MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP DEPARTEMENT ONDERWIJS Inspectie Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van de Stedelijke Middenschool 1 SMIQ in Antwerpen
Lerende Stad Lange Gasthuisstraat 15 2018 Antwerpen Stedelijke Middenschool 1 SMIQ
Inrichtende macht
Instelling Adres
Quellinstraat 31, 2018 Antwerpen
Telefoon
03 201 62 80
Fax
03 201 62 81
E-mail Website Instellingsnummers Werkstation Datum doorlichting
[email protected] http://www.smiq.be 29348 22 Van 1 t/m 7 juni 2004
Samenstelling inspectieteam Mevr. J. Van Hoey, inspecteur-verslaggever
Dhr D. Diepers, inspecteur Dhr. J. Van de Velden, inspecteur Deskundige, administratie
behorend
tot
de Mevr. V. Merckaert, verificateur De heer J. Conard, verificateur
Andere deskundigen die niet tot de Nihil inspectie behoren Coördinatie en verslaggeving
J. Van Hoey
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
O/08/07 2 juli 2004
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 1
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................3
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................3
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................3
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................4
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................4
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................5
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................5
2.2
Onderwijskundig beleid .................................................................................................................6
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................10
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................11
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................13
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6 3.1.7
Vakverslagen................................................................................................................................13 Aardrijkskunde.............................................................................................................................13 Biologie en wetenschappelijk werk biologie ...............................................................................15 Frans ............................................................................................................................................16 Fysica, wetenschappelijk werk fysica en natuurwetenschappen..................................................18 Muzikale opvoeding.....................................................................................................................19 Nederlands ...................................................................................................................................22 Plastische opvoeding....................................................................................................................26 Notities over lichamelijke opvoeding ..........................................................................................29
3.2
Vakoverschrijdende eindtermen - vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen..............................30
3.3
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................31
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................33
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................33
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................34
5
Conclusies....................................................................................................................................37
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................37
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................37 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................37 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................37 6
Advies...........................................................................................................................................38
7
Bijlage..........................................................................................................................................39
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 2
1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
1.1
Identificatie
Dit verslag handelt over de Stedelijke Middenschool 1 in Antwerpen. Deze middenschool maakt deel uit van de scholengemeenschap Zuid, die naast een tweede middenschool vijf scholen met een bovenbouw en een centrum voor deeltijds onderwijs omvat. De scholengemeenschap werd gevormd in 1999 en wil o.a. een gedifferentieerd, geprofileerd en stabiel studieaanbod met autonome middenscholen realiseren. De inrichtende macht is voor alle scholen de gemeenteraad, departement Lerende stad, en in de toekomst groeit elke scholengemeenschap uit tot een zelfstandige bedrijfseenheid. Het profiel van deze middenschool is grosso modo hetzelfde als bij de eerste schooldoorlichting in 1997, waarbij de directiewissel in 1999 vermeldenswaard is. De school bestaat uit een eerste graad met A- en B-stroom en sinds 1995 heeft ze een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers, momenteel verdeeld in vijf niveaugroepen. De ligging van de school in het hart van Antwerpen en de rekrutering uit Antwerpen Noord maakt o.a. dat de toestroom van deze nieuwkomers, en evenzeer van een uitgesproken multicultureel leerlingenpubliek groot is. De school profileert zich daarom als leerlinggericht met aandacht voor taalvaardigheid en leerlingenbegeleiding. De atypische leerlingenpopulatie staat uiteraard ook centraal in dit verslag. De school zit samen met een basisschool en een centrum voor volwassenenonderwijs in een hoogbouw van 9 verdiepingen. Het gebouw dateert van 1972 en is in relatief goede staat. De beschikbare ruimte, zowel binnen als buiten, is eerder beperkt en wordt o.a. ook omwille van het volwassenenonderwijs zeer intens gebruikt. Er is geen groen op de speelplaats. De laatste jaren werd er al heel wat gegoocheld met ruimte en aankleding. De school is gemakkelijk bereikbaar, zowel met de fiets, de auto als het openbaar vervoer. De omgeving is druk en de Quellinstraat zelf is een fietsonvriendelijke invalsweg. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen in september 2003 en van het onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap. SMIQ = Stedelijke Middenschool Quellin Graad Lj. 1A/Basisoptie 1 1 1A 1 2 Handel 1 2 Industriële w etenschappen 1 2 Latijn 1 2 Moderne w etenschappen 1 2 Sociale en technische vorming
Subtotaal
271 lln.
1ste graad 271 lln. SG Lln. Graad Lj. 1B/Beroepenveld SG Lln. 5 63 1 1 1B 4 49 2 7 1 1 Anderstalige nieuw komers 2 58 29 1 8 1 2 Bvlj. Kantoor en verkoop - Verzorging-voeding1 2 2 3 49 3 6
135 Subtotaal
136
Er zijn 5 basisopties waarvan er een aantal weinig bevolkt zijn. De A- en B-stroom zijn ongeveer gelijk in aantal. Op 1 februari 2004 waren er 288 leerlingen, waarvan 72 anderstalige nieuwkomers (25 %). Sinds een aantal schooljaren is het leerlingenaantal stabiel naar licht stijgend toe; de stijging heeft grotendeels te maken met het aantal anderstalige nieuwkomers. Dit schooljaar ligt het percentage jongens (52,5) iets hoger dan dat van de meisjes (47,5).
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 3
1.3
Vorige doorlichting
In de Stedelijke Middenschool 1 werden in juni 1997 volgende vakken doorgelicht: Engels, Frans, lichamelijke opvoeding, muzikale opvoeding, Nederlands, plastische opvoeding, Sociale en technische wetenschappen. Het advies was gunstig beperkt in de tijd voor de vakken Frans, muzikale opvoeding, Nederlands en plastische opvoeding. Er is geen opvolgingsverslag voorhanden. 1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: •
aardrijkskunde;
•
biologie;
•
Frans;
•
fysica;
•
muzikale opvoeding;
•
Nederlands.
•
plastische opvoeding.
Gezien er geen opvolgingsverslag van de schooldoorlichting 1997 voorhanden was, werd er voor de vakken Frans, lichamelijke opvoeding, Nederlands en plastische opvoeding en een verband gelegd met de vaststellingen uit de vorige doorlichting. Het vak lichamelijke opvoeding werd partieel onderzocht.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 4
2
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
2.1
Algemeen beleid
Het schoolbeleid heeft sinds de directiewissel in 1999-2000 resoluut een andere wending genomen. Op tal van vlakken moest heel wat ingehaald worden en daarvoor is de basis gelegd. In de school hangt een geur van vernieuwing. De innovatieve kracht en de voortvarendheid van het schoolbeleid, ondersteund door de werking van de scholengemeenschap en externe diensten, was nodig en wordt enkel overschaduwd door de manageraanpak in een toch wel kleine organisatie. Een schoolorganigram maakt duidelijk dat er gekozen is voor een sterke delegatie i.v.m. pedagogisch-didactische, financiële en materiële aspecten. De gelijkgerichte visie van de personeelsleden is de laatste jaren positief geëvolueerd. Er werd een participatieve structuur opgezet, en er vond een grote inhaalbeweging plaats, zeker wat leerlingbegeleiding en vakoverschrijdend werken betreft. De visie van de school is minder gekend; de leden van de beleidswerkgroep zijn wel goed op de hoogte van een aantal zaken, omdat ze rechtstreeks bij de ontwikkeling ervan betrokken zijn. Nochtans wordt de betrokkenheid algemeen als positief aangegeven. De gelijkgerichtheid in de toch eerder kleine organisatie blijft complex omwille van verschillende stoornissen in de communicatie die ondanks herhaalde pogingen niet opgeruimd geraken. Het beleid kreeg een participatieve structuur met werkgroepen, die enerzijds beleidsmatig en administratief zijn, en anderzijds vakgebonden. De werkgroep leerlingbegeleiding zit op dat beleidsmatige niveau. Er is een algemeen coördinator, een coördinator voor de B-stroom en één voor de anderstalige nieuwkomers (AN-stroom). De werkgroepen hebben een voorzitter gekozen die de werkgroepleden bij de beleidswerkgroep vertegenwoordigt. Het takenpakket van de voorzitters is groot en wijst erop dat het schoolbeleid hen veel toe vertrouwt. Ze kunnen hun taak vervullen via een aantal bpt-uren: coördinatie van de (vak)werkgroepen, vakinhoudelijke begeleiding van nieuwe leraren in samenspraak met de graadcoördinator, het nascholingsbeleid van hun vakwerkgroep en de besteding van de aan de vakwerkgroep toegekende nascholingsgelden. Ten slotte verloopt de participatie ook op het niveau van de scholengemeenschap waar men bijvoorbeeld het onderwijsaanbod opvolgt. De verplichte inspraakorganen zijn er. De beleidswerkgroep met de directie als voorzitter maakt het beleid en coördineert. De directie blijft zoals decretaal bepaald de eindverantwoordelijke voor beleid en uitvoering. De voorzitters van de vakwerkgroepen, de penningmeester van de SMIQ-v.z.w., de coördinator van de leerlingbegeleiding en een afgevaardigde van het ondersteunend personeel en tevens verslaggever vormen mee deze groep. De beleidswerkgroep vergadert geregeld. De agenda is openbaar en alle personeelsleden kunnen agendapunten inbrengen, en eventueel een specifieke vergadering vragen, zeker via de beleidsgroepleden. De beleidswerkgroep stelt zich ook open voor personeelsleden met een specifieke interesse. De school zegt dat zij streeft naar consensus, maar daarover werden tijdens de schooldoorlichting andere geluiden opgevangen. Concrete afspraken zijn terug te vinden in verschillende documenten, waaronder de elektronische openbare mappen, de afspraken binnen de scholengemeenschap, het afvalbeheerplan, het schoolreglement, …. Voor nieuwe leraren wordt een onthaalmap opgesteld. Ten slotte wordt voor de uitvoering van beslissingen steeds een verantwoordelijke aangeduid. Wat interne en externe communicatie betreft, zijn alle documenten en de taal waarin ze gesteld zijn, verzorgd. De inspanningen die de school i.v.m. communicatie onderneemt, leveren intern en extern niet altijd het beoogde rendement op. Tijdens de schooldoorlichting werd duidelijk dat de veelheid aan communicatiekanalen en aan informatie mede oorzaak is van interne communicatiemoeilijkheden. Het werd ook duidelijk dat werkdruk soms reëel is. Daarnaast blijken verschillen in onderwijsvisie en praktijk eveneens de communicatie te verstoren. Een samenvattende onthaalbrochure voor nieuwe leraren is in de maak en kan wellicht ook iets oplossen. Een deel van de problematiek wordt verhaald op de directie. De school geeft zelf aan dat er ook communicatieproblemen zijn met de ouders, ondanks de acties. De ouders van hun kant willen meer op hun maat gesneden contacten. Het taalprobleem speelt bij dit extern contact zeker een rol. Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 5
De school let op haar kwaliteit. In 1999-2000 werd een sterktezwakteanalyse uitgevoerd, de directie werd geëvalueerd in 2003-2004 en een evaluatie- en waarderingssysteem is in ontwikkeling. Vooral de resultaten van de sterktezwakteanalyse werden door de meeste leraren als positief ervaren. Naar aanleiding daarvan zijn een aantal actiepunten geselecteerd die met behulp van de begeleidingsdiensten en o.a. documenten van de onderwijsinspectie geïmplementeerd en bijgestuurd werden. Uit de verbeterpunten die de school zelf formuleert, kan op basis van de schooldoorlichting de aandacht de samenhang tussen de verschillende structuren, voor contact met de lokale gemeenschap en voor public relations naar voren geschoven worden. Het is daarnaast zonder meer duidelijk dat de interne communicatie vernieuwde aandacht moet krijgen. 2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum
In haar onderwijskundig beleid besteedt de school voldoende aandacht aan de realisatie van de basisvorming, de specifieke vorming en de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg werkt ze aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing.
1 De lessentabel is conform de regelgeving . Binnen de scholengemeenschap werd dit schooljaar het lesurenpakket van 32 uur voor alle leerlingen ingevoerd. De school wil vanuit de traditie, maar vooral omwille van de socio-economische achtergrond van de leerlingen, de mogelijkheid geven om extra te sporten, ict te volgen, extra Nederlands of huiswerkbegeleiding te krijgen. Daarom kunnen de leerlingen zich vrijwillig en totaal vrijblijvend inschrijven voor de vier bovengenoemde clubs. Deze cluburen vallen binnen de reglementaire schooluren, maar dus na de lesuren. Dit jaar schreef zich 37% van de leerlingen in; de percentages per lesgroep zijn ontzettend verschillend en gaan van 0 tot 81%.
Om de basisvorming en de specifieke vorming te optimaliseren, organiseert ze een zo breed mogelijke waaier aan mogelijkheden die tegemoet komen aan een even gevarieerd leerlingenpubliek. De taligheid van het beroepenveld Kantoor-Verkoop kan daarin in vraag gesteld worden. Vermits de taalzwakte van de leerlingen als hét probleem wordt ervaren, wil de school in het kader van de gelijke onderwijskansen een taalbeleid hanteren. De school heeft een ruime vakoverschrijdende werking. Bij alle projecten wordt uitgegaan van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, en - jammer genoeg - niet van de vakgebonden leerplandoelstellingen, eindtermen en ontwikkelingsdoelen. Door dit gebrek aan integratie worden de niet-gewone-lesactiviteiten als belemmerend voor leerplanrealisatie ervaren. Vanaf 2001-2002 werd de vakoverschrijdende werking systematisch geïntroduceerd en bijgestuurd. De school beschikt over een visie en geconcretiseerd stappenplan i.v.m. taalbeleid, dat voor de hele scholengemeenschap ontwikkeld werd. Visie en stappenplan maken tegelijk voor een flink stuk deel uit van de leerlingenbegeleiding. Aangezien het leerlingenpubliek – vooral de anderstalige nieuwkomers – sowieso een taalbeleid impliceert, is dit aspect wellicht het allerbelangrijkste in de leerlingenbegeleiding. In de werking gelijke kansen en onthaalonderwijs is taalbeleid geëxpliciteerd. Taalvaardigheid is hier een zaak van elke leraar omdat het hier meer dan elders het sleutelelement is in de realisatie van leerplandoelstellingen en eindtermen. Er worden gegevens over leerlingen verzameld via instaptoetsen die taalzwakte en leerstoornissen detecteren. Algemeen is er voorzien in extra taalvaardigheidsvorming via het studieaanbod. Voor de anderstalige nieuwkomers bestaat een taalpaspoort dat in samenwerking met andere onthaalscholen in Antwerpen ontwikkeld werd. Het document dient om de leerling op te volgen en het wordt meegenomen van de onthaalschool naar de vervolgschool. Voor deze school geeft het prestatiebeschrijving (taalvaardigheid en attitudeomschrijving) en verslag over de periode die leerlingen in het vervolgonderwijs mochten doorbrengen. Dyslexie hoort tot het terrein van de leerstoornissen en de school beschikt over een stappenplan waarin de rol van elke participant is omschreven. Na screening, mede door het centrum voor leerlingenbegeleiding, wordt een contract opgemaakt, zodat het geëigende stappenplan kan toegepast worden. Een aantal leraren – zeker wie coördineert – is nageschoold in een aantal vormen van taalonderwijs en is daarbij ondersteund door het gepaste materiaal. 1
Minimum lessenrooster zoals bepaald in het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 6
De school besteedt algemeen aandacht aan een verzorgde omgangstaal en instructie- en toetstaal en hanteert een verzorgde taal bij externe en interne communicatie. Het is niet voor elke lesgroep en voor elke les altijd het geval, maar algemeen zorgt de school voor een leerkrachtige leeromgeving, met geëigende leermiddelen, waardoor de taligheid zeker bevorderd wordt. In dit kader moet vermeld worden dat een aantal activiteiten de verwerving van cultuur, de eigen en de vreemde taal ondersteunen. De school besteedt 77,2% van haar lesurenpakket aan effectieve lesuren, wat een 15% lager ligt dan het gemiddelde voor Vlaanderen. Als we gok- en ict-uren aftrekken van het lesurenpakket, ligt het percentage op 86 wat nog steeds lager ligt dan gemiddeld. De gewone klassen lenen een vijfde van het aantal onthaaluren, terecht omdat anderstalige nieuwkomers na het onthaaljaar daar instromen. Er wordt 13 uur (1,4%) overgedragen naar volgend schooljaar en er gaan 44 uren (5%) naar de scholengemeenschap. Het is echter niet zeldzaam dat lesgroepen 23 à 24 leerlingen omvatten, wat in sommige gevallen belastend kan zijn voor leraren en leerlingen. Bijzondere pedagogische taken en interne pedagogische begeleiding staan onderscheiden geboekt als niet-effectieve lesuren; enkel het aantal bpt-uren voldoet aan de 3%-norm. Er worden slechts 5 uren onbezoldigd in de plage georganiseerd. Vorig schooljaar besteedde de school minder uren aan effectieve lestijd en meer aan proefwerken dan gemiddeld; omdat er dit schooljaar wijzigingen zijn in de organisatie van de evaluatie wordt daar niet verder op ingegaan. De vakgroepwerking functioneert algemeen voldoende, al zijn er verschillen van vakgroep tot vakgroep. 2 Het toelatingsbeleid voor de onthaalleerlingen verloopt correct en vaak wordt aan de gelijkwaardigheidsbewijzen veel tijd besteed.
De school geeft zelf een aantal verbeterpunten, waarvan er één op basis van de schooldoorlichting hierna wordt opgenomen. Voorbeeld van goede praktijk De gerichtheid op en de zorg voor het gediversifieerde leerlingenpubliek.
•
Werkpunt Het onderwijsaanbod evalueren in verhouding tot bezetting en leerlingenprestaties t.a.v. opties en beroepenvelden.
•
Leerlingenbegeleiding
De leerlingenbegeleiding functioneert voldoende. Op het vlak van interne kwaliteitszorg werkt de school systematisch aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing.
Er is een visie en een structuur voor leerlingenbegeleiding. De cel leerlingbegeleiding, gecoördineerd door de graadcoördinator, is operationeel. De cel werkt o.m. aan de opvolging van problemen allerhande: spijbelen, pestgedrag, financiële problemen en een spaarsysteem, socio-emotionele begeleiding in het kader van het gelijkekansenbeleid, leerstoornissen (dyslexie, dysorthografie, dyscalculie),…. Van elke leerling wordt een pedagogisch dossier aangelegd. Men maakt gebruik van een leerlingvolgsysteem. De school stelt zich open voor alle leerlingen, dat is duidelijk. De school ziet adaptief onderwijs voor een groot deel als afstemming van het onderwijsaanbod op de leerlingenpopulatie (zie onder 'Onderwijskundig beleid'). Daarnaast maken een aantal bovengenoemde ingrepen het mogelijk dat leerlingen op hun manier leerplandoelstellingen, eindtermen en ontwikkelingsdoelen kunnen halen. Het taalbeleid is daarin cruciaal. Voor studiebegeleiding maakte men de afspraak dat leren leren in de eerste plaats geïmplementeerd wordt in de vakken. Er wordt zeer veel aandacht besteed aan het gebruik van agenda en huiswerkmap. 2
SO 75 - Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon voltijds secundair onderwijs.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 7
Bij de aanvang van het schooljaar krijgen alle leerlingen een onthaalbrochure en is er een contactdag en contactavond voor de ouders van nieuwe leerlingen waarop de werking van de school wordt uitgelegd. Ouders krijgen dan informatie over hoe ze hun kinderen kunnen helpen bij de overstap van basis- naar secundair onderwijs, en in verband met de verwachtingen die de school aan hen stelt (agenda, lessen leren,…). Dit is ook een eerste poging om de ouders naar school te halen in een veilige situatie, omdat het niet gaat over prestaties, noch over gedrag. De cluburen maken huiswerkbegeleiding, extra Nederlands, ict en sport mogelijk. Wat psychosociale begeleiding betreft, is er een open schoolklimaat, al werden tijdens de schooldoorlichting meermaals voorbeelden van eerder negatief-sanctionerende aard opgemerkt. De school gebruikt de no-blame aanpak voor pestgedrag, wat inhoudt dat pester en gepeste worden aangepakt. Voor leerlingen met onvoldoende basiskennis Nederlands is er ondersteuning door peters en meters. Algemeen is er minder zicht op het aanbod van hulpverlenende instanties omdat het geheel te complex en weinig overzichtelijk is. De school doet daarom een beroep op externen indien nodig. In verband met remediërende zorgbreedte gaan meldingen vanuit de klassenraad naar de ouders, waarbij alweer de gebrekkige talenkennis de respons soms tot nul herleidt. Afwezigheden worden strikt opgevolgd en dat is nodig omdat de problematiek groot is. De probleemdossiers worden voorgelegd aan de overheid. Voor een paar leerlingen beschikte de school niet over een dossier. Externe instanties grijpen soms niet in omdat leerlingen in een bepaald statuut niet schoolplichtig zouden zijn. Toch moet elke leerplichtige die in ons land toekomt na 60 dagen in een school ingeschreven zijn. Als leerproblemen aangekaart worden, kan o.m. het advies gegeven worden om cluburen of bijwerklessen te volgen. Gedragsproblemen kunnen leiden tot een leerlingvolgkaart als hulpmiddel tot bijsturing. Tijdens de onthaalweek worden alle leerlingen van het eerste jaar systematisch gescreend op dyslexie en bij een vermoeden daarvan worden leerlingen naar een multidisciplinair team doorverwezen. Ze kunnen daarna dispenserende en compenserende maatregelen krijgen. In het kader van het GOK werden een taalbeleid en een socio-emotioneel beleid uitgewerkt. In verband met schoolloopbaanbegeleiding probeert de delibererende klassenraad zoveel mogelijk een weloverwogen advies te geven, rekening houdend met de mogelijkheden van de leerling. De leerlingen leggen tijdens het derde trimester schoolbezoeken af aan diverse scholen van de bovenbouw en er is info over studiekeuze in samenwerking met het clb. De anderstalige nieuwkomers krijgen informatie over beroepen en volgen snuffelstages in de eigen en in andere scholen, waarover een uitgebreide evaluatie wordt gemaakt. In deze school is het extra moeilijk om te zorgen voor de juiste oriëntering omdat leerlingen vaak gedesoriënteerd zijn, soms een grote behoefte aan veiligheid hebben en de haalbaarheid van keuzes niet altijd inschatten. Dat laatste geldt ook voor sommige ouders van wie velen bovendien het Vlaamse onderwijssysteem niet kennen en dus geen zicht hebben op de mogelijkheden. De school weet dat hier nog heel wat werk voor haar is weggelegd. Integratie in de samenleving wordt gestimuleerd – in de mate van het mogelijke – door de leerlingen actief te laten deelnemen aan binnen- en buitenschoolse activiteiten. Kindervreugd, een organisatie die nauw aanleunt bij het Stedelijk Onderwijs Antwerpen, het Comeniusproject en het project 'Theater voor iedereen', het zangevenement 'Children of the street', een bezoek aan het Jongerenadviescentrum en intern de clubactiviteiten, … verwijden de blik en de ervaring van de leerlingen. De sociale achtergrond van de leerlingen en de grote financiële problematiek beperken de mogelijkheden. De school zoekt daarom continu naar financiële hulp. Op basis van een contract is de samenwerking tussen school en clb goed gestructureerd. I.v.m. klassenraden zijn de toelatings- en overgangsvoorwaarden geverifieerd en in orde bevonden. De begeleidende klassenraden vonden in het schooljaar 2003-04 geregeld plaats. Een aantal leerlinggegevens geven opvolging aan. 3 Afwezigheden van leerlingen worden elektronisch en volgens de voorgeschreven codes geregistreerd. De school geeft zelf een aantal verbeterpunten, waarvan er op basis van de schooldoorlichting een aantal hierna worden opgenomen. 3
Zoals voorzien door omzendbrief SO/2002/06 m.b.t. afwezigheden.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 8
Voorbeelden van goede praktijk •
De algemene opvolging van de leerling.
•
De snuffelstages.
Werkpunten •
De negatief-sanctionerende bekrachtigende aanpak.
opstelling ombuigen
naar
een
pedagogisch-didactische
en
•
De opvolging en begeleiding na de eerste graad optimaliseren.
•
De ouders van deze school zoveel als nodig in hun eigen taal en op hun eigen manier benaderen en informeren.
Leerlingenevaluatie
De leerlingenevaluatie is overwegend goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor nog weinig initiatieven genomen.
Voor de evaluatiepraktijk bestaan afspraken. De school wil evolueren in de richting van permanente evaluatie, maar bij gebrek aan goed inzicht en begeleiding gaat het enkel om spreiding van evaluatie. Omwille van het gebrek aan o.a. inzicht, bestaat er nog tegenstand rond het concept, daar waar in heel Vlaanderen de trend naar alternatieve evaluatievormen op gang komt. Toch bestaat in het onthaalonderwijs in deze school het examen in summatieve betekenis niet meer; in het gewoon onderwijs is het sterk ingekrompen: van een aantal vakken is er slechts eenmaal per jaar een summatief toetsmoment. De school wil veel aandacht besteden aan rapportage. Er zijn genoeg middelen om informatie te verzamelen - en dat gebeurt ook daadwerkelijk - die het mogelijk maken via cijfers over de vakken te rapporteren, o.a. via een aanduiding op een schaal met uitleg over de betekenis ervan en over attitudes in woorden. Er is ook berichtgeving over het aantal afwezigheidsdagen en een samenvattende opmerking en informatie over taalvordering, dit laatste specifiek voor de anderstalige nieuwkomers. In de onthaalklas is er een taalpaspoort. Signaleringskaarten waarmee klassenraden worden voorbereid zijn geïntegreerd in de rapporten. Informatie in verband met de geboden hulp is vaak verwoord op het rapport, maar die is nog onvoldoende gesystematiseerd en vaak nogal negatief gesteld. Wat de interne kwaliteitszorg betreft, verzamelt en analyseert de school gegevens over leerlingen. De beginsituatie van de leerlingen wordt systematisch bekeken en besproken en de opvolging van de leerlingen heeft een aanvang genomen. Sinds vorig schooljaar volgt men de resultaten van de oudleerlingen op. De school geeft zelf een aantal verbeterpunten, waarvan er op basis van de schooldoorlichting een paar hierna worden opgenomen. Voorbeelden van goede praktijk •
Het taalpaspoort.
Werkpunten •
Voor de evaluatiepraktijk op basis van consensus streven naar de oppuntstelling van permanente evaluatie.
•
Voor de rapportage - informatie verzamelen over de efficiëntie van de geboden hulp op het rapport; - de leerlingenresultaten en de leervorderingen analyseren.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 9
2.3
Personeelsbeleid
Het personeelsbeleid functioneert minder goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg werkt de school nog niet aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing.
Beheer en planning is in handen van de scholengemeenschap. Voor selectie, bevordering en doorstroming is de school afhankelijk van de Stad Antwerpen. De vervanging van afwezige leraren is geregeld, maar de school ervaart het systeem als niet sluitend. Noch voor de langere afwezigheid van de pedagogisch coördinator, noch voor opdrachten in een paar vakken was er dit schooljaar vervanging. De knowhow voor de complexe schooladministratie kan slechts beperkt verdeeld worden over het ondersteunend personeel. 4 Om de professionalisering van het personeel te optimaliseren werkt men momenteel een nascholingsbeleid uit. Nascholingsprioriteiten en nascholingsbudget worden voornamelijk door de werkgroepen bepaald. Er is voldoende mogelijkheid tot nascholing in de thema’s die de school vooropstelt, met name in alle facetten van leerlingbegeleiding en in vakoverschrijdend werken. Het voltallige personeel is gesensibiliseerd rond ict. Interne werkgroepen en deelname aan leerplancommissies verhogen de professionaliteit. Over de voorbije twee schooljaren werd voor lesgevend en administratief personeel een meer dan gemiddelde deelname aan algemeen pedagogischdidactische nascholing gemeld. Voor beide geledingen ligt de vakgerichte nascholing onder het gemiddelde.
Teambuilding en -ondersteuning leidt momenteel niet tot de gestelde verwachtingen. Alle personeelsleden zijn nochtans vertegenwoordigd in de beleidswerkgroep en er wordt uiting gegeven aan voldoende betrokkenheid. Toch is er klacht over een onevenwichtige taakbelasting en het aantal bpt- of ipb-uren staat - zoals in vele scholen - niet altijd in verhouding tot de hoeveelheid werk. Zoals reeds gemeld blijven er, ondanks de werking rond teambuilding, communicatieproblemen. De school is begonnen met interne kwaliteitszorg in de schoot van de scholengemeenschap. Er zijn functiebeschrijvingen voor alle taken en vorig schooljaar startte men functioneringsgesprekken, die nog niet met iedereen gevoerd werden. Er is voorlopig bij de meerderheid van het personeel nog een vrij groot wantrouwen tegenover interne evaluatie. De school formuleert zelf verbeterpunten waarvan er een aantal op basis van de schooldoorlichting hierna mee opgenomen worden. Voorbeelden van goede praktijk •
I.v.m. professionalisering -
de graad van deelname aan algemeen pedagogisch nascholing; de betrokkenheid van leraren bij de nascholingsbudgetten.
Werkpunten •
I.v.m. teambuilding zoeken naar mogelijkheden tot verbetering van de gehele sfeer.
•
I.v.m. de evaluatie van leraren -
4
een waarderings- en evaluatiesysteem ontwikkelen, bij voorkeur in samenspraak met personeelsleden; verderzetting van functioneringsgesprekken.
Zie decreet betreffende de lerarenopleiding en de nascholing (B.S. 12/06/1996).
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 10
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid
Het financieel beleid is minder duidelijk. Op het vlak van interne kwaliteitszorg werkt de school systematisch aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing.
Als school van het stedelijk net is er weinig zicht op de werkingskredieten. Deze gaan immers grotendeels rechtstreeks naar de stad. De school beschikt enkel over middelen voor verbruiksgoederen, waardoor een langetermijnplanning niet mogelijk is. Ook de pc/kd-gelden en de gelden voor nascholing worden naar de school doorgestort. Intern is de transparantie verbeterd door de oprichting van de v.z.w., al staat die nog niet volledig op punt. Deze v.z.w. beheert de eigen middelen. Iedereen heeft in principe toegang tot alle gegevens. Er zijn voldoende pc’s op school en van iedereen wordt stilaan verwacht hier vlot mee overweg te 5 kunnen. De besteding van de pc/kd-gelden en de realisatie ervan komt tegemoet aan de reglementering en de school investeert bovenop die gelden.
Materieel beleid
Het materieel beleid is eerder onvoldoende. Op het vlak van interne kwaliteitszorg werkt de school aan gegevensverzameling en kwaliteitsbijsturing.
Er zijn globaal voldoende mogelijkheden om leermiddelen aan te schaffen. De school moet vaak noodoplossingen verzinnen en doet dat vaak goed. Toch is zelfs na een aantal ingrepen i.v.m. ruimtegebruik en vernieuwing van een deel van het meubilair lang niet alles in orde. Er is o.m. onvoldoende werkruimte voor de leraren met ipb- of bpt-uren en er is geen gespreksruimte voor vertrouwelijke gesprekken met ouders of leerlingen. Er is een computerklas en een multimedialokaal en in elk leslokaal is een pc beschikbaar. Aan een aantal opmerkingen die in dit verband in het schooldoorlichtingsverslag van 1997 reeds werden gemaakt, werd weinig of niet tegemoet gekomen.
Veiligheid en welzijn
Het beleid m.b.t. veiligheid en welzijn is veeleer zwak: de positieve elementen worden overschaduwd door een onvoldoende brandveiligheid. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school initiatieven genomen.
Organisatie van het welzijnsbeleid Het veiligheidsbeleid wordt op schoolniveau goed georganiseerd. Ook de ondersteuning door de preventieadviseur en de externe dienst verlopen naar behoren. Het aspect waaraan nog dient gesleuteld, is de transparantie. De bevoegdheidsverdeling tussen de interne dienst en de andere betrokken instanties is ver van duidelijk. Aankoop- en indienststellingsbeleid Er is een aanvaardbaar aankoop- en indienststellingsbeleid, dat momenteel ook wordt bijgestuurd, zodat de instructies bij machines beter zullen verzorgd worden. Ook hier is het werkpunt de transparantie: de centralisatie van aankopen gaat gepaard met een gebrekkige communicatie. Leer- en werkomgeving Het risico op valgevaar is beperkt. De speelplaats vormt een probleem dat echter in juli 2004 wordt aangepakt. De evacuatieoefeningen worden met zorg opgevolgd. De tekortkomingen in de elektrische installaties (loszittende stopcontacten) worden stelselmatig weggewerkt. De beperkt aanwezige producten met gevaarlijke eigenschappen worden verantwoord beheerd. 5
Zie omzendbrief ict-infrastructuurprogramma: http://edulex.vlaanderen.be/fulldoc.html?docid=13262
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 11
De school heeft echter een ernstig probleem met de brandveiligheid, zoals ook blijkt uit haar brandpreventieverslag. De trappenhallen, de kookklas en de leidingkokers zijn niet gecompartimenteerd. De trappenhallen hebben geen brandwerende deuren. De leidingen lopen in verticale nissen die enkel door een dunne metalen plaat zijn afgeschermd. Bij brand fungeren de trappenhallen en de leidingkokers als brandversnellende schoorstenen. Dit probleem moet dringend worden aangepakt; het brandpreventieverslag geeft een duidelijke opsomming van de werken die dienen uitgevoerd. De sportzaal in aanbouw beschikt evenmin over brandwerende deuren. Een tweede aspect waarin dit gebouw niet voldoet aan de normen is de temperatuurregeling. De klassen (bijna alle georiënteerd op het zuiden) zijn niet voorzien van een behoorlijke zonnewering, zodat de temperatuur frequent oploopt boven 30 °C. Ramen openen is bovendien niet mogelijk omwille van lawaaihinder. Dat is geen aanvaardbare leer- en werkomgeving. Hygiëne en gezondheid Op het vlak van hygiëne en gezondheid zijn er is twee knelpunten. De uitrusting van de kookklas voldoet niet (HACCP-normen, ontbreken van damp- en geurafvoer). De douches en kleedkamers voor lichamelijke opvoeding zijn niet verlucht, wat leidt tot condensatie, geurhinder en gevaar voor schimmel- en andere infecties. Voorbeelden van goede praktijk •
De zorg waarmee de school haar situatie heeft in kaart gebracht.
•
De dagelijkse werking van het beleid in de school.
Werkpunten In de leer- en werkomgeving •
De ingrepen die het brandpreventieverslag voorschrijft, uitvoeren.
•
De temperatuurregeling in de klaslokalen verbeteren.
In verband met hygiëne en gezondheid •
De douches en kleedkamers moderniseren.
•
De kookklas aanpassen.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 12
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1 Aardrijkskunde
De eindtermen en de leerplandoelstellingen van de A-stroom worden in voldoende mate gerealiseerd.
De ontwikkelingsdoelen en de leerplandoelstellingen van de B-stroom worden in voldoende mate nagestreefd.
Leerplangerichtheid en –realisatie Zowel in de A- als in de B-stroom werd het leerplan grondig bestudeerd. Een valabele jaarplanning en goede eigen notities tonen dit aan. De taalproblemen van de leerlingen worden geminimaliseerd door de uitzuivering van de lesdoelen tot de essentie, met een evenwicht tussen vaardigheden (vooral kaartgebruik) en kennis. Het laatste deel van het leerplan van de A-stroom is niet afgewerkt. Dit kan o.a. worden toegeschreven aan het aantal lessen dat wegvalt voor projecten. Deze situatie dient te worden bijgestuurd. De synthese die het leerplan voorschrijft en die moet leiden tot een mentale kaart van de eigen regio, België en Europa, is belangrijk genoeg om er andere onderwerpen voor in te korten. In de lessen en in de projecten waarin aardrijkskunde een rol speelt (onthaalperiode, milieuweek, europroject, …), is er in ruime mate aandacht voor de vakoverschrijdende eindtermen. Het vaklokaal beschikt over een tv met video, een overheadprojector en een pc met internetaansluiting. Er zijn verschillende kaarten, plannen en luchtfoto’s aanwezig. Er zijn ook kranten- en tijdschriftartikels opgehangen over actuele onderwerpen. Enkel voor topografische kaarten is het aanwezige materiaal niet in overeenstemming met de vereisten van het leerplan. Het gebruik van ict blijft beperkt; dit blijkt uit de bijgewoonde lessen en de leerlingennotities. Volgend schooljaar wordt het vaklokaal uitgerust met een dataprojector, wat de mogelijkheden vergroot. Leerlingenbegeleiding In de lessen zijn duidelijk elementen van leren leren verwerkt. Bij het begin van elke les wordt het onderwerp gesitueerd en wordt het verloop van de les geschetst. Op het einde van de meeste lessen wordt een korte synthese gemaakt, waarbij wordt verduidelijkt wat de leerlingen moeten kennen en kunnen. Er is een redelijke afwisseling in werkvormen. Het leergesprek overheerst. Tijdens de leergesprekken wordt opgelet dat de leerlingen alle gebruikte termen begrijpen en wordt getracht alle leerlingen het woord te verlenen. Sommige opdrachten worden in groep uitgevoerd; het matige rendement wijst erop dat de leerlingen hierin nog meer mogen geoefend worden. Tijdens de meeste lessen wordt goed gebruik gemaakt van de aanwezige leermiddelen. De leerlingennotities zijn met zorg samengesteld. Er werd overlegd met de werkgroep taalbeleid. Dat leidt tot een duidelijk taalgebruik. In 1B is nog bijsturing wenselijk; ze is gepland voor volgend schooljaar. De cursus bevat de nodige illustraties en verwijst voldoende naar de lokale omgeving (b.v. de verkeerssituatie van de school) en de ervaringswereld van de leerlingen. Leerlingenevaluatie De evaluatie is valide (er wordt geëvalueerd of de leerplandoelstellingen worden bereikt) en doorzichtig (de leerlingen weten wat en hoe wordt geëvalueerd). De vakgroep heeft vage afspraken over evaluatie. De planning vermeldt enkel de examenperiode. Er zijn meestal voldoende evaluatiegegevens: toetsen en taken. De vragen hebben een behoorlijke moeilijkheidsgraad. Ze zijn voldoende gevarieerd in vraagvorm. De opmaak is goed, o.a. door het inlassen van figuren. Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 13
In de B-stroom krijgen de leerlingen herhalingsvragen als voorbereiding op examens. Dit biedt hen een goed houvast om te studeren. Er moet wel over worden gewaakt dat het systeem niet leidt tot pure reproductie, waarbij leerlingen tijdelijk een reeks data in hun hoofd stockeren zonder ze te begrijpen. Voorbeelden van goede praktijk •
De zelf geschreven leerlingencursus, waarin bijzondere aandacht is gegeven aan de taal.
•
De aandacht voor leren leren in de lessen.
•
De aandacht voor basisvaardigheden o.a. inzake kaartgebruik.
Werkpunten •
De planning in de A-stroom beter bewaken, zodat er tijd genoeg is voor de synthese.
•
Het leerrendement in de klas opdrijven door meer leerlingactieve werkvormen te gebruiken.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 14
3.1.2 Biologie en wetenschappelijk werk biologie
De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd.
Leerplangerichtheid en –realisatie Het leerplan wordt met zorg gerealiseerd. Een valabele jaarplanning en goede eigen notities tonen dit aan. Er wordt aandacht gegeven aan de voornaamste thema’s van het leerplan, namelijk het eigen lichaam, de eigen gezondheid en de natuur. De leerinhouden zijn afgestemd op de kern van de eindtermen: in een heldere taal en zonder overtollige woordenschat wordt de essentie geleerd. In de lessen en in de projecten waarin biologie een rol speelt (o.a. gezondheidsweek en milieuweek), is er in ruime mate aandacht voor de vakoverschrijdende eindtermen. Ter ondersteuning van de lessen worden ook buiten observaties gedaan in het nabijgelegen park en de dierentuin, tijdens de zeeklassen en de GWP in Weert. Hierbij wordt soms samengewerkt met aardrijkskunde. Het vaklokaal beschikt over een tv met video, een overheadprojector, een pc met internetaansluiting en een uitgebreid assortiment leermiddelen. Er worden zinvolle dissecties uitgevoerd en er wordt gewerkt met de microscoop. Het gebruik van ict blijft beperkt tot een determinatieoefening en een opzoektaak. Leerlingenbegeleiding In de lessen zijn duidelijk elementen van leren leren verwerkt. Bij het begin van elke les wordt het onderwerp gesitueerd en wordt het verloop van de les geschetst. Op het einde van de meeste lessen wordt een korte synthese gemaakt, waarbij wordt verduidelijkt wat de leerlingen moeten kennen en kunnen. Er is een redelijke afwisseling in werkvormen. Het leergesprek overheerst. Tijdens de leergesprekken wordt opgelet dat de leerlingen alle gebruikte termen begrijpen en wordt getracht alle leerlingen het woord te verlenen. Tijdens de meeste lessen wordt goed gebruik gemaakt van de aanwezige leermiddelen. Sommige lessen worden gedomineerd door het invullen van de notities, wat het lesverloop een structuur geeft, maar het boeiende karakter ervan aantast. De leerlingennotities zijn met zorg samengesteld, waarbij er werd overlegd met de werkgroep taalbeleid. De cursus bevat de nodige illustraties en verwijst voldoende naar de ervaringswereld van de leerlingen. Geregeld wordt vermeld wat de leerlingen moeten kennen en kunnen. Leerlingenevaluatie De evaluatie is valide (er wordt geëvalueerd of de leerplandoelstellingen worden bereikt) en doorzichtig (de leerlingen weten wat en hoe wordt geëvalueerd). De vakgroep heeft vage afspraken over evaluatie. Positief is het overleg om gelijkwaardige toetsen op te stellen voor parallelle klassen, wat bijdraagt tot de betrouwbaarheid van de resultaten. Er zijn voldoende evaluatiegegevens: testen en taken. De vragen hebben een behoorlijke moeilijkheidgraad. Ze zijn voldoende gevarieerd in vraagvorm. De opmaak is goed, o.a. door het inlassen van figuren. Voorbeelden van goede praktijk •
De zelf geschreven leerlingencursus, waarin bijzondere aandacht is gegeven aan de taal.
•
De aandacht voor leren leren in de lessen.
•
De aanschouwelijkheid van de lessen door een gepast gebruik van leermiddelen.
Werkpunt •
Het lesverloop minder richten op het continu invullen van de notities.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 15
3.1.3 Frans
De eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd of nagestreefd.
Leerplangerichtheid en –realisatie Kennis en vaardigheden komen in de A- en de B-stroom aan de orde. In de B-stroom gaat er veel aandacht naar basiswoordenschat; de vervoeging van werkwoorden in de vorm van lijstjes krijgt daar in verhouding tot leerplan en doelgroep te veel aandacht. De doeltaal wordt door leraar en leerlingen gebruikt, zij het dat er af en toe een vertaling terecht aan te pas komt. Algemeen wordt er communicatief en vaardigheidsgericht gewerkt en dat wordt o.a. aangegeven door zoekactiviteiten op internet, gebruik van een woordenboek, vakoverschrijdende organisatie rond principes van zinsontleding en het gebruik van een taalportfolio. Door een aantal van deze ingrepen wordt tevens de samenhang in het curriculum vergroot. Ook zijn er heel wat initiatieven die met de vakoverschrijdende decretale domeinen te maken hebben, o.a. ook via de thema's in de teksten. Belemmeringen in de leerplanrealisatie worden door de vakgroepleden terecht aangegeven. Op infrastructureel vlak zijn dat de lange wachttijden aan de liften, de temperatuurregeling en de lawaaioverlast. Daarnaast wordt de organisatie van vele curriculumactiviteiten buiten de gewone lessen, nascholing van leraren, het lage peil van de leerlingen en het samen zitten met verschillende opties eveneens als belemmerend ervaren. Tijdens de schooldoorlichting konden de lessen plaatsvinden in ruime lokalen, waarin apparatuur ter beschikking stond. Er is een vaklokaal met pc en het ict-lokaal kan na afspraak gebruikt worden. Leermiddelen zijn dus voldoende beschikbaar maar er werd enkel bord, boek, pen en krijt ingezet, zij het dat er in de B-stroom in groepjes gewerkt werd. Algemeen wordt er met auditieve en visuele leermiddelen gewerkt, al blijkt het moeilijk te zijn om voor de multiculturele B-stroom van deze school geschikt materiaal te verwerven. De vakgroepleden overleggen geregeld en maken afspraken over materialen en onderwijspraktijk, evaluatie incluis. De sterke punten van de samenwerking vinden zij in de gelijke werkmethode en de reeds jarenlange samenwerking. Als zwak ervaart de vakgroep de druk van de vernieuwing, alhoewel de vakgroepleden daarin meegaan. De reeds voldoende aangehaalde karakteristieken van de leerlingenpopulatie maken volgens hen ook deel uit van de taakverzwaring. De vakverslagen wijzen op uitgesproken aandacht voor de leerinhouden, al wordt ook over andere aspecten vergaderd. De vakgroepleden werken samen, zij het dat er onderscheid is in de realisaties, bijvoorbeeld in de samenstelling van het jaarplan. De vakgroepleden hebben de laatste twee schooljaren algemeen gerichte nascholing gevolgd, waardoor wellicht de voeling met het vakgebied verminderd is. Dit alles mondt uit in resultaten waarbij in alle klasgroepen tekorten voorkomen, zowel in de gemiddelden van de rapporttoetsing, als in de examenresultaten. Anders gezegd, zowel in de resultaten i.v.m. beperkte delen als in de resultaten i.v.m. een groter geheel. Soms loopt het aantal tekorten op tot de helft van het aantal leerlingen in een 1A, waarbij de vraag rijst naar de zinvolheid van de leerlingenoriëntering, of naar de wijze van evalueren. Er is ook niet altijd een verband tussen de rapportpunten en die van het examen. Nochtans zouden die tussentijdse punten een voorspelling kunnen zijn van het eindresultaat, zeker als men de evolutie in de beheersing van leerplandoelstellingen nagaat. De vakgroep beschrijft zelf de leerlingenprestaties en zegt dat kennis zwakker scoort dan vaardigheden. Leerlingen hebben last met vervoegingen, spelling, woordenschat terwijl b.v. luister-, kijk- en spreekoefeningen vlotter gaan. De vakgroepleden zeggen dat de examenpunten lager liggen dan de rapportpunten en toch oordelen zij dat de leerlingen zich uit de slag kunnen trekken, ondanks een smallere theoretische basis. Een resolute keuze voor het zich uit de slag trekken dringt zich dus op. Zoals vaker terugkomt, worden de eigenheden van het leerlingenpubliek - zowel de schoolse aanleg en inzet als de socio-culturele achtergrond - als verklaring aangehaald. Alhoewel dit niet echt materie is voor een schooldoorlichting rijst hier toch de vraag naar de opportuniteit van Frans in de basisvorming van de B-stroom en daarmee samengaand het aanbod van het talige beroepenveld Kantoor-Verkoop in het beroepsvoorbereidend leerjaar.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 16
Leerlingenbegeleiding Tijdens de schooldoorlichting was de sfeer in de lessen Frans aangenaam. Er werd gestructureerd gewerkt, zij het dat het in de A-stroom klassikaal bleef met de leerlingen in de rol van invuller en antwoordgever. In de B-stroom kregen de leerlingen de gelegenheid om in groepjes een dialoogje te oefenen. Documenten en gesprekken geven aan dat er algemeen communicatief wordt gewerkt. Zoals in een aantal vakken wordt voor de B-stroom hier ook met niveaus gewerkt waarin de kerndoelen en -inhouden bewaard blijven, maar waarmee toch een aanpassing aan het leerlingenpubliek gebeurt. Leerlingen met problemen kunnen rekenen op aangepaste hulp via extra oefeningen en lessen. Om opzoekwerk, ict en mondeling werk te vergemakkelijken zijn de lesgroepen van het tweede leerjaar voor 1 lesuur gesplitst. Vele ingrepen vallen samen met de werking op schoolniveau en i.v.m. taalvaardigheid. Op schoolniveau zijn de vakgroepleden betrokken bij maatregelen om leerlingen met leerstoornissen te begeleiden. In dit verband wordt ook hier benadrukt dat de inhaalbeweging, dank zij de directiewissel, nodig was en rendeert. Leerlingenevaluatie Alle elementen van de competentie (kennis, kunde en vaardigheden) worden geëvalueerd en dat is een goede evolutie na de schooldoorlichting van 1997. De evaluatie bevat in de A- en de B-stroom voorbeelden van goede praktijk. De vaardigheden aansluitend bij de leerplandoelstellingen worden geëvalueerd; de woordenschat wordt in een context, ook visueel, en met ondersteuning aangeboden; de taal waarnaar men polst is bruikbaar, de inhouden en vraagvormen zijn prettig, gevarieerd en aangepast aan de leerlingen en dat alles in een aangename en duidelijke opmaak. Er komen ook echter te mijden elementen voor, en dat zijn voornamelijk contextloze woordenschatlijsten en vervoegingen. De toetsing van juni 2003 voor 1B is bijvoorbeeld een minpunt in verhouding tot al deze kenmerken. Transparantie in de toetspresentatie voldoet niet altijd: er is niet steeds een voorblad met informatie over de datum, over de doelgroep (lesgroep, leerjaar,…), over de koppeling met de leerplandoelstellingen, eindtermen, ontwikkelingsdoelen, over de samensteller(s). De vakgroepleden geven zelf aan dat zij zoeken naar een eenvoudig verloop van permanente evaluatie, vooral naar een evaluatie zonder schrijfwerk. In het licht van de boven beschreven leerlingenresultaten is die optie volkomen op haar plaats. Het taalpaspoort Frans dat in de maak is en in se opvolging en formatieve evaluatie betekent, kan heel wat bijdragen tot de juiste uitvoering van permanente evaluatie. Er bestaan afspraken over het aantal en het soort toetsen en de puntenverdeling. In parallelgroepen worden dezelfde toetsen gebruikt, wat enkel de kwaliteit kan verhogen. Voorbeelden van goede praktijk •
I.v.m. leerplanrealisatie - de sterke leerplangerichtheid van de A-stroom in documenten en leerlingevaluatie; - de groepering van leerlingen m.h.o. op oefening van spreekvaardigheid.
Werkpunten •
I.v.m. leerplanrealisatie en -evaluatie - de centrale doelstellingen van leerplan 1997/1/1/017 (B-stroom) voor ogen houden: de gewone omgangstaal begrijpen, mondeling correct reproduceren en woordenschat rond belangstellingspunten van leerlingen leren; - de vervoegingslijstjes - zeker voor de B-stroom onmiddellijk vervangen door training in basiszinnen die relevant zijn voor mondelinge communicatie in persoonlijk, maatschappelijk of beroepsmatig leven; - gepaste materialen en leermiddelen verwerven voor de B-stroom via vakgerichte contacten; - vakgebonden doelstellingen opnemen in curriculumactiviteiten buiten de lessen; - vakgebonden leerlingactiviteiten voorzien tijdens nascholingstijden voor leraren.
•
I.v.m. leerlingenevaluatie de permanente evaluatie invullen als voortdurende bijsturing naar een acceptabel eindproduct, waarbij de rapporttoetsing en -resultaten verband houden met de examentoetsing en -resultaten.
•
I.v.m. de lessentabel de opname van Frans in de basisvorming van de B-stroom evalueren.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 17
3.1.4 Fysica, wetenschappelijk werk fysica en natuurwetenschappen
De leerplandoelstellingen van fysica en wetenschappelijk werk fysica worden in voldoende mate gerealiseerd.
De leerplandoelstellingen en ontwikkelingsdoelen van natuurwetenschappen worden in voldoende mate nagestreefd.
Leerplangerichtheid en –realisatie Zowel in de A- als in de B-stroom werd het leerplan grondig bestudeerd. Een valabele jaarplanning en goede eigen notities tonen dit aan. Er is evenwicht tussen de vaardigheden en de kennis. De belangrijkste aspecten van wetenschappen komen aan bod. De leerlingen verwerven de nodige basisbegrippen en -concepten, ze krijgen inzicht in wetmatigheden en modellen, ze leren problemen oplossen. Laboratoriumvaardigheden worden bijgebracht door leerlingenproeven. In de lessen is er in ruime mate aandacht voor de vakoverschrijdende eindtermen. Vanuit natuurwetenschappen wordt hiervoor ook meegewerkt aan projecten zoals de milieuweek en de gezondheidsweek Het vaklokaal beschikt over een tv met video, een overheadprojector en een pc met internetaansluiting en dataprojector. Er zijn voor alle vakonderdelen in ruime mate leermiddelen aanwezig. Het gebruik van ict is al behoorlijk geïntroduceerd (rekenblad, presentaties, simulaties) en is in volle ontwikkeling. Leerlingenbegeleiding In de lessen zijn duidelijk elementen van leren leren verwerkt. Bij het begin van elke les wordt het onderwerp gesitueerd en wordt het verloop van de les geschetst. Op het einde van de meeste lessen wordt een korte synthese gemaakt, waarbij wordt verduidelijkt wat de leerlingen moeten kennen en kunnen. Er is een goede afwisseling in werkvormen. Tijdens de leergesprekken wordt er voorbeeldig over gewaakt dat de leerlingen alle gebruikte termen begrijpen en wordt getracht alle leerlingen het woord te verlenen. Er wordt goed gebruik gemaakt van de aanwezige leermiddelen. De leerlingennotities zijn met zorg samengesteld. Er werd overlegd met de werkgroep taalbeleid. Dat leidt tot een duidelijk taalgebruik. De cursus bevat de nodige illustraties (foto’s en cartoons) en verwijst voldoende naar de ervaringswereld van de leerlingen. Leerlingenevaluatie De evaluatie is valide (er wordt geëvalueerd of de leerplandoelstellingen worden bereikt) en doorzichtig (de leerlingen weten wat en hoe wordt geëvalueerd). De vakgroep heeft vage afspraken over evaluatie. De planning vermeldt enkel de examenperiode. Er zijn meestal voldoende evaluatiegegevens in de vorm van toetsen en taken. De vragen hebben een behoorlijke moeilijkheidsgraad. Ze zijn voldoende gevarieerd in vraagvorm. De opmaak is goed, o.a. door het inlassen van figuren. Op het einde van het tweede leerjaar worden ook moeilijkere vragen gesteld om de leerlingen meer inzicht te geven in hun mogelijkheden met het oog op de studiekeuze. Dit is een waardevol idee dat ook in andere vakken zou mogen worden overgenomen, mits evenwicht voor basis en uitbreiding en mits het bewaren van de nodige succeservaringen die de leerlingen nodig hebben om in het Vlaamse onderwijssysteem in te groeien. De leerlingen van 1B krijgen herhalingsvragen voor natuurwetenschappen als voorbereiding op examens. Dit biedt hen een houvast om thuis te studeren. Voorbeelden van goede praktijk • De zelf geschreven leerlingencursus, waarin bijzondere aandacht is gegeven aan de taal. •
De aandacht voor leren leren in de lessen.
•
De uitrusting van het vaklokaal.
•
De aanschouwelijkheid van de lessen.
Werkpunt • Verder zoeken naar mogelijkheden om de studiekeuzevaardigheden van de leerlingen te ondersteunen b.v. via uitbreidingsvragen. Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 18
3.1.5 Muzikale opvoeding
De eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd.
Leerplangerichtheid en –realisatie Binnen het totale aanbod van de muzikale opvoeding worden de vigerende leerplannen in voldoende mate in praktijk gebracht. Daarbij zijn leerdoelen en leerinhouden van de leerplannen meestal duidelijk aanwijsbaar. Studie van de jaarplannen, die ordentelijk zijn opgesteld, leert dat over het algemeen nog gekozen wordt voor een objectgerichte muzikale opvoeding. Zo vermelden de jaarplannen veel items die een bepaald muziektechnisch aspect centraal stellen, en dit overwegend vanuit een nogal theoretische benadering. Het komt er nu echter op aan om veel meer te investeren in de eigenlijke muzikale omgangsvormen (subjectgerichte muzikale opvoeding) en zo de (beknopte) muziektechnische ‘leerstof’ uit de eigenlijke muziekpraxis te puren. Het vocaal musiceren gebeurt, maar kan heel wat dynamischer worden. Deze dynamiek ontbreekt nu omdat het aangeboden repertorium voor de respectieve groepen te weinig uitdagend is. Het liedrepertorium moet uitgebreid worden en naar onderwerp, muzikale parameters, stijl, genre en taal veel beter op de eigenlijke doelgroepen afgestemd worden zodat zingen tot een vitale activiteit wordt. Uiteraard kan opbouwen van een liedrepertorium slechts lukken als de ingestudeerde liederen geregeld opnieuw gezongen worden. Zo wordt het ook mogelijk om een haalbare leerlijn voor het zingen uit te werken. De povere klavierbegeleiding wordt best op punt gezet (o.a. transpositie!), maar het begeleiden van liederen kan ook met heel wat andere instrumenten/apparatuur/technieken uitgebreid worden. Streven naar kwalitatieve liedbegeleiding is immers een dankbare uitdaging voor elke muziekleraar. Het instrumentaal musiceren krijgt aandacht, en er wordt gezocht naar combinaties van elementair musiceren. Toch is het verplicht inzetten van sopraanblokfluit een fiasco, enerzijds omdat men binnen de heel beperkte tijd nooit met alle leerlingen een behoorlijk resultaat kan boeken en anderzijds omdat de aangeboden muziek (speelstukjes) veeleer thuis hoort in de eerste en tweede graad van de lagere school. Ook vanuit de heterogeniteit van de lesgroepen m.b.t. de muzikale voorkennis van de leerlingen (vier/vijf jaar deeltijds kunstonderwijs versus nihil) kan veel meer gezocht worden naar instrumentaal musiceren op maat van elke leerling. Het komt er nu op aan om meer op zoek te gaan naar vormen van attractief musiceren. Alles moet in het werk worden gesteld om te komen tot aanspreekbare vormen van instrumentaal (en vocaal) musiceren in flexibele bezetting. Creativiteit in ensemblespel van akoestische instrumenten (orffinstrumenten, klein slagwerk, instrumenten die leerlingen zelf bespelen, …) met elektrische en elektronische instrumenten, ritmesectie en miditoepassingen kunnen snel uitgroeien tot een uitdagende vorm van muziek spelen binnen de klas. De variatie aan klankbeeld en de kennismaking met diverse muziekstijlen en genres, in combinatie met een zorgvuldig uitgewerkte leerlijn van muziektechnische begrippen, kan een rijke invulling van het instrumentaal musiceren bieden. Ook het ontwerpen van muziek en het improviseren dient hier ingebouwd te worden. Een aanstekelijk enthousiasme voor het vocaal en instrumentaal zingen moet zich daarbij over het geheel uitspannen. Het is belangrijk dat alle troeven worden aangewend om de les muziek tot een gevarieerd muzikaal en musicerend gebeuren te maken. Het beluisteren van muziek krijgt nu een invulling via het doornemen van composities die over het algemeen tot de toppers (klassiekers) van de ‘luisteroefeningen’ behoren. Soms wordt ook gefocust op een componist en kadert het beluisteren van enkele muziekwerken binnen een zgn. componistenportret. Daar waar het luisteren van muziek veeleer vanuit een analytische benadering vertrekt, is opnieuw differentiatie (vier/vijf jaar deeltijds kunstonderwijs versus nihil) aangewezen. Het is een kans om terug op maat van de leerling aan de slag te gaan. Het muziek beluisteren vanuit een genrevrije benadering mag verder meer aandacht krijgen en kan in combinatie met het instrumentaal musiceren, zoals hoger beschreven, snel opgevoerd worden. Individuele studie alsook vakgerichte nascholing, die nu niet is gevolgd, kunnen de behandeling van deze leerplancomponenten verstevigen.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 19
Het inzetten van ict is nu beperkt aanwezig, maar verdient absoluut aanbeveling omdat de aanwezige hardware de mogelijkheid biedt om deze apparatuur in te zetten als versterking bij de muzikale omgangsvormen. Kritische zin en collegiaal overleg gekoppeld aan een goede individuele voorbereiding met studie/oefening zullen hierbij nodig zijn. De volle uitbouw en de gebruiksvriendelijkheid van het vaklokaal wordt ernstig verhinderd omdat ook nog heel wat andere lessen in het muzieklokaal worden gegeven. Zo is bijvoorbeeld het steeds opnieuw moeten opstellen van de orffinstrumenten een bijzonder negatief punt. Het hele instrumentarium is ook aan een grondige revisie toe. Er zijn ook klachten over leermiddelen die ontvreemd worden. Verder moeten de luidsprekers vast bevestigd worden en is een videotoestel wenselijk (het geluid van het videotoestel wordt dan best over de versterker gestuurd). De piano moet dringend en ook regelmatig gestemd worden. Tenslotte is het tijd om alle rommel en oubollig materiaal uit de opbergkasten te verwijderen. Het verdient aanbeveling om een vakgroepwerking uit te bouwen op het niveau van de scholengemeenschap. Op deze wijze zou een forum ontstaan voor uitwisseling en kritische reflectie over alles wat met de muzikale opvoeding te maken heeft. Degelijke agenda, duidelijke afspraken en een eerlijke taakverdeling kunnen zo de kwaliteit van het muziekonderwijs aanzienlijk doen toenemen. Collegiaal overleg met alle leraren van de expressievakken op school (muzikale opvoeding, plastische opvoeding, lichamelijke opvoeding) kan eveneens een meerwaarde betekenen voor vakspecifieke en vakoverstijgende aspecten. Geregeld overleg met de schoolleiding over alle aspecten m.b.t. muzikale opvoeding is evenzeer belangrijk. Leerlingenbegeleiding De leerlingen volgen de les muzikale opvoeding over het algemeen met belangstelling. De interactie is behoorlijk, maar zal vanuit de besproken strategieën binnen de leerplanrealisatie (cfr. supra) nog een rijkere invulling krijgen. Binnen het geheel van de leerlingenbegeleiding mag veel meer aandacht gaan naar differentiatie, waarbij vooral leerlingen met muzikale bagage voor boeiende en uitdagende opdrachten gesteld worden. De leerlingennotities zijn behoorlijk en een heel deel daarvan wordt momenteel herwerkt. Liederen worden best steeds in muzieknotatie aangeboden. De opmaak van de notities kan vaak keuriger en het inzetten van software voor muzieknotatie moet nu verder uitgewerkt worden. De leerlingenagenda’s zijn een trouwe weergave van de geziene leerstof. Leerlingenevaluatie Leerplanstudie kan de kwaliteit van de evaluatie gevoelig verhogen. In elk geval kan de evaluatie een veel creatievere invulling krijgen door o.a. nagenoeg steeds vanuit ‘klinkende’ muziek te vertrekken. Evaluatie via solospel/solozang is bij de respectieve leerlingengroepen nooit aangewezen. Permanente evaluatie is goed, maar er moet veel meer gezocht worden naar een betere invulling t.a.v. het beperkt aantal lestijden. De opmaak van de voorgelegde documenten voor evaluatie is goed. Overleg rond permanente evaluatie tussen de verschillende kunstzinnige vakken kan interessante en markante resultaten opleveren en wellicht leiden tot vakoverstijgende afspraken en accenten dienaangaande.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 20
Voorbeelden van goede praktijk •
De zorgvuldige jaarplannen.
•
De aanzet tot ict-integratie.
Werkpunten •
Via leerplanstudie het muziekonderwijs verder actualiseren, in het bijzonder m.b.t. het vocaal en instrumentaal musiceren en de genrevrije benadering van het muziek beluisteren.
•
Sleutelen aan onderwijs op maat van de leerling en daarbij vooral de muzikale bagage van sommige leerlingen benutten.
•
De implementatie van ict in het muziekonderwijs verder uitbouwen tot meerwaarde bij de muzikale omgangsvormen.
•
Het muzieklokaal tot volwaardig vaklokaal inrichten en een betere organisatie met meer toezicht op het lokaal uitwerken.
•
De evaluatie actualiseren door o.a. overwegend ‘klinkende muziek’ als uitgangspunt te nemen.
•
Het vakonderwijs dynamiseren door o.a. collegiaal overleg met alle leraren van de expressievakken op school (muzikale opvoeding, plastische opvoeding, lichamelijke opvoeding) alsook geregeld overleg met de schoolleiding over alle aspecten van de muzikale opvoeding.
•
Meewerken aan een collegiale uitbouw van een dynamische en krachtige vakwerkgroep voor muzikale opvoeding binnen de scholengemeenschap.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 21
3.1.6 Nederlands
In het gewoon secundair onderwijs worden de eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplandoelstellingen in voldoende mate gerealiseerd/nagestreefd.
6 In het onthaalonderwijs worden de doelstellingen van SO 75 in voldoende mate nagestreefd.
3.1.6.1
In het gewoon onderwijs
Leerplangerichtheid en –realisatie De leerplanrealisatie is gekenmerkt door traditie versus vernieuwing, gerichtheid op schools vervolgonderwijs versus gerichtheid op het huidige leerlingenpubliek. Vaak is de gerichtheid op de leerplandoelstellingen wat te klein, o.a. door de gerichtheid op het leerboek en de vasthoudendheid aan de eigen individuele praktijk. Een leerboek volgen geeft vaak aanleiding tot integratie van leerplancomponenten, -doelstellingen en -inhouden, waardoor vooral de evaluatie van de mate waarin de doelstellingen bereikt werden vaak te vaak wordt. De leerplancomponenten worden overwegend alle aangeboden. Algemeen is er aandacht voor luistervaardigheid, kijkvaardigheid, spreekvaardigheid, leesen schrijfvaardigheid. Woordenboekgebruik komt veel voor, en wellicht terecht, gezien het leerlingenpubliek. Ook ander brongebruik is aan de orde. Spraakkunst en spelling krijgen in beide stromen veel aandacht, zij het dat deze leerplancomponenten vooral in de B-stroom echt wel in dienst moeten staan van de taalproductie. Genietend lezen, via korte fictionele teksten en via jeugdlectuur, voldoet, zij het dat de leerplandoelstellingen verzanden in een aantal andere overbodige activiteiten. Het woord 'boekbesprekingen' bijvoorbeeld dekt hier vaak analytisch-theoretisch-controlerende activiteiten die niet voldoen aan de leerplandoelstellingen. Spreken gebeurt aan de hand van criteria die concreter en verfijnder kunnen geformuleerd worden. In de lessen is voldoende expliciete referentie aan de vakoverschrijdende doelstellingen. Vooral elementen van leren leren zijn duidelijk te zien. Via extramurosactiviteiten, zoals film, theater, het Comeniusproject,… realiseert men eveneens het moedertaalcurriculum. De lessen Nederlands kunnen plaatsvinden in leslokalen - nagenoeg elke vakleraar heeft een eigen lokaal - die vaak uitgerust zijn met een pc, audio- en visuele media, een aantal woordenboeken en andere documenten. Meestal hangen er aan de muren ook hulpmiddelen in de vorm van landkaarten, geheugensteuntjes, leerlingproducten, teksten, … De lokalen zijn voldoende ruim, met licht en lucht en bewegingsruimte. Meestal echter gebruikt men dubbele leerlingentafels die de wendbaarheid belemmeren. Tijdens de schooldoorlichting werden vooral boek, bord, pen en krijt en woordenboek ingezet. Inschakeling van ict en internet tijdens de lessen was niet te zien en er wordt minder aan gerefereerd in gesprekken en documenten. Inschakeling van film, jeugdboeken, kranten en tijdschriften, video, projecten en groepswerk gebeurt wel. Algemeen was er voldoende beschikbaarheid over voldoende leermiddelen en naslagwerken. In verband met de leerplanrealisatie legt de vakgroep de nadruk op de leerlingbegeleiding in al haar facetten, o.m. de compenserende maatregelen bij dyslexie en -orthografie, inhaallessen, cluburen en samenwerking met externen. De kleine B-klasgroepen, de aangepaste woordenboeken voor de Bstroom en de taalopdrachten tijdens de geïntegreerde werkweek bevorderen volgens de groep eveneens de realisatie van leerplandoelstellingen en -inhouden. Belemmerend voor de leerplanrealisatie vindt de vakgroep op infrastructureel vlak de lange wachttijden aan de liften, de temperatuurregeling en de lawaaioverlast. Daarnaast wordt de organisatie van vele curriculumactiviteiten buiten de gewone lessen, nascholing van leraren, het lage peil van de leerlingen en het samen zitten met verschillende opties eveneens als belemmerend ervaren. Deze belemmeringen worden onderschreven door de schooldoorlichting. De vakgroep heeft een redelijk beeld van de eigen werking en is klaar om een homogenere werking op het getouw te zetten. De groep vergadert als de nood zich voordoet, en in verschillende verbanden, bijvoorbeeld met vreemde talen, met leraren onthaalonderwijs. De behandelde onderwerpen hebben te 6
SO 75 - Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon voltijds secundair onderwijs
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 22
maken met de onderwijspraktijk en -organisatie, met de besteding van middelen, taalbeleid, vakoverschrijdende eindtermen. Permanente evaluatie werd puur organisatorisch benaderd; de zingeving kwam niet aan bod. De groep ziet haar sterkte in de gelijkgerichtheid. De grootte van de vakgroep, die echter doorsnee gezien gewoon is, de deelname aan meer werkgroepen, de overmaat aan vernieuwingen en het teveel aan administratie wordt gezien als beletsel om meer gestructureerd te vergaderen. Algemene nascholing in alle facetten van leerlingenbegeleiding werd in grote mate gevolgd; ook vakgerichte nascholing was aan de orde. Ondersteunend zijn de planningsdocumenten, die per leerjaar in samenwerking per leerjaar gemaakt worden. In de documenten wordt via cijfers gerefereerd aan de vakgebonden en vakoverschrijdende doelstellingen, maar toch staat het leerboek erg centraal. Dit alles leidt tot leerlingenprestaties die volgens de vakgroepleden zelf gemiddeld laag liggen, zowel in de A- als B-stroom. Toch zitten er in de rapportcijfers dit schooljaar niet zoveel tekorten. Wel is het aantal tekorten in het tweede leerjaar A wat hoger dan in het eerste. De vakgroep beschrijft zelf de prestaties en zegt dat kennis in de A-stroom zwakker scoort dan vaardigheden. In de B-stroom beheersen de leerlingen doorgaans het Nederlands onvoldoende en ze halen betere cijfers op kennis dan op vaardigheden. De lage prestaties worden toegeschreven aan gebrek aan beheersing van het Nederlands. School en thuis blijven voor vele leerlingen twee werelden, zowel wat taal als wat omgangsvorm en doelen betreft. Leerlingenbegeleiding De vakgroep geeft aan dat de leerlingenbegeleiding voor hen relatief nieuw is. Differentiatie en interactieve werkvormen, welbevinden, taalbeleid, … zijn nu items waar men zich inwerkt. Er zijn homogene lesgroepen op basis van de beginsituatie zodat er makkelijker kan op ingespeeld worden via externe differentiatie (per lesgroep dus). Cluburen, extra oefeningen, extra mondelinge taalvaardigheid, zijn middelen om prestaties te verbeteren. Tijdens de schooldoorlichting slaagden de meeste leraren erin een positief en vertrouwenwekkend klasklimaat te creëren waarin kan gewerkt worden. Er was zeer vaak interactie met leerlingen en leerlingenactiviteit in de vorm van onderwijsleergesprekken. De betrokkenheid en de activiteit van de leerlingen komt zeer gunstig over. De lessen werden altijd sterk geleid, vaak terecht bij jonge leerlingen, frontaal gegeven, met de leraar centraal en de leerlingen eerder als antwoordgevers en uitvoerders. Meestal is er een duidelijke instructie, een logische opbouw van het lesaanbod, gradatie naar het eindproduct, reflectie over het eigen leren. Leerlingenevaluatie Alle vaardigheden - en dat is een vooruitgang tegenover de schooldoorlichting van 1997 - worden getoetst en er wordt tussentijds en op het einde van een trimester getoetst. Uitbreidingstoetsen lopen in verschillende klassen parallel. Gelijkaardige leerlingengroepen krijgen hetzelfde aantal en dezelfde opdrachten voor het persoonlijk werk dat men permanent evaluerend wil opvatten, maar waar men nog niet toe is aan de betekenis van dit soort evaluatie. De tussentijdse evaluatie en examens worden naast elkaar gesteld, wat aangeeft dat men toetsing spreidt, zonder meer. Toetsen worden meestal aangepast aan de lesgroep; de vragen zijn duidelijk, gevarieerd, prettig. Toch komt de contextloze lijstjestoetsing i.v.m. spelling en spraakkunst meer dan wenselijk voor. Per leerjaar worden de toetsen samen opgesteld, wat de kwaliteit enkel kan ten goede komen. Algemeen ontbreekt transparantie in de toetspresentatie: er is zelden een voorblad met informatie over de datum, over de doelgroep (lesgroep, leerjaar,…), over de koppeling met de leerplandoelstellingen, eindtermen, ontwikkelingsdoelen, over de auteur(s) van de toetsing.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 23
3.1.6.2
In het onthaalonderwijs
Realisatie van de doelstellingen van het onthaalonderwijs Veel wordt in het werk gesteld om zo snel mogelijk Nederlands te leren en om de anderstalige nieuwkomer te integreren in de onderwijsvorm en studierichting die het nauwst aansluit bij zijn of haar individuele capaciteiten. Ook de relatie van de anderstalige nieuwkomer met de leraar en de leeftijdsgenoten krijgt meer dan de nodige aandacht. De realisatie wordt gekenmerkt door een combinatie van de mondelinge communicatieve functionele benadering versus schoolse ook geschreven analytische activiteiten, geloof in het eerder ongekende minder traditionele versus zoeken van veiligheid in gekende wegen, vaak vanuit de gewone onderwijspraktijk, competentie in onderwijs aan niet-Nederlandstaligen versus nog bij te leren competentie. Toch streeft men naar consensus in de werking. Algemeen volgt men de praktijk van het onthaalonderwijs. De leerlingen moeten op school Nederlands spreken. De aangeboden inhouden zijn overwegend functioneel voor het persoonlijk, maatschappelijk of beroepsmatige leven. Het leermateriaal heeft soms verouderde en/of niet-Vlaamse trekjes (gulden i.p.v. euro, ….); leerlingen letten daar ogenschijnlijk niet op, wellicht omdat ze het niet altijd beseffen. Soms wordt opzoeken in een woordenboek verabsoluteerd ten nadele van de mondeling-communicatieve taalvaardigheid. Theaterreceptie en -productie, samenwerking met het basisonderwijs, deelname aan het Comeniusproject van weliswaar slechts enkele leerlingen en andere niet-gewone-lesactiviteiten dragen bij tot de realisatie van het curriculum, inzonderheid tot integratie in cultuur en maatschappij. De anderstalige nieuwkomers maken gebruik van de infrastructuur en leermiddelen van de hele school. Af en toe gebruiken ze het computerlokaal, wat niet zo makkelijk is gezien de beperkte beschikbaarheid. Tijdens de schooldoorlichting vonden een aantal lessen plaats in ruime lokalen. Enkel boek, bord, pen, krijt en het woordenboek werden ingezet. Doorgaans worden algemeen auditieve en visuele middelen ingezet. De zoektocht naar gepaste leermiddelen is een continue opdracht voor de vakgroepleden. Bevorderlijk voor de realisatie vindt de vakgroep is de intense werking, passende methoden en materiaal. Belemmerend is de late instroom van leerlingen De vakgroep vergadert voldoende en werkt samen met externen, zowel in de leerlingbegeleiding als in de realisatie van projecten. Uit de vakgroepverslagen blijkt dat de leden op de hoogte zijn van de actuele handelwijzen in het onthaalonderwijs. Verder geven ze een intense en gediversifieerde werking weer, organisatie van talloze activiteiten inbegrepen. Buiten leraren die omwille van afwezigheid of latere aankomst niet in de mogelijkheid waren om nascholing te volgen, professionaliseerde elke leraar in de betrokken materie. De vakgroep wil de nascholing extra verzorgen, wat met de mogelijkheid tot organieke benoeming zeker kan gerealiseerd worden. Andere projecten zoals het verduidelijken van de onderwijsstructuur i.s.m. de Koning Boudewijnstichting en de inschakeling van tolken worden in het vooruitzicht gesteld en kunnen de werking enkel optimaliseren. De raamplannen (werkplannen) van de vijf verschillende niveaugroepen beantwoorden aan de inhoudelijke voorwaarden die aan het onthaaljaar gesteld worden. Ze zijn uitstekend gestructureerd en bevatten naast de doelstellingen uit SO 75 eveneens vakoverschrijdende doelstellingen naar analogie van de decretale vakoverschrijdende eindtermen. Bovendien wijst het onderscheid in fasen op een logische opbouw van de leerlingencompetenties. Dit alles mondt uit in prestaties die niet altijd aan het einddoel, met name abstracte informatieve teksten kunnen verwerken die voor kennisoverdracht in de verschillende vakken worden gebruikt, beantwoorden. Niet elke leerling - er zijn bovendien late instromers - en zeker niet binnen de gestelde tijd van één schooljaar haalt dit doel, zelfs al bevat het rooster - zoals op deze school - het reglementair aantal uren Nederlands. De vakgroep geeft dan ook terecht aan - zoals in vele andere scholen - dat er vanuit de overheid in meer leertijd Nederlands moet voorzien worden. Tijdens de schooldoorlichting viel de actieve betrokkenheid van de leerlingen op. Bovendien gaven ze op dit ogenblik van het schooljaar algemeen blijk van een goed begrip van het Nederlands en een heel aantal van hen kwam tot een goede productieve vaardigheid.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 24
Leerlingenbegeleiding In de leerlingenbegeleiding staan succeservaring en vooruitgang centraal. De school onderzoekt de beginsituatie van de leerlingen, zodat ze in de gepaste niveaugroep terecht komen. In de loop van het schooljaar kunnen ze zowel naar een sterkere als naar een minder sterke groep overgaan. Vaak werkt men met twee leraren in één lesgroep om het geheel beter te laten verlopen. Samenwerking met externen - clb- en PINA-18-medewerkers - verhoogt de mogelijkheid om tegemoet te komen aan problemen. Er is voortdurend begeleiding via de lessen en gesprekken van elke dag. Anderstalige nieuwkomers krijgen een aangepaste brochure om in de school thuis te komen. De loopbaanbegeleiding (leertraject) voor elke anderstalige nieuwkomer wordt opgevolgd door de vervolgcoach. Via informatie in de klas en snuffelstages in het vervolgonderwijs in andere scholen zorgt de school voor een zo duidelijk mogelijk beeld over het Vlaamse secundair onderwijs. Lees verder onder 'Leerlingenbegeleiding Nederlands in het gewoon secundair onderwijs'. Leerlingenevaluatie Het taalpaspoort en het taalportfolio is zowel volg- als beoordelingssysteem. Alle andere informatie van de leerling wordt telkens mee verzameld. Het taalpaspoort geeft alle aspecten van de competentie (kennen, kunnen en attitude) i.v.m. taalvaardigheid weer. Momenteel beraadt men zich over het aantal en de soort werkstukken die in het taalportfolio zullen opgenomen worden. Het taalpaspoort geeft ook zicht op nood aan remediëring. Observatie als opvolging en beoordeling van de leerling is een veelgebruikte methode, waardoor het concept van de permanente evaluatie zeer dicht benaderd wordt. De reële toetsing (2001-2002) heeft soms nog schoolse trekjes. Naast kleine functionele stukjes voor schrijfvaardigheid en haalbare opdrachten voor leesbegrip wordt woordenschat immers ook geïsoleerd en in lijstjes opgevraagd. Soms past de keuze van teksten minder bij functionaliteit en een appreciatie van het onthaaljaar neerschrijven komt als onhaalbaar over. Voorbeelden van goede praktijk In het gewoon secundair onderwijs in de leerplanrealisatie - de aandacht voor leren leren in de lessen; - de algemene aandacht voor de vaardigheden. In het onthaalonderwijs •
•
in de realisatie van de doelstellingen onthaalonderwijs - het uitgebreid overleg tussen de leraren onthaalonderwijs; - de aanwezige knowhow. in de leerlingenevaluatie het taalpaspoort en -portfolio als opvolging en beoordeling.
Werkpunten In het gewoon secundair onderwijs •
In de leerplanrealisatie de leerplandoelstellingen centraal stellen, m.n. verwoorden van eigen voorkeuren, tekstervaring weergeven en bezoeken van bibliotheek en documentatiecentrum.
•
In de leerlingenevaluatie - het concept permanente evaluatie grondig bestuderen. Een graduele bijsturing van leerlingen in hun realisatie van de leerplandoelstellingen zodanig dat zij een goed product afleveren staat daarin centraal. Een ijverclausule kan daarin een bevorderende rol spelen. - het onderwijsleerproces beginnen met een evaluatieplan, zeker waar het om permanente evaluatie gaat; - leerlingen van bij het begin betrekken bij de te realiseren doelen en de evaluatie ervan.
In het onthaalonderwijs de realisatie gezamenlijk afstemmen op het leerlingenpubliek.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 25
3.1.7 Plastische opvoeding
De eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de A- en de B-stroom.
Leerplangerichtheid en -realisatie Een aantal leerplandoelstellingen en vakgebonden eindtermen en ontwikkelingsdoelen komen met weinig diepgang aan bod (leerplannen 1997/1/1/211 en 1997/1/1/220). Hoewel het lerarenteam over de nodige vakdeskundigheid beschikt, wegen een berustende en weinig dynamische houding en een overwegend intuïtieve aanpak van de leerstof op de leerplanrealisatie. Vele opdrachten bevatten veeleer bescheiden beeldende uitdagingen. De vorming van het plastisch vocabularium en de oriëntatie binnen de vakgebonden vaardigheden moeten ruimer en systematischer verlopen. Nogal wat leerinhouden en leerplandoelstellingen worden op een éénzijdige manier aangereikt. De leerlingen werken overwegend met klassieke grafische technieken (kleurpotlood, plakkaatverf en ecoline) en op kleine formaten. De ontwikkeling van een creatieve denkmethode wordt onvoldoende geaccentueerd; vooronderzoek en experiment komen nauwelijks voor. Vastgestelde minder sterke punten zijn o.m.: - de studie van de beeldtaal (beeldende middelen, technieken en materies) verloopt niet concreet en doelgericht; - kunstbeschouwing en -initiatie komen bij wijze van introductie tot sommige opdrachten weliswaar voor, maar het leereffect ervan blijft bescheiden vanwege een gemis aan onderbouwing; - de aangewende werkvormen zijn onvoldoende interactief, daardoor krijgen vele leerlingen nauwelijks de kans om hun persoonlijke mening te uiten, hun visuele beleving te verwoorden en het eigen werk of dat van anderen te bespreken; - moderne media (o.a. interactie tussen beeld en geluid) en ict worden niet in de lessen geïntegreerd; - de leerlingen worden niet gestimuleerd om zelfstandig informatiebronnen te raadplegen. In de jaarplannen wordt naar de leerplandoelstellingen en -inhouden verwezen. Er zijn leesbare verticale leerlijnen in opgenomen. Hiaten en zwakke punten worden echter niet opgemerkt. Dat de planning jaarlijks nauwelijks evolueert, is een indicatie voor de weinig dynamische aanpak. Een grondigere leerplanstudie en een explicietere vermelding van de behandelde beeldende middelen, technieken en materies zouden bijdragen tot een inhoudelijke verruiming van de leerplanrealisatie. De vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen die in het vak aan bod komen, werden geïnventariseerd en in het jaarplan verwerkt. De implementatie ervan in de lespraktijk moet echter bewuster en doelgerichter verlopen. Vanuit plastische opvoeding wordt weliswaar aan enkele vakoverstijgende projecten meegewerkt, maar de grenzen van het eigen vakgebied worden daarbij zelden doorbroken. In de planning zijn dan ook weinig sporen van een horizontale, vakoverschrijdende samenhang terug te vinden. Op vraag van de leraren werd plastische opvoeding recent toegevoegd aan de vakgroep technologische opvoeding, ict en dactylo. Het vak aan de werkgroep muzikale en lichamelijke opvoeding onttrekken (de andere expressievakken) was geen gelukkige beslissing. Bij de herschikking speelden de desiderata en de taak(vergader)belasting van de leraren immers een cruciale rol en niet de pedagogisch-didactische en inhoudelijke verbondenheid tussen de vakken. De leraren volgden enkele vakgebonden nascholingen, maar er zijn geen verwijzingen naar een omzetting van de verworven inzichten en vaardigheden naar de lespraktijk. Een verhoging van de deskundigheid met betrekking tot ict-integratie en het gebruik van moderne media is wenselijk. Externe, algemeen pedagogisch-didactische, nascholingen werden de laatste jaren niet gevolgd. Eén en ander geeft aan dat geregelde detectie van de noden en meer gerichte nascholing wenselijk zijn. Het lokaal plastische opvoeding wordt ook door andere vakken en de avondleergangen gebruikt, geen optimale situatie aangezien regelmatig leerlingenwerk vernield wordt of verdwijnt. Het lerarenteam spant zich in om er voor te zorgen dat de klas de identiteit van het vak uitstraalt, maar van een stimulerende ateliersfeer is geen sprake. De schikking van de werkbanken is traditioneel. Misschien is dat zinvol in functie van de theorielessen die in het lokaal doorgaan, maar voor oefeningen waarnemingstekenen en driedimensionale vormgeving is het een veeleer oncomfortabele opstelling. Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 26
Een computerconfiguratie wordt enkel voor demonstraties gebruikt en staat niet ter beschikking van de leerlingen. Er zijn geen aangepaste projectiesystemen of een degelijke lokaalverduistering, wat o.a. een gepaste aanbreng van inhouden kunstinitiatie hypothekeert. Er is een overheadprojector, maar dergelijk toestel is slechts beperkt inzetbaar in het kader van plastische opvoeding. Divers klein materiaal, zoals opgesomd in de vigerende leerplannen, ontbreekt. Nergens in de school wordt leerlingenwerk tentoongesteld. Meer presentatiemogelijkheden voorzien, zou de uitstraling het vak en van de hele school ten goede komen. Om de kosten voor de leerlingen te drukken, voorziet de school in divers verbruiksmateriaal. Een lovenswaardig initiatief. Wat de verfsoorten betreft moet men er echter over waken dat de leverancier de correcte kleurennummers bezorgt. Met het aanwezige materiaal kan immers niet gewerkt worden volgens het principe van de kleurperceptie (cyaan, magenta en citroengeel). Leerlingenbegeleiding Het leer- en werkklimaat is gedisciplineerd en aangenaam. De zorgbreedte van de leraren manifesteert zich in de vorm van individuele begeleiding tijdens de uitvoering van de opgaven. De aangewende methodiek is traditioneel en weinig procesgericht. Door teveel op het afgewerkte product te focussen, rest er onvoldoende ruimte voor de ontwikkeling van een persoonlijke artistiekcreatieve reflex en denkmethode. De leraren zien zichzelf nog teveel als leider en onvoldoende als begeleider tijdens de lessen. Zelfstandig en ervaringsgericht leren worden bij voorkeur sterker benadrukt (bv. brainstorming, documentatieverzameling, interactie, …). De leerlingen bewaren hun realisaties in individuele mappen die in de klas blijven. De mappen bevatten nauwelijks ondersteunende informatie en het individueel gevolgde denk- en werkproces kan er niet in herbeleefd worden. Opdrachtbeschrijvingen, thema’s kunstinitiatie, documentatieonderzoek, uitgevoerd experiment en schetsmatig ontwerp worden er niet systematisch in opgenomen. Op enkele cursusbladen kleurenleer en onduidelijke zwart-wit-kopieën van kunstwerken na, worden de theoretische inhouden niet toegelicht. Nochtans beschikken de leraren over een uitvoerige, zelf samengestelde, cursus. Het document werd recent afgevoerd vanwege te uitgebreid en op sommige punten niet aangepast aan het niveau van een eerste graad. Het geheel inhoudelijk herwerken, sterk vereenvoudigen en aanvullen met basisinformatie kunstinitiatie en aanschouwelijke verklaringen van de elementen van de beeldtaal (terminologie en voorbeelden), kan een hefboom tot kwaliteitsverhoging betekenen. Het mag echter niet de bedoeling zijn om de leerlingen te bedelven onder een vracht randinformatie: plastische opvoeding blijft in de eerste plaats een praktisch vak. De school is een smeltkroes van volkeren en culturen. Het is bijzonder jammer dat die rijke culturele input zelden aangewend wordt om uitdagende, horizonverruimende en integratiebevorderende opdrachten en projecten in het vak plastische opvoeding uit te werken. Leerlingenevaluatie Plastische opvoeding wordt permanent geëvalueerd. Evaluatie en instructie verlopen echter nog onvoldoende geïntegreerd om te kunnen spreken van een procesgerichte beoordeling die bijdraagt tot de bijsturing van het leerproces. Daarvoor is de terugkoppeling van de evaluatiegegevens nog te uitdrukkelijk op de resultaatbepaling gericht. De leraren evalueren het gerealiseerde werk telkens met één cijfer, zodat de leerlingen geen overzicht van hun resultaten voor elke aangewende vaardigheid afzonderlijk krijgen. Elk afgewerkt product groeit uit een aantal denk- en werkfasen. Het documentatieonderzoek, de aangewende denkmethode, het schetsmatige ontwerp, het gevoerde experiment, de interpretatie en omzetting van de beeldtaal en een reeks technische vaardigheden moeten explicieter beoordeeld worden om tot een valabele en procesevaluatie te komen (zie ook leerlingenbegeleiding). Een, zij het beperkte, toetsing van de theoretische basiskennis (kunstinitiatie bijvoorbeeld) kan de beoordeling aanvullen. Positief is dat attitudes in de leerlingenevaluatie opgenomen worden. Voor een dermate aan persoonlijke interpretatie onderhevig vak als plastische opvoeding is het uitwerken van een overzichtelijke procedure noodzakelijk. Om misverstanden te voorkomen worden de gehanteerde evaluatiecriteria bij voorkeur aan de leerlingen en hun ouders meegedeeld.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 27
Werkpunten •
De eindtermen en de leerplandoelstellingen met meer diepgang realiseren.
•
De studie van de beeldtaal expliciteren.
•
Toepassingen van ict en moderne media in de lessen integreren.
•
De individuele artistieke beleving en creativiteit van de leerling voorrang geven op de zorg voor productkwaliteit.
•
De vakgroepwerking herschikken in functie van de realisatie van meer samenhang tussen de muzisch-creatieve vakken.
•
Het leerproces ondersteunen met degelijk gestructureerde leerlingenmappen waarin het gevolgde denk- en werkproces kan herbeleefd worden.
•
Een procesgerichte evaluatieprocedure uitwerken.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 28
Notities over lichamelijke opvoeding Deze vakverslaggeving is gebaseerd op een gesprek met de vakgroepleden en op onderzoek van de infrastructuur. Er werd voor dit vak geen conclusie geformuleerd.
Bij gebrek aan voldoende geschikte infrastructuur is de school ertoe verplicht om een aantal lessen lichamelijke opvoeding in het nabijgelegen Antwerpse Stadspark te laten doorgaan. Vooral tijdens de wintermaanden en bij slecht weer is dat een weinig comfortabele situatie. De middenschool heeft een eigen turnzaal die voldoende ruim is voor één lesgroep. De kleedkamers en de douchefaciliteiten worden zowel door de jongens als door de meisjes gebruikt. Ze zijn klein, gedateerd en niet van een degelijke verluchting voorzien. Er is geurhinder en de muren en plafonds worden door schimmel aangetast. De uitrusting van de turnzaal voldoet. De meeste materiële middelen, zoals opgesomd in de vigerende leerplannen, staan er ter beschikking. Sedert enkele jaren wordt aan de inrichting van een bijkomende zaal gewerkt, maar op het ogenblik van de doorlichting is het nog onduidelijk wanneer die gebruiksklaar zal zijn. Het niet voorzien van douches in de nieuwe turnzaal is een gemiste kans. Gedurende twee en een halve dagen per week beschikt de school over een stedelijke sporthal op de Antwerpse linkeroever. Dat biedt weliswaar enig soelaas, maar blijkt onvoldoende om alle noden weg te werken. Vanwege de versleten betegeling is de speelplaats onbruikbaar als sportterrein. Er is acuut struikel- en valgevaar door oneffenheden, geulen en gaten. De speelplaats zou in de zomer van 2004 heringericht worden. Binnen een haalbare afstand van de middenschool bestaan onvoldoende faciliteiten om regelmatig zwemlessen te roosteren. Die eindtermen worden niet gerealiseerd. Indien de school er niet slaagt om een minimaal aantal uren zwemmen in te richten, is het wenselijk om oplossingen in het kader van vakoverstijgende projecten en extramurosactiviteiten te onderzoeken. Vergelijkbare vaststellingen aangaande het vak lichamelijke opvoeding werden eerder, in het doorlichtingsverslag van 1997, ook al vermeld. De situatie veranderde tot op heden nauwelijks. Meer aandacht voor sport, beweging en gezondheid vanuit alle beleidsniveaus en een spoedige vertaling ervan naar concrete acties en definitieve realisaties zijn nodig. Werkpunten •
De sportinfrastructuur aanpassen volgens de objectieve noden.
•
Maatregelen treffen om de eindtermen zwemmen te realiseren.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 29
3.2
Vakoverschrijdende eindtermen - vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen
De vakoverschrijdende eindtermen worden goed nagestreefd. Er zijn veel sterke punten. Er zijn ook een aantal minpunten. De sterke punten wegen echter duidelijk zwaarder door dan de minder sterke punten.
Planning De werking rond de vakoverschrijdende eindtermen vertrekt vanuit een visie met een tamelijk breed draagvlak en verloopt volgens een gestructureerde planning. Een studiedag (schooljaar 2000-2001) en het sensibiliseren van de vakgroepen vormden hiervoor het startsein. Er is intussen een vrij goede doorstroming van overwegend praktisch-organisatorische informatie. Tegenwoordig komen de meeste eindtermen uit de verschillende thema’s aan bod en worden vrijwel alle leerlingen bereikt. De meeste vakken en de vele intra- en extramurosactiviteiten dragen hiertoe bij. In eerste instantie besteedde het schoolteam aandacht aan de clusters leren leren en sociale vaardigheden. De vakgroepen inventariseerden de behandelde eindtermen en vervolgens werden nieuwe initiatieven ontwikkeld om de gedetecteerde hiaten op te vullen. Van de leraren wordt verwacht dat zij de vakoverschrijdende eindtermen in hun jaarplanning opnemen. In projectondersteunende documenten worden verwijzingen naar de vakoverschrijdende eindtermen verwerkt. Jammer genoeg worden vakgebonden doelen hierin buiten beschouwing gelaten. Uitvoering De coördinatie van de vakoverschrijdende eindtermen is in handen van een lid van het ondersteunend personeel met bewonderenswaardige inzet en behoorlijke deskundigheid. Structureel wordt echter onvoldoende tijd voor de invulling van die functie vrijgemaakt. Daarnaast is een werkgroep vakoverschrijdende eindtermen actief in de school - in feite een onderdeel van de beleidswerkgroep. Het gevaar dat de behandeling van aan de vakoverschrijdende eindtermen gerelateerde onderwerpen al te vaak in de beladen agenda van de beleidswerkgroep verzandt, is reëel. De pedagogisch-didactische ondersteuning voor de implementatie van de vakoverschrijdende eindtermen wordt bij voorkeur geïntensifieerd. De activiteiten op schoolniveau hebben betrekking op de meeste vakoverschrijdende eindtermen en worden er veelal expliciet aan gerelateerd. Door een aantal projecten tweejaarlijks alternerend te programmeren (v.b. initiatieven met betrekking tot milieu en gezondheid), bereiken de verschillende thema’s uiteindelijk alle leerlingen. De aangeleerde vaardigheden m.b.t. leren leren worden via studietips per vak naar het vakniveau vertaald. De beleidsoptie om de na te streven vakoverschrijdende eindtermen in de jaarplannen op te nemen en doelbewust te implementeren, wordt veelal opgevolgd. In bepaalde vakken gebeurt dit weliswaar consequenter dan in andere. Evaluatie De concretisering van de vakoverschrijdende eindtermen op schoolniveau wordt door de coördinator systematisch geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. De projecten worden aan de hand van een vragenlijst door de leraren beoordeeld. Uit de ingeleverde formulieren blijkt dat overwegend praktisch-organisatorische items en niet de implementatie van de vakoverschrijdende eindtermen becommentarieerd worden. Hoe de evaluatie op vakniveau verloopt, is minder duidelijk. Daardoor zijn vooral daar hiaten mogelijk. Vanaf het volgende schooljaar wil men via een bevraging van de leerlingen evalueren in welke mate tijdens de lessen aan de vakoverschrijdende eindtermen gewerkt wordt. Hoewel dit een zinvol initiatief is, zal dat niet volstaan om tot een integrale evaluatie te komen. Voorbeeld van goede praktijk • De gecoördineerde aanpak en de structurele onderbouw van de initiatieven op schoolniveau en het behoorlijke bereik ervan. Werkpunt • De concretisering van de vakoverschrijdende eindtermen op vakniveau beter coördineren en opvolgen. Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 30
3.3
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Vele beleidsopties krijgen langzaam gestalte in de lessen. Curriculum De leerplannen worden ontstoft als vertaling naar leerlingen en dat is een pluspunt. Leerplannen zijn richtinggevend, maar in een paar vakken overheerst het leerboek. Alhoewel muzische vakken (plastische, muzikale en lichamelijke opvoeding) omwille van hun niet-verbale expressiemogelijkheden op deze school extra zouden moeten uitblinken, is dat zeker niet het geval, precies omwille van leerplanrealisatie en samenhang. Op het vlak van samenhang kan nog een en ander verbeterd worden, vooral wat samenwerking tussen een aantal vakken betreft. De vakoverschrijdende eindtermen komen aan de orde. Heel wat lessen worden ondersteund met leermiddelen. De integratie van ict zit voor een paar vakken op het goede spoor, in andere is er zeer weinig van te merken. In de realisatie van het taalbeleid zijn de leraren Nederlands – in het gewoon en in het onthaalonderwijs - op deze school spilfiguren, maar o.a. de leraren wetenschappen werken concreet mee. Met de totale scholengemeenschap Zuid werd – met ondersteuning van de netbegeleiding en de werking rond gelijke kansen - gewerkt rond taalbeleid en de integratie ervan in de vakken. Leesvaardigheid in de les was daarbij de eerste invalshoek. Tijdens de schooldoorlichting kregen de leerlingen in de lessen matig tot voldoende de gelegenheid tot spreken. Leerlingenagenda's zijn meestal volledig en correct ingevuld en de controle op taal en inhoud is merkbaar. Tijdens de vorige doorlichting werd vastgesteld dat het leerlingen en vaak ook leraren met een Antwerpse tongval spraken en dat is uiteraard nog het geval. De voorzieningen op schoolniveau leiden tot een gestructureerde en gerichte aanpak en leraren zeggen dat ze veel zicht hebben op de stand van zaken. De bijbehorende administratie voor het taalpaspoort ervaart men wel als taakverzwaring. Leerlingenbegeleiding Er heerst een rustig en veilig groepsklimaat waarin alle leerlingen zich goed kunnen voelen. De leerlingen kunnen doorgaans leraren aanspreken; soms echter is dat minder het geval. Oud-leerlingen komen op bezoek en spreken hun ex-leraren aan. Alle leerlingen worden op een gelijkwaardige wijze behandeld, meer nog, de school streeft daar uitdrukkelijk naar. Het leerklimaat krijgt de meest wenselijke eigenschap, m.n. leerlinggerichtheid, ondersteund door de algemene werking op schoolniveau. Het komt er nu op aan het evenwicht tussen te halen doelen en de noden van het atypische leerlingenpubliek te vinden en te behouden. Afwisseling in werkvormen en leermiddelen en activering van leerlingen mag dus nog veel groter worden. Momenteel is er voldoende interactie met en tussen leerlingen, de sturing door leraren blijft vaak terecht sterk. De lessen zijn voldoende gestructureerd. Differentiatie gebeurt in de eerste plaats extern in niveaugroepen, en dan nog is er in de lesgroep zelf voldoende aandacht om op verschillen in te spelen. De school is zich goed bewust van de nood aan adaptief werken streeft dus naar succesbeleving van leerlingen. De leerlingen passen principes toe van leren leren en oefenen een studiemethode in, o.a. via vakspecifieke studietips. Screening en opvolging van leerlingen krijgen vorm. Mogelijke leerproblemen en/of psychosociale problemen worden opgelost en/of gesignaleerd aan de cel leerlingenbegeleiding. Leerlingen nemen kennis van studie- en loopbaanmogelijkheden en leren kiezen. De school biedt voldoende mogelijkheden om leerlingen met de school en maatschappij te confronteren.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 31
Leerlingenevaluatie De beheersing van de eindtermen, ontwikkelingsdoelen, leerplandoelstellingen en andere doelen wordt getoetst, maar er zijn in die toetsing toch nog te vaak afwijkingen op letter en geest van de leerplannen. In dat geval stelt men zich vaak te eng en/of te schools op. Men evalueert globaal kennis, vaardigheden en attitudes. In de toetsing is de vraagstelling duidelijk en voldoende gevarieerd. De leerlingen krijgen tijdens en na de leeractiviteiten voldoende positieve terugkoppeling over hun vorderingen. De samenwerking rond toetsing opent mogelijkheden om de transparantie ervan te verhogen en de afstemming op leerplandoelen en andere doelen te verfijnen. Spreiding en frequentie in de toetsing is er: de school ziet de weg van de permanente evaluatie liggen en is klaar om die te bewandelen, mits aanschaf van landkaarten en aanwezigheid van competente gidsen. Interne kwaliteitszorg kernproces De school bewaakt haar eigen kwaliteit. De leraren zijn zich bewust van de te verbeteren punten.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 32
4
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
4.1
Schoolrendement
Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement goed. Dit blijkt niet uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters of de doorstroming naar de tweede graad, maar wel uit de voortgang die leerlingen maken.
Het attesteringsbeleid verloopt conform de regelgeving. Attestering en oriëntering functioneren voldoende, ondanks het minder schools gerichte leerlingenpubliek. De attestering van de leerlingen wordt duidelijk en relatief omstandig gemotiveerd. Attestering 1ste graad 100,0% 80,0% 60,0% 40,0% 20,0% 0,0%
Gem. School A-att.
B-att.
C-att.
Uitgest.
Gem.
85,7%
10,9%
3,4%
2,7%
School
64,9%
13,3%
21,7%
0,0%
Over de laatste vijf schooljaren reikt de school gemiddeld 64,5 % A-attesten, 13,3 % B-attesten en 21,7 % C-attesten uit. In deze periode zijn de uitgestelde beslissingen verdwenen. Het hoeft geen betoog dat het hier gaat om een atypische school, waarvoor algemeen gangbare regels en normen vaak potsierlijk overkomen. Opvolging van voortgang van leerlingen en daaraan gekoppelde verlenging van de leertijd om een graadgetuigschrift te verwerven kunnen zinvol zijn. De doorstroming naar de tweede graad is zeer divers en er is gewoonlijk weinig overgang naar ASO. De school volgde eenmaal de cohorte op die in juni 2002 een eerste jaar vervolgonderwijs achter de rug had. Van de leerlingen die het advies van de school volgden, behaalde nagenoeg iedereen een Aattest. Samen met anderen die iets anders kozen, zijn er een 58% van de leerlingen die een A-attest halen. Naast een aantal uitvallers zijn er dan nog telkens ongeveer 13% B- en C-attesten. Opmerkelijk in deze school is het veel voorkomende traject onthaaljaar-1B-1A. In de overgang van de eerste leerjaren A en B verliest men respectievelijk een 20 en 50% leerlingen. Dit betekent dat de retentiviteit7 zeer klein is. Hierbij moet in rekening genomen worden dat er 4 Bklassen en 5 onthaalklassen zijn. Dit schooljaar zijn er een 90-tal leerlingen met 1 jaar leerachterstand, een 40-tal met 2 jaar en een 20tal met 3 jaar. Over de laatste vijf schooljaren waren er 17% zittenblijvers (tegenover 4,5% gemiddeld voor de eerste graad in Vlaanderen). Over de schooljaren 1998-99 tot en met 2000-01 bijvoorbeeld waren er in 1A 9% en in 2A 8,5% zittenblijvers. Naast overzitten zijn er heel wat 1A-leerlingen die naar het beroepsvoorbereidend leerjaar overgaan. Er zijn heel wat schoolverlaters met B- en C-attest, zowel in de eerste als in de tweede leerjaren A en B.
7
Retentiviteit eerste graad: het percentage leerlingen, gestart in het eerste leerjaar van de eerste graad dat in dezelfde school al dan niet met vertraging het getuigschrift eerste graad behaalt. Retentiviteit tweede en derde graad: het percentage leerlingen, gestart in het eerste leerjaar van de tweede graad ASO, BSO, TSO, dat in dezelfde school al dan niet met vertraging een einddiploma secundair onderwijs behaalt.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 33
4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen zijn het resultaat van gesprekken afgenomen bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per graad. Hun meningen zijn gegroepeerd in vier schalen, op hun beurt onderverdeeld in verschillende subschalen. Dit algemeen welbevinden van de leerlingen werd vergeleken met de resultaten van soortgelijke enquêtes tijdens de doorlichtingen in het schooljaar 2002-2003.
Het algemeen welbevinden scoort lichtjes hoger dan het gemiddelde van de Vlaamse scholen. Dat resultaat moet gerelativeerd worden aangezien voor een aantal indicatoren een merkbaar lager welbevinden dan gemiddeld in Vlaanderen opgetekend werd. Soms contrasterende feedback toont aan dat de graad van welbevinden in een aantal gevallen leraar- of klasgebonden is. Dat kan een indicator zijn voor de mate van gelijkgerichtheid bij het toepassen en interpreteren van onderwerpen zoals: de infrastructuur, de leerlingenbegeleiding, de toepassing van het schoolreglement en de inspraak op klasniveau. Een meer gedetailleerd onderzoek geeft volgende resultaten. Beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau Globaal gezien voelen de leerlingen zich thuis in de klas en de school; zij vinden het schoolklimaat goed. Het leerproces, de infrastructuur en de activiteiten en inspraakmogelijkheden op schoolniveau worden positief beoordeeld. Een meerderheid is het er over eens dat de opvang bij problemen erg goed is. In het kader van de studiebegeleiding wordt vooral het vak Nederlands gesmaakt. Vuile toiletten, een kleine speelplaats en de grote afstand naar de refter (negende verdieping) temperen de tevredenheid over de infrastructuur enigszins. De inspraak op klasniveau, de contacten met de leraren en de regelgeving scoren veeleer laag. De leerlingen vinden dat in een aantal vakken onvoldoende uitleg gegeven wordt en zelden een respons op gestelde vragen komt. Naar hun zeggen wordt vlug en veeleer streng gestraft. De strafmaat zou vaak niet in verhouding tot de inbreuk staan. Beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma Zowel het leerprogramma, de studiedruk als het puntensysteem oogsten bijval. Dat neemt niet weg dat de leerlingen de lessen leraarafhankelijk saai en weinig stimulerend vinden. Velen vinden de toetsfrequentie hoog, vooral in periodes net vóór de rapporten. Opvallend en deels contrasterend met de vorige uitspraken is dat de leerinhouden en het programma wel sterk geapprecieerd worden. Het gedrag van medeleerlingen Het gedrag van de medeleerlingen wordt negatief beoordeeld. Deze indicator scoort ver beneden de Vlaamse curve. Er wordt geklaagd over pesterijen, vechtpartijen, spijbelen en storend gedrag tijdens de lessen. Het sanctionerend optreden en de bestraffing missen blijkbaar doel. Een veeleer curatieve en opvoedkundige interpretatie en toepassing van de schoolregels werpt misschien meer vruchten af. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden De beleving en tevredenheid met betrekking tot vrienden ligt iets beneden het Vlaams gemiddelde. De meeste leerlingen hebben vrienden op school en voelen zich aanvaard. Over pesten en onbegrip wordt door enkelingen geklaagd. Personeel Er werd een gesprek gevoerd met 18 leraren uit niet-doorgelichte vakken en afzonderlijk met 6 leden van het ondersteunend personeel. Er waren tevens verschillende leden van de beleidswerkgroep aanwezig. De bevraagde items zijn ontleend aan het CIPO-kader.
Communicatie Algemeen vinden leraren en het ondersteunend personeel de communicatie voldoende. Ze zijn in mindere mate op de hoogte van de visie en het gevoerde beleid in de school en geven in grote getale aan dat de kwaliteit, de snelheid en de efficiëntie van de informatie te wensen overlaat, o.a. omwille van de veelvuldige informatiekanalen en de daarmee samengaande versnippering. Een massa papier en verslagen allerhande zou te veel zijn van het goede. De meerderheid van de bevraagde personeelsleden beklaagt zich over de wisselwerking tussen beleid en personeel; het eenrichtingsverkeer zou gedragenheid van beslissingen beperken. De informatie vanuit begeleidingsdiensten en inspectie Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 34
dringt niet voldoende door. Over de snelheid en efficiëntie van problemenbehandeling zijn een aantal mensen tevreden, maar een groter aantal spreekt zich daarover minder gunstig uit. In de toelichting komt nog maar eens naar voren dat de slapende school te snel wakker geschud is en dat integratie van een aantal vernieuwingen nog tijd nodig heeft. Participatie Algemeen wordt de eigen betrokkenheid bij de school positief ingeschat. De mogelijkheid tot participatie en de kansen om actief mee te werken binnen de school worden evenwel als te klein ingeschat. Kennis over de wijze waarop beslissingen tot stand komen en van verantwoordelijken i.v.m. schoolwerking wordt deels positief, deels als dubieus weergegeven. Uitvoering van beslissingen wordt eveneens dubieus benaderd. Een aantal personeelsleden zien de beleidswerkgroep als erg bepalend en men twijfelt zelfs aan de inspraakmogelijkheden van die groep. Doelmatigheidsbeleving De personeelsleden vinden overwegend dat de school haar taak goed realiseert en dat er voldoende competentie in huis is. Er is voldoende bewustzijn over de gemeenschappelijke doelen en werkwijzen. De meerderheid vindt dat ze goed functioneert, o.a. door voldoende professionalisering en betrokkenheid i.v.m. onderwijskwaliteit. De kansen tot professionalisering worden als voldoende ingeschat, evenals het zicht op vakgebonden en vakoverschrijdende doelstellingen. De realisatie van de doelstellingen economie, wiskunde en geschiedenis wordt als minder makkelijk omschreven. Voor het vak lichamelijke opvoeding worden terecht opmerkingen gemaakt i.v.m. de infrastructuur. Voor geschiedenis beschikt de school wel over een gedoogakkoord tussen inspectie en begeleidingsdienst. De samenwerkingsgraad op de school wordt als minder goed ingeschat. Arbeidsklimaat Dit item staat op deze school onder zware druk. De verdeeldheid over graag op deze school werken is groot. Dat geldt ook voor de tevredenheid over het evenwicht tussen de belangen van de school en de eigen behoeften en voor de omvang van de taaklast. Algemeen ervaart men de verstandhouding tussen de collega's en met het schoolbeleid als onvoldoende. Dat wordt ondersteund door de doorslaggevende ontevredenheid over het opnemen van taken en verantwoordelijkheden door de personen die dat moeten doen. Een aantal gesprekspartners wijzen vaak naar de directie en vermelden eens te meer naar de vermoeidheid en de stress die ze ervaren. Het enige echte lichtpunt is de bijna algemene mening dat men hier voldoende initiatieven kan nemen. Externe partners Er werden gesprekken gevoerd met 16 ouder en met één personeelslid van het centrum voor leerlingenbegeleiding. Op ouderparticipatie werd zelden ingegaan. De bevraagde items zijn ontleend aan
het CIPO-kader. Communicatie De ouders beoordelen de wederzijdse communicatie met de school overwegend positief. Dat betekent dat zij goed en op tijd geïnformeerd worden, en dat ze zelf ook informatie kunnen verstrekken. Ze vinden ook dat de school problemen snel en efficiënt behandelt, dat de leerlingen goed onthaald worden en dat het schoolreglement voldoende duidelijk is. Toch kent ongeveer de helft van de bevraagde ouders het studieaanbod van school en scholengemeenschap niet. Eveneens valt de frequentie op van ouders die meer oudercontacten wensen, en er zijn een paar vragen naar een contact op afspraak. Er wordt wel aangegeven dat informele contacten mogelijk zijn. Een paar bevraagden geven ook weer dat zij niet weten bij wie ze terecht kunnen als er een probleem rijst, en er is ook vraag naar meer duidelijkheid in de rapportering. Als belemmering in de communicatie wordt de taalbarrière aangegeven, evenals werkuren die samenvallen met de schooltijden. De vertegenwoordiger van het centrum voor leerlingenbegeleiding vindt dat de communicatie met leraren vandaag goed loopt. Ze benadrukt dat de gezinnen waarin de leerlingen leven moeilijk bereikbaar zijn. Participatie De taalbarrière is uiteraard ook hier belemmerend, evenals de zorg om het eigen leven in goede banen te leiden. Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 35
Doelmatigheid De ouders zijn vaak niet echt op de hoogte van het schoolsysteem, de doelen incluis. Ze hebben weinig tot geen zicht op slaagkansen in het vervolgonderwijs en kunnen er zich ook niet over uitspreken. Dat het hier om een middenschool en om onderwijs voor anderstalige nieuwkomers gaat, speelt zeker een rol. Toch zou de school zich kunnen toeleggen op informatieverstrekking hieromtrent. Alle bevraagden zijn wel tevreden over de schoolsfeer, de begeleiding van leerlingen en de sport- en ontspanningsmogelijkheden. Een enkeling vindt de schoolbijdrage te hoog, een andere vindt dat er meer culturele activiteiten moeten zijn en nog een andere vindt dat er te weinig zijn. De ouders geven een paar redenen aan voor de keuze van de school: de mondelinge reclame door kennissen en vrienden, de mondelinge reclame voor onderwijs in het Nederlands voor anderstaligen en advisering door de school waar de leerling voordien school liep. De clb-medewerker is tevreden over de samenwerking met de school. Zij geeft aan dat er sinds een paar jaar een positieve wending is, vooral in de structurering van de werking.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 36
5
CONCLUSIES
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De geur van vernieuwing in de school.
•
De sterke delegatie van taken en verantwoordelijkheden.
•
De veerkracht van alle personeelsleden.
•
De algemene opvolging van leerlingen.
•
Het taalpaspoort en -folio als evaluatie- en volgsysteem.
•
De ruime vakoverschrijdende vorming.
•
De aanzet tot interne kwaliteitsbewaking.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
Het schoolbeleid, meer bepaald het onderwijskundig beleid, meer in consensus en geleidelijk laten verlopen.
•
De oorzaken van de communicatiestoornissen tussen beleid en personeel en tussen personeelsleden wegwerken.
•
De repressieve sanctioneringscultuur ombuigen naar een pedagogisch-didactische aanpak waarbij inzicht en bekrachtiging centraler staan.
•
De evaluatiepraktijk t.a.v. leerlingen herzien en systematiseren.
•
Ruimte en groen creëren.
•
De douches en kleedkamers moderniseren.
•
De kookklas aanpassen.
5.2.2 Dringende actiepunten Voor veiligheid en hygiëne •
De ingrepen die het brandpreventieverslag voorschrijft, uitvoeren.
•
De temperatuurregeling in de leslokalen optimaliseren.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 37
6
ADVIES
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van de Stedelijke Middenschool 1 in Antwerpen komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet Vakoverschrijdende eindtermen De school levert voldoende inspanningen om de vakoverschrijdende eindtermen bij haar leerlingen na te streven (visieontwikkeling, planning, uitvoering, evaluatie en bijsturing). Regelgeving De naleving van de regelgeving voldoet. Veiligheid en hygiëne De veiligheid en hygiëne voldoet voor de organisatie van het welzijnsbeleid, voor het aankoop- en indienststellingsbeleid en voor hygiëne en gezondheid; ze voldoet niet voor de leer- en werkomgeving.
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van de Stedelijke Middenschool 1 in Antwerpen brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en subsidiëring:
ADVIES GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2003-2004, 2004-2005 en 2005-2006 Voor de hele school omwille van veiligheid en hygiëne. De school moet - de ingrepen die het brandpreventieverslag voorschrijft, uitvoeren; - de temperatuurregeling in de leslokalen optimaliseren.
Vanaf 1 september 2006 moet de school aantonen dat de tekorten weggewerkt zijn.
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
Jenny Van Hoey
Mark Wouters
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 38
7
BIJLAGE
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op vrijdag 20 augustus 2004.
De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen.
Alle andere belangstellenden hebben eveneens inzagerecht en kunnen een kopie van dit verslag krijgen door een aanvraag te richten aan Mevr. Christine Van Parijs Hendrik Consciencegebouw, lokaal 2A09 Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL
[email protected] Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van het eigene van een schooldoorlichting waarbij getracht wordt de eigenheid van de school maximaal te respecteren.
Juni 2004
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 39