In vergelijking met het Vlaams gemiddelde was vorig schooljaar het percentage leerlingen met problematische afwezigheden laag (4 % versus 12,6 %). Uit de gegevens van de verificateur blijkt dat ook dit schooljaar het aantal leerlingen met problematische afwezigheden miniem is. De meeste B-codes betreffen afwezigheden van gemiddeld 2 tot 3 halve dagen per leerling. De opvolging van spijbelgedrag, afwezigheden en telaatkomen gebeurt stipt. De school bevraagt de leerlingen over hun welbevinden. Ze trekt daaruit conclusies en voert bijsturingen uit. Atheneum Voor de volwaardige integratie van de leerlingen nam het pedagogisch college het initiatief om de opvang en integratie van nieuwe leerlingen te verbeteren. Vooral voor leerlingen van het eerste leerjaar van de tweede graad wordt van de eerste schooldag een ‘inburgeringsdag’ gemaakt. Leerlingen die bijzondere zorg wegens taalachterstand of een leerstoornis vragen, krijgen een specifiek onthaal. Nieuwe leerlingen uit de hogere jaren (ook gastleerlingen die via uitwisselingsprogramma’s een jaar op de school doorbrengen), wordt een individueel programma aangeboden. Ze krijgen een peter of meter toegewezen, die de taak heeft te zorgen voor een goede integratie in de klas. De overgang van de eerste naar de tweede graad is groot. In de bovenbouw wordt van de leerlingen immers een grote zelfstandigheid verwacht. De leerlingen worden daarop echter onvoldoende voorbereid, wat blijkt uit de zwakke studieresultaten van het derde leerjaar. Op sociaal vlak houdt de school rekening met de financiële draagkracht van de ouders. Ze worden geïnformeerd over de schoolkosten, conform het reeds vermelde decreet. De Vriendenkring komt waar nodig financieel tegemoet. 18
een document ter inventarisering van waarneembare gedragingen bij leerlingen die extra aandacht nodig hebben
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 15
Wat adaptief onderwijs betreft, zorgt de school ervoor dat leerlingen met leerstoornissen of leerproblemen worden opgevangen door de remedial teacher. Voor hoogbegaafde leerlingen wordt een extra programma opgesteld. De schoolleiding heeft aandacht voor studiebegeleiding van alle leerlingen en neemt daartoe structurele maatregelen. Per graad is een studiebegeleider aangesteld. Niettegenstaande de initiatieven die worden genomen door de studiebegeleider is het leerrendement onvoldoende (zie 4.1 Schoolrendement). De studiebegeleiding is te curatief en te weinig preventief. Leren leren wordt nog te weinig in de lessen geïmplementeerd en algemeen worden de leerlingen te weinig uitgedaagd. De inspanningen die worden geleverd om de leerlingen in hun leerproces te begeleiden, zijn leraargebonden. Leerlingen met studieproblemen worden doorverwezen naar een organisatie om een studiemethode te verwerven. De school zag in dat er nood was aan scholing op het vlak van studiebegeleiding en heeft er daarom pedagogische studiedagen aan gewijd. De studiebelasting wordt onvoldoende bewaakt. Er werden nog geen acties ondernomen om de studielast te verminderen. De leerlingen wordt ook te weinig bijgebracht op welke manier ze zelf hun leerproces kunnen plannen. Voor remediërende zorgbreedte worden uren die geen lesuren zijn uitgetrokken. Voor sommige vakken worden inhaallessen aangeboden. Er worden enkele BPT-uren uitgetrokken om nieuwe leerlingen die instromen en leerlingen die van studierichting veranderen op te vangen. De invulling van deze uren wordt te weinig opgevolgd. Voor de psychosociale problemen heeft de school een leerlingenbegeleider aangesteld. De school volgt een stappenplan bij tuchtproblemen. Indien de school zelf geen oplossingen kan bieden aan problemen, wordt contact opgenomen met het CLB of met gespecialiseerde instellingen. Er werd een werkgroep opgericht om het pesten vroegtijdig te detecteren. 19
Voor de schoolloopbaanbegeleiding participeert de school in het pilootproject SOHO . Dat project helpt de leerlingen bij de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs en begeleidt de leerlingen in hun studiekeuze. In het Atheneum was vorig schooljaar de problematische afwezigheid ongeveer dubbel zo hoog als het Vlaams gemiddelde (21,4 % versus 12,6 %). Daarom heeft de school initiatieven genomen om het problematisch spijbelgedrag te voorkomen en op te volgen. Wekelijks is er een afwezighedenoverleg in samenwerking met het CLB om het spijbelgedrag te traceren. Volgens het onderzoek van de verificateur heeft de maatregel een positief effect. In het huidige schooljaar zijn er relatief weinig leerlingen met problematische afwezigheden en het aantal B-codes daalt. De afwezigheden worden administratief goed opgevolgd. De school neemt verscheidene initiatieven voor de integratie van alle leerlingen in de samenleving en in het beroepsleven. Voorbeelden van goede praktijk •
De goede organisatie en coördinatie van de leerlingenbegeleiding in de Middenschool.
•
Het bewaken van de schoolkosten.
•
Het leerlingenvolgsysteem.
•
De ondersteuning van leerlingen met leerstoornissen.
•
De opvolging van de problematische afwezigheden in het Atheneum.
Werkpunten •
De overgang van de eerste naar de tweede graad beter begeleiden.
•
Leren leren integreren in het vakkenonderwijs in het Atheneum.
19
SOHO: aansluiting Secundair Onderwijs - Hoger Onderwijs
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 16
•
Toezien op het gebruik van de schoolagenda’s als planningsdocumenten.
•
De studielast bewaken in het Atheneum.
Structurele maatregelen nemen voor de opvang van instromers en van leerlingen die van studierichting veranderen. Leerlingenevaluatie 9
De leerlingenevaluatie van de Middenschool is overwegend goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school initiatieven genomen.
9
De leerlingenevaluatie van het Atheneum is veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school initiatieven genomen.
Middenschool Er is een afsprakennota in verband met evaluatie en rapportering voor alle leraren. De evaluatie wordt in de vakgroepen besproken. De rol van de klassenleraren tijdens de begeleidende klassenraden is zeer groot. Ze detecteren tekorten en volgen die op met inhaallessen, gesprekken met de ouders en tussenkomsten van het CLB. Er is een gestructureerd leerlingenvolgsysteem. Het rapport is in een overzichtelijke en begrijpelijke taal opgesteld en bevat een neerslag van al de bevindingen. Op basis daarvan wordt de eindbeslissing genomen. Elk rapportcijfer wordt onderbouwd met motiverende en remediërende commentaren. In het commentaar kunnen opmerkingen i.v.m. attituden worden opgenomen. De attituden hebben echter geen invloed op het resultaat. De rapportage gebeurt niet enkel via het rapport maar ook in de agenda, waarin opmerkingen over gedrag en attitudes en ook resultaten worden opgenomen. In geval van zwakke resultaten in het eerste trimester wordt het besluit van de klassenraad aan de ouders medegedeeld met een duidelijke omschrijving van de vakken waarvoor de leerling niet is geslaagd en/of de vakken waarvoor zwakke resultaten werden behaald. Daaraan wordt een advisering gekoppeld. Beoordelingscriteria voor de attestering en uitgestelde beslissingen liggen vast. Alle betrokkenen kennen de afspraken. De schoolleiding zorgt ervoor dat de deliberatieprocedure op een evenwichtige wijze rekening houdt met proces- en productresultaten. Het aantal uitgestelde beslissingen is beperkt. De delibererende klassenraad formuleert voor de B- en de C-attesten een gesynthetiseerde motive20 ring . De notulen zijn duidelijk opgesteld. De klassenraad geeft gefundeerde adviezen voor de overgang naar het eerste leerjaar van de tweede graad. De attestering ligt in de lijn van de remediëringsvoorstellen en de commentaren op de rapporten. Voor de interne kwaliteitszorg werden acties ondernomen. Een schoolvorderingstest voor Nederlands en wiskunde werd ingevoerd. Het programma klassenraad werd geoptimaliseerd en er werd een procesgericht leerlingenvolgsysteem ingevoerd. De ouders, leraren en leerlingen worden regelmatig bevraagd. Atheneum De bepalingen met betrekking tot evaluatie worden opgenomen in het schoolreglement en in de onthaalbrochure. In de werkgroep ‘Denktank studeren’ werd vorig schooljaar over de evaluatie gereflecteerd, waarbij vooral de evaluatie van het BSO werd herbekeken. De school is er zich van bewust dat naast de cognitieve en inzichtelijke aspecten in de evaluatie ook rekening dient te worden gehouden met studiehouding en leerattitude, maar is er tot nu toe niet in geslaagd om het hele lerarenkorps daarvoor te sensibiliseren. Vermits er weinig innoverende werkvormen zijn (zie 2.2 Onderwijskundig beleid) zien de leraren ook het nut van alternatieve evaluatie niet in.
20
SO 64: 25 juni 1999, punt 8.1.6
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 17
Op schoolniveau wordt tussen de drie onderwijsvormen weinig of niet gedifferentieerd op het vlak van evaluatie. Wel worden de resultaten verschillend gewogen naargelang van de periode, het leerjaar en de onderwijsvorm. Algemeen behalen de leerlingen lage resultaten in de loop van het schooljaar. Bij de overgang van de eerste naar de tweede graad (vooral in het derde leerjaar) doen zich over de hele lijn veel tekorten voor, die op het einde van het schooljaar weliswaar worden weggewerkt. Op schoolniveau werden nog geen maatregelen genomen om de curricula van de eerste en de tweede graad beter op elkaar te laten aansluiten, wat ook in de evaluatie duidelijk zichtbaar is. In de reflectiegroep werd daarover nog niet gereflecteerd. Beoordelingscriteria voor attestering en uitgestelde beslissingen werden vastgelegd. Alle betrokkenen worden vooraf van de afspraken op de hoogte gebracht. In de deliberatieprocedure wordt geen rekening gehouden met een evenwichtige spreiding van proces- en productresultaten. Het aantal uitgestelde beslissingen is beperkt In het BSO wordt sinds het begin van het huidige schooljaar geëxperimenteerd met permanente evaluatie. In een aantal vakken is er echter onvoldoende knowhow om dat evaluatiesysteem met succes te kunnen implementeren. Het attituderapport wordt progressief ingevoerd. De evaluatie van het virtueel kantoor is permanent, vakoverschrijdend en attitudegericht. De evaluatie van de GIP en de stages is gericht op het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes en beantwoordt aan het profiel van de opleiding. Voor de GIP wordt voorzien in een proces- en een productgedeelte. Het rapport geeft een globaal cijfer, gebaseerd op de evaluatie van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, maar geeft geen informatie over het leerproces, waardoor de rapportering onvoldoende informatief en transparant is. De zwakke resultaten worden vastgesteld met toevoeging van stimulerende commentaar, maar er worden nog te weinig remediëringsvoorstellen gedaan. In het commentaar kunnen wel opmerkingen i.v.m. attituden worden opgenomen. Meestal worden negatieve opmerkingen geformuleerd en wordt succes te weinig onderstreept. De attituden hebben geen invloed op het resultaat. De doelstellingen m.b.t. de specifieke eindtermen voor de onderzoekscompetentie worden niet geëvalueerd vanuit de leerplannen waarin ze opgenomen zijn, maar los van de vakken van het specifiek gedeelte. Op het rapport krijgen ze een eenmalige evaluatie voor dagelijks werk, in het laatste leerjaar. Er wordt geen rekening mee gehouden bij de studiebekrachtiging. De school heeft een adequaat leerlingenvolgsysteem dat toegepast wordt tijdens de hele carrière op school. Het bijhouden van de gegevens gebeurt grotendeels nog manueel. De delibererende klassenraad formuleert voor de B- en de C-attesten een gesynthetiseerde motivering. De notulen zijn duidelijk opgesteld. De klassenraad geeft adviezen voor de overgang naar andere studierichtingen. Deze adviezen zijn echter niet altijd correct, omdat vele leraren geen inzicht hebben in het TSO- en BSO-aanbod. De school tracht dat op te vangen door het lerarenkorps beter te informeren. Voor interne kwaliteitszorg werden enkele werkgroepen opgericht. De ‘Denktank studeren’ en de werkgroep Schooltraject verzamelen en analyseren gegevens en doen concrete voorstellen om de kwaliteitszorg te vergroten. Voorbeelden van goede praktijk •
De rapportering in de Middenschool.
•
De evaluatie binnen het virtueel kantoor, de evaluatie van de GIP en de stages in het Atheneum.
Werkpunten •
Het evaluatiebeleid in het Atheneum optimaliseren.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 18
•
De doelstellingen m.b.t. de specifieke eindtermen voor de onderzoekscompetentie vanuit de leerplannen van de vakken waarin ze zijn opgenomen evalueren in het Atheneum.
2.3
Personeelsbeleid
9
Het personeelsbeleid van de Middenschool functioneert goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school een aantal initiatieven genomen.
9
Het personeelsbeleid van het Atheneum functioneert veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen.
Vanuit de scholengroep worden afspraken gemaakt over criteria bij aanwerving van personeelsleden, vaste benoeming en evaluatie, over functiebeschrijvingen voor leraren en verdeling van de schoolopdrachten. Op het niveau van de scholengroep wordt een remedial teacher ingezet, die leraren professioneel ondersteunt in het werken aan leerstoornissen en leerproblemen. Scholen kunnen een beroep doen op een centrale klusjesdienst en er zijn afspraken i.v.m. uitwisseling en brede inzetbaarheid van technische adviseurs. Voor de gehele campus (Basisschool, Middenschool en Atheneum) stelt de scholengroep een ICT-coördinator voor de technische ondersteuning ter beschikking en biedt ze ICTnascholing aan. Middenschool Het personeelsbeheer steunt op een evenwichtige taakverdeling en houdt rekening met competentie, taakopvatting en taaklast. Er zijn middenkaderfuncties gecreëerd: BPT-uren worden uitgetrokken voor de functie van graadcoördinator en remedial teacher en er worden twaalf uren besteed aan de GOKcoördinatie. De school heeft uitgeschreven functiebeschrijvingen voor de leraren en het middenkader en voor de directie. Naar aanleiding van functioneringsgesprekken kiezen de leraren uitbreidingstaken en kiezen ze voor deelname aan een werkgroep. De school doet aan begeleiding van interimarissen en van de beginnende leraren, zoals bepaald door de regelgeving. De begeleiding werd geëvalueerd en bijgestuurd. Ook heeft de school een nascholingsplan zoals opgelegd door het betreffende decreet 21 , waarbij ze uitgaat van de nascholingsbehoeften. Van de leraren heeft 51 % vakgerichte nascholing gevolgd, wat ongeveer spoort met het landelijk gemiddelde. De algemeen pedagogische nascholing scoort lager dan het landelijk gemiddelde (14 % versus 29 %). Ook het ondersteunend personeel heeft minder administratieve nascholing gevolgd dan het landelijk gemiddelde (29 % versus 58 %). De school maakt werk van teambuilding en -ondersteuning: vele activiteiten worden georganiseerd om de goede sfeer en de collegialiteit te bevorderen. De aanwezigheidsgraad bij het onderwijzend personeel was tijdens het vorige schooljaar matig: 29 % van de leraren was een dag afwezig; 32 % was tussen twee en zeven dagen afwezig en 25 % van de leraren was langer dan zeven dagen afwezig. In geval van afwezigheid wordt getracht eerst een vervangles te geven en in laatste instantie wordt uitgeweken naar het opgeven van taken. Op het vlak van interne kwaliteitszorg worden de leraren bevraagd over de interne schoolwerking en mogen ze hun desiderata opgeven. Alle nascholingen worden geëvalueerd. Atheneum BPT-uren worden uitgetrokken voor de functie van studiebegeleider, leerlingenbegeleider, pedagogisch beleidsmedewerker, veiligheidscoördinator, remedial teacher, en lerarenbegeleiders voor de miniondernemingen en het virtueel kantoor. Er zijn voorts BPT-uren voor ICT-ondersteuning. Een deel van de opdracht gaat naar de ondersteuning van het personeel en de leerlingen, maar het grootste deel gaat naar gegevensverwerking en logistieke ondersteuning (opstellen van uurroosters, proef21
Decreet van 16 april 1996 betreffende de lerarenopleiding en de nascholing
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 19
werkroosters, rapporten enz.). Alle functies zijn verantwoord en worden ook goed ingevuld. Van een breed middenkader is echter geen sprake. Sedert het aantreden van de waarnemend directeur wordt een transparanter personeelsbeleid uitgetekend. Daarbij gaat aandacht naar de verdere verwerving van vakdeskundigheid, naar de grotere bereidheid van personeelsleden om mee te draaien in de onderwijsvernieuwingen en naar hun algemene betrokkenheid bij en inzet voor de school. De school is enkele jaren geleden gestart met een nascholingsplan zoals opgelegd door het betreffende decreet. De schoolleiding organiseerde een aantal interne nascholingen i.v.m. leerlingenevaluatie, algemeen veiligheidsbeleid, leerstoornissen bij moeilijke leerlingen en het mentorschap voor beginnende leraren. De school heeft echter geen nascholingsbeleid en stuurt de nascholingen onvoldoende aan, uitgaande van de nascholingsbehoeften. In samenwerking met de scholengroep zal een project mentoren voor beginnende leraren worden opgezet. Van de leraren heeft 58 % vakgerichte nascholing gevolgd, wat spoort met het landelijk gemiddelde. De algemeen pedagogische nascholing scoort lager dan gemiddeld (10 % versus 29 %). Ook het ondersteunend personeel heeft nagenoeg geen administratieve nascholing gevolgd (11 % versus 58 %). De school heeft uitgeschreven functiebeschrijvingen voor de leraren, het ondersteunend personeel en voor de directie. De directie voert nog geen functioneringsgesprekken met (beginnende) leraren en het ondersteunend personeel. De afwezigheidsgraad bij het onderwijzend personeel was tijdens het vorige schooljaar vrij hoog: 51 % van de leraren was een dag afwezig; 36 % was tussen twee en zeven dagen afwezig en 47 % van de leraren was langer dan zeven dagen afwezig. De langdurige afwezigheid bij het onderwijzend personeel is opvallend hoog. De school probeert de impact van deze langdurige afwezigheid zo miniem mogelijk te houden. Daarom heeft ze in samenspraak met het pedagogisch college, de leraren en de opvoeders een vervangingsbeleid uitgewerkt. Voor teambuilding worden enkele initiatieven genomen. Voorbeelden van goede praktijk •
Het personeelsbeleid in de Middenschool.
•
Het vervangingsbeleid in het Atheneum.
Werkpunten •
Een nascholingsplan gegrond op een behoefteonderzoek in het Atheneum opstellen.
•
Voorzien in een gestructureerde begeleiding voor beginnende leraren in het Atheneum.
•
De oorzaken van de hoge afwezigheidsgraad van personeelsleden in het Atheneum onderzoeken.
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid 9
Het financieel beleid is voor de beide scholen duidelijk.
De directie maakt bij het begin van een nieuw kalenderjaar haar noden op het vlak van infrastructuur bekend aan de scholengroep. Voor de uitvoering van deze infrastructuurwerken wordt een beroep gedaan op de centrale middelen van het Gemeenschapsonderwijs of op de dotatie toegewezen aan de scholengroep voor kleine infrastructuurwerken, of op een eigen investeringfonds van de scholengroep. De computerinfrastructuur voor de schooladministratie en voor het pedagogisch-didactische gebruik wordt door de scholengroep operationeel gemaakt en gehouden. Vanuit de scholengroep wordt advies verleend bij het aankoopbeleid, wordt ondersteuning gegeven aan de personeelsleden voor de schooladministratie, boekhouding en het voorraadbeheer en worden ICT-nascholingen gegeven.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 20
Middenschool De boekhouding wordt centraal gevoerd en is voldoende transparant. De school checkt de facturen en houdt zoveel mogelijk een deelboekhouding bij waarmee de uitgaven constant getoetst kunnen worden aan de begroting. Op die manier is het financieel beleid overzichtelijk. De deelboekhouding van de nascholingstoelagen berust uitsluitend bij de directeur, die via deze weg ook toezicht houdt op de invulling van deze nascholingen. Hoewel de personeelsleden veel nascholingen hebben gevolgd (zie 2.2 Onderwijskundig beleid), werd in de boekhoudkundige gegevens vastgesteld dat er een overschot aan nascholingsgelden is. De gelden worden niet opgebruikt en ze werden bovendien niet binnen de voorziene tijd uitgegeven. Die stand van zaken wordt verklaard door het gegeven dat een aantal nascholingen kosteloos werden georganiseerd. Een gedeelte van de nietbestede gelden moet worden uitgegeven voor het einde van 2007 en een gedeelte kan door het departement onderwijs worden teruggevorderd. De laatste jaren kent de school een sterke stijging van het leerlingenaantal. Om de aangroei van de leerlingen in het gebouw op te vangen, werden verscheidene grote ruimten, waaronder de eetzaal en de mediatheek opgeofferd en ingericht als klaslokalen. De school heeft geen verdere uitbreidingsmogelijkheden meer. Atheneum Het financieel beleid steunt op lange- en kortetermijndoelen. Analoog met de Middenschool worden de facturen door de school zelf gecheckt en wordt er ook een deelboekhouding bijgehouden waarbij ontvangsten en uitgaven constant getoetst worden aan de begroting. Deze werkwijze biedt een goed overzicht van het financiële gebeuren en waarborgt de mogelijkheid tot een beleid op dat vlak. Dankzij de Vriendenkring kunnen de leerlingen tegen uiterst gunstige voorwaarden schoolboeken huren. De deelboekhouding van de nascholingsgelden wordt verzorgd bijgehouden. Door middel van steekproeven werden de gegevens gecontroleerd door de verificateur. Er werden geen onregelmatigheden vastgesteld. De school heeft een overschot van nascholingsgelden, maar er zijn geen terugvorderbare toelagen. De school heeft de volledige restauratie van de afgebrande vleugel voor haar rekening genomen. Dat behelsde de herinrichting van de feestzaal, de bouw en inrichting van een nieuwe lerarenkamer, de restauratie van de doorgang Atheneum-Middenschool, de inrichting van een lokaal voor zelfstandige studie en de volledige herbouwing en inrichting van de overdekte speelplaats met nieuwe toiletten. Er werd ook een virtueel kantoor ingericht. De ICT-uitrusting werd uitgebreid, maar voldoet nog niet. Door de stijging van het leerlingenaantal kampt de school met plaatsgebrek en werden negen lokalen in het basisonderwijs en twee containerklassen in gebruik genomen. Voorts werd de woning van de internaatsbeheerder omgebouwd tot een werkruimte voor vergaderingen en overleg op schoolniveau. Een nieuwe parking werd aangelegd en er werd overgeschakeld op aardgas. Voorbeeld van goede praktijk •
Het transparant financieel beleid.
•
De financiële inspanning die het Atheneum levert ten voordele van leerlingen.
Werkpunt •
Het overschot van de nascholingsgelden zinvol benutten.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 21
Materieel beleid 9
Het materieel beleid is in de Middenschool goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school initiatieven genomen.
9
Het materieel beleid is in het Atheneum veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school initiatieven genomen.
Middenschool Het groot en klein onderhoud van het gebouwencomplex voldoen. De schoolleiding zorgt voor de minimale uitrusting zoals vereist in de leerplannen. De uitrusting van de vaklokalen en van de andere lokalen voldoet. De school heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in informatie- en communicatietechnologie (ICT) en audiovisuele middelen. Elk lokaal is voorzien van een computer met internetaansluiting, een beamer en een geluidsinstallatie. Atheneum Voor de school is het onderhoud van de gebouwen en van het uitgestrekte terrein een permanente zorg. Het budget voor het uitvoeren van kleine herstellingswerken voldoet niet. Het klein onderhoud in de gebouwen voldoet. De school heeft onvoldoende vaklokalen. Dat heeft niet enkel te maken met ruimtegebrek, maar ook met het gegeven dat een aantal leraren beslag leggen op lokalen op grond van verworven rechten en anciënniteit. De meeste vakgroepen kennen de minimale materiële leerplanvereisten en maken hun geïnventariseerde noden kenbaar aan de schoolleiding. De schoolleiding neemt echter haar verantwoordelijkheid niet op, zodat een aantal leraren zich genoodzaakt ziet te werken met persoonlijke middelen. Op het vlak van ICT heeft de school al inspanningen geleverd, maar nog niet voldoende. Het secretariaat is uitgerust met verouderd meubilair en dito ICT-apparatuur. Er is geen afscheiding tussen het personeels- en het leerlingensecretariaat, wat de goede werking hindert. Voorbeelden van goede praktijk •
De leermiddelen in de Middenschool.
•
De ICT-infrastructuur in de Middenschool.
Werkpunt •
Op het vlak van accommodatie en logistieke ondersteuning voldoen aan de minimale materiële leerplanvereisten in het Atheneum.
Veiligheid en welzijn 9 Veiligheid en welzijn voldoet. Op het vlak van interne kwaliteitszorg hebben de scholen verscheidene initiatieven genomen. Organisatie van het welzijnsbeleid Het welzijnsbeleid is goed geïntegreerd in het schoolbeleid. De scholen hebben een beleidsverklaring uitgeschreven en een globaal preventieplan uitgewerkt met een jaarlijks actieplan. Bij het opstellen van het globaal preventieplan worden ook de leerlingen betrokken. Het basiscomité, dat samen met de lokale preventieadviseur de bevoegdheden van het comité PBW uitoefent, volgt de uitvoering van de actiepunten van het jaaractieplan en het globaal preventieplan op en stuurt ze bij, indien nodig. Een aantal veiligheids- en welzijnsitems zijn in het schoolreglement, het schoolwerkplan en de onthaalbro-
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 22
chure voor het personeel opgenomen en de meest relevante documenten (evacuatiebrochure, globaal preventieplan, jaaractieplan en verslagen van het basiscomité) worden op de schoolsite gepubliceerd. De leden van de hiërarchische lijn hebben een inbreng in het welzijnsbeleid en voeren het uit bij de leerlingen en het personeel aan wie zij bevoegd zijn om opdrachten te geven. Ook de leerlingenraad werkt mee en voert soms zelf werken uit, zoals het plaatsen van een afsluiting aan de ingang van de fietsen- en bromfietsenstalling. De interne dienst PBW is intensief bij het beleid betrokken en draagt bij tot het opzetten van leerprocessen. De lokale preventieadviseur, die ook leraar is, bezit het vormingattest van niveau 2 en ziet nauwgezet toe op de uitvoering van het welzijnsbeleid. Door de grootte van de campus (ook de basis22 school en het internaat horen daarbij) volstaat de tijd voor de preventieopdracht niet . Een groot aantal uren wordt dan ook op vrijwillige basis verricht. De externe dienst is complementair aan de interne. Er is een zeer goede samenwerking met de arbeidsgeneesheer, die steeds bereid is de nodige informatie te verstrekken of ter plaatse te komen indien zich problemen voordoen. Aankoop- en indienststellingsbeleid De bestelprocedure verloopt nog niet helemaal volgens de regelgeving. De lokale preventieadviseur wordt wel bij de bestellingen betrokken, maar tot nu toe ontbreken de vereiste risicoanalyse en de veiligheids- en welzijnsvoorwaarden op de bestelbons voor chemicaliën. In de toekomst zullen de 23 MSDS-fiches wel worden mee geleverd. Voor bestellingen van machines zullen de instructies van de gemeenschappelijke interne dienst worden opgevolgd. De preventieadviseur van de gemeenschappelijke dienst heeft recent de indienststellingsverslagen voor de machines van het werkhuis opgesteld. De opvolging van de opmerkingen zal gebeuren via het jaaractieplan van 2007. Voor de buitengebruikstelling van installaties of machines is er nog geen sluitende procedure. De noodzakelijke veiligheidsinstructies, waaronder instructiekaarten, labo- en keukenreglement, zijn aanwezig. Leer- en werkomgeving Op een aantal plaatsen is er reëel valgevaar, maar dat is vooral te wijten aan de graafwerken die momenteel worden uitgevoerd voor de aanleg van aardgasleidingen. Op andere plaatsen duwen boomwortels de tegels omhoog. Wanneer alle buitenwerken klaar zullen zijn, zullen de egaliseringswerken aanvangen. Er werd daarvoor een prijsofferte aangevraagd en goedgekeurd. De scholen zijn in het bezit van een recent brandpreventieverslag en hebben al aan de meeste opmerkingen gevolg gegeven. Het evacuatiescenario is voorbeeldig uitgewerkt en is geïntegreerd in het schoolbeleid. Alle gebouwen behalve de containerklassen zijn uitgerust met een alarminstallatie. Pictogrammen en noodverlichting zijn in orde. De personeelsleden beschikken over een evacuatiebrochure met een volledig uitgewerkt evacuatiescenario. Er worden zowel aangekondigde als niet-aangekondigde oefeningen uitgevoerd. De evacuaties verlopen erg vlot. De vaststellingen worden besproken tijdens een evaluatiegesprek met de evacuatieverantwoordelijken en de directie. Voor eventuele tekortkomingen zoekt men oplossingen (o.a. de uitbreiding van de alarminstallatie). De hoog- en laagspanningsinstallaties worden tijdig gekeurd. De opmerkingen in het keuringsverslag van de hoog- en laagspanningsinstallaties zijn al weggewerkt. Het logistiek beleid van de school heeft systematisch aandacht voor de verbetering en de veiligheid van de leer- en werkomgeving. Klachten worden formeel gedetecteerd via het document “Veiligheid en welzijn” en de checklists voor de lokalen of worden informeel aan de lokale preventieadviseur gemeld. Aan de klachten wordt zo snel als mogelijk gevolg gegeven. In de oudere gebouwen van het Atheneum zullen weldra verfraaiingswerken plaatsvinden.
22
De indicatieve PreBes-richtlijn voorziet voor het geheel een voltijdse betrekking en voor de secundaire scholen alleen 80 % van een voltijdse betrekking. 23 Material Safety Data Sheet
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 23
De vigerende reglementering m.b.t. producten met gevaarlijke eigenschappen wordt goed nageleefd. De producten zijn geïnventariseerd en de recipiënten van de nodige etikettering voorzien. De asbestinventaris is gesigneerd door de arbeidsgeneesheer. Hygiëne en gezondheid De gebouwen worden zo goed als mogelijk onderhouden door het relatief beperkte onderhoudspersoneel. Het totaal aantal sanitaire installaties voldoet nipt. Voor de jongens zijn er te weinig voorzieningen, maar er zijn geen functionele problemen. Het beleid betreffende de voedingsmiddelenhygiëne is geïntegreerd in een algemeen hygiënebeleid. De infrastructuur en de installaties voldoen aan de voorschriften. De scholen hebben een geschikt EHBO-lokaal en er is steeds een bevoegd persoon op school om de vereiste zorgen toe te dienen. Voorbeelden van goede praktijk •
De organisatie van het veiligheids- en welzijnsbeleid.
•
De deskundigheid en de inzet van de preventieadviseur.
•
De inspanningen van de leerlingenraad voor de uitvoering van het welzijnsbeleid.
•
Het voorbeeldige evacuatiescenario en het vlotte verloop van de evacuatieoefeningen.
•
De propere gebouwen en de inzet van het onderhoudspersoneel daarvoor.
•
De zorg voor de voedingsmiddelenhygiëne.
Werkpunten •
Meer tijd voor de preventieadviseur vrijmaken om alle taken naar behoren te kunnen uitvoeren.
•
Het aankoopbeleid conform de regelgeving uitvoeren.
•
Verder werken aan het voorkomen van valgevaar.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 24
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1 Aardrijkskunde 9
De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede en derde graad ASO en TSO.
Leerplanrealisatie De leerplannen worden in alle leerjaren van beide onderwijsvormen behoorlijk afgewerkt. Uit de leerlingendocumenten en de planningsdocumenten van de leraren blijkt dat alle grote leerplandelen voldoende evenwichtig aan bod komen. De leerplanrealisatie is verschillend naargelang van het lokaal waarin de leerlingen les hebben. In de vaklokalen kunnen de doelstellingen goed worden gerealiseerd en is er veel aandacht voor vaardigheden. Het gebrek aan ICT-mogelijkheden beperkt echter het zelfstandig en actief leren omgaan met lesen informatiemateriaal. In de lessen die niet in de vaklokalen zijn geroosterd, maar in gewone lokalen zonder vereiste leermiddelen, is de realisatie van de doelstellingen maar matig. Omdat de leerlingen het daar moeten stellen met een atlas, werkbladen en soms een leerboek, kunnen heel wat vaardigheden niet adequaat worden aangeleerd en ingeoefend. Vooral het ruimtelijk kijken en denken lijdt daaronder. Bovendien beschikken de leerlingen thuis niet over een atlas om zelfstandig te oefenen en zijn excursies en terreinwerk veeleer beperkt. Ook de verplichte excursies worden niet altijd uitgevoerd. In de leerlingendocumenten van de derde graad van vorig schooljaar zijn daarvan geen sporen terug te vinden. Positief daarentegen is de aandacht voor de actualiteit in alle leerjaren. Om de leerplanrealisatie te bevorderen, heeft de directie nog tijdens de week van de schooldoorlichting het lessenrooster aangepast zodat veel meer lessen in de vaklokalen gegeven kunnen worden. Vanaf het volgende schooljaar zal de bezetting van de vaklokalen de prioriteit krijgen en zullen alle lessen in de vaklokalen kunnen plaatsvinden. Het totaal aantal lesuren aardrijkskunde ligt immers lager dan het aantal beschikbare lesuren in de vaklokalen. In de tweede graad hebben de leerlingen van alle studierichtingen van het ASO behalve Grieks-Latijn en Sport via het complementair gedeelte de keuze uit een extra lesuur fysische of socio-economische aardrijkskunde. In het TSO, waar deze keuze niet bestaat, laten de leraren kansen liggen om het halfopen leerplan te richten op het bedrijfseconomisch profiel van de studierichtingen. Dat is ook het geval in de derde graad van deze onderwijsvorm. In de derde graad van het ASO zorgen alleen de leerplannen voor differentiatie. De leerlingen van de pool wetenschappen krijgen een extra lesuur aardrijkskunde in het specifiek gedeelte. Het vak wordt vanuit dat leerplan betrokken bij de realisatie van de specifieke eindtermen, ook die voor de onderzoekscompetentie. De school moet er wel voor zorgen dat de realisatie van de doelstellingen ervan binnen het specifiek gedeelte van het leerplan gebeurt. Momenteel is dat niet het geval. De vakgroep overlegt geregeld, ook vaak informeel, en heeft reeds verschillende afspraken gemaakt om de leerplanrealisatie te bevorderen. Recent werden aanzetten gegeven tot het ontwikkelen van progressieve leerlijnen om geografische kennis en vaardigheden geleidelijk naar het eindniveau van het secundair onderwijs te brengen. Spijtig daarbij is dat de bovenbouw zich niet op de eerste graad ent, zoals de leerplannen en in het bijzonder de eindtermgebonden doelstellingen dat wel doen. Er is geen structureel overleg met de leraren van de Middenschool, enkele contacten en leerplangerichte afspraken niet te na gesproken. Ook tussen de tweede en de derde graad is de verticale samenhang niet altijd duidelijk. Horizontaal is de samenhang wel goed.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 25
Leerlingenbegeleiding Het contact tussen leraren en leerlingen verloopt vriendelijk, respectvol en gedisciplineerd. Het werkklimaat is aangenaam en de leerlingen zijn bereid tot meewerken. De kansen daartoe zijn echter niet altijd voldoende groot. Vooral in de gewone lokalen verloopt het onderwijsproces erg gestuurd en frontaal waardoor de leerlingen de lessen overwegend ondergaan. In de vaklokalen is er wel een grotere variatie in leerlingenactieve werkvormen. De leerlingen krijgen feedback over hun taken, toetsen en examens en kunnen voor bijkomende uitleg en leerachterstand steeds bij hun leraren terecht. Voor leren leren is er studiebegeleiding en staan er studietips in de schoolbrochure 24 , maar die zijn niet verwerkt in een leerlijn die het leren op het niveau brengt van de eigenlijke vakoverschrijdende eindtermen ‘leren leren’. Er is geen wezenlijke evolutie van begeleid naar zelfgestuurd leren zoals de leerlingen dat in het vervolgonderwijs nodig zullen hebben. Dat is vooral te merken aan de leerlingennotities die in de vier leerjaren op dezelfde wijze zijn samengesteld. Men blijft er te veel steken in aan- en invulopdrachten in de overigens mooi geïllustreerde cursussen van de leraren. Leerlingenevaluatie De samenstelling van het rapportcijfer voor dagelijks werk houdt naast het gemiddelde van taken en toetsen ook rekening met attitudes. Het gewicht daarvan is echter leraarafhankelijk. Op geregelde tijdstippen worden diagnostische toetsen afgenomen om de tekorten en de (blijvende) vorderingen bij de leerlingen vast te stellen. De examenopgaven zijn voldoende gevarieerd en representatief voor de leerplandoelstellingen. In alle leerjaren is er aandacht voor kennis, inzicht en vaardigheden, maar niet alle opgaven zijn even betrouwbaar om het bereiken van het bevraagde leerplandoel te meten. Sommige opgaven zijn te vaag gesteld, andere hanteren minder geschikte vraagvormen of maken gokken mogelijk. De leerlingenresultaten variëren sterk, van zeer zwak tot zeer goed. In heel wat klassen ligt het gemiddelde heel laag, soms zelf onder de 50 % en doorgaans lager voor de eerste examenreeks dan voor de tweede. In vergelijking met andere vakken is aardrijkskunde dikwijls het zwakste vak. Er zijn veel tekorten. De leraren hebben nog geen onderzoek gedaan naar de oorzaken, maar vermoeden dat organisatorische redenen, zoals de planning van de examens samen met een ander vak op dezelfde dag en aan het einde van de examenreeks, meespelen. Voorbeelden van goede praktijk •
De aandacht voor actualiteit en vaardigheden in de lessen.
•
Het extra lesuur aardrijkskunde in de meeste studierichtingen van de tweede graad van het ASO.
•
De diagnostische toetsen om de tekorten en de vorderingen bij de leerlingen vast te stellen.
•
De aandacht voor attitudes in de evaluatie.
Werkpunten • • 24
Met betrekking tot de leerplanrealisatie en -gerichtheid: de materiële omstandigheden verbeteren: meer ICT-mogelijkheden creëren, alle lessen in de vaklokalen roosteren en ervoor zorgen dat leerlingen thuis met een atlas kunnen oefenen; minstens de verplichte excursies uitvoeren; in het TSO de realisatie van het leerplan meer richten op het profiel van de studierichtingen; in het ASO de doelstellingen m.b.t. de specifieke eindtermen voor de onderzoekscompetentie realiseren binnen het specifiek gedeelte; de progressieve leerlijnen m.b.t. kennis en vaardigheden verder uitwerken. Met betrekking tot de evaluatie: alle opgaven voldoende duidelijk en met geschikte vraagvormen stellen; ‘Op weg naar betere resultaten - Leren studeren’
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 26
-
de oorzaken van de zwakke leerlingenresultaten opsporen en terugkoppelen naar de onderwijspraktijk.
3.1.2 Cultuur- en gedragswetenschappen 9
De eindtermen en leerplandoelstellingen cultuur- en gedragswetenschappen worden in onvoldoende mate gerealiseerd in de tweede en de derde graad.
Leerplangerichtheid en –realisatie Er doen zich een aantal tekorten voor die aan de basis liggen van een gebrekkige leerplanrealisatie en aanleiding zijn voor een gunstig advies beperkt in de tijd. In de tweede graad is de aandacht voor de doelen binnen de verschillende leerplancomponenten van cultuur- en gedragswetenschappen evenwichtig verdeeld. Gelet op de beperkte onderwijstijd ontstaat er toch enige druk op de leerplanrealisatie. In cultuurwetenschappen komen de doelen van de component ‘expressie’ versmald aan bod en in gedragswetenschappen is de realisatie van de component ‘waarden en normen’ veeleer zwak. Bovendien blijven, door gebrek aan leermiddelen en/of leertijd, een aanzienlijk aantal opdrachten in het studiemateriaal blanco, waardoor sommige doelen een zuiver theoretische invulling krijgen. 25
De realisatie van de onderzoekscompetenties , die zowel in het leerplan voor cultuurwetenschappen als in dat voor gedragswetenschappen zijn geïntegreerd, is in de tweede graad problematisch. Het studiemateriaal omvat een beknopte theoretische introductie op de onderzoekscompetenties en er zijn een aantal doordachte opdrachten die mikken op de realisatie van enkele deelcompetenties, maar door de gebrekkige ondersteuning van het beleidsniveau (tekort aan leermiddelen, beperkte beschikbaarheid van de ICT-infrastructuur en het ontbreken van blokken van aaneensluitende lestijden), zijn de leraren in de onmogelijkheid om de opdrachten binnen de onderwijstijd te realiseren. De verschuiving van de onderzoekscompetenties naar het persoonlijk werk van de leerlingen ondergraaft de procesbegeleiding en heeft een niet-bedoelde omkering tot gevolg: niet de school, maar de leerlingen worden verantwoordelijk gesteld voor de realisatie van de leerplandoelen. In de derde graad worden de leerplandoelen voor cultuurwetenschappen in onvoldoende mate gerealiseerd. Het gaat om de doelen uit het leerplan dat de voorbije twee schooljaren van kracht was, maar met ingang van dit schooljaar vervangen is door een nieuw leerplan. De ondermaatse realisatie van de doelen heeft een dubbele oorzaak. Enerzijds is er een doseringsprobleem: sommige leerplandoelen worden dermate uitgebreid behandeld dat andere te beperkt of zelfs helemaal niet aan bod komen. Anderzijds is er probleem van invulling en benadering. Door de sterk filosofisch getinte invulling van bepaalde doelen, krijgen de leerlingen leerinhouden te verwerken die met de eigenlijke doelstellingen nog weinig van doen hebben. Het studiemateriaal verdient dan ook veeleer de titel van een cursus filosofie dan wel een cursus cultuurwetenschappen. Het doseringsprobleem doet zich in elk leerjaar voor. In III, 1 slorpt de leerplancomponent ‘organisatie’ ongeveer twee derde van de beschikbare onderwijstijd op, waardoor de doelen van de componenten ‘interactie en communicatie’ en ‘identiteit, continuïteit en verandering’ in de verdrukking komen. De doelen m.b.t. de invloed van de massacommunicatiemiddelen binnen het politieke veld en binnen een ander maatschappelijk veld naar keuze komen amper aan bod. Verder zijn de doelen m.b.t. het ontstaan en de evolutie van culturele identiteit integraal uit het curriculum verdwenen. Hetzelfde fenomeen doet zich voor in III, 2: de aandacht voor de component ‘normen en waarden’ is in die mate uitvergroot dat sommige doelen uit de component ‘samenhang en wisselwerking’ niet meer aan de orde zijn. Over de wisselwerking tussen de verschillende dimensies van cultuur is nauwelijks iets terug te vinden en van de aandacht voor dimensies van cultuur als bouwstenen van solidariteit ontbreekt elk spoor. De filosofische benadering duikt in verschillende componenten op, maar is het meest pregnant en problematisch bij de component ‘expressie’. Meer dan de helft van het studiemateriaal is gewijd aan pure filosofie. Zo bevat de sylabus tal van filosofische reflecties en beschouwingen ondermeer over cultuur, 25
Leerplan 2002/032, p.33-36, Leerplan 2002/033, p.30-33.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 27
cultuurgeschiedenis en de relativiteit van wetenschappen. Stellingen uit het gedachtegoed van een aantal filosofen zijn uitgebreid aan de orde. Aanvullend wordt één film besproken, maar elke andere kunstvorm of artistieke uiting is zoek. Voor gedragswetenschappen is de leerplanrealisatie in de derde graad behoorlijk. Er is sprake van een evenwichtige spreiding in de behandeling van de verschillende leerplancomponenten en zo goed als alle doelen komen aan bod. De aandacht voor het ontwikkelen van voldoende gefundeerde vakspecifieke kennis op het vlak van begrippen, relaties, structuren en denkkaders is een element van meerwaarde. 26
Wat de realisatie van de onderzoekscompetentie betreft, ligt het tekort van de derde graad in het verlengde van dat van de tweede graad. De leerlingen maken in III, 2 in het kader van die leerplandoelen een eindwerk. Deze complexe opdracht moet integraal buiten de onderwijstijd gerealiseerd worden. Elke leerling heeft een mentor, maar het beleid voorziet niet in structureel ingebouwde begeleidingstijd. De kwaliteit van de werkstukken is dan ook zeer wisselend, waardoor slechts een beperkt aantal leerlingen de doelen bereiken. Het is niet duidelijk hoe de school met een dergelijke aanpak in de toekomst zal kunnen aantonen dat de onderzoekscompetentie, als onderdeel van de decretale specifieke eindtermen, wordt gerealiseerd. Bovenop de vastgestelde tekorten zijn er beperkingen die de curriculumkwaliteit nog verder hypothekeren. De gebrekkige realisatie van de onderzoekscompetenties is onlosmakelijk verbonden met de tekorten op het vlak van infrastructuur en leermiddelen. Er zijn twee vaklokalen voor handen, maar nader onderzoek wijst uit dat deze lokalen de naam vaklokaal niet waardig zijn omdat het gewone leslokalen 27 zijn die niet zijn uitgerust volgens de minimale materiële vereisten van de betrokken leerplannen. Ze zijn te klein in verhouding tot de grootte van de lesgroepen, waardoor de mogelijkheden voor interactieve werkvormen sterk belemmerd worden. Bovendien zijn er geen referentiewerken voorhanden, noch opbergkasten voor toestellen of materiaal van leerlingen. Er is slechts één lokaal waar een televisietoestel met dvd-speler ter beschikking is. De bezettingsgraad toont aan dat dit lokaal slechts voor een beperkt aantal uren in gebruik is omdat het gelegen is in het gebouwencomplex van de basisschool en de verplaatsing als te tijdrovend ervaren wordt. Naast de vaklokalen voorzien de minimale materiële vereisten ook nog in een mediatheek met vaktijdschriften en basiswerken voor de vakken cultuur- en gedragswetenschappen, een voldoende aantal computers, geïntegreerd in het vaklokaal of in een multimedialokaal en lestijd- en vakoverschrijdende 28 initiatieven . Geen van deze mogelijkheden is voorhanden. De vakgroepwerking is veeleer zwak. Dit weerspiegelt zich in de gebrekkige horizontale samenhang tussen cultuur- en gedragswetenschappen. Nochtans zijn de leerplandoelstellingen voor de beide vakken geclusterd rond dezelfde thema’s: organisatie, interactie en communicatie, identiteit, continuïteit en verandering, wisselwerking en samenhang, expressie, waarden en normen. Deze leerplandoorbrekende, transparante structuur vormt de ideale basis voor het uitwerken van horizontale verbanden en het confronteren van verschillende invalshoeken op eenzelfde thema. De meerwaarde van deze mogelijkheden blijft vooralsnog onbenut. De meeste planningsdocumenten zijn niet meer dan een overzicht van de behandelde leerinhouden. De aandacht voor een consistente vorm van tijdsaanduiding ontbreekt en er zijn geen verwijzingen naar leerplandoelstellingen of vakoverschrijdende eindtermen. Bovendien worden de opgesomde leerinhouden niet uitgewerkt in relatie tot het studiemateriaal, de opdrachten, de gehanteerde werkvormen of de evaluatie. Omdat de planningsdocumenten niet gebruikt worden als reële werkinstrumenten zijn het in hoofdzaak administratieve documenten die geen enkele functie vervullen in de professionele reflectie over vakgebonden en/of vakoverschrijdende curriculumrealisatie. Ondanks alle tekorten zijn er enkele elementen die de curriculumrealisatie positief beïnvloeden. Vooreerst is er het zelf ontwikkeld studiemateriaal voor cultuurwetenschappen in de tweede graad. Het 26
Leerplan 2004/049, p.48-49, Leerplan 2004/050, p.39-40. Leerplan 2002/032, p.43, Leerplan 2002/033, p.41, Leerplan 2004/049, p.61, Leerplan 2004/050, p.52. 28 Leerplan 2002/032, p.43, Leerplan 2002/033, p.41, Leerplan 2004/049, p.61, Leerplan 2004/050, p.52 : ‘Het is onmogelijk om de doelstellingen van de vakken gedragswetenschappen en cultuurwetenschappen te realiseren zonder lestijdoverschrijdende activiteiten zoals o.m. didactische uitstappen, gastsprekers, film, toneel en projecten.’. 27
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 28
materiaal is gestructureerd en verzorgd uitgewerkt en zowel naar inhoud als naar complexiteit is het goed afgestemd op het cognitieve en affectieve ontwikkelingsniveau van de leerlingen. Door het materiaal aan te vullen met actuele kranten- en tijdschriftartikelen wordt het eigentijds karakter gegarandeerd. Voor gedragswetenschappen wordt gebruik gemaakt van een bestaand leerboek, maar ook hier wordt het materiaal aangevuld met actuele artikelen als illustratie bij de behandelde onderwerpen. Vervolgens zijn er een aantal vakkendoorbrekende initiatieven in het kader van de brede en harmonische vorming. Het gaat om enkele bezoeken of uitstappen met cultuurhistorische of muzisch-creatieve opzet waarbij ook expliciet aandacht gaat naar de invalshoek van cultuur- en/of gedragswetenschappen. Leerlingenbegeleiding De meeste leraren zijn geëngageerd en leerlingbetrokken: ze slagen erin leerlingen te stimuleren en aan te moedigen in een goed gedoseerd klimaat van interactiviteit en klassenmanagement. Er wordt gewerkt in een taakgerichte en veilige pedagogische leeromgeving waaraan de leerlingen constructief participeren. Ondanks de actieve betrokkenheid van de leerlingen bij de onderwijsleergesprekken verlopen de lessen in hoofdzaak leraargestuurd. Van activerend onderwijs is dan ook slechts in een beperkte mate sprake. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de ondermaatse beschikbaarheid van een gevarieerde collectie aan leermiddelen. De leraar en het studiemateriaal zijn meestal de enige informatiebronnen en door de onderzoekscompetenties systematisch te verschuiven naar het persoonlijk werk van de leerlingen worden hun kansen op autonoom leren en op het trainen van coöperatieve vaardigheden, probleemoplossend vermogen en reflectievaardigheden verder ondergraven. Het gebrek aan een krachtige leeromgeving wordt weinig of niet gecompenseerd door studie-uitstappen, bezoeken aan het werkveld of gastsprekers. Het geheel is dan ook sterk verwijderd van wat de essentie van levensecht en maatschappijbetrokken onderwijs uitmaakt. Op het vlak van studiebegeleiding is er extra zorg voor de ondersteuning van het leerproces van de neveninstromers. Met uitzondering van cultuurwetenschappen in de derde graad, is er specifiek materiaal ontwikkeld waarin de essentiële leerplandoelen van het voorafgaande leerjaar vervat zitten. Aan de hand van het materiaal en de opdrachten wordt de beginsituatie van de leerlingen op peil gebracht. Toch blijven er nog heel wat kansen onbenut om het leerproces van alle leerlingen maximaal te ondersteunen. Zo worden begrippenlijsten onvoldoende frequent en consequent gebruikt, in het zelf ontwikkeld studiemateriaal ontbreken inhoudstafels en door de onderzoekscompetenties in de beide graden buiten de onderwijstijd te realiseren komt de kwaliteit van de procesbegeleiding op de helling te staan. Leerlingenevaluatie De leerlingenevaluatie is grotendeels gebaseerd op toetsen en proefwerken. In de tweede graad zijn er een beperkt aantal goed gekozen opdrachten, maar in de derde graad zijn ze uitermate schaars. Op die manier worden de leerlingen weinig uitgedaagd om regelmatig en toepassingsgericht met de opgebouwde begrippen, denkkaders en inzichten te werken. Ook de verhouding tussen het dagelijks werk en de proefwerken is weinig ondersteunend om een regelmatige werk- en studiehouding te ontwikkelen: het dagelijks werk vertegenwoordigt slechts één derde van de punten in de derde graad. Voor cultuurwetenschappen in de tweede graad en gedragswetenschappen in de tweede en derde graad spoort de evaluatie globaal genomen in voldoende mate met de leerplandoelen en de verschillende leerplancomponenten zijn evenwichtig vertegenwoordigd. Vooral de proefwerkvragen getuigen van een behoorlijke kwaliteit: er is variatie in vraagvorm en de vragen peilen naar verschillende beheersingsniveaus (kennis, inzicht, toepassing). Er wordt evenwel weinig gebruik gemaakt van nieuw tekstmateriaal of statistische gegevens. De toetsvragen zijn niet altijd voldoende representatief voor de proefwerkopgaven omdat het accent meer op kennisreproductieve vraagtypes ligt. De evaluatie is voor cultuurwetenschappen in de derde graad even problematisch als de leerplanrealisatie. Ze is niet representatief voor de leerplandoelen: sommige doelen worden zeer uitgebreid geëvalueerd, van andere is geen spoor terug te vinden. Bovendien zijn de overgrote meerderheid van de vragen zuiver kennisreproductief van aard en door leerlingen vooraf richtvragen te geven die in exact
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 29
dezelfde formulering in de proefwerkopgaven terugkeren, wordt de waarde van de evaluatie integraal ondergraven. Van enige betrokkenheid van de leerlingen bij de evaluatie is vooralsnog geen sprake. Vormen van zelfevaluatie of coöperatieve evaluatie hebben nog geen ingang gevonden, waardoor de leerlingen vooralsnog te weinig uitgedaagd worden tot kritische reflectie over hun leertraject en studieprestatie. De studieresultaten zijn vooral in de tweede graad verontrustend laag. Het aantal tekorten ligt bijzonder hoog: in verschillende klassengroepen in II, 1 en in II, 2 zijn een derde tot de helft van de leerlingen niet geslaagd. Gelet op het feit dat de leerlingenevaluatie globaal genomen voldoende in overeenstemming is met de leerplandoelen, duikt hier onvermijdelijk de vraag op naar de oriëntering van leerlingen voor de studierichting Humane wetenschappen. Uit nader onderzoek blijkt dat het probleem van slechte resultaten zich immers niet beperkt tot de vakken uit het specifiek gedeelte. Ook voor verschillende vakken van de basisvorming presteren de leerlingen uitermate zwak. Door een gebrek aan overleg tussen de middenschool en de bovenbouw kan de school niet aantonen dat leerlingen, na de eerste graad, positief kiezen voor Humane wetenschappen. Het deliberatiebeleid en de heroriënteringen in de bovenbouw versterken dit beeld. Alles wijst erop dat Humane Wetenschappen voor veel leerlingen een laatste redplank blijft binnen het ASO-studiegebied. De school is daarom toe aan een alomvattende en grondige bezinning over het profiel van Humane wetenschappen op het niveau van de tweede graad en de derde graad. Voorbeelden van goede praktijk •
Het leerplangericht studiemateriaal voor cultuurwetenschappen in de tweede graad.
•
De opdrachten in de tweede graad die gericht zijn op de onderzoekscompetenties.
•
De evenwichtige leerplanrealisatie voor gedragswetenschappen in de tweede en derde graad.
•
De ondersteuning van de leerlingen die instromen in II,2.
Werkpunten •
Op vakniveau: - De leerplandoelstellingen voor het vak cultuurwetenschappen in de derde graad realiseren. - Een graadoverstijgende leerlijn ontwikkelen met het oog op de realisatie van de onderzoekscompetenties. - De horizontale samenhang tussen cultuur- en gedragswetenschappen in de beide graden versterken. - De leerplanrealisatie kracht bij zetten door contacten met organisaties in het lokale veld te ontwikkelen en studiebezoeken te organiseren. - De planningsdocumenten gebruiken om de verbeterpunten op het niveau van de vakgroep te detecteren en de kwaliteit van het onderwijsgebeuren bij te sturen. - De leerautonomie van de leerlingen sterker uitdagen. - De leerlingenevaluatie voor cultuurwetenschappen in de derde graad afstemmen op de leerplandoelstellingen. - Streven naar een evenwicht tussen leraar- en leerlinggestuurde evaluatievormen.
•
Op schoolniveau: - Beleidsmaatregelen nemen waardoor de onderzoekscompetenties binnen de onderwijstijd kunnen gerealiseerd worden. - Een krachtige leeromgeving uitbouwen conform de minimale materiële vereisten van de leerplannen. - De vakgroep opvolgen en ondersteunen bij het wegwerken van de vastgestelde tekorten. - Het oriënteringsbeleid afstemmen op het profiel van de studierichting Humane wetenschappen.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 30
3.1.3 Economie en toegepaste economie 9
De leerplandoelstellingen voor economie in de basisoptie Moderne Wetenschappen worden in voldoende mate gerealiseerd.
9
De leerplandoelstellingen voor economie (handelseconomie en boekhouden) in de tweede graad ASO worden in voldoende mate gerealiseerd.
9
De leerplandoelstellingen voor economie (micro- en macro-economie en bedrijfsbeleid) in de derde graad ASO worden in voldoende mate gerealiseerd.
9
De leerplandoelstellingen voor kantoortechnieken en verkoop in de tweede graad BSO Kantoor worden niet in voldoende mate gerealiseerd. Dat geeft aanleiding tot een gunstig advies beperkt in de tijd.
9
De leerplandoelstellingen voor toegepaste economie in de tweede graad BSO Kantoor worden in voldoende mate gerealiseerd.
9
De leerplandoelstellingen voor kantoortechnieken, stages en boekhouding in de derde graad BSO Kantoor worden in voldoende mate gerealiseerd.
9
De leerplandoelstellingen voor toegepaste economie (recht en wetgeving) in de derde graad BSO Kantoor worden in voldoende mate gerealiseerd.
9
De leerplandoelstellingen voor kantoortechnieken en stages worden in het specialisatiejaar Kantooradministratie en gegevensbeheer in voldoende mate gerealiseerd.
Leerplanrealisatie Middenschool In de basisoptie Moderne Wetenschappen stond vorig schooljaar de realisatie van de thema’s ‘Krediet en valkuilen’ en ‘Vrije tijd’ in het vak economie onder tijdsdruk. In het huidige schooljaar werd het nieuwe leerplan ingevoerd en zit de leerplanvordering op schema. De lesonderwerpen worden meestal gekoppeld aan concrete situaties en aan de leefwereld van de leerlingen. De leerlingen leggen een documentatiemap aan, zoeken informatie op het internet en bespreken actuele teksten tijdens de les. Zelfactiviteit wordt duidelijk gestimuleerd met individuele opdrachten, groepsopdrachten en presentaties voor de klas. Uit vergelijkende studies - zoals bijvoorbeeld de studie over de distributiesector trekken de leerlingen zelf conclusies. Atheneum In de tweede graad ASO economie worden voor het deelvak handelseconomie alle leerinhouden met voldoende diepgang behandeld. Het actualiteitsprincipe wordt structureel toegepast, maar het begeleid zelfstandig leren is nog niet ingeburgerd: ICT-opdrachten komen slechts sporadisch aan bod en voor presentaties en discussies, waarmee communicatieve vaardigheden worden aangeleerd, is nog te weinig aandacht. Dat heeft te maken met de grote lesgroepen, het gemis aan werkruimtes en aan leermiddelen (zie verder), waardoor interactieve werkvormen niet mogelijk zijn. In II,2 werken de leerlingen onderzoeksopdrachten uit waarbij de leerstof zowel wordt uitgediept als uitgebreid. Het vakoverschrijdend leren en het nasteven van de vakoverschrijdende eindtermen krijgen in het leerproces echter nog geen plaats. De voorbereiding van de opdrachten gebeurt in de klas, maar de uitwerking gebeurt grotendeels thuis. Dat is niet conform het leerplan, waarin wordt gesteld dat de opgegeven onderwerpen onder begeleiding van de leraar en met behulp van ICT-middelen dienen te worden uitgewerkt, geïnterpreteerd en gerapporteerd. De didactische uitstappen zijn gekoppeld aan leerinhouden en vormen een waardevolle bijdrage tot het actualiteitsprincipe. In het deelvak boekhouden worden de grondbeginselen van het dubbel boekhouden goed aangeleerd en wordt voldoende aandacht besteed aan het interpreteren en analyseren van de balans en de resultatenrekening. De toepassingen, herhalings- en synthesemomenten worden nog niet ondersteund met een eenvoudig didactisch boekhoud-
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 31
pakket. Er is geen samenwerking met het vak economie in de eerste graad, waardoor een leerlijn ontbreekt. In de derde graad Economie-moderne talen en Economie-wiskunde worden voor het vak micro- en macro-economie alle leerinhouden behandeld. Tussen II,2 en III,1 wordt een leerlijn doorgetrokken. De economische basisbegrippen, die werden aangeleerd in de tweede graad, worden verder uitgediept. Naar analogie van de tweede graad wordt het leerproces ondersteund met actualiteit. De leerlingen worden geconfronteerd met concrete contexten om inzicht in de belangrijkste economische begrippen te verwerven en om onderlinge verbanden te leren leggen. Verscheidene onderwerpen worden aan de hand van onderzoeksopdrachten zelfstandig door de leerlingen uitgewerkt en voor de klas gepresenteerd. Daarnaast maken ze ook een scriptie over een zelf gekozen economisch onderwerp, die evenals de onderzoeksopdrachten in de klas wordt voorbereid. De eigenlijke uitwerking gebeurt echter thuis, wat niet conform het leerplan is. Bovendien wordt de onderzoekscompetentie die daarmee wordt beoogd te eng en te geïsoleerd opgevat: de scriptie wordt niet vakoverschrijdend uitgewerkt en ze wordt onvoldoende ingebed in het hele leerproces. Dat hangt samen met het gebrek aan een beleidsvisie op de realisatie van de specifieke eindtermen en met het gebrek aan leermiddelen: een documentatie- en informatiepunt ontbreekt en de ICT-middelen zijn uiterst beperkt. Op de school zelf kunnen de leraren 29 door de vermelde tekorten hun rol van coach -conform het leerplan - in onvoldoende mate vervullen en kan het constructivistische leren te weinig vorm krijgen. Daardoor is het begeleid zelfstandig leren (BZL) - waartoe in beperkte mate en met beperkte middelen wel aanzetten worden gegeven - nog verre van ingeburgerd. Positief is wel dat didactische uitstappen worden gekoppeld aan leerplanopdrachten en dat voor de integratie in de samenleving en in het beroepsleven een beroep wordt gedaan op ondernemers voor de klas. Voor het deelvak bedrijfsbeleid worden alle leerinhouden behandeld, maar worden de leerlingen onvoldoende gestimuleerd tot ondernemingszin. Er is weinig of geen samenwerking met de bedrijfswereld en de leerlingen worden ook niet uitgedaagd via projectwerking, deelname aan wedstrijden en managementspelen. Daardoor krijgen ze weinig kansen om vaardigheden te ontwikkelen en actief kennis te verwerven. Algemeen is in het economieonderwijs weinig variatie in de werkvormen en wordt overwegend het accent op kennisoverdracht gelegd. Het eigen vak wordt afgebakend: er is geen vakoverschrijdend overleg, ook niet naar aanleiding van didactische uitstappen. De miniondernemingen in het complementaire gedeelte van de studierichting Wetenschappenwiskunde zijn een voorbeeld van goede praktijk. De verworven knowhow stroomt echter niet voldoende door naar de studierichtingen Economie-wiskunde en Economie-moderne talen. Er ontbreekt een beleidsvisie op de studierichting Kantoor. Daardoor wordt in de hele tweede graad en in het eerste leerjaar van de derde graad onvoldoende leerplangericht gewerkt. In de tweede graad Kantoor worden voor kantoortechnieken de specifieke termen, begrippen en aspecten van het kantoorwerk geconcretiseerd aan de hand van voorbeelden, toepassingen en het aanleggen van een actualiteitenmap, maar de leerlingen worden niet vertrouwd gemaakt met zelfwerkzaamheid in een reële kantooromgeving. Kleine kantoorbenodigdheden en klasseermateriaal ontbreken in de klas, waardoor het alfabetisch en numeriek klasseren hoofdzakelijk aangeleerd wordt met leerboektoepassingen. De leerlingen leren geen documenten in het archief opbergen en opzoeken en ze leren niet gebruik te maken van moderne burotica-apparatuur. Het leerstofgedeelte over communicatie wordt theoretisch benaderd en wordt niet ondersteund door het gebruik van typische kantoorapparatuur (telefoon, fax). Door het gemis aan leermiddelen zijn de leerlingen niet in staat routinetaken op het vlak van post, communicatie, archivering en diverse andere ondersteunende taken te verrichten. De onderwijspraktijk beantwoordt niet aan de leerplanvisie, omdat de specifieke vaardigheden en kantoortechnische kennis niet worden bijgebracht. Ook in verkoop komen geen doeactiviteiten aan bod. De kassa-activiteiten en de voorbereiding van didactische uitstappen in groepsverband, met verslaglegging en evaluatie door de leerlingen zelf, gebeuren niet. De voorraad en de voorraadadministratie werden tijdens het vorige schooljaar niet behandeld. Met rollenspelen leren de leerlingen een eenvoudig verkoopgesprek voeren. Doordat een aange29
2004/047 p.20
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 32
30
past en didactisch uitgerust vaklokaal (winkeluitrusting) ontbreekt, kunnen de vaardigheden van de verkoper echter onvoldoende worden ingeoefend en kunnen de attitudes gericht op de beroepshouding niet worden ontwikkeld. Voor toegepaste economie (handelseconomie en registratie en handelsrekenen) worden de meeste leerinhouden behandeld en de doelstellingen bereikt. In II,2 wordt veel tijd besteed aan herhalingsoefeningen en aan de wisselbrief, ten koste van de financiële en uitzonderlijke verrichtingen en de syntheseoefening. Uitbreidingsleerstof zoals de effectenstudie komt aan bod, terwijl leerstofitems zoals het overheidskrediet en servicebedrijven niet worden behandeld. Momenteel wordt nog te weinig gewerkt met authentieke contracten om het onderwijs zo realistisch mogelijk te maken. Ook wordt het opzoekwerk slechts sporadisch ondersteund met ICT. In het huidige schooljaar werd het nieuwe leerplan ingevoerd. Hoewel dat leerplan in minder lestijden voorziet dan het oude, werd het oorspronkelijke aantal lestijden behouden. Daar staat echter geen meerwaarde tegenover: de leerinhouden worden nu gespreid over een ruimer aantal lestijden en een aantal leerinhouden van het oude leerplan wordt behandeld, wat helemaal niet de bedoeling is. Tussen de tweede en de derde graad Kantoor is er geen leerlijn. Enkel in III,2 worden de vereiste leermiddelen ingezet zoals het hoort, wat betekent dat er onvoldoende opbouw in het geheel van het curriculum is. Doordat er noch graadgebonden, noch graadoverschrijdend een visie op het gehele leerproces is, krijgt de specifieke vorming van de studierichting Kantoor een onvolwaardige invulling. In de derde graad Kantoor wordt in kantoortechnieken voldoende aandacht besteed aan actualiteit, aan activiteiten rondom de sollicitatie en de stage en aan het leerstofitem telefoneren. Doordat het vak kantoortechnieken niet in een aangepaste kantooromgeving kan worden gegeven, worden een aantal leerinhouden doorgeschoven naar het virtuele kantoor in III,2. Het gaat hier onder meer om de postbehandeling en het voorbereiden van didactische uitstappen door deelname aan diverse beurzen. Het logistieke luik werd te weinig behandeld. In III,1 schiet de voorbereiding op de praktijkgerichte en virtuele kantooromgeving te kort, zodat de verticale samenhang tussen III,1 en III,2 ontbreekt: de leerlingen van III,1 worden immers niet vertrouwd gemaakt met vaardigheden en attitudes die deel uitmaken van de activiteiten in de oefenfirma. In het vak boekhouding wordt het boekhoudpakket goed geïmplementeerd, maar vorig schooljaar werden niet alle leerinhouden met voldoende diepgang behandeld. Dat heeft vooral te maken met het opstarten van de virtuele oefenfirma, waardoor veel lestijden werden besteed aan de marketingstrategie, het ontwikkelen van een huisstijl, het uitwerken van een financieel plan en de voorbereiding van de verscheidene beurzen. Via het rotatiesysteem en het diversifiëren van de opdrachten komen zoveel mogelijk aspecten van het bedrijfsleven aan bod. Momenteel wordt de virtuele oefenfirma slechts gedragen door de vakken boekhouden en Nederlands en steunt de hele werking op een groot engagement en de vrijwillige en enthousiaste inzet van een aantal leraren en secretariaatsmedewerkers. Zowel de leraren als de leerlingen ervaren deze innoverende en interactieve manier van lesgeven als een meerwaarde en als een succeservaring. De inrichting van een virtuele handelsbeurs op de school zelf in de context van de oefenfirma was een uniek initiatief in de regio. Voor toegepaste economie (recht en wetgeving) worden de leerplandoelstelling voldoende bereikt. Er wordt ingespeeld op de actualiteit en op de leefwereld van de jongeren, maar een authentieke contractstudie gebeurt nog niet. Wel brengen de leerlingen een bezoek aan de rechtbank. Toegepaste economie is nog niet geïntegreerd opgenomen in de virtuele oefenfirma. In het specialisatiejaar Kantooradministratie en gegevensbeheer beheren de leerlingen twee virtuele oefenfirma’s. De vakken: kantoortechnieken, Frans en informatica worden geïntegreerd aangeboden. De werking binnen de oefenfirma’s is analoog aan de werking in de oefenfirma van III,2, met verhoogde moeilijkheidsgraad. De stages in Kantoor en in Handel en Boekhouden-informatica worden kwaliteitsvol voorbereid en 31 georganiseerd. De stagedocumenten zijn conform de regelgeving . De opvolging en de begeleiding gebeuren nauwgezet. 30
Leerplannen 2000/050 en 2000/051
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 33
De GIP-opdrachten vanuit de verscheidene vakken (samengebracht in een verzorgde opdrachtenbundel) zijn in Kantoor en in Kantoor en gegevensadministratie hoofdzakelijk gebaseerd op de stage (stageverslagen). In Handel en in Boekhouden-informatica zijn de GIP-opdrachten geënt op de stage en op de minionderneming. Zowel in Kantoor als in Handel en Boekhouden-informatica is de GIP onvoldoende geïntegreerd en gecoördineerd. Het eindresultaat is dan ook een collage van stageverslagen en afzonderlijke vakopdrachten, veeleer dan een vakoverschrijdend en geïntegreerd eindwerk. Bovendien zijn de uitgewerkte opdrachten niet gebundeld, waardoor het geheel onoverzichtelijk is. Voor het studiegebied Handel en de ASO-studierichting Economie is er geen didactisch lokaal met een uitgebouwd (digitaal) informatiepunt: pc’s, viewer, televisie, video, digitaal bord, kasten, overheadprojector en een tijdschriftenrek ontbreken. Bovendien kan te weinig worden gebruikgemaakt van de computerklassen. De school heeft geen openleercentrum of een multimediaklas. Voor Kantoor ontbreekt het aan leermiddelen vanaf II,1 tot en met III,1. De leraren behelpen zich met materiaal dat ze zelf aankopen en van thuis meebrengen. Pas vanaf het eindjaar en in het specialisatiejaar kunnen de leerlingen gebruikmaken van een modern uitgeruste kantooromgeving. De vakgroep werkt zowel formeel als informeel, maar wordt niet aangestuurd door de directie. Er is een collegiale samenwerking onder de leraren. Materiaal wordt spontaan doorgegeven en didactische uitstappen worden gezamenlijk voorbereid. Samenkomsten met de leraren economie en handel van de eerste en de tweede graad zijn echter beperkt. Tijdens de afgelopen schooljaren werd weinig deelgenomen aan studiedagen en nascholingen, zodat de bestaande vakkennis niet wordt aangepast aan nieuwe evoluties en trends, waarop in de nieuwe leerplannen wordt ingespeeld. Evenmin werden vakdidactische nascholingen gevolgd om vertrouwd te worden met nieuwe leerstijlen en met alternatieve evaluatievormen die daarmee gepaard gaan. De planningsdocumenten worden per vak en per klas opgemaakt en zijn leraargebonden erg verscheiden. Niet alle planningsdocumenten geven informatie over taken en toetsen, niet of onvoldoende behandelde leerstofitems, verschuivingsvoorstellen en/of afspraken binnen de graad. Leerlingenbegeleiding Algemeen heerst er een rustig en positief leerklimaat. In de eerste graad worden inhaallessen gegeven op vraag van de leerlingen. Leerlingen krijgen feedback over taken en toetsen en krijgen extra oefeningen wanneer ze erom verzoeken. In de tweede en in de derde graad ASO en TSO worden de leerlingen die instromen zonder economische voorkennis bijgewerkt en wordt tijdens de zomervakantie een instroomcursus gegeven. Leerlingen met tekorten krijgen vakantieopdrachten en alle leerlingen kunnen extra oefeningen krijgen tijdens het schooljaar. Tijdens de maand september wordt in alle lessen veel (soms teveel) aandacht besteed aan herhalingsoefeningen. Er worden inhaallessen gegeven aan leerlingen die lange tijd afwezig zijn geweest. Het actualiteitsprincipe komt in de meeste lessen voor en motiveert de leerlingen. Aan leren leren wordt in de lessen nog onvoldoende belang gehecht. Het schematiseren, plannen en leren verwerken van leerstof worden leraargebonden in de lessen geïmplementeerd. Leerlingen met leerproblemen worden soms te vlug doorverwezen naar de leerlingenbegeleiding en naar de studiebegeleiding. Wat de stages en de GIP betreft, worden de leerlingen procesmatig goed begeleid. Ze krijgen regelmatig feedback over hun leerproces. Leerlingenevaluatie Algemeen wordt in de eerste graad en in het ASO frequent getoetst en wordt de toetsing zorgvuldig gecorrigeerd. Alle componenten komen aan bod, zodat de toetsing aan de representativiteitsvereisten beantwoordt. De vraagstelling is voldoende gekoppeld aan de economische en juridische actualiteit. In de eerste graad is de vraagstelling nog te cognitief. De puntenverdeling is voldoende bekend en trans31
SO/2002/09 en bijlage 1
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 34
parant. Redelijke gewichten worden toegekend aan kennis, inzicht en toepassingen. Toepassingen en groepswerken wegen in de derde graad zwaarder door. Over vaardigheden en attitudes wordt niet apart gerapporteerd. In de eerste graad worden de attitudes alleen negatief geëvalueerd. Algemeen is er weinig aanzet tot zelfevaluatie en ‘peer evaluation’, behalve in het virtueel kantoor en in de miniondernemingen. Voor een aantal leerlingen is de economische studierichting een negatieve keuze, wat zich uit in minder motivatie en in minder gunstige studieresultaten. In II,1 Kantoor wordt in het huidige schooljaar geëxperimenteerd met permanente evaluatie en met een attituderapport. In het virtueel kantoor wordt permanent geëvalueerd en wordt gebruikgemaakt 32 van de SAM-schaal . Met behulp van observatie-instrumenten en beoordelingsstaten worden m.b.t. de stages en de virtuele toepassingen vaardigheden en attitudes geëvalueerd. In de andere handelsvakken is er geen evenwicht in de beoordeling van de theorie en van de doeactiviteiten. De meeste proefwerkvragen zijn louter cognitief. De stages en de GIP krijgen een eindbeoordeling, uitgedrukt in een percentage. Algemeen liggen de klassengemiddelden tussen 60 % en 70 %. Onvoldoendes komen bijna niet voor. Voorbeelden van goede praktijk •
De werking van de miniondernemingen.
•
De werking van de virtuele oefenfirma’s.
•
De navolging van het actualiteitsprincipe.
•
De administratie en de opvolging van de stages.
Werkpunten •
Het leerplan voor kantoortechnieken en verkoop realiseren in de tweede graad Kantoor.
•
Leerlijnen vanaf de eerste graad uitzetten.
•
ICT in de lessen integreren.
•
In de randvoorwaarden noodzakelijk voor groepswerken, projectwerking en zelfstandig werk voorzien.
•
In een winkeluitrusting en in de minimale materiële kantooruitrusting voor de tweede graad Kantoor voorzien.
•
In de hele studierichting Kantoor praktijkgericht werken.
•
De evaluatie voor het ASO beter op de leerplannen afstemmen.
•
Het evaluatiesysteem aan de beroepsopleiding verder aanpassen.
3.1.4 Fysica en wetenschappelijk werk fysica 9
32
De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in het tweede leerjaar A van de eerste graad.
schaal voor attitudemeting
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 35
Leerplanrealisatie Het leerplan fysica van de basisvorming wordt goed gerealiseerd. Dit is ook het geval voor het extra lesuur wetenschappelijk werk in de basisopties Latijn en Moderne talen. Het wetenschappelijk werk wordt er in de lessen fysica geïntegreerd zoals het leerplan het vraagt. De leerplanrealisatie is zeer goed. De leerlingen zoeken onder begeleiding, wetmatigheden uit waarnemingen bij proeven. Er gaat daarbij veel aandacht naar specifieke vakterminologie, symboliek (SIstelsel) en nauwkeurig werken. Wanneer leerlingen metingen moeten uitvoeren, wordt gewezen op de invloed van de meetfouten op het gevonden resultaat. Nieuwe onderwerpen worden zo veel als mogelijk met een demonstratieproef ingeleid, die leidt tot een concrete probleemstelling voor de les. Wanneer het onderwerp dicht bij de leefwereld van de leerlingen staat, zoeken ze graag mee naar de oplossing. Wanneer dat minder het geval is, zoals bv. bij lichtbreking, is de interesse veel lager. Om voor die onderwerpen voldoende belangstelling op te wekken, is het nodig om te vertrekken, in plaats van te eindigen, met toepassingen uit het dagelijkse leven. In verscheidene klassen is het aantal leerlingen te groot voor een optimaal lesrendement. Vooral het verwerven van onderzoeks- en instrumentele vaardigheden in de lessen wetenschappelijk werk lijdt daaronder. Bovendien is veilig werken dan niet altijd mogelijk. Zeker wanneer men leerlingen met de bunsenbrander laat werken, dient men de klasgrootte te beperken. Alle lessen vinden plaats in het vaklokaal, dat behalve met de vereiste leermiddelen ook is uitgerust met moderne media. Deskundig uitgewerkte digitale presentaties ondersteunen de lesopbouw. Het ICT-gebruik door de leerlingen 33 is echter beperkt. Het toegenomen aantal leerlingen in de school heeft geleid tot een tekort aan computerlokalen. De school zoekt oplossingen om dat te verhelpen. Leerlingenbegeleiding Tijdens de lessen heerst een positief leer- en werkklimaat. Het onderwijsproces verloopt zeer gestructureerd, wat de leerlingen helpt bij het aanleren van een wetenschappelijke werkmethode. Het frontaal optreden (meestal in dialoogvorm) wordt geregeld afgewisseld met leerlingenactieve werkvormen die het zelfontdekkend leren stimuleren. Leerlingen met studieproblemen kunnen bij de leraar terecht tijdens de ruime middagpauze. Door kleine toetsen niet aan te kondigen, worden ze aangezet tot het regelmatig leren van hun lessen. Leerlingen die een onvoldoende behalen op een toets moeten hun lessen schriftelijk voorbereiden. Men schenkt ook aandacht aan studieplanning. Deze maatregelen hebben een positieve invloed op de studieresultaten. De leerlingen werken met een verzorgd uitgewerkte cursus van de leraar. De leerlingendocumenten zijn algemeen goed in orde. Leerlingenevaluatie Het rapportcijfer voor dagelijks werk is het rekenkundig gemiddelde van taken, toetsen en proeven. Attitudes worden vooral tijdens de practica beoordeeld met een variante van de SAM-schaal. Attitudebeoordelingen worden niet in punten omgezet, maar als commentaar op het rapport vermeld. De examenopgaven zijn duidelijk en representatief voor de leerplandoelstellingen. Zowel kennis, inzicht als vaardigheden komen aan bod. Het peil is degelijk. Om het relatief grote leerstofpakket van het tweede semester goed onder de knie te krijgen, krijgen de leerlingen in april een uitgebreide herhalingstoets. Op jaarbasis zijn de resultaten goed. Er zijn weinig tekorten. Voor dagelijks werk is vooral de eerste rapportperiode zwak. De leerlingen onderschatten het belang van de practica en drukken zich nog slordig uit, waardoor definities vaak nog onvoldoende nauwkeurig weergegeven worden. Naarmate het schooljaar vordert, scoren ze daarop beter.
33
Zie leerplan 2003/006 p. 5, 17 en 18.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 36
Voorbeelden van goede praktijk •
De zeer gestructureerde lessen die voor leerlingen van de eerste graad een goede basis zijn voor een degelijke wetenschappelijke werkmethode.
•
De aandacht voor vakterminologie, symboliek (SI-stelsel) en nauwkeurig werken.
•
De niet-aangekondigde toetsen die het regelmatig leren bevorderen.
•
Het goed uitgeruste vaklokaal en in het bijzonder de moderne media die deskundig aangewend worden.
Werkpunten •
De klassengrootte beperken, vooral bij minder veilige leerlingenproeven.
•
Zoeken naar toepassingen die dicht bij de leefwereld van de leerlingen staan om ook bij minder alledaagse onderwerpen, voldoende wetenschappelijke interesse op te wekken.
•
Streven naar meer ICT-mogelijkheden voor de leerlingen.
3.1.5 Grieks en Latijn 9
De leerplandoelstellingen Grieks en Latijn worden in de eerste graad in voldoende mate gerealiseerd.
9
De leerplandoelstellingen Grieks en Latijn worden in de tweede en derde graad in voldoende mate gerealiseerd.
Leerplanrealisatie In de Middenschool worden de leerplandoelstellingen en de -inhouden globaal genomen op een kwaliteitsvolle manier gerealiseerd. De leraren slagen er via didactische reflectie en zorgvuldig uitgewerkt lesmateriaal in om de meeste leerinhouden te behandelen. Er is een goede integratie van de drie leerplancomponenten taal, lectuur en cultuur. In I,1 wordt in overleg met de leraren moderne talen de basiskennis grammatica van de leerlingen opgebouwd, vooral m.b.t. woord- en zinsontleding en terminologie. In beide leerjaren worden nieuwe leerinhouden grammatica conform de leerplanvoorschriften inductief aangebracht en zoveel mogelijk in zins- en tekstverband ingeoefend en verwerkt. De aanzienlijke leerplandruk m.b.t. grammatica maakt evenwel dat in I,1 de laatste items grammatica worden aangeleerd en ingeoefend, maar ze worden met beperkt lectuurmateriaal ondersteund. Als studie- en naslagwerk is een functioneel grammaticaboekje opgesteld, dat leerlingen ook nog gebruiken - samen met een spraakkunstboek - in de tweede graad. Het lexicale onderwijs gebeurt conform de leerplandoelstellingen. Om de leerlingen te ondersteunen bij het correct zelfstandig invullen van de woordenlijst is er een alfabetische woordenlijst ter beschikking. Tijdens de lessen wordt uitdrukkelijk aandacht besteed aan het voortleven van het klassieke vocabularium in moderne talen. De uitspraak van het Latijn, zowel bij leraren als bij leerlingen, gebeurt uiteenlopend. Niet alle medeklinkers en eindlettergrepen worden correct uitgesproken. In I,1 wordt het lectuuronderwijs systematisch en zorgvuldig opgebouwd via afbakening van woordgroepen die – ook lexicaal – worden aangebracht, ingeoefend en tot zinnen worden geclusterd. Zoals vermeld weegt de leerplandruk evenwel op de hoeveelheid gelezen tekst. In I,2 wordt de lectuur, zowel voor Latijn als voor Grieks, uitstekend ondersteund door de digitale uitwerking van het lesmateriaal en de aanwezige leermiddelen (laptop, beamer, scherm) worden optimaal benut.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 37
Het cultuuronderwijs sluit aan bij en is geïntegreerd in de lessen lectuur. Het cultuuraanbod uit het leerboek wordt voor de leerlingen zinvol verwerkt en aangevuld met vragenlijsten en beeldmateriaal. Er zijn talrijke attractieve en interessante extramurale activiteiten. In het Atheneum worden de leerplandoelstellingen voldoende gerealiseerd. Er is hiervoor hard gewerkt aan het opstellen van lesmateriaal, vooral in de tweede graad en in de derde graad voor Grieks. De leerplancomponenten lectuur en cultuur worden daarin goed geïntegreerd. De leermiddelen (landkaarten, woordenboeken, digitale infrastructuur) zijn evenwel beperkt en ondersteunen de leerplanrealisatie niet. Voor Latijn worden in de tweede graad de leerinhouden grammatica van de eerste graad hernomen en verder uitgediept en ingeoefend; in de derde graad wordt een aantal grammaticale items door repetitie operationeel gehouden. Voor Grieks gebruikt men les- en studiemateriaal uit diverse leermethodes en naslagwerken, zodat de systematiek en samenhang veeleer onduidelijk zijn. Een aantal oefeningen is op zinvolle wijze gerelateerd aan lectuur, maar zowel in de tweede als in de derde graad zijn heel wat morfologische oefeningen buiten zins- en tekstverband weinig gericht op het opbouwen en ondersteunen van de leesvaardigheid van de leerlingen. M.b.t. het vocabularium vervolledigen en repeteren de leerlingen tot en met de derde graad de invullijsten, maar het rendement hiervan blijft veeleer beperkt. Recent zijn de vocabulariumlijsten ook digitaal raadpleegbaar voor oefeningen. In de tweede graad wordt het gebruik van een woordenboek ingeoefend. In de tweede graad Grieks zijn er op zinvolle manier vocabulariumlijsten over het voortleven van het Grieks in verschillende wetenschappelijke disciplines opgesteld. Men beoogt het vocabularium functioneel en geïntegreerd te toetsen, maar voor Latijn in II,2 en in de derde graad leidt dit tot de vorming van zeer kunstmatige en betekenisloze zinnen en omzettingsopdrachten. In de uitspraak van het Latijn wordt de kwantiteit van een aantal eindlettergrepen niet gerespecteerd. In het Grieks wordt het woordaccent niet altijd correct gelegd. Er is wel zeer veel aandacht besteed aan de lay-out van het lesmateriaal m.b.t. accentuatie en onder- en boventekens. De lectuur verloopt globaal genomen conform de leerplaninhouden, -genres en –thema’s. Zowel voor Latijn als Grieks is de hoeveelheid gelezen tekst niet altijd duidelijk; voor een aantal auteurs en genres kan de lectuur ruimer worden gerealiseerd. Inzake de functionele lectuurmethode kan worden gesteld dat ze intentioneel wordt gehanteerd, vooral door het respecteren van de woordorde en het opsplitsen in woordgroepen. Er bestaat bij de leraren evenwel onduidelijkheid over de rol van de grammaticale analyse en de plaats en de functie van parafrase en vertaling. Door het vertaalgericht lectuuronderwijs komt bij veel leerlingen het tekstbegrip tot stand via de vertaling; heel wat leerlingen zijn zeer nadrukkelijk gericht op het noteren van de vertaling. Er is vanaf II,1 goede aandacht voor tekstbespreking, die vooral gericht is op tekstinhoud en stilistiek. De stilistische aspecten worden zorgvuldig theoretisch aangeleerd; gaandeweg probeert men ze ook te linken aan tekstinhoud. Inzake tekststructuur en –opbouw is door de veeleer korte tekstfragmenten een structuuranalyse niet altijd mogelijk. In de tweede graad voor Grieks en Latijn en in de derde graad voor Grieks is het lesmateriaal cultuur zeer rijk en degelijk uitgewerkt en vormt het, vooral m.b.t. het cultuurhistorische kader, een uitstekende ondersteuning voor lectuur; voor Latijn in de derde graad mist men soms diepgang. Het is daarbij niet altijd duidelijk hoe dit lesmateriaal wordt gebruikt. Voor een aantal genres en thema’s bestaat ook het risico voor overlapping. Receptie van de klassieken in literatuur, muziek en beeldende kunsten vindt nog maar met mondjesmaat ingang. Voor de extramurale activiteiten zijn er bezoeken aan archeologische sites en maakt men gebruik van het aanbod in musea en theater. Voor het werken aan de onderzoekscompetenties is de vakgroep nog zoekende. Er is zowel in II,2 als in III,2 een aantal opdrachten voor het zelfstandig verwerken van realia, maar men heeft nog weinig zicht op de juiste afbakening van de opdracht, het evenwicht tussen verschillende componenten en de activiteit van en het rendement voor de leerlingen.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 38
Leerlingenbegeleiding In de Middenschool zijn er, zij het in een disciplinair kader, goede omgangsvormen tussen leraren en leerlingen in een aangenaam leer- en leefklimaat. In I,2 leiden de infrastructuur in het vaklokaal en de digitale verwerking van het lesmateriaal tot een grotere betrokkenheid van de leerlingen. Er zijn geen structurele inhaallessen, maar de leraren zijn beschikbaar voor extra begeleiding en oefeningen. M.b.t. studieplanning en -methode worden toetsen aangekondigd, wordt de leerstof aangeduid en bereiden typevragen of een ‘voorproefwerk’ de leerlingen voor. De leerlingendocumenten zijn verzorgd. De leerlingenagenda’s zijn meestal volledig ingevuld en bieden voor de leerlingen een overzicht van de behandelde en te studeren leerinhouden. Taken en toetsen worden zorgvuldig gecorrigeerd en klassikaal verbeterd. Ook in het Atheneum heerst een aangenaam leer- en leefklimaat. Door de beperkte infrastructuur en leermiddelen verloopt het onderwijs evenwel overwegend frontaal, nemen leerlingen nog heel wat lesmateriaal van het bord over en is het werken met beeldmateriaal moeilijk. Leerlingen worden door het niveau van de leerinhouden over het algemeen voldoende intellectueel uitgedaagd, maar het blijft belangrijk om alle leerlingen actief bij het leerproces te betrekken. Het verdient ook aanbeveling om in het les- en evaluatiemateriaal van de tweede en derde graad een groei in de inhoudelijke verdieping in te bouwen, zodat leerlingen ook geconfronteerd worden met een progressieve abstractie- en moeilijkheidsgraad. Bovendien verloopt het leergesprek in een aantal klasgroepen weinig leraargestuurd en antwoorden leerlingen veeleer radend en zonder structuur. Op deze manier wordt het niveau van deze lessen, vooral voor wat het opbouwen van gedachtegang betreft, gehypothekeerd. Bij groepswerk is het belangrijk dat de opdracht duidelijk wordt omschreven en dat het werktempo wordt bewaakt. De leerlingendocumenten zijn meestal volledig, maar door het veelvuldige gebruik van gekopieerd lesmateriaal zijn de leerlingennotities vaak disparaat en onoverzichtelijk; het is daarbij niet altijd duidelijk wie de documenten heeft samengesteld en hoe het lesmateriaal werd gebruikt. Fotomateriaal is door het veelvuldig kopiëren onduidelijk geworden en moet worden geactualiseerd. Er is in beide graden nood aan meer samenhang en continuïteit in het lesmateriaal. Schoolagenda’s zijn onnauwkeurig en onvolledig ingevuld; op deze manier geven zij onvoldoende de behandelde leerinhouden weer en kunnen ze niet worden gebruikt voor studieplanning. Leerlingenevaluatie In de Middenschool komen de cijfers tot stand door vier periodes dagelijks werk en twee proefwerken. De leraren respecteren de afspraken van de school m.b.t. het aantal toetsen per rapportperiode. Voor de cijfers dagelijks werk zijn verhoudingen voor de verschillende leerplancomponenten vastgelegd. In I,2 is in elk rapportcijfer een proef over niet-behandelde tekst inbegrepen. De herhalingstoetsen en de proefwerken worden taxonomisch opgesteld; de invulling ervan gebeurt evenwel redelijk stereotiep. In het Atheneum zijn er drie periodes dagelijks werk en twee proefwerken. M.b.t. dagelijks werk zijn voor de toetsen geen gewichten voor de verschillende leerplancomponenten vastgelegd. Bijgevolg krijgen de talrijke toetsen over vocabularium een te groot gewicht in de evaluatie. Ook hier worden repetitietoetsen en proefwerken taxonomisch opgesteld; de bemerkingen over stereotiepe vraagstelling gelden ook hier. Zowel in de Middenschool als in het Atheneum zijn de resultaten uiteenlopend, maar het aantal onvoldoendes blijft beperkt. Bij een tekort krijgen leerlingen een vakantietaak of een B-attest. Voorbeelden van goede praktijk •
De degelijke en doordachte didactische aanpak in de eerste graad.
•
De digitale uitwerking van het lesmateriaal in I,2.
•
De grondige verwerking van het lesmateriaal voor Grieks in de tweede en derde graad en voor Latijn in de tweede graad.
•
De integratie van de drie leerplancomponenten taal, lectuur en cultuur.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 39
Werkpunten •
De correcte uitspraak van het Latijn en het Grieks bewaken, zowel bij leraren als bij leerlingen.
•
Voor Grieks in de tweede graad het grammaticaonderwijs systematischer uitwerken.
•
De lectuurmethode uniform maken en alle leerlingen actiever betrekken bij het leesproces en de probleemoplossing.
•
De onderzoekscompetenties verder vormgeven.
•
In de tweede en derde graad gewichten vastleggen voor de verschillende leerplancomponenten in de evaluatie.
•
In het Atheneum de beschikbare leermiddelen actualiseren en uitbreiden.
3.1.6 Lichamelijke opvoeding en sport 9
De ontwikkelingsdoelen, eindtermen en de leerplandoelstellingen van het vak lichamelijke opvoeding (basisvorming) in de eerste graad A-stroom en B-stroom worden niet in voldoende mate nagestreefd/gerealiseerd. Dat geeft aanleiding tot een gunstig advies beperkt in de tijd.
9
De eindtermen en de leerplandoelstellingen van het vak lichamelijke opvoeding (basisvorming) in de tweede en derde graad ASO, BSO en TSO worden niet in voldoende mate gerealiseerd. Dat geeft aanleiding tot een gunstig advies beperkt in de tijd.
9
De (specifieke) eindtermen en de leerplandoelstellingen van de vakken lichamelijke opvoeding en sport in ASO Sport (tweede graad) en ASO Wetenschappen-sport (derde graad) worden in voldoende mate gerealiseerd.
Leerplanrealisatie Middenschool In de eerste graad A- en B-stroom worden de leerplandoelstellingen i.v.m. de eindtermen/ontwikkelingsdoelen zwemmen (ET/OD 25 en 26), contact- en verdedigingsvormen (ET/OD 23) en atletiek (ET/OD 16) onvoldoende gerealiseerd. Daarnaast worden de leerplandoelstellingen i.v.m. de eindtermen/ontwikkelingsdoelen ritmische en expressieve vorming (ET/OD 17 en 18) in de jongensgroepen in onvoldoende mate gerealiseerd. Een aantal leerinhouden (o.a. hockey, ropeskipping, baseball) wordt kortstondig en niet opeenvolgend aangeboden zodat de continuïteit en de diepgang van het leerproces beperkt is. Expliciete leerlijnen voor de persoonsgebonden doelen (ontwikkelen van sociaal functioneren en van een positief zelfconcept) ontbreken. Dat blijkt uit de overwegend bewegingsgerelateerde instructie, het hanteren van hoofdzakelijk leraargestuurde werkvormen en het ontbreken van duidelijke evaluatiecriteria voor de persoonsgebonden doelen. Deze vaststellingen geven aanleiding tot een gunstig advies beperkt in de tijd. Atheneum In de tweede en derde graad ASO, BSO en TSO (basisvorming) voldoet de kwaliteit van het bewegingsonderwijs niet. In de tweede graad gaat leerjaargebonden onvoldoende aandacht naar de realisatie van de leerplandoelstellingen i.v.m. de eindtermen gymnastiek (ET 10 en 11), contact- en verdedigingsvormen (ET 12) en doelspelen (ET 14). In de derde graad worden de leerplandoelstellingen inzake gezonde en veilige levensstijl (ET 17, 18, 19) onvoldoende geïmplementeerd. In beide graden wordt een aantal leerinhouden (o.a. hockey, ropeskipping, frisbee) kortstondig en niet opeenvolgend aangeboden zodat de continuïteit en de diepgang van het leerproces beperkt is. De grote lesgroepen (30 tot 32 leerlingen) in hiervoor niet aangepaste bewegingsruimtes hypothekeren de veiligheid van de leerlingen en de kwaliteit van het leerproces. Zoals in de eerste graad ontbreken er leerlijnen voor de persoonsgebonden doelen. In het derde leerjaar van de derde graad BSO gaat onvoldoende aandacht
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 40
34
naar de leerinhouden i.v.m. de beroepsgerichte vorming . Bovengenoemde vaststellingen geven aanleiding tot een gunstig advies beperkt in de tijd. Hoewel de voorgeschreven bewegingsgebieden in de tweede graad Sport en de derde graad Wetenschappen-sport in voldoende mate worden afgewerkt, zijn er toch enkele bijsturingen nodig. De specifieke eindtermen inzake de profielcomponenten ‘Zelfconcept en sociaal functioneren’ en ‘Samenleving’ en ‘Onderzoekscompetenties’ krijgen (te) weinig aandacht. De specifieke eindtermen i.v.m. de onderzoekscompetenties worden enkel in het afstudeerjaar buiten de lestijden afgewerkt. Hierdoor verloopt de begeleiding van het leerproces weinig adequaat en ontbreekt er een leerlijn voor de ont35 wikkeling van de onderzoekscompetenties. In tegenstelling tot de aanbevelingen van de leerplannen , worden gedurende de tweede en de derde graad onvoldoende aanzetten gegeven i.v.m. begeleid zelfstandig leren en ICT-integratie. Een aantal factoren remt de leerplanrealisatie af. Er is onvoldoende coördinatie tussen de Middenschool en het Atheneum. Dit blijkt o.m. uit een afwijkende benadering van de planningsdocumenten en het gebrek aan overleg en afspraken i.v.m. de verticale samenhang en het gebruik van de infrastructuur. De verticale samenhang over de graden heen is zwak: de leerlijnen voor de bewegingsgebonden doelen vertonen een discontinu verloop. Daarnaast is vooral in het Atheneum de horizontale samenhang tussen jongens- en meisjesgroepen gering. Dat heeft niet alleen te maken met een gebrek aan gezamenlijk overleg, maar ook met de keuze voor geslachtshomogene lesgroepen die resulteert in enerzijds overbevolkte (30 tot 32 leerlingen) en anderzijds uitgesproken kleine (10 tot 14 leerlingen) parallelgroepen. Verder leidt de keuze voor geslachtshomogene lesgroepen in de studierichting Wetenschappen-sport (ASO III) tot erg kleine lesgroepen (9 en 3 leerlingen) die niet gunstig zijn voor een volwaardige leerplanrealisatie van o.a. de balsporten. Leraargebonden wordt de leertijd niet optimaal aangewend. Het klasmanagement is in een aantal klassen weinig effectief en een aantal lessen vangt laattijdig aan en/of wordt vroegtijdig beëindigd. Ten slotte is er een tekort aan indoorsportinfrastructuur, maar vooral aan functionele outdoorinfrastructuur. De leerlingen van het studiegebied Sport kunnen geen gebruik maken van een atletiekpiste. De bestaande outdoorinfrastructuur wordt onvoldoende onderhouden zodat er een verhoogd risico op kwetsuren bestaat. Het onderhoud van de indoorsportinfrastructuur (o.a. de verwarmingskanalen en de bezetting van de muren) is evenmin optimaal. Het tekort aan sportinfrastructuur wordt nog versterkt doordat de sportinfrastructuur op een aantal tijdstippen niet optimaal benut wordt. Er zijn ook elementen die de leerplanrealisatie bevorderen. De gezamenlijke planningsdocumenten die vanaf dit schooljaar in de Middenschool gehanteerd worden, bevorderen de horizontale samenhang. Sommige leraren van de Middenschool en van het Atheneum gebruiken hun planningsdocumenten als werkinstrument met het oog op het bewaken van de leerplanrealisatie en het bijsturen van het eigen onderwijsproces. De recente implementatie van een zaalverdelingsplan is een waardevolle bijdrage om het gebruik van de sportinfrastructuur te optimaliseren. Een aantal leraren komt tegemoet aan de verwachtingen van eigentijds, geïntegreerd en uitdagend bewegingsonderwijs door inzichtelijk leren uit te lokken en het sportspelconcept bij doel- en terugslagspelen te hanteren. De vakgroep creëert een sport- en bewegingscultuur door extracurriculaire sportactiviteiten aan te 36 bieden tijdens de middagpauze, sportdagen te organiseren en deel te nemen aan SVS-activiteiten . Er is geregeld informeel en formeel vakoverleg in de Middenschool. Het vakoverleg in het Atheneum gebeurt voornamelijk informeel. Onlangs is structureel overleg tussen de Middenschool en het Atheneum opgestart.
34
ET 7: ‘de leerlingen kennen gepaste bewegingen en correcte houdingen en kunnen ze in werk- en dagelijkse leefomstandigheden integreren’. 35 Leerplannen 2006/026 voor Sport (II) en 2006/052 voor Wetenschappen-sport (III) 36 Stichting Vlaamse Schoolsport
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 41
Positief is het recente initiatief om de kwaliteit van het bewegingsonderwijs in kaart te brengen aan de 37 hand van het IKLO-instrument . Op basis van de resultaten wil de vakgroep samen met de pedagogische begeleidingsdiensten een verbetertraject opzetten. De leermiddelen (gymtoestellen, ballen…) voldoen om kwalitatief bewegingsonderwijs aan te bieden. Leerlingenbegeleiding De lessen verlopen doorgaans in een taakgericht en veilig (fysiek en socio-emotioneel) leerklimaat. Er is algemeen een goed contact tussen leraren en leerlingen. De afspraken m.b.t. aangepaste bewegingskledij worden niet steeds nageleefd. De leerlingenagenda’s worden in de Middenschool meestal zorgvuldig ingevuld; in het Atheneum worden ze vaak summier en soms ook onzorgvuldig ingevuld zodat ze weinig bijdragen tot de ondersteuning van het leerproces. De leraren maken hoofdzakelijk gebruik van leraargestuurde werkvormen zodat er weinig kansen gecreëerd worden voor zelfstandig, inzichtelijk en samenwerkend leren. Hierdoor worden leerlingen te weinig aangespoord om hun eigen leerprocessen (bij) te sturen. Zwak scorende leerlingen worden tijdens de lessen socio-emotioneel ondersteund en aangemoedigd. Op vakgroepniveau bestaan er evenwel geen specifieke maatregelen en/of een specifiek bewegingsaanbod voor fysiek zwakke én sterke leerlingen van de basisvorming. Voor zwak scorende leerlingen van het studiegebied Sport wordt tijdens de middag voorzien in bijwerklessen gymnastiek, tafeltennis en volleybal. Leerlingen die in de loop van het schooljaar instappen in het eerste leerjaar van de derde graad Wetenschappen-sport kunnen eveneens op ondersteuning rekenen. De school richt geen adviesproeven in voor leerlingen die instromen in de tweede graad Sport en de derde graad Wetenschappensport. Leerlingenevaluatie De leerlingenevaluatie gebeurt in principe periodiek na het afsluiten van een leerperiode. De Middenschool en het Atheneum voeren elk een eigen evaluatiebeleid. In de Middenschool is het puntengewicht voor het product (prestaties) en het proces (attitudes) bepaald. De attitudes maken het voorwerp uit van permanente evaluatie. De attitudegedragingen worden evenwel weinig concreet omschreven zodat de evaluatie ervan weinig doelgericht en betrouwbaar is. In het Atheneum bestaan er voor de onderscheiden onderwijsvormen en studierichtingen vakafspraken over het puntengewicht van de proefwerken en het dagelijks werk. In beide scholen ontbreken vakafspraken over de bewegingsgebonden en persoonsgebonden evaluatie-inhouden en over de kwantitatieve en de kwalitatieve evaluatiecriteria. Hierdoor is de evaluatie slechts in beperkte mate leerplangericht. De leerlingen worden niet betrokken bij de evaluatie van hun leerproces (zelf- en partnerevaluatie). De school werkt niet met vakrapporten en evenmin met een leerlingvolgsysteem (ook niet voor leerlingen van het studiegebied Sport). Voorbeelden van goede praktijk •
De gezamenlijke planningsdocumenten in de eerste graad.
•
Het zaalverdelingsplan.
•
Het uitlokken van inzichtelijk leren en het hanteren van het sportspelconcept.
•
Het introduceren van een kwaliteitszorginstrument.
•
De samenwerking met de pedagogische begeleidingsdiensten.
37
Instrument voor kwaliteitsanalyse van de lichamelijke opvoeding in Vlaanderen (SBMA, 2004).
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 42
Werkpunten •
De leerplannen van lichamelijke opvoeding in de basisvorming realiseren. - In de eerste graad de leerplandoelstellingen i.v.m. de eindtermen/ontwikkelingsdoelen zwemmen (ET/OD 25 en 26), contact- en verdedigingsvormen (ET/OD 23), atletiek (ET/OD 16) en ritmische en expressieve vorming (ET/OD 17 en 18) realiseren. - In de tweede graad de leerplandoelstellingen i.v.m. de eindtermen gymnastiek (ET 10 en 11), contact- en verdedigingsvormen (ET 12) en doelspelen (ET 14) realiseren. - In de derde graad de leerplandoelstellingen inzake gezonde en veilige levensstijl (ET 17, 18, 19) realiseren. - In BSO III,3 voldoende aandacht besteden aan de leerinhouden i.v.m. de beroepsgerichte vorming. - In alle graden expliciete leerlijnen ontwikkelen voor de persoonsgebonden doelen en waken over de verticale samenhang, de diepgang en de continuïteit van het leerproces. - In de tweede en derde graad de horizontale samenhang bewaken.
•
De leerplanrealisatie in ASO Sport en Wetenschappen-sport optimaliseren. - Voldoende aandacht besteden aan de specifieke eindtermen gerelateerd aan de profielcomponenten ‘Zelfconcept en sociaal functioneren’, ‘Samenleving’ en ‘Onderzoekscompetenties’. - Voorzien in begeleid zelfstandig leren en ICT-integratie.
•
De leerlingenbegeleiding versterken. - De leerlingenagenda’s in het Atheneum zorgvuldig laten invullen. - Streven naar een evenwicht tussen leraar- en leerlinggestuurde werkvormen. - Voorzien in een meer gestructureerde begeleiding (afspraken, programma) voor fysiek zwakke (basisvorming) én sterke leerlingen (alle studierichtingen).
•
De leerlingenevaluatie optimaliseren door de evaluatie-inhouden voor de bewegingsgebonden en persoonsgebonden inhouden evenals de (kwantitatieve en de kwalitatieve) evaluatiecriteria op vakgroepniveau vast te leggen.
Werkpunten voor het beleid •
De coördinatie tussen de Middenschool en het Atheneum optimaliseren.
•
In het Atheneum zorgen voor beheersbare leerlingengroepen m.h.o. op een veilig en kwalitatief leerproces.
•
Voorzien in voldoende en aangepaste sportinfrastructuur en in het onderhoud en het optimaal gebruik ervan.
3.1.7 Nederlands 9 De eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de leerplandoelstellingen Nederlands worden in voldoende mate gerealiseerd en nagestreefd in de eerste graad A-stroom en B-stroom. 9 De eindtermen en de leerplandoelstellingen Nederlands worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede en derde graad ASO/TSO/BSO. Leerplanrealisatie Middenschool De leerplanrealisatie voldoet ruimschoots.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 43
De vaststellingen zijn gebaseerd op de controle van documenten (agenda’s, jaarvorderingsplannen, vakverslagen, leerlingennotities, lesmateriaal, een behoorlijk aantal taken en toetsen, proefwerken), op lesobservaties en gesprekken. De vakgroep van de eerste graad is gewijzigd in de loop van dit schooljaar. Drie van de acht leraren zijn tijdelijk vervangen op het ogenblik van de doorlichting. Deze ingreep heeft geen inpak op de leerplanrealisatie. De interimarissen worden goed gesteund in de randvoorwaarden om de vervangende lesopdracht in te vullen en leerplangericht te werken. De vervangingsopdrachten worden niet enkel bevorderd door de didactische ondersteuning op schoolniveau, maar ook door de gelijkgerichte didactische aanpak van de titularissen, door de structuur in de leerlingencursussen en door de beschikbaarheid van gebruiksklaar didactisch materiaal. De continuïteit in de leerstof Nederlands wordt bewaakt. Officieel vergadert de vakgroep vijfmaal per jaar. Informeel wordt tijdens de pauzes overlegd, maar ook via mail wordt heel wat gecommuniceerd. De vakvergaderingen hebben als thema’s de afbakening van de leerinhouden en examenleerstof, de evaluatie, de bespreking van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, van de navorming en van lesmateriaal. Door een aantal leraren wordt vakgerichte nascholing gevolgd. Er is vanuit de vakgroep opvallend veel aandacht voor algemeen pedagogische nascholing (aanzetten tot begeleid zelf studeren, achtergronden van leerproblemen, digitaal opdrachten geven, stemtechniek voor leerkrachten). Het gebouw van de eerste graad is uitstekend uitgerust. De school heeft gekozen voor vijf vaklokalen Nederlands, elk uitgerust met beamer, een PC, een geluidsinstallatie, DVD en video. Elk vaklokaal beschikt over een dubbel leerboekenpakket, een kleine bibliotheek voor de eerste graad, woordenboeken, een Woordenlijst Nederlandse taal en enkele driedelige Van Dale’s. De meerwaarde die ICT aan het onderwijs van het Nederlands biedt, wordt zeker benut voor het aanschouwelijk maken van de leerinhouden. De leerlingen echter waren tijdens de doorlichting zelden zelf aan het werk om de integratie van ICT in het vak te consolideren. De planningsdocumenten zijn opgevat als jaarvorderingsplannen. Ze zijn gemeenschappelijk opgesteld en bevatten expliciete verwijzingen naar de leerplandoelstellingen, naar specifieke leerinhouden en naar VOET. Het culturele aanbod binnen de school is gevarieerd (zie 2.2 Onderwijskundig beleid). Twee leraren Nederlands regisseren het schooltoneel door en voor eigen leerlingen. Men slaagt er in de A-stroom in om coherent en leerlingenvriendelijk cursusmateriaal aan te bieden. Binnen de graad wordt de verticale samenhang door de leraren gegarandeerd door het uitwisselen van lesmateriaal, door afspraken rond het gebruik van dezelfde leermethode, door het aanleren van dezelfde leerstrategieën en afspraken rond correctietekens voor schrijven. Jammer genoeg is het aangeleverde materiaal niet altijd aangepast aan de nieuwe spelling. Sinds dit schooljaar worden de proefwerken gemeenschappelijk opgesteld en worden er afspraken gemaakt voor het opstellen van spreekfiches 38 volgens de OVUR-methode. De opmerkingen uit het vorige schooldoorlichtingsverslag van april 1994 waaronder ‘de doceerstijl met hoofdaccent op spraakkunst en lexis’ werden duidelijk weggewerkt. Hoewel communicatiegerichte technieken (bijv. partner- en groepswerk, stappenplannen, redeneerschema’s) en gecombineerde spreek- en leesoefeningen frequent zijn, dient het natuurlijke spreekonderwijs meer aandacht te krijgen door het uitvergroten van de onderliggende strategieën door de leerlingen gebruikt bij korte mondelinge tussenkomsten. Eindtermen o.a. met betrekking tot het beoordelend lezen van gevarieerde informatieve teksten worden gehaald. Ook het analyseren van berichten wordt aangeleerd. De combinatie van luister-, spreek-, lees- en schrijfactiviteiten komt in de meeste lessen voor. Het taalbeschouwingsonderwijs neemt de vorm aan van reflectieonderwijs op eigen en andermans taalgebruik. Er zijn inspanningen om de literaire component te richten op leesplezier door te reflecteren over de eigen leeservaringen, door het ontwikkelen van de bereidheid om hun persoonlijke waardering en 38
Oriënteren, Voorbereiding, Uitvoeren, Reflecteren
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 44
voorkeur voor bepaalde teksten uit te spreken. Leerlingen worden aangespoord om deel te nemen aan een gedachtewisseling in de klas. De link naar de actualiteit is er. De schrijfopdrachten zijn uitdagend en creatief van aard. Klassikaal wordt occasioneel gereflecteerd over schrijfgedrag. De notities van de leerlingen vertonen vaak onjuistheden. Ondanks het gebruik van de CD-ROM en de redeneerschema’s voor spelling kan een aantal leerlingen de spelling duidelijk nog niet verzorgen in een onbewaakt moment (ET 17). Het verschil tussen oefen- en evaluatiemomenten is niet altijd duidelijk. De aandacht voor kijkvaardigheid is aanwezig. De meeste leerlingen stromen door naar de bovenbouw op dezelfde campus maar tegen alle verwachtingen in is de verticale samenhang naar de tweede en derde graad niet verzekerd. Enkele oorzaken hiervan zijn de gebrekkige communicatie met de bovenbouw, het beperkte studieaanbod in de tweede graad in TSO en BSO, het gebrek aan graadoverleg en de onderbroken leerlijnen over de drie graden. Anderzijds is de samenwerking met het basisonderwijs vruchtbaar. Leraren van de eerste graad hospiteren in de basisschool. B-stroom De leerplanrealisatie in de B-stroom is goed. De B-leerlingen worden op dezelfde ondersteunende manier benaderd als de A-leerlingen, wat een leerlingvriendelijke, bemoedigende aanpak betekent voor de begeleiding van de allerzwakste leerlingen. De klemtoon van het leerplan om de communicativiteit van de leerlingen te verhogen door leerlingen vaardigheden aan te leren om taaluitingen te de39 coderen en de verbale assertiviteit te ontwikkelen wordt hierdoor nagestreefd. De taal wordt op een speelse en amusante wijze aangebracht, in de lijn van het leerplan. De samenhang wordt gegarandeerd door het gebruik van eenzelfde leermethode, ook voor spelling. Het didactisch materiaal en leermiddelen worden efficiënt ingezet en de werkvormen zijn gevarieerd. Het leslokaal is taalvriendelijk en visueel ingericht met andere woorden er worden voor de B- leerlingen inspanningen geleverd. Atheneum De leerplandoelstellingen nodig om de eindtermen te realiseren worden bereikt. De aansluiting op de eerste graad ontbreekt echter. De leerlijnen worden niet opgebouwd vanuit het eerste leerjaar van de eerste graad en er wordt niet ingehaakt op de ingeoefende vaardigheids- en leerstrategieën. Hierdoor wordt de leerlinggerichte aanpak gehypothekeerd. In het ASO zijn de spreekoefeningen meestal het resultaat van grondig voorbereide leesopdrachten zoals het naar voor brengen van de boekbesprekingen en te weinig gericht op spontane levensechte en zinvolle communicatiesituaties om correct taalgebruik aan te moedigen. Er wordt zelden gewerkt met spreekplannen en spreekstrategieën bij korte tussenkomsten door leerlingen. De oefenkansen voor spreekvaardigheid in de klas blijven doorgaans beperkt tot het beantwoorden van vragen in het onderwijsleergesprek. Ondanks de aandacht voor dyslexie en het begrip voor structuur voor leerlingen met leermoeilijkheden is er in de leerlingennotities niet altijd een duidelijke structuur terug te vinden. De opsplitsing van het graadleerplan in de tweede graad door het gebruik van verschillende leerboeken met werkboeken en aangevuld met eigen materiaal, wijst eerder op een lerarengerichte dan op een leerlingengerichte visie op het vak. Ook het gebruik van twee verschillende leerboeken in de derde graad met werkboek en eigen cursusmateriaal resulteert niet altijd in een duidelijke structuur voor alle leerjaren. Door het aanleveren van heel wat eigen cursusmateriaal is het gebruik van het werkboek vaak beperkt. Het overzicht en dus ook het inzicht bij de leerlingen wordt hier niet door bevorderd. In de tweede graad ligt de nadruk op taalbeschouwing in het eerste leerjaar en wordt de literatuur volledig uitgewerkt in het tweede leerjaar. Een evenwichtige spreiding van de leerinhouden over de graad kan de aandacht door de leerlingen beter gaande houden. 39
B-stroom 1B-BVL Nederlands 5u/week
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 45
Een aantal leraren wordt door de grote lesgroepen niet afgeschrikt om te werken met activerende werkvormen om de communicatieve aanpak te bevorderen. Zij ondersteunen het leerproces door de gepaste keuze van het lesmateriaal (projecten), de didactische ondersteuning en de leermiddelen. Voor schrijfvaardigheid werd over de twee graden een leerlijn (schema, samenvattingen, zakelijk opstel, scriptie) uitgewerkt maar het creatieve aspect en de keuzemogelijkheden voor de leerlingen ontbreken. Tijdens het laatste schooljaar schrijven de leerlingen een scriptie over hun nakende studiekeuze. De inhoud en het nut van de opleiding, de kosten verbonden aan de opleiding en enkele interviews uit het beroepsleven vormen een ordelijk geheel. Jammer genoeg worden de leerplandoelstellingen verbonden aan deze interessante oefening bijna integraal buiten de lessen gerealiseerd. Oorzaken hiervoor zijn het gebrek aan ICT-mogelijkheden, de grote klasgroepen en het gebrek aan vakoverschrijdend overleg op schoolniveau. Niet elke leerkracht beschikt over een vaklokaal. De vaklokalen zijn verschillend uitgerust. Sommige met beamer maar zonder pc, andere met dvd- of cd-speler, met overheadprojector of cassetterecorder. De integratie van ICT gebeurt momenteel vaak buiten de lessen omdat de computerlokalen zelden beschikbaar zijn voor niet-informaticavakken. Toch spannen sommige leraren zich in om de leerlingen ICT-vaardigheid aan te leren, maar doorgaans thuis. Om het begeleid zelfstandig leren in de toekomst kansen te geven, moet men vertrouwen hebben in het leereffect van procesgerichte opdrachten, eerder dan het product gerichte, om coachingskansen en klasobservaties een kans te geven. Naast heel wat informele contacten vergadert de vakgroep een drietal keer formeel per schooljaar. Volgende thema’s komen aan bod: de bespreking van pedagogische tijdschriftartikels, de leerlijnen 40 Nederlands , de evaluatie, de aankoop van leermiddelen, de culturele uitstappen. De planningsdocumenten worden, sinds kort, gemeenschappelijk opgesteld en bevatten expliciete verwijzingen naar de leerplandoelstellingen, naar specifieke leerinhouden en soms naar VOET. Ze weerspiegelen niet de inspanningen die geleverd worden om de kennis/vaardigheden te beoordelen, noch op welke manier en met inzet van welke leermiddelen de vooropgestelde doelen worden bereikt. Net zoals in de eerste graad is de aandacht voor de muzisch-creatieve vorming van de leerlingen groot door de deelname aan dialogen- en voordrachtwedstrijden, aan de literaire kring, aan creatieve opdrachten, liedjesteksten bespreken, leren luisteren naar klassieke muziek. Ook in het TSO worden de leerplandoelstellingen gerealiseerd. De vaardigheden worden in verschillende thema’s aangeboden vanuit eigen cursusmateriaal. Activerende werkvormen als groepswerk, projectwerk worden toegepast. De leerlingen krijgen voldoende oefenkansen en hebben hun eigen inbreng. Een variatie aan tekstsoorten worden aangeboden. Leesstrategieën zoals verkennend lezen, globaal lezen, grondig lezen, kritisch lezen komen aan bod. Ook het leesdossier wordt aangestuurd aan de hand van opdrachten rond huislectuur. Positief is de aandacht voor het aanleren van de strategieën zoals opzoekwerk in de bibliotheek met bronvermelding en schematiseren van een tekst. Occasioneel is er aandacht voor spelling met de recentste aanpassingen en er wordt oefenmateriaal aangeboden. De afbakening tussen oefening en evaluatie is niet altijd duidelijk voor de leerlingen. De GIP-opdrachten worden niet geïntegreerd aangeboden. Een overleg met de GIP-verantwoordelijke op schoolniveau dringt zich op om tot meer evenwichtige opdrachten te komen. In de loop van het laatste leerjaar schrijven de leerlingen een interessante scriptie over hun studiekeuze. Ook hier dienen de leraren in overleg tot een efficiënte invulling en taakverdeling te komen. In II,1 in de studierichting Kantoor BSO werd vorig schooljaar gebruik gemaakt van losse thema’s om het leerplan te realiseren, los van overleg met het vak Project Algemene Vakken. Hier ontbreken eveneens de broodnodige vakoverschrijdende afspraken om overlap te voorkomen met de handelsvakken. 40
Leerlijnen Nederlands, Een werkinstrument voor de vakgroep. Pedagogische Begeleidingsdienst Gemeenschapsonderwijs.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 46
In III,2 wordt Nederlands als geïntegreerd taalvaardigheidsonderwijs uitstekend gerealiseerd, gericht op schoolse taalvaardigheid, maatschappelijke taalvaardigheid en persoonlijke taalvaardigheid. De efficiënte transfer van de aangeleerde vaardigheden wordt bevorderd. Het lesuur Nederlands wordt efficiënt ingezet in de organisatie van een virtuele oefenfirma. Leraren en leerlingen zijn zeer enthousiast over deze stijlvolle samenwerking. In III,3 worden de twee lesuren Nederlands uit het fundamentele gedeelte, de algemene principes van het belang van levenslang leren, het leerproces en de functionele vaardigheden in grote mate gerealiseerd. Voor deze twee lesuren sluiten de leerinhouden op inhoudelijk vlak aan op de thema’s van de vorige graden in verband met functioneren in de maatschappij, de ondersteuning van de beroepsbekwaamheid en het ontwikkelen van de arbeidsattitude. Het luik functionele informatieverwerking en verwerving komt ook hier gedeeltelijk aan bod. Leerlingenbegeleiding Algemeen is de inzet en de zorg voor de leraren in de drie graden sterk. De leraren zijn vakbekwaam en werken hard. De zorg voor de leerlingen is gegarandeerd in de eerste graad. In het begin van het schooljaar worden afspraken gemaakt i.v.m. huiswerk, taken, lesvoorbereidingen, orde en netheid. De leraren merken op dat de gebruikte schoolvorderingenstests (zie 2.2 Onderwijskundig beleid) een vertekend beeld geven van de leerling en weinig rekening houden met de vaardigheden. De vakgroep is op zoek naar een alternatief. Toetsen en proefwerken worden klassikaal verbeterd en besproken. Door middel van herhalingstoetsen voor de leerlingen, van vraaggestuurde inhaallessen, door het inzetten van de cd-rom en redeneerschema’s voor spelling, door een leerstofoverzicht met gezichtjes en door een doordachte spreiding van de opdrachten, begeleiden de leraren de leerlingen in hun leerproces. Desondanks is de spelling van de leerlingen soms zwak. Hiertegenover staat dat de spellingcontrole in de agenda’s en de notities van de leerlingen eerder uitzonderlijk is. Indien nodig selecteert de vakgroep een aantal vrijstellingen om een dyslectische leerling zo veel mogelijk onderwijs- en slaagkansen te geven. Extralessen Nederlands worden ingericht voor anderstaligen om leerachterstanden door taalproblemen te beperken. Positief is de evaluatie van de spreekbeurten in de B-stroom gericht op de begeleiding van spreekprocessen. In de bovenbouw worden per leerjaar afspraken gemaakt in het begin van het schooljaar over taaklast en evaluatie. De leerlingen krijgen thuis heel wat taken te verwerken bij gebrek aan ICTmogelijkheden in de school maar ook door de grote klassengroepen. De interactie tussen leerling en leraar is goed. Leraarafhankelijk spelen de leraren de eerstelijnsrol binnen de leerlingenbegeleiding. Door feedback op toetsen en taken, door een klassikale bespreking na elke toets, taak of proefwerk worden de leerlingen opgevolgd. De vakgroep tracht de resultaten behaald in de eerste graad te kaderen. Oorzaken van falen zijn volgens hen de verkeerde studiekeuze en/of een gebrek aan studiemotivatie. De leerlingendocumenten zijn over het algemeen verzorgd. De leraren promoten het vak door de organisatie van de gedichtendag, het project Bevrijding, van toneelbezoeken en door de deelname aan een dialogenwedstrijd. Leerlingenevaluatie Rond het begrip ‘attitudes’ heerst in de drie graden nogal wat begripsverwarring. Er is weinig zicht op de vakattitudes nodig om eindtermen te bereiken zoals spreekbereidheid, kritische houding ten opzichte van het eigen spreek- en gespreksgedrag, meningsuiting met als doel het spontaan en geëngageerd voor te lezen, te vertellen, voor te dragen en te spelen. Een overleg in de vakgroep met begripsduiding kan verhelderend werken. Taken en toetsen worden in de eerste graad meer dan voldoende aangeboden.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 47
De permanente evaluatie wordt ingezet voor spreken en luisteren maar wordt nadien als globaal cijfer meegedeeld op het rapport. Een meer transparante evaluatie in de communicatie met ouders en leerlingen is nuttig om de geleverde inspanningen in kaart te brengen. Sinds dit schooljaar wordt één proefwerkopdracht per leerjaar ingericht. Het niveau van de proefwerkopdrachten is sinds dit schooljaar sterk verbeterd. De vragen worden als meerkeuze of als invuldidactiek aangeboden en weerspiegelen de leerinhouden. Ook de validiteit van de evaluatie is verhoogd. In de tweede en derde graad vallen de lage proefwerkuitslagen voor Nederlands in II,1 op in het ASO voor het eerste proefwerk. De leraren verklaren dit fenomeen als aanpassingsproblemen van de leerlingen bij de overgang tussen twee verschillende schoolculturen. In II,2 en de derde graad zijn tekorten voor het vak eerder uitzonderlijk. In het TSO zijn de tekorten opmerkelijk in II,2 in Boekhouden-informatica. Vorig schooljaar behaalde daar meer dan de helft van de leerlingen een onvoldoende voor het eindproefwerk. Op schoolniveau zijn de tekorten voor Nederlands nog relatief gering. Rond objectief evalueren van de vaardigheden heeft de vakgroep Nederlands nog geen initiatieven ondernomen. Toch zijn er individuele initiatieven zoals de evaluatiefiches voor de TSO- leerlingen, die volgens de OVUR-methode hun werk beoordelen. Voorbeelden van goede praktijk •
De inzet van de leraren.
•
De gelijkgerichtheid in de eerste graad.
•
De richtlijnen voor het vak met vermelding van de leerinhouden, lesvoorbereidingen, evaluatie per leerjaar en onderwijsvorm in de eerste graad.
•
Het regisseren van toneelstukken met leerlingen.
Werkpunten •
Vakoverschrijdend overleg in functie van leerplanrealisatie kansen geven om meer tijd en ruimte te creëren in de planning van de leerinhouden.
•
Zich als leerkracht in de bovenbouw meer opstellen als coach en minder als kennisoverdrager: creatieve en afwisselende werkvormen integreren en binnenklasdifferentiatie ruimte geven.
•
Een leerlingengerichte leerstijl ontwikkelen in de tweede en in de derde graad.
3.1.8 Project algemene vakken (PAV) 9
De leerplandoelstellingen in PAV van het eerste en tweede leerjaar van de tweede graad en de derde graad worden in voldoende mate gerealiseerd.
9
De leerplandoelstellingen in PAV van het derde leerjaar van de derde graad worden niet in voldoende mate gerealiseerd. Dat geeft aanleiding tot een gunstig advies beperkt in de tijd.
Leerplanrealisatie De leerplandoelstellingen en eindtermen in III,3 worden niet gerealiseerd. Het onderwijsaanbod onder de vorm van PAV ligt niet ingebed in de eigen schoolcultuur, de principes die ten grondslag liggen aan PAV-onderwijs worden niet gedragen door het volledige schoolteam. In III,3 worden 6 lesuren ingericht (8 lesuren voorzien in de lessentabel van het Gemeenschapsonderwijs) verdeeld over twee verschillende leraren. Hoewel het leerplan het vak PAV als een geheel beschouwd, verdeelt men het vak in de school als PAV AV (Nederlands, geschiedenis) en PAV AV (wiskunde, wetenschappen, aardrijkskunde). Het gevolg hiervan is dat de vakvisie ver te zoeken is. De
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 48
nadruk ligt in de ene cursus vooral op de geografische invulling naar thema’s (Naar school in verre regio’s, Mens ge- en misbruikt De aarde, Kyoto-protocol, Waterwinning, De wereldbevolking e.d.), terwijl de andere thema’s eerder geschiedkundig van aard zijn. Het rekenkundige gedeeltelijk en de ICT-vaardigheden zijn minimaal ingevuld. Positief is de aandacht voor interpretatie van grafieken en de controle van de mappen. Spelling, spraakkunst en woordenschat worden zelden functioneel ingebed in de vaardigheden, in tekstbegrip en -inzicht. Het lesmateriaal bestaat voornamelijk uit thema’s aangepast aan de vooropleiding van de leerkracht en minder aan de belangstellingswereld van de leerling. Het gebruik van tijdschriften en kranten is beperkt. Er is wel aandacht voor de rekenvaardigheden maar de functionele vaardigheden en zeker de emotionele en sociale vaardigheiden komen onvoldoende aan bod. Door de opsplitsing van de lesuren kunnen excursies, in het verlengde van de behandelde thema’s, niet worden georganiseerd. De eindtermen en de algemene doelstellingen van het vak PAV met een duidelijke verwijzing naar het streven naar een hogere zelfstandigheid van de leerling om een hoger structurerend en beoordelend niveau te behalen, worden bij gebrek aan gelijkgerichtheid, aan gepaste leerinhouden, aan aansluiting met vorige leerjaren en aan ICT-mogelijkheden niet bereikt. De invulling van III,3 staat haaks op de leerplanrealisatie in de tweede graad en derde graad, waar de leerlingen respectievelijk 6 en 4 lesuren les volgen. De eindtermen en leerplandoelstellingen worden hier wel voldoende gerealiseerd. Er is een duidelijke visie op het vak en een drang naar professionalisering in de opdracht. De leraren gaan op zoek naar geschikte thema’s en het best bruikbare lesmateriaal. Het taalgebruik van de leraren is correct. De leraren stimuleren het verloop van het leerproces door communicatieve en interactieve werkvormen in te zetten (projectwerk, duowerk) en in de derde graad door het zelfstandig leren te bevorderen. Er is ruimte voor communicatie en samenwerking. De leerlingen hebben inspraak bij de keuze van de thema’s. Hierdoor wordt aangesloten bij de leefwereld van de leerlingen en wordt de betrokkenheid bij het klasgebeuren geoptimaliseerd. Er wordt overlegd over de leerinhouden, over de GIP-opdrachten, de nascholing en per nieuw thema. Het overleg gebeurt vooral informeel over het stroomlijnen van het PAV, de gepaste thema’s en evaluatievormen. Er heerst een goede verstandhouding onder de gemotiveerde leraren. Naargelang van het thema wordt vakoverschrijdend gewerkt. Een zwak punt is echter de schriftelijke verslaggeving van de vakwerkgroep, waardoor geen afspraken en planning bestaat waarop beginnende of vervangende leraren kunnen terugvallen of verder bouwen. Er is aandacht voor het taalgebruik van de leerlingen door spreekoefeningen, klasgesprekken en presentaties op te drijven. Er is voldoende aandacht voor de ondersteunende basisvaardigheden, de maatschappelijke vaardigheden, de wiskundige vaardigheden en de taalvaardigheden. De inspanningen om de leerplandoelstellingen te realiseren worden onvoldoende ondersteund door gebruiksklaar didactisch materiaal en recente leermiddelen. Leraren gebruiken eigen materiaal om het evenwicht in de leerplancomponenten te bewaren. Er is voldoende aandacht voor actualiteit. Doorgaans werken de leraren de thema’s in overleg uit, evalueren en sturen bij. Er is voldoende aandacht voor variatie in teksten en het rekenkundige luik wordt voldoende ingevuld. De infrastructuur is niet aangepast aan de doelstellingen van het vak. De twee containerklassen waar de meeste lessen plaatsvinden, voldoen niet aan de minimale materiële eisen van het leerplan. De lokalen zijn met heel wat eigen materiaal uitgerust. Het ICT-lokaal reserveren is vaak moeilijk wegens overboekingen. Er wordt per klas één uur per week in de computerklas van de eerste graad gereserveerd. De lerarengroep volgt geregeld nascholing over vakoverschrijdende als vakgerichte onderwerpen. Leerlingenbegeleiding De interactie tussen leraar en leerlingen verloopt vlot. Er wordt ingespeeld op de beginsituatie van de leerling. De communicatie met de ouders verloopt doorgaans via de agenda, is efficiënt en open.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 49
Opdrachten worden in de klas verbeterd en besproken. Leerlingennotities en agenda’s worden geregeld gecontroleerd. Op verschillende manieren worden leerlingen bijgestuurd bijv. door een gesprek met de vakleraar, de bespreking van de proefwerken, het telefonisch contact met ouders, een duidelijke leerstofafbakening, het gebruik van de OVUR-strategie bij diverse opdrachten. Er is aandacht voor attitudes zoals het correct maken van taken, afspraken leren nakomen, zelfreflectie, evaluatie door medeleerlingen. De leraren gebruiken de leerlingenagenda nog onvoldoende als begeleidingsinstrument gericht op attitudes. Leerlingenevaluatie Evaluatiecriteria worden verspreid over de verschillende vaardigheden aangeboden. De leraren staan open voor alternatieve vormen van evaluatie. Via de permanente evaluatie trachten de leraren de situatie beter in kaart te brengen. Het team heeft gekozen voor het gebruik van dezelfde evaluatiemethode. De evaluatiefiches voor PAV weerspiegelen de vaardigheden geïntegreerd in een thema op een creatieve wijze. Spreekoefeningen, groepswerken, zelfstandig werk, spreek-, luister-, schrijf- en leesoefeningen, opzoekoefeningen, ICT-oefeningen komen aan bod. Aan deze evaluatiemethode wordt nog gesleuteld, om de attitudes en vaardigheden, het groepswerk en het gebruik multimedia op een eenvoudige en eenduidige wijze naar de leerlingen en ouders te kunnen terugkoppelen. Positief is de aandacht voor actualiteit in de jaartaak volgens het OVUR-principe (info verzamelen, voorblad, tabel, voorstellen van de jaartaak). Voorbeelden van goede praktijk •
De grote bereidheid om alle leerlingen individueel bij te staan en te begeleiden.
•
De aandacht voor actualiteit.
Werkpunten •
Het realiseren van de eindtermen en leerplandoelstellingen PAV in III,3.
•
Voldoen aan de minimale materiële eisen van elk leerplan PAV.
•
Het streven naar een overzichtelijk planningsdocument over de graden heen, met een afbakening van de thema’s, het tijdsgebruik, de leerplandoelstellingen, de mogelijke werkvormen en de verdere verfijning van de permanente evaluatie.
•
De integratie van ICT in de lessen.
3.2
Vakoverschrijdende eindtermen - vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen
Eerste graad 9
De vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen worden goed nagestreefd.
Visieontwikkeling en planning Zowel op het vlak van visieontwikkeling als van planning heeft de school een heel proces doorlopen. Vertrekkend van de dynamiek van tal van initiatieven en projecten op school- en vakniveau is de school geëvolueerd naar een systematische verdieping en verankering van de VOET/VOOD en daarmee is het draagvlak gaandeweg verbreed. Een niet onbelangrijk aantal factoren hebben deze evolutie positief beïnvloed: de versterking van de vakgroepwerking en de participatieve cultuur, de aandacht voor gelijke onderwijskansen en taalbeleid alsook de gestructureerde aanpak van het nascholingsbeleid. Elk van deze factoren heeft dan ook een bijdrage geleverd tot de visieontwikkeling. De school relateert de VOET/VOOD expliciet aan een onderwijsvisie die de klemtoon legt op actief leren in een
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 50
krachtige leeromgeving. Vanuit die onderwijskundige verankering kiest de school voor de kracht van een meersporenbeleid: de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen krijgen vorm op het niveau van de schoolcultuur, de inkleuring van de basisopties en de vakken van de basisvorming en de projecten op schoolniveau. Om bij de planning niet uit het niets te moeten starten, heeft men zich gebaseerd op een inventaris van de bestaande initiatieven die eigen zijn aan de schoolcultuur, de vakken en de projecten. De coördinatie van het geheel berust bij de coördinator/beleidsondersteuner. Om de participatie en het draagvlak maximaal te houden kiest het beleid er bewust voor om geen afzonderlijke werkgroep of een andere vorm van tussenstructuur op te richten. Ze wil een school zijn waarin de VOET/VOOD een integraal onderdeel uitmaken van het dagelijkse schoolleven en van de interactie tussen iedereen die daarbij betrokken is. Uitvoering De concretisering van de vakoverschrijdende werking is onder meer vastgelegd in een jaarplanning waaruit duidelijk de aandacht voor de vijf verschillende domeinen blijkt. Voor het nastreven van de VOET/VOOD doet men een beroep op het vakkenonderwijs, maar evenzeer op schoolinterne en extramurale activiteiten/projecten. In de planning zitten een aantal vaste waarden: initiatieven die elk schooljaar terug komen. Dit betekent evenwel niet dat er sprake is van een statisch geheel. Er blijft voldoende ruimte om nieuwe elementen te integreren en bestaande initiatieven bij te sturen. Er is ook aandacht voor een evenwichtige spreiding binnen het schooljaar. Wat het bereik en de betrokkenheid van de leerlingen betreft, zijn er op school- en vakniveau zowel initiatieven die gericht zijn op alle leerlingengroepen als initiatieven waarbij gedifferentieerd wordt naar basisoptie of belangstelling. De betrokkenheid van het personeel is even groot als die van de leerlingen. De leraren en het ondersteunend personeel engageren zich vanuit hun professionele en persoonlijke competenties in tal van activiteiten en initiatieven. Deze hoge mate van betrokkenheid creëert een aanzienlijke dosis teamspirit en het doorleefde nastreven van de VOET/VOOD. Als men het geheel van alle initiatieven op vakniveau en op schoolniveau naast elkaar legt, is het ongetwijfeld zo dat het merendeel van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen van nagenoeg alle domeinen bij alle leerlingen worden nagestreefd. Vanzelfsprekend zijn er verschillen zowel naar breedte als naar diepgang, maar deze verschillen hebben in hoofdzaak te maken met de schooleigen keuzes en klemtonen. Hoe dan ook is er op het niveau van de uitvoering sprake van een positief en breed draagvlak en maakt het nastreven van de VOET/VOOD mee de dynamiek van de school uit. Evaluatie en bijsturing Om de initiatieven en projecten op vak- en schoolniveau te evalueren, heeft de school gebruik gemaakt van het inspectie-instrument. Eens te meer heeft het beleid gekozen voor een brede benadering door alle personeelsleden bij de evaluatie te betrekken. Er is een algemene tevredenheid over het bereikte niveau, maar toch staan er al bijkomende onderwijsvernieuwingen op stapel die de VOET/VOODwerking nog aan kracht zal laten winnen. Bij de evaluatie worden de leerlingen reeds ten dele betrokken. Zowel via feedbackgesprekken als via de leerlingenraad probeert het beleid zich een beeld te vormen van het effect van de ondernomen initiatieven. Voorbeelden van goede praktijk •
Het expliciteren van de relatie tussen de VOET/VOOD en de onderwijsvisie.
•
De keuze van de school om de VOET/VOOD na te streven via een meersporenbeleid.
•
Het brede VOET/VOOD-draagvlak en de betrokkenheid van het schoolteam bij de visieontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
Werkpunt
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 51
•
Het gebrek aan continuïteit tussen de eerste graad en de bovenbouw in de visie en de aanpak van de vakoverschrijdende eindtermen (vooral een werkpunt voor de bovenbouwschool).
Tweede en derde graad 9 Er is een planning m.b.t. het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen. Het werken aan vakoverschrijdende eindtermen kan op een traditie van allerlei waardevolle en goed uitgebouwde projecten (studiebegeleiding, ‘Bevrijding’, SOHO, MOS, wereldwinkel, antipest, ...) bogen. In het schooljaar 2004-2005 werd een beleidsplan uitgewerkt, dat resulteerde in een visietekst en een inventaris van de vakoverschrijdende eindtermen die in de verschillende vakken en schoolprojecten aan bod kwamen. Met het project ‘Bevrijding’ is de school erin geslaagd om vakoverschrijdend samen te werken; nadien plooiden de verschillende vakken evenwel opnieuw terug op zichzelf. Met het document ‘Denktank studeren’ geeft de school voor leren leren t.a.v. de leerlingen en hun ouders een degelijke aanzet tot analyse en stimuleren van studiemotivatie en -methode, maar van een echte positieve invloed daarvan op het studiegedrag en de resultaten van de leerlingen kan men niet spreken. Men beoogt tweejaarlijks het werken aan de vakoverschrijdende eindtermen te updaten. Voor het huidige schooljaar is een strategienota opgesteld, maar die verwijst vooral naar de bestaande en reeds vermelde initiatieven, zonder expliciete terugkoppeling naar concrete vakoverschrijdende thema’s en eindtermen en zonder verwijzing naar en planning voor de opvulling van bestaande lacunes. Het is dus belangrijk voor de verdere werking m.b.t. vakoverschrijdende eindtermen om binnen de school het draagvlak voor vakoverschrijdend en vakgebonden (samen)werken te vergroten en om bijsturingen of nieuwe acties op het getouw te zetten voor de aanvulling van de bestaande lacunes. 3.3
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum Middenschool De schoolleiding is goed op de hoogte van wat leeft in de vakgroepen en stuurt de vakgroepwerking ook aan. Ze kijkt erop toe dat de goedgekeurde leerplannen worden gehanteerd en dat de leerplandoelstellingen en -inhouden kwaliteitsvol worden gerealiseerd. Voor alle doorgelichte vakken, op het vak lichamelijke opvoeding na, voldoet de leerplanrealisatie dan ook. De infrastructuur is goed en leermiddelen worden ruim ter beschikking gesteld. ICT wordt in de vakken geïntegreerd. Het gebruik ervan is echter zo intensief dat de beschikbare ICT-middelen ontoereikend zijn. De school relateert de VOET/VOOD expliciet en op een gecoördineerde wijze aan de onderwijsvisie, die de klemtoon legt op actief en creatief leren in een krachtige leeromgeving. Dankzij de grote betrokkenheid van de leraren en van de leerlingen worden de VOET/VOOD op vakkenniveau bewust nagestreefd. Er is opvolging van dit aspect van het leren op beleidsniveau. Zowel het mondelinge als het schriftelijke taalgebruik van de meeste leraren is correct en verzorgd. De schoolleiding geeft de klassenleraren de opdracht de leerlingenagenda’s systematisch te controleren. Toch wordt vastgesteld dat ze niet altijd volledig en ordelijk zijn ingevuld. Meer opvolging op beleidsniveau dringt zich op. Atheneum Het gebrek aan een onderwijskundige beleidsvisie op een aantal studierichtingen, onvoldoende kennis van de nieuwe leerplannen, het tekort aan infrastructuur en leermiddelen, met inbegrip van de beperkte ICT-ondersteuning, liggen ten grondslag aan de onvoldoende leerplanrealisatie in een aantal vakken. Bijkomende belemmeringen, die het gevolg zijn van de opgesomde factoren en die ook onderling samenhangen, zijn de grote lesgroepen en het gebrek aan vaardigheidsonderwijs in de meeste vakken. Door de late invoering van het definitieve lessenrooster, de vele herhalingslessen in september en het
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 52
gebrek aan blokuren voor een aantal vakken kunnen de leraren binnen de beschikbare onderwijstijd hun opdrachten moeilijk realiseren. De vakgroepwerking wordt beleidsmatig onvoldoende aangestuurd en opgevolgd. Tussen de eerste graad (Middenschool) en de bovenbouw (Atheneum) wordt onvoldoende gestructureerd samengewerkt. Daardoor ontbreekt verticale samenhang, met negatieve gevolgen op vakniveau, wat blijkt uit de leerlingenresultaten in het algemeen en uit de resultaten in het derde leerjaar in het bijzonder. Hoewel de schoolleiding werkgroepen heeft opgericht, o.m. de ‘Denktank studeren’, om het geïsoleerde werken te doorbreken, wordt toch nog door een groot aantal leraren gewerkt binnen het eigen vertrouwde territorium. Dat maakt dat een aantal leraren een terughoudende houding aanneemt ten aanzien van onderwijsvernieuwingen, terwijl anderen wel bereid zijn zich open te stellen voor innoverend onderwijs. Door de gebrekkige randvoorwaarden kunnen ze echter niet voldoen aan de leerplanvereisten. De schoolleiding geeft onvoldoende aanzetten tot begeleid zelfstandig leren en tot ICT-integratie en stelt daarvoor ook te weinig middelen ter beschikking. Bovendien wordt een weinig gestructureerd beleid voor interne en externe professionalisering gevoerd. De schoolleiding is onvoldoende op de hoogte van de nascholingsbehoeften en heeft nog geen doordacht nascholingsplan uitgewerkt. Vakdidactische nascholingen worden onvoldoende gestimuleerd. Daardoor is de school onvoldoende voorbereid op de implementatie van de nieuwe leerplannen, waarin het competentieleren, het vakoverschrijdende werken en onderzoekscompetentie centraal staan. Voor een aantal vakken kan nog verder worden gewerkt aan de realisatie van de specifieke eindtermen, inclusief de specifieke eindtermen met betrekking tot onderzoekscompetentie, die enkel in het afstudeerjaar buiten de lestijden worden gerealiseerd. Daardoor verloopt de begeleiding van het leerproces weinig adequaat en ontbreekt een leerlijn voor de ontwikkeling van de onderzoekscompetentie. Ondanks een aantal tekorten zijn er enkele elementen die de curriculumrealisatie positief beïnvloeden, onder meer het zelf ontwikkelde studie- en cursusmateriaal en een aantal vakkendoorbrekende initiatieven voor de brede en harmonische vorming. De schoolleiding heeft een taalbeleid op papier ontwikkeld, maar heeft nog niet de nodige stappen gezet om de uitgeschreven visie op taal te concretiseren op leraren- en op klassenniveau. Dat belet niet dat de meeste leraren een voorbeeldfunctie vervullen en belang hechten aan correct taalgebruik bij hun leerlingen. Sinds het huidige schooljaar worden de leerlingen in het schoolreglement erop gewezen dat van hen wordt verwacht in alle omstandigheden algemeen Nederlands te spreken. De meeste planningsdocumenten zijn weinig functioneel voor de leerplanrealisatie. Vanuit het schoolbeleid wordt het gebruik van de planningsdocumenten onvoldoende bewaakt. De leerlingenagenda’s zijn niet altijd met de nodige zorg ingevuld, onderwerpen ontbreken en sommige thema’s worden niet ingevuld, waardoor ze onvoldoende als studie- en planningsdocument kunnen worden gehanteerd. Leerlingenbegeleiding Middenschool Er zijn goede omgangsvormen tussen leraren en leerlingen in een aangenaam, maar tegelijk gedisciplineerd leer- en leefklimaat. De infrastructuur en de logistieke ondersteuning, met inbegrip van de digitale mogelijkheden, vergroten de betrokkenheid van de leerlingen bij het leerproces. Talrijke oefeningen en extra taken staan op het leerplatform. Herhalingslessen kunnen online worden geraadpleegd. De schoolleiding kijkt erop toe dat de leraren bij lesuitval vervangingstaken op het leerplatform aanbieden. Aan leren leren wordt systematisch aandacht besteed. De meeste leerlingendocumenten, met uitzondering van sommige leerlingenagenda’s, zijn verzorgd. Taken en toetsen worden zorgvuldig gecorrigeerd en klassikaal verbeterd. De schoolleiding neemt voor leerlingen met leerstoornissen compenserende maatregelen. In de B-stroom wordt op een aangepaste manier lesgegeven. De school zorgt voor individuele bijsturing van taalzwakke leerlingen via memoriseersoftware en voorleessoftware met studiehulp. Voor anderstalige leerlingen biedt ze extra taalondersteuning aan. Voor de realisatie van de meeste vakken worden activerende en innoverende werkvormen gehanteerd. Daarop stuurt het beleid ook aan. Voor sommige vakken, zoals voor lichamelijke opvoeding, worden echter vooral nog leraargestuurde werkvormen gehanteerd. Opvolging vanwege de schoolleiding is nodig.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 53
Atheneum In de school heerst een aangenaam leer- en leefklimaat. Door de beperkte infrastructuur en leermiddelen verloopt het onderwijs echter overwegend frontaal, nemen leerlingen nog heel wat notities van het bord over en wordt beeldmateriaal te weinig ingezet. Leerlingen worden in een aantal vakken onvoldoende uitgedaagd. Van activerend onderwijs en interactieve werkvormen is dan ook slechts weinig sprake, zodat vaardigheden en probleemoplossend denken onvoldoende worden ontwikkeld. Het gebrek aan een krachtige leeromgeving wordt zo goed als niet gecompenseerd door studie-uitstappen, bezoeken aan het werkveld of gastsprekers. Het onderwijs in zijn geheel is dan ook sterk verwijderd van de essentie van levensecht en maatschappijbetrokken onderwijs. De activiteiten in de miniondernemingen en in het virtueel kantoor vormen daarop wel een uitzondering: het zijn voorbeelden van goede praktijk die voor het onderwijs in een aantal andere vakken model kunnen staan. De schoolleiding heeft echter nog geen initiatieven genomen om de aanwezige knowhow te multipliceren. De schoolleiding heeft structurele maatregelen genomen om de studiebegeleiding te ontwikkelen, maar heeft nog geen verdere impulsen gegeven om de studiebegeleiding op vakkenniveau te optimaliseren. De genomen initiatieven zijn meestal leraargebonden en veel gebeurt ad hoc. Er worden extra inspanningen voor instromers geleverd. Zwak scorende leerlingen in het studiegebied Sport worden tijdens de middag bijgewerkt. Op vrijwillige basis worden inhaallessen gegeven aan zwakke leerlingen of aan leerlingen die lange tijd afwezig zijn geweest. Voor toetsen en proefwerken wordt de leerstof duidelijk afgebakend en wordt voor de meeste vakken duidelijk afgesproken wat van de leerlingen wordt verwacht. De studiebelasting wordt echter onvoldoende bewaakt. De schoolleiding heeft nog geen acties ondernomen om de studielast te verminderen. De leerlingennotities zijn meestal volledig, maar door het veelvuldige gebruik van gekopieerd lesmateriaal zijn ze vaak disparaat en onoverzichtelijk. Vooral het fotomateriaal is onduidelijk en vaak achterhaald. Voor een aantal vakken is er nood aan meer samenhang in het lesmateriaal. Schoolagenda’s zijn onnauwkeurig en onvolledig ingevuld: ze geven geen duidelijke informatie over lesonderwerpen en opdrachten en kunnen dus niet worden gebruikt als studie- en planningsdocumenten. Leerlingenevaluatie De Middenschool en het Atheneum voeren elk een eigen evaluatiebeleid. Het gebrek aan graadoverstijgende samenwerking en leerlijnen blijkt dan ook duidelijk uit de evaluatie. Middenschool De vraagstelling is meestal voldoende representatief en valide, al wordt leraar- en vakafhankelijk nog te veel op kennisreproductie gefocust. Taken en toetsen worden frequent aangeboden en op geregelde tijdstippen worden diagnostische toetsen afgenomen om de tekorten en de vorderingen bij de leerlingen vast te stellen. Wat de rapportering betreft, hecht de schoolleiding veel belang aan positieve bekrachtiging, het becommentariëren van zwakke resultaten en aan remediëringsvoorstellen. Ze kijkt erop toe dat het ook zo gebeurt. Permanente evaluatie wordt ingezet voor spreken en luisteren, maar over de evaluatie van de vaardigheden wordt niet apart gerapporteerd: op het rapport verschijnt een totaal cijfer, waaruit evenmin blijkt wat een leerling op attitudinaal vlak presteert. Het volledige leerproces wordt met andere woorden in de huidige rapportering niet goed in kaart gebracht, zodat de uitwerking van een meer transparante rapportering nodig is. Atheneum Hoewel het schoolbestuur samen met de ‘Denktank studeren’ en naar aanleiding van pedagogische studiedagen heeft aangestuurd op alternatieve en innoverende evaluatievormen, is daarvan in de on-
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 54
derwijspraktijk algemeen weinig te merken. De evaluatie is grotendeels traditioneel. Alleen in het virtueel kantoor en in de miniondernemingen is ze competentiegericht en uitdagend. Bovendien is de evaluatie niet aangepast aan de verschillende leerlingenprofielen. Permanente evaluatie werd toegepast in het BSO, maar werd op grond van reacties vanuit verscheidene vakgroepen afgevoerd. In het huidige schooljaar is permanente evaluatie als experiment opnieuw ingevoerd in het derde leerjaar (II,1) van het BSO. De beoordeling van vaardigheden en attitudes worden mee opgenomen in het totale cijfer op het rapport, waardoor ze onvoldoende transparant is. Er is voor de schoolleiding dan ook een taak weggelegd om het evaluatiesysteem en de rapportering bij te sturen. Algemeen is de toetsing representatief, maar niet altijd valide. De toets- en proefwerkvragen in de meeste vakken liggen immers in het verlengde van de traditionele onderwijspraktijk en zijn grotendeels gericht op kennisreproductie. Evenmin als in de realisatie worden in de toetsing de leerlingen dan ook voldoende uitgedaagd om toepassingsgericht met de verworven begrippen, denkkaders en inzichten om te gaan. Zelfs in de vakken waar vanuit de leerplannen wordt aangestuurd op doeactiviteiten en op de permanente integratie van evaluatie in het leerproces, wordt hoofdzakelijk kennisgericht en reproductief getoetst. In het virtueel kantoor worden de vaardigheden wel naar behoren getoetst. Wat de rapportering betreft, hecht de schoolleiding veel belang aan uitleg bij zwakke resultaten, positieve bekrachtiging en remediëringsvoorstellen. Op beleidsniveau ontbreekt het echter aan opvolging, zodat meestal vaststellingen worden gerapporteerd, maar commentaren en remediëringsvoorstellen slechts minimaal worden ingevuld. In sommige vakken zijn er aanzetten tot attitudemeting, maar de rapportering daarover gebeurt cijfermatig. Aangezien verscheidene leerlingen nog tijdens het schooljaar van studierichting veranderen, kunnen vragen worden gesteld bij de oriëntering en de attestering, weliswaar ook gerelateerd aan het beperkte TSO- en BSO-studieaanbod van de school. Leerlingen die verder studeren, slagen algemeen minder goed dan gemiddeld in Vlaanderen (zie 4.1 Schoolrendement). Op beleidsniveau volstaat het niet te reflecteren, maar dringen zich concrete initiatieven en acties op, om de onderwijs- en evaluatiepraktijk conform de leerplanvereisten in te vullen en op elkaar af te stemmen. Interne kwaliteitszorg kernproces. Beide scholen hebben initiatieven met betrekking tot IKZ genomen en hebben daarvoor ook een aantal werkgroepen opgericht. In de Middenschool heeft de IKZ al geleid tot kwaliteitsverbetering in een aantal domeinen. Op het vlak van nazorg ten aanzien van de leerlingen die uitstromen naar het Atheneum werden echter nog geen initiatieven genomen. In het Atheneum heeft de IKZ nog niet geleid tot bijsturingen in de meeste domeinen.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 55
4
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
4.1
Schoolrendement
9
Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement zeer goed in de Middenschool, maar veeleer zwak in het Atheneum. Dit blijkt o.m. uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters, de doorstroming naar het hoger onderwijs en de tewerkstelling.
Onderstaande tabellen bevatten een overzicht van de attestering per leerjaar en onderwijsvorm van de school over de laatste vijf schooljaren in vergelijking met de meest recente gegevens van het inspectieonderzoek in dezelfde periode (kolom "Gem."). De cijfers gelden als referentiecijfer en niet als na te streven norm. Attestering Middenschool Over de laatste vijf schooljaren werden 91,1 % A-attesten, 6,4% B-attesten en 2,4 % C-attesten uitgereikt.
1A 2A 1B BVL 1ste graad
A-attesten Gem. School 84,9% 93,6% 78,5% 78,9% 93,2% 98,3% 85,1% 93,8% 85,4% 91,1%
B-attesten Gem. School 10,6% 3,6% 18,0% 20,0% 0,0% 0,0% 5,3% 2,1% 8,5% 6,4%
C-attesten Gem. School 4,5% 2,7% 3,5% 1,1% 6,7% 1,7% 9,6% 4,2% 5,6% 2,4%
Uitgesteld Gem. School 1,6% 0,2% 2,4% 0,1% 0,4% 0,0% 1,3% 0,0% 1,4% 0,1%
In de eerste graad ligt het percentage A-attesten aanzienlijk hoger dan gemiddeld in de andere Vlaamse scholen en worden de leerlingen zo goed als niet tegengehouden met een C-attest. Vooral in 2A worden de leerlingen tijdig geheroriënteerd. Attestering Atheneum Over de laatste vijf schooljaren werden 78,6 % A-attesten, 9 % B-attesten en 12,4 % C-attesten uitgereikt. In het ASO ligt het percentage A-attesten lager dan gemiddeld in andere Vlaamse scholen. In het TSO ligt het percentage A-attesten beduidend lager (70,1 % versus 82,4 %). Het percentage B-attesten ligt zowel in het ASO als in het TSO bijna dubbel zo hoog als het Vlaams gemiddelde. Niettegenstaande de vele B-attesten, ligt zowel in het ASO als in het TSO het percentage C-attesten aanzienlijk hoger dan het Vlaams gemiddelde. In het Atheneum lopen veel leerlingen leerachterstand op. In BSO II,1 ligt het percentage C-attesten meer dan dubbel zo hoog (21,5 % versus 10,5 %). Dat alles vraagt om reflectie en bijsturing. Wat de uitgestelde beslissingen betreft, liggen de percentages bijna overal onder de respectieve gemiddelden.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 56
ASO-II,1 ASO-II,2 ASO-III,1 ASO-III,2 ASO BSO-II,1 BSO-II,2 BSO-III,1 BSO-III,2 BSO-III,3 BSO TSO-II,1 TSO-II,2 TSO-III,1 TSO-III,2 TSO Totaal
A-attesten Gem. School 87,6% 72,7% 82,1% 68,3% 91,2% 82,3% 95,1% 94,4% 89,2% 79,4% 86,3% 76,9% 89,7% 93,1% 89,5% 81,3% 77,8% 90,5% 92,9% 90,2% 87,2% 86,4% 78,6% 62,5% 78,2% 54,7% 82,3% 72,8% 90,6% 90,4% 82,4% 70,1% 87,2% 78,6%
Zittenblijven en retentiviteit
B-attesten Gem. School 8,5% 16,2% 13,6% 21,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,6% 5,5% 9,5% 3,2% 1,5% 3,1% 6,9% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,0% 1,3% 1,7% 14,2% 19,2% 15,2% 28,8% 6,1% 14,7% 0,0% 0,0% 8,9% 15,7% 5,2% 9,0%
C-attesten Gem. School 3,9% 11,1% 4,2% 10,6% 8,7% 17,7% 4,9% 5,0% 5,4% 11,1% 10,5% 21,5% 7,2% 0,0% 10,4% 18,8% 22,2% 9,5% 7,1% 9,8% 11,5% 11,9% 7,3% 18,3% 6,6% 16,5% 11,7% 12,5% 9,4% 9,6% 8,7% 14,2% 8,5% 12,4%
Uitgesteld Gem. School 4,3% 0,2% 4,6% 0,1% 7,4% 1,1% 3,2% 1,5% 4,9% 0,7% 3,2% 0,0% 3,0% 3,4% 4,1% 0,0% 3,7% 0,0% 2,3% 0,0% 3,3% 0,7% 5,2% 0,0% 5,5% 1,4% 7,7% 0,0% 4,2% 0,9% 5,6% 0,6% 4,6% 0,7%
41
De retentiviteit werd berekend op basis van drie opeenvolgende instapjaren (2002-2003, 2003-2004 en 2004-2005). Van de leerlingen van de A-stroom behaalt 92,4 % van de leerlingen op tijd en 1,6 % met vertraging het getuigschrift van de eerste graad; 6,1 % van de leerlingen verlaat de school zonder getuigschrift. Van de leerlingen van de B-stroom behaalt 59,5 % op tijd en 16,2 % met vertraging het getuigschrift van de eerste graad; 24,3 % van de leerlingen verlaat de school zonder getuigschrift. In het ASO behaalt gemiddeld 62,6 % van de leerlingen op tijd en 21,4% met vertraging een ASOdiploma, terwijl 16,1 % van de leerlingen de school verlaat zonder diploma. In het BSO behaalt gemiddeld 57,1 % van de leerlingen op tijd en 23,8 % met vertraging een BSO-getuigschrift; 19 % van de leerlingen verlaat de school zonder getuigschrift. In het TSO behaalt gemiddeld 26 % van de leerlingen op tijd en 33 % met vertraging een TSO-diploma; 41 % van de leerlingen verlaat de school zonder diploma. Het Atheneum telt over de vijf voorbije schooljaren 30 % nieuwkomers, 14,5 % zittenblijvers en 58 % 42 doorstromers . Het hoge aantal zittenblijver situeert zich vooral in de laatste jaren en heeft te maken met het verstrengen van de deliberatienormen, waardoor nu meer C-attesten worden gegeven. In geval van een B-attest en oriëntering naar een andere studierichting buiten de school, wordt vaak gekozen om over te zitten in de eigen school. Het ASO trekt meer leerlingen aan, ook leerlingen die er niet op hun plaats zitten en zo het algemeen niveau naar beneden halen. Een aantal ouders en leerlingen willen absoluut in de school zitten, zelfs wanneer het studieaanbod niet past bij de mogelijkheden en interesses van de leerlingen. Doorstroming naar het hoger onderwijs en tewerkstelling De gegevens uit de databank tertiair onderwijs van het Departement Onderwijs werden aangevuld met de door de school zelf verzamelde gegevens. De school beschikt slechts over 71,5 % van de resultaten van de afgestudeerden uit de schooljaren 2000-2001, 2001-2002 en 2002-2003. Daardoor zijn de bere41
Onder retentiviteit wordt hier verstaan: het percentage leerlingen, gestart in het eerste leerjaar van de eerste graad A-stroom of eerste graad B-stroom, respectievelijk in het eerste leerjaar van de tweede graad ASO, BSO of TSO, dat zonder vertraging in dezelfde school slaagt in het tweede leerjaar van de A-stroom of van de B-stroom, respectievelijk het einddiploma of het getuigschrift secundair onderwijs behaalt. 42 Doorstromers zijn leerlingen uit de eigen school die naar het volgende leerjaar gaan.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 57
kende percentages onvoldoende betrouwbaar en moeten de resultaten met het nodige voorbehoud worden gelezen en geïnterpreteerd. De deelnemingsgraad van de ASO-leerlingen aan het universitair onderwijs bedraagt 46,5 % t.o.v. het gemiddelde (45,2 %). Voor het hoger onderwijs van twee cycli is de deelnemingsgraad iets lager (16,2 % t.o.v. 18,3 %); voor het hoger onderwijs van een cyclus is de deelnemingsgraad 37,2 %, wat spoort met het gemiddelde. Ongeveer 48 % van de ingeschreven oud-leerlingen slaagt in het hoger onderwijs, waarvan 42 % aan de universiteit, wat lager is dan het gemiddelde. Ook in het hoger onderwijs van twee cycli en in het hoger onderwijs van een cyclus liggen de slaagpercentages onder de respectieve gemiddelden. Slaagpercentage Hoger Onderw ijs
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
UNIV
HO2C
HO1C
TOT
Vl. gem.
53,1%
55,7%
65,1%
58,0%
School
41,9%
40,7%
59,7%
48,3%
Afhankelijk van de studierichting zijn er wel verschillen: de leerlingen uit de pool Economie halen aan de universiteit geen goede resultaten, maar doen het goed in het hoger onderwijs van twee cycli en doen het vooral goed in het hoger onderwijs van een cyclus. De leerlingen uit de pool Moderne-talen slagen allemaal in het hoger onderwijs van twee cycli en scoren ook zeer goed in het hoger onderwijs van een cyclus. De leerlingen uit de pool Humane wetenschappen scoren in het hoger onderwijs iets lager dan hun Vlaamse studiegenoten. De deelnemingsgraad van de TSO-leerlingen aan het universitair onderwijs en het hoger onderwijs van twee cycli ligt aanzienlijk hoger dan het gemiddelde (9,1 % t.o.v. 2,9 % en 10,9 % t.o.v. 7,6 %); voor het hoger onderwijs van een cyclus is de deelnemingsgraad lager (80 % t.o.v. 89,5 %). Over de hele lijn slagen de leerlingen minder goed dan gemiddeld. Slaagpercentage Hoger Onderw ijs 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
UNIV
HO2C
HO1C
TOT
Vl. gem.
12,9%
38,2%
41,8%
40,7%
School
0,0%
16,7%
31,8%
27,3%
Een groot aantal leerlingen uit BSO III,2 studeert niet verder in het specialisatiejaar. Voor de interne kwaliteitszorg heeft de school nog geen voldoende cijfers verzameld i.v.m. haar afgestudeerde leerlingen. De werkgroep Schooltraject analyseert de studieresultaten van de leerlingen van het zesde leerjaar basisonderwijs tot aan het einde van de hogeschool of universiteit. Dat zal helpen het schoolbeleid verder uit te stippelen.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 58
4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op de resultaten van de gesprekken die afgenomen zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van twaalf per graad. Hun meningen zijn gerangschikt onder vier schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. Middenschool Het algemeen welbevinden van de Middenschool ligt boven het gemiddelde van de Vlaamse scholen. Beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau De inspraak op klassenniveau is zeer goed. De leerlingen vinden de leraren streng, maar vriendelijk en behulpzaam. De lessen vinden ze algemeen boeiend, op enkele uitzonderingen na: in sommige vakken wordt te veel theorie gegeven en wordt te weinig afgewisseld met praktijk en toepassingen. De leerlingen appreciëren de moderne en goed onderhouden infrastructuur en zijn erg tevreden over het ruime aanbod van middagactiviteiten. De vakgebonden didactische uitstappen en de doedag vinden ze toppers. Ze omschrijven hun school als streng maar tof. Ze kunnen er hun talenten ontplooien. Over de regelgeving zijn ze iets minder tevreden. Het schoolreglement vinden ze redelijk, maar de regels worden door de leraren niet altijd consequent toegepast. De leerlingen vinden dat ze voldoende inspraak op schoolniveau hebben en dat de leerlingenraad goed werkt. Aan redelijke suggesties wordt gehoor gegeven. Zo werden drankautomaten ingevoerd en werd een wereldwinkel opgericht. De meeste leerlingen vinden dat ze goed worden opgevangen. Vooral de coördinator speelt in de opvang een grote rol, maar ook bij de leraren en bij de leerlingenbegeleider kunnen ze terecht. Met andere personeelsleden hebben de leerlingen weinig of geen contact. Ze vinden het erg leuk dat ze op hun verjaardag worden uitgenodigd bij de directeur om een knuffeldiertje te ontvangen. Beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma Hoewel de leerlingen een hoge score geven aan hun welbevinden in verband met studiedruk, vinden ze dat er piekperioden zijn. Vele herhalingstoetsen vallen samen en taken en opdrachten zijn niet altijd voldoende gespreid. Ook zijn er verschillen tussen de klassen. Over het leerprogramma en de leerinhoud en het puntensysteem zijn de meeste leerlingen tevreden. Het gedrag Het welbevinden in verband met het gedrag scoort hoger dan het Vlaams gemiddelde. De bevraagde leerlingen vinden dat de meeste leerlingen zich goed en correct gedragen in de lessen. De lessen worden niet gestoord en er is geen spijbelgedrag. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden Dit onderdeel scoort aanzienlijk lager dan het Vlaams gemiddelde. De leerlingen vinden dat sommige kinderen machogedrag vertonen. Er worden groepjes gevormd en er is een lichte vorm van pestgedrag. Atheneum Bijna over de hele lijn scoort het Atheneum m.b.t. het welbevinden van de leerlingen lager dan het Vlaams gemiddelde. Alleen op het vlak van regelgeving scoort de school hoger dan gemiddeld. Beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau Over de inspraak op klassenniveau zijn de leerlingen van de tweede graad meer tevreden dan die van de derde graad. Er zijn grote verschillen in het optreden van de leraren. Bij sommigen mogen ze veel vragen stellen, bij anderen worden de antwoorden uitgesteld tot het einde van een lesuur, waardoor er soms geen tijd meer voor overblijft. Ook de klassengesprekken gebeuren in uiteenlopende mate. De contacten met de leraren zijn erg verscheiden: sommige leraren stellen zich toegankelijk op, andere doen dat liever niet. De meeste leraren zijn ertoe bereid inhaallessen te geven. Het leerproces wordt in de tweede graad niet als positief ervaren. Er wordt hoofdzakelijk op een traditionele manier lesgegeven en de lessen worden met weinig leermiddelen ondersteund. In een aantal klassen zijn er computers met aansluiting op het internet. Die computers worden echter hoofdzakelijk door de leraren zelf gebruikt, zodat ze te weinig het leerproces ondersteunen. Buiten de lessen informatica zijn er weinig
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 59
ICT-mogelijkheden. Voorts vinden de leerlingen dat er weinig wetenschappelijke proeven worden gedaan. Ook de derdegraadsleerlingen vinden dat er weinig praktijk in de lessen voorkomt. De infrastructuur wordt door slechts weinig leerlingen positief beoordeeld. De tweedegraadsleerlingen vinden de klaslokalen goed, maar de eetzaal is te klein. Er zijn te weinig toiletten en de hygiëne kan beter. De derdegraadsleerlingen sluiten zich daarbij aan. Zij benadrukken dat de gebouwen verouderd zijn en dat hun klaslokalen niet zijn aangepast aan eigentijdse werkvormen. Ze uiten bovendien hun bezorgdheid over het toenemende leerlingenaantal, waardoor de beschikbare ruimte alsmaar beperkter wordt. De actieplannen op schoolniveau scoren in de derde graad bijzonder laag. Vele projecten, zoals het ‘MOS-project’ en het project ‘Natuur en Wetenschappen’, vinden buiten de lesuren plaats. Afhankelijk van de studierichting zijn er verschillen. Voor de talenrichtingen zijn er de vaste taalstages, maar voor de leerlingen uit de andere studierichtingen worden weinig activiteiten georganiseerd. De tweedegraadsleerlingen beamen dat: zij pleiten voor meer vakoverschrijdende projecten. De meeste leerlingen ervaren een aangenaam schoolklimaat, hoewel de tweedegraadsleerlingen vinden dat er wordt gepest en dat hun leraren het pestgedrag niet altijd opmerken. Over het schoolreglement zijn de leerlingen van de derde graad unaniem positief: het is volgens hen streng maar redelijk. Wel merken ze op dat de beginnende leraren niet op de hoogte van de schoolregels zijn. De tweedegraadsleerlingen vinden een aantal regels te streng en beklagen zich erover dat de leraren niet consequent ermee omgaan. Over de inspraak op schoolniveau zijn de tweedegraadsleerlingen meer tevreden dan de derdegraadsleerlingen. Ze vinden dat in de schoolraad rekening wordt gehouden met hun suggesties. De derde graad staat erg kritisch tegenover de leerlingenraad. De schoolleiding heeft weliswaar een luisterend oor voor de suggesties, maar de uitvoering laat lang op zich wachten. Over de contacten met andere personeelsleden zijn niet alle leerlingen tevreden. Het administratief personeel is volgens hen weinig vriendelijk en behulpzaam. Bij sommige leraren worden de leerlingen met problemen opgevangen. Niet alle leraren weten echter hoe ze met leerstoornissen zoals bijvoorbeeld ADHD moeten omgaan. Alleen voor ernstige problemen kunnen ze bij de leerlingenbegeleider terecht, voor kleinere probleempjes is er weinig tijd. Beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma Er is een toetsenregeling om de toetsen te spreiden en de werk- en studiedruk te bewaken, maar niet alle leraren houden zich aan de afspraken. De afspraken i.v.m. de ‘herhalingstoetsen’ worden wel eens genegeerd (een herhalingstoets wordt soms als een ‘tussentijdse’ toets voorgesteld), wat voor een te hoge studiedruk zorgt. Voor de uitreiking van de rapporten ontstaan piekmomenten. De leerlingen van de tweede graad vinden dat de lessen weinig boeiend gegeven worden. De leerlingen van de derde graad vinden dat door de miniondernemingen de werkdruk wordt opgedreven; ze vragen zich af of ze op die manier goed worden voorbereid op het hoger onderwijs. Het puntensysteem wordt in de beide graden als weinig gelijkvormig ervaren. De attitudebeoordeling gebeurt erg willekeurig: sommige leraren trekken alleen maar punten af voor attitudinaal gedrag, andere leraren geven extra punten voor inzet en bijkomende inspanningen. Attitudes en vaardigheden worden niet apart geëvalueerd, waardoor de rapportcijfers niet als transparant worden ervaren. Het gedrag De meeste leerlingen vinden hun eigen gedrag en dat van hun medeleerlingen respectvol. Ze vinden dat ze op een beleefde manier opkomen voor hun mening. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden De tweedegraadsleerlingen geven hier aanzienlijk lagere scores dan gemiddeld, zonder te expliciteren waarom. De derdegraadsleerlingen vinden dat er weinig pestgedrag is en dat leerlingen niet worden uitgesloten. Alle leerlingen zijn fier op hun school en verblijven er graag. Personeel Middenschool Er werden gesprekken gevoerd met de directeur, de opvoeders, de coördinator en enkele leraren van vakken die niet bij de doorlichting betrokken zijn.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 60
De personeelsleden werken graag op deze school. Ze zijn tevreden over de goede sfeer. De leden van het opvoedend personeel vinden dat ze een goed contact hebben met de leerlingen. De leerlingen zijn handelbaar en er stellen zich niet veel problemen. Het opvoedend personeel vindt het een sterk punt dat de school veel belang hecht aan orde, tucht en discipline, waardoor de school een goede reputatie heeft. De opvolging van de afwezigheden gebeurt strikt. De beginnende leraren draaien echter nog niet mee in het systeem. Het opvoedend personeel vindt dan ook dat de opvang van de beginnende leraren beter kan. Veel wordt verwacht van de pas opgestarte aanvangsbegeleiding. De bevraagde leraren vinden dat ze erg begaan zijn met hun leerlingen, zeker op het vlak van studiehouding. Zwakkere leerlingen worden aangespoord en zo nodig individueel begeleid. De communicatie onder de leraren is goed, vooral via de website en het programma klassenraad. Ze vinden dat er voldoende participatie is. Alle vergaderagenda’s en verslagen kunnen worden geraadpleegd op de website. De samenwerking met de coördinatie ervaren ze als zeer goed. Ook worden de leraren nauw betrokken bij de werking van de leerlingenbegeleider, de remedial teacher en de GON-begeleider. Het schoolreglement vinden ze menselijk en het wordt consequent toegepast. Over de infrastructuur spreken de leraren zich positief uit. Er zijn veel ondersteunende leermiddelen. In elke klas is er een computer met internetaansluiting en zijn er smart boards. Toch vinden de leraren dat de leerlingen te weinig toegang hebben tot de ICT-lokalen, waardoor heel wat ICT-opdrachten thuis moeten worden uitgevoerd. De vakgroep werkt autonoom. Er is verticale samenhang en de toetsen worden gezamenlijk opgemaakt. Alle verslagen worden aan de directie bezorgd en ze worden ook opgevolgd. Op vakgebied volgen ze talrijke nascholingen en ze zorgen ervoor dat ze worden gemultipliceerd. De nagestreefde vakoverschrijdende eindtermen werden geïnventariseerd. Op vakniveau worden de vakoverschrijdende eindtermen in de planning opgenomen. Sommige opdrachten worden expliciet gekoppeld aan de VOET/VOOD. De volgende sterke punten worden aangehaald: de algemene organisatie, de collegiale sfeer, de leerlingengerichtheid en kindvriendelijkheid, de leerlingenbegeleiding, de discipline, de infrastructuur, de inzet en het engagement van de leraren en de lessenroosters die zowel voor de leerlingen als voor de leraren goed zijn. Als verbeterpunten geven ze aan dat de VOET/VOOD-werking kan worden verfijnd en dat de verkeersveiligheid kan verbeteren. Atheneum Er werden gesprekken gevoerd met de directeur, de opvoeders, het administratief personeel, het pedagogisch college, de coördinatoren, vertegenwoordigers van verscheidene werkgroepen en enkele leraren van vakken die niet bij de doorlichting betrokken zijn. De opvoeders en het administratief personeel hebben een duidelijke taakomschrijving. Door de toezichten hebben ze snel een kijk op de problemen die zich bij de leerlingen stellen. Die problemen worden aan de leraren gemeld, maar er is geen terugkoppeling. Ze vinden dat meer kan worden samengewerkt met de Middenschool, onder meer in verband met drugspreventie. De volgende pluspunten worden aangehaald: de ruimte en de groene omgeving, de psychosociale leerlingenbegeleiding en de tijdige heroriëntering van de leerlingen. Als minpunten geven ze de communicatie en het werkmateriaal in de secretariaten aan. Het pedagogisch college heeft grotendeels administratieve taken, zoals het opstellen van de jaarplanning voor de schoolactiviteiten. De leden van het college appreciëren het dat ze in grote mate autonoom kunnen werken. De lesgroepen vinden ze vaak te groot, waardoor het moeilijk is aan binnenklasdifferentiatie en doen en actieve werkvormen te integreren. De meeste leerlingen stromen in vanuit de Middenschool. Ook stromen een aantal niet geslaagde leerlingen uit nabije scholen in, vooral voor de studierichting Humane wetenschappen. De instromers moeten voor een aantal vakken worden bijgewerkt, vooral voor de vakken economie en Duits, wat voor extra belasting zorgt. Als pluspunten halen de leden van het pedagogisch college het participatief beleid, de leerlingenbegeleiding (waaronder ook de studiebegeleiding) en de opvang voor leerlingen met leerstoornissen aan. Als minder sterk ervaren zij de communicatie van de schoolleiding naar de leraren en visa versa, de communicatie tussen de leraren onderling, de ICT-infrastructuur en de accommodatie (te weinig leslo-
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 61
kalen en verouderde lokalen). Ze vinden dat de formele vakgroepwerking verbeterd is, maar dat het informele overleg nog steeds overweegt. De vertegenwoordigers van verscheidene werkgroepen - opvang beginnende leraren, MOS, het verkiezingsproject, schooltraject en pesten - zijn zeer geëngageerd en wijzen erop dat de werkgroepen het schoolleven mee bepalen. Themadagen en projecten zijn vakoverschrijdend en worden gekoppeld aan leerplandoelstellingen en aan de VOET. In verband met het project tegen pesten heeft de werkgroep een prijs van de Vlaamse Gemeenschap gewonnen. De coördinatoren - die elk instaan voor respectievelijk de leerlingenbegeleiding, de coördinatie van het taalbeleid, de VOET en remedial teaching - hebben een duidelijke taakomschrijving. Hoewel ze zich coördinatoren noemen en de schoolwerking mee ondersteunen, hebben ze niet het statuut van middenkader. De leerlingenbegeleider vindt zijn taak te ruim om aan alle probleemgevallen voldoende aandacht te kunnen besteden. De bevraagde leraren vinden hun leerlingen ambitieus en erg gedisciplineerd, maar ze vinden dat een aantal leerlingen zich overschat en daarom te hoog mikt. Vele leerlingen kiezen voor de school, omdat ze menen in het hoger onderwijs goede slaagkansen te hebben. Vaak wordt tegen het advies gekozen, zowel binnen de school als in het vervolgonderwijs. Tal van leerlingen worden nog tijdens het schooljaar geheroriënteerd, wat zowel organisatorisch als voor de ondersteuning van het leerproces een extra druk met zich brengt. Wat het algemeen schoolbeleid betreft, vinden de bevraagde leraren dat er een overaanbod van communicatie is. De vakgroepwerking vinden ze goed. Er wordt onderling goed en vakoverschrijdend samen gewerkt (weliswaar grotendeels informeel). De participatie is goed. De werkgroepen zetten in samenspraak met de directie projecten op stapel en er is een goede samenwerking met de coördinatoren. Ook is er een vlotte samenwerking met de leerlingenbegeleiders. Het schoolreglement vinden ze duidelijk en het wordt gerespecteerd. Ze vinden dat ze voldoende inspraak in de attributies en in de invulling van het complementair gedeelte hebben. De meeste samenzettingen vinden ze verantwoord; sommige leiden tot grote lesgroepen. Over de vakdidactische leermiddelen zijn ze overwegend tevreden. De wetenschapslokalen zijn goed uitgerust. Het F-blok en het N-blok zijn aangesloten op het internet, maar algemeen is de ICT-infrastructuur ontoereikend. Er is geen nascholingsbeleid, maar alle informatie wordt door het schoolbeleid doorgegeven. De meeste leraren volgen op eigen initiatief vakgerichte nascholingen. Van alle nascholingen wordt een verslag gemaakt en de informatie wordt gemultipliceerd. De leraren hebben een kijk op de verdeling van de BPT-uren via de schoolwebsite en de verdeling van de uren wordt op de schoolraad besproken. De vakoverschrijdende werking, de aanvangsbegeleiding voor beginnende leraren, de werking van sommige vakgroepen, de lage drempel naar de directie, het positieve leer- en werkklimaat, en de samenwerking met de leerlingenraad worden als sterke punten ervaren. Als minpunten worden de ICTinfrastructuur, de planning van de schoolactiviteiten, de grote lesgroepen, het plaatsgebrek en het gemis aan een openleercentrum naar voren geschoven. Externe partners Middenschool Er werden gesprekken gevoerd met enkele ouders en de schoolraad. De keuze van de school werd onder meer ingegeven door de goede reputatie, het kwaliteitsvol onderwijs en de discipline. Over de financiële aspecten hebben ze geen klachten. De schoolkosten zijn voorspelbaar en niet te hoog. De ouders vinden dat ze goed op de hoogte worden gehouden van het schoolgebeuren en van de prestaties en resultaten van hun kinderen via brieven, het internet, de agenda en de rapporten. De oudercontacten zijn goed georganiseerd en er is een open communicatie. Met vragen kunnen ze steeds terecht bij het secretariaat en de drempel naar de directie is laag. De ouders staan achter het schoolreglement. Ze vinden de regels goed omlijnd: vrij streng, maar duidelijk en consequent. Wat het curriculum, betreft zijn de ouders algemeen tevreden. Ze vinden dat hun kinderen op school goed worden begeleid en ondersteund met inhaallessen. De eindbeslissingen liggen in de lijn van wat tijdens het schooljaar werd gerapporteerd. Op het vlak van algemene vorming biedt de school een grote meerwaarde. Ze hecht belang aan de prestaties die de leerlingen leveren. De school staat achter didactische vernieu-
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 62
wingen en ondersteunt ze ook met logistieke middelen. De ouders voelen zich via de schoolactiviteiten (concertavonden en eetdagen) voldoende bij het schoolleven betrokken en er wordt rekening gehouden met hun suggesties. Zij raden de school aan te werken aan de verkeersveiligheid rondom de school. Atheneum Er werden gesprekken gevoerd met enkele ouders en met leden van de schoolraad. De keuze van de school werd ingegeven de goede reputatie, de onderwijskwaliteit, de studieresultaten in het hoger onderwijs en de discipline. Ze appreciëren het participatief beleid. De ouders hebben inspraak en ze vinden dat de leraren op een volwassen manier met de leerlingen omgaan. Het schoolreglement is op een participatieve manier tot stand gekomen. Ze vinden de school goed bereikbaar, maar vinden dat maatregelen moeten worden genomen om de schoolomgeving veiliger te maken. De schoolkosten zijn niet overdreven en voldoende transparant. Het is een bewuste keuze van het schoolbeleid geen grote buitenlandse reizen te organiseren, om zo de schoolkosten beperkt te houden. De communicatie kan beter: de elektronische communicatie is in opbouw, maar werkt nog niet naar behoren. Over de rapportering zijn de ouders matig tevreden. De commentaren zijn vrij algemeen, vakspecifieke informatie wordt veeleer zelden gegeven. Bijkomende informatie wordt weliswaar verstrekt op de oudercontacten. De oudercontacten zijn inhoudelijk goed, maar de planning en de organisatie zijn voor verbetering vatbaar. Directie, vakleraren staan de ouders te woord en zijn ook daarbuiten bereikbaar. Er wordt op vrije basis geremedieerd. Het leerplatform wordt echter nog te weinig benut voor extra opdrachten en herhalingsoefeningen. Aan adviezen tot heroriëntering wordt niet altijd gehoor gegeven: de ouders verkiezen het dat hun kinderen in het ASO overzitten. De ouders beklagen zich over de trage inschakeling van interimarissen bij langdurige afwezigheden van leraren. Ze wensen dat het evenwicht tussen discipline en responsabilisering behouden blijft en drukken de wens uit dat de schoolleiding alle leraren op dezelfde lijn krijgt. Ze wijzen erop dat niet alle leraren met leerstoornissen kunnen omgaan. Nascholing is hier de boodschap.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 63
5
CONCLUSIES
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De groene omgeving.
•
De aandacht voor de brede en harmonische vorming van de leerlingen.
•
Het gedisciplineerde schoolklimaat.
•
Het taalbeleid in de Middenschool.
•
Het ICT-beleid in de Middenschool.
•
Het bewust nastreven van de VOET/VOOD in de Middenschool.
•
De leerlingenbegeleiding in de Middenschool.
•
De leerlingenbegeleiding op klassenniveau in de Middenschool.
•
De innoverende werkvormen in de Middenschool.
•
Het leerlingenvolgsysteem.
•
De infrastructuur en de structurele ondersteuning in de Middenschool.
•
Veiligheid en welzijn.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
De leerplanrealisatie voor sommige doorgelichte vakken in het Atheneum.
•
De verticale samenhang tussen de verschillende graden.
•
De benamingen van de structuuronderdelen.
•
Het bewust nastreven van de VOET in het Atheneum.
•
Het ICT-beleid in het Atheneum.
•
De leeromgeving in het Atheneum.
•
De evaluatiepraktijk en de attestering in het Atheneum en de resultaten in het vervolgonderwijs.
5.2.2 Dringende actiepunten Middenschool •
De ontwikkelingsdoelen, de eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding in de eerste graad nasteven/realiseren.
Atheneum •
De eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding in de tweede en in de derde graad ASO, BSO en TSO realiseren.
•
De eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak cultuur- en gedragswetenschappen in de tweede en in de derde graad ASO Humane wetenschappen realiseren.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 64
•
De leerplandoelstellingen voor het vak kantoortechnieken en voor het vak verkoop in de tweede graad BSO Kantoor realiseren.
•
De eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak project algemene vakken in het derde leerjaar van de derde graad BSO realiseren.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 65
6
ADVIES AAN DE OVERHEID M.B.T. DE MIDDENSCHOOL
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van de Middenschool te Keerbergen komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet niet voor de onderzochte structuuronderdelen, met name: - het eerste leerjaar A; - de basisoptie Grieks-Latijn; - de basisoptie Latijn; - de basisoptie Moderne wetenschappen; - het eerste leerjaar B; - het beroepenveld Decoratie-Kantoor en verkoop. Vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen De school levert voldoende inspanningen om de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen bij haar leerlingen na te streven. Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet voor de onderdelen organisatie van het welzijnsbeleid, arbeids- en leermiddelen, leer- en werkomgeving, hygiëne en gezondheid. Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet. Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van de Middenschool van het Gemeenschapsonderwijs te Keerbergen brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en financiering: ADVIES GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2006-2007, 2007-2008en 2008-2009 voor: •
het eerste leerjaar A en het eerste leerjaar B wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de ontwikkelingsdoelen/eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding nastreeft/realiseert.
•
de basisopties Grieks-latijn, Latijn en Moderne wetenschappen wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de ontwikkelingsdoelen/eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding nastreeft/realiseert.
•
het beroepenveld Decoratie-Kantoor en verkoop wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de ontwikkelingsdoelen/eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding nastreeft/realiseert.
Vanaf 1 september 2009 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten weggewerkt zijn. Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
Mw. Y. Warson
Dhr. L. Borgions
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 66
7
ADVIES AAN DE OVERHEID M.B.T. HET KONINKLIJK ATHENEUM
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Koninklijk Atheneum te Keerbergen komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet voor de onderzochte structuuronderdelen, met name: - de studierichting Sport in de tweede graad ASO; - de studierichting Wetenschappen-sport in de derde graad ASO. Het studiepeil voldoet niet voor de volgende structuuronderdelen, met name: - de studierichting Economie in de tweede graad ASO; - de studierichting Economie-moderne talen in de derde graad ASO; - de studierichting Economie-wiskunde in de derde graad ASO; - de studierichting Grieks-Latijn in de tweede graad ASO; - de studierichting Grieks-Latijn in de derde graad ASO; - de studierichting Humane wetenschappen in de tweede graad ASO; - de studierichting Humane wetenschappen in de derde graad ASO; - de studierichting Latijn in de tweede graad ASO; - de studierichting Latijn-moderne talen in de derde graad ASO; - de studierichting Latijn-wetenschappen in de derde graad ASO; - de studierichting Latijn-wiskunde in de derde graad ASO; - de studierichting Moderne talen-wetenschappen in de derde graad ASO; - de studierichting Moderne talen-wiskunde in de derde graad ASO; - de studierichting Wetenschappen in de tweede graad ASO; - de studierichting Wetenschappen-wiskunde in de derde graad ASO; - de studierichting Handel in de tweede graad TSO; - de studierichting Handel in de derde graad TSO; - de studierichting Handel-talen in de tweede graad TSO; - de studierichting Secretariaat-talen in de derde graad TSO; - de studierichting Boekhouden-informatica in de derde graad TSO; - de studierichting Kantoor in de tweede graad BSO; - de studierichting Kantoor in de derde graad BSO; - de studierichting Kantooradministratie en gegevensbeheer in derde graad BSO. Vakoverschrijdende eindtermen De school werkt met een eigen planning aan de vakoverschrijdende eindtermen. Veiligheid en welzijn De veiligheid en welzijn voldoet voor de onderdelen organisatie van het welzijnsbeleid, arbeids- en leermiddelen, leer- en werkomgeving, hygiëne en gezondheid. Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 67
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van de het Koninklijk Atheneum te Keerbergen brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en financiering: ADVIES GUNSTIG voor: •
de studierichting Sport in de tweede graad ASO;
•
de studierichting Wetenschappen-sport in de derde graad ASO.
GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2006-2007, 2007-2008 en 2008-2009 voor: •
de tweede graad ASO: de studierichtingen Economie, Grieks-Latijn, Latijn en Wetenschappen wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding realiseert.
•
de tweede graad ASO: de studierichting Humane wetenschappen wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak cultuur- en gedragswetenschappen en het vak lichamelijke opvoeding realiseert.
•
de derde graad ASO: de studierichtingen Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Latijn-moderne talen, Latijn-wetenschappen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wetenschappen, Moderne talen-wiskunde en Wetenschappen-wiskunde wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding realiseert.
•
de derde graad ASO: de studierichting Humane wetenschappen wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak cultuur- en gedragswetenschappen en het vak lichamelijke opvoeding realiseert.
•
de tweede graad TSO: de studierichtingen Handel en Handel-talen wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding realiseert.
•
de derde graad TSO: de studierichtingen Boekhouden-informatica, Handel en Secretariaattalen wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding realiseert.
•
de tweede graad BSO: de studierichting Kantoor wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding en de leerplandoelstellingen voor het vak kantoortechnieken en voor het vak verkoop realiseert.
•
de derde graad BSO: studierichting Kantoor wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de eindtermen en de leerplandoelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding realiseert.
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 68
•
het derde leerjaar van de derde graad BSO: de studierichting Kantooradministratie en gegevensbeheer wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze de eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak project algemene vakken realiseert.
Vanaf 1 september 2009 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten weggewerkt zijn.
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
Mw. Y. Warson
Mw. V. Ranson
Inspectie Secundair Onderwijs
schooldoorlichting MSGO en KA Keerbergen
maart 2007
p. 69