VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van het Lucerna College te Anderlecht, Antwerpen, Genk en Melle
Inrichtende macht
Vrije inrichtende macht Lucerna College Zelfbestuurstraat 8 1070 Anderlecht Vrije Nederlandstalige school Lucerna College
Instelling Adres hoofdvestigingsplaats Adressen andere vestigingsplaatsen Telefoon hoofdvestigingsplaats Telefoon algemene directie Fax hoofdvestigingsplaats Fax algemene directie E-mail hoofdvestigingsplaats E-mail algemene directie Website Instellingsnummer Werkstation Datum doorlichting Ria Coenen
Zelfbestuurstraat 8 te 1070 Anderlecht Stuivenbergplein 7 te 2060 Antwerpen Woudstraat 25 te 3600 Genk Beekstraat 38 te 9090 Melle 02 217 72 19 09 329 71 92 02 217 27 82 09 329 71 37
[email protected] [email protected] www.lucernacollege.be 122382 23 van 29 mei 2007 tot en met 4 juni 2007
Samenstelling inspectieteam Diane Spilthoorn
Marina Droessaert
Roger Van den Borre
Luc Marrannes
Noël Vanhaverbeke
Gabriël Poppe Deskundige, behorend tot de admini- nihil stratie Andere deskundigen die niet tot de in- nihil spectie behoren Coördinatie en verslaggeving
Roger Van den Borre
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
17 september 2007
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 1
1
WOORD VOORAF •
Leeswijzer
Voor u ligt het verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. De doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op de kwaliteit van het studiepeil en de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Indien de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving, krijgt ze een gunstig advies. Een dergelijk advies is noodzakelijk, wil de school verder wettige getuigschriften en diploma’s kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder worden opgenomen in de financierings- of subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is vrij en behoort tot haar autonomie. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed, kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten, zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de inspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. De lezer kan de website van de inspectie secundair onderwijs http://www.onderwijsinspectie.be/so voor meer informatie raadplegen. Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dat hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van de volgende drie principes: - het verslag wil concluderend zijn; - het verslag wil confronterend zijn; - het verslag maakt gebruik van twee schalen. Er werd geopteerd voor een concluderend, niet voor een beschrijvend verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een ' conclusie'komen. Die conclusie is de cursieve openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd de concluderende zinnen te standaardiseren. 1
ingevoegd vanaf juni 2006
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 2
In deze zinnen wordt steeds één van twee mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek: - de tweepuntenschaal: voldoende / onvoldoende, waarmee de inspectie haar controleopdracht duidelijk stelt; - de vierpuntenschaal: goed / veeleer goed / veeleer zwak / zwak, waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt. Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen, kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen die schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en uitstekend). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoen van bijvoorbeeld ' het algemeen beleid'van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate het algemeen beleid, zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert tot of ondersteunend werkt m.b.t. de realisatie van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. De confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek ' Kernproces in relatie tot het schoolbeleid' . Daarin wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In die rubriek wil zij ook aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden verscheidene rubrieken afgesloten met ' voorbeelden van goede praktijk'en met ' werkpunten' . Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek ' dringende actiepunten' , zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De dringende actiepunten betreffen enkel tekorten die onder de controle van de inspectie vallen en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Ze worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruikmaken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden; - gunstig beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school ze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten in welk structuuronderdeel moeten worden weggewerkt. Ook de termijn wordt aangegeven; - ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer 2 3 mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 13 van het Besluit van de Vlaamse regering i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking.
2
Een negatief advies zal wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het Besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs.
3
Besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 3
Tenslotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen, zodat die na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda van een personeelsvergadering te plaatsen. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden, vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Inzagerecht
Alle andere belangstellenden hebben eveneens inzagerecht en kunnen een kopie van dit verslag krijgen door een aanvraag te richten aan Mw. Christine Van Parijs Hendrik Consciencegebouw, lokaal 2A09 Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL
[email protected] •
Opmerking
Het verslag mag niet worden gebruikt voor commerciële doeleinden (bijvoorbeeld met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegestaan een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dat zou immers een negatie betekenen van de schooldoorlichting, waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het secundair onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op donderdag 20 september 2007.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Huidige doorlichting ......................................................................................................................7
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................8
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................8
2.2
Onderwijskundig beleid .................................................................................................................9
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................12
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................13
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................16
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6 3.1.7
Vakverslagen................................................................................................................................16 Biologie, chemie, fysica, natuurwetenschappen ..........................................................................16 Cultuur- en gedragswetenschappen..............................................................................................20 Economie, handel, kantoortechnieken, toegepaste economie en verkoop ...................................22 Lichamelijke opvoeding...............................................................................................................25 Nederlands ...................................................................................................................................28 Technologische opvoeding...........................................................................................................31 Wiskunde .....................................................................................................................................33
3.2
Vakoverschrijdende eindtermen...................................................................................................38
3.3
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................39
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................42
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................42
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................43
5
Conclusies....................................................................................................................................45
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................45
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................45 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................45 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................45 6
Advies aan de overheid................................................................................................................46
7
Advies aan de overheid m.b.t. de erkenning van het tweede leerjaar van de tweede graad......48
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 5
1 1.1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET? Identificatie
Het Lucerna College werd in 2003 opgericht als een privé-school in Schaarbeek. In 2004 kwam er in Antwerpen, Genk en Melle telkens een vestigingsplaats bij. Het totale leerlingenaantal over de vier vestigingsplaatsen maakte subsidiëring mogelijk. Op het einde van het schooljaar 2004-2005 kreeg de school haar definitieve erkenning voor de eerste graad A-stroom. In dat schooljaar bood de vestigingsplaats Antwerpen een 1 B als ‘pilootproject’ aan - zonder de bedoeling de B-stroom verder op te bouwen - maar voerde dat af. In het schooljaar 2005-2006 werd ook het eerste leerjaar van de tweede graad erkend en gesubsidieerd. Alleen de school in Melle is gevestigd in gebouwen die oorspronkelijk voor onderwijs zijn bestemd. Er werd veel geïnvesteerd om de gebouwen van de drie andere vestigingsplaatsen aantrekkelijker en veiliger te maken en om zoveel mogelijk te beantwoorden aan de voorwaarden voor modern onderwijs, in afwachting van de mogelijke verhuis naar meer geschikte locaties. De vestigingsplaatsen te Anderlecht, Antwerpen en Melle zijn gemakkelijk te bereiken met het openbaar vervoer en met privévervoer. De school te Genk is gevestigd op een industrieterrein en organiseert zelf vervoer voor haar leerlingen. Bijna alle leerlingen van het Lucerna College zijn van Turkse origine en hebben een thuistaal anders dan het Nederlands. Voor een aantal leerlingen, vooral op de vestigingsplaats Anderlecht, is het Nederlands pas de derde taal. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
De volgende tabel toont de evolutie van het leerlingenaantal. 1ste graad ASO TSO Totaal
februari ‘02
februari ‘03
februari ’04 20
februari ‘05 284
20
284
februari ‘06 393 61 37 491
juni ‘07 351 134 67 552
Op het ogenblik van de doorlichting telt de school in totaal 552 leerlingen. Anderlecht telt 45, Antwerpen 139, Genk 209 en Melle 159 leerlingen. Globaal ligt het percentage meisjes iets hoger dan het percentage jongens. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod. Vrije Nederlandstalige school Lucerna College STUDIEGEBIED 1ste graad
Studiegebied ASO Studiegebied Handel TSO
Studierichting 1e lj A 2e lj 1e gr Handel 2e lj 1e gr Latijn 2e lj 1e gr Moderne wetenschappen Humane wetenschappen Wetenschappen Handel
Graad
lj
lln
totaal SGB
1 1 1 1 2 2 2
1 2 2 2 1 12 12
174 41 15 121 36 98 67
351 134 67
De ASO-studierichting Humane wetenschappen (II,1) en de TSO-studierichting Handel (II,1 en II,2) worden aangeboden in Antwerpen, Genk en Melle, maar niet op de hoofdvestigingsplaats Anderlecht. Op het ogenblik van de doorlichting wordt de ASO-studierichting Wetenschappen in Anderlecht en Melle aangeboden in II,1; in Antwerpen en Genk wordt ze aangeboden in II,1 en II,2.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 6
1.3
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming, de basisoptie en van het specifiek gedeelte: •
biologie;
•
chemie;
•
cultuur- en gedragswetenschappen;
•
economie;
•
fysica;
•
handel;
•
kantoortechnieken;
•
lichamelijke opvoeding;
•
natuurwetenschappen;
•
Nederlands;
•
technologische opvoeding;
•
toegepaste economie (handelseconomie en boekhouden);
•
verkoop;
•
wiskunde.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 7
2
2.1
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
Algemeen beleid
In haar algemeen beleidsplan omschrijft het Lucerna College zichzelf als een pluralistische instelling die openstaat voor alle kinderen, ongeacht hun afkomst of levensbeschouwing. De school wil haar leerlingen begeleiden op hun weg naar volwassenheid. Ze stelt evenwel uitdrukkelijk dat het niet de bedoeling is ‘de weg voor hen uit te stippelen, maar wel hen te leren keuzes maken, hen te leren zelfstandig op zoek te gaan naar hun plaats in een globaliserende en multiculturele wereld’. De visie van de school is uitgeschreven in duidelijke doelstellingen. Daaruit blijkt dat ze voor al haar leerlingen veel belang hecht aan -
een gezonde emotionele en intellectuele ontwikkeling; de beheersing van het Nederlands en van minstens twee wereldtalen; de verwerving en beleving van democratische waarden en normen die de basis van de westerse multiculturele samenleving vormen; leren als levenslang proces; de ontplooiing van de persoonlijkheid en de talenten; verantwoordelijkheid tegenover zichzelf en verantwoordelijkheid tegenover de maatschappij.
Voor de realisatie van haar doelstellingen ziet de school de ontwikkeling van een schoolbreed taalbeleid en van een degelijk human relations management als belangrijke prioriteiten. Daarnaast hecht ze in haar visie ook veel belang aan gelijke kansen en aan onderwijsvernieuwing. De personeelsleden kennen de visie en vertalen ze in hun planningsdocumenten. De school beschikt formeel over de decretaal verplichte participatieorganen, de schoolraad en het lokaal onderhandelingscomité. Er wordt op het ogenblik van de doorlichting echter niet voldaan aan alle decretale vereisten met betrekking tot de werking van een schoolraad. Er zijn vooral problemen met de samenstelling en de vertegenwoordiging van leerlingen en externen. Zowel vestigingsplaatsgebonden als vestigingsplaatsoverstijgend zijn er overleg- en bestuursorganen, die bijdragen tot het uitzetten van de grote beleidslijnen op pedagogisch-didactisch vlak. De interne communicatiestroom verloopt via de traditionele en elektronische kanalen. Er bestaan voldoende structuren om informatie over beleidsaspecten aan alle participanten te communiceren, maar op dat vlak ontbreekt het de school nog aan systematiek. Bovendien is de geografische verspreiding van de vestigingsplaatsen niet bevorderlijk voor snelle en vlotte communicatie. De school probeert haar externe communicatie, met de lokale gemeenschap, de beroepswereld en de brede samenleving zo goed mogelijk te verzorgen. Er bestaan concrete afspraken die de gecoördineerde werking van werkgroepen, comités en teams moeten garanderen. Op de werkvergaderingen voorafgaand aan het schooljaar worden afspraken gemaakt voor de organisatie van vaste projecten (bijvoorbeeld de opendeurdag en de wetenschapsbeurs) en worden beslissingen genomen over voorstellen en initiatieven in verband met nieuwe projecten. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school al enkele initiatieven genomen en actieplannen opgesteld om het welbevinden van de leerlingen te verbeteren en het taalbeleid te verbreden. Bij de evaluaties en de pogingen tot bijsturing van de werking worden zowel ouders als personeelsleden die zetelen in diverse comités betrokken. De school ziet in dat ze haar interne kwaliteitszorg met meer systematiek moet organiseren.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 8
2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum Het onderwijskundig beleid is goed. De school besteedt veel aandacht aan de realisatie van de basisvorming, de specifieke vorming en de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen. De school gebruikt op het ogenblik van de doorlichting de lessentabellen en leerplannen van het Gemeenschapsonderwijs. Gezien de moeilijke beginsituatie van de leerlingen zorgt de schoolleiding voor beheersbare klassengroepen en biedt ze extra lestijden Nederlands aan. De inrichtende macht en de directie ondersteunen de curriculumrealisatie op het vlak van logistiek en accommodatie. In ICT-ondersteuning werd veel geïnvesteerd, maar ze is nog niet voor elk vak optimaal. Een elektronisch leerplatform werd opgezet, waarvan de schoolleiding het gebruik stimuleert. Het wordt al ingezet voor een aantal vakken, waaronder wetenschappen en wiskunde. Voor de curriculumrealisatie, de verticale en horizontale samenhang worden de vakgroepen verantwoordelijk gemaakt. Hun werking wordt ondersteund en opgevolgd door een algemeen coördinator. Er worden vestigingsplaatsoverschrijdend en frequent overlegmomenten georganiseerd. De vakgroepverantwoordelijken krijgen de opdracht vakoverschrijdende afspraken te maken, maar het overleg daarover staat nog in de kinderschoenen. De schoolleiding zet de vakgroepen ertoe aan de vakoverschrijdende eindtermen (VOET) na te streven. Ze ziet erop toe dat zowel op vakniveau als op schoolniveau de VOET worden nagestreefd. Op schoolniveau worden daarvoor elk schooljaar verscheidene projecten georganiseerd, waarmee ook wordt bijgedragen tot de brede vorming van de leerlingen. Er worden 5,31 % uren overgedragen van de eerste graad A-stroom en 43,4 % van de tweede graad TSO aan de tweede graad ASO, die 58,87 % ontvangt. Dat heeft geen negatieve onderwijskundige gevolgen voor de samenstelling van de klassen. De school heeft 8,3 % GOK-uren. Er worden dit schooljaar geen BPT-uren uitgetrokken. De eenpoligheid in de tweede graad wordt doorbroken, doordat naast de studierichting Wetenschappen een aparte studierichting ‘Wetenschappen-Latijn’ wordt gecreëerd met lestijden Latijn in het complementair gedeelte. Vooral vorig schooljaar heeft de discontinuïteit in sommige vakken en de lesuitval wegens afwezigheden van titularissen of door tijdelijk oningevulde opdrachten gewogen op de curriculumrealisatie. Voor sommige vakken werden geen titularissen met het vereiste bekwaamheidsbewijs gevonden. In elke vestigingsplaats is er een taalbeleidscoördinator, verantwoordelijk voor het uitstippelen van het taalbeleid. Er werd een visie op taalbeleid uitgeschreven en tal van initiatieven (posterproject, leeskwartier, taalbad op woensdagnamiddag, educatieve projecten voor taalzwakke leerlingen enz.) wer4 den daarvoor genomen. In haar GOK -beleid werkt de school rondom het thema taalvaardigheidsonderwijs. Ze neemt bovendien structurele maatregelen zoals de taalsteun in het keuzegedeelte en het complementair gedeelte. BROSO5 steunt de school op dit vlak en verscheidene personeelsleden volgden nascholing over schooltaalvaardigheid. De enquête die in Anderlecht met betrekking tot taalbeleid werd gevoerd, reveleerde dat de meerderheid van leraren en leerlingen meer aandacht voor taal noodzakelijk acht, maar ook dat heel wat leraren de taalproblematiek onderschatten en er weinig strategisch op inspelen. Een schoolbreed taalbeleid is er nog niet. Voor de interne kwaliteitszorg werd een enquête over taalbeleid georganiseerd. De school ontwikkelt een actieplan om met meer systematiek aan interne kwaliteitszorg te doen.
4 5
GOK: gelijke onderwijskansen Brussels Ondersteuningscentrum Secundair Onderwijs vzw
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 9
Voorbeelden van goede praktijk •
Het engagement van de inrichtende macht, de schooldirectie en de coördinatoren.
•
De randvoorwaarden die op beleidsniveau gecreëerd worden voor de curriculumrealisatie.
Werkpunten •
De ICT-ondersteuning verder uitbreiden.
•
De eenpoligheid in de tweede graad respecteren en de studierichtingen correct benoemen.
•
De schoolbrede implementatie van het taalbeleid stimuleren en opvolgen.
Leerlingenbegeleiding De leerlingenbegeleiding functioneert goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen. De schoolleiding hecht veel belang aan de zorgcultuur in de hele school. Er is een uitgeschreven visie op het zorgbeleid. De school stelt zich uitdrukkelijk open voor alle leerlingen, ongeacht hun afkomst en levensbeschouwing, en spreekt daarom ook niet-Turkse gemeenschappen aan. Een grotere instroom van autochtone leerlingen ziet ze zelfs als een van haar doelstellingen. Leraren leggen huisbezoeken af om de thuissituatie van de leerlingen in te schatten. De school neemt vele initiatieven (ook op financieel vlak) om volwaardige integratie mogelijk te maken en betrekt daarom ook de ouders zoveel mogelijk bij het schoolgebeuren. Er is een samenwerking met Schoolopbouwwerk in Anderlecht en er is het pilootproject in Antwerpen, waarbij ouders gestimuleerd worden om lessen van hun kinderen op wekelijkse basis bij te wonen. De gemiddelde problematische afwezigheid bij de leerlingen is groter dan het Vlaams gemiddelde. In het eerste leerjaar A gaat het om 8,9 % versus 6,6 %; in het tweede leerjaar gaat het om 8,4 % versus 7,2 %; in II,1 ASO 11,2 % versus 6,5 %. Alleen in II,1 TSO ligt het gemiddelde percentage lager dan het Vlaams gemiddelde: 7,8 % versus 11,9 %. De school volgt problematische afwezigheden op en speelt kort op de bal om ze tegen te gaan. 6 Voor adaptief onderwijs werkt de school onder meer met handelingsplannen voor leerlingen met leerstoornissen (o.a. dyslexie, dysorthografie, dyscalculie en ADHD). Op het vlak van taal worden specifieke maatregelen genomen voor voormalige OKAN7-leerlingen.
Voor de studiebegeleiding wordt gewerkt met leerfiches waarmee het leren leren en het leren plannen wordt bijgebracht. Niet alleen de leerlingenbegeleiders maar ook de leraren Nederlands spelen hierin een rol. Voor de remediërende zorgbreedte worden niet-structurele inhaallessen aangeboden, onder andere op woensdagnamiddag. Er zijn vestigingsplaatsgebonden ook huiswerkklassen, die begeleid worden door jongerencoaches en universiteitsstudenten. Voor de studiebegeleiding is er een grote beschikbaarheid van het lerarenkorps, maar ze is weinig geformaliseerd. In elke vestigingsplaats staan twee leerlingenbegeleiders (telkens een mannelijke en een vrouwelijke) ter beschikking van de leerlingen. Positief is dat de psychosociale begeleiding bewust wordt gekoppeld aan VOET-projecten. Sommige leraren treden op als vertrouwenspersoon. De school hecht principieel veel belang aan de schoolloopbaanbegeleiding op grond van haar doelstelling kinderen te laten doorstromen naar het hoger onderwijs. Een verantwoorde studiekeuze is gebaseerd op een realistisch zelfbeeld, dat de leerlingen leren verwerven binnen het VOET-thema leren leren. De school neemt initiatieven om zowel leerlingen als ouders zo goed mogelijk te informeren 6
7
Adaptief onderwijs is onderwijs naar maat van de individuele leerling door het aanbrengen van verschillen (differentiatie). OKAN: onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 10
over het studieaanbod van de school zelf, maar ook van andere scholen in de omgeving van de respectieve vestigingsplaatsen. Voor de integratie in de samenleving stimuleert de school haar leerlingen om zich aan te sluiten bij jeugd- en sportverenigingen. Voor de interne kwaliteitszorg werden enquêtes over het leerlingenwelbevinden georganiseerd, waaraan actiepunten werden gekoppeld. Er werden nog geen initiatieven genomen om de studiebegeleiding bij te sturen en een groter leerrendement te bereiken. Voorbeelden van goede praktijk •
De zorgcultuur.
•
De initiatieven om de betrokkenheid van de ouders te vergroten.
Werkpunten •
De problematische afwezigheden blijven tegengaan.
•
De studiebegeleiding bijsturen, zodat een groter leerrendement wordt bereikt.
Leerlingenevaluatie De leerlingenevaluatie op beleidsniveau is zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen. Het evaluatiebeleid wordt vestigingsplaatsoverschrijdend gecoördineerd. De formele bepalingen in verband met evaluatie werden uitgeschreven in een beleidstekst en werden ook opgenomen in het schoolreglement voor de leerlingen en in het vademecum voor de leraren. De schoolleiding heeft echter nog geen visie op inhoudelijke en curriculumgerichte aspecten van de evaluatie ontwikkeld. Ze heeft nog geen initiatieven genomen om het toetsregime, waarmee ingespeeld wordt op de weinig vaardigheidsgerichte leerattitude van de leerlingen, om te zetten in een echte evaluatiecultuur. De school benadert het maximum toegestane aantal halve dagen besteed aan evaluatie, wat ten koste van de onderwijstijd gaat en wat ook weegt op het welbevinden van een aantal leerlingen (zie 4.2). De rapportering wordt te weinig opgevolgd. De cijfers worden vestigingsplaatsoverschrijdend veel te weinig becommentarieerd en meestal ontbreken remediëringsvoorstellen, zelfs als het om zware tekorten gaat. De B- en de C-attesten worden heel zwak gemotiveerd. Met betrekking tot de uitgestelde beslissingen en bijkomende proeven (ten onrechte ‘herexamens’ genoemd) wordt niet conform de regelgeving gehandeld. De schoolleiding bewaakt overigens niet de deugdelijkheid en validiteit van de vraagstelling in de bijkomende proeven. Voor de interne kwaliteitszorg werden de leerlingenresultaten van de vier vestigingsplaatsen door de vakwerkgroepen met elkaar vergeleken. Er werd uit geconcludeerd dat er vorig schooljaar enkele organisatorische knelpunten in de examenregeling waren. Werkpunten •
Het toetsregime omzetten in een curriculumgerichte evaluatiecultuur.
•
De rapportering bijsturen en opvolgen.
•
De B- en de C-attesten grondiger motiveren.
•
Met betrekking tot de uitgestelde beslissingen en bijkomende proeven conform de regelgeving handelen.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 11
2.3
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen.
De school wordt geleid door de algemeen directeur (ook coördinator van de vestigingsplaats Melle) en vestigingsplaatscoördinatoren. Hij wordt op pedagogisch-didactisch vlak ondersteund door een middenkader dat bestaat uit een algemene coördinator (ook adjunct-directeur genoemd) en personeelsleden bevoegd voor taken met betrekking tot de VOET, het taalbeleid en voor de uitwerking van projecten. De algemene coördinator coördineert vestigingsplaatsoverstijgend de werk- en vakgroepen, de leerlingenbegeleiding en de VOET-werking. Hij woont alle directievergaderingen bij en fungeert als tussenpersoon tussen de directie en de leraren. Voor de vestigingsplaatsgebonden taken met betrekking tot de VOET, het taalbeleid en de projecten worden nog geen BPT-uren uitgetrokken. Er worden overwegend jonge leraren gerekruteerd. Door de beperkte opdrachten voor bepaalde vakken heeft de school in haar rekruteringsbeleid moeilijkheden ondervonden en heeft ze soms personeelsleden aangenomen die niet beschikken over het vereiste bekwaamheidsbewijs. Doordat alle personeelsleden naast hun onderwijsopdracht extra taken (waaronder preventietaken) vervullen en sommige personeelsleden bovendien op verschillende vestigingsplaatsen werken, is de taakbelasting groot. Het personeelsbeleid wordt nog onvoldoende gevoerd volgens een eenduidig afspraken- en waardenkader dat aansluit bij de doelstellingen in het algemeen beleidsplan. Dat leidt bij een aantal leraren tot onzekerheid met betrekking tot de gehanteerde evaluatiecriteria. De school beschikt nog niet over een nascholingsplan gesteund op een behoefteonderzoek. De leraren worden wel geïnformeerd over nascholingen aangeboden door externe nascholingscentra en worden ertoe aangezet die te volgen. De coördinatie volgt ook de evaluatie, implementatie en multiplicatie van de gevolgde nascholingen op. Het percentage pedagogische nascholingen spoort ongeveer met het landelijk gemiddelde (29 %). Van de leraren heeft 67 % (versus gemiddeld 57 %) vakgerichte nascholing en 28 % (versus gemiddeld 29 %) algemeen pedagogische nascholingen, onder meer over de vakoverschrijdende eindtermen, gevolgd. Het ondersteunend personeel heeft meer administratieve nascholing gevolgd dan het landelijk gemiddelde (63 % versus 58 %). Voor de interne nascholing wordt veel belang gehecht aan de vakgroepen, waarvan de werking vestigingsplaatsoverschrijdend door de voltijdse coördinator wordt georganiseerd en opgevolgd. Voor beginnende leraren is er een vademecum. Ze krijgen een mentor toegewezen. Doordat de meeste personeelsleden jonge en beginnende leraren zijn, zijn er echter weinig interne begeleidingsmogelijkheden. Externe vakgebonden begeleiding is er niet. Er wordt wel aan netwerking gedaan met personeelsleden in andere scholen. De school beschikt over functiebeschrijvingen en evalueert al haar personeelsleden. Er worden functioneringsgesprekken gevoerd. Wat de afwezigheidsgraad bij het onderwijzend personeel betreft, waren er tijdens het vorige schooljaar vrij veel korte afwezigheden: ongeveer een vierde van het onderwijzend personeel was tussen twee en zeven dagen afwezig; 10 % was langer dan zeven dagen afwezig. Voor teambuilding worden vooral initiatieven genomen die erop gericht zijn de leraren van de vier vestigingsplaatsen samen te brengen en tot samenwerking en gelijkgerichtheid voor de realisatie van hun vak of vakken te stimuleren. Voor haar interne kwaliteitszorg hanteert de school vooral de functioneringsgesprekken om zwakke en sterke punten in haar werking te detecteren. De werkpunten worden opgenomen in een actieplan. Voorbeelden van goede praktijk •
De vele vakgebonden nascholingen en de opvolging daarvan.
•
Het vestigingsplaatsoverschrijdende overleg.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 12
Werkpunten •
Maatregelen nemen om de taakbelasting redelijk te houden.
•
Een nascholingsplan opstellen op grond van een behoefteonderzoek.
•
Verder werk maken van coaching en begeleiding van beginnende leraren.
•
Transparante evaluatiecriteria hanteren die aansluiten bij de algemene beleidsvisie.
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid Het financieel beleid is overwegend duidelijk. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen. De subsidies worden verdeeld over de vier vestigingsplaatsen afhankelijk van de respectieve leerlingenaantallen. De verdeelsleutel is transparant en bekend aan alle betrokkenen. Elke vestigingsplaats ontvangt daarnaast inkomsten van sponsors. De extra inkomsten zijn noodzakelijk, aangezien de subsidiëring niet volstaat voor de kosten die een school met deze geografische spreiding meebrengt. De raad van bestuur vergadert geregeld. Op de vergaderingen wordt telkens het verslag van de inkomsten en de aanwending ervan geagendeerd. De school staat voor verdere financiële uitdagingen, aangezien voor de vestigingsplaatsen Anderlecht, Antwerpen en Genk de verhuis naar andere vestigingsplaatsen wordt gepland. De school komt in verscheidene opzichten tegemoet aan de kosten voor de leerlingen. Een duidelijk overzicht van de leerlingenkosten ontbreekt echter in het schoolreglement. Voor haar interne kwaliteitszorg gebruikt de school het financieel jaarverslag om haar beleid bij te sturen. Werkpunt •
In een duidelijk overzicht van de leerlingenkosten voorzien.
Materieel beleid Het materieel beleid is overwegend goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school enkele initiatieven genomen. De school heeft inspanningen geleverd om te voldoen aan de minimale materiële leerplanvereisten voor elk vak. De leraren werd uitdrukkelijk gevraagd hun noden mee te delen en ontbrekende middelen te bestellen, op voorwaarde dat ze eerst offertes opvragen en voorleggen aan de betrokken vestigingsverantwoordelijken. Toch worden onder meer op het vlak van ICT nog enkele tekorten vastgesteld (zie vakverslagen). Ook voor het klein en groot onderhoud werden op de vier vestigingsplaatsen investeringen gedaan en werken uitgevoerd. Voor haar interne kwaliteitszorg stelt de school procedures met betrekking tot de aankoop van leermiddelen en uitrusting vast. Voorbeeld van goede praktijk •
De investering in het materieel beleid.
Werkpunt •
De overblijvende tekorten op het vlak van materiële voorzieningen wegwerken.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 13
Veiligheid en welzijn Het beleid m.b.t. veiligheid en welzijn voldoet voor de onderdelen organisatie van het welzijnsbeleid, arbeids- en leermiddelen, leer- en werkomgeving en hygiëne en gezondheid op de vestigingsplaatsen Antwerpen, Genk en Melle. Op het vlak van interne kwaliteitszorg hebben de vestigingsplaatsen enkele initiatieven genomen. Het beleid m.b.t. veiligheid en welzijn voldoet voor de onderdelen organisatie van het welzijnsbeleid, arbeids- en leermiddelen en hygiëne en gezondheid op de vestigingsplaats Anderlecht, maar voldoet niet voor het onderdeel leer- en woonomgeving. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de vestigingsplaats enkele initiatieven genomen. Organisatie van het welzijnsbeleid De school beschikt voor haar vestigingsplaatsen over een beleidsverklaring, die bekend gemaakt is aan de personeelsleden. Ze werd vertaald in een globaal preventieplan en wordt geconcretiseerd in jaarlijkse actieplannen. Communicatie rondom veiligheid en welzijn krijgt de nodige aandacht: rubrieken worden eraan besteed in het schoolwerkplan, het schoolreglement en het vademecum voor de personeelsleden. Er is een vlotte doorstroming van informatie naar alle personeelsleden. De leden van de hiërarchische lijn voeren veiligheidsinspecties uit. Het Comité PBW vergadert geregeld en het overleg over veiligheid wordt geagendeerd. De respectieve preventieadviseurs hebben de basisopleiding gevolgd. Voor de preventieopdrachten worden op het ogenblik van de doorlichting geen extra uren uitgetrokken. De preventieadviseur van Anderlecht vervult ook een overkoepelende preventiefunctie en voert regelmatig controles uit op de vier vestigingsplaatsen. De school beschikt over een interne dienst PBW. Er is ook een externe dienst PBW, die complementair aan de interne dienst werkt. De veiligheidsinstructies worden in voldoende mate nageleefd. Arbeids- en leermiddelen De inhoudelijke betrokkenheid van de lokale preventieadviseur bij het aankoop- en indienststellingsbeleid is te beperkt op de vestigingsplaatsen Genk en Melle. Op de vestigingsplaatsen Anderlecht en Antwerpen voldoet ze. Er wordt een veiligheidsbeleid voor arbeids- en leermiddelen in de labo’s, de wetenschapslokalen, de computerlokalen, de keuken en de respectieve sportzalen gevoerd. Leer- en werkomgeving Wegens losliggende tegels en lichte vloerbeschadigingen worden enkele zichtbare risico’s op valgevaar vastgesteld op de vestigingsplaats Melle. De trapleuning op het gelijkvloers te Anderlecht is onvoldoende bevestigd. De vier vestigingsplaatsen beschikken elk over een brandveiligheidsverslag. Zowel in Antwerpen als in Melle moeten nog minder belangrijke opmerkingen worden weggewerkt. In Genk werd een nieuw verslag aangevraagd naar aanleiding van de werken die voor de doorlichting werden uitgevoerd. In Anderlecht moeten nog een aantal maatregelen worden genomen om problemen in verband met evacuatie (de onveilige vluchtladder) en compartimentering te verhelpen. De vestigingsplaatsen beschikken elk over een evacuatieplan. De evacuatierichtlijnen en het evacuatieschema zijn aangebracht. Elk schooljaar worden evacuatieoefeningen georganiseerd, die achteraf ook worden geëvalueerd. De bewoonbaarheid voldoet nog niet in enkele lokalen in Anderlecht en Melle (schimmelvorming op de muren van enkele lokalen). Ze voldoet in Antwerpen en Genk. Er is voor Anderlecht en Melle een rapport van keuring van het laagspanningsnet dat nog tekorten vermeldt die geen onmiddellijk gevaar voor personeelsleden en leerlingen inhouden. In Antwerpen en Genk werden bijna alle tekortkomingen weggewerkt.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 14
Zoals in het deelverslag over de wetenschappelijke vakken wordt opgemerkt, hypothekeert de beperkte ruimte in de wetenschapslokalen soms de veilige en efficiënte uitvoering van leerlingenproeven. In alle vestigingen werden de chemische producten geïnventariseerd en zijn ze grotendeels voorzien van de wettelijke etikettering met R- en S-zinnen. De zuren, basen en ontvlambare producten worden nog niet reglementair opgeslagen. Geschikte opslagkasten voor de respectieve vestigingsplaatsen werden echter besteld en worden nog dit schooljaar geleverd en in gebruik genomen. Op de vestigingsplaats te Melle worden bij warmteproeven onveilige campingvuurtjes gebruikt. De school heeft een overeenkomst met een erkende firma voor de verwijdering van het chemisch afval. De nodige beschermingsmiddelen (labjassen, brillen, handschoenen, …) zijn aanwezig. Alle vestigingsplaatsen beschikken over een afvalbeheersplan. In Anderlecht is er asbest in de stookplaats, maar zonder risico voor leerlingen en personeelsleden. Op de vestigingsplaatsen Anderlecht en Melle is er geen asbestinventaris gesigneerd door de arbeidsgeneesheer; Antwerpen en Genk beschikken wel over zo’n inventaris. Hygiëne en gezondheid Het aantal sanitaire installaties voldoet in Antwerpen en Melle. In Anderlecht zijn er te weinig urinoirs, in Genk zijn er te weinig meisjestoiletten. De vestigingsplaatsen beschikken over elk een voldoende uitgeruste EHBO-ruimte. Er is een permanentie voor eerstehulpverlening. Voorbeelden van goede praktijk •
De organisatie van het welzijnsbeleid.
•
De nauwkeurigheid en de zorg waarmee de lokale en overkoepelende preventietaken worden uitgevoerd.
Werkpunten •
Op de vestigingsplaats Anderlecht de problemen in verband met evacuatie en compartimentering verhelpen.
•
Maatregelen nemen om de inhoudelijke betrokkenheid van de lokale preventieadviseur bij het aankoop- en indienststellingsbeleid op de vestigingsplaatsen Genk en Melle te vergroten.
•
Het risico op valgevaar overal wegwerken.
•
Alle tekorten vermeld in de respectieve brandpreventieverslagen wegwerken.
•
Overal voldoen aan de vereisten van bewoonbaarheid.
•
Alle opmerkingen in de keuringsverslagen van het laagspanningsnet wegwerken.
•
Overal de producten met gevaarlijke eigenschappen opslaan conform de wettelijke vereisten en in de labo’s alle proeven conform de veiligheidsvereisten uitvoeren.
•
Op de vestigingsplaatsen Anderlecht en Melle voorzien in een asbestinventaris gesigneerd door de arbeidsgeneesheer.
•
Op de vestigingsplaatsen Anderlecht en Genk voorzien in voldoende sanitaire installaties voor meisjes en jongens.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 15
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1 Biologie, chemie, fysica, natuurwetenschappen De eindtermen en de leerplandoelstellingen voor biologie worden in voldoende mate gerealiseerd in de eerste graad A-stroom en in de tweede graad ASO, Wetenschappen op de vestigingsplaatsen Antwerpen en Genk. Biologie werd ook onderzocht in de studierichting Wetenschappen op de vestigingsplaatsen Anderlecht en Melle en in de studierichting Humane wetenschappen in Antwerpen, Genk en Melle. Hierover wordt evenwel nog geen advies uitgebracht, omdat deze studierichtingen nog in opbouw zijn en over de realisatie van een graadleerplan nog geen uitspraak kan worden gedaan. De eindtermen en de leerplandoelstellingen voor chemie in de tweede graad ASO, Wetenschappen worden in voldoende mate gerealiseerd op de vestigingsplaats Antwerpen en niet in voldoende mate gerealiseerd op de vestigingsplaats Genk. Op de vestigingsplaats Genk voldoen ook de infrastructuur en de leermiddelen niet. Chemie werd ook onderzocht in de studierichting Wetenschappen in Anderlecht en Melle en in de studierichting Humane wetenschappen in Antwerpen, Genk en Melle. Hierover wordt evenwel geen advies uitgebracht, omdat deze studierichtingen nog in opbouw zijn en over de realisatie van een graadleerplan nog geen uitspraak kan worden gedaan. De eindtermen en de leerplandoelstellingen voor fysica in de eerste graad A-stroom en in de tweede graad ASO Wetenschappen worden in voldoende mate gerealiseerd op de vestigingsplaats Antwerpen en niet in voldoende mate gerealiseerd op de vestigingsplaats Genk. Op de vestigingsplaats Genk voldoen ook de infrastructuur en de leermiddelen niet. Fysica werd ook onderzocht in de studierichting Wetenschappen in Anderlecht en Melle en in de studierichting Humane wetenschappen in Antwerpen, Genk en Melle. Hierover wordt evenwel geen advies uitgebracht, omdat deze studierichtingen nog in opbouw zijn en over de realisatie van een graadleerplan nog geen uitspraak kan worden gedaan. De eindtermen en de leerplandoelstellingen voor natuurwetenschappen worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede graad TSO, Handel op de vestigingsplaatsen Antwerpen, Melle en Genk. Leerplanrealisatie Voor het vak biologie in de eerste graad en in de tweede graad ASO worden de leerplandoelstellingen in voldoende mate gerealiseerd. Naast de theoretische leerinhouden krijgen ook de experimentele aspecten van het vak voldoende aandacht. De theoretische leerinhouden worden visueel ondersteund met didactische leermiddelen. Er worden leerlingenproeven en biotoopstudies uitgevoerd met aandacht voor bodem- of wateronderzoek. De leerlingen doen aan microscopie en maken zelf preparaatjes. Over de leerlingenexperimenten wordt veeleer summier gerapporteerd, zodat het precieze aantal en de omvang van de opdrachten niet altijd duidelijk is. De leerplandoelstellingen voor chemie in de tweede graad ASO, studierichting Wetenschappen worden in voldoende mate gerealiseerd op de vestigingsplaats Antwerpen. De theoretische leerinhouden worden met voldoende diepgang aangebracht en de door het leerplan opgelegde leerlingenexperimenten worden uitgevoerd. Een analoge, leerplangerichte aanpak wordt gehanteerd in II,1 Wetenschappen in Anderlecht en Melle en in II,1 Humane wetenschappen in Antwerpen en Melle. Op de vestigingsplaats Genk worden de leerplandoelstellingen voor chemie in de tweede graad ASO, studierichting Wetenschappen onvoldoende gerealiseerd. De theoretische leerinhouden worden aangeboden zoals het leerplan dit voorschrijft, maar het experimentele luik van het vak wordt verwaarloosd. Tijdens het schooljaar werden noch leerlingenproeven, noch demonstratieproeven uitgevoerd, hoofdzakelijk omdat er
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 16
geen of onvoldoende infrastructuur en leermiddelen voorhanden waren. Pas op het einde van het schooljaar werd een namiddag besteed aan het uitvoeren van een aantal leerlingenproeven, op basis van een rotatiesysteem. Hoewel de leerlingen hierdoor weliswaar enige ervaring met apparatuur en producten hebben opgedaan, is door het niet integreren van theorie en experiment een verkeerde en te theoretische visie op het vak gecreëerd en kregen de leerlingen te weinig gelegenheid om procesgericht vaardigheden te ontwikkelen. Dezelfde aanpak doet zich voor in II,1 Humane wetenschappen van deze vestigingsplaats. De leerplandoelstellingen voor fysica in de eerste graad en in de tweede graad ASO, studierichting Wetenschappen worden in voldoende mate gerealiseerd op de vestigingsplaats Antwerpen. De theoretische leerinhouden worden met voldoende diepgang aangebracht en de door het leerplan opgelegde leerlingenexperimenten worden uitgevoerd. De leerlingen worden extra gemotiveerd door de mooie visuele ondersteuning van de lessen met behulp van simulatiesoftware en actueel fotomateriaal dat overzichtelijk en gestructureerd wordt gepresenteerd. Ook in II,1 Wetenschappen in Anderlecht en Melle en in II,1 Humane wetenschappen in Antwerpen en Melle is de aanpak leerplangericht. In Anderlecht werden tekorten in de leerplanrealisatie van vorig schooljaar adequaat weggewerkt. In I,2 komt het voor dat een (beperkt) aantal leerlingenproeven uit het leerplan fysica (2003/006) wordt overgeheveld naar de lestijd wetenschappelijk werk. Dit hypothekeert de lestijden wetenschappelijk werk. Op de vestigingsplaats Genk worden de leerplandoelstellingen voor fysica in de eerste graad en in de tweede graad ASO, studierichting Wetenschappen onvoldoende gerealiseerd. Gebrek aan infrastructuur en leermiddelen, lesuitval en een personeelswissel leidden ertoe dat enkel de theoretische leerinhouden werden behandeld. Er werden dit schooljaar noch in de eerste noch in de tweede graad leerlingenproeven uitgevoerd en ook de documenten van vorig schooljaar tonen aan dat amper aan experimentele en vaardigheidsgerichte doelstellingen werd gewerkt. Doordat evenmin demonstratieproeven aan de orde waren, werden de theoretische concepten voor de leerlingen niet visueel ondersteund of verhelderd. De bord-en-krijt-aanpak heeft ongetwijfeld ook hun motivatie negatief beïnvloed. Dit uit zich onder meer in zeer zwakke studieresultaten voor fysica (zie Leerlingenevaluatie). Dezelfde aanpak doet zich voor in II,1 Humane wetenschappen van deze vestigingsplaats. De leerplandoelstellingen voor het vak natuurwetenschappen in de tweede graad TSO, studierichting Handel, worden in voldoende mate gerealiseerd. De modules biologie, chemie en fysica worden echter nog niet altijd voldoende evenwichtig aangeboden. Op de vestigingsplaats Antwerpen werden vorig schooljaar de leerinhouden van de module chemie in II,1 nauwelijks behandeld. De documenten van het huidige schooljaar tonen echter aan dat het tekort grotendeels werd weggewerkt in II,2 en dat het zich in II,1 niet meer voordoet. Op de vestigingsplaats Genk werden dit schooljaar in II,2 de leerinhouden van de module fysica slechts oppervlakkig aangeboden. Demonstratieproeven ondersteunen de lessen visueel en in beperkte mate worden ook leerlingenexperimenten uitgevoerd. Voor alle wetenschapsvakken wordt vastgesteld dat de leerlingenexperimenten nog te zeer als een doel op zich worden beschouwd. De aandacht voor het leggen van verbanden tussen de experimentele waarnemingen en resultaten enerzijds en de theoretische leerinhouden anderzijds, is nog niet optimaal. Binnen de vakoverschrijdende eindtermen wordt veel aandacht besteed aan het domein leren leren. Andere vakoverschrijdende domeinen komen via een aantal leerplandoelstellingen aan bod (bijv. milieu- en gezondheidseducatie in biologie en natuurwetenschappen, sociale vaardigheden tijdens practica, technologische toepassingen, …), maar ook tijdens de uitstappen en projecten. Een lovenswaardig initiatief is de jaarlijkse wetenschapsbeurs op de vestigingsplaats Antwerpen, waaraan ook leraren en leerlingen van de andere vestigingen meewerken. De leerplanrealisatie wordt gunstig beïnvloed door de inzet en het enthousiasme van de meeste leraren en de collegialiteit binnen de vakgroep, die frequent vergadert. Op basis van leerplanstudie worden gemeenschappelijke planningsdocumenten ontwikkeld. Soms houden die nog te weinig rekening met de kalender per vestigingsplaats, waardoor de vooropgestelde timing niet altijd kan worden gevolgd. De samenwerking binnen de vakgroep leidt tot een gemeenschappelijke aanpak over de vestigingsplaatsen heen, waardoor de gelijkgerichtheid bewaakt wordt. Het uitwisselen van ervaringen heeft reeds geleid tot kwaliteitsverhogende bijsturingen, bijvoorbeeld op het vlak van cursusmateriaal en proefwerkvragen. Er zijn ook een aantal belemmerende factoren voor de leerplanrealisatie. Een groot
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 17
personeelsverloop zorgt voor weinig continuïteit in de opdrachten en vereist telkens een nieuwe start van meestal onervaren leraren. De combinatie van het lesgeven in (vaak meerdere) nieuwe vakken en de inzet voor het algemene schoolgebeuren, laat voor beginners weinig tijd voor het volgen van nascholing. Dit remt het professionaliseringsproces af. Zowel op vakinhoudelijk gebied als op het vlak van klasmanagement zijn er noden aan begeleiding die binnen de ‘jonge’ vakgroep nog niet kunnen worden gelenigd. Bovendien maakt de geografische spreiding van de locaties snelle communicatie niet evident. De te beperkte infrastructuur en het laattijdig aanleveren van leermiddelen op de vestigingsplaats Genk bepalen mee de tekorten in de leerplanrealisatie voor chemie en fysica. In de vestigingen Anderlecht, Antwerpen en Melle bevorderen de beschikbare infrastructuur en leermiddelen de realisatie van de leerplandoelstellingen. Het didactisch materiaal voldoet overwegend aan de minimale materiële vereisten in de leerplannen. De beperkte ruimte in de wetenschapslokalen hypothekeert soms het veilig en efficiënt uitvoeren van leerlingenproeven. In alle vestigingen werden de chemische producten geïnventariseerd en zijn ze grotendeels voorzien van de wettelijke etikettering met R- en S-zinnen. De zuren, basen en ontvlambare producten worden nog niet reglementair opgeslagen. Geschikte opslagkasten werden besteld en worden nog dit schooljaar geleverd. Op de vestigingsplaats te Melle worden bij warmteproeven onveilige campingvuurtjes gebruikt. De school heeft een overeenkomst met een erkende firma voor de verwijdering van het chemisch afval. De nodige beschermingsmiddelen (labjassen, brillen, handschoenen, …) zijn aanwezig. Met uitzondering van de vestigingsplaats Genk, beschikken de wetenschapslokalen over één of meer computers met projectiemogelijkheid. Waar mogelijk worden ICT en multimedia ingezet voor simulaties en illustraties bij de lessen. Om in de toekomst het nog te beperkte ICT-gebruik bij de leerlingen op te drijven, werd recent materiaal voor het uitvoeren van computergestuurde leerlingenproeven aangekocht en worden de mogelijkheden van het elektronisch leerplatform verkend. De meeste lokalen kregen een aantrekkelijke wetenschappelijke aankleding, met extra aandacht voor de vaktaal. Leerlingenbegeleiding Het leerklimaat in de lessen is positief en aanmoedigend, de contacten tussen leerlingen en leraren verlopen vlot. Het onderwijsproces verloopt leraargestuurd maar de leerlingen krijgen doorgaans veel kansen tot interactie. Er zijn (leraarafhankelijk) verdienstelijke aanzetten tot begeleid zelfstandig werken. Ook tijdens de practica wordt een beroep gedaan op de zelfwerkzaamheid van de leerlingen, wat zonder twijfel hun betrokkenheid en motivatie verhoogt. Dit is nog niet het geval op de vestigingsplaats Genk, waar onder meer het beperkte aanbod aan leerlingenexperimenten leidt tot een te theoretische en weinig boeiende aanpak. De leerlingenagenda’s omvatten doorgaans de les- en toetsonderwerpen, soms te veel beperkt tot vage titels of tot het opsommen van een aantal bladzijden in het leerboek. Meestal weten de leerlingen echter wel wat tegen de volgende les van hen verwacht wordt. Er wordt in alle leerjaren veel aandacht 8 besteed aan leren leren, meestal op basis van het OVUR -principe. Tijdens de lessen worden hoofd- en bijzaken duidelijk aangegeven en worden mondelinge studietips verstrekt. Er is een stappenplan voor het leren oplossen van vraagstukken fysica. Als cursusmateriaal worden werk- en leerboeken of eigen cursussen gebruikt. Het is positief dat hiervoor binnen de vakgroep gelijkgericht gewerkt wordt en dat eigen cursussen gezamenlijk worden aangemaakt en uitgetest. Over het algemeen ondersteunt het cursusmateriaal de leerlingen voldoende bij hun studie. De beschikbare practicumverslagen voor chemie zijn veeleer summier. Voor fysica wordt overwegend gewerkt op basis van voorgedrukte practicumblaadjes, waardoor nog geen leerlijn wordt uitgezet tot meer zelfstandig rapporteren. De leerlingen krijgen veel kansen om vakproblemen bij te sturen. Ze krijgen inzage in en feedback op de verbeterde proefwerken en de toetsen worden gezamenlijk verbeterd. Er worden eerste stappen gezet in het plaatsen en gebruiken van oefenmateriaal op het elektronisch leerplatform. De leraren zijn vaak ter beschikking voor het geven van extra uitleg en er worden herhalingslessen georganiseerd als voorbereiding op de proefwerken. Doordat remediëringsadviezen enkel mondeling worden gegeven en 8
oriënteren – verkennen – uitvoeren – reflecteren.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 18
niet systematisch worden opgevolgd, zijn ze voor de leerlingen te vrijblijvend en bij de ouders meestal niet bekend. Bij de interacties tussen leraren en leerlingen wordt veel aandacht besteed aan het mondeling taalgebruik van de leerlingen en aan het correct leren gebruiken van het vakjargon. Er wordt echter zelden ingegrepen wanneer de leerlingen tijdens de lessen met elkaar Turks spreken. Notities en schoolagenda’s worden weinig nagekeken; ze bevatten dan ook bijzonder veel fouten tegen spelling en grammatica. Leerlingenevaluatie De vakgroep volgt wat de verhouding dagelijks werk/proefwerken betreft de richtlijnen die op schoolniveau werden vastgelegd. Het is positief dat binnen de vakgroep afspraken werden gemaakt voor het evalueren van practica. Hierbij krijgen vaardigheden en attidudes een even groot gewicht als het eigenlijke verslag. Nog niet alle leraren passen deze afspraken consequent toe en op de verbeterde kopijen van de leerlingen wordt meestal enkel een eindcijfer vermeld, zodat zij niet kunnen zien hoe ze scoren voor vaardigheden en attitudes. Door het gemeenschappelijk opstellen van de proefwerken kunnen de gelijkgerichtheid en het niveau van de vraagstelling in de verschillende vestigingen bewaakt worden. Om rekening te kunnen houden met het verloop van het onderwijsleerproces leggen de individuele leraren in beperkte mate eigen accenten in de vraagstelling. De toets- en examenvragen vertonen voldoende variatie. Er wordt naar kennis, inzicht en toepassingsvermogen gepeild. Voor chemie en natuurwetenschappen is de vraagstelling weinig vaardigheidsgericht. Dit is wel het geval voor biologie en fysica waar het raadplegen van informatie en het interpreteren van tabellen en grafieken aan bod komen. Vragen zoals ‘benoem de delen van een microscoop’ zijn in dit verband echter weinig relevant, daar het antwoord geen informatie biedt over het kunnen hanteren van het toestel. Voor biologie, fysica en natuurwetenschappen is de vraagstelling gericht op de leefwereld van de leerlingen; dit is minder het geval voor chemie. De proefwerken zijn voorzien van een puntenverdeling, zodat de leerlingen het gewicht van de vragen en zichzelf voldoende kunnen inschatten. Het niveau van de proefwerken voldoet. Het is positief dat om een verzorgd en eenduidig taalgebruik te waarborgen, de proefwerkvragen worden nagelezen door leraren Nederlands. De lay-out van de opgaven is verzorgd. De leerlingenresultaten zijn algemeen erg zwak. Niet uitzonderlijk komen op de proefwerken en voor dagelijks werk klassengemiddelden onder 50 % voor. Dit is dit schooljaar in sterke mate het geval voor fysica op de vestigingsplaats Genk. De vele tekorten geven aan dat in hoofde van de meeste leerlingen de leerplandoelstellingen voor het vak niet worden gerealiseerd. Als verklaring voor de zwakke resultaten voor de wetenschapsvakken geven de leraren een gebrekkige studiehouding en een zwakke instroom in de eerste graad aan. De cijfers vertonen een licht stijgende trend in de tweede graad. Op de rapporten is plaats voor het formuleren van commentaar en remediëringsvoorstellen, maar daarvan wordt nauwelijks gebruikgemaakt, noch door de vakleraren noch door de klastitularissen. Dat is gezien de vele tekorten een opmerkelijke vaststelling. Voorbeelden van goede praktijk •
Het engagement en het enthousiasme van de leraren.
•
De vakgroepwerking.
•
De ICT-integratie in de lessen fysica in Anderlecht en Antwerpen.
•
De wetenschapsbeurs en de aandacht voor vakoverschrijdende eindtermen.
•
De vlotte en zorgzame omgang met de leerlingen.
•
De gelijkgerichte vakgroepwerking met betrekking tot cursusmateriaal en evaluatie.
•
De aandacht voor studiebegeleiding.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 19
Werkpunten •
De leerplandoelstellingen voor fysica en chemie op de vestigingsplaats Genk realiseren.
•
De infrastructuur en de leermiddelen op de vestigingsplaats Genk afstemmen op de materiële vereisten in de leerplannen.
•
De chemische producten opslaan conform de regelgeving en bij proeven over warmteleer campingvuurtjes vervangen door veilige alternatieven.
•
De leerlingenexperimenten meer inbedden in het leerproces en een leerlijn ontwikkelen van meer gestuurde naar zelfstandige verslaggeving.
•
De continuïteit van de opdrachten bewaken en de expertise van de vakgroep verhogen.
•
Het taalgebruik van de leerlingen blijven bewaken.
•
De vakremediëring systematiseren, met het oog op het terugdringen van de tekorten.
3.1.2 Cultuur- en gedragswetenschappen De studierichting Humane wetenschappen is sinds dit schooljaar georganiseerd. Hierover wordt evenwel nog geen advies uitgebracht, omdat deze studierichting nog in opbouw is en over de realisatie van een graadleerplan nog geen uitspraak kan worden gedaan. De eerste vaststellingen wijzen op een zwak studiepeil. Leerplanrealisatie De algemene doelstellingen van de vakken cultuur- en gedragswetenschappen m.b.t. media hanteren om informatie te verwerven, te verwerken en te presenteren worden momenteel nog niet in voldoende mate gerealiseerd. Verscheidene leerlingen beschikken niet over het nodige abstractievermogen en het herkennen en exploreren van psychologische, sociologische en culturele waarden is voor sommigen te hoog gegrepen. Ondanks het zwakke studiepeil tracht men toch objectieve normen te hanteren, waardoor verscheidene leerlingen een onvoldoende cijfer behalen (bv. de examenresultaten in Antwerpen met een klassengemiddelde van 44 % en 46 % voor cultuurwetenschappen). Op de vestigingsplaats Genk behaalt men bij de meeste leerlingen aanvaardbare resultaten, hoewel ook hier vijf tot zeven leerlingen van de vijftien onvoldoende scoren op de examens voor cultuurwetenschappen en er veel tekorten zijn bij de deelrapporten. In Antwerpen ziet men zich voor gedragswetenschappen genoodzaakt de helft van de leerstof van het eerste naar het tweede leerjaar door te schuiven. De onderzoekscompetentie komt in beide vakken reeds aan bod vanaf het eerste leerjaar, wat aanzet tot geïntegreerd leren en diverse onderzoeksmethodes aan bod laat komen. Uitbreiding van deze werkwijze naar de daarop volgende leerjaren biedt het perspectief op het uitbouwen van een leerlijn voor de onderzoekscompetentie. Tijdens de lessen ligt de nadruk nog sterk op kennisoverdracht en algemene gesprekken die voldoende aansluiten bij de leerinhouden. De leerboeken (voor cultuur- en gedragswetenschappen) worden als overladen en sturend ervaren. De leerlingen worden tijdens de lessen aangespoord om de vakspecifieke begrippen, theorieën en denkkaders te verwerven en toe te passen. De taken en opdrachten die de leerlingen individueel en/of in groep uitvoeren, zijn naar inhoud en complexiteit afgestemd op hun ontwikkelingsniveau. Er wordt rekening gehouden met de leef- en ervaringswereld van de leerlingen. De thema’s worden in de mate van het mogelijke ingeleid en/of geïllustreerd aan de hand van goed gekozen visueel materiaal, recente kranten- en tijdschriftartikels of concreet materiaal. Men maakt echter nog weinig gebruik van leermiddelen en beschikt nog niet over een goed uitgeruste mediatheek met vakliteratuur. De school is nog niet geabonneerd op een aantal vaktijdschriften. Een echt vaklokaal staat nog niet ter beschikking, maar de lokalen zijn verbonden aan de leraar (die er ook andere klassen en vakken onderwijst). In de lokalen, die momenteel gebruikt worden, zijn enkele referentiewerken en een computer met beamer beschikbaar. De integratie van ICT kan nog niet optimaal gerealiseerd worden, omdat er in de lokalen nog geen computers voor de leerlingen beschikbaar zijn. Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 20
Er werden afhankelijk van de vestigingsplaats een of twee didactische uitstappen georganiseerd die vooral aansluiten bij de leerinhouden van cultuurwetenschappen. Informele richtlijnen t.a.v. de andere studierichtingsvakken om inhoudelijke overlappingen te voorkomen of rond het integreren van gelijklopende leerinhouden werden nog niet gegeven. Uit bijgewoonde lessen, gesprekken en verslagen blijkt een matig (Genk) tot zwak (Melle en Antwerpen) studiepeil, een gebrek aan actieve medewerking van verscheidene leerlingen en een onvoldoende taalbeheersing. Vaak wordt er met heel korte zinnen geantwoord en de leerlingenverslagen bevatten veel taal- en spellingfouten. Leerlingenbegeleiding De lessen verlopen overwegend leerboek- en themagestuurd met tussendoor veel mogelijkheid tot klassengesprekken waaraan sommige leerlingen afwisselend en soms met weinig diepgang participeren. Andere leerlingen komen zelden aan het woord. De leerboeken worden aangevuld met goed uitgewerkte en in overleg opgestelde werkbundels. Tijdens de les en voor de examens geeft men leertips en worden de leerlingen voldoende aangezet tot zelfreflectie. De leerlingenagenda’s worden verzorgd en meestal volledig ingevuld. Ze geven een duidelijk en voor de leerlingen bruikbaar overzicht bij studieplanning en worden af en toe ook gebruikt als communicatiemiddel naar de ouders. Het aantal dagen gebruikt voor evaluatie benadert de maximumgrens. Bovendien wordt voorafgaand aan de drie examenreeksen telkens een week aan herhaling besteed. Leerlingenevaluatie Voor cultuur- en gedragswetenschappen zijn de examenvragen representatief voor de leerinhouden. Soms beschikt men over modeloplossingen. De proefwerken zijn gevarieerd (voorbeelden geven, eigen interpretatie geven van bepaalde delen van de leerstof, ontbrekende woorden invullen, definities geven, enz.) en vrij evenwichtig gespreid over de verschillende leerplancomponenten, maar er wordt voornamelijk getoetst op kennis, hier en daar ook op inzicht, maar weinig op toepassingen. Vaardigheden en attitudes worden nauwelijks geëvalueerd. Voorbeeld van goede praktijk •
De werkbundels opgesteld op grond van samenwerking.
Werkpunten •
Het ASO-studiepeil bewaken.
•
De vaklokalen verder inrichten volgens de minimale leerplanvereisten voor de tweede graad (integratie van ICT, vakliteratuur en tijdschriften).
•
Een evaluatiesysteem uitwerken op basis van de leerplandoelstellingen en nagaan of de evaluatie representatief (valide en betrouwbaar) is voor de leerplandoelstellingen.
•
Het aantal evaluaties beperken.
•
Meer aandacht aan correct taalgebruik besteden.
•
Alle leerlingen bij de klassengesprekken betrekken.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 21
3.1.3 Economie, handel, kantoortechnieken, toegepaste economie en verkoop De leerplandoelstellingen voor economie en handel worden in voldoende mate gerealiseerd in de eerste graad. De leerplandoelstellingen voor kantoortechnieken en verkoop worden op alle vestigingsplaatsen in voldoende mate gerealiseerd in de tweede graad TSO Handel. De leerplandoelstellingen voor toegepaste economie (handelseconomie en boekhouden) worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede graad TSO Handel op de vestigingsplaatsen Genk en Melle. De leerplandoelstellingen voor toegepaste economie (handelseconomie en boekhouden) worden niet in voldoende mate gerealiseerd in de tweede graad TSO Handel op de vestigingsplaats Antwerpen. Leerplanrealisatie Op alle vestigingsplaatsen worden de leerplanrealisatie en het leerproces bevorderd door het engagement ten aanzien van de onderwijstaak van de meeste vakleraren, de positieve omgang met de leerlingen, de infrastructurele mogelijkheden in de kantoorklassen en de vele extra activiteiten die het handelsonderwijs een realiteitsgericht en aantrekkelijk accent meegeven zoals bv. praktische opdrachten, goed voorbereide en begeleide didactische uitstappen en projecten. De voortdurend wisselende opdrachtenverdeling, het gebrek aan diepgaande verticale leerplanstudie, aan (opgebouwde) professionaliteit en aan pedagogisch-didactische ondersteuning zijn naast de taalproblematiek echter ook sterk belemmerende factoren. De leerplanrealisatie voor economie en handel in de eerste graad voldoet: op alle vestigingsplaatsen krijgen de leerlingen een initiërend inzicht in de basisbeginselen van de handelseconomie, zoals het leerplan vereist. Omdat vooral in Genk en Anderlecht minder leerboekgericht wordt gewerkt in de eerste graad, verloopt de aandacht voor een meer praktische en actuele invulling van het nieuwe leerplan goed. Hoewel in de tweede graad op alle vestigingsplaatsen meer leerboek- dan leerplangericht wordt gewerkt, is de leerplanrealisatie voor handelseconomie overal behoorlijk. De leerlingen krijgen doorgaans voldoende gestructureerde lessen met aandacht voor het gebruik van de juiste economische begrippen. Vooral in Genk versterken de extra werkblaadjes en opdrachten, naast de degelijk voorbereide en goed begeleide projecten en uitstappen, de aandacht en de interesse van de leerlingen voor het vakgebied. De leerlingen worden daar ook nauw betrokken bij de organisatie en de uitwerking van de vakdoelstellingen. Positieve bevindingen inzake leerplanrealisatie werden gedaan voor boekhouden op de vestigingsplaatsen Genk en Melle. De inspanningen van dit schooljaar om in Melle in II,2 de hiaten in de leerplanrealisatie van vorig schooljaar op te vangen, zijn positief. Op beide vestigingsplaatsen leren de leerlingen ordelijk werken en wordt nu voldoende gewaakt over de toepassing van de krachtlijnen van het boekhoudonderricht. Alle verrichtingen worden degelijk geanalyseerd en geduid op grond van het rekeningenstelsel. Positief zijn ook de inspanningen van de leraren om de leerstof op een concentrische wijze te behandelen, regelmatig te herhalen en de toepassingen, herhalings- en synthesemomenten te ondersteunen met een eenvoudig didactisch boekhoudpakket. Op de vestigingsplaats Antwerpen krijgen de leerlingen van de tweede graad, via het veel te beperkte leerstofaanbod voor boekhouden, onvoldoende inzicht in het boekhoudkundig mechanisme en zijn werking. Ze leren hierbij ook onvoldoende boekhoudkundig redeneren om de betekenis van de verrichtingen correct schriftelijk vast te leggen. Duidelijk beter dan vorig schooljaar nemen de leerlingen momenteel actief deel aan het lesgebeuren tijdens de meeste lessen voor kantoortechnieken en verkoop op alle vestigingsplaatsen. De recente inrichting van een goed uitgeruste kantoorklas met een verkoophoek is zeker niet vreemd aan deze vaststelling. Toch wordt de leerstof nog niet altijd voldoende
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 22
beroepsondersteunend en praktisch benaderd om geleidelijk aan de meest elementaire basisvaardigheden en beroepshoudingen van een kantoorbediende of verkoper te laten verwerven. De leerplaninhouden worden omgezet in weinig uniforme jaarplannen die niet beschouwd worden als werkdocumenten of verantwoordingsstukken, die aangeven hoe en in hoeverre de leerplannen werden gerealiseerd. Ook in het kader van de noodzakelijke uitwerking van een aantal leerlijnen en in functie van de voortdurende opdrachtenwisselingen, zijn de huidige jaarvorderingsplannen onvoldoende informatief. De vestigingsplaatsoverschrijdende vakgroepwerking is positief maar mist diepgang. Er is geen aanzet tot gestructureerd en geïnventariseerd overleg over bv. leerplanstudies en -realisaties, verticale en horizontale (vakoverschrijdende) samenhang, de informatiewaarde van de jaar(vordering)plannen, leerlijnen voor actualiteitsinbreng en zelfstandig werk van de leerlingen, alternatieve evaluatievormen, de omgang met taal(fouten), de evaluatie van vaardigheden en attitudes. De meeste lessen kunnen plaatsvinden in goed ingerichte vaklokalen, voorzien van hedendaags meubilair en materieel en de nodige leermiddelen (o.m. overhead- of dataprojector met scherm, voldoende gebruiksklare pc’s met een internetaansluiting). Het lesbord wordt doorgaans benut voor de overzichtelijke voorstelling van de leerstof en een correcte schrijfwijze van de vakterminologie. Alle vestigingsplaatsen beschikken over een modern en goed ingericht vaklokaal voor de lessen kantoortechnieken. De leermiddelen zijn over het algemeen afgestemd op de leerplaninhouden. De leerlingen hebben een leerboek en/of een werkboek, aangevuld met persoonlijke notities. Soms worden ook eigen cursussen en/of werkblaadjes gebruikt. Bij de opstelling ervan is er niet altijd voldoende aandacht voor de gepaste leerinhouden, een overzichtelijke structuur en het juiste taalgebruik. De initiatieven om aanvullend gepaste actuele socio-economische artikels en documentatie aan te bieden zijn nog schaars. Aan het leerplan gekoppelde uitstappen en projecten, die tijdens de lessen degelijk worden voorbereid, begeleid en geëvalueerd betekenen een meerwaarde voor een realiteitsgerichte benadering van het curriculum. Ook om die redenen is stabiliteit in de opdrachtenverdeling een niet te onderschatten randvoorwaarde voor de opbouw van de professionaliteit van de leraren. Leerlingenbegeleiding De zorgbreedte van de leraren manifesteert zich via de tijd die ze bereid zijn te besteden aan extra activiteiten en aan bijwerk- en inhaallessen. Met het oog op de proefwerken wordt de leerstof veelvuldig en vaak (te) vroegtijdig herhaald. Een systematische correctie en nabespreking van toetsen en proefwerken zijn dan weer veeleer uitzonderlijk. In de bijgewoonde lessen werd het leerproces in belangrijke mate gestuurd door de leraar maar alle leerlingen worden bij het lesgebeuren betrokken. De relatie tussen leraren en leerlingen is stimulerend en bemoedigend. Het leergesprek is de meest gebruikte werkvorm, maar de doorgaans kleine lesgroepen en het positieve leerklimaat worden ook regelmatig aangewend om meer actieve werkvormen te gebruiken en/of de zelfwerkzaamheid van de leerlingen te stimuleren. Ook computerondersteunend onderwijs en de integratie van ICT vinden ingang. In de meeste vestigingsplaatsen is het blijvend motiveren van de leerlingen om ordelijk te werken en een positieve studiehouding aan te kweken een permanente opdracht. Uit de lespraktijk van Genk blijkt echter dat de aanpak via o.a. extra opdrachten en projecten goede pogingen zijn om de motivatie aan te scherpen. Het actualiseringsprincipe - de economische theorie toetsen aan de socio-economische realiteit - wordt op een bescheiden wijze gestimuleerd door de verwijzing in de lessen naar het socio-economische gebeuren. Behalve in Genk, wordt de zelfwerkzaamheid van de leerlingen nog onvoldoende gestimuleerd bv. via het aanleggen van persoonlijke documentatiemappen en/of het opzoeken van leerstofgerelateerde artikels of actueel materiaal en de bespreking hiervan in de klas. De inpassing van extraactiviteiten zoals bedrijfsbezoeken, didactische uitstappen en projecten is positief maar wordt in Melle en Antwerpen nog te weinig expliciet gekoppeld aan leerplandoelstellingen. In de gecontroleerde leerlingenagenda’s zijn de lesinhouden voor de handelsvakken meestal ingeschreven. De vage aantekeningen vormen echter niet zelden een hinderpaal bij de beoordeling van de Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 23
realisatie van het leerplan. De lesomschrijvingen zijn vaak onduidelijk of te beknopt ter staving van de aangeboden leerstof voor de realisatie van de leerplandoelstellingen. Aantekeningen zoals bijvoorbeeld ‘project’, ‘de telefoon’, ‘het internet’, ‘oefeningen op pagina …’ zijn vaag en niet valabel ter staving van de leerplanvoortgang en -realisatie. Nochtans komen ze herhaaldelijk voor. Ook hier is de realisering van de algemene doelstelling van het handelsonderwijs nl. aandacht bijbrengen voor orde, nauwkeurigheid en correct taalgebruik een reële uitdaging. De nonchalance van de leerlingen op dat vlak wordt niet altijd voldoende bijgestuurd. Leerlingenevaluatie Er wordt veel tijd besteed aan toetsen. Volgens de agenda’s duren de overhoringen vaak een volledig lesuur. Sporen van verbetering en (klassikale) nabespreking werden weinig gevonden. De vraagstelling bij toetsen en proefwerken bestrijkt de leerstof die werd aangeboden maar de vragen zijn echter niet altijd eenduidig te begrijpen. Hoewel de vastgestelde evolutie in de kwaliteit van de proefwerkvragen voor dit schooljaar positief is, blijft het overgrote deel van de vragen nog reproductief van aard. De meeste vragen worden letterlijk overgenomen uit de toetsen of uit de herhalingsvragen van het leerboek en/of mogelijke vragen worden soms vooraf doorgegeven. Dat maakt de evaluatie natuurlijk wel transparant, maar het komt het werken aan inzichtelijk leren niet ten goede. Bovendien wordt bij de beoordeling van de antwoorden niet altijd voldoende belang gehecht aan een (taalkundig) correcte verwoording, waardoor de validiteit van de resultaten bedenkelijk is. Vooral de vakken verkoop en kantoortechnieken worden kennisgericht en reproductief bevraagd. Ook vaardigheden en attitudes worden doorgaans louter cognitief bevraagd en beoordeeld. De evaluatie voor deze deelvakken is hierdoor onvoldoende afgestemd op de leerplandoelstellingen. De nog veeleer schuchtere inpassing van teksten, artikels of actualiteit in de vragen voor handelseconomie van dit schooljaar is positief. Beleidsmatig wordt vooropgesteld dat voor parallelle klassen over de verschillende vestigingsplaatsen gezamenlijke examens moeten worden opgesteld. Voor de vakgroepen handel resulteert dit in het louter aanduiden van de maker van proefwerkvragen per leervak. Voor de overige vestigingsplaatsen wordt hierdoor soms het ‘test as you teach’ principe sterk aangetast in die zin dat de leerlingen voor verrassingen komen te staan en zelfs geconfronteerd worden met vragen over leerstof die ze anders, te weinig of zelfs niet aangeboden kregen. Voor de evaluatie en de validatie van vaardigheden en attitudes bestaan er geen richtlijnen of afspraken binnen de vakgroep. In het beste geval, maar ook enigszins ten onrechte wordt dit in sommige vestigingsplaatsen herleid of geïntegreerd in de evaluatie van de VOET. Hierover en ook over de mogelijkheden voor permanente evaluatie voor bepaalde praktijkgerichte vakken of vakonderdelen heeft de vakgroep nog onvoldoende nagedacht. Voorbeelden van goede praktijk •
De zorg om de leerlingen en het doorgaans leerlingvriendelijke klassenklimaat.
•
Het engagement en de inzet van de meeste leraren voor het realiseren van de leerplandoelstellingen.
•
De leerplanrealisatie en de inbedding van extra opdrachten, activiteiten en projecten op de vestigingsplaats Genk.
•
De inrichting van de kantoorklassen.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 24
Werkpunten •
Alle leerplandoelstellingen voor toegepaste economie realiseren op de vestigingsplaats Antwerpen.
•
Formeel en diepgaand studierichtingsoverleg activeren.
•
De inhoudelijke invulling van de evaluatie onder de loep nemen en beter afstemmen op de algemene en de specifieke leerplandoelstellingen, onder andere onderzoeken hoe vaardigheden en attitudes bij de leerlingen procesgericht kunnen worden geëvalueerd.
•
De zelfwerkzaamheid van de leerlingen stimuleren, onder andere met extra opdrachten, het zelf laten opzoeken van leerstofgerelateerde artikels en/of het aanleggen van persoonlijke documentatiemappen.
3.1.4 Lichamelijke opvoeding In de eerste graad worden de meeste eindtermen en leerplandoelstellingen in voldoende mate gerealiseerd. In de tweede graad worden de eindtermen en leerplandoelstellingen in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie In de eerste graad geldt voor de vier vestigingsplaatsen dat de leerplandoelstellingen en eindtermen zwemmen (25 en 26) tot nu toe niet in voldoende mate gerealiseerd werden. Vanaf dit schooljaar worden in Antwerpen en Melle occasionele zwembeurten georganiseerd. In Anderlecht is een oplossing in de maak en ook in Genk levert men inspanningen op het niveau van overleg en praktische organisatie. Er bestaan voldoende waarborgen dat hier verder werk van wordt gemaakt. Tijdens toekomstige schoolbezoeken (erkenning, opvolging) zal wel moeten aangetoond worden dat het bewegingsgebied zwemmen structureel in het bewegingscurriculum werd ingebouwd, zodat de realisatie van de daaraan verbonden leerplandoelstellingen en eindtermen kan worden gecontroleerd. Zowel in de eerste als in de tweede graad werd vastgesteld dat het evenwichtig aan bod laten komen van de verschillende bewegingsgebieden beter moet bewaakt worden. Dit geldt o.m. voor: -
9 contact- en verdedigingssporten (Antwerpen, Anderlecht, jongensgroepen in Genk, te kleine pakketten in Melle); gymnastiek 10(in orde in Melle en Genk, maar wegens infrastructurele omstandigheden erg beperkt in Antwerpen en Anderlecht); ritmische en expressieve bewegingsvormen11 (dit tekort situeert zich voornamelijk bij de jongensgroepen in Antwerpen en Anderlecht) overaanbod voetbal voor de jongensgroepen in Melle, Antwerpen en Anderlecht; de sterke gendergebonden inkleuring van het curriculum.
Tijdens de doorlichtingsweek werd op basis van klassenbezoeken, gesprekken met de leraren en controle van agenda’s van het lopende schooljaar vastgesteld dat een verbetertraject aan de gang is. Dit blijkt o.m. uit de gevolgde nascholingen, initiatieven om bijkomend materiaal te lenen bij BLOSO, concrete bijsturingen in de planningsdocumenten en effectieve inhaalbewegingen op het niveau van het kernproces. 9
leerplandoelstellingen m.b.t. de ET 23 in I, ET 12 en 13 in II
10 11
leerplandoelstellingen m.b.t. de ET 7 t.e.m. 13 in I, ET 9 t.e.m. 11 in II leerplandoelstellingen m.b.t. de ET 17 en 18 in I, ET 16 in II
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 25
Algemeen kan worden gesteld dat dankzij een verantwoorde methodische opbouw en een deskundige pedagogische aanpak de leerlingen een behoorlijk prestatieniveau bereiken. Dit geldt zowel voor de bewegingsgebonden doelen als voor de persoonsgebonden doelen (bijv. zelfstandig oefenen, fair play, leiding nemen en/of aanvaarden, enz.). Men tracht de leerlingen ook op te voeden tot een fitte en ge12 zonde levensstijl , wat o.m. blijkt uit het aanbieden van attractief, eigentijds bewegingsonderwijs (hip-hop, faustbal, ropeskipping), het extracurriculair bewegingsaanbod en het systematisch benadrukken van het belang van beweging voor gezondheid en welzijn. Door sommige maatregelen voor de meisjesgroepen die verwijzen naar voorwaarden vanuit de specifieke context worden de meisjes niet optimaal voorbereid op de bewegingscontext waarin zij later zullen terechtkomen. Dat sluit niet aan bij de doelstelling ‘leerlingen opvoeden tot een fitte en gezonde levensstijl’ en evenmin bij de schoolvisie, waarin expliciet wordt gesteld dat het Lucerna College voor al zijn leerlingen belang hecht aan de verwerving en beleving van democratische waarden en normen die de basis van de westerse multiculturele samenleving vormen. Er zijn verschillende vaststellingen die een ondersteunend effect hebben op de leerplanrealisatie. De leraren zijn deskundig en nemen hun taken op een ernstige manier ter harte. Het vestigingsplaatsoverschrijdend overleg wordt goed aangestuurd en resulteerde o.m. in een grondige leerplanstudie, koppeling van het bewegingsonderwijs aan de vakoverschrijdende eindtermen, criteria voor de attitudebeoordeling per graad en gelijkvormige planningsdocumenten. Nascholingskansen worden gretig benut en gevolgde nascholingen worden ook geïmplementeerd. Er zijn ook elementen die de leerplanrealisatie afremmen. In de eerste plaats kampen de verschillende vestigingsplaatsen met een infrastructureel probleem. In Melle is de situatie aanvaardbaar, maar in de andere vestigingsplaatsen gebruikt men externe infrastructuur (met vooral in Genk ernstig tijdverlies voor verplaatsingen), openbare pleintjes (met soms storende toeschouwers of supporters) of ruimtes die niet echt geschikt zijn voor sportbeoefening (overdekte inkomgang in Anderlecht). Per vestigingsplaats zoeken de leraren samen met de schoolleiding naar oplossingen om infrastructurele en materiële voorwaarden in te vullen en/of verder te optimaliseren. Het is positief dat in de planningsdocumenten ook de leervorderingen (vorderingsplan) worden aangeduid, maar bij lesuitval of -verplaatsing, worden nog onvoldoende compenserende maatregelen getroffen. Op het vlak van personeelsbeleid worden verdienstelijke inspanningen geleverd om over bekwaam en betrokken personeel te beschikken, wat echter niet belet dat de voorbije drie jaar zich verschillende personeelswissels voordeden. Ook de versnippering in opdrachten en tewerkstelling in verscheidene vestigingsplaatsen is niet bevorderlijk voor het rendement. Leerlingenbegeleiding Er is een goed contact tussen leraren en leerlingen. De leraren hebben concrete verwachtingen voor wat betreft zelfdiscipline, sociale vaardigheden, correcte omgangsvormen, enz. Bij overtredingen wordt er consequent ingegrepen en tijdens de doorlichtingsweek verliepen de lessen in een sportief en gemotiveerd klimaat. De lessen worden georganiseerd in geslachtsgescheiden groepen, maar het is positief dat occasioneel wel initiatieven worden genomen voor gemengde groepen (uitstappen, projecten, sommige sportinitiaties). Tijdens de lessen worden zowel sportieve als motorisch minder begaafde leerlingen uitgedaagd en verder worden op de verschillende vestigingsplaatsen inspanningen geleverd om sport en beweging ook te integreren in de globale schoolcultuur (o.a. SVS-activiteiten, sportdagen, gezondheids- en verkeersprojecten). De vakgroep gaat ervan uit dat haar aanpak ook aansluit bij het taalbeleid van het Lucerna College, maar van een systematische aanpak is weinig te merken. De leerlingen krijgen weinig spreekkansen tijdens de lessen, de leraren investeren niet in het expliciet en planmatig aanbrengen van de vakterminologie en het invullen van de agenda’s wordt niet opgevat als taalondersteunende activiteit. Hier en 12
leerplandoelstellingen m.b.t. de ET 27 t.e.m. 30 in I, ET 17 t.e.m. 23 in II
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 26
daar werden wel verdienstelijke aanzetten genoteerd (bijvoorbeeld sportquiz, schriftelijke testjes in Genk voor de meisjesgroepen). Leerlingenevaluatie De vakgroep evalueert de leerinhouden op het einde van een lesperiode. Deze werkwijze ondersteunt het leerproces. De evaluatiecriteria hebben zowel betrekking op bewegings- als op de persoonsgebonden doelen. De evaluatiecriteria voor attitudes werden afgebakend per graad, maar niet gekoppeld aan periodes of bewegingsgebieden. De rapportering bestaat uit één cijfer waarin zowel persoonsgebonden als bewegingsgebonden doelen vervat zitten. De kansen om de rapportcijfers toe te lichten worden schaars en enkel voor negatieve gevallen benut. Positief is dat de leerlingen in een aantal gevallen betrokken worden bij de evaluatie. Voorbeelden van goede praktijk •
De kwaliteit en effecten van de vestigingsoverschrijdende vakgroepwerking.
•
De koppeling van de bewegingsopvoeding aan de vakoverschrijdende eindtermen.
•
Initiatieven om via de bewegingsopvoeding de maatschappelijke integratie te bevorderen (verkeersopvoeding, fietsvaardigheden).
•
Het volgen en implementeren van nascholingen, gekoppeld aan specifieke noden van de vakgroep.
•
Het gebruik van een gezamenlijk planningsdocument.
Werkpunten •
De leerplangerichtheid en -realisatie optimaliseren. -
•
De leerlingenbegeleiding versterken. -
•
In de eerste graad op alle vestigingsplaatsen verder investeren in een volwaardige realisatie van de leerplandoelstellingen en de eindtermen zwemmen voor alle leerlingen. In de beide graden erover waken dat de verschillende bewegingsgebieden met voldoende continuïteit en diepgang worden aangeboden. De infrastructurele voorwaarden optimaliseren.
De bewegingsopvoeding en het taalbeleid op schoolniveau beter op elkaar afstemmen.
De leerlingenevaluatie verbeteren. -
De informatieve en communicatieve waarde van de rapportcijfers optimaliseren.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 27
3.1.5 Nederlands De eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak Nederlands worden niet in voldoende mate gerealiseerd in de eerste graad A-stroom op de vestigingsplaatsen Anderlecht, Antwerpen en Melle. De eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak Nederlands worden niet in voldoende mate gerealiseerd in de studierichting Wetenschappen in de tweede graad ASO op de vestigingsplaats Antwerpen en in de studierichting Handel in de tweede graad TSO op de vestigingsplaatsen Antwerpen en Melle. De eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak Nederlands worden in de eerste graad Astroom, in de studierichting Wetenschappen in de tweede graad ASO en in de studierichting Handel in de tweede graad TSO op de vestigingsplaats Genk in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie Het niveau van taalvaardigheid van de meeste leerlingen bij de start van het secundair onderwijs wijkt zo sterk af van de beginsituatie die de eindtermen en leerplannen vooropstellen, dat de leraren voor een moeilijk haalbare opdracht staan. Het beleid en de vakgroep blijven er echter van overtuigd dat ze op termijn mits een gedreven engagement, hun sterk probleemoplossend vermogen, de nodige reflectie en bijsturing de situatie alsnog kunnen keren. Deze leerlingen, die het Nederlands als tweede of zelfs als derde taal (vooral op de vestigingsplaats Anderlecht) gebruiken, beschikken over een dermate kleine receptieve basiswoordenschat dat ze teksten moeilijk kunnen begrijpen en slagen er minder in nieuwe woorden af te leiden uit de context. Het beperkte woordenschatbereik zorgt ervoor dat nieuwe woorden slechts moeizaam worden verworven, omdat ze niet kunnen gekoppeld worden aan bestaande. Dat vormt een belangrijke oorzaak voor de uitval bij begrijpend lezen. Ook voor luistervaardigheid knelt daar het schoentje. Voor sommige luisteroefeningen, die dankzij het gebruikte leerboek op het correcte niveau worden aangeboden, slagen de meeste leerlingen in II, 2 niet. Bij productieve vaardigheden - spreken en vooral schrijven - wordt het probleem nog prangender. Slechts enkele leerlingen per leerjaar bereiken een voldoende cognitieve abstracte taalvaardigheid (C.A.T) die de schooltaalvaardigheid veronderstelt. De meesten moeten zich redden met een gebrekkige dagelijkse algemene taalvaardigheid (D.A.T.) die men op het niveau van het basisonderwijs als verworven veronderstelt. Tot in II, 2 blijft de schrijftaal van de meerderheid van de leerlingen hangen op het niveau van de manke D.A.T. Hun schrijftaal bestaat dan ook in hoofdzaak uit eenvoudige zin13 nen voor de helft ingevuld met loperwerkwoorden . Tussenwoorden en bezittelijke voornaamwoor14 den krijgen een fonetisch weergave . Verkeerd begrip van eenvoudige veel voorkomende zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en voorzetsels en verkeerde analogietoepassingen bij vervoeging van eenvoudige werkwoorden zijn illustratief voor de ondermaatse taalvaardigheid. Voorts zorgt de eigenheid van de Turkse taal bij heel wat leerlingen blijkbaar telkens voor dezelfde problemen: ontbrekende lidwoorden, verkeerd genus, verkeerd gebruik van enkelvoud en meervoud (geen concordantie van onderwerp en werkwoord), verkeerde voorzetsels bij het werkwoord. Afhankelijk van de vestigingsplaats dringen zich nuanceringen op: de taalcontext van de leerlingen op de vestigingsplaats Genk is gunstiger dan die van de leerlingen op de hoofdvestigingsplaats, zodat de meeste leerlingen daar blijk geven van meer morfologische en syntactische kennis en er een aanzienlijk verschil in beheersingsniveau is. De taalbeschouwing (woordenschat en spraakkunst) wordt systematisch geïntegreerd in de taalvaardigheden. Een gezamenlijke verbetering van geschreven teksten zorgt voor de nodige reflectie. Die mondelinge feedback wordt evenwel niet verankerd in het curriculum en behoort niet tot de verplichte 13 14
werkwoorden met een weinigzeggende, zeer algemene betekenis hebben zoals zijn, hebben, worden, gaan en doen ‘es’, ‘jou’, ‘u’, ‘mij’ i.p.v. ‘eens’, ‘jouw’, ‘uw’, ‘mijn’
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 28
leerinhoud. Een efficiënte taalsystematiek ontbreekt. De leraren maken over de verschillende leerjaren heen nog geen lijsten op van de steeds terugkomende fouten. Een inventarisatie daarvan ontbreekt, zodat niet wordt gezorgd voor een opbouwende leerlijn voor Turkse anderstaligen. Dat vele leerlingen het niet gewend zijn om voor het vak hard te studeren en hun engagement niet altijd evenredig is met dat van de vakgroep, blijkt uit de bevraging van de schooltaalwoorden - een klein reproductiestukje op de proeftoets -, die bijna alle leerlingen oningevuld laten. Gezien de geschetste context ontbreekt hier ook zeker de systematische uitbreiding van het beperkte aanwezige woordnetwerk. Woorden moeten thematisch worden aangeboden met voldoende aandacht voor selectie op grond van woordfrequentie, belevingswereld en nut. De zo arme en oppervlakkige woordkennis moet naar de diepte worden uitgewerkt en geleidelijk van receptief naar productief worden omgezet. Een bijkomend probleem is dat de meerderheid van de leerlingen ook niet echt meer de Turkse taal op een behoorlijk niveau beheerst. Ze bevinden zich dus eigenlijk in een soort taalvacuüm met povere begrippenkaders. Ook de transfer van strategieën en vaardigheden van de ene naar de andere taal, die volgens onderzoekingen van taalspecialisten15 normaliter nog redelijk vlot verloopt, kan hier dus maar beperkt gebeuren. Noch het schoolbeleid noch de vakgroep ontzien zich nochtans moeite of inspanning om de taalvaardigheid op te drijven. Het beleid vult het vak complementair aan met drie uren in het ASO en één extra lestijd in het TSO. Dagelijks last men voor alle leerlingen het ‘leeskwartier’ in. Aangeklede vaklokalen staan ter beschikking met een participatieve opstelling van de tafels, een beamer en computer met internetverbinding en woordenboeken. De lokalen zijn voorbeeldig talig aangekleed met de OVURprocedure, de schema’s voor vervoeging en de affichering van schooltaalwoorden. De schoolleiding beseft de moeilijke context van taalverwerving voor een eentalige groep allochtonen. De verleiding is immers voor de leerlingen groot - zeker buiten de lessen - om onderling gesprekken in de moedertaal te voeren. Om het monopolie van de Turkse voertaal te doorbreken, levert men inspanningen om volgend schooljaar anderstalige allochtonen aan te trekken. Zo hoopt men de druk op te voeren om het Nederlands als voertaal te gebruiken. Het probleemoplossend en energiek vermogen van de leiding maakt indruk. De vakgroep bestaat uit een groep jonge en geëngageerde leraren die in het project geloven. Ze komen per vestigingsplaats in het eerste trimester wekelijks bijeen. Achtmaal per jaar komen de vakverantwoordelijken van de vier vestigingsplaatsen samen om de gezamenlijke strategie uit te tekenen. De visietekst, de planningsdocumenten en de agenda’s zijn eindtermgericht ingevuld. Het taalonderwijs is vaardigheidsgericht. Er is een variatie van tekstsoorten met verschillende taalregisters. Kernwoorden, signaalwoorden, spinschema’s en alineaverbanden verzorgen het structurerend niveau. De taken en oefeningen zijn levensecht. Het complementair gedeelte wordt in de tweede graad o.a. met knappe vakoverschrijdende projecten aangevuld, met aandacht voor leerstrategieën onderbouwd met stappenplannen, procesevaluatie, beoordeling van attitude (SAM-schaal), ICT-integratie en groepstaken. Verscheidene initiatieven en activiteiten vullen de lessen aan: de gedichtendag, deelname aan wedstrijden, de schoolkrant, een taalbad in de vakantie voor extra taalzwakke leerlingen en het aansluiten bij integratiebevorderende culturele initiatieven van externen (Antwerpen). De - weliswaar vruchteloze - inspanningen van de vakgroep Antwerpen om ook de ouders actief bij het Nederlands taalonderwijs te betrekken, verdienen zeker een pluim. Tenslotte volgden de leraren nascholing over Nederlands als tweede taal en als instructietaal en over het motiveren van leerlingen. Systematisch bouwt de vakverantwoordelijke samen met het schoolbeleid netwerken uit met leraren uit andere scholen die met gelijkaardige situaties geconfronteerd worden om de knowhow op te drijven. Ook het taalbeleid, dat kernachtig wordt samengevat in het Charter van de leraar, zou in alle vakken de taalverwerving moeten ondersteunen door leerlingen te laten antwoorden in volzinnen, het oefenen 15
Tekstbegrip van Turkse en Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs, Hacquebord, H., Dordrecht: Foris, 1989.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 29
in woordstrategieën, het inventariseren van vakspecifieke termen en schooltaalwoorden en het gebruik van woordenboeken. Indien dit ook effectief in alle vakken zou gebeuren, zet men zeker een stap in de goede richting. Vanuit het vak worden in elk geval lees- en schrijfstrategieën met het oog op transfer bijgebracht, zodat ondersteunend wordt gewerkt ten aanzien van de zaakvakken. Leerlingenbegeleiding De betrokkenheid en werkkracht van de leraren is een voorbeeld van goede praktijk. Hun engagement voor het project van de school is groot. Ze zijn ervan overtuigd dat ze aan een specifieke doelgroep allochtone jongeren integratiekansen bieden die ze elders niet krijgen. Het consequent doorgevoerde vaardigheidsgerichte onderwijs biedt een hoog gehalte aan activerende werkvormen die leerlingen motiveren. Leerprocessen kan men nog beter ondersteunen, indien men de reflectie bij spreek- en schrijfvaardigheid in het curriculum integreert en als verplicht studiemateriaal met voldoende gewicht evalueert. Leerlingenevaluatie Het leerboek zorgt ervoor dat een constructiegerichte evaluatie met voldoende toepassingsvaardigheden op het correcte niveau gebeurt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het aantal niet-geslaagden voor Nederlands vrij hoog oploopt. Voor de evaluatie van schrijfvaardigheid gebruikt men checklists met criteria. Toch valt op dat men hierbij vrij mild oordeelt en zich aanpast aan het gemiddelde niveau van de groep. De evaluatie van de mondelinge taalvaardigheid gebeurt permanent of veeleer gespreid over de lessen. Zelfevaluatie en ‘peer evaluation’, waarbij de leerlingen hun eigen communicatief taalgedrag en dat van hun medeleerlingen kunnen beoordelen, zijn gangbaar. Dit begeleid gebruik van zelfevaluatie op basis van de concrete eenvoudige checklists die leerlingen zelf invullen, verhoogt het zelfstandig functioneren van de leerlingen en zorgt voor reflectie. Voorbeelden van goede praktijk •
Het engagement en de inzet van leraren en schoolbeleid.
•
Het vaardigheidsgericht onderwijs.
•
De variatie van tekstsoorten en de aandacht voor het structurerend niveau.
•
Het vasthouden aan het correcte evaluatieniveau.
•
De vakoverschrijdende projectmatige invulling van de complementaire uren.
•
De talrijke extramurale initiatieven en de participatie aan de externe integratiebevorderende culturele activiteiten.
•
De inventiviteit en het probleemoplossend vermogen waarmee men probeert de moeilijke context te counteren.
Werkpunten •
Alle eindtermen en leerplandoelstellingen op de vestigingsplaatsen Anderlecht, Antwerpen en Melle realiseren.
•
Blijven zoeken naar oplossingen om nog efficiënter het hoofd te bieden aan de problematische beginsituatie.
•
De aandacht voor taalsystematiek met hoogdringendheid introduceren en verplicht studiemateriaal op dit domein ontwikkelen.
•
Het woordenschatbereik opdrijven en semantische velden uitbreiden.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 30
3.1.6 Technologische opvoeding De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in de eerste graad A-stroom op de vestigingsplaats Melle in voldoende mate gerealiseerd. De eindtermen en leerplandoelstellingen worden in de eerste graad A-stroom op de vestigingsplaatsen Anderlecht, Antwerpen en Genk niet in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie Op de vestigingsplaats Melle worden de meeste leerplandoelstellingen in voldoende mate gerealiseerd en krijgen de practica de nodige aandacht, hoewel de kwaliteit en de projectmatige aanpak nog voor verbetering vatbaar zijn. Uit gesprekken en bezoeken aan het vaklokaal technologische opvoeding blijkt dat de algemene doelstellingen van het leerplan m.b.t. technisch handelen, planmatig uitvoeren, verwerven van elementaire vaardigheden en de eindtermen binnen sommige contextgebieden reeds in voldoende mate gerealiseerd worden, maar dat is zeker nog niet algemeen. Op de vestigingsplaats Genk werden en worden niet alleen onvoldoende practica aangeboden, maar de kwaliteit voldoet bovendien niet. Er wordt ondeskundig gewerkt zonder voldoende voorbereiding en inzicht bij de leerlingen. Voor de voorgeschreven contexten is er nog geen projectmatige aanpak volgens het technologisch proces. De meeste lessen vonden en vinden plaats in een gewoon klaslokaal. De leerlingengroep is te groot voor de beperkte werkplaatsruimte, die bovendien moeilijk kan gebruikt worden als echt vaklokaal (computers, de nodige ruimte en voldoende tafels en stoelen ontbreken). De leerplandoelstellingen en eindtermen m.b.t. planmatig werken en technische basisvaardigheden beheersen worden momenteel nog in onvoldoende mate gerealiseerd. Op de vestigingsplaats Antwerpen werden slechts twee practica gerealiseerd in het eerste leerjaar en geen enkele in het tweede leerjaar. Sinds dit schooljaar is er een meer leerplangerichte benadering, maar het projectmatige werken is nog steeds onvoldoende geïntegreerd. De leerplandoelstellingen en eindtermen m.b.t. planmatig werken en technische basisvaardigheden beheersen worden hierdoor in onvoldoende mate gerealiseerd. ICT kreeg vorige schooljaren onvoldoende aandacht en werd niet geïntegreerd in uitgewerkte projecten. Op de vestigingsplaats Anderlecht werden vorig schooljaar weinig lessen technologische opvoeding georganiseerd. Om voor de leerlingen van het tweede leerjaar een inhaalbeweging te realiseren, organiseert de schoolleiding dit schooljaar een extra lestijd technologische opvoeding waarin meer aandacht uitgaat naar practica. De uitgewerkte opdrachten zijn echter slordig en niet vakdeskundig afgewerkt. Bij het voorbereiden was er weinig oog voor modern design. In het eerste leerjaar wordt nog erg klassikaal en met onvoldoende inzicht gewerkt. Gesprekken, toetsen en schriftelijke commentaren van leerlingen duiden op een gebrek aan interesse, inzet en inzicht. Daardoor kunnen de eindtermen en leerplandoelstellingen hier in onvoldoende mate worden gerealiseerd. Dat wordt ook bevestigd door de resultaten van drie toetsen over informatietechnologie, waarop geen enkele leerling de helft van het aantal punten behaalt. Voor communicatie (elementair computergebruik) is het ICT-aanbod in Melle, Genk en Anderlecht gestructureerd. In Antwerpen kreeg dit weinig aandacht en in alle vestigingsplaatsen is er geen of onvoldoende integratie binnen goed uitgewerkte projecten. Er zijn voldoende ICT-voorzieningen in de computerlokalen, maar de bijgewoonde ICT-lessen verlopen meestal erg gestuurd en er is nog geen geïntegreerde aanpak binnen de verschillende contexten. Alle leerlingen dienen dezelfde handelingen klassikaal uit te voeren, hoewel men wel beschikt over voldoende computers en mogelijkheden tot differentiatie. De computerlokalen zijn goed uitgerust (voldoende computers in netwerk en met internetaansluiting, lerarencomputer met beamer, printer). Qua leermiddelen zijn de vaklokalen voldoende uitgerust en de infrastructuur is volledig, op de didactische panelen in sommige vestigingsplaatsen na, waarvoor er echter wel een alternatief is, dat momenteel nog niet overal gebruikt wordt wegens de moeilijkheidsgraad. Men gebruikt daarnaast ook de simulatiemogelijkheden van de didactische panelen op de computer. In Anderlecht beschikt men weliswaar over didactische panelen, maar door de ontbrekende bescherming en het ondeskundige gebruik zijn er meer defect dan operationeel. Verscheidene leermiddelen zijn echter nog maar pas geleverd en/of nog niet gebruikt (kookhoeken, tangen, werkgereedschappen, enz.).
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 31
Leerlingenbegeleiding Het cursusmateriaal is representatief voor het leerplan, maar de leerboeken worden als overladen en te theoretisch ervaren. De leraren hebben zelf aanvullende werkopdrachten uitgewerkt. De leerlingenbegeleiding is nog niet steeds voldoende afgestemd op de leerplandoelstellingen, waardoor men nog onvoldoende erin slaagt ze op een boeiende en gemotiveerde wijze te behandelen. In de bijgewoonde lessen waren de motivatie en het lesrendement voldoende, de lessen in het computerlokaal hadden een lager rendement door het te sturend en gelijktijdig werken. In Genk verdient de leerlingenbegeleiding meer aandacht m.b.t. planning, practica en werkmethode. De klassengroepen zijn soms te groot om in de kleine werkplaats kwaliteitsvolle opdrachten uit te werken. In Melle en Antwerpen is de interactie tussen leraar en leerlingen goed. Er waren de laatste schooljaren verscheidene attributiewissels, waardoor de continuïteit niet steeds optimaal was. Het taalgebruik van sommige leraren en de meeste leerlingen verdient meer aandacht. Leerlingenevaluatie De theoretisch georiënteerde leerplandoelstellingen worden voldoende als uitgangspunt genomen bij de evaluatie. De vragen zijn nauwkeurig geformuleerd en de antwoorden worden correct geëvalueerd. Weetvragen overwegen echter nog sterk op inzicht- en toepassingsvragen en de meeste punten staan nog steeds op toetsen en taken. De evaluatie is hierdoor nog te sterk gebaseerd op theoretische kennis en reproductie. De globale resultaten (op basis van de huidige evaluatie) voldoen en tekorten zijn uitzonderlijk. De rapporten zijn niet steeds transparant, commentaar ontbreekt meestal (zelfs bij tekorten) en remediëring ontbreekt volledig. In Genk en Antwerpen is de evaluatie te veel gebaseerd op theorie en het aandeel van de practica is minimaal. Hierdoor is de evaluatie onvoldoende representatief voor de leerplandoelstellingen. In Anderlecht is de evaluatie onvoldoende voorbereid en/of niet afgestemd op de mogelijkheden van de leerlingen: toetsen waarvoor geen enkele leerling de helft van het aantal punten behaalt, dragen niet bij tot motivatie en inzichtverwerving. In sommige vestigingsplaatsen voldoet de frequentie van de evaluatie niet. Zo werd vastgesteld dat vorig schooljaar in Melle amper voor de helft van het aantal rapporten een cijfer werd gegeven voor technologische opvoeding (geen punten op dw1, dw2, dw4, paas- en eindexamen, in sommige klassen bovendien ook niet voor dw6 en dw7). De door de ICT-coördinator uitgewerkte evaluatiedocumenten met aandacht voor kennis, vaardigheden en attitudes zijn een goede aanzet tot een kwaliteitsvolle evaluatiestrategie, maar het gebruik is nog niet veralgemeend en geëvalueerd m.b.t. haalbaarheid en praktische bruikbaarheid. Voorbeelden van goede praktijk •
De leerplangerichtheid voor de theoretische leerinhouden.
•
De respectvolle omgang met de leerlingen.
•
De uitgewerkte evaluatiedocumenten.
Werkpunten •
De eindtermen en leerplandoelstellingen m.b.t. planmatig werken en beheersen van technische basisvaardigheden binnen de verschillende contexten in voldoende mate realiseren in alle vestigingsplaatsen.
•
Projectmatig werk met integratie van ICT en met oog voor modern design invoeren.
•
De infrastructuur en leermiddelen optimaal gebruiken.
•
Door leerplanstudie en/of nascholing meer vakdeskundigheid verwerven m.b.t. het integreren van ICT, projecten, doe-activiteiten en practica.
•
De evaluatie beter op de leerplandoelstellingen afstemmen.
•
De kwaliteit van de practica nog beter verzorgen.
•
Correct Nederlands als onderwijstaal gebruiken en voldoende aandacht hebben voor het mondelinge en schriftelijke taalgebruik van de leerlingen.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 32
3.1.7 Wiskunde De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd in de eerste graad A-stroom op de vier vestigingsplaatsen. De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de studierichting Wetenschappen in de tweede graad ASO op de vestigingsplaatsen Antwerpen en Genk en in de studierichting Handel in de tweede graad TSO op de vestigingsplaatsen Antwerpen, Genk en Melle. Over de realisatie van de eindtermen en leerplandoelstellingen in het eerste leerjaar van de tweede graad in de studierichting Wetenschappen op de vestigingsplaatsen Melle en Anderlecht en in het eerste leerjaar van de tweede graad van de ASO-studierichting Humane wetenschappen op de vestigingsplaatsen Antwerpen, Genk en Melle wordt nog geen advies uitgebracht, omdat deze studierichtingen nog in opbouw zijn en over de realisatie van een graadleerplan nog geen uitspraak kan worden gedaan. Leerplanrealisatie Voor de realisatie van de basisvorming in de eerste graad volgt de school het goedgekeurde leerplan (20006/005) van het Gemeenschapsonderwijs. Uit de leerlingenevaluaties (zie verder), de toetsing, de examens (zie verder) en de lesbezoeken blijkt duidelijk dat de grote meerderheid van de leerlingen in de eerste graad de eindtermen voor wiskunde niet realiseert. Deze vaststelling leidt tot een gunstig advies beperkt in de tijd. De gebrekkige of onvoldoende schooltaalbeheersing, gecombineerd met het moeilijke jargon eigen aan het vakgebied, zorgt voor (voorlopig) onoverkomelijke hindernissen, niettegenstaande de goedbedoelde en geëngageerde aanpak. De vertaling van de leerplandoelstellingen is binnen de vakgroep in gemeenschappelijk overleg gebeurd en is in de gedetailleerde jaarplanning terug te vinden. Naast dat jaarplan houden de leraren een individueel jaarvorderingsplan bij, waarin vooral het dynamische karakter van de vorderingen terug te vinden is. Bijzonder positief is de vaststelling dat dit gezamenlijk voor alle vestigingsplaatsen is voorbereid, dat de eindtermen en de kern van de doelstellingen steeds opgenomen worden, dat waar het kan de inschakeling van ICT wordt vermeld en dat vooral een uitvoerige inventarisatie van de toepasbaarheid van de vakoverschrijdende eindtermen is opgenomen. Nazicht van de leerlingenagenda’s en de jaarvorderingsplannen van het voorbije en het lopende schooljaar leert dat in bepaalde klassen en op verscheidene vestigingsplaatsen, door allerlei externe factoren, de vlotte realisatie van de doelstellingen grondig verstoord werd/wordt. Het lerarenverloop is groot, wat toch een zware hypotheek op de leerplanrealisatie legt. Aanvullende gesprekken met de algemene en de lokale vakverantwoordelijken maken duidelijk dat ook de vakleraren dit gebrek aan continuïteit betreuren en als een belangrijke hindernis ervaren. Een grotere stabiliteit nastreven is hier wenselijk. Het engagement van de betrokken leraren staat buiten kijf. Ze kennen de doelstellingen die met deze leerlingen moeten worden bereikt en spannen zich uitermate in om de leerlingen te helpen om de eindtermen te halen. Hun pedagogische deskundigheid wordt voortaan ook op schoolniveau ondersteund, onder meer via de gecoördineerde vakwerking onder leiding van de algemene vakcoördinator. Het gebruik van wiskundige softwareprogramma’s is vrij algemeen geworden. Vaak is de medewerking van de lokale ICT-verantwoordelijke hierbij een pluspunt. Eigen gebruiksoverzichten en toepassingen worden ontwikkeld en gemultipliceerd. De zakrekenmachine wordt aangewend waar ze opportuun is. De leerlingen worden op dat vlak goed gestuurd. Indien mogelijk neemt de vakgroep ook strategische beslissingen om graadspecifieke en -overstijgende leerlijnen uit te zetten. Het scheppen van een leerkrachtige omgeving in de vaklokalen is zeker een pluspunt, maar biedt weinig meerwaarde, omdat te weinig naar de opgehangen bewerkingregels, formules, enz. wordt verwezen. Hoe waardevol ook, het rendement van deze inspanningen is minimaal. De leerlingen slagen er niet in de leerinhouden voldoende te doorgronden en getuigen van een zwakke rekenvaardigheid en taalvaardigheid. De vakgroep wiskunde heeft voorlopig ervoor geopteerd geen leerboek te gebruiken, wel een werkboek. De vakwerkgroep zorgt zelf voor theorieblaadjes, die gebaseerd zijn op het leerplan, alle eindtermen dekken en op alle vestigingsplaatsen gebruikt worden. Doordat een voorafgaande, gemeenInspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 33
schappelijke screening van de opgemaakte documenten ontbreekt, komen storende fouten (verkeerde benamingen in de figuren, onjuiste definities, symbolen die niet meer in gebruik zijn) voor. Belangrijk hierbij is dat iedereen zijn verantwoordelijkheid voor het eigen deel opneemt maar gelijktijdig zich medeverantwoordelijk moet voelen voor het werk van de collega’s. Een aantal signalen illustreren het grote engagement van de vakwerkgroep: -
het organiseren van zoveel mogelijk lessen rond het OVUR-schema; het posterproject om schooltaalwoorden aan de leerlingen aan te reiken; de verfraaiing van de lokalen met wiskundige posters; het aanbieden van extra lessen aan rekenzwakke leerlingen; het gebruik van artikels uit wiskundige tijdschriften; de gemeenschappelijke inschrijving op een elektronisch leerplatform voor wiskunde; de verhoogde aandacht voor het nastreven van de VOET.
In de tweede graad van het ASO heeft het schoolbeleid vroeger geopteerd om alleen de studierichting Wetenschappen aan te bieden. Recentelijk is men ook gestart met de richting Humane wetenschappen. Ongetwijfeld is deze laatste er gekomen door de ervaringen met de doorstromende eigen leerlingen: na een grote eliminatie in de eerste graad konden de leerlingen vroeger immers alleen opteren voor de zwaarste wiskunde in de tweede graad ASO of onmiddellijk voor de TSO-studierichting Handel. Deze aanpak zorgde op de vestigingsplaatsen Melle en Anderlecht voor een uiterst beperkte groep van leerlingen met een A-attest na het eerste leerjaar van de tweede graad. Een grotere traditie en een zwaardere selectie (volgens de lokale coördinatoren) zorgden voor een volledige graaduitbouw in Antwerpen en Genk. De leservaringen reveleerden een nipt voldoende (Antwerpen) tot voldoende leerplanrealisatie (Genk). Het blijft een bijzonder zware uitdaging voor de leraren om in de huidige constellatie met dit leerlingenpubliek alle leerplandoelstellingen te realiseren. Dat zij er toch (bijna) in slagen, is grotendeels hun eigen verdienste maar ook een illustratie van het groeiende besef bij de leerlingen dat er op dit niveau meer dan regelmatig moet gewerkt en gestudeerd worden. Toch wordt opgemerkt dat deze leerlingen meer moeten worden uitgedaagd, om een aantal onderzoeksvaardigheden voor te bereiden voor de derde graad en de redeneervaardigheden verder te ontwikkelen. Weinig of geen zogenaamde uitbreidingsdoelstellingen, karakteristiek voor dit leerplan, worden aangepakt. Er wordt te weinig aandacht besteed aan ‘bewijzen’, waaronder de abstraheer- en redeneervaardigheden lijden. Het is merkwaardig hoe moeilijk deze leerlingen het hebben om de transfer te maken van een vraagstuk geformuleerd in de gewone spreektaal naar de wiskundige benadering/oplossing van het gestelde probleem. Leservaringen leren ons dat de leraar steeds de aanzet moet geven opdat de leerlingen verder zouden kunnen. Deze ervaringen hypothekeren toch een vlotte doorstroming naar een ASOstudierichting met de pool wiskunde in de derde graad. Gesprekken met de vakleraars bevestigen deze verwachtingen. De lesbezoeken, leerlingennotities, agenda’s en examens van de leerlingen uit het eerste leerjaar van de tweede graad Humane wetenschappen geven een zeer laag studiepeil aan: amper aanvaardbaar in Melle tot helemaal niet op niveau in Genk. Zoals de situatie er nu uitziet, is het quasi onmogelijk dat dit leerlingenpotentieel op termijn de minimale verwachtingen geschapen door de eindtermen in voldoende mate zal weten in te lossen. De stunteligheid waarmee deze leerlingen hun rekenvaardigheden toepassen, gaat gepaard met een zeer gebrekkig inzicht in de leerinhouden. De vertaalslag van een wiskundig vraagstuk naar een oplossingsstrategie is helemaal zoek. Hoogstens mag voorlopig enige reproductie na opbouw van een routine verwacht worden. Bijsturing van het niveau is zeker noodzakelijk. Omdat er in alle vestigingsplaatsen voorlopig slechts een eerste leerjaar wordt ingericht, kan op dit ogenblik nog geen beslissing vallen over de realisatie van de eindtermen en de leerplandoelstellingen binnen deze studierichting. In de tweede graad van de TSO-studierichting Handel van de vestigingsplaatsen Antwerpen, Genk en Melle zijn de vaststellingen veeleer uiteenlopend. De algemene indruk bestaat erin dat de leerlingen uit de ervaringen van de eerste graad net niet voldoende wiskundekennis en -vaardigheden hebben meegenomen en overtuigd zijn dat ze in een deze studierichting zonder veel inspanningen verder kunnen. Een en ander kan tot zware ontgoochelingen leiden. Het realiseren van de eindtermen uit de basisvorming is hier amper aan de orde. In Antwerpen ligt het bereikte leerstofpeil het laagst, wat door
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 34
het cijfermateriaal ook voldoende bevestigd wordt. Ietwat beter zijn de ervaringen in Melle en Genk, waar de leerplanrealisatie als voldoende mag worden beschouwd. Enkele extreem zwakke leerlingen leggen een serieuze hypotheek op het vlotte lesverloop door het bestendig te onderbreken. Zoals hoger reeds beschreven is het engagement van de leraren bijzonder groot, maar het rendement bijzonder laag in tal van klassen op iedere vestigingsplaats. Herhaaldelijk is opnieuw gebleken dat de leraren zich onvoldoende bewust zijn van de drempels die de schooltaal voor de leerlingen inhoudt. Het leerproces wordt in de mate van het mogelijke verder ondersteund door het aanwenden van moderne leermiddelen zoals pc en beamer. De afspraken over het aanbrengen van vaardigheden en oplossingsstrategieën en de aanpak van zwakke leerlingen worden op de maandelijkse vakbijeenkomsten steeds opnieuw geëvalueerd. Regelmatig moest de laatste jaren hier en daar worden bijgestuurd wegens het wegvallen of de vervanging van een leraar. Nascholing op het vlak van integratie van ICTmiddelen behoort tot de verplichtingen op deze school. De horizontale en verticale samenwerking is dan ook exemplarisch. En toch zijn de resultaten vaak ontmoedigend. De begeleiding van beginnende leraren is een zware opgave voor de schoolleiding, omdat bijna alle leraren nieuw zijn en alleen van elkaar veel kunnen leren. Zich collectief in de leerinhouden verdiepen en ieder voor zich de gepaste wegen zoeken om tot de kerndoelen van het vak door te dringen en de leerlingen bij dit proces te betrekken, zijn nieuwe uitdagingen voor de komende jaren. Leerlingenbegeleiding De houding van de leerlingen is overwegend positief en tuchtvol. Leerlingen met leermoeilijkheden worden van zeer nabij gevolgd en begeleid. Via contacten met onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs werden studenten-vrijwilligers ertoe bereid gevonden de leerlingen van het Lucerna College te begeleiden voor vakken zoals wiskunde. Dat gebeurt natuurlijk op momenten waarop de leerlingen vrij zijn, zodat de begeleidingsopdracht van de individuele vakleraren op die manier nog maar eens belast wordt, maar naar hun eigen zeggen maakt dat deel uit van het genomen engagement. Voor leerlingen die veel moeilijkheden hebben met wiskunde wordt een ‘procesevaluatie’ bijgehouden. Die wordt elk jaar doorgegeven, zodat de leraar van het volgende leerjaar zich zonder veel tijdsverlies een goed beeld kan vormen van de zwaktes van de betrokken leerlingen, met de mogelijkheid tot doelgerichte remediëring. De inspanningen om de leerlingen aan te moedigen tot studeren en werken zijn legio. Talrijke initiatieven worden genomen voor het ‘leren leren’, echter met te weinig aandacht voor de mogelijke spiraaluitbouw van het curriculum, waarbij ieder schooljaar ‘iets’ wordt toegevoegd aan de reeds aangebrachte vaardigheden (en leerlijnen doorheen het curriculum worden uitgezet). De schema’s in de klassen zijn wel aanwezig, maar in de lessen en in het cursusmateriaal wordt daarop onvoldoende ingespeeld. Om de leeractiviteiten te stimuleren, wordt de leerlingen gevraagd wekelijks een leerfiche in te vullen, zodat de klassenleraar wekelijks kan controleren hoelang en op welke momenten de leerlingen een bepaald vak gestudeerd hebben. De evaluatie daarvan gebeurt in samenwerking met de leerlingenbegeleider. Om toch een betere kijk te krijgen op de aanvangssituatie van de instromende leerlingen, wordt een soort ‘oriëntatietest voor wiskunde’ overwogen voor de eerstejaars. Leerlingen met bijzondere leerstoornissen (dyslexie, dyscalculatie) krijgen faciliteiten tijdens de examens. Ten gerieve van de leerlingen staan ondertussen ook cd-roms ter beschikking met bijkomend oefenmateriaal, waarbij soms driloefeningen aan de orde zijn om specifiek op één welbepaalde rekenregel te trainen. Ter voorbereiding van de examens worden herhalingsweken georganiseerd. De leerstof wordt op één blad samengevat en de mogelijke oefeningen worden met de verwijzing naar het werkboek nummer per nummer aangestipt. Wel is er te weinig aandacht voor het gebruik van de juiste terminologie in de lessen. Leerlingen worden niet aangespoord om te antwoorden met volzinnen, in de plaats van met ja- of neen-antwoorden. Het is maar al te duidelijk dat precies het vertrouwd worden met het wiskundig jargon voor deze leerlingen een zware bijkomende belasting legt op hun werkzaamheden. Hierbij is de onberispelijke voorbeeldfunctie van de leraar een conditio sine qua non. Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 35
Leerlingenevaluatie Er heerst een toetscultuur, veeleer dan een evaluatiecultuur. Om de overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs soepel te laten verlopen, opteert men telkens voor drie volledige examenbeurten. De bijkomende en zeer talrijke (kleine) toetsen (soms tot 15 per leerjaar) worden door de vakbegeleiding geïnterpreteerd als een signaal naar de leerlingen toe om hen te verplichten regelmatig te studeren, de leerstof bij te houden en kansen te krijgen op remediëring. Het nadeel van dit overdreven toetsen is dat de leerlingen exclusief leren in ‘schuifjes’. Omdat deze toetsen steeds betrekking hebben op een uiterst beperkte hoeveelheid leerstof, wordt de samenhang in het curriculum (proces) nooit geëvalueerd. Het is verbazend vast te stellen hoe weinig het leerlingenpubliek nog kan terugvallen op de elementairste leerinhouden uit de voorbije trimesters. Steeds wordt de focus gezet op de zeer beperkte vaardigheden van het ogenblik. De controle van de parate kennis blijft achterwege. Een en ander heeft doorgaans als gevolg dat, voor de leerlingen die bereid zijn deze kleine toetsen voor te bereiden, ‘ogenblikkelijke succesjes’ kunnen geboekt worden die een gebrekkige algemene kennis verdoezelen, wat dan ook in de grote examenperiodes tot uiting komt. Het huidige evaluatiesysteem is aldus uitsluitend geënt op productevaluatie. In tegenspraak met wat in het vademecum voor de leraren is opgenomen, wordt hier weinig of geen innovatief vermogen ontwikkeld. De zogenaamde dynamiek die een aanpassing aan de wijzigende onderwijskundige inzichten mogelijk moet maken, is hierbij zoek. Volgens het schooldossier zou men pas vanaf het komende schooljaar enige vernieuwing kunnen verwachten. De vraagstelling is zeer stereotiep: geef de definitie van, formuleer de eigenschap, los op, werk uit, … zijn de meest voorkomende vraagvormen. Het vernieuwende effect kan onmogelijk bereikt worden door het meegeven van een ‘technisch examenreglement’ met (verplichte) opgave van de deliberatieprocedure. Tegelijk moet gezegd worden dat de ICT-middelen onvoldoende geïntegreerd worden in de evaluatie in de tweede graad, waardoor een aantal kansen verloren gaan. Pogingen om ook een soort attitudebeoordeling in de evaluatie op te nemen, zijn sporadisch vastgesteld, hoewel de benadering via de beoordeling van de VOET niet steeds goede informatie oplevert. Nazicht van het voorgelegde vragenpakket en een steekproefsgewijze controle van enkele verbeterde examenkopijen leiden nog tot een paar niet onbelangrijke schoolgebonden vaststellingen. Enerzijds stellen wij vast dat het vragenpakket zeer stereotiep en voorspelbaar is (vaak een kopie van opgaven uit de lessituatie of aangeduide oefeningen) en anderzijds de verbetering zeer leerlingvriendelijk gebeurt. De aandacht voor passend taalgebruik is hier onbestaande. Onmogelijke zinsconstructies worden toch met het maximum bekroond. Foutieve gedachtegangen in het toepassen van bewerkingsregels krijgen steeds een minimumscore, hoe verkeerd die ook zijn. Het hernemen van de examenvragen van het vorige schooljaar is geen bewijs van beroepsernst. Het hergebruiken van de vragen van juni voor een bijkomend ‘herexamen’ biedt evenmin informatie om het remediëringswerk van de leerling te evalueren. Het gemeenschappelijk voorbereiden van de vragen voor een nieuw examen door alle leden van de vakgroep moet gebeuren onder de verantwoordelijkheid van iedereen. Modeloplossingen worden best door elk teamlid gescreend, zodat storende fouten vermeden worden. De harde output is ontnuchterend. Niettegenstaande bovenstaande voorwaarden om goed te scoren, zijn de numerieke examenresultaten desastreus. In alle vestigingsplaatsen worden in de eerste graad meer dan eens klassengemiddelden geregistreerd van 40 % tot 49 % voor wiskunde. Soms noteren wij klassengroepen waarin de overgrote meerderheid niet geslaagd is: Melle (I,2 MWa en b, 2 Ha (32 % en 17/17 niet geslaagd voor EX 2 van dit schooljaar), Antwerpen : 1MWc 43,8 % en 12/18 nietgeslaagden), Anderlecht: 2MW 8/17 niet-geslaagden, Genk: 2 MWa: 39 % en 17/23 niet-geslaagden, 2 Ha: 32 % en 12/15 niet-geslaagden), enz… Deze bevindingen, gecombineerd met de leservaringen, maken duidelijk dat men bezwaarlijk kan stellen dat de eindtermen en leerplandoelstellingen door de meerderheid van de leerlingen werden gerealiseerd. Dit is dan ook de reden van het hoger geformuleerde advies aan de overheid. Zonder optimistisch te zijn kan men stellen dat na deze ‘grote schifting’ het prestatieniveau iets verbetert in de tweede graad van het ASO, misschien nog net niet genoeg in het TSO. Ook de leraren en het schoolbeleid beseffen de ernst van deze hypotheek op een volwaardig ASO-curriculum vanuit het vakgebied wiskunde. Het huidige leerlingenpotentieel biedt weinig of geen perspectieven op een
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 36
ASO-profiel. Op dit vlak dragen alle participanten in dit specifieke onderwijsveld: schoolbeleid, leraren maar zeker de leerlingen, een grote verantwoordelijkheid met het oog op de realisatie van een ASO-curriculum op Vlaams niveau. Gesprekken met het schoolbeleid en de algemene coördinator van de vakbegeleiding hebben duidelijk gemaakt dat deze boodschap begrepen werd. Voorbeelden van goede praktijk •
Het grote engagement van de vakgroep.
•
De vele inspanningen van de vakleraren om al hun leerlingen individueel te begeleiden.
•
De inspanningen om een vakbeleid uit te stippelen dat vestigingsplaatsoverstijgend zijn toepassingen kan vinden.
Werkpunten •
De eindtermen en leerplandoelstellingen in de eerste graad A-stroom realiseren.
•
De leerplaninhouden in hun totaliteit vanuit algemene vakbijeenkomsten screenen en op hun haalbaarheid aftoetsen.
•
Het evaluatiebeleid voor het vak wiskunde grondig bijsturen met het oog op een noodzakelijke verschuiving naar procesevaluatie.
•
De continuïteit in het attributiebeleid verhogen.
•
De verantwoordelijkheden voor het opstellen van werkteksten en examenvragen gezamenlijk dragen.
•
De aandacht voor de vaktaal verhogen.
•
Onderwijsvernieuwing op het vlak van leervormen implementeren in het gewone lesverloop.
•
De schoolresultaten, geprojecteerd tegenover de minimaal gestelde verwachtingen binnen het ASO-curriculum, grondig evalueren.
•
Het leerstofpeil in de eerste graad optrekken door een betere screening van de instroom.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 37
3.2
Vakoverschrijdende eindtermen
Eerste graad De vakoverschrijdende eindtermen worden goed nagestreefd. Er zijn vooral sterke punten. De weinige minpunten hebben geen belangrijk negatief effect op de inspanningsverplichting. De school werkt gecoördineerd aan het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen (VOET). Ze heeft vestigingsplaatsoverschrijdend een visie op de VOET ontwikkeld en uitgeschreven in een tekst die breed gedragen wordt. Ze heeft daarin ook verbanden gelegd tussen de algemene doelstellingen van het nastreven van de VOET enerzijds en de visie en de opvoedkundige doelstellingen zoals ze worden geformuleerd in het algemeen beleidsplan anderzijds. De visie werd in overleg met alle VOET-coördinatoren ontwikkeld. De school opteert voor het complementaire nastreven van de VOET onder alle thema’s op school- en op vakniveau. De VOET-commissie komt geregeld samen en heeft beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de VOET-projecten. Ook de vakwerkgroepen hebben echter een inbreng in de keuze van de projecten. De algemene coördinator en de VOET-coördinatoren staan in voor de globale planning, de uitvoering en voor de communicatie daarover. De VOET worden systematisch geïnventariseerd op vak- en op schoolniveau. De VOETcoördinatoren zijn verantwoordelijk daarvoor. Ze inventariseren de VOET op schoolniveau door de projecten te screenen naar aanleiding van de taakverdeling bij de aanvang en naar aanleiding van de evaluatie op het einde van een project. Voor de inventarisering van de VOET op vakniveau wordt uitgegaan van de jaarplanningen. De school beschikt over een dynamische, structurele onderbouw die alle participanten bereikt. De visieontwikkeling en de planning hebben betrekking op alle VOET uit alle thema’s en op alle leerlingengroepen. Uitvoering De school slaagt erin op school- en op vakniveau alle participanten bij het nastreven van de VOET te betrekken. De coördinatie van de activiteiten op schoolniveau leidt tot de doelgerichte aanpak van bepaalde thema’s. Op vakniveau berust de verantwoordelijkheid van de uitvoering bij de vakgroepen en de individuele leraren, waarbij vooral de VOET onder de thema’s leren leren en sociale vaardigheden worden opgenomen in de planningen en concreet worden nagestreefd in de context van vakgebonden inhouden. De school neemt structurele maatregelen om de uitvoering van de VOET mogelijk te maken. In de leerlingenbegeleiding worden begeleidende initiatieven ter bevordering van leren leren genomen. De school organiseert voorts activiteiten ter bevordering van burgerzin (cf. de leerlingenraad en de democratieweek) en voor milieu- en gezondheidseducatie (cf. de milieuweek, het project groene school en gezonde voeding). Uit de inventarisering en de vakdoorlichtingen blijkt dat VOET leren leren en sociale vaardigheden voor vrijwel alle leerlingengroepen in de verscheidene vakken nagestreefd worden. Er is vanuit de vakken voldoende aansluiting met de activiteiten en de begeleiding die op dit vlak op schoolniveau georganiseerd worden. De inhoudelijke VOET burgerzin, milieu- en gezondheidseducatie komen vooral in die vakken aan bod, waar er raakpunten met sommige leerplaninhouden zijn. Voorts gaat zowel op vak- als op schoolniveau voldoende aandacht naar de muzisch-creatieve en de technischtechnologische vorming. De verschillende initiatieven op vak- en op schoolniveau bereiken alle participanten. Men slaagt erin die op een coherente manier te organiseren, zodat vrijwel alle VOET uit alle thema’s bij alle leerlingengroepen nagestreefd worden.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 38
Evaluatie De inventarisering maakt het mogelijk de uitvoering van de VOET te analyseren, hiaten op te sporen en bij te sturen. Schoolactiviteiten en -projecten worden expliciet vanuit de VOET geëvalueerd door de VOET-coördinatoren en door de leraren die instaan voor de organisatie van een project. De bijsturingen gebeuren overwegend met initiatieven op schoolniveau. Op vakniveau is de evaluatie vooral gericht op de thema’s leren leren en sociale vaardigheden. Het effect van de VOET op de attitude van de leerlingen evalueert de school aan de hand van een evaluatieblad dat toegevoegd wordt aan het trimestriële rapport. Het heeft echter alleen betrekking op de thema’s leren leren en sociale vaardigheden. Tweede en derde graad Er is een planning met betrekking tot het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen. De visie en de planning voor het nastreven van de VOET in de tweede graad sluiten aan bij die van de eerste graad. Ook hier streeft men naar een complementaire aanpak op school- en op vakniveau. De inventarisering verloopt op dezelfde manier. Het nastreven op schoolniveau gebeurt zoals in de eerste graad aan de hand van vakoverschrijdende activiteiten of projecten. Het nastreven op vakniveau behoort tot de verantwoordelijkheid van de vakgroepen en van de individuele leraren. Voorbeeld van goede praktijk •
De vestigingsplaatsoverschrijdende coördinatie van het nastreven van de VOET.
Werkpunt • 3.3
Het effect van de VOET-werking op de leerlingen met betrekking tot alle thema’s evalueren. Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum De schoolleiding zorgt ervoor dat de vakgroepwerking vestigingsplaatsoverschrijdend wordt gecoördineerd. Ze waakt erover dat de juiste leerplannen worden gebruikt en gelijkgericht vertaald in planningen. De leerplangerichtheid op vakgroep- en lerarenniveau voldoet dan ook, hoewel afhankelijk van het vak, de graad en de studierichting meer leerboek- dan leerplangericht wordt gewerkt en te weinig wordt ingegaan tegen de kennis- en reproductiegerichte leerattitude van heel wat leerlingen. De kwaliteit van de vakgroepwerking is uiteenlopend: sommige vakgroepen zijn voorbeelden van goede praktijk, andere werken weinig professioneel. Het overleg gebeurt algemeen voldoende frequent, maar vakgroepgebonden mist het nog structuur en diepgang. Opvolging vanwege de schoolleiding dringt zich op. Het zwakke tot onvoldoende studiepeil dat in een aantal vakken, al dan niet vestigingsplaatsgebonden, wordt vastgesteld, is vooral toe te schrijven aan taal- en leerachterstanden van de leerlingen. Bovendien congrueren een aantal leerlingenprofielen niet met het onderwijsaanbod van de school. Zowel de schoolleiding als de leraren zijn zich daarvan bewust en proberen op die beginsituatie in te spelen, wat blijkt uit de leerlingenbegeleiding en -evaluatie (zie verder). Er zijn factoren op beleids- en lerarenniveau die voor de realisatie belemmerend werken: de discontinuïteit in attributies, de versnippering van opdrachten, het gebrek aan vereiste bekwaamheidsbewijzen, de lesuitval wegens afwezigheden van titularissen of door tijdelijk oningevulde opdrachten. Sommige buitenschoolse activiteiten bieden te weinig meerwaarde, doordat ze niet expliciet worden gekoppeld aan eindtermen en leerplandoelstellingen en dus onvoldoende bijdragen tot de realisatie. Afhankelijk van de vestigingsplaats en het vak beantwoorden de accommodatie en logistieke ondersteuning bovendien onvoldoende aan de minimale materiële vereisten, hoewel inhaalbewegingen zijn gebeurd. Het taalbeleid, zoals het nu al vorm heeft aangenomen, komt zeker de curriculumrealisatie ten goede,
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 39
maar het is duidelijk dat het nog niet echt een schoolbrede implementatie kent (zie verder). Op beleidsniveau dringen zich voor al die aspecten verdere initiatieven op. Binnen de vakgroepen worden verticale samenhang en opbouw in uiteenlopende mate nagestreefd en bewaakt. Leerlijnen ontbreken in een aantal gevallen nog, zodat het leerproces ook in de tweede graad sterk gestuurd en weinig uitdagend verloopt. Het leidt met andere woorden te weinig tot zelfsturing en zelfstandigheid, wat vragen oproept met betrekking tot de voorbereiding op de derde graad. Er worden organisatorische afspraken gemaakt om binnen de vakken de horizontale samenhang te bewaken, maar soms ontbreken richtlijnen om binnen een structuuronderdeel overlappingen te voorkomen of gelijklopende inhouden te integreren. Opvolging en terugkoppeling van de schoolleiding met betrekking tot die aspecten van het curriculum gebeuren te weinig. Wat de vakoverschrijdende vorming en het nastreven van de VOET betreft, vullen de initiatieven op school- en op vakniveau elkaar goed aan. Op beleidsniveau werden maatregelen genomen om beide niveaus gecoördineerd op elkaar af te stemmen. Algemeen voorziet de schoolleiding in voldoende ICT-ondersteuning. Op het vlak van ICT-gebruik zijn er echter nog tekorten, hetzij doordat in sommige vaklokalen geen computers ter beschikking staan, hetzij doordat ICT onvoldoende geïntegreerd wordt in lessen en projecten. Een kordater beleid dat aanstuurt op ICT-integratie en op verdere professionalisering daarvoor, is nodig. Inspanningen om de leerlingen tot verzorgd en correct taalgebruik te brengen, berusten meer en meer op een gezamenlijke doelgerichtheid: via de algemene coördinatie sensibiliseert de schoolleiding de vakgroepen, leraren en coördinatoren om hun voorbeeldfunctie zo consequent mogelijk te vervullen. Niet alle personeelsleden zijn echter in staat de voorbeeldfunctie te vervullen, waardoor ze het actieplan niet ondersteunen. Het vakjargon wordt in alle vakken toegankelijk gemaakt. Cursusteksten, toetsen en examens worden meestal in een correcte taal opgesteld, soms met de hulp van de leraren Nederlands. Een krachtige leeromgeving die de verwerving en inoefening van taal ondersteunt, is niet altijd aanwezig, maar de schoolleiding neemt daartoe verdere initiatieven. In sommige vakken waar het leergesprek overheerst en interactieve werkvormen weinig worden gehanteerd, blijven de kansen tot taalontwikkeling uit. Het invullen van de agenda’s wordt in te geringe mate aangezien als een taalondersteunende activiteit. De schoolleiding en de coördinatie zien te weinig erop toe dat notities en agenda’s worden nagekeken en gecorrigeerd op fouten. Met betrekking tot verzorgd taalgebruik werden uiteenlopende bevindingen gedaan: tegenover de leraren vertoonden de leerlingen wel de bereidheid hun taal te verzorgen, maar dat was in mindere mate het geval in hun onderlinge conversaties, die soms gevoerd werden in het Turks. In Anderlecht was ook de Franse klankkleur hoorbaar. Algemeen scoort de schrijfvaardigheid minder goed dan de spreekvaardigheid. De leerlingen geven weinig of niet blijk van abstraherende taalvaardigheid (zie ook de vakverslagen). Positief is het gebruik van het passende taalregister bij de meerderheid van de leerlingen. Leerlingenbegeleiding De schoolleiding hecht veel belang aan de zorgcultuur en stimuleert de leraren om hun eerstelijnsfunctie daarin te vervullen. Ze gaan buitengewoon vriendelijk en motiverend met de leerlingen om en slagen meestal erin een positieve en aangename klassensfeer te creëren. Op het vlak van leren leren worden zowel op school- als op vakniveau initiatieven genomen. Extra inspanningen worden geleverd om taal- en leerachterstanden en andere specifieke leerproblemen in de mate van het mogelijke weg te werken. De bereidheid om leerlingen te ondersteunen is groot. Op zich is dat positief, maar het evenwicht tussen de tijd besteed aan extra uitleg, herhaling en begeleiding enerzijds en de bewaking van de realisatie en van het studiepeil anderzijds gaat daardoor niet zelden verloren. Het leerproces verloopt overwegend begeleid en gestuurd: de frontale doceervorm en de theoretische aanpak komen nog vaak voor. Vakgroepgebonden worden ook alternatieve werkvormen gehanteerd en worden begeleid zelfstandig leren en zelfwerkzaamheid gestimuleerd. De randvoorwaarden voor het gebruik van innoverende werkvormen en activerend, taal- en taakgericht onderwijs zijn meestal aan-
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 40
wezig, maar worden niet altijd ingezet. Van de schoolleiding worden initiatieven verwacht om innoverende werkvormen verder te stimuleren en schoolbreed ingang te laten vinden. Het leerproces wordt meestal goed ondersteund met leer- en werkboeken, cursussen en eigen notities. De leerlingenagenda’s worden meestal volledig ingevuld, maar voor een aantal vakken met vage en zuiver verwijzende aantekeningen. Algemeen biedt de manier waarop deze documenten worden ingevuld te weinig houvast voor de planning, respectievelijk de reconstructie van het leerproces. Meer controle en opvolging vanwege de schoolleiding dringen zich op. Leerlingenevaluatie Er wordt heel frequent, zelfs overmatig, getoetst, waardoor er geen redelijke verhouding tussen onderwijstijd en evaluatietijd is en de - overwegend productgerichte - evaluatie te weinig meerwaarde voor het leerproces in zijn geheel biedt. Inzicht, kennis, vaardigheden en attitudes komen aan bod, al ligt zowel in de formatieve als in de summatieve toetsing de nadruk in een aantal vakken nog vaak op reproductie van theoretische kennis en worden vakgebonden zelfs vaardigheden cognitief bevraagd. De validiteit is daarom niet altijd gewaarborgd, te meer niet, omdat sommige toetsings- en examenvragen opnieuw gebruikt worden, onder meer om dienst te doen als bijkomende proef (‘herexamen’) in augustus. Te dikwijls, onder meer als voorbereiding op examens, wordt het didactische principe van de herhaling gevolgd, maar systematische correctie en nabespreking van toetsen blijven wel eens achterwege. Het is op zich positief dat de schoolleiding gelijke toetsen en examens voor de verschillende vestigingsplaatsen laat ontwikkelen. Minder positief is dat ze de toetsing per vestigingsplaats niet altijd laat screenen op haar representativiteitswaarde, zodat leerlingen soms geconfronteerd worden met vragen die ze niet kunnen beantwoorden. Er is een attitudebeoordeling, maar die wordt geïntegreerd in of herleid tot de evaluatie van VOET, wat niet steeds relevante informatie oplevert. In enkele vakken worden vormen van zelfevaluatie en ‘peer assessment’ toegepast, maar de schoolleiding heeft nog geen stappen gezet om die praktijk algemeen ingang te laten vinden. Meer sociale controle binnen de betrokken vakgroepen en meer opvolging en bijsturing op beleidsniveau worden op het vlak van evaluatie verwacht. Te lage scores maken duidelijk dat de eindtermen en leerplandoelstellingen voor een aantal vakken niet uit hoofde van de meeste leerlingen kunnen worden bereikt. Toch worden in een aantal vakken inspanningen geleverd om het peil te bewaken. Er wordt een weinig doordacht rapporteringsbeleid gevoerd: de rapportering bestaat overwegend uit cijfergegevens. De weinige commentaren zijn vaak te algemeen of eenzijdig attitudinaal en zelden diagnostisch en remediërend. Ze geven dan ook weinig aanleiding tot bijsturing van het leerproces. Ook wat de rapportering betreft, is er te weinig opvolging door de schoolleiding. Interne kwaliteitszorg kernproces De schoolleiding heeft de eerste aanzet tot kwaliteitszorg gegeven, maar het kwaliteitszorgsysteem vertoont gebreken. Het is de verantwoordelijkheid van directie en coördinatoren om op grond van kritische reflectie en bijsturingen tot een grotere systematiek en een meer gestructureerde schoolwerking te komen.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 41
4
4.1
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
Schoolrendement Rekening houdend met de eigenheid van de school en de specifieke input is het algemeen rendement zwak. Dat blijkt uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters.
De onderstaande tabel bevat een overzicht van de attestering per leerjaar en onderwijsvorm van de school over de laatste drie schooljaren in vergelijking met de meest recente gegevens van het inspectieonderzoek in de periode van de laatste vijf schooljaren (kolom "Gem."). Die cijfers gelden als referentiecijfer en niet als na te streven norm. Attestering Over de laatste drie schooljaren werden 63,3 % A-attesten, 19,7 % B-attesten en 17 % C-attesten uitgereikt. Voor 6,2 % van de leerlingen werd een uitgestelde beslissing genomen.
1A 2A 1B 1ste graad ASO-II,1 ASO TSO-II,1 TSO Totaal
A-attesten Gem. School 84,9% 64,8% 78,5% 60,3% 93,2% 69,2% 84,5% 63,2% 87,6% 61,0% 88,9% 61,0% 78,6% 67,6% 82,3% 67,6% 85,5% 63,3%
B-attesten Gem. School 10,6% 18,1% 18,0% 23,7% 0,0% 0,0% 9,9% 19,8% 8,5% 20,3% 5,7% 20,3% 14,2% 16,2% 8,6% 16,2% 6,5% 19,7%
C-attesten Gem. School 4,5% 17,1% 3,5% 16,0% 6,7% 30,8% 5,6% 17,0% 3,9% 18,6% 5,4% 18,6% 7,3% 16,2% 9,1% 16,2% 8,0% 17,0%
Uitgesteld Gem. School 1,6% 5,5% 2,4% 5,0% 0,4% 0,0% 1,5% 5,2% 4,3% 8,5% 4,8% 8,5% 5,2% 21,6% 5,5% 21,6% 3,8% 6,2%
Over de hele lijn ligt het percentage A-attesten sterk onder het Vlaams gemiddelde. Het percentage Battesten ligt ongeveer driemaal zo hoog, het percentage C-attesten meer dan dubbel zo hoog. Ook het percentage uitgestelde beslissingen ligt aanzienlijk hoger dan het Vlaams gemiddelde. Die percentages kunnen vooral worden verklaard door de specifieke instroom van leerlingen met taal- en leerachterstand. Enerzijds beantwoordt het niveau van taalvaardigheid van de leerlingen bij de start van het secundair onderwijs helemaal niet aan de beginsituatie die de eindtermen en leerplannen vooropstellen. Anderzijds is het zo dat vele herhalingsmomenten voorafgaan aan toetsen en examens, zelfs in die mate dat vragen kunnen worden gesteld bij de validiteit van de vraagstelling (zie vakverslagen). Zittenblijven en retentiviteit16 De retentiviteit werd berekend op basis van drie opeenvolgende instapjaren (2003-2004, 2004-2005 en 2005-2006). Van de leerlingen van de A-stroom heeft 62,1 % op tijd het getuigschrift van de eerste graad behaald; 37,9 % heeft de school vroegtijdig verlaten zonder getuigschrift. Van de leerlingen met een B-attest verlaat bijna 50 % de school, wat kan worden verklaard op grond van het beperkte studieaanbod (zie 1.2); ruim 60 % van de leerlingen met een C-attest verkiest het elders het schooljaar over te doen. Bovendien zijn er schoolverlaters met een A-attest, volgens de school om verhuisredenen. Doorstroming naar het hoger onderwijs en tewerkstelling Nog niet van toepassing.
16
Onder retentiviteit wordt hier verstaan: het percentage leerlingen, gestart in het eerste leerjaar van de eerste graad Astroom, dat zonder vertraging in dezelfde school slaagt in het tweede leerjaar van de A-stroom en het getuigschrift van de eerste graad secundair onderwijs behaalt.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 42
4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op resultaten van de gesprekken die afgenomen zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per graad. Hun meningen zijn gerangschikt onder 4 schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. Het algemeen welbevinden van de leerlingen ligt in de vier vestigingsplaatsen hoger dan het Vlaams gemiddelde. Op de vestigingsplaats Anderlecht is er een lagere score voor infrastructuur en voorzieningen, voor studiedruk en voor gedrag. Op de vestigingsplaats Antwerpen is er een lagere score voor infrastructuur en voorzieningen, actieplannen op schoolniveau, regelgeving en het gedrag. Op de vestigingsplaats Genk wordt voor elk item een hogere score dan gemiddeld gegeven. Op de vestigingsplaats Melle scoort het schoolklimaat iets lager dan gemiddeld. Beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau Anderlecht De leerlingen van de eerste graad wijzen erop dat de speelplaats te klein is en dat voor sommige vakken te weinig materiaal kan worden ingezet. De tweede graad wijst erop dat de toiletten onvoldoende onderhouden worden en er te weinig materiaal is om proeven uit te voeren. Antwerpen Verscheidene leerlingen van de tweede graad wijzen erop dat de schoolgebouwen te klein zijn en dat de toiletten niet goed worden onderhouden. De eerste graad heeft bezwaren tegen het uniform en de strenge toepassing van de regels. De tweede graad vindt dat er te veel regels zijn. Positief in beide graden zijn de inspraak op klas- en schoolniveau (de werking van de leerlingenraad) en de opvang bij problemen door de groene leraren. Genk De opvang wordt in beide graden als uitstekend omschreven. Vooral de begeleiding op school en de huisbezoeken door de leraren worden gewaardeerd Melle Het schoolklimaat scoort in de eerste graad aanzienlijk onder het gemiddelde. Er zijn klachten over de beperkte hygiëne in de meisjestoiletten, over het uniform en de kostprijs van het vervoer (hoewel de school daarin tegemoetkomt). De leerlingen van de tweede graad zijn heel tevreden over de opvang bij problemen. De TSO-leerlingen klagen over het gegeven dat er te weinig uitstappen zijn. Beleving en tevredenheid m.b.t. de studiedruk en leerprogramma Anderlecht De leerlingen van de tweede graad beklagen zich erover dat te veel toetsen op een dag worden gegeven. Er zijn ook piekperioden voor een rapport. In beide graden scoren de inspraak op klasniveau en de opvang op schoolniveau zeer goed. De eerste graad is extreem tevreden over de woensdagnamiddagactiviteiten. Antwerpen De eerste graad beklaagt zich over de veelheid van taken en toetsen. Genk In beide graden zijn er klachten over saaie en te theoretische lessen. Melle In de eerste graad ligt de score iets onder het gemiddelde. Het wat lagere welbevinden is te wijten aan saaie lessen en te veel theorie. Beide graden spreken zich positief uit over de attitudebeoordeling. Het gedrag Anderlecht Vooral in de tweede graad wordt opgemerkt dat de leerlingen zich minder goed gedragen op school. Antwerpen Het gedrag van de medeleerlingen scoort in beide graden minder goed dan gemiddeld. Er is spijbelgedrag, waarop controle is en dat bestraft wordt. Er wordt in de tweede graad gewezen op storend gedrag van sommige leerlingen in de lessen.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 43
Genk De tweede graad merkt op dat bij spijbelen kort op de bal wordt gespeeld. Er zijn wat klachten over het gedrag van de medeleerlingen. Melle De score spoort met het gemiddelde. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden Anderlecht De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden scoort in de eerste graad zeer goed, in de tweede graad daarentegen minder dan gemiddeld. Antwerpen De score spoort met het gemiddelde. Genk In de eerste graad zijn de contacten met de medeleerlingen minder goed, in de tweede graad beter dan gemiddeld. Melle Over de contacten met de medeleerlingen zijn de leerlingen van de tweede graad heel tevreden. Personeel Er werden gesprekken gevoerd met leraren doorgelichte vakken, leraren niet-doorgelichte vakken en ondersteunend personeel. Algemeen zijn ze tevreden over de ondersteuning die ze krijgen, al zijn er afhankelijk van de vestigingsplaats soms problemen met het gebruik van pc’s in de vakken. Sommige leraren missen concrete ondersteuning en coaching voor hun vak.Uit de gesprekken blijkt voorts dat er geen unanieme tevredenheid over beslissingen met betrekking tot het personeelsbeleid is. Externe partners Er werden gesprekken gevoerd met ouders en afgevaardigden van de inrichtende macht. Zij drukken unaniem hun tevredenheid over het project en over de uitwerking ervan uit. Ze wijzen erop dat ze zich daarvoor persoonlijk engageren en dat ze het project ook ten volle willen blijven ondersteunen.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 44
5
5.1
CONCLUSIES
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
Het beleidsvoerend vermogen.
•
Het engagement van de inrichtende macht, de schoolleiding en het lerarenkorps.
•
Het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen.
•
De zorgcultuur.
•
De logistieke ondersteuning.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
De taalvaardigheid van de leerlingen en het schoolbrede taalbeleid.
•
De inzet en de leerattitude van de meeste leerlingen.
•
De studiebegeleiding.
•
De kennisgerichte evaluatie en de rapportering.
•
De motivering van de B- en de C-attesten.
•
De uitgestelde beslissingen en bijkomende proeven.
•
De taakbelasting en de begeleiding van de leraren.
•
De inhoudelijke betrokkenheid van de lokale preventieadviseur bij het aankoop- en indienststellingsbeleid op de vestigingsplaatsen Genk en Melle.
•
De sanitaire installaties op de vestigingsplaatsen Anderlecht en Genk.
•
Het algemeen schoolrendement.
5.2.2 Dringende actiepunten •
De werking van de schoolraad.
•
De veiligheid met betrekking tot het onderdeel leef- en werkomgeving op de vestigingsplaats Anderlecht.
•
De realisatie van het vak fysica op de vestigingsplaats Genk, van het vak Nederlands op de vestigingsplaatsen Anderlecht, Antwerpen en Melle, van het vak technologische opvoeding op de vestigingsplaatsen Anderlecht, Antwerpen en Genk, van het vak wiskunde op alle vestigingsplaatsen in de eerste graad A-stroom.
•
De realisatie van de vakken chemie en fysica op de vestigingsplaats Genk en van het vak Nederlands op de vestigingsplaats Antwerpen in de tweede graad ASO.
•
De realisatie van het vak Nederlands op de vestigingsplaatsen Antwerpen en Melle en van het vak toegepaste economie (handelseconomie en boekhouden) op de vestigingsplaats Antwerpen in de tweede graad TSO.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 45
6
ADVIES AAN DE OVERHEID
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Lucerna College te Anderlecht, Antwerpen, Genk en Melle komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet voor het onderzochte structuuronderdeel m.n. - de studierichting Handel in de tweede graad TSO op de vestigingsplaats Genk. Het studiepeil voldoet niet voor volgende structuuronderdelen m.n. - het eerste leerjaar A; - het tweede leerjaar A, basisoptie Handel; - het tweede leerjaar A, basisoptie Latijn; - het tweede leerjaar A, basisoptie Moderne wetenschappen; - de studierichting Wetenschappen in de tweede graad ASO op de vestigingsplaatsen Antwerpen en Genk; - de studierichting Handel in de tweede graad TSO op de vestigingsplaatsen Antwerpen en Melle. Vakoverschrijdende eindtermen De school levert voldoende inspanningen om de vakoverschrijdende eindtermen bij haar leerlingen na te streven. Veiligheid en welzijn De veiligheid en welzijn voldoet voor volgende onderdelen: organisatie van het welzijnsbeleid, arbeids- en leermiddelen, leer- en werkomgeving, hygiëne en gezondheid op de vestigingsplaatsen Antwerpen, Genk en Melle, maar voldoet niet voor het onderdeel leer- en werkomgeving op de vestigingsplaats Anderlecht. Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet met uitzondering van de toepassing van de regelgeving met betrekking tot de werking van een schoolraad (cf. Decreet betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad van 02-04-2004).
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Lucerna College te Anderlecht, Antwerpen, Genk en Melle brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en subsidiëring: ADVIES AAN DE OVERHEID GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2006-2007 en 2007-2008 voor: •
de hele school wegens de toepassing van de regelgeving m.b.t. de werking van een schoolraad: de school moet aantonen dat ze voldoet aan de vereisten met betrekking tot de toepassing van de regelgeving terzake;
•
de hele vestigingsplaats Anderlecht wegens veiligheid en welzijn voor het onderdeel leer- en werkomgeving: de school moet aantonen dat ze voldoet aan de vereisten met betrekking tot dat onderdeel op de vestigingsplaats Anderlecht;
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 46
•
de eerste graad A-stroom wegens het studiepeil: - de school moet aantonen dat ze alle eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak fysica op de vestigingsplaats Genk realiseert en daartoe conform het leerplan ook in de infrastructuur en leermiddelen voorziet; - de school moet aantonen dat ze alle eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak Nederlands op de vestigingsplaatsen Anderlecht, Antwerpen en Melle realiseert; - de school moet aantonen dat ze alle eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak technologische opvoeding op de vestigingsplaatsen Anderlecht, Antwerpen en Genk realiseert; - de school moet aantonen dat ze alle eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak wiskunde op de vestigingsplaatsen Anderlecht, Antwerpen, Genk en Melle realiseert;
•
de studierichting Wetenschappen in de tweede graad ASO wegens het studiepeil: - de school moet aantonen dat ze alle eindtermen en leerplandoelstellingen voor de vakken chemie en fysica op de vestigingsplaats Genk realiseert en daartoe conform het leerplan ook in de infrastructuur en leermiddelen voorziet; - de school moet aantonen dat ze alle eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak Nederlands op de vestigingsplaats Antwerpen realiseert;
•
de studierichting Handel in de tweede graad TSO wegens het studiepeil: de school moet aantonen dat ze alle eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak Nederlands op de vestigingsplaatsen Antwerpen en Melle realiseert; - de school moet aantonen dat ze alle leerplandoelstellingen voor het vak toegepaste economie (handelseconomie en boekhouden) op de vestigingsplaats Antwerpen realiseert. -
Vanaf 1 september 2008 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten weggewerkt zijn.
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
Dhr. Roger Van den Borre
Dhr. Ahmet Ikiz / Dhr. Metin Özbel
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 47
7
ADVIES AAN DE OVERHEID M.B.T. DE ERKENNING VAN HET TWEEDE LEERJAAR VAN DE TWEEDE GRAAD
Conclusies met betrekking tot de aanvraag voor erkenning •
In het geheel van haar werking de internationaal-rechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder eerbiedigen. Voldoet.
•
Toepassing van de taalwetten Voldoet.
•
Een structuur aannemen vastgesteld door of krachtens een wet of decreet. Onder structuur wordt begrepen de grote indelingen binnen een onderwijsniveau en de duur van deze indelingen. Voldoet.
•
De leerplanrealisatie •
Een leerplan eerbiedigen dat overeenstemt met de wettelijke voorschriften of dat door de minister van Onderwijs is goedgekeurd. Voldoet.
•
De leerplannen realiseren voor het bereiken van de eindtermen en/of van de leerplandoelstellingen. Voldoet niet voor de vestigingsplaats Antwerpen wegens het vak Nederlands in ASO en TSO en wegens het vak toegepaste economie (handelseconomie en boekhouden) in het TSO. Voldoet niet voor de vestigingsplaats Genk wegens de vakken chemie en fysica in het ASO. Voldoet niet voor de vestigingsplaats Melle wegens het vak Nederlands in het TSO. Toelichting: zie hoofdstuk 3.1 Vakverslagen.
•
Beschikken over een samenwerkingscontract met het CLB en deelnemen aan de verplichte activiteiten. Voldoet.
•
Gevestigd zijn in lokalen die aan de voorwaarden inzake veiligheid en welzijn en bewoonbaarheid voldoen. Voldoet voor de vestigingsplaatsen Antwerpen, Genk en Melle. Voldoet niet voor de vestigingsplaats Anderlecht. Toelichting: zie hoofdstuk 2.4. Logistiek beleid - Veiligheid en welzijn.
•
Beschikken over infrastructuur en leermiddelen die beantwoorden aan de pedagogische vereisten (leerplanvereisten). Voldoet niet voor de vestigingsplaats Genk voor de vakken chemie en fysica. Voldoet voor de vestigingsplaatsen Anderlecht, Antwerpen en Melle. Toelichting: zie hoofdstuk 3.1 Vakverslagen.
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 48
•
Zich onderwerpen aan de door de Koning ingerichte controle en inspectie. Deze inspectie heeft in het bijzonder betrekking op de onderwezen vakken, het peil der studiën en de toepassing van taalwetten, met uitsluiting van de pedagogische methodes. Voldoet.
•
Deelnemen aan en samenwerken binnen een lokaal overlegplatform opgericht overeenkomstig artikel IV.2 §2, eerste lid, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I Onder samenwerken wordt verstaan de gegevens leveren en de gemaakte afspraken naleven. Voldoet.
De onderwijsinspectie brengt op basis van de hierboven vermelde besluiten het volgende advies uit met betrekking tot de aanvraag tot erkenning en subsidiëring van de Vrije Nederlandstalige school “Lucerna College”:
GUNSTIG 14 juni 2007
Roger Van den Borre Coördinator van het onderzoek
Inspectie Secundair Onderwijs
Lucerna College
mei-juni 2007
blz. 49